Voorschriften voor
gecombineerde meterkast in eengezinswoningen
Behorend bij: ‘Aanwijzingen voor aansluiting op het openbare drinkwaterleidingnet’
1
Toepassing
1.1
Deze voorschriften omschrijven de eisen die gesteld worden aan gecombineerde meterkasten mat mantelbuizen voor de nutsvoorzieningen in eengezinswoningen. De voorschriften zijn niet van toepassing op: gestapelde bouw, woongebouwen, andere dan voor bewoning bestemde gebouwen en gebieden met stadsverwarming. Uitgangspunt voor deze richtlijnen is de in de NEN 2768 norm beschreven “Inrichting met mantelbuizen”.
2
Plaats
2.1
Situering in de woning: de meterkast moet vanuit de hal of gang toegankelijk zijn en binnen een afstand van 3,00 meter van de hoofdtoegang op gelijk niveau met de hoofdtoegang worden geplaatst.
2.2
Lengte van de aansluitleidingen: de lengte van de aansluitleidingen, gerekend van het invoerpunt in de woning tot in de meterkast mag - horizontaal gemeten niet meer bedragen dan 3,00 meter.
2.3
Obstakels in en boven de meterkast: in de meterkast en de zich daarboven bevindende ruimte mogen geen obstakels zoals balken en afvoerleidingen aanwezig zijn, dan wel worden aangebracht, waardoor een vrije leidingloop wordt gehinderd.
2.4
Vorstvrijheid: de meterkast waarin waterapparatuur wordt opgenomen, moet vorstvrij zijn. De afstand tussen de doorvoer van de wateraansluitleiding door de vloer van de meterkast en de binnenzijde van de buitenmuren moet minstens 0,70 meter bedragen.
3
Functionele eisen
3.1
Maatvoering en indeling: de meterkast moet netto binnen-afmetingen hebben van 0,75 meter breed x 0,31 meter diep x 2,10 meter hoog. Voor de indeling en de maatvoering verwijzen wij u naar de afbeeldingen in deze uitgave.
3.2
Afsluitbaarheid: de meterkast moet afsluitbaar zijn. De dagmaat van de opening moet tenminste 0,70 meter x 2,00 meter zijn. De verticale hartlijn van de opening moet gelijkliggen met de verticale hartlijn van de achterwand.
De voorschriften in deze brochure komen overeen met de gemaakte afspraken tussen de nutsbedrijven in alle provincies.
2
Voorschriften gecombineerde meterkast in eengezinswoning
Voorschriften gecombineerde meterkast in eengezinswoning
3
750
310 50
320
750 720 ≥ 18
590
≥ 18
510 430 160 ≥ 18
310 265 210 155 100
Electra
Zijwand
E
G
E
G
C
C W
W
T
T
45 75
Achterwand
675 705 750
1600
CAI
30 Achterkant
Em 2100
2100
Telecom
1600
≥ 18
S
36
IL
1300 1100
Plaats mantelbuizen
900
Gm
Prefab bodemplaat
100
Wm
≥ 18
Prefab bodemplaat
Achterkant ≥ 18
Water 150
Afgewerkte vloer
750 330
≥ 20
700
Gas
Maaiveld
500
310
Maaiveld
S
S
1000
≥ 100 Zones installatieleidingen
Verklaring:
Telecom Water CAI Gas Elektra
≥ 500
Mantelbuis Water
= Ruimte voor installatieleidingen
EM
= Ruimte voor CAI-, elektrische- en telecomapparatuur
GM
= Ruimte voor gasapparatuur
WM = Ruimte voor waterapparatuur E
= Sparing t.b.v. aansluitleiding elektra
Diameter / Wanddikte
Buigstraal (r)
Materiaal / Keur
W
= Sparing t.b.v. aansluitleiding water
Elektriciteit
50 x 3,2
500
PVC / KOMO
G
= Sparing t.b.v. aansluitleiding gas
Gas
63 x 3,0
500
PVC (A)-CPE / GIVEG*
C
= Sparing t.b.v. aansluiting centrale antenne inrichting
Water
50 x 3,2
750
PVC / KOMO
T
= Sparing t.b.v. aansluiting telecom
Telecom
50 x 3,2
500
PVC / KOMO
S
= Zone voor installatieleidingen
CAI
32 x 3,2
500
PVC / KOMO
*
= Buismateriaal conform keuringseis 10
Mantelbuizen
4
IL
Voorschriften gecombineerde meterkast in eengezinswoning
Voorschriften gecombineerde meterkast in eengezinswoning
5
3.3
3.4
Zij- en achterwanden: zowel de zijwanden als de achterwand van de meterkast moeten bestaan uit, dan wel bekleed zijn met, hout of multiplex met een dikte van tenminste 18 mm (kwaliteit volgens NEN 3278, duurzaamheidsklasse minimaal interieur 2). Ventilatie: In een gesloten meterkast moeten aan de boven- en onderzijde, bij voorkeur spleetvormige, ventilatie-openingen aanwezig zijn, met een vrije doorlaat van elk 100 cm2. De ventilatie-opening aan de onderzijde mag niet meer dan 0,20 meter boven de vloer en de ventilatie-opening aan de bovenzijde niet lager dan 0,20 meter van de bovenkant van de afsluiting zijn aangebracht.
5
Installatie- en overige leidingen
5.1
Algemeen: Installatieleidingen dienen in de daarvoor bestemde zones te worden aangebracht. Ze mogen de meterkast niet doorkruisen en niet in de vloer van de meterkast worden gelegd. Voor de juiste plaatsen verwijzen wij u naar de afbeelding op de tekening van deze brochure.
5.2
Watervoerende leidingen: in de ruimte boven of onder in de meterkast mogen zich geen liggende watervoerende leidingen bevinden.
5.3
Aardingsvoorziening: Bij het gebruik van een prefab bodemplaat moet voor de aardingsvoorziening de vrije sparing voor de cai-aansluiting worden gebruikt. Wanneer deze voorziening buiten de woning komt, moet een mantelbuis worden aangebracht conform het bepaalde in 4.2 - 4.3. Na het aanbrengen van de aardleiding moet de mantelbuis aan de buitenzijde gasbelemmerend worden afgedicht.
3.5
Vloer: de vloer van de meterkast moet zijn uitgevoerd als prefab bodemplaat of in glad afgewerkt beton.
4
Mantelbuizen
4.1
Uitvoering: de mantelbuizen moeten voldoen aan de in de tabel op de tekening van deze brochure aangegeven maatvoering, buigstraal en materiaalkwaliteitskeuren.
5.4
Vrije sparing: Bij gebruik van een prefab bodemplaat kan in overleg met het betreffende nutsbedrijf de vrije sparing voor de installatieleiding worden gebruikt. Het doorboren van de prefab bodemplaat is niet toegestaan.
4.2
Plaatsing mantelbuizen: voor alle aansluitleidingen moeten de mantelbuizen door en voor rekening van de aannemer / opdrachtgever worden aangebracht, overeenkomstig de afbeeldingen op de tekening van deze brochure. De mantelbuizen moeten in de gevelconstructie blijvend gasbelemmerend worden aangebracht en zodanig in de meterkastvloer zijn verankerd, dat ze niet kunnen wegzakken. Onverminderd het bepaalde in 2.4 moeten de mantelbuizen standaard links op de daarvoor aangegeven plaatsen worden aangebracht, tenzij met het betreffende nutsbedrijf anders is overeengekomen.
5.5
Overige voorzieningen: meterkasten mogen behalve de leidingen die nodig zijn voor de erin geplaatste apparatuur voor de nutsaansluitingen uitsluitend een voorziening bevatten van een elektrische bel.
6
Afwijkingen
6.1
Indien niet aan bovenstaande voorschriften kan worden voldaan, moet in het ontwerpstadium worden overlegd met Brabant Water N.V.
4.3
6
Afdichten mantelbuizen: de mantelbuizen moeten tijdens de bouwfase zowel buiten de gevel als in de meterkast zijn afgedicht met goed afsluitende kunstdoppen.
Voorschriften gecombineerde meterkast in eengezinswoning
Voorschriften gecombineerde meterkast in eengezinswoning
7
Brabant Water N.V.
Telefoon 073 683 88 88 Fax 073 683 89 99 Internet www.brabantwater.nl
Postadres Postbus 1068 5200 BC ’s-Hertogenbosch
I008/01