Een verslag van mijn verblijf in IJsland voor de viering van het herdenkingsfeest van duizend jaar kerstening van IJsland
GAST OP IJSLAND KRISTNIHÁTID 2000
Johan Klein
DEEL 5 : PARLEMENTSZITTING ONDER DE WETSBERG
Afbeelding 36 De top van de Wetsberg. Foto: Johan Klein 2009 ©
36. ONDER DE WETSBERG Ik zit op een enorm houten platform aan de voet van de Wetsberg. Links van mij zit David Tustin, Anglicaans bisschop van Grimsby, met wie ik afgelopen donderdag gelijktijdig op vliegeld Keflavik arriveerde. Hij is in het paars, maar heeft een groen rugzakje bij zich, dat hij schuin achter zijn stoel zet, een beetje tussen ons in. Hij haalt een kleine camera tevoorschijn, waarmee hij foto's van de - indrukwekkende - omgeving begint te maken. Rechts van mij zit Silvia Cosimini, de Italiaanse vertaalster van de Passieliederen van Hallgrímur Pétursson. Ze draagt, net als ik, een zonnebril: zonder dat kunnen we het merkwaardige schouwspel vóór ons niet zien. Voor en achter ons zitten de andere leden van ons gezelschap, voor het merendeel kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. Ik stelde ze in deel 1 al aan u voor. Op een groot platform links van ons zitten andere genodigden, waaronder de parlementsvoorzitters van de andere Skandinavische landen. Achter ons, tegen de helling van de Wetsberg, zitten een paar duizend IJslanders. Tegenover ons op het grote platform zit, verdeeld in twee vleugels, een zestig tal mannen en vrouwen in zondagse kleding. "Do you think they are MP's?" vraag ik aan Tustin. Hij kijkt mij eventjes verbouwereerd aan en zegt dan: "That's what they are". Silvia lacht om mijn onnozele vraag. Blijkbaar ben ik nog steeds niet echt wakker. Of beter gezegd: ik voel me zo relaxed, dat het maar langzaam tot me doordringt wat hier gebeurt. Gisteren maakte ik uit de woorden van onze gids op dat hier een soort spel zou worden opgevoerd, waarin wij figuranten zouden zijn. Nu realiseer ik me dat het ernst is. Het IJslandse parlement komt in vergadering bijeen om te herdenken dat duizend jaar eerder, op deze zelfde plek, bij parlementair besluit het christendom tot de officiële godsdienst van het land werd uitgeroepen. Achter de ruggen van de parlementariërs zijn dezelfde bergen zichtbaar als toen. Alleen is het dal in die duizend jaar 200 meter breder
122
geworden doordat de Europese en de Amerikaanse aardplaat langzaam van elkaar wegschuiven. Hier, op deze breuklijn in de aarde, werd IJslands nationale eenheid gered. We kijken tegen het licht in. De zon schijnt feller dan gisteren, al is het pas negen uur in de ochtend. Ik haal de lichtbruine zonneschuif van mijn bril af en haal een donkergroene tevoorschijn die ik voor deze gelegenheid heb gekocht. Een vrouwelijk parlementslid die ziet hoe ik de schuiven verwissel, lacht me uit en maakt een besmuikte opmerking tegen een collega. Ach ja, we zijn hier in "de streken des lichts" zoals Jesaja deze noordelijke gebieden zo mooi noemde, en ik ben een lichtschuwe buitenlander. Na enkele minuten wordt de groene schuif me toch te donker en schuif ik de lichte weer op. Het parlementslid ziet het niet. De klokken van het kleine kerkje aan de rivier de Öxará beginnen te luiden. Het kerkje staat vóór ons in het dal dat Thingvellir, Dingvlakte, heet. Achter ons op de Lögberg, de Wetsberg, wordt de IJslandse vlag gehesen. Daarna horen we vanaf de Wetsberg fanfaremuziek weerklinken. Vervolgens wordt het stil. Er klinkt applaus van de berghelling wanneer de president van de republiek het podium betreedt en zijn plaats inneemt. Olafur Ragnar Grimsson heeft zijn vriendin, die de zorg voor zijn twee kinderen op zich heeft genomen en met wie hij over enkele maanden hoopt te trouwen, niet bij zich. Vrijdagavond stond ze naast hem, met een ernstig gezicht, terwijl hij ons, buitenlandse gasten, op een humoristische toespraak vergastte. Als de president is gaan zitten, komt er een man naar voren die achter het katheder gaat staan. Ik probeer hem in te schatten: geen linkse intellectueel, ook geen industrieel, eerder een boer. Mijn inschatting blijkt juist: het is een afgevaardigde van de Boerenpartij. De Boerenpartij, waarbij u niet aan boer Koekoek moet denken, neemt in de IJslandse politiek al decennialang een middenpositie in en vervult daardoor een soort sleutelrol. Dankzij die Boerenpartij behoudt de rechtse Onafhankelijkheidspartij haar dominerende rol. Maar Halldór Blöndal spreekt niet als woordvoerder van zijn fractie, maar als voorzitter van het IJslandse parlement, het Althing. Hij spreekt in het IJslands, maar dankzij de vertalingen in het Engels die aan ons, buitenlandse gasten, zijn uitgereikt, kunnen wij alle toespraken die in deze zitting van het Althing worden gehouden op de voet volgen. Laten we luisteren naar wat de parlementsvoorzitter te zeggen heeft. Thingvellir, zondagmorgen 2 juli 2000
123
Afbeelding 37 Uitzicht vanaf de Wetsberg. Foto: Johan Klein 2009 ©
37. EEN BURGEROORLOG BEZWOREN "De bijeenkomst van het Althing is geopend. Mag ik u allen hier in Thingvellir welkom heten. Vandaag vieren wij dat duizend jaar geleden "bij wet werd uitgeroepen dat alle mensen in IJsland die voordien nog niet gedoopt waren, christen zouden worden en de doop ontvangen". Dat was een unieke gebeurtenis en om die te begrijpen dienen we een blik te werpen op de omstandigheden die tot deze gebeurtenis leidden. Als ik uitkijk over deze vlakte, zie ik twee compagnieën gewapende mannen tegenover elkaar staan. Aan de ene kant de heidenen en christenen aan de andere kant. In de tegenovergestelde kampen bevinden zich veel vrienden en familieleden die men tegen elkaar heeft ingezet. Er heerst een atmosfeer die geladen is met vijandigheid. Maar het draaide erop uit dat ze zich terugtrokken zonder dat er een druppel bloed was vergoten. We weten niet precies waarom, alleen dat ze niet stonden te trappelen om te vechten. Niemand was er op gebrand de eerste klap uit te delen. Misschien waren de banden die hen bonden te sterk. Misschien lagen de redenen waarom hun grootouders en overgrootouders hiernaartoe waren gekomen hun nog te vers in het geheugen. Wat volgde, was dat "elk van beide groepen, zowel de christenen als de heidenen, weigerden te leven onder dezelfde wet als de andere groep en allen zich terugtrokken van de Wetsberg. Toen vroegen de christenen aan Hallur van Sidá de wet uit te spreken waar christenen zich aan zouden moeten houden. Hij echter overreedde hen om de Wetsspreker (parlementsvoorzitter, JK) Thorgeir, die op dat moment nog heiden was, de wet te laten uitspreken."
124
Parlementsvoorzitter Blöndal vervolgt met een citaat uit het oudste geschiedenisboek dat IJsland rijk is: "Wijze mannen hebben gezegd dat IJsland volledig gekoloniseerd is in de loop van zes decennia (d.w.z. van ca. 874 tot 930 A.D.) en dat er zich daarna geen nieuwe kolonisten meer gevestigd hebben". Het Althingi werd in 930 hier bij de Wetsberg ingesteld "met instemming van alle inwoners van het land", volgens Ari de Geleerde. vóór die tijd was er niet één wet die in heel IJsland geldig was. Sindsdien vergaderde het hoogste Gerechtshof hier, en het was hier dat de eerste en enige publieke staatsdienaar, de Wetsspreker, in de loop van drie jaren de wetten luidop reciteerde en juridische geschillen tot een oplossing bracht. Het was een geweldige prestatie, die offers, compromissen en collectieve wijsheid vereiste, dat de aangelegenheden van de natie op deze manier konden worden geregeld en een nieuwe staat, een gemenebest van vrije mensen, kon worden gesticht. Deze organisatie waarborgde de vrede in IJsland zelf, maar het Althing vertegenwoordigde de natie ook in het buitenland, bijvoorbeeld bij de onderhandelingen met de Noorse koningen Olaf Tryggvason en Olaf Haraldsson, die later als Sint Olaf bekend werd. In hun ogen zou dit "onvolwassen" gemenebest, een land zonder een koning en zijn edelen, een abnormaliteit zijn geweest die correctie behoefde. De meesten van IJslands eerste kolonisten namen vanuit Noorwegen hun heidens geloof met zich mee, tezamen met de Noorse wetten en gewoonten. Maar er was ook een groot aantal dat zich eerst had gevestigd in wat de "west" werd genoemd: in Engeland, Schotland, de Orkneys, de Shetlands en de Hebriden, of in Ierland, waar ze in kontakt kwamen met het christelijk geloof en tot bekering kwamen. Zo bezat de IJslandse gemeenschap, direct vanaf het begin, karakteristieken van een samenleving van vikingen en kooplieden. De leden van die gemeenschap verwierven zich kennis en rijpheid door wijd en zijd te reizen. De ervaringen die ze opdeden leerden hun verdraagzaam te zijn in religieuze aangelegenheden, omdat ze leerden te aanvaarden dat iemands fortuin niet afhankelijk is van iemands religieuze overtuiging. Dat is de reden waarom er in het tijdperk van het gemenebest in IJsland vrijheid van godsdienst bestond, al zullen de IJslanders van die tijd dat begrip niet gekend hebben. Ze aanvaardden deze overeenkomst door het Althing in het leven te roepen. Het bestuurlijke systeem van lokale "godords" was niet gefundeerd op religieuze grondslagen." Hier moet ik de parlementsvoorzitter even onderbreken. Een "godord" was een bestuurlijke eenheid, meestal een district, aan het hoofd waarvan een "gode" stond. Deze "gode" was zowel de wereldlijke als de religieuze leider van de gemeenschap waarover hij macht uitoefende. Van een scheiding tussen wereldlijke en religieuze zaken was in het IJslandse gemenebest beslist geen sprake! Zo was de "gode" ondermeer verantwoordelijk voor de offers die aan de (Noordse) goden gebracht dienden te worden en daarvoor diende hij op zijn eigen terrein een tempel in te richten. Hij stelde daarvoor een priester aan of oefende zelf het priesterschap uit. Ook de zittingen van het Althingi werden geopend met een offerritueel aan de goden, dat vrede en voorspoed moest inroepen. Bij het afhandelen van wettelijke aangelegenheden tijdens het Althingi werd een "gode" geacht bloed te sprenkelen op een ring of een ringvormig voorwerp dat op het altaar lag. Eden waren alleen geldig wanneer die werden afgelegd met de hand op die ring. Het uitoefenen van politieke macht was dan ook alleen mogelijk wanneer men deelnam aan heidense offerrituelen. Honderd jaar nadat de eerste kolonisten zich op IJsland vestigden, was het
125
christendom op het eiland vrijwel geheel verdwenen: niet alleen vanwege het ontbreken van eigen tempels en godshuizen, maar ook omdat het nauwelijks mogelijk was als christen deel te nemen aan het publieke bedrijf. Onder de eerste kolonisten waren er inderdaad nogal wat die christen waren, maar eenmaal op IJsland, gingen zijzelf of hun kinderen of kleinkinderen weer over tot het Noordse geloof. Toen in de laatste jaren van de tiende eeuw de Noorse koning Olaf Tryggvason zendelingen naar IJsland stuurde en die inderdaad bekeerlingen maakten onder de bevolking, deed zich het probleem voor dat een nieuwe godsdienst ook andere wetten en gewoonten met zich meebracht. Met andere woorden: de IJslandse samenleving dreigde in tweeën te splijten, doordat het ene deel van de bevolking andere wetten en gewoonten in acht zou nemen als het andere deel. Dat was des te meer dramatisch, omdat IJsland geen koning of een andere vorm van regering kende, maar uitsluitend door wetten werd geregeerd, zoals Adam von Bremen het uitdrukte. Het Althing had de macht wetten uit te vaardigen en vonnissen uit te spreken, maar het bezat geen uitvoerende macht, zelfs niet om vonnissen te voltrekken. Alles hing er dus van af of men zich aan de gemeenschappelijk vastgestelde - wetten hield. Wat er gebeurde in het bovenstaande tafereel dat de parlementsvoorzitter schilderde, is dat de twee partijen die op het Althing in het jaar 1000 tegenover elkaar stonden, elkaar de wetsgemeenschap opzegden. Daarmee dreigde het land onbestuurbaar te worden en in handen te vallen van de Noorse koning die erop gebrand was de voormalige onderdanen van de Noorse koningen weer binnen zijn machtsgebied te brengen. In geval van een burgeroorlog zou dat voor hem een makkie geweest zijn. Er waren dus veel parlementaire wijsheid en staatsmanskunde nodig om in deze situatie te komen tot een oplossing die IJslands voortbestaan als gemenebest en vrijstaat waarborgde en de inwoners van het land onder één publieke wet verenigde. Als de parlementsvoorzitter beweert dat het IJslandse publieke bestel in die dagen niet gebaseerd was op religieuze grondslagen, stelt hij de zaken anders en mooier voor dan ze in werkelijkheid waren - maar dat zijn we intussen van de IJslanders gewend. Zowel voor als na de kerstening waren bestuur en religie niet van elkaar te scheiden en dezelfde "godes" die vóór de kerstening verantwoordelijk waren voor de offers aan de Noordse goden, waren na de kerstening verantwoordelijk voor de uitvoering van de christelijke erediensten. Daartoe bouwden ze de heidense tempels eenvoudigweg om tot kerken en tempelpriesters werden tot katholieke priesters omgedoopt. De kerken stonden op hun grondgebied en waren dus van hen, meenden zij, net als vroeger de tempels van hen waren. En zij waren het dus die de in die kerken dienstdoende priesters mochten benoemen. Deze diepgewortelde opvatting bracht hen op termijn in conflict met de vertegenwoordigers van de Kerk van Rome, de eerste IJslandse bisschoppen. Tot zover mijn onderbreking. Ik geef graag weer het woord aan de parlementsvoorzitter. U bent nu zelf in staat het leugentje in de eerstvolgende zin te ontdekken: "Het vroegste christendom in IJsland was Iers christendom, dat standhield ondanks gebrek aan clerus en kerken. Omstreeks het jaar 980 keerde het tij met de komst van bisschop Frederik van Saksen, die het begin van georganiseerde missiepogingen inluidde. De inspanningen van de eerste zendelingen droegen goede vrucht. Dat valt duidelijk af te lezen uit de lijst van mensen die de doop aanvaardden. Maar het wordt ook duidelijk uit het korte verslag dat Ari de Geleerde in zijn "Boek van de IJslanders" gaf van de zitting van het Althing die hier duizend jaar geleden plaatsvond. Veel van het verhaal moet tussen de regels door worden gelezen. Maar het vertelt over de heiden Thorgeir (de toenmalige Wetsspreker of parlementsvoorzitter, JK): "In mijn ogen is het de beste gedragslijn," zei Thorgeir, de gode van Ljósavatn, "dat we niet toelaten dat die mannen die het sterkst uit zijn op een conflict de loop der gebeurtenissen
126
gaan bepalen. We zullen zoeken naar een compromis tussen beide groepen, zodat beide zijden iets zullen ontvangen van wat ze eisen en die ons onder één wet en één geloof laat leven. Want het is waar dat als wij onze wet vaneenscheuren, wij ook onze vrede vaneenscheuren." De christenen waren tevreden met de uitkomst. Het christendom werd bij wet aangenomen en de mannen die tevoren niet gedoopt waren moesten de doop ontvangen. Maar de mannen die dat wilden konden privé blijven offeren aan de heidense goden. Deze aktie trok IJsland in één ruk de wereld van de Europese cultuur binnen, een wereld waar de Noordse volkeren voordien buitenstaanders waren geweest, hoe ver ze ook gereisd hadden. De periode die erop volgde was de meest vruchtbare in de IJslandse geschiedenis. De IJslanders leerden lezen en schrijven en gingen, zelfs nog verder van huis dan tevoren, op zoek naar kennis en ervaring. De heidense culturele erfenis werd gekoesterd in de werken van middeleeuwse historici als Snorri Sturluson en Ari de Geleerde en in de kloosters van het land. Nimmer daarvoor of daarna werd er met meer bedrevenheid IJslands geschreven en met grotere kunstzinnigheid poëzie gesmeed. Uit deze bron hebben de IJslanders in de eeuwen die volgden gedronken. Wij zijn een natie met de ambitie van een natie omdat we onze taal in stand hebben gehouden, onze geschiedenis en onze onafhankelijke cultuur hebben bewaard. Dat hebben we te danken aan onze kerken en ons christelijk geloof. Hoewel de vreugde waarmee de christenen duizend jaar geleden op Thingvellir feestvierden oprecht was, zal ze toch vermengd zijn geweest met andere emoties. Het was per slot van rekening de interventie van een vreemde koning geweest die tot de aanvaarding van het christendom had aangezet. De missionarissen Stefnir Thorgilsson en Tangbrand waren wellicht in de eerste plaats afgezanten van koning Olaf van Noorwegen. Misschien dat het compromis dat Thorgeir, de gode van Ljósavatn, voorlegde kon worden gesloten omdat de heidenen zich realiseerden dat IJsland op die manier een natie zonder koning kon blijven, een gemenebest, in plaats van dat ze zich aan een christelijke koning zouden moeten onderwerpen, zoals de inwoners van de Orkney- en de Färöereilanden noodgedwongen hadden gedaan. Die dreiging was nu afgewend, voor zolang als het duurde. De geschiedenis leert ons, meteen vanaf de eerste decennia van IJslands kolonisatie toen de Noorse koning Uni de Deen uitzond, en later, toen de koning een bericht stuurde naar Gudmundur de Machtige dat hij het eiland Grímsey als geschenk zou aanvaarden, tot de dag van vandaag, dat we op onze hoede moeten zijn voor buitenlandse interventie en machtsuitbreiding - en dat wij weerstand dienen te bieden aan vreemde koningen die ons land proberen binnen te dringen, welke gedaante ze ook mogen aannemen. De stromen die ons omcirkelen zijn nog altijd afkomstig uit Europa en de meeste daarvan nemen voorspoed met zich mee - dank God daarvoor - maar andere voorspellen gevaren. Eens te meer moeten wij met voorzichtigheid onze koers bepalen. Het is dus niet meer dan vanzelfsprekend dat ik, wanneer ik vandaag hier sta, mij veroorloof mijzelf en anderen eraan te herinneren dat op de 17e juni van jaar 1944 de IJslandse natie volledige bestuurlijke zelfstandigheid verwierf alsmede volledige souvereiniteit over zijn natuurlijke hulpbronnen op het land en in de zee zonder interventie van anderen.
127
De kerstening van IJsland, zoals die zich duizend jaar geleden voltrok, bleek buitengewoon gunstig voor de IJslandse natie. Mag ik de Heer vragen of Hij in zijn goedheid over het welzijn van ons land en zijn bevolking wil waken. God zegene IJsland!" Tot zover Halldór Blöndal. De parlementsvoorzitter, die ook afgevaardigde van de Boerenpartij is, kan het niet laten van de gelegenheid gebruik te maken om te waarschuwen tegen een eventueel IJslands lidmaatschap van de Europese Unie, waardoor andere Europese landen in IJslandse wateren mogen gaan vissen en voor IJsland de visquota kunnen gaan vaststellen. Op dit moment is alleen de Sociaal-Democratische Partij voorstander van aansluiting bij de E.U. Toch lijkt zo'n aansluiting voor de IJslanders op termijn even onafwendbaar als destijds onderwerping aan de Noorse kroon. Maar deze keer zal het uitstel geen 262 jaar duren. Thingvellir, zondagmorgen 2 juli 2000
Afbeelding 38 Turfkerk te Vídimyri, met Vikinghorens en kruis. Foto: Johan Klein 2001 ©
38. EEN MOTIE VAN VASTHOUDENDHEID Het volgende bedrijf ontgaat ons, buitenlandse gasten, een beetje. Volgens het programmaboekje heeft de parlementsvoorzitter een motie ingediend en wordt er nu over die motie gedebatteerd. Merkwaardigerwijze hebben wij, buitenlandse genodigden, geen vertaling van deze motie op papier ontvangen: we zullen dus niet te weten komen wat er precies instaat. Gelukkig geeft Silvia mij aan het eind van de zitting, wanneer over de motie gestemd is, een korte uitleg. In de motie wordt IJslands keuze voor het christendom herbevestigd, het christelijk geloof blijft grondslag van de IJslandse natie. Zal zo'n motie het halen? Zullen bijvoorbeeld de sociaal-democraten, die ook de voormalige communisten in hun gelederen hebben binnengehaald, voor zo'n motie stemmen? IJsland kent niet één christelijke politieke partij - zouden alle partijen instemmen met de christelijke beginselen als fundament van de natie?
128
Wat volgt lijkt echter in het geheel niet op een debat. Alle fractieleiders komen één voor één naar voren en voeren gedurende enkele minuten het woord. Sommige fractieleiders hebben slechts een paar zinnen nodig om hun mening te vertolken. Ik versta niet wat ze zeggen, maar ik hoor de beslistheid in hun stem. Het is duidelijk: ze zijn 6f beslist voor 6f beslist tegen - welke van de twee kan ik niet horen. Daarvoor zal ik de stemming moeten afwachten. Met elkaar debatteren doen ze niet. Gaat het altijd zo in het IJslandse Althing? Of is het in dit geval doorgestoken kaart? Zoals ik al schreef: ik ben nog niet helemaal wakker. Thingvellir, zondagmorgen 2 juli 2000
Afbeelding 39 Deze kerk in Hafnarfjördur is gebouwd op de top van een lavarots. Foto: Johan Klein 2007 ©
39. EEN BEROEP OP DE BERGREDE Leverde de parlementsvoorzitter een bijna volmaakte analyse van de politieke motieven die een rol speelden bij de kerstening van IJsland die zich voltrok bij parlementair besluit, de toespraak die volgt draagt een heel ander karakter. De volgende spreker, Olafur Ragnar Grímsson, de president van de republiek, staat erom bekend dat hij geen blad voor de mond pleegt te nemen. Ook nu doet hij geen moeite zich in diplomatieke taal te hullen. Zijn boodschap is klip en klaar: hij houdt zijn gehoor voor welke consequenties IJslands keuze voor het christendom met zich meebrengt voor het praktische politieke handelen. In zijn toespraak gaat hij ervan uit dat de motie die de parlementsvoorzitter zojuist heeft ingediend zal worden (of eigenlijk al is) aangenomen. Laten we luisteren naar wat hij te zeggen heeft: "Geachte leden van het Althingi, landgenoten op Thingvellir en thuis. Duizend jaar geleden maakte het Althingi het christendom tot de wet van het land, een wet van hoop en zekerheid omtrent de genade van God en het eeuwige leven, een wet omtrent onze daden en denkbeelden, omtrent goed en slecht gedrag. Van dien aard was de overeenkomst die het
129
Althingi bij die gewichtige gelegenheid bezwoer. Een eed van verdraagzaamheid. Een boodschap van liefde voor en mededogen met heel de mensheid. Het christelijk geloof bestaat niet uit gebed en zegening alleen. Het is een appèl op de ethiek van goede daden, liefde en solidariteit met al diegenen die gebrek lijden aan de tafel van overvloed. Onze nationale viering van het christendom is in feite een daad van dankzegging jegens die goede mensen die hun leven geleefd hebben met Christus' onderwijs als gids. Het is een betuiging van lof jegens de generaties die, geconfronteerd met de strenge elementen, de blijde boodschap in hun binnenste bewaarden en het geloof in het hart van elk van hen tot de kern van het christendom maakten. De feestelijke viering van onze nationale Kerk hier op Thingvellir biedt ons de gelegenheid om stil te staan bij en na te denken over de waarde van het geloof in het leven van ieder van ons, niet in de laatste plaats over het welzijn van de staat die het onderwijs van Christus tot de grondslag van zijn staatsregeling heeft gemaakt. In oude tijden koos het Althingi ervoor de zedenleer van het christelijk geloof tot het leidende beginsel voor de IJslanders te maken. Het Althingi is nu opnieuw te Thingvellir samengekomen om die eed, die voor altijd geldig blijft, te herhalen. Dat is de reden waarom het Althingi hier bijeen is - niet slechts als wetgevende macht, maar ook als een vergadering die, op IJslands meest heilige plaats en met de gehele natie als getuige, besloten heeft om voort te gaan met het stimuleren van christelijk gedrag. Maar Christus' leringen kunnen veeleisend zijn, en voor gezagsdragers bleek het moeilijk ernaar te handelen. Laten we niet vergeten dat Christus in zijn eigen tijd een rebel en een andersdenkende was en de metgezel van wie arm was en in de steek gelaten. Het was Jezus die de tafels van de kooplui ondersteboven keerde en hen uit de tempel verdreef met de woorden: "Er staat geschreven: Mijn huis is een huis van gebed, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt." De vissers en gewone mensen volgden Christus, maar de regeerders van het land leidden Hem naar het kruis. Het christendom is niet louter een voorschrift dat parlementsleden en hooggeplaatste functionarissen bij plechtige gelegenheden kerkdiensten dienen te bezoeken. Het christendom houdt ook een verplichting in tot fatsoenlijk gedrag, het is een maatstaf waaraan wij kunnen afmeten of wij werkelijk waarachtige en integere mensen zijn. Wat is de leer die door het Althing en de hele natie is aanvaard als hun eigen leer? Wat is het voorschrift waarnaar wij dienen te handelen? Wat zijn de woorden van Christus? Laten we luisteren naar zijn aansporingen tot verdraagzaamheid: Doch Ik zeg u: hebt uw vijanden lief, zegent hen die u vervloeken, doe goed aan hen die u haten en bidt voor hen die u met minachting behandelen en u vervolgen, opdat u kinderen mag zijn van uw vader die in de hemel is: want Hij doet zijn zon opgaan over de bozen en de goeden en geeft regen aan de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen. Oordeelt niet en u zult niet geoordeeld worden, veroordeelt niet en u zult niet veroordeeld worden, vergeeft en u zal vergeven worden, geeft en u zal gegeven worden.
130
Laten we luisteren naar Christus' aansporingen om de arme te helpen, naar zijn oordeel over diegenen die de voorrang geven aan weelde en bezit: Voorwaar, Ik zeg u: voorzover u dit gedaan hebt aan de minsten van een van dezen, hebt u het Mij gedaan. Ga heen, verkoop al wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat in de hemel hebben. Laten we luisteren naar Christus' oordeel over autoriteit en nederigheid: U weet dat de koningen der volken heerschappij over hen uitoefenen en dat zij die groot zijn gezag over hen voeren. Maar zo moet het onder u niet zijn: maar wie onder u groot wil wezen, laat hij uw dienaar zijn en wie onder u de voornaamste wil wezen, laat hij uw knecht zijn. Dit zijn Christus' eigen woorden, dit is de wet waaraan wij onszelf hebben verbonden. Duizend jaar geleden, en nu opnieuw. De wet van liefde, matigheid, verdraagzaamheid en sympathie voor de kleinsten onder onze broeders en zusters. Voldoen onze eigen werken aan deze maatstaf, aan dit licht? Zijn onze wetgeving en ons bestuur in overeenstemming met de geest van het christendom? Of geloven we dat Christus' wet er alleen is voor plechtige gelegenheden? Zullen Christus' lessen onze gids zijn wanneer het Althingi uiteengaat en wij allen naar huis terugkeren? Is deze viering van het christendom een plechtige gelofte - of slechts één dag in duizend jaar? De viering van het christendom herinnert ons allen aan de essentie van het geloof, aan de overeenkomst die hier op deze heilige plaats werd gesloten, en vormt een uitdaging aan de IJslandse Kerk en aan ons allen om moed en vastberadenheid te tonen in het volgen van de weg die door Christus geleid wordt, en wanneer zich tegenslag voordoet niet te versagen. Dit zijn de vragen die over duizend jaar gesteld zullen worden over onze vastberadenheid en onze intenties. Laten we niet vergeten dat alle mensen dezelfde rechten hebben en dat de naties der wereld nu één geheel vormen, hoewel hun religies en gewoonten van elkaar verschillen. Laten we niet alleen het Lutherse geloof respecteren, maar ook de Kerk die hier oorspronkelijk was en bleef gedurende een half millennium; alle kerkgenootschappen die God op hun eigen, afzonderlijke wijze vereren. In het verdrag dat hier bij de Wetsberg werd gesloten, werd het woord verheven boven het zwaard. Moge die visie ons IJslanders en de gehele mensheid tot gids zijn." Thingvellir, zondagmorgen 2 juli 2000
131
Afbeelding 40 Regenboog aan de voet van de Skógafoss. Foto Johan Klein 2001 ©
40. HET BEGIN VAN DE VOLGENDE DUIZEND JAAR De woorden van de president klinken in mijn oren na: "Zullen Christus' lessen onze gids zijn, wanneer het Althingi uiteengaat en wij allen naar huis terugkeren? Is deze viering van het christendom een plechtige gelofte (voor de toekomst) - of slechts één dag in duizend jaar?" "Dit zijn de vragen die over duizend jaar gesteld zullen worden, dan zal men ons beoordelen op onze vastberadenheid en op onze bedoelingen, of we moed hebben getoond en volharding in het volgen van de weg die door Christus geleid wordt." Ik hoop dat de president het niet erg vindt dat ik geen duizend jaar kan wachten, maar vast een voorlopige evaluatie inlas van de eerste elf jaren van het nieuwe millennium. Er is intussen heel wat gebeurd met de IJslandse natie in het algemeen en de president in het bijzonder. Zonder enige overdrijving mag ik zeggen dat IJsland en deze president geschiedenis hebben geschreven. Laat ik me in dit hoofdstuk beperken tot de president en zijn politiek gedrag toetsen aan zijn eigen woorden. Hij roept de politici op tot matigheid, tot bescheidenheid, tot sociale gerechtigheid en het zoeken van een schat in de hemel in plaats van rijkdom en weelde. Op het moment dat hij deze woorden uitspreekt is hij nog lid van de Sociaal-Democratische Partij en kennelijk een overtuigd socialist. De manier waarop hij woorden van Christus kiest, rangschikt en toepast geeft aan zijn betoog een ietwat "rode" kleur. Maar dat zal niet lang meer duren. Weldra zal de president de smaak van de jetset, de upperclass, de booming economy te pakken krijgen en zich opwerpen als schutspatroon daarvan. Als ik de boeken mag geloven, is het allemaal begonnen met zijn nieuwe vrouw, Dorrit Mousaief uit... Jeruzalem! Ze woonde in de Verenigde Staten en dankzij een tijdschrift dat zij redigeerde bewoog zij zich voornamelijk in de kringen van de jetset. Olafur Ragnar leerde via haar die kringen kennen en kreeg de smaak te pakken. Het doet denken aan het verhaal van koning Salomo - alleen had Salomo duizend vrouwen nodig om hem te verleiden, terwijl Olafur Ragnar aan één genoeg had.
132
Toch zou men Dorrit Mousaief onrecht doen door haar de schuld te geven van de ommezwaai van haar man. Later liet ze zich in het openbaar kritisch uit over de wijze waarop hij "de bankiers hun gang had laten gaan" en toen probeerde hij haar de mond te snoeren. De president is het slachtoffer geworden van zijn eigen radicaliteit en de ijdelheid waaruit die voortkomt. Met dezelfde radicaliteit waarmee hij op 2 juli 2000 zijn sociaal evangelie predikt, zal hij in het erop volgende decennium IJslandse bankiers en zakenlui aansporen en helpen om de wereldmarkt te veroveren. Hij zal zijn lidmaatschap van de Sociaal-Democratische Partij opzeggen en zich voegen bij de Onafhankelijkheidspartij van premier David Oddsson, de partij die macht, privatisering en een ongebreidelde vrijemarkteconomie hoog in haar vaandel heeft staan. Hij zal zich opwerpen als promotor en - in het buitenland - als ambassadeur van het IJslandse "succes". Laat ik de "Wetsbergrede" van 2 juli 2000 vergelijken met een toespraak die hij een kleine vijf jaar later heeft gehouden voor de Walbrook Club in Londen. In zijn passie voor de arme en de zwakke heeft een verschuiving plaatsgevonden: die arme is IJsland zelf en zijn boodschap luidt: hoe de dwerg een reus wordt. Lord Polumbo had hem uitgenodigd te spreken over "hoe het komt dat IJslandse ondernemers zo succesvol zijn op terreinen waar anderen aarzelen of mislukken en het geheim van hun prestaties te onthullen." Luister naar de gretigheid waarmee de president in zijn toespraak, gehouden op 3 mei 2005, een opsomming geeft van de IJslandse successen: "Een kleine staat kan als een soort laboratorium of onderzoeksinstituut fungeren in precies die sectoren van de huidige economie die steeds meer gaan domineren. Er zijn voorbeelden te over om te illustreren hoe onze zakenmensen het voor elkaar hebben gekregen zich in buitenlandse markten te manifesteren. In de afgelopen decennia zagen we al het succes van de marketing van onze zeevishandel met hun distributiekanalen in Europa, Amerika en Azië en de opmerkelijke resultaten van onze luchtvaartmaatschappijen die, vanaf de jaren zestig toen Loftleidir, nu Icelandair, 's werelds eerste budgetluchtvaartmaatschappij werd en het de hippiegeneratie mogelijk maakte goedkoop de Atlantische Oceaan over te vliegen. Deze experimenten waren een belangrijke voedingsbodem, maar niemand had toen het buitengewone succes van de afgelopen jaren kunnen voorspellen: een succes dat inderdaad prikkelende vragen doet rijzen over heersende zakelijke strategieën, theorieën en trainingen van deze tijd. Laat me hier een paar van deze succesverhalen noemen. Baugur is welbekend hier in Engeland, het speelt een rol van betekenis in de detailhandel en dat niet alleen in Engeland, maar ook in Denemarken en Zweden. Avion Group, de gespecialiseerde luchtvaartmaatschappij, is nu de grootste in haar soort in de wereld. Kortgeleden opende zij haar Europese hoofdkantoor in Crawley, dichtbij Londen. Actavis is het snelstgroeiende farmaceutische bedrijf op aarde met productiebedrijven in onder andere Bulgarije, Malta, Servië en India. Össur, de grootse fabrikant van protheses ter wereld, is opgericht door een onbekende IJslander die met zijn uitvindingen begonnen is in achterkamertjes in een oude wijk van Reykjavik. Kaupthing Bank, die pas zes jaar geleden haar eerste buitenlandse kantoor opende en daarmee het eerste IJslandse bankkantoor op vreemde bodem ooit, is nu het grootste financiële instituut van de Skandinavische landen met kantoren in Europa en Amerika. Bakkavor, dat tien jaar geleden begon in een garage in mijn eigen gemeente en nu hier in Engeland de grootste producent is van fastfood. Onlangs heeft ze Geest overgenomen om zo haar zakenterrein nog verder te kunnen uitbreiden. Ik kan zo nog wel even doorgaan, er is nog zoveel meer te noemen: voorbeelden uit de transportwereld, de voedselverwerking, machine- en software-productie, telecommunicatie en
133
andere bedrijfstakken. Hoe was het mogelijk om in zo korte tijd zoveel successen te behalen op zoveel verschillende terreinen en op gebieden waar we voorheen geen noemenswaardige voorsprong in hadden, terreinen als farmacie, protheses, bankieren, financieren en mode, om er maar een paar te noemen?" "Natuurlijk is er een scala aan factoren," gaat de president verder, "die hebben bijgedragen aan deze succesreis, maar ik ben ervan overtuigd dat onze zakelijke cultuur, onze benadering, onze manier van denken en de gedragspatronen die in onze cultuur en onze identiteit verankerd liggen, een cruciale rol hebben gespeeld. Het zijn stuk voor stuk elementen die niet stroken met de heersende theorieën van gerenommeerde business universiteiten en die door veel grote Amerikaanse en Britse bedrijven nauwlettend worden geobserveerd. Wij hebben succes omdat we het anders doen en onze resultaten zouden het establishment in andere landen moeten inspireren om hun bestaande overtuigingen en normen over wat tot gegarandeerd succes leidt, te heroverwegen. De reeks van IJslandse succesvoorbeelden bewijst dat het vruchtbaar zou zijn de dialoog aan te gaan over hoe de moderne zakenwereld aan het veranderen is. Ik zal u een lijst opnoemen van zo'n dertien elementen waarvan ik denk dat ze cruciaal zijn geweest voor IJslands succesverhaal. Ik noem ze u in willekeurige volgorde, maar opgeteld ben ik ervan overtuigd dat ze een veelbetekenend raamwerk vormen voor zakelijk succes: een spoor naar vruchtbare grond waarin resultaat kan ontkiemen." 1 Wanneer u benieuwd bent naar de "dertien elementen" die volgens de president hebben geleid tot het IJslandse succes, dan kunt u die lezen op pagina 50 en volgende in "Het Icesave Drama" van Gerard van Vliet en Dadi Rafnsson, waaraan ik bovenstaand fragment ontleende (de vertaling van de toespraak is van hun hand). Eén element heeft de president in zijn toespraak voor de Walbrook Club in ieder geval niet genoemd: overmoed. Natuurlijk heeft de president - en hebben de IJslanders - reden om trots te zijn op een aantal prestaties die IJslanders op allerlei terreinen hebben geleverd. Maar we weten intussen ook dat tenminste enige ervan gebaseerd waren op gekookte lucht. En dat een aantal ondernemers en bankiers door alle successen zó overmoedig zijn geworden dat ze, met name in de tweede helft van het afgelopen decennium, luchtkastelen zijn gaan bouwen. De president moedigde hen daarin aan, geobsedeerd als hij is door het verhaal van de dwerg die een reus werd. Maar de dwerg werd weer dwerg, en nu eentje met een flinke bochel op zijn rug. Door de luchtfietserij van zijn upperclass werd de niets vermoedende bevolking van IJsland voor drie generaties opgezadeld met een schuld waarvoor ze moet kromliggen. Maar de president blijft overeind door het uitschrijven van referendums. Nog steeds deelt hij lesjes uit aan andere "mogendheden" zoals Groot-Brittannië en Nederland: "Kijk eens hoe goed onze demokratie werkt: bij ons hebben de burgers het voor het zeggen, daar hebt u eenvoudig rekening mee te houden" maar intussen zet hij de IJslandse regering, die met heel veel moeite compromissen weet te sluiten over terugbetaling van schulden, en het parlement, dat na ampel overleg en na een aantal wijzigingen te hebben aangebracht deze verdragen goedkeurt, buiten spel. Het Althing heeft niet meer het laatste woord. De president heeft zich ontpopt tot een opportunist, vinden veel IJslanders, en sommigen noemen hem een ijdeltuit. Met Christus' Bergrede in de hand beklom hij op 2 juli 2000 de Wetsberg. Maar intussen heeft hij de stenen tafels van Christus' wet aan stukken gesmeten om zakenlui en bankiers aan te voeren in hun dans om het gouden kalf. Wat Christus' opmerkte over de Farrizeeën: "Doet naar hun woorden, niet naar hun daden" mag ook gelden voor de Wetsbergrede die Olafur Ragnar Grimsson ter gelegenheid van de viering van duizend jaar christendom op IJsland uitsprak. Met zijn woorden was niet zoveel mis. 1
Uit: © Het Icesave Drama - Gerard van Vliet / Dadi Rafnnson, Uitgeverij Terra, 2010
134
Of misschien ontbrak er iets aan. Hij riep op om de lessen van Christus na te volgen en diens leer tot gids te nemen. Maar kan een mens dat zonder Christus te erkennen en aan te nemen als verlosser en Heer? Zelfstandige navolgers redden het niet. Je kunt je door zijn leer laten inspireren zonder Hemzelf te kennen. Totdat je geïnspireerd wordt door een andere liefde, een andere weg, een ander ideaal. Alleen in directe verbondenheid met Christus Zelf kun je héél de weg gaan: uit Hem, door Hem en tot Hem. Wie is je Meester? Tegen wie, tegen wat kijken we op? Vandaag is "succes" de best geslaagde afgod, de grootste concurrent van Jezus. Een maand na 11 september 2001 herdichtte ik Hallgrimur's 26e Passiepsalm, die veel IJslanders, misschien ook de president wel, uit het hoofd kennen: De heidenen vereren hun goden met ontzag, bang om hen te bezeren, bang wat hun wraak vermag. Laat dit een voorbeeld wezen, christ'nen, door God bemind, gij moet van liefdeswege uw God ontzien en vrezen, aanhankelijk als een kind. Wie vrij van vrees wil leven, vreze Hem boven al die deemoed heeft verheven, maar hoogmoed bracht ten val. Storten ineen de hoge torens van zekerheid, wij houden God voor ogen, die kinderen komt verhogen, reuzen in de afgrond smijt. Rijswijk, september 2011
135
Afbeelding 41 Recente kantoorkolossen aan de haven van Reykjavík. Rechts de Hallgrimskirkja. Foto: Johan Klein 2010 ©
41. DE BOODSCHAPPER VAN DE PAUS De volgende spreker begint zijn toespraak met een oproep tot "herdenken in nederigheid". Hij is geen IJslander, maar een Australiër. Er zijn twee sprekers van buiten IJsland uitgenodigd om tijdens deze bijzondere parlementszitting het woord te voeren. De eerste is kardinaal Cassidy, die het woord voert namens de Paus in Rome. In zijn toespraak zinspeelde de president al op de rol die de Katholieke Kerk hier gedurende de eerste helft van het millennium vervulde: "de Kerk die hier oorspronkelijk was en bleef gedurende een half millennium." Hoe Luthers de IJslandse Kerk nu ook mag zijn, men zal nooit vergeten dat de Reformatie hiertelande door de Deense koning met geweld werd doorgevoerd. De kerstening van IJsland vond plaats door een beslissing van het eigen parlement, de Reformatie door de soldaten van een Europese mogendheid. Aan de gezant van de Paus is daarom bij deze plechtige viering van duizend jaar christendom een grote rol toebedeeld. Vrijdagavond mocht hij zijn pauselijke boodschap voorlezen tijdens de bijeenkomst in de Hallgrimskirkja, gisteravond voerde hij als tweede naast bisschop Karl de pelgrimswandeling aan en nu mag hij het parlement toespreken. Vanmiddag zal hij een rol spelen in de kerkdienst die hier op Thingvellir zal worden gehouden. De boodschap van de Paus waarmee kardinaal Cassidy zich nu tot het IJslandse parlement richt blijkt precies dezelfