Inleiding
Gebruikershandleiding voor de scanner Versie 1.0
Voor A4-scanner met adapter voor transparanten
•Hardware •Software •Installatie •Gebruik
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE ................................................................II INLEIDING .............................................................................V HET WERKEN MET DEZE HANDLEIDING.................................... VI DE OPBOUW VAN DEZE HANDLEIDING .................................... VII EEN OPMERKING OVER PICTOGRAMMEN ................................. VII TECHNISCHE GEGEVENS ....................................................... VIII COMPUTERVEREISTEN .......................................................... VIII INHOUD VAN DE VERPAKKING................................................. IX HOOFDSTUK I. HARDWARE-INSTALLATIE ....................0 HARDWAREVEREISTEN .............................................................1 DE SCANNER HARDWARE INSTALLEREN ....................................2 DE ADAPTER VOOR TRANSPARANTEN INSTALLEREN*.................4 HOOFDSTUK II. DE SOFTWARE INSTALLEREN.............6 VEREISTEN VOOR DE INSTALLATIE VAN DE SOFTWARE...............7 DE INSTALLATIE VAN DE SOFTWARE .........................................7 Problemen oplossen bij het installeren van de software ........8 Additionele software installeren...........................................8 HOOFDSTUK III. GEBRUIK EN ONDERHOUD ...............10 WERKEN MET DE SCANNER .....................................................11 De scanner testen ..............................................................12 De printer testen................................................................15 HET PROGRAMMA SCANNER UTILITY......................................16 ii
Inleiding Inleiding............................................................................18 I/O-adres van de parallelle poort.......................................18 Fysieke verbinding ............................................................19 BIOS-instellingen ..............................................................19 Poorten wijzigen in de Scanner Utility ...............................20 Parallelle poortmodus .......................................................20 BIOS-instellingen wijzigen.................................................21 Modi wijzigen in de Scanner Utility ...................................22 ONDERHOUD..........................................................................23 HET DEKSEL VERWIJDEREN.....................................................23 DE ADAPTER VOOR TRANSPARANTEN GEBRUIKEN*..................24 De positiehouders..............................................................24 Belangrijke opmerkingen over het scannen van negatieven.26 HOOFDSTUK IV. DE TWAIN-INTERFACE.......................28 TWAIN: INTRODUCTIE ..........................................................29 TWAIN SELECTEREN .............................................................31 ONDERDELEN DIALOOGVENSTER TWAIN...............................31 VENSTER GEAVANCEERDE INSTELLINGEN ...............................42 Venster Voorkeuren...........................................................43 Geavanceerde vensters voor kleurcorrectie........................48 Scantips ............................................................................58 HOOFDSTUK V. DE SCANNERSOFTWARE.....................60 OVERZICHT............................................................................61 HET HULPPROGRAMMA KOPIËREN ..........................................63 Over het hulpprogramma Kopiëren....................................63 Zo gebruikt u het hulpprogramma Kopiëren.......................65 iii
Inleiding Instellingen van het hulpprogramma Kopiëren...................66 HET HULPPROGRAMMA FAX ...................................................70 Over het hulpprogramma Fax............................................70 Zo gebruikt u het hulpprogramma Fax...............................70 Instellingen hulpprogramma Fax .......................................72 DE BEELD-EDITOR - MGI PHOTO SUITE SE .............................75 Het programma openen .....................................................75 Een afbeelding van de scanner krijgen...............................75 Basis beeldbewerking ........................................................76 De bewerkingsgereedschappen gebruiken ..........................76 Beelden opslaan ................................................................77 Afbeeldingen afdrukken .....................................................78 Scantip: Monitorgamma ....................................................78 BIJLAGE A: PROBLEMEN OPLOSSEN.............................80 SCANPROBLEMEN ..................................................................81 PROBLEMEN MET AFDRUKKEN ................................................94 VAAK GESTELDE VRAGEN.......................................................97 BIJLAGE B: KLANTENSERVICE EN AANSPRAKELIJKHEID............................................................101 VERKLARING VOOR BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID .............103 FCC RADIOFREQUENTIE VERKLARING ..................................105 CONTACTING US ...............................................................106
iv
Inleiding
Inleiding
Welkom in de wereld van Genius-scanners – de beste keuze in beeldbewerking. Met deze nieuwe scanner wordt uw dagelijkse computerwerk pas echt professioneel: u kunt nu beelden en tekst rechtstreeks in uw computer opnemen. Zoals dat met al onze producten het geval is, hebben wij uw nieuwe scanner uitvoerig getest, waarbij wij ook steunen op onze reputatie van onovertroffen betrouwbaarheid en tevredenheid van onze klanten. Registreer uw scanner. Dit kunt u op één van de volgende drie manieren doen: 1) Online via de website van Genius 2) De online registratiekaart afdrukken naar klantenservice van Genius 3) De registratiekaart afdrukken en direct opsturen naar Genius Als geregistreerde klant heeft u recht op onze klantenservice, nieuwe productinformatie en software upgrades. Op de laatste pagina van deze handleiding staat specifieke contactinformatie. Bedankt voor uw besluit ons te kiezen als leverancier van uw scanner. Wij hopen dat u zich ook tot ons zult wenden voor onze andere kwaliteitsproducten als uw behoefte aan computeraccessoires en uw belangstelling daarvoor groeit.
v
Inleiding
Het werken met deze handleiding In deze handleiding staan aanwijzingen en illustraties voor het installeren en werken met uw scanner. Wij adviseren u het hele hoofdstuk Hardware installatie, hoofdstuk I, te lezen voordat u begint met de installatie van de scanner. In hoofdstuk I staat hoe u de scanner op uw computer aansluit. Opmerking: De interface van de scanner wordt aangesloten op de Enhanced Parallel Port (EPP) / Extended Capabilities Port (ECP). Als uw computer geen EPP/ECP ondersteunt, koopt u een extra insteekkaart die wel EPP/ECP ondersteunt om de prestaties van de flatbedscanner optimaal te kunnen benutten. Hoofdstuk II behandelt het installeren van de software voor de scanner. In deze handleiding gaan wij ervan uit dat u bekend bent met het werken in een Microsoft Windows-omgeving. Als dat niet zo is, raden wij u aan uw Microsoft Windows handleiding te bestuderen voordat u met de scanner gaat werken. Lees na de installatie van de scannersoftware hoofdstuk III door waarin staat hoe u de TWAIN-interface van de scanner kunt gebruiken. TWAIN is een standaard voor het scannen en is momenteel een van de meest gebruikte technologieën bij de fabrikanten van scanners. Wij adviseren u om hoofdstuk III zorgvuldig door te lezen om meer te weten te komen over de scanfuncties van TWAIN. Nadat u heeft gelezen hoe u met TWAIN kunt werken, beschrijft hoofdstuk IV hoe u uw scanner kunt testen, onderhouden en reinigen. De bijlagen A en B bevatten technische informatie waarmee u de meest voorkomende problemen zelf kunt oplossen. Lees bijlage A: Problemen oplossen eerst door voor u hulp vraagt.
Inleiding
De opbouw van deze handleiding 1.
Vet — Belangrijke opmerking of de eerste keer dat een belangrijke term voorkomt in een hoofdstuk.
2.
HOOFDLETTERS — Opdrachten of verwijzingen naar uw computerscherm.
Een opmerking over pictogrammen In deze handleiding gebruiken wij de volgende pictogrammen om u attent te maken op informatie die speciale aandacht verdient. Gevaar. Procedures die zorgvuldig moeten worden gevolgd om Gevaar
verwondingen of ongelukken te voorkomen.
Pas op! Aanwijzingen die, indien ze niet worden opgevolgd, Pas op!
kunnen leiden tot verlies van gegevens of tot beschadigingen aan het product.
Schenk hieraan speciale aandacht. Belangrijke aanwijzingen Let op
voor het voorkomen van fouten.
vii
Inleiding
Technische gegevens •
Scanbereik: 216 mm x 297 mm
•
Koude kathodelamp (voor een lange levensduur)
•
Scanmethode: Doorvoer in één keer
•
36-bits kleuren
•
12-bits grijstinten
•
1-bits lijntekening (Zwart/wit)
•
Resolutie: 600 x 1200 dpi (19200 software geïnterpoleerd)
•
TWAIN compatibel
•
Aansluiting op printerpoort
•
Verbinding: Enhanced Printer Port (EPP)/Extended Capabilities Port (ECP)
•
Gewicht: 3,29 kg
•
1 jaar garantie (vanaf de aankoopdatum)
•
Te verwijderen klep
Computervereisten •
Windows/Intel compatibele Personal Computer
•
Pentium CPU of hoger
•
CD-ROM-station
•
16 MB RAM (32 MB aanbevolen)
•
110 MB vrije ruimte op de harde schijf (250 MB aanbevolen)
•
Enhanced Printer Port (EPP)/Extended Capabilities Port (ECP)
•
Windows 3.1x, Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation
•
Videokaart met ondersteuning van 16-bits kleuren of beter
viii
Inleiding
Inhoud van de verpakking 1.
Scanner
2.
Adapter voor de netvoeding
3.
Scannerkabel
4.
CD-ROM met installatieprocedure en toepassing •
Scannerinstallatie
•
Xerox TextBridge (OCR-software)
•
MGI Photo Suite SE (beeldbewerkingsoftware)
•
Adobe PhotoDeluxe (beeldbewerkingsoftware)
5.
•
Handleiding (Elektronische versie)
•
Registratieformulier (Elektronische versie)
Referentiegids
2
3 1 4 5
ix
Inleiding
Hoofdstuk I. Hardware-installatie
Hoofdstuk I. Hardware-installatie
Controleer voordat u de scanner installeert of u alle benodigde componenten heeft. Een paklijst is te vinden in het hoofdstuk Inhoud van de verpakking aan het begin van deze handleiding.
Scanner
Hardwarevereisten Uw scanner gebruikt een zogenaamde Enhanced Parallel Port-interface. Met deze EPP/ECP-interface kunt u net zo snel informatie in uw computer scannen als scanners die honderden guldens meer kosten en gebruik maken van interfacekaarten. Deze scanner werkt weliswaar ook met andere parallelle poortmodi, maar als de parallelle printerpoort van uw computer geen EPP/ECP ondersteunt, raden wij u aan een extra parallelle poort interface te kopen die de EPP/ECP-technologie wel ondersteunt. Daardoor kan de scanner maximaal presteren.
1
Hoofdstuk I. Hardware-installatie
De scanner hardware installeren Als u de scanner al heeft aangesloten, kunt u deze paragraaf overslaan. De volgende paragraaf beschrijft hoe u de scanner op uw computer en printer aansluit. Lees voor een zorgvuldige installatie de onderstaande aanwijzingen. ACHTERKANT VAN SCANNER
ACHTERKANT VAN COMPUTER
ACHTERKANT VAN PRINTER
Maak de printerkabel los van de computer en sluit die aan op de poort PRINTER aan de achterkant van de scanner
Stap 1.
De parallelle poort van de computer wordt aangesloten op de poort HOST van de scanner
Stap 2.
Sluit alle netvoedingskabels aan
Stap 3
Afbeelding 1. Het aansluiten van de scanner
2
Hoofdstuk I. Hardware-installatie
Gevaar
1.
Maak de netsnoeren van uw computer en printer los.
2.
Neem even de tijd om afbeelding 1 te bestuderen.
3.
Als u een printer heeft aangesloten op uw computer, moet u de kabel aan de achterkant van de computer losmaken.
4.
Vervolgens sluit u hetzelfde uiteinde van de losgemaakte printerkabel aan op de PRINTERPOORT aan de achterkant van de scanner (zie afbeelding 1, stap 1).
5.
Zorg ervoor dat de scannerkabel niet meer elektrostatisch is geladen door de metalen connector even tegen een metalen deel van uw computer te houden.
6.
Sluit de SCANNERKABEL aan op de scannerpoort waarop HOST staat (zie afbeelding 1, stap 2).
7.
Sluit de andere kant van de SCANNERKABEL aan op de parallelle printerpoort van de PC (zie afbeelding 1, stap 2).
Let op: Als er geen printer is aangesloten op uw computer of u weet niet zeker waar de parallelle Let op
(printer)poort zich bevindt, kijk dan in de handleiding die bij uw computer is geleverd onder parallelle poort, printerpoort of LPT1 (allemaal verwijzingen naar hetzelfde onderdeel).
3
Hoofdstuk I. Hardware-installatie
8. Nadat u de kabels voor de scanner en printer juist heeft aangesloten, kunt u de adapter voor de netvoeding aansluiten (zie afbeelding 1, stap 3).
9. Sluit de andere kant van de adapter aan op een gewoon stopcontact. Let op: Om energie te sparen, wordt de lichtbron van de scanner pas aangezet tijdens de initialisatie na het installeren Let op
van de software.
10. Steek alle overige netsnoeren in stopcontacten en zet de computer aan.
11. Installeer de scannersoftware (zie hoofdstuk II. Softwareinstallatie pagina ###).
De adapter voor transparanten installeren* (*Deze paragraaf heeft alleen betrekking op scanners met de mogelijkheid tot het scannen van doorzichten.) De adapter voor transparanten bevindt zich aan de onderkant van het scannerdeksel en is noodzakelijk bij het scannen van positieve of negatieve transparanten. Soms is de adapter voor transparanten al in uw scanner geïnstalleerd. Het aansluiten van de kabel volstaat dan om deze te activeren. Zie afbeelding 2 hieronder. 4
Hoofdstuk I. Hardware-installatie
Afbeelding 2. Zo sluit u de adapter voor transparanten aan Opmerking:
Uw printer wordt niet meer direct met uw
computer verbonden. In plaats hiervan wordt deze op de poort van de scanner aangesloten die op zijn beurt weer met de computer wordt verbonden. Dit wordt een daisychain of cascadeschakeling genoemd. Uw printer en scanner delen voortaan dezelfde poort en dezelfde kabel. Daarom kunt u niet meer tegelijk scannen en afdrukken. U computer wacht met afdrukken tot u klaar bent met scannen en vice versa.
5
Hoofdstuk II. De software installeren
6
Hoofdstuk II. De software installeren
Zorg dat de scanner op de juiste manier is aangesloten (zie hoofdstuk I, pagina 0), voordat u de software voor de scanner op uw computer installeert.
Vereisten voor de installatie van de software Bij uw scanner wordt scannersoftware, OCR-software, beeldbewerkingsoftware, een stuurprogramma voor de scanner en TWAIN-software geleverd. De software neemt na de installatie ongeveer 100 MB op de harde schijf in beslag. Voor een vlekkeloze installatie en het scannen en opslaan van afbeeldingen wordt een vrije schijfruimte van minimaal 250 MB aanbevolen.
De installatie van de software Het installatieprogramma INSTALL.EXE op de installatie CDROM moet worden uitgevoerd onder Microsoft Windows. Zodra Windows op is gestart, volgt u de onderstaande stappen om de software te installeren: 1.
Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station.
2.
Voor gebruikers van Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation: De CD-ROM start automatisch. Voor Windows 3.1x-gebruikers: In Programmabeheer selecteert u BESTAND, UITVOEREN en vult de letter van het CD-ROM-station in, gevolgd door een dubbele punt en INSTALL (bijvoorbeeld D:INSTALL).
3.
Volg de instructies op het scherm op om de software correct op 7
Hoofdstuk II. De software installeren uw systeem te installeren.
Problemen oplossen bij het installeren van de software Voer de stappen in deze gids en de Referentiegids, die bij uw scanner wordt geleverd, nauwgezet uit. Als u daarna nog ondersteuning nodig heeft, neemt u contact met ons op via één van de drie methoden op de laatste pagina van deze gids.
Additionele software installeren Uw scanner is TWAIN compatibel en werkt met nagenoeg alle beschikbare TWAIN compatibele software. Als u nieuwe software voor uw scanner aanschaft moet u er op letten dat deze voldoet aan de TWAIN standaard. Alleen voor gebruikers van Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation: selecteer de juiste TWAIN-bron als u nieuwe software installeert die gebruikt maakt van de scanner. Als u van plan bent meerdere programma's te gebruiken die direct afbeeldingen uit de scanner importeren, kies dan TWAIN als scanbron tijdens het installeren van de software en selecteer TWAIN als uw scanner. Opmerking: De 16-bits TWAIN-bron is bedoeld voor gebruik met Windows 3.1 "native" 16-bits scanprogramma's. De 32-bits TWAIN-bron is bedoeld voor het gebruik van de scanner met programma’s die exclusief voor de 32-bits Let op
besturingssystemen Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation zijn ontwikkeld. Aangezien onder Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation zowel 16-bits als 328
Hoofdstuk II. De software installeren bits programma’s kunnen worden uitgevoerd, moet u de juiste 16- of 32-bits TWAIN-bron voor het programma selecteren.
9
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
10
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
Werken met de scanner
Uw scanner is in staat om visitekaartjes maar ook tijdschriften in folioformaat te scannen. Er bestaat echter software die beperkingen kent ten aanzien van te verwerken informatie. De capaciteit van het geheugen in uw computer of de beschikbare ruimte op de harde schijf kan ook een beperking vormen voor de fysieke grootte van het document dat u kunt scannen. U kunt op twee verschillende manieren met de scanner werken: 1.
Vanuit een beeldbewerkingprogramma dat afbeeldingen kan importeren uit de scanner.
2.
Via het programma ScanManager dat automatisch als scannersoftware wordt geïnstalleerd.
De scanner moet in elke geval worden aangestuurd door een programma. En omdat alle documenten of afbeeldingen (tekst of plaatjes) die via de scanner worden verkregen door uw computer als afbeeldingen worden behandeld, zullen de meeste scanhandelingen waarschijnlijk worden uitgevoerd vanuit een beeldbewerkingprogramma, waarin u de gescande afbeeldingen kunt bekijken, aanpassen, opslaan en afdrukken. Op de installatie CD-ROM die bij uw scanner wordt geleverd, staat een beeldbewerkingprogramma. Installeer dit programma als u nog geen TWAIN-compatibel beeldbewerkingprogramma op uw computer heeft staan. En hoe zit het met het scannen en aanpassen van tekstdocumenten in een tekstverwerkingsprogramma? Dit is de rol van de Optical Character Recognition (OCR)-software. OCR-software converteert via het scannen van tekstdocumenten gemaakte grafische bestanden, in 11
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud tekstbestanden die in tekstverwerkers kunnen worden bekeken, aangepast en opgeslagen. Op de installatie CD-ROM staat ook een OCR-programma en als u de scanner op deze manier wilt gebruiken, zult u dit programma moeten installeren. Bij de scanner wordt ook andere software geleverd, waardoor u meer mogelijkheden krijgt. Deze andere programma’s, de hulpprogramma’s Kopiëren en Faxen, worden automatisch geïnstalleerd bij het programma ScanManager. Kijk voor meer informatie over deze beide programma’s in de betreffende paragraaf van deze handleiding of raadpleeg de on-line help van de ScanManager (rechtsklik in het venster ScanManager en selecteer Help).
De scanner testen Met de volgende testprocedure kunt u controleren of de scanner goed samenwerkt met uw computer, printer en de software voor het scannen. Controleer, voordat u uw scanner gaat testen, nog eens of alle aansluitingen goed zijn en/of de kabels vastzitten. Om uw nieuwe scanner goed te testen, moet u de volgende stappen uitvoeren: 1.
Sluit alle open toepassingen af en sluit uw computer af.
2.
Nadat u de computer heeft afgesloten, zet u hem helemaal uit en wacht ongeveer 1 minuut voor u hem weer aanzet.
12
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
Afneembare documentklep
Leg het document omgekeerd neer in het midden Voorkant van de scanner
Afbeelding 3. Flatbed-scanner Opmerking: voor Windows 3.1x gebruikers: Nadat de computer is gestart, schakelt u over naar Windows.
3. Til het deksel op en leg een afbeelding ondersteboven en met de bovenkant van de afbeelding naar de voorzijde van de scanner.
4. Sluit het deksel voorzichtig. Opmerking: Wij raden u aan ongeveer 2 minuten te wachten voordat u gaat scannen, om de lamp voldoende gelegenheid te geven om op te warmen.
5. Start vervolgens het beeldbewerkingprogramma. Voor gebruikers van Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation: Zo start u het bijgeleverde beeldbewerkingprogramma:
13
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud Klik
op
START,
PROGRAMMA’S,
ColorPage Vivid Pro II (of de standaard directory) en dan op SCANMANAGER (programma).
Klik
tenslotte
op
het
beeldbewerkingpictogram (derde pictogram van links). Voor Windows 3.x gebruikers: Ga naar de Programmagroep Scanner en start het juiste beeldbewerkingprogramma (bijv. MGI Photo Suite SE). 6.
Kies in het menu BESTAND, ACQUIRE (OPHALEN).
7.
Het dialoogvenster TWAIN verschijnt.
8.
Klik op SCANNEN als u wilt gaan scannen.
9.
Als u klaar bent met scannen, klikt u op SLUITEN om het dialoogvenster TWAIN te verlaten en de afbeelding te verwerken en te bekijken.
Opmerking: Het kan lang duren voordat de afbeelding is gescand en verwerkt en het is mogelijk dat het gescande beeld u niet bevalt. Deze problemen zijn gemakkelijk op te lossen door het aanpassen van de instellingen in het venster TWAIN. Kijk voor meer informatie over het aanpassen van de scaninstellingen in de paragraaf TWAIN van deze handleiding. Opmerking: Is de test op de één of andere wijze mislukt, raadpleeg dan de paragraaf De Scanner Utility van deze handleiding en volg Let op
de aangegeven instructies op. 14
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
De printer testen Zo test u de nieuwe configuratie van de printer, die is aangesloten op de scanner. 1.
Controleer eerst op uw printer goed is geïnstalleerd onder Windows.
2.
Sluit het beeldbewerkingsprogramma door in het menu BESTAND te klikken op SLUITEN.
3.
Klik op NEE als wordt gevraagd of u het huidige beeld wilt opslaan.
4.
Klik op het pictogram van het hulpprogramma Kopiëren in het venster ScanManager (helemaal links).
5.
Controleer of uw printer wordt weergegeven in het vak bovenin het venster.
6.
Als dat niet zo is, klikt u op de pijl naar beneden rechts van het vak en selecteert de printer uit de keuzelijst.
7.
Klik op START (de grote groene knop onder in het venster van het Hulpprogramma Kopiëren)
8.
Er verschijnt snel een kopie van het gescande document of afbeelding op uw printer.
Opmerking: Het kan lang duren voordat de afbeelding is gescand en afgedrukt en het is mogelijk dat de kopie u niet bevalt. Dit kan worden opgelost door het aanpassen van de instellingen in het venster Hulpprogramma Kopiëren. Kijk voor meer informatie over het aanpassen van de scan- en printerinstellingen in de paragraaf Hulpprogramma Kopiëren van deze handleiding. 15
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
Opmerking: Is de test op de één of andere wijze mislukt, raadpleeg dan de paragraaf Het programma Scanner Utility van Let op
deze handleiding en volg de aangegeven instructies op.
Het programma Scanner Utility Als uw scanner goed werkt, kunt u deze paragraaf overslaan! De Scanner Utility, in de Programmagroep Scanner, is bedoeld voor het bepalen en bijwerken van de configuratie van de parallelle printerpoort. Hiermee kunt u twee belangrijke hardwareeigenschappen beheren, de lamp van de scanner en de parallelle (printer)poort. Correcte poortinstellingen zijn cruciaal voor het functioneren van de scanner. Als u de foutmeldingen ‘Kan de scanner niet vinden’ of ‘Kan geen verbinding krijgen met scanner’ krijgt, is het heel goed mogelijk dat u alleen de poortinstellingen of modi moet aanpassen. De instellingen in het programma Scanner Utility hebben GEEN invloed op de kwaliteit van de gescande beelden. Ze worden alleen gebruikt om een verbinding tot stand te brengen met de scanner. Instellingen die het gescande beeld wel beïnvloeden (bijv. de kleur, het formaat, de leesbaarheid, enz.) zijn te vinden in de scannersoftware en vooral in de TWAIN-interface. Voer nu het programma Scanner Utility uit. Dit staat in dezelfde directory of programmagroep als de scannersoftware. 16
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
Klik, zodra het venster Scanner Utility verschijnt, op AUTOMATISCH ZOEKEN. Daarmee worden alle mogelijke instellingen getest. Klik, als het programma uw scanner heeft gelokaliseerd (achter VERBINDING staat OK) op OK om de nieuwe instellingen op te slaan en sluit de Scanner Utility. Uw scanner werkt nu goed.
Afbeelding 4. Scanner Utility
17
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
Inleiding De scanner deelt de poort aan de achterkant van uw computer met uw printer. Dus uw printer wordt niet meer direct met uw computer verbonden. Zij zijn nu cascade-geschakeld; dat wil zeggen dat de scanner met de parallelle poort van de computer wordt verbonden, en de printer met de scanner. Dus gegevens die naar uw printer worden gestuurd, worden door de scanner doorgesluisd naar de printer. Omdat de scanner en printer dezelfde poort delen en dus hetzelfde I/O-adres en modus, kan er enige verwarring optreden in het signaal. Via de I/O-instellingen van de parallelle poort kunt u de huidige poortinstellingen (I/O-adres en modus) bekijken en deze wijzigen als er geen verbinding met de scanner kan worden verkregen of als uw scanner of printer niet meer goed functioneert nadat u de scanner heeft geïnstalleerd.
I/O-adres van de parallelle poort Als er problemen zijn met de verbinding van de scanner, moet het parallelle poortadres misschien worden gewijzigd. Het parallelle poortadres, te zien achter ‘HUIDIGE POORT’ en te wijzigen in het venster Poorten, is het adres waarop uw computer de parallelle poort benadert. PC’s kunnen veel verschillende parallelle poortconfiguraties hebben om een heel aantal uitbreidingen te ondersteunen.
18
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
Fysieke verbinding Wanneer we problemen willen oplossen, controleren wij allereerst de fysieke verbindingen. Maak nu even tijd om nogmaals te controleren of: 1.
De stekker van uw scanner in het stopcontact zit.
2.
De kabel van de scanner goed is aangesloten op de HOSTconnector van de scanner en de parallelle poort aan de achterkant van uw computer.
Opmerking: Als u tot de ontdekking komt dat één van de kabels niet of niet goed is aangesloten, sluit dan alle programma’s en zet uw Let op
computer uit voordat u deze verbindt.
BIOS-instellingen Het parallelle poortadres voor de scanner MOET overeenkomen met het parallelle poortadres in de BIOS Setup. Dus het volgende dat u moet doen, is uitvinden wat die BIOS-instelling is. Daartoe moet u Windows afsluiten en uw computer opnieuw starten. Helemaal aan het begin van de opstartprocedure, voordat Windows wordt geladen, verschijnt er een melding als ‘Press <del> for Setup’ of ‘Press F1 for Settings’. Op dat moment moet u op Delete of F1 drukken, waarna het venster BIOS Settings verschijnt. Als Windows wordt geladen, bent u te laat en moet de computer opnieuw worden gestart om het nogmaals te proberen. Kijk in het venster BIOS Setup waar de instellingen voor de Input/Output (I/O)-poorten staan en ga daar naar toe. Kijk wat de instelling voor het parallelle poortadres is en schrijf dit op.
19
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud Opmerking: U hoeft deze instelling in de BIOS Setup niet te wijzigen, vooral niet als uw printer goed functioneert. U moet alleen Let op
zeker weten dat de scanner op hetzelfde adres staat als Poorten in het programma Scanner Utility, anders moet u deze wijzigen.
Poorten wijzigen in de Scanner Utility Het parallelle poortadres dat staat op de regel Huidige poort en kan worden gewijzigd in het venster Poorten, moet overeenkomen met het parallelle poortadres in de BIOS-instellingen (zie hierboven voor meer details). Zo gaat u te werk: 1.
Noteer het parallelle poortadres uit uw BIOS-instellingen (zie boven).
2.
Klik op de pijl omlaag, rechts in het venster Poorten.
3.
Selecteer dezelfde instelling als in uw BIOS.
4.
Klik op ‘Verify’ om de nieuwe instelling te testen.
Parallelle poortmodus Als u problemen heeft met de scannerverbinding van uw computer, moet de parallelle poortmodus misschien worden gewijzigd. De parallelle poortmodus, te zien achter ‘CURRENT MODE’ en te wijzigen in het venster ‘MODES’, is het type signaal dat wordt uitgevoerd via de parallelle poort. PC’s kunnen een heel aantal verschillende signalen via de parallelle poort sturen om een grote verscheidenheid aan uitbreidingen te ondersteunen.
20
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
BIOS-instellingen wijzigen Probeer eerst uw BIOS-instellingen te wijzigen. Daarvoor moet u uw computer opnieuw starten. Helemaal aan het begin van de opstartprocedure, voordat Windows wordt geladen, verschijnt er een melding als ‘Press <del> for Setup’ of ‘Press F1 for Settings’. Op dat moment moet u op Delete of F1 drukken, waarna het venster BIOS Settings verschijnt. Als Windows wordt geladen, bent u te laat en moet de computer opnieuw worden gestart om het nogmaals te proberen. Kijk in het venster BIOS Setup waar de instellingen voor de Input/Output (I/O)-poorten staan en ga daar naar toe. Kijk wat de instelling voor de parallelle poortmodus is.
Voorkeursmodi voor de parallelle poort van de scanner (van goed naar slecht): 1. EPP 2. ECP + EPP 3. Bi-directioneel 4. SPP (of normaal/standaard) Probeer eerst om de parallelle poortmodus op EPP te zetten. Dit is de beste instelling voor de scanner. Als deze instelling niet beschikbaar is, probeert u ECP + EPP, enzovoorts. Sla de wijzigingen op, verlaat de BIOS-instellingen en voer, na het starten van Windows, het programma Scanner Utility opnieuw uit.
21
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
Modi wijzigen in de Scanner Utility Er zijn twee criteria voor de instelling Modi van de scanner: 1.
De in de Scanner Utility gekozen modus moet gelijk zijn aan de parallelle poortmodus die in de BIOS is gedefinieerd (zie hierboven voor de BIOS-instellingen).
2.
De voorkeur gaat uit naar de modus EPP.
Als uw BIOS EPP niet ondersteunt, is dat ook goed. Uw scanner kan nog steeds prima functioneren. Zorg er alleen voor dat de modus precies gelijk is aan de parallelle poortmodus in de BIOS. Klik op de pijl omlaag rechts in het venster Modi en selecteer in de keuzelijst dezelfde modus als u heeft gedefinieerd in uw BIOS. Klik op ‘Verify’ om de nieuwe modusinstelling te testen. De scanner kan nog steeds goed functioneren als de instellingen voor de BIOS en de parallelle poortmodus van de Scanner Utility niet overeenkomen. Dus als de nieuwe modusinstelling niet werkt, probeert u de modusinstelling te wijzigen in een andere modus. Klik nogmaals op Controleren. Zie de paragraaf Problemen oplossen in deze Help als u deze aanpassingen heeft uitgevoerd en nog steeds problemen heeft met Let op
de scannerverbinding.
22
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud
Onderhoud Om uw scanner goed te laten werken, raden wij u aan een paar minuten de tijd te nemen om deze onderhoudstips te lezen. •
Pas op! Werk niet met de scanner in een stoffige ruimte. Als de scanner niet in gebruik is, kunt u hem het beste afdekken. Stof en dergelijke kunnen de werking van de scanner nadelig beïnvloeden.
•
Haal de scanner niet uit elkaar. U kunt een elektrische schok krijgen en bovendien vervalt uw garantie door het openen van de scanner.
Pas op! •
Stel de scanner niet bloot aan sterke trillingen. Hierdoor kunnen de componenten in de scanner worden beschadigd.
•
Stoot niet tegen de glasplaat van de scanner; deze is breekbaar.
•
Maak de glasplaat schoon door een niet-schurende glasreiniger op een niet-pluizende doek te spuiten. Veeg de glasplaat vervolgens goed schoon met de doek. SPUIT GEEN GLASREINIGER DIRECT OP DE GLASPLAAT. Achterblijvende vochtresten kunnen de scanner beschadigen en/of resulteren in wazige afbeeldingen.
•
Uw scanner werkt het beste bij een temperatuur tussen de 10 °C en 40 °C (50 °F tot 104 °F).
Het deksel verwijderen De klep kan gemakkelijk worden verwijderd, zodat grotere, 3dimensionele zaken op de glasplaat kunnen worden gelegd. Als u de klep wilt verwijderen, tilt u deze helemaal op. Houd uw andere hand stevig tegen de achterkant van de scanner en licht de klep uit de 23
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud scharnieren. U plaatst de klep weer terug door deze er gewoon in te schuiven.
De adapter voor transparanten gebruiken* (*Deze paragraaf heeft alleen betrekking op scanners met de mogelijkheid tot het scannen van doorzichten.) Voor het scannen van transparanten of negatieven is het noodzakelijk dat u de bij uw scanner geleverde adapter voor transparanten gebruikt. Door de adapter wordt voor de lichtbron voor het scannen overgeschakeld van het binnenste van de scanner naar de deksel. Daartoe moet u de adapter voor transparanten aansluiten (zie De adapter voor transparanten installeren in deze handleiding). Daarna kunnen transparanten ongeveer als normale documenten worden gescand. Controleer of BRON in het venster TWAIN wel op Transparanten is ingesteld!
De positiehouders Als u fotonegatieven of dia’s scant, gebruikt u de positiehouder. De onderstaande illustraties laten zien hoe u deze belangrijke hulpmiddelen precies gebruikt.
24
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud Er zijn twee typen positiehouders (zie afbeelding 5). Degene met de grotere opening is bedoeld voor dia’s. De houder met de kleinere opening is voor fotonegatieven. De positiehouders zorgen ervoor dat de dia’s of negatieven tijdens het scannen op de juiste positie blijven liggen. Om ervoor te zorgen dat u Afbeelding 5. Positiehouders
dit belangrijke hulpmiddel niet kwijtraakt en altijd bij de hand heeft, bergt u dit op in het speciaal hiervoor ontworpen vakje onder de deksel.
Plaats het negatief of de dia vervolgens in de juiste houder. Er rest een kleine rechthoekige opening die niet wordt bedekt door de film. Deze opening mag niet worden bedekt. De opening is heel belangrijk in het scanproces. Deze is namelijk noodzakelijk voor het Afbeelding 6. Film plaatsen
kalibreren.
25
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud Plaats de positiehouder tenslotte op de glasplaat van de scanner. Er bevinden zich twee uitsparingen in de rand die om de glasplaat heen zit. De beide uitsteeksels van de positiehouder moeten in de uitsparingen vallen. Hierna kan de film perfect worden gescand.
Afbeelding 7. Plaatsing
Belangrijke opmerkingen over het scannen van negatieven • Zorg ervoor dat de film goed in de positiehouder zit en dat deze goed op de glasplaat ligt (zie hierboven). • Controleer of de BRON in het venster TWAIN op de Let op
juiste instelling staat: TRANSPARANTEN of NEGATIEVEN (zie voor meer informatie over de scaninstellingen de paragraaf TWAIN in deze handleiding). • Gebruik een hoge scanresolutie - tenminste 600 dpi, omdat fotonegatieven bijna altijd worden vergroot (zie de paragraaf TWAIN in deze handleiding).
26
Hoofdstuk III. Gebruik en onderhoud • Berg de positiehouders goed op als u deze niet meer nodig heeft.
27
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
28
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
TWAIN: introductie
Het programma TWAIN is een heel belangrijk stuk software dat bij uw scanner wordt geleverd. Dit programma fungeert als een interface tussen de scannerhardware en de beeldbewerkingssoftware die u gebruikt voor het bekijken en aanpassen van afbeeldingen. TWAIN wordt gebruikt om de scanner daadwerkelijk te bedienen en vertelt deze niet alleen welk type document of afbeelding u aan het scannen bent; u kunt hierin ook een aantal instellingen voor het verhogen van de kwaliteit van de gescande afbeelding bepalen. Hieronder wordt de TWAIN-interface besproken (zie afbeelding 8). Deze verschijnt als u in een TWAIN-compatibel programma of beeldbewerkingstoepassing klikt op SCANNEN of OPHALEN. Met de TWAIN-interface kunt u voor het scannen belangrijke instellingen vastleggen. Zo kunt u bijvoorbeeld overschakelen naar een andere scanmodus: Z/W, grijstinten of kleur. De resolutie (punten per inch van een afbeelding) kan worden verhoogd of verlaagd en de helderheid en/of het contrast kan worden aangepast. Met de optie Prescan kunt u de randen van het scangebied aanpassen door het formaat van het gestippelde kader in het Prescan-gebied te vergroten of verkleinen. De TWAIN-interface voorziet u ook van gegevens, bijvoorbeeld over het formaat van de afbeelding na het scannen, zowel qua bestandsgrootte als qua fysieke afmeting.
29
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
Aanwijzer
Bron Scanmodus
Vergrootglas
Grenzen scanbereik
Resolutie
Horizontaal Helderheid
Verticaal
Contrast Geen 90° Rechts 90° Links 180°
Coördinaten Afmetingen Prescanscanbereik scanbereik bereik
Formaat beeld
Eenheden
Versie
Afbeelding 8. TWAIN-venster
Tekstballonnen Laat de muis boven een item in het dialoogvenster TWAIN zweven en er verschijnt een beschrijving van het betreffende item. Voor gedetailleerde on-line informatie over het gebruik en de functie van speciale items, verwijzen wij u echter naar de on-line Help. Klik hiervoor op Help onderin het venster.
30
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
TWAIN selecteren Zo selecteert u de TWAIN-interface: In uw TWAIN-compatibele programma kijkt u waar de scannerinstelling of de optie TWAIN-bron staat. Vaak is dat in het menu BESTAND. Selecteer de juiste TWAINbron voor uw scanner. Opmerking alleen voor gebruikers van Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation: de 16-bits bron is bedoeld voor het scannen in 16bits toepassingen (Windows 3.1x „native“ architectuur), en de 32-bits bron voor het scannen in 32-bits toepassingen (Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation „native“ architectuur). Uw scanner wordt geleverd met 32-bits scantoepassingen voor Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation, en 16-bits scantoepassingen voor Windows 3.1x. Als u echter een 16-bits scantoepassing onder Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation gebruikt, moet u voor een goede werking van uw scanner de 16-bits TWAIN-bron selecteren.
Onderdelen dialoogvenster TWAIN Bron
Of deze optie verschijnt, hangt af van het type scanner dat u gebruikt. Er worden drie mogelijke bronnen aangegeven:
31
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface •
Normaal - Gebruik deze instelling voor normale scans of afbeeldingen die niet op transparanten of negatieven staan.
•
Doorzicht - Gebruik deze modus als u doorzichten scant.
•
Negatief - Gebruik deze modus als u negatieven scant.
Scanmodus
Op deze plaats geeft u het type document
aan dat u wilt scannen. Het is heel belangrijk dat u de juiste scanmodus instelt voor de verschillende typen documenten die u scant. U kunt kiezen uit drie modi: Tekst - Scannen in zwartwit is goed voor het scannen van tekst. Zwartwitfoto - scannen in 256 grijstinten geeft zwartwitafbeeldingen of foto’s diepte of schaduw. Kleurenfoto - scannen in miljoenen kleuren is goed voor realistische foto’s maar kost veel tijd (afhankelijk van de resolutie) en veel geheugenruimte. Selecteer deze modus voor het scannen van kleurenfoto’s of -afbeeldingen.
32
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
Resolutie
Resolutie wordt gemeten in dots per inch
(dpi). Hoe hoger de resolutie, hoe gedetailleerder het beeld en hoe meer geheugenruimte en schijfruimte het beeld kost. Om computergeheugen te sparen en toch een goede beeldkwaliteit te bereiken, bevelen wij de volgende instellingen aan: Te scannen document
Resolutie
Tekst (om af te drukken)
300
Tekst (om te faxen)
200
Tekst (voor OCR)
300
Afbeelding in zwartwit of grijstinten
150
Kleurenafbeelding of foto
100
Deze waarden zijn alleen aanbevelingen en moeten worden verhoogd als het resultaat niet duidelijk is of als kleine details zichtbaar moeten zijn. Zie voor meer informatie de scantips aan het eind van dit hoofdstuk.
Helderheid
Helderheid is de hoeveelheid licht die op
een document wordt gericht bij het scannen. Via de schuifregelaar verhoogt u de helderheid, waardoor de hoeveelheid wit in een beeld toeneemt en dit fletser wordt. 33
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface Het verlagen van de helderheid maakt lichte of vage tekst beter leesbaar. Wij raden u echter aan de kleuren van een beeld aan te passen in het venster Geavanceerd.
Contrast
Hoe hoger het contrast, hoe scherper het
beeld. Hoe lager het contrast, hoe onscherper het beeld zal lijken. Contrast past de tintenreeks van een afbeelding aan door het verlagen van de middentonen en het verhogen van de waarden voor heldere en donkere tinten. Gebruik bijvoorbeeld contrast voor het elimineren van ruis of schaduw op zwartwitscans en scans met grijstinten of om kleurenscans helderder te laten lijken. Via de schuifregelaar past u het contrast aan.
Horizontaal spiegelen Deze optie verschijnt alleen als u doorzichten of negatieven scant. Het gescande beeld zal worden gespiegeld ten opzichte van de centrale verticale as. De resultaten van het spiegelen worden niet getoond op het prescanbeeld, maar wel op de uiteindelijke gescande afbeelding. Normale afbeeldingen moeten worden gespiegeld in een beeldbewerkingstoepassing.
Verticaal spiegelen
Deze optie verschijnt alleen als u
doorzichten of negatieven scant. Het gescande beeld zal worden gespiegeld ten opzichte van de centrale horizontale as. De resultaten van het spiegelen worden niet getoond op het prescanbeeld, maar wel op de uiteindelijke gescande 34
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface afbeelding. Normale afbeeldingen moeten worden gespiegeld in een beeldbewerkingstoepassing.
Rotatie 90° naar rechts Deze optie verschijnt alleen als u doorzichten of negatieven scant. Het gescande beeld zal 90° naar rechts worden geroteerd. De resultaten van het spiegelen worden niet getoond op het prescanbeeld, maar wel op de uiteindelijke gescande afbeelding. Normale afbeeldingen moeten worden gespiegeld in een beeldbewerkingstoepassing.
Rotatie 180°
Deze optie verschijnt alleen als u
doorzichten of negatieven scant. Het gescande beeld zal 180° worden geroteerd. De resultaten van het spiegelen worden niet getoond op het prescanbeeld, maar wel op de uiteindelijke gescande afbeelding. Normale afbeeldingen moeten worden gespiegeld in een beeldbewerkingstoepassing.
Rotatie 90° naar links Deze optie verschijnt alleen als u doorzichten of negatieven scant. Het gescande beeld zal 90°naar links worden geroteerd. De resultaten van het spiegelen worden niet getoond op het prescanbeeld, maar wel op de uiteindelijke gescande afbeelding. Normale afbeeldingen moeten worden gespiegeld in een beeldbewerkingstoepassing.
35
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface Prescangebied
Het prescangebied (afbeelding 9) is het
grote witte vlak in het midden van het venster TWAIN. Documenten of beelden die zijn voorgescand zullen hier worden getoond. Door het voorscannen van beelden krijgt u een idee hoe een document of afbeelding er uit zal zien nadat deze is gescand. U kunt het vergrootglas gebruiken om in te zoomen op het prescanbeeld. Klik op de knop Vergrootglas in de rechter bovenhoek van het venster TWAIN en klik vervolgens op het gedeelte van het beeld dat u in detail wilt zien.
Grenzen Scanbereik
Afbeelding 9. Prescangebied
36
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface Als u instellingen wijzigt in het venster TWAIN of in welk Geavanceerd venster dan ook, zullen de effecten van de wijziging (behalve voor spiegelen, roteren, filteren en ontrasteren) onmiddellijk zichtbaar zijn op het prescanbeeld in het prescangebied. Hierdoor kunt u direct de effecten van vrijwel elke wijziging in de instellingen bekijken. De rand van het scangebied, aangegeven door middel van het gestippelde venster in het Prescangebied, kan worden vergroot, verkleind of verplaatst. Dit is heel belangrijk met het oog op een zo klein mogelijk grafisch formaat (voor wat betreft computergeheugen). Maak daarom een prescan: leg het document of de afbeelding die u wilt scannen in de scanner en druk op Prescan. Nadat deze in het prescangebied is verschenen, past u het formaat van het venster aan en verplaatst dit totdat dit om de randen van het voorgescande beeld valt.
Cursor verplaatsen
Plaats de muisaanwijzer IN het
venster Randen scangebied en de cursor (zie links) wijzigt, waardoor u het hele kader via de muis kunt slepen.
Cursor aanpassen
Plaat de muisaanwijzer op een
willekeurige RAND en de cursor (zie links) wijzigt, waardoor u het kader om de afbeelding kunt vergroten of verkleinen.
37
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
Aanwijzer
Wijzigt de cursor van vergrootglas in
aanwijzer. Gebruik de aanwijzer om de rand van het scangebied aan te passen of de instellingen te wijzigen.
Vergrootglas
Als u klikt op de knop Vergrootglas
verandert de cursor in een vergrootglas, waardoor u gemakkelijker kunt in- en uitzoomen op het prescanbeeld in het prescangebied Klik op Vergrootglas in de rechter bovenhoek van het venster TWAIN, en plaats het vergrootglas op het gedeelte van het beeld dat u in detail wilt zien en klik. Om uit te zoomen klikt u op de rechter muisknop. Als u niet meer wilt in- en uitzoomen, klikt u op de knop Aanwijzer net boven de knop Vergrootglas. Opmerking: Het vergrootglas werkt alleen op het prescanbeeld in het prescangebied, maar heeft geen enkele invloed op het scanproces of het uiteindelijke gescande beeld. Knop Scannen
Alle instellingen zijn akkoord en begin met
scannen. Knop Prescan
Klik op de knop Prescan om het
brondocument te scannen in het prescangebied, midden in het venster TWAIN. Hier kunt u het scangebied wijzigen 38
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface (voor kleinere beelden als foto’s) en krijgt u een redelijk idee hoe het gescande beeld er uit ziet voordat u daadwerkelijk gaat scannen. Tip: Na het prescannen van een foto of document verschijnt deze in het prescangebied en zullen de effecten van de wijzigingen (behalve voor spiegelen, roteren, filteren en ontrasteren) onmiddellijk zichtbaar zijn op het prescanbeeld in het prescangebied. Hierdoor kunt u de effecten van de verschillende instellingen beoordelen voordat u daadwerkelijk gaat scannen. Knop Geavanceerd
Geavanceerde knoppen voor het scannen
met precisie. Zie de paragraaf Venster Geavanceerd voor uitleg over het venster Geavanceerd dat verschijnt als u op deze knop klikt. Annuleren
Klik op deze knop om de huidige instellingen op te slaan en het venster TWAIN te sluiten.
Help
Als u op deze knop klikt, verschijnt de on-line help.
Statusbalk De statusbalk (afbeelding 10) bevat belangrijke informatie over de instellingen in het venster TWAIN.
Coördinaten scangebied
Afmetingen scangebied
Beeldformaat
Eenheden
Versie
Afbeelding 10. Statusbalk 39
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
Coördinaten scangebied toont de positie van de linker bovenhoek van de rand van het scangebied. Met de x- en ycoördinaten die hier staan wordt de exacte positie op de glasplaat aangegeven waar de scanner begint met scannen. Dit is heel handig als u kleinere afbeeldingen precies wilt scannen. Afmetingen scangebied toont de exacte hoogte en breedte van de rand van het scangebied. Dit is heel handig als u kleinere afbeeldingen precies wilt scannen. Als de waarde voor breedte bijvoorbeeld 14,5 is als u 10 x 15 cm foto’s scant, weet u dat u een deel van de afbeelding wegknipt. Beeldformaat is waarschijnlijk de belangrijkste waarde op de statusbalk. Dit venster toont de hoeveelheid geheugen voor uw beeld. Hoe groter het beeldformaat, hoe langer het duurt om de afbeelding te scannen, hoe meer computergeheugen er voor nodig is en hoe langer het duurt om de afbeelding in uw tekenprogramma te bewerken. Het beeldformaat is niet afhankelijk van de inhoud van een afbeelding. Beeldformaat kan grofweg als volgt worden aangeduid: Beeldformaat ≈ (scanmodus) x (resolutie) x (scangebied) Het verlagen van één van de variabelen resulteert in een lager beeldformaat. De kwaliteit van het gescande beeld moet bijna altijd worden afgewogen tegen het beeldformaat. Afbeeldingen op A4 (full page) met ware kleuren (full color) en 600 dpi zien er weliswaar fantastisch 40
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface uit, maar kosten heel veel geheugenruimte en schijfruimte. Het duurt heel lang om dat beeld te scannen, en dan hebben wij het nog niet over het bewerken in een tekenprogramma of het afdrukken! Gebruik alleen een hogere resolutie (301 dpi en meer) voor kleinere afbeeldingen als details in een kleiner gebied moeten worden gevat omdat ze later worden uitvergroot.
Tips voor het verkleinen van het beeldformaat: •
Wijzig de scanmodus - tekstmodus gebruikt minder geheugen dan zwartwitfoto-modus die op zijn beurt weer minder
Let op
gebruikt dan RGB-kleuren. •
Verminder de resolutie - het is zelden nodig dat u de resolutie hoger instelt dan 300 dpi en vaak is 100 dpi voldoende voor het krijgen van een goede kwaliteit beelden.
•
Verklein het scangebied - als u beelden scant die kleiner zijn dan A4 maakt u eerst een prescan van het beeld en past de randen van het scangebied aan in het prescangebied.
•
Sommige bestandsformaten als GIF en JPEG kunnen beeldgegevens comprimeren en verminderen hierdoor aanzienlijk de hoeveelheid ruimte van een beeld op uw harde schijf. Dit heeft echter geen invloed op de hoeveelheid geheugen die een beeld gebruikt als dit op de computer wordt bekeken of bewerkt. Maateenheden toont de maateenheden die in het prescangebied
worden gebruikt. Klik op Geavanceerd om de maateenheid te veranderen. 41
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface Versie geeft de huidige versie van het TWAIN-programma aan.
Venster Geavanceerde instellingen Het venster Geavanceerde instellingen (afbeelding 11) bevat vier tabbladen - Voorkeuren, Histogram, Tintenmap en Beeldgamma, die wij hieronder nader toelichten. Klikt u op één van deze tabbladen, dan verschijnt het betreffende venster. Klikt u op Help rechts onderin het venster, dan verschijnt de on-line TWAIN-help met meer uitleg tijdens het gebruik van het programma.
42
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
Afbeelding 11. Venster Geavanceerde instellingen De meeste opties in het menu zijn geavanceerde opties. We raden u aan om eerst vertrouwd te raken met scannen en het gebruik van de instellingen in het venster TWAIN, voor u één van de onderstaande mogelijkheden gaat gebruiken. Veel van deze geavanceerde mogelijkheden zijn na het scannen waarschijnlijk ook beschikbaar in uw beeldbewerkingprogramma.
Venster Voorkeuren Het venster Voorkeuren (afbeelding 11) bevat een aantal instellingen die de manier bepalen waarop een afbeelding wordt gescand en hoe deze verschijnt in het prescangebied.
Monitorgamma Het monitorgamma bepaalt hoe de kleuren van een beeld op uw monitor worden weergegeven (niet de kleuren van het beeld zelf). Met de instelling Monitorgamma kunt u de gammawaarden voor uw monitor wijzigen. Het monitorgamma heeft alleen betrekking op het prescanbeeld in het prescangebied. Dit komt doordat beeldbewerkingtoepassingen hun eigen monitorgamma-instellingen hanteren. De hier gedefinieerde instellingen zouden exact overeen moeten komen met de instellingen in het beeldbewerkingprogramma waarin u het gescande beeld bekijkt en bewerkt. 43
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface Er zijn verschillende situaties die van invloed kunnen zijn op het correct waarnemen van afbeeldingen: o.a. lichtomstandigheden, menselijke kleurwaarneming en het door u gebruikte beeldscherm. Om het monitorgamma goed aan te passen heeft u ten eerste een stabiele computer en werkomgeving nodig. Hieronder valt het licht in uw werkruimte en het controleren of de helderheid, het contrast en de kleuren van uw beeldscherm goed zijn ingesteld. Schuif vervolgens met de regeling om het monitorgamma aan te passen. Klik op OK zodra u klaar bent. Hoe hoger de gammawaarde, hoe helderder de kleur. Als u de RGB-waarden gelijk houdt, worden alle kleuren even helder weergegeven. Controleer of de ingestelde waarden voor monitorgamma overeenkomen met de betreffende waarden in uw beeldbewerking- c.q. tekenprogramma. Dit zorgt er voor dat de kleuren van het prescanbeeld dat u in het prescangebied ziet, precies overeenkomen met de kleuren in het uiteindelijke gescande beeld in het beeldbewerkingprogramma. Als u het monitorgamma in TWAIN en in al uw beeldbewerkingprogramma's hetzelfde heeft ingesteld, hoeft u alleen het Beeldgamma nog te wijzigen om de helderheid van kleuren voor gescande afbeeldingen in alle toepassingen aan te passen. Met het wijzigen van de waarden voor beeldgamma (klik op het tabblad Beeldgamma rechts boven in het venster Geavanceerd) kunt u de helderheid van de kleuren in het beeld zelf wijzigen. Daardoor houdt
44
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface u alle waarden in uw programma’s consistent en zorgt u ervoor dat kleuren altijd op dezelfde manier worden weergegeven.
Automatische dichtheid Door het inschakelen van dit aankruisvakje wordt het histogram automatisch aangepast, zodat het gescande beeld helderder wordt. Dit wordt gedaan door het verschil tussen de kleurschakeringen te benadrukken. De automatische dichtheid definieert de lichtste en donkerste pixels in elk kanaal als wit en zwart en verdeelt de tussenliggende pixelwaarden proportioneel. In het algemeen geeft de automatische dichtheid goede resultaten als u een eenvoudige contrastaanpassing wenst en een beeld wilt voorzien van een gemiddelde verdeling van pixelwaarden. Dit onderdeel biedt echter niet de preciezere controle die u krijgt als u de histogram-knoppen zelf bedient.
Inversie Als u Inversie heeft aangekruist worden de kleuren van de afbeelding omgekeerd. Een zwart-wit afbeelding zal er dan uitzien als een fotonegatief. Een kleurenafbeelding wordt geïnverteerd door de kleuren door hun complementaire kleur te vervangen.
Ontrasteren Ontrasteren filtert een afbeelding, zodat eventuele moiré wordt verminderd. Moiré wordt veroorzaakt doordat gerasterde afbeeldingen (zoals foto's uit een krant of tijdschrift) nogmaals worden gescand. Het ontrasterfilter is niet nodig als u originele foto’s of 45
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface zwartwitafbeeldingen en tekst scant, maar wordt wel aanbevolen bij het scannen van gedrukte kleurenafbeeldingen, bijvoorbeeld een pagina uit een tijdschrift, om de onzichtbare interferentiepatronen die kunnen voorkomen, te verwijderen.
Filters
Afbeelding 12. Menu Filters
Het menu Filters bevat 5 opties. Met de filters kunt u de kwaliteit van uw scans verbeteren door bijvoorbeeld een afbeelding scherper te maken en overbodige rasterpunten en vervormingen te verwijderen. Gemiddeld
Bepaalt de gemiddelde omvang van een afbeelding en middelt de omliggende rasterpunten waardoor afbeeldingen minder contrastrijk (zachter) worden.
Onscherper
Maakt de contouren van een afbeelding waziger door het contrast te verminderen; donkere hoeken worden lichter en lichte hoeken worden donkerder gemaakt.
Nog onscherper Maakt het beeld nog onscherper. Scherper
Maakt de contouren van een afbeelding duidelijker door de hoeken in een 46
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface afbeelding beter te laten uitkomen. Het scherper-filter verhoogt het contrast ook door donkere hoeken donkerder te maken en lichte hoeken in een lichtere omgeving te plaatsen. Nog scherper
Geeft afbeeldingen extra scherpte.
Altijd op voorgrond Als u dit aankruisvakje inschakelt wordt het venster TWAIN altijd getoond bovenop de andere geopende vensters op uw bureaublad.
Gedetailleerde Prescan Door op dit selectievakje te klikken wordt de afbeelding met een resolutie van 75 dpi gescand in plaats van de normale 50 dpi die bij het prescannen wordt toegepast. Met deze optie verschijnt de prescan met veel meer detail.
Geëgaliseerde kleuren Deze opdracht is alleen beschikbaar bij het scannen van fotonegatieven. Als dit vakje is afgevinkt zoekt het TWAIN programma de helderste en donkerste waarden in de afbeelding en middelt alle helderheidswaarden zodat de donkerste waarde zwart voorstelt en de lichtste waarde wit.
47
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
Eenheid Dit gebied wordt gebruikt voor het selecteren van de meeteenheden die in het prescangebied moeten worden gebruikt.
Geavanceerde vensters voor kleurcorrectie Het venster Geavanceerd bevat nog drie tabbladen: Histogram, Tintenmap en Beeldgamma, die worden gebruikt voor de kleurcorrectie-opties in TWAIN. Deze opties zijn bedoeld voor gebruikers die ervaring hebben met beeldbewerking- en manipulatietechnieken. Als u net begonnen bent om de mogelijkheden van de scanner te doorgronden, adviseren we u deze mogelijkheden niet te gebruiken totdat u bekend bent met uw scanner en de bijbehorende terminologie. Veel beeldbewerkingtoepassingen beschikken al over deze mogelijkheden. Als het kleurniveau van uw gescande afbeeldingen u echter niet bevalt en moet worden aangepast, klikt u gewoon op het juiste tabblad en voert de wijzigingen door. Opmerking: Maak een PRESCAN voordat u de waarden van Histogram, Tintenmap en/of Beeldgamma wijzigt, zodat u de wijzigingen kunt bekijken voordat u gaat scannen.
Kleurkanalen
48
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface Boven Histogram, Tintenmap en Beeldgamma staan de kleurkanalen. Dat is met name handig als u het aandeel van de verschillende kleuren in het totaal met elkaar wilt vergelijken om daaruit te bepalen welke bewerkingen op welke gebieden moeten worden toegepast om een bepaald effect te bereiken.
Afbeelding 13. Kleurkanalen Het eerste kanaal is het hoofdkanaal, het enige kanaal dat actief is bij afbeeldingen met grijstinten. In het geval van kleurenfoto’s zullen de drie overige kleurkanalen evenveel worden aangepast. De andere 3 kanalen hebben betrekking op respectievelijk de rode, groene en blauwe (RGB) kleuren in een beeld. Klikt u op één van de kleurkanalen, dan activeert u dit in de afbeelding midden in het venster Opmerking: Wijzigingen in de individuele kanalen komen bovenop de wijzigingen die in het hoofdkanaal zijn aangebracht.
Histogram Een histogram is weergave van statistische gegevens door middel van rechthoeken: de breedte geeft de klasse-intervals aan en de hoogte identieke frequenties. Wijzig de instellingen in het histogram allen als de kleurbalans van de door u gescande afbeelding niet overeenkomt met het origineel. Tip: Wij raden u aan het vakje Automatische
49
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface dichtheid in het venster Voorkeuren te activeren en het histogram niet zelf aan te passen als er zich geen kleurdiscrepanties voordoen.
Afbeelding 14. Histogram
Als de kleuren in een gescand beeld echter onduidelijk of verminkt zijn, kan het histogram worden gebruikt om ze meer naar uw zin te maken. Een histogram toont hoe licht of donker kleuren in het
50
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface beeld zijn. Deze informatie kan worden gebruikt om de betreffende niveaus aan te passen. Als u het histogram gebruikt, is het raadzaam om het beeld voor te scannen. Wijzigingen in het histogram worden meteen getoond op het beeld in het prescangebied, waardoor u dus onmiddellijk de effecten van de wijzigingen kunt beoordelen! Een histogram is een grafische weergave van de toonverdeling (de niveaus van licht en donker) in een beeld. Het brengt het aantal pixels (dots) op elk helderheidsniveau in kaart. Het histogram toont deze niveaus in 4 kleurkanalen. De x-as van het histogram toont de kleurwaarden van de meest donkere (0) helemaal links tot de meest lichte (255) kleur helemaal rechts; de y-as toont het totaal aantal pixels met die waarde. In een histogram van een donkere afbeelding staan de meeste pixels aan de linkerkant van de grafiek. In een histogram van een lichte afbeelding ligt de nadruk meer op de rechterzijde. U kunt de kleuren in het histogram beïnvloeden door de waarden in de schuifbalken Highlight, Midtonen en Schaduw onder in het venster te wijzigen.
De highlight toont het lichtste (helderste) deel van het kleurenspectrum. Als de highlight-waarde van het hoofdkanaal wordt verlaagd naar 245, krijgen alle kleurwaarden tussen 245 en 254 de waarde 255 (wit). Dus als u de highlight van het hoofdkanaal verlaagt, wordt de hele afbeelding lichter. Dit verhoogt eveneens het kleurcontrast, omdat alle resterende pixels tussen de midtonen en de highlight automatisch worden 51
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface herverdeeld over de reeks midtonen tot 255. Deze herverdeling vergroot het verschil tussen kleurschakeringen. Als u de highlight voor één van de rode, groene of blauwe kanalen heeft aangepast, heeft dit alleen betrekking op pixels van die kleur of combinaties met deze kleur (bijv. groen en blauw bevatten geel, waardoor wijzigingen aan één van deze kanalen hierop van invloed is).
De midtonen worden gebruikt om de middenreeks van de kleurwaarden aan te passen. Het verhogen van de midtonen maakt het beeld donkerder en het verlagen van de midtonen maakt het plaatje lichter. Voor een uitgebalanceerde kleurverdeling moeten de midtonen op 50% worden ingesteld.
De schaduw toont het lage (donkere) einde van het kleurenspectrum. Als de schaduwwaarde op het hoofdkanaal wordt verhoogd tot 10, krijgen alle kleurwaarden tussen de één en tien de waarde nul (zwart). Dus het verhogen van de schaduw maakt het hele beeld donkerder en het verhogen van de schaduw in een specifiek kleurkanaal maakt de pixels van die kleur donkerder. Het vergroten van de schaduwwaarde verhoogt eveneens het kleurcontrast van de donkerdere tinten (de reeks tussen de midtonen en de schaduw).
52
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface Met de knop Standaard onder in het venster zet u de schaduw op 0, de highlight op 255 en de midtonen op 50% - de laagste contrastinstellingen. Opmerking:
Als u het aankruisvakje Automatische
Dichtheid in het venster Voorkeuren inschakelt, wordt het histogram automatisch aangepast, zodat er een Let op
hogere kwaliteit beelden wordt geleverd, zonder dat u de waarden in het venster Histogram zelf hoeft aan te passen.
Tintenmap Net als in het Histogram kunt u in de tintenmap de tintenreeks van een beeld aanpassen. Waar u in het histogram slechts de beschikking had over drie variabelen (schaduw, midtonen en highlights), kunt u hier elk punt van de toonschaal aanpassen, tot een maximum van 20 punten. De x-as van de grafiek toont de oorspronkelijke helderheidswaarden van de pixels (invoerniveaus); de y-as geeft de nieuwe helderheidswaarden weer (uitvoerniveaus). De diagonale lijn die standaard verschijnt toont het huidige verband tussen de invoer- en uitvoerwaarden. Als er geen kleurtinten zijn gewijzigd, hebben alle pixels dus identieke invoer- en uitvoerwaarden. De curve loopt van schaduw aan de linkerkant (zwart met waarde 0) naar highlights aan de rechterkant (met waarde 255). Alle overige kleurtinten zitten daar ergens tussen in. 53
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface Als u de cursor op de map zet, ziet u de IN- and UIT-waarden met specifieke getallen. De in-waarde geeft de oorspronkelijke waarde van de kleurtint weer. De uit-waarde toont de nieuwe waarde van de kleurtint als zou u op de grafiek klikken en deze dus opnieuw bepalen.
Afbeelding 15. Tintenmap
54
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
Voordat u kleurtinten aanpast in de tintenmap, is het misschien een goed idee om het beeld voor te scannen. Als u daarmee klaar bent en het beeld verschijnt in het prescangebied, dan zullen alle wijzigingen die u in de tintenmap heeft aangebracht onmiddellijk zichtbaar worden op het prescanbeeld. Daardoor ziet u de effecten van de wijzigingen die u aanbrengt. Als u tevreden bent over de resultaten en tenslotte klikt op de knop ‘Scannen’ om het beeld te scannen, zal het gescande beeld de kleureigenschappen bevatten die u heeft gedefinieerd. Er zijn twee manieren waarop u de tinten kunt aanpassen in de tintenmap: Door met de linker muisknop op de grafiek te klikken worden, zoals bovenstaand aangegeven, de kleurwaarden gekoppeld aan de waarden in het IN-en UIT-venster. Alle andere kleurtinten worden eveneens opnieuw bepaald om een vloeiende curve te krijgen en de kleur van het beeld egaal te houden. De tweede manier waarop u wijzigingen kunt aanbrengen in de tintenmap (en waarschijnlijk de meest bruikbare) is door te klikken op de diagonale lijn in de grafiek en de muis te verplaatsen, waarbij u deze ingedrukt houdt. Laat de cursor, die u ingedrukt houdt, boven een bepaald punt in de grafiek zweven om uw computer de tijd te geven om de wijzigingen opnieuw te berekenen. De resultaten worden weergegeven in het prescanbeeld in het prescangebied. Alle andere kleurtinten worden eveneens opnieuw bepaald om een vloeiende curve te krijgen en de kleur van het beeld egaal te houden. Laat de muisknop los als u tevreden bent over het resultaat. Deze handeling biedt de 55
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface meeste flexibiliteit bij het aanpassen van de tintenmap en kan worden herhaald op andere delen van de lijn om maximaal 20 punten opnieuw te bepalen. Klikt u op Standaard, dan worden alle wijzigingen die u heeft aangebracht, ongedaan gemaakt en wordt de tintenmap weer op de originele waarden gezet.
Beeldgamma Het Beeldgamma wordt gebruikt om de kleuren van het beeld aan te passen dat in de computer wordt gescand. Gammawaarden volgen een vloeiende curve, zoals onderstaand te zien in afbeelding 16. Door het gamma aan te passen, wijzigt u de tintenreeks van het geselecteerde kanaal. Gammawaarden zijn hoofdzakelijk bedoeld voor het meten van kleurhelderheid. Hoe groter de gammawaarde, hoe helderder de kleur wordt. Het aanpassen van het gamma in het hoofdkanaal heeft op de tintenreeks van alle kleuren een gelijke invloed. En het aanpassen van het gamma voor de afzonderlijke rode, groene of blauwe kanalen raakt alleen pixels waarin die kleur voorkomt. Om het beeldgamma aan te passen, klikt u op een kleurkanaal en verschuift u de regeling onder in het venster.
56
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
Afbeelding 16. Beeldgamma Denk er aan dat u de effecten van de wijzigingen direct zichtbaar kunt maken in het prescangebied als u de afbeelding eerst voorscant. Klik op Standaard onder in het venster om de gammawaarden in alle kleurkanalen op 1.00 te zetten. Opmerking: Als u de gammawaarden wijzigt, wijzigt u de gegevens van de afbeelding en beïnvloedt u dus de weergave van de afbeelding op het scherm en de printer. 57
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface
Scantips Scannen op de juiste resolutie •
Meer is niet altijd beter. Bepaal, VOORDAT u gaat scannen, wat de uiteindelijke toepassing zal zijn. In veel gevallen leidt een afbeelding met een hoge resolutie alleen tot een veel groter bestandsformaat, meer schijfruimte en langere verwerkingstijden.
•
Internet toepassingen: Voor het e-mailen van kleurenfoto’s of het invoegen van afbeeldingen op websites, is een resolutie van 75 dpi het beste. De resolutie die op een gemiddelde monitor is te zien, bedraagt namelijk 72 dpi.
•
Afdrukken op inktjetprinters: Raadpleeg de documentatie bij uw printer voor de aanbevolen resolutie-instellingen. In het algemeen bevelen wij een resolutie aan tussen de 75 en 300 dpi. Gebruik alleen een hogere resolutie (301 dpi en meer) voor kleinere afbeeldingen als details in een kleiner gebied moeten worden gevat omdat ze later worden uitvergroot.
•
Laserprinters en drukpersen: Als u afdrukken maakt op een laserprinter of drukpers, spreken wij in termen van rasterliniatuur (LPI ofwel aantal lijnen per inch). De rasterliniatuur is het aantal lijnen per inch bij een halftoon-afbeelding. Halftonen is het proces waarbij de afbeelding wordt gereduceerd tot puntpatronen, die bij het in druk reproduceren worden gebruikt om de talrijke schakeringen van een foto te simuleren.. De vuistregel voor het bepalen van de scanresolutie op één van deze beide manieren luidt als volgt: de scanresolutie moet twee en een half keer de rasterliniatuur zijn. Laserprinters met resoluties die variëren tussen 300 en 600 dpi hebben een rasterliniatuur tussen de 50 en 100. 58
Hoofdstuk IV. De TWAIN-interface Drukpersen worden gewoonlijk ingesteld op een rasterliniatuur van rond de 150. Daaruit volgt dat de optimale scanresolutie tussen de 225 en 300 dpi ligt.
59
Hoofdstuk V. De scannersoftware
60
Hoofdstuk V. De scannersoftware
Overzicht Om snel en gemakkelijk te kunnen faxen, kopiëren, beelden te bewerken en OCR uit te voeren, wordt er een unieke software bij uw scanner geleverd, de zogenaamde ScanManager (SCANMANAGER). Start het programma ScanManager (zie afbeelding 17) door onder Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation te klikken op START, PROGRAMMA'S, SCANMANAGER (of de juiste programmagroep) en tenslotte op SCANMANAGER (het programma).
Hulpprogram
Hulpprogr
ma Kopiëren
amma Fax
OCR
Beeldbewerkingsprogramma
Afbeelding 17. ScanManager Afbeelding 17 toont de 3 knoppen die de ScanManager bevat als de bij de scanner geleverde software tegelijk met de scannersoftware wordt geïnstalleerd. Als u met de linker muisknop op één van de
61
Hoofdstuk V. De scannersoftware knoppen klikt, verschijnt er een krachtig programma, waarvan wij onderstaand de functies en het gebruik zullen toelichten. Het hulpprogramma Kopiëren behandelt uw scanner en printer als een gewoon kopieerapparaat. Klik op deze knop om kopieën van documenten die in de scanner liggen, uit uw printer te laten rollen. Het hulpprogramma Fax behandelt uw scanner en fax als een normale fax. Klik op deze knop om kopieën van documenten die in de scanner liggen naar uw faxmodem te sturen. Met het beeldbewerkingprogramma dat bij de scanner wordt geleverd, kunt u afbeeldingen op uw computer bekijken, wijzigen en opslaan. Klik op het beeldbewerkingpictogram om het beeldbewerkingprogramma en de TWAIN-toepassing automatisch te starten. Hierna is dit klaar om documenten of afbeeldingen van de scanner te ontvangen.
SCANMANAGER-snelmenu Rechtsklikt u op de knoppen, dan verschijnt een snelmenu met de volgende opties: Altijd op voorgrond:
Als u dit aankruisvakje activeert,
blijft het venster SCANMANAGER altijd op de voorgrond staan van de vensters die u heeft geopend op uw bureaublad. Papier detecteren: Deze optie verschijnt als er op uw scanner een knop zit. Als u deze optie heeft ingeschakeld door er op te klikken, wordt het laatste SCANMANAGER-programma dat 62
Hoofdstuk V. De scannersoftware u heeft gebruikt, automatisch gestart als u op de scannerknop drukt. Deze snelkoppeling is heel handig als u één van de SCANMANAGER-toepassingen heel vaak gebruikt. Als u op de scannerknop drukt terwijl deze optie niet is ingeschakeld, zal de lamp in de scanner worden aangezet. Help:
Klik op deze optie om de on-line help op uw
computer weer te geven met gedetailleerde uitleg over de functies en het gebruik van het programma SCANMANAGER.
Nu u enige basiskennis heeft vergaard over SCANMANAGER kunt u uw scanner gaan gebruiken. De volgende paragrafen zijn Let op
geschreven als een stap-voor-stap gids over het gebruik van SCANMANAGER. Start nu de ScanManager door te klikken op de Windows Startknop links onder in het computerscherm. Selecteer eerst Programma's en lokaliseer de juiste map (standaard is dit ScanManager) en klik op het programma.
Het hulpprogramma Kopiëren Over het hulpprogramma Kopiëren U gebruikt het hulpprogramma Kopiëren om snel documenten en afbeeldingen te scannen en af te drukken. Het slaat de gescande afbeelding niet permanent op uw computer op een geeft u geen indruk 63
Hoofdstuk V. De scannersoftware van het uiteindelijke resultaat. Voor deze en andere geavanceerde scan- en afdrukmogelijkheden gebruikt u het beeldbewerkingprogramma. Het hulpprogramma Kopiëren werkt vrijwel op dezelfde manier als een gewone kopieermachine - laad een vel papier, druk op een stel knoppen en voer een kopie uit.
Selecteer printer
Printer Setup Papierformaat
Aantal kopieën
Helderheid
Afbeelding 18. Hulpprogramma Het bedieningspaneel dat verschijnt als u op de knop van het hulpprogramma Kopiëren drukt en de instellingen aanpast lijkt 64
Hoofdstuk V. De scannersoftware sprekend op het bedieningspaneel van een gewone kopieermachine (zie afbeelding 18).
Zo gebruikt u het hulpprogramma Kopiëren Als uw scanner en printer correct zijn geïnstalleerd onder Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation zou het hulpprogramma Kopiëren goed en naadloos moeten functioneren. Het hulpprogramma Kopiëren heeft een interface met Windows Afdrukbeheer en is compatibel met bijna alle printers die door Windows worden ondersteund. Zorg, voordat u het hulpprogramma Kopiëren gebruikt, dat uw printer goed is geïnstalleerd en werkt. Hieronder wordt beschreven hoe u het hulpprogramma Kopiëren gebruikt: 1.
Plaats een document of afbeelding in de scanner
2.
Start ScanManager.
3.
Klik op de knop van het hulpprogramma Kopiëren.
4.
Controleer of de printer waarop u wilt afdrukken, wordt weergegeven in het vak boven in het venster van het hulpprogramma Kopiëren dat automatisch verschijnt (klik op de pijl omlaag om een andere printer te selecteren).
65
Hoofdstuk V. De scannersoftware 5.
Toets het aantal exemplaren dat u wilt hebben in en pas eventuele andere instellingen aan (zie onderstaand voor meer informatie over de instellingen).
6.
Selecteer de juiste scanmodus door te klikken op Kleurenfoto, Zwartwitfoto of Tekst.
7.
Klik op de grote groene knop Start onder in het venster van het hulpprogramma Kopiëren om te gaan scannen en afdrukken. Er komt heel snel een kopie van het document uit uw printer.
Instellingen van het hulpprogramma Kopiëren •
PRINTER SELECTEREN is het vak boven in het venster van het hulpprogramma Kopiëren. In dit vak staan alle printers die onder Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation op uw computer zijn geïnstalleerd. Het hulpprogramma Kopiëren kan alleen printers gebruiken die onder Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation zijn geïnstalleerd en dus in dit vak staan. Controleer, voordat u een printer installeert, of deze met uw computer is verbonden en op de netspanning is aangesloten. Klik vervolgens op START, selecteer INSTELLINGEN en klik op PRINTERS. Dubbelklik op Printer toevoegen. Nadat u de printer in Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation heeft geïnstalleerd, voert u het hulpprogramma Kopiëren opnieuw uit,
66
Hoofdstuk V. De scannersoftware waarna deze in de printerkeuzelijst verschijnt en kan worden geselecteerd via het klikken op de pijl omlaag rechts van het vak. •
De knop PRINTER INSTELLEN bevindt zich aan de rechterkant van de printerkeuzelijst. De opties in het venster Printer instellen hangen af van het type printer. Opmerking: de scanresolutie voor het hulpprogramma Kopiëren komt altijd overeen met de hier gedefinieerde printerresolutie.
•
Het vak PAPIERFORMAAT staat net onder het vak Printer selecteren en bevat alle mogelijke papierformaten voor uw scanner. Het hier geselecteerde formaat bepaalt het gebied dat wordt gescand. Via Printer instellen selecteert u een ander papierformaat voor het afdrukken. Hanteer, indien mogelijk, hetzelfde papierformaat voor het scannen als voor het afdrukken. U heeft meer controle over het scan- en afdrukgebieden in de beeld-editor (TWAIN-programma).
•
Met de optie FORMAAT AANPASSEN AAN PAGINA vergroot of verkleint u het gescande document zodat het op het papier van de printer past. Kleinere afbeeldingen worden vergroot zodat ze de hele pagina vullen en grotere documenten worden verkleind zodat ze op de pagina passen. Meestal gebruikt u deze optie om een document van papierformaat A4 af te drukken op papier van papierformaat Letter (of andersom).
•
CENTREREN OP PAGINA centreert een gekopieerd document midden aan de bovenkant van de pagina.
•
De SCANMODUS bevat drie knoppen - Kleurenfoto, Zwartwitfoto en Tekst. Het is heel belangrijk om altijd de juiste scanmodus te selecteren voor het type document dat u aan het scannen en afdrukken bent. 67
Hoofdstuk V. De scannersoftware Kleurenfoto-modus - De kleurenfoto-modus scant het document in 24-bits RGB kleuren. Deze modus is het traagst en gebruikt het meeste geheugen, maar de resultaten zijn indrukwekkend. Gebruik deze modus alleen bij kleurenprinters. Zwartwitfoto-modus - De zwartwitfoto-modus scant
afbeeldingen
verschillende
in
grijstinten
zwartwit
en
simuleren,
kan
256
waardoor
zwartwitafbeeldingen schaduw en diepte krijgen. Deze modus is het beste als kleur niet noodzakelijk is voor de gescande afbeelding omdat het scannen en verwerken in kleur zo lang duurt, of omdat u niet beschikt over een kleurenprinter. Gebruik van deze modus
resulteert
bij
het
scannen
van
zwartwitafbeeldingen of zelfs kleur in uitvoer van hoge kwaliteit in zwart, wit en grijs (kleuren worden automatisch omgezet naar grijs). Tekstmodus - Tekstmodus geniet de voorkeur als u tekstdocumenten scant en afdrukt. •
HELDERHEID wordt gebruikt om de kopie lichter of donkerder te maken. Bij lagere helderheid zijn tekst of handschrift beter te lezen. Verhoog de helderheid voor meer contrast in de donkere gebieden van afbeeldingen.
68
Hoofdstuk V. De scannersoftware Tip: het hulpprogramma Kopiëren is alleen bedoeld om snel kopieën van documenten of afbeeldingen te maken. Als u meer invloed wilt hebben op het scan- en afdrukproces, inclusief het vooraf bekijken, het aanpassen van de kleuren enz., gebruikt u de beeldeditor.
69
Hoofdstuk V. De scannersoftware
Het hulpprogramma Fax Over het hulpprogramma Fax U gebruikt het hulpprogramma Fax (afbeelding 19) om snel documenten en afbeeldingen te scannen en te faxen. Net als het hulpprogramma Kopiëren slaat het de gescande afbeelding niet permanent op uw computer op een geeft u geen indruk van het uiteindelijke resultaat. Voor geavanceerde scan- en faxmogelijkheden gebruikt u het beeldbewerkingprogramma. Het hulpprogramma Fax werkt vrijwel op dezelfde manier als een gewone fax - laad een vel papier, druk op een stel knoppen en de fax is verzonden.
Zo gebruikt u het hulpprogramma Fax Zorg, voordat u het hulpprogramma Fax gebruikt, dat uw fax/modem goed is geïnstalleerd onder Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation en werkt. Hieronder wordt beschreven hoe u het hulpprogramma Fax gebruikt. 1.
Plaats een document of afbeelding in de scanner
2.
Start de ScanManager.
3.
Klik op de knop van het hulpprogramma Fax.
4.
Controleer of het faxprogramma dat u wilt gebruiken, wordt weergegeven in het vak boven in het venster van het
70
Hoofdstuk V. De scannersoftware hulpprogramma Fax dat automatisch verschijnt (klik op de pijl omlaag om een ander stuurprogramma voor de fax te selecteren). 5.
Pas de instellingen, indien nodig, aan (zie onderstaand voor meer informatie over de instellingen).
6.
Selecteer de juiste scanmodus door te klikken op Zwartwitfoto of Tekst.
7.
Klik op de grote groene knop Start onder in het venster van het hulpprogramma Fax om te gaan scannen en faxen. Het document zal nu naar uw faxprogramma worden verzonden
voor de adressering.
Selecteer Fax
Fax Setup
Knop Start
Papierformaat
Helderheid
Afbeelding 19. Venster hulpprogramma Fax 71
Hoofdstuk V. De scannersoftware
Instellingen hulpprogramma Fax •
Met FAXPROGRAMMA SELECTEREN kunt u kiezen tussen de verschillende faxprogramma's die op uw computer staan. Het hulpprogramma Fax zendt de gescande afbeelding naar uw faxprogramma en NIET direct naar uw fax/modem. Dus als u in het venster van het hulpprogramma Fax op Start klikt, wordt het document gescand en het faxprogramma (stuurprogramma) dat u hier heeft gedefinieerd uitgevoerd. De gescande afbeelding staat daar dan al in.
•
Onder FAX INSTELLEN kunt u een aantal instellingen voor uw faxprogramma zetten. Klikt u op Fax instellen, dan verschijnt het instellingsvenster voor het faxprogramma dat u heeft geselecteerd.
•
Het vak PAPIERFORMAAT staat net onder het vak Faxprogramma selecteren en bevat alle mogelijke papierformaten voor uw scanner. Het hier geselecteerde formaat bepaalt het gebied dat wordt gescand. Via Fax instellen selecteert u een ander papierformaat voor het faxen. Hanteer, indien mogelijk, hetzelfde papierformaat voor het scannen als voor het faxen.
•
HELDERHEID wordt gebruikt om de kopie lichter of donkerder te maken. Bij lagere helderheid zijn tekst of handschrift beter te lezen. Verhoog de helderheid voor meer contrast in de donkere gebieden van afbeeldingen.
•
De SCANMODUS bevat twee knoppen - Zwartwitfoto en Tekst. Het is heel belangrijk om altijd de juiste scanmodus te selecteren voor het type document dat u aan het scannen en faxen bent. 72
Hoofdstuk V. De scannersoftware Selecteer de Zwartwitfoto-modus als het document dat u wilt scannen zowel tekst als afbeledingen bevat. Zwartwitfoto-modus - De zwartwitfoto-modus scant
afbeeldingen
verschillende
in
grijstinten
zwartwit
en
simuleren,
kan
256
waardoor
zwartwitafbeeldingen schaduw en diepte krijgen. Deze modus kan het beste worden gebruikt voor het faxen van zwartwitfoto's of -afbeeldingen. Gebruik van deze modus
resulteert
bij
het
scannen
van
zwartwitafbeeldingen of zelfs kleur in uitvoer van hoge kwaliteit in zwart, wit en grijs (kleuren worden automatisch omgezet naar grijs). Tekstmodus - De tekstmodus geniet de voorkeur bij het scannen en afdrukken van tekstdocumenten. •
Met de knop MEER DAN EEN PAGINA kunt u faxen verzenden die meer dan één gescande pagina bevatten. Klik op de knop Meer dan één pagina, waardoor deze ingedrukt lijkt en ga verder met scannen. Na elke pagina wordt u gevraagd of u nog een pagina wilt scannen.
Opmerking: De gedefinieerde instellingen zijn van invloed op alle pagina's van een fax, die meerdere pagina's bevat. Dus als u twee pagina's faxt, waarbij bijvoorbeeld op de eerste alleen Let op
tekst staat en op de tweede alleen maar afbeeldingen, selecteert u de zwartwitfoto-modus. Tip: het hulpprogramma Fax is alleen bedoeld om snel faxen te versturen. Als u meer invloed wilt hebben op het scan- en faxproces, inclusief het vooraf bekijken, het aanpassen van het 73
Hoofdstuk V. De scannersoftware formaat, geavanceerde mogelijkheden voor helderheid, dithering enz., gebruikt u de beeld-editor.
74
Hoofdstuk V. De scannersoftware
De beeld-editor - MGI Photo Suite SE
Beeldbewerking wordt gebruikt voor het verfraaien, aanpassen en verwerken van uw afbeeldingen. Uw nieuwe scanner en beeldbewerkingprogramma openen een nieuwe wereld voor u op het gebied van kleurgebruik, tekentechnieken en speciale effecten.
Het programma openen Om de beeld-editor te openen klikt u op het beeldbewerkingpictogram in het venster SCANMANAGER. De beeldeditor staat ook in het menu START in Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation.
Een afbeelding van de scanner krijgen Klikt u in het venster SCANMANAGER op het beeldbewerkingspictogram, dan start het programma TWAIN automatisch. Zo scant u een andere afbeelding. 1.
Ga naar het menu BESTAND en selecteer ACQUIRE. Het dialoogvenster TWAIN verschijnt (zie het hoofdstuk over TWAIN voor meer informatie).
2.
Selecteer een beeldmodus: Kleurenfoto, Zwartwitfoto of Tekst.
3.
Selecteer de beeldresolutie (dpi).
4.
Klik op PRESCAN. De scanner gaat nu scannen en toont een prescan. 75
Hoofdstuk V. De scannersoftware 5.
Pas via de schuifregelingen de helderheid en het contrast aan (contrast wordt niet gebruikt voor zwartwit).
6.
Bent u tevreden over de prescan, selecteer dan SCANNEN om het beeld te scannen.
7.
Nadat u het beeld in de toepassing heeft bewerkt en bekeken, sluit u het dialoogvenster TWAIN door op ANNULEREN te klikken.
Basis beeldbewerking De meest gebruikelijke aanpassing op gescande beelden, voorafgaand aan het bewerken, is het instellen van helderheid en contrast. Deze instellingen gebeuren op een andere manier dan de instellingen in het dialoogvenster TWAIN. Wilt u na het scannen aanpassingen maken, open dan het menu MAP en selecteer CONTRAST/HELDERHEID. Nu verschijnt het venster contrast/helderheid, waarin u de noodzakelijke veranderingen kunt aangeven. Klik op OK zodra u klaar bent.
De bewerkingsgereedschappen gebruiken De bewerkingspictogrammen bieden een aantal mogelijkheden om uw gescande afbeeldingen aan te passen. Deze pictogrammen bevinden zich links van de gescande afbeelding. Lees de beschrijving van deze hulpmiddelen in het menu HELP goed door om te weten hoe u deze gereedschappen precies gebruikt.
76
Hoofdstuk V. De scannersoftware
Beelden opslaan Zo slaat u een beeld op in een formaat van uw keuze: 1.
Klik in het menu BESTAND op OPSLAAN ALS.
2.
Selecteer het bestandstype (bijv. .tif of .eps) en de locatie.
3.
Geef uw bestand een naam. Opmerking: Zorg ervoor dat het bestandstype aan de naam wordt toegevoegd (bijv. “Beeld.tif“).
4.
Klik op OPSLAAN onder in het scherm.
Bestandstype extensies kiezen In uw beeldbewerkingprogramma kunt u afbeeldingen in verschillende indelingen opslaan om uw afbeeldingen vaker en flexibeler te kunnen gebruiken. In de volgende paragraaf bespreken wij een paar van de meest gebruikte bestandsindelingen.De bestandsindeling die u kiest, is afhankelijk van de andere programma's waarin u de afbeelding wilt kunnen inlezen en of u deze wel of niet wilt gecomprimeerd wilt opslaan. •
BMP: Bitmap is de standaard bestandsindeling voor afbeeldingen in Windows. Pictogrammen zijn typische bitmapafbeeldingen.
•
JPEG: De indeling Joint Photographic Experts Group wordt over het algemeen gebruikt voor kleurenafbeeldingen op Internet. JPEG reduceert de grootte van een afbeelding door het weglaten van de niet-kritische gegevens van de afbeelding. JPEG behoudt alle kleurinformatie van een afbeelding en biedt verschillende graden van compressie.
•
GIF: Het Graphics Interchange Format wordt eveneens vaak gebruikt voor het weergeven van afbeeldingen op Internet. Het heeft ook een eigen compressiemethode, waarbij wat kleurinformatie verdwijnt om de bestandsgrootte te reduceren. 77
Hoofdstuk V. De scannersoftware •
PSD: Oorspronkelijke bestandsindeling van Adobe Photoshop.
•
PNG: PNG is een recenter alternatief voor de bestandindeling GIF dat geen kleurinformatie of gegevens verwijdert als het bestand wordt gecomprimeerd.
•
PPF: Oorspronkelijke bestandsindeling van Micrografx PhotoMagic.
•
TIF: Het Tagged-Image File Format is vergelijkbaar met de hierboven genoemde indeling EPS en wordt veel gebruikt en ondersteund. TIFF onderscheidt zich van EPS omdat deze bestanden in sommige toepassingen wel kunnen worden gecomprimeerd.
Afbeeldingen afdrukken Om een afbeelding af te drukken, opent u het menu BESTAND en selecteert AFDRUKKEN (het scherm met afdrukopties verschijnt). 1.
Klik op PAGINA-INSTELLING om de afmetingen naar wens in te stellen.
2.
Selecteer het uitvoertype (bijv. kleuren, grijstinten, enz.)
3.
Klik op AFDRUKKEN.
Scantip: Monitorgamma Het instellen van het monitorgamma is cruciaal om uw afbeeldingen goed te kunnen bekijken. U past het gamma als volgt aan:
78
Hoofdstuk V. De scannersoftware 1.
Kies de optie Monitorgamma door eerst in het menu BESTAND SETUP te kiezen en vervolgens op MONITOR te klikken.
2.
Selecteer vervolgens de optie MONITORGAMMA.
3.
Sleep de schuifregeling tot de kleurschakering van elke rechthoek gelijk is aan de aangrenzende kleuren. Klik op OK als u klaar bent. Opmerking: De bovenstaande stappen voor het instellen van het monitorgamma kunnen per toepassing verschillen.
Voor extra hulp Klik in het menu "?" op HELP. In deze map vindt u alle informatie over de basisprincipes van beeldbewerking en de geavanceerde functies. Probeer aan de hand hiervan antwoord te vinden op mogelijke vragen.
79
Bijlage A: Problemen oplossen
80
Bijlage A: Problemen oplossen
Scanproblemen
Meestal kunnen problemen eenvoudig worden opgelost. Daarom treft u hieronder een overzicht aan van de meest gestelde vragen en de voorgestelde oplossing van het probleem. Als uw computer geen afbeeldingen van de scanner krijgt, bestudeert u de paragraaf Scanner Utility van deze handleiding, voordat u verder gaat.
Probleem: Oorzaak: Oplossing:
De gescande afbeelding ziet er op het scherm korrelig uit. De videokaart toont niet meer dan 256 kleuren. Wij raden u aan een schermmodus van 16 bits per pixel (65536 kleuren) of hoger te kiezen. Raadpleeg de documentatie bij uw videokaart, computer of Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation voor de wijze waarop u de beeldschermmodus kunt veranderen.
Probleem: Oorzaak 1:
De scanner scant erg traag. Er zijn andere toepassingen op de achtergrond actief. Oplossing 1: Sluit alle andere toepassingen die op de achtergrond actief zijn. Oorzaak 2:
U scant met een hoge resolutie (dpi).
81
Bijlage A: Problemen oplossen
Oplossing 2: Verlaag de resolutie. Zie hoofdstuk 4 voor nadere informatie over de aanbevolen resolutie-instellingen. Oorzaak 3:
De printerpoortinstellingen in de BIOS zijn onjuist. Oplossing 3: Zet de parallelle poortinstellingen in uw computer BIOS op EPP of bidirectioneel. Raadpleeg uw computerhandleiding voor de wijze waarop dit kan worden ingesteld. Probleem: Oorzaak: Oplossing: Oorzaak:
Oplossing:
Het gescande document verschijnt op het scherm als vreemde karakters. De tekstpagina is ondersteboven gescand. Draai de pagina om en scan opnieuw. De OCR-software kan slechts een bepaald aantal documenttypes, fonts en bestandindelingen aan. Wellicht heeft u geprobeerd een formulier, spreadsheet, handgeschreven brief of document met tekst in kleur of een kleurenpagina te scannen. Scan een net document dat, bij voorkeur, één kolom zwarte tekst op een witte achtergrond bevat.
82
Bijlage A: Problemen oplossen
Probleem:
Oorzaak:
Oplossing:
Probleem:
Oplossing: Probleem: Oplossing:
De scanner functioneert niet meer nadat Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation is geïnstalleerd. Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation is een 32-bits besturingssysteem en de meeste hiervoor geschreven programma’s vereisen 32-bits stuurprogramma’s (de programmatuur die communiceert tussen uw computer en de scanner). Ga naar onze website en laad de meest recente stuurprogramma’s. Indien u geen toegang heeft tot Internet kunt u ook telefonisch contact met ons opnemen. Onze telefoonnummers staan vermeld op de laatste pagina van deze handleiding. De scanner staat niet in de lijst van ondersteunde scanners bij andere commerciële software. Selecteer TWAIN als scanner. Het is onmogelijk met andere dan de bij de scanner geleverde software te scannen. Ga naar Scanner instellen in het programma, selecteer TWAIN en uw scanner verschijnt in de lijst (bijv. 600P-32 bits TWAIN bron). 83
Bijlage A: Problemen oplossen
Probleem:
Er kan niet worden opgeslagen op een diskette.
Oorzaak 1: De diskette is beveiligd tegen schrijven. Oplossing 1: Schuif de schrijfbeveiliging aan de bovenkant van de diskette naar de gesloten positie. Oorzaak 2: Uw diskette is nog niet geformatteerd. Oplossing 2: Formatteer de diskette. Oorzaak 3:
Er is niet meer voldoende ruimte om het document op te slaan. Oplossing 3: Verwijder bestanden die u niet meer nodig heeft van de diskette. Oorzaak 4:
U scant uw document met een hoge resolutie. Documenten die met een hoge resolutie zijn gescand nemen aanzienlijk meer schijfruimte in beslag. Oplossing 4: Verlaag de resolutie. Zie hoofdstuk 4 voor de aanbevolen instellingen. Probleem: Oplossing:
Kan niet worden geïnstalleerd op een computer zonder CD-ROM-station. Neem contact op met ons kantoor om een versie op diskettes te krijgen. Het 84
Bijlage A: Problemen oplossen
telefoonnummer staat aan het eind van deze handleiding. Probleem:
Oorzaak:
Oplossing:
De afbeelding ziet er goed uit met de software die werd geleverd met de scanner, maar niet als deze wordt geëxporteerd naar een ander programma. Andere beeldbewerkingprogramma’s gebruiken andere monitorgamma instellingen. Verander de monitorgamma instellingen in deze programma’s, zodat deze overeenkomen met het oorspronkelijk programma. Raadpleeg hiervoor de bij de programma’s geleverde helpbestanden voor de wijze waarop dit kan worden ingesteld.
Probleem:
De afbeelding ziet er op het scherm goed uit, maar wordt erg donker afgedrukt. Oorzaak1: De monitorgamma instellingen of de helderheidsinstellingen van scanner zijn niet juist. Oplossing 1: 1) Zet de waarde voor monitorgamma tussen de 1.0 en 1.5. Kijk in het helpbestand voor de wijze waarop u dit kunt doen.
85
Bijlage A: Problemen oplossen
2) Wijzig de helderheid in het venster TWAIN voordat u gaat scannen.
Oorzaak2:
De helderheid van de printer is onjuist ingesteld. Oplossing 2: Pas de helderheid van de printer aan. Bij sommige printers kan de helderheid worden gewijzigd. Raadpleeg hiervoor de documentatie bij uw printer. Probleem: Oorzaak1: Oplossing1:
Het duurt erg lang om de gescande afbeelding als e-mail te versturen. De afbeelding is gescand met een hoge resolutie of is erg groot. Scan met een lagere resolutie (dpi)
Oorzaak 2: Oplossing:
Het is druk op Internet. Probeer het bericht op een later tijdstip te versturen.
Probleem:
De afbeelding die ik via e-mail heb verstuurd ziet er goed uit op mijn computer maar ziet er erg donker uit op de ontvangende computer. Het monitorgamma van de zendende en ontvangende computer dient ongeveer overeen te komen.
Oplossing:
86
Bijlage A: Problemen oplossen
Probleem: Oorzaak: Oplossing:
Probleem: Oorzaak: Oplossing:
Probleem: Oorzaak:
Oplossing:
Probleem:
De lamp in de scanner brandt continu. De timer in de Scanner Utility is niet goed ingesteld. Start de Scanner Utility en laat de timer de scanner uitschakelen na het aantal door u ingestelde minuten. Aan het begin van elke scan hoor ik een knarsend of rammelend geluid. De scanner wordt ingeschakeld en initialiseert zichzelf voor het scannen. Dit geluid is normaal voor de werking van deze scanner. De foutmelding „schijf is vol“ verschijnt wanneer ik op de scanknop klik. Uw computerbronnen zijn bijna uitgeput. De harde schijf van uw computer heeft onvoldoende ruimte om de afbeelding te kunnen verwerken. Dit kan veroorzaakt worden doordat u met een te hoge resolutie scant. Zorg voor een grotere harde schijf of scan met een lagere resolutie. De foutmelding „Schijf I/O-fout“ wordt getoond. 87
Bijlage A: Problemen oplossen
Oorzaak 1:
Deze fout ontstaat wanneer de harde schijf onvoldoende ruimte heeft om de afbeelding te verwerken. Oplossing 1: Creëer extra ruimte op uw schuif door programma’s en bestanden die u niet nodig heeft, te verwijderen. Oorzaak 2: Oplossing:
Uw harde schijf is zwaar gefragmenteerd of bevat slechte sectoren. Start de Scan Disk toepassing van Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation. Raadpleeg de documentatie bij uw computer of de Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation-helpbestanden voor de wijze waarop u Scan Disk dient te gebruiken.
Oorzaak 3:
Deze melding verschijnt in sommige computers wanneer sommige TWAINfilters worden gebruikt. Oplossing 3: Gebruik geen TWAIN-filter. Kijk op onze website en download de meest recente software. Probleem:
De foutmelding „Scanner niet gevonden“ wordt getoond.
88
Bijlage A: Problemen oplossen
Oorzaak 1:
De scanner is niet geïnitialiseerd na installatie omdat de computer niet opnieuw is gestart. Oplossing 1: Start de computer opnieuw.
Oorzaak 2: De kabels zijn niet juist aangesloten. Oplossing 2: Zorg ervoor dat de kabels goed zijn aangesloten op de juiste poorten. Oorzaak 3: De printerkabel is wellicht te lang. Oplossing 3: Gebruik een bi-directionele printerkabel van 1,80 m of korter. Oorzaak 4: De scannerkabel kan zijn veranderd. Oplossing 4: Zorg ervoor dat de originele kabel bij de scanner blijft wanneer deze naar een andere computer wordt verplaatst. Oorzaak 5:
De adapter van de printer is niet juist aangesloten. Oplossing 5: Zorg ervoor dat de adapter in een stopcontact zit. Als de scanner is verbonden met een netspanningsbeveiliging, moet deze zijn ingeschakeld.
89
Bijlage A: Problemen oplossen
Oorzaak 6:
De printerpoortmodus in de BIOS is niet juist ingesteld. Oplossing 6: Wijzig de parallelle poortmodus in uw computer BIOS in EPP of bi-directioneel. Raadpleeg uw computerhandleiding voor het wijzigen van deze BIOS-instelling. Oorzaak 7: Het I/O-adres van de parallelle poort is onjuist ingesteld. Oplossing 7: Verander het poortadres, 378h of 3BCh worden aanbevolen. Oorzaak 8:
Sommige parallelle poorten worden door de Scanner Utility niet juist herkend, waardoor instellingen handmatig moeten worden uitgevoerd. Oplossing 8: Bewerk het bestand SYSTEM.INI en typ de volgende regel in de sectie [ScannerParameters], waarna u het bestand bewaart: Port_ChipType=17 Opmerking: Als u het bestand SYSTEM.INI nog nooit heeft gewijzigd is het verstandig hiervan eerst een reservekopie te maken. Oorzaak 9:
Uw printer kan een conflict hebben met de scanner. Oplossing 9: Maak de printer aan de achterzijde van de scanner los en probeer opnieuw om te 90
Bijlage A: Problemen oplossen
scannen. Als de scanner wel werkt zonder printer, moet u een tweede parallelle poort voor de printer aanschaffen. Oorzaak 10:
U moet wellicht het bestand LPT.VXD, dat de parallelle poort bestuurt vanuit Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation, vervangen. Oplossing 10: Kijk op de website van Microsoft en download een nieuw LPT.VXD-bestand. Oorzaak 11: Uw parallelle poort is oud of instabiel. Oplossing 11: Wanneer geen enkele van de genoemde oplossingen werkt, adviseren wij u een nieuwe parallelle poort te installeren die EPP ondersteunt. Probleem:
De scanner knarst aan het einde van de scan en het lijkt of deze verder wil gaan met scannen. Oorzaak: Het geluid treedt bij sommige computers op wanneer de parallelle poortmodus niet juist is ingesteld. Oplossing 1: Verander het parallelle poortadres in uw computer-BIOS (3BCh wordt aanbevolen) en zorg dat de parallelle poortmodus op EPP of bidirectioneel staat. Raadpleeg uw
91
Bijlage A: Problemen oplossen
computerhandleiding voor het doorvoeren van deze wijzigingen in de BIOS. Oplossing 2: Wijzig de parallelle poort modus in SPP. Oplossing 3: Neem contact op met onze klantenservice wanneer het probleem zich blijft voordoen. Probleem: Oorzaak:
Oplossing:
Probleem:
Oorzaak:
De ScanManager herstelt zich niet. Dit probleem treedt op wanneer de computer wordt uitgeschakeld, terwijl de ScanManager aan het scannen is. 1) Bewerk het bestand SCANFX.INI in de \WINDOWS-directory. Om SCANFX.INI te bewerken, klikt u op START in de TAAKBALK (Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation-gebruikers), op UITVOEREN, waarna u CANFX.INI typt. 2) Verwijder de regels die beginnen met LINE, TOP en LEFT. 3) Sla het bestand op. 4) Start de ScanManager. Er bevindt zich een gele of groene lijn aan de rechterzijde van het gescande document. Deze gekleurde lijnen worden getoond als het parallelle poorttype verkeerd is ingesteld of gedetecteerd.
92
Bijlage A: Problemen oplossen
Oplossing1:
Oplossing2:
Opmerking:
Probleem: Oorzaak: Oplossing:
Probleem: Oorzaak:
Oplossing:
Controleer of de parallelle poortmodus op EPP of bidirectioneel staat in uw computerBIOS. Raadpleeg uw computerhandleiding voor het wijzigen van de BIOS-instellingen. Bewerk het bestand SYSTEM.INI, typ en zet de volgende regel in de sectie [ScannerParameters]: Port_ChipType=17 Maak een reservekopie van SYSTEM.INI indien u dit bestand nog niet eerder heeft gewijzigd. Het toetsenbord en de muis werken niet meer nadat de scanner is geïnstalleerd. Er is een I/O (Input/Output) adresconflict. Wijzig het adres van de parallelle poort in de BIOS van uw computer (3BCh wordt aanbevolen). Raadpleeg de computerhandleiding voor het aanbrengen van wijzigingen in de BIOS. Het geluid werkt niet meer nadat de scanner is geïnstalleerd. Er is een I/O (Input/Output) addresconflict. Dit treedt vaak op in combinatie met de Yamaha OLP3 geluidskaarten. Wijzig het parallelle poortadres in uw computer-BIOS (3BCh wordt aanbevolen) 93
Bijlage A: Problemen oplossen
en controleer of de parallelle poortmodus op EPP of bidirectioneel staat. Raadpleeg uw computerhandleiding voor het aanbrengen van wijzigingen in uw computer-BIOS. Probleem:
Oorzaak: Oplossing:
Probleem:
Oorzaak: Oplossing:
De foutmelding „OLE-bestand COMPBJ is vergrendeld en kan niet worden bijgewerkt“ wordt getoond. De Office werkbalk (de balk die uw Officetoepassingen start) is actief. Sluit de Office werkbalk voordat u de scanner installeert of gebruikt. De foutmelding „MGXBM10.DLL is verbonden met ontbrekende export PCDLIB32.DLL: PCDSETLUT“ wordt getoond na het openen van MGI Photo Suite SE. Het bestand PCDLIB32.DLL is beschadigd of moet worden bijgewerkt. Download de nieuwe MOXBM10.DLL of het Micrografx1.EXE bestand van onze website.
Problemen met afdrukken Probleem:
Er ontbreekt tijdens het afdrukken ca. 1 cm van de rand van het document. 94
Bijlage A: Problemen oplossen
Oorzaak:
Oplossing:
Alle printers hebben een vast gebied waarbinnen zij kunnen afdrukken. De meeste printers hebben een maximaal afdrukbereik van 19 x 25,4 cm. Verklein de afbeelding tot 95 % of 90 %.
Probleem:
Er kan niet worden afgedrukt of er verschijnen vreemde tekens wanneer de printer wordt verbonden met de scanner. Oorzaak 1: De kabels zijn niet juist aangesloten. Oplossing 1: Controleer of de kabels op juiste wijze met de juiste poort zijn doorverbonden. Oorzaak 2: De printer staat niet aan of staat off line. Oplossing 2: Zet de printer aan en zorg dat deze on-line staat. Oorzaak 3: De printerkabel is te lang. Oplossing 3: Gebruik een bidirectionele kabel van 1,80 m of korter. Oorzaak 4: De scannerkabel is veranderd. Oplossing 4: Zorg ervoor dat scanner en scannerkabel bij elkaar blijven bij het verplaatsen van de scanner naar een andere computer. Oorzaak 5:
De printerpoortmodus is niet juist ingesteld in de BIOS. 95
Bijlage A: Problemen oplossen
Oplossing 5: Wijzig de parallelle poortmodus in uw computer-BIOS in EPP of bidirectioneel. Raadpleeg uw computerhandleiding voor de wijze waarop u wijzigingen aanbrengt in de BIOS. Oorzaak 6:
De bidirectionele modus bij sommige printers werkt niet juist indien deze zijn verbonden met de scanner. Oplossing 6: Schakel de bidirectionele modus van uw printer uit. Raadpleeg hiervoor de documentatie bij de printer. Oorzaak 7:
Het is wellicht nodig het bestand LPT.VXD dat de parallelle poort bestuurt onder Windows 95/98, Windows NT4.0 WorkStation, bij te werken. Oplossing 7: Kijk op de website van Microsoft en laad een nieuw LPT.VXD-bestand. Oorzaak 8:
Sommige printerfabrikanten raden het af hun printer door te verbinden via een doorschakelkastje. Oplossing 8: Installeer een tweede parallelle poort op uw computer en verbind de scanner met de ene en de printer met de andere poort. Raadpleeg uw printerfabrikant om erachter
96
Bijlage A: Problemen oplossen
te komen of het gebruik van een doorschakelkastje mogelijk is.
Vaak gestelde vragen Probleem: Oplossing:
Probleem: Oplossing:
Hoe kan ik een gescande afbeelding in de bestandsindeling JPG opslaan? Selecteer BESTAND in de beeld-editor Klik op OPSLAAN ALS. Selecteer een map waarin u uw afbeelding wilt opslaan. Selecteer JPEG of JPG als type bij Opslaan als: Vul de naam of de bestandsnaam van uw afbeelding in. Hoe kan ik een afbeelding vergroten? Als u MGI Photo Suite SE gebruikt, doet u het volgende: 1) Scan de afbeelding. 2) Klik op AFBEELDING. 3) Klik op FORMAAT. 97
Bijlage A: Problemen oplossen
4) Geef de afmetingen van de afbeelding op. Als u meer vragen heeft over het vergroten van afbeeldingen, raadpleegt u documentatie die bij het programma wordt geleverd. Probleem:
Oplossing:
Probleem: Oplossing:
Hoe kan een afbeelding worden geknipt en in een ander programma worden ingevoegd? 1) Selecteer het gebied dat u wilt uitknippen. 2) Klik op BEWERKEN. 3) Klik op KNIPPEN. 4) Start de toepassing en open het document waarin u de afbeelding wilt invoegen. 5) Klik op BEWERKEN. 6) Klik op PLAKKEN. Raadpleeg de programmahandleiding als u meer vragen heeft over knippen en plakken. Hoe gebruik ik een gescande afbeelding in mijn tekstverwerker? 1) Zoek uit welke bestandsindelingen worden ondersteund door de tekstverwerker.
98
Bijlage A: Problemen oplossen
2) Sla uw afbeelding in een bestandsindeling op die door de tekstverwerker wordt ondersteund. 3) Gebruik, afhankelijk van uw tekstverwerker een opdracht INVOEGEN of IMPORTEREN opdracht in het menu en selecteer vervolgens AFBEELDING. Raadpleeg de documentatie bij uw tekstverwerker voor verdere vragen over het importeren van afbeeldingen. Probleem: Oplossing:
Probleem: oplossing:
Hoe plaats ik een gescande tekst in mijn tekstverwerker? 1) Zoek uit welke bestandsindelingen worden ondersteund door uw tekstverwerker. 2) Sla uw afbeelding op in een bestandsindeling die wordt ondersteund door uw tekstverwerker. 3) Open het opgeslagen bestand in uw tekstverwerker. Hoe verstuur ik een gescande afbeelding met mijn e-mailprogramma?. Sla het gescande document op in een bestandsindeling die wordt ondersteund door uw e-mailprogramma (JPG, GIF of 99
Bijlage A: Problemen oplossen
PNG worden aanbevolen). Raadpleeg de documentatie bij uw e-mailprogramma voor uitleg over het koppelen van bestanden aan uw document.
100
Bijlage B: Klantenservice en aansprakelijkheid
101
Klantenservic en anspraakelijkheid
Als u problemen heeft bij het werken met uw scanner adviseren wij u de hoofdstukken over de installatie en de tips voor het oplossen van problemen in deze handleiding nog eens na te lezen. Voor meer hulp kunt u onze Web-pagina bezoeken of onze klantenservice bellen (het telefoonnummer vindt u op de laatste pagina van deze handleiding). Eén van onze vertegenwoordigers helpt u graag op maandag tot en met vrijdag van 09:00 tot 17:30 uur. Zorg dat u de volgende informatie bij de hand heeft om vertragingen te voorkomen: •
Productnaam en typenummer van de scanner.
•
Serienummer van de scanner (staat op de achterkant van de scanner vlakbij de poortconnectoren)
•
Een gedetailleerde beschrijving van het probleem.
•
Het fabrikaat en het typenummer van uw computer .
•
De snelheid van uw CPU (Pentium 133, enz.).
•
Uw huidige besturingssysteem en BIOS (optioneel).
•
Andere interface kaarten in uw computer (inclusief de I/O adresinstellingen en de instellingen voor IRQ).
•
Naam van het softwarepakket (pakketten), versie of release nummer en de fabrikant van de software.
Wij zijn voortdurend bezig om de prestaties van de stuurprogramma's voor onze producten te verbeteren. Kijk op onze website Let op
www.Genius.de voor het meest recente stuurprogramma. Meer informatie is te vinden op de laatste pagina van deze handleiding.
102
Klantenservic en anspraakelijkheid
Verklaring voor beperkte aansprakelijkheid Deze verklaring voor beperkte aansprakelijkheid is alleen van toepassing als u het product voor eigen gebruik, dus niet voor wederverkoop, van een geautoriseerde leverancier betrekt. Deze aansprakelijkheid is alleen geldig binnen de Europese Gemeenschap (EG). Neem voor andere regio’s contact op met de juiste Genius-locatie. Deze staan op de laatste pagina van deze handleiding. De fabrieksgarantie eindigt één jaar na de datum van aankoop zoals die vermeld staat op de originele aankoopnota en betreft onderdelen en arbeidsloon. Bewaar de aankoopnota als bewijs van aankoop omdat u deze nodig heeft voor uw garantieaanspraken. Als u dit apparaat aan een ander doorverkoopt, blijft de garantie bestaan voor de resterende periode. Overhandig uw aankoopbewijs aan de nieuwe gebruiker. Wij garanderen dat deze machine in goede conditie wordt verzonden en zal werken zoals beschreven in de bijgaande documentatie. Op vertoon van het aankoopbewijs zullen vervangingsonderdelen de resterende periode worden gegarandeerd. Voor u dit product aan onze garantieafdeling aanbiedt dient u alle opgeslagen programmatuur, gegevens en uitneembare opslagmedia te verwijderen. Producten die zonder software voor garantie worden aangeboden zullen zonder software worden vervangen. Deze beperkte aansprakelijkheid vervalt als de problemen zijn veroorzaakt door een ongeval, ramp, vandalisme, verkeerd gebruik, slechte behandeling, ongeschikte omgeving, wijziging van de programmatuur, elektrostatische schade of andere ongeautoriseerde wijzigingen aan het product. Als dit product een optioneel accessoire is, geldt de beperkte aansprakelijkheid uitsluitend als het accessoire is gebruikt in een machine waarvoor het is ontworpen. Neem contact op met Genius als u vragen heeft over de beperkte aansprakelijkheid. DEZE VERKLARING VOOR BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID VERVANGT ALLE OVERIGE VERKLARINGEN, EXPLICIET OF IMPLICIET, INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT DE BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. SOMMIGE WETGEVINGEN VERBIEDEN ECHTER DE UITSLUITING VAN GEIMPLICEERDE AANSPRAKELIJKHEID. IS DEZE WETGEVING VAN TOEPASSING, DAN BEPERKT AL DE EXPLICIETE EN IMPLICIETE AANSPRAKELIJKHEID ZICH TOT DE DUUR VAN DE AANSPRAKELIJKHEID. NA DEZE PERIODE VERVALT ALLE AANSPRAKELIJKHEID. Bij sommige wetgevingen is het niet toegestaan de duur van een geïmpliceerde aansprakelijkheid vast te leggen. De hierboven vermelde beperking is dan niet van toepassing. Onder geen omstandigheden wordt enige verantwoording aanvaard voor het onderstaande: 1. Claims van derden aan u voor verlies of schade, 2. Verlies van, of schade aan, gegevens of 3. Economische vervolgschade (zoals gederfde inkomsten of besparingen) of toevallige schade, ook indien deze tevoren als mogelijkheid bekend konden worden verondersteld.
103
Klantenservic en anspraakelijkheid Sommige jurisdicties staan de uitsluiting of beperking van incidentele of vervolgschade niet toe; de hierboven beschreven beperking of uitsluiting is dan voor u niet van toepassing Deze beperkte aansprakelijkheid geeft u specifieke rechten, het is mogelijk dat er nog andere rechten van toepassing zijn, afhankelijk van jurisdictie.
104
Klantenservic en anspraakelijkheid
FCC radiofrequentie verklaring Het apparaat is getest en voldoet aan de vereisten voor een Class B digitaal apparaat, zoals beschreven in lid 15 van de FCC regels. Deze regels zijn ontworpen om een redelijke bescherming tegen schadelijke straling te waarborgen in een huiselijke omgeving. Dit apparaat genereert, maakt gebruik van en kan radiogolven uitzenden en kan, indien niet volgens de instructies geïnstalleerd, radioverbindingen storen. Er is echter geen garantie te geven dat interferentie niet optreedt bij een bepaalde televisieontvangst (dit kan worden vastgesteld door het apparaat uit en weer aan te zetten). Tracht de interferentie te verhelpen via één van de volgende maatregelen:
√ Richt de antenne anders of verplaats deze. √ Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvangstapparatuur.
√ Sluit het apparaat op een andere elektrische groep aan als het ontvangstapparaat.
√ Bij dit apparaat moet gebruik worden gemaakt van afgeschermde kabels om te voldoen aan de vastgestelde RFD stralingsnormen voor dit apparaat.
√ Raadpleeg de leverancier of een gekwalificeerd radiotechnicus als de storing zich blijft voordoen.
√ Wijzigingen of modificaties die niet expliciet door de fabrikant zijn goedgekeurd kunnen leiden tot het niet meer mogen gebruiken van het apparaat door de gebruiker.
105
Contacting Us KYE International Corp. 2605 E. Cedar St. Ontario, CA 91761-8511 U.S.A. Tel: (1) 909 923-3510 Fax: (1) 909 923-5494 Sales: (1) 800 456-7593 Tech. Support Tel: (1) 626 369-0427 Tech. Support Fax: (1) 626 369-4727 BBS: (1) 909 923-8454 Web site: http://www.genius-kye.com
KYE Systems Europe GmbH Hans-Bockler-Str. 62 D-40764 Langenfeld, Germany Tel: (49) 2173 9743-0 Fax: (49) 2173 9743-17 Hotline: (49) 2173 9743-21 Web site: http://www.genius.kye.de
KYE Systems UK Ltd. Unit 1, Vulcan House, Restmor Way, Wallington, Surrey SM6 7AH UK Tel: (44) 181 669-7300 Fax: (44) 181 773-3613 BBS: (44) 181 773 3603 Web site: http://www.kye.co.uk
KYE Systems H.K. Corp. Ltd. Unit B3-7, 10th floor, Chung Mei Centre, 15B Hing Yip Street, Kwun Tong, Kowloon, Hong Kong Tel: (852) 2342-3813 Fax: (852) 2341-9517 Web site: http://www.geniusnet.com.hk
106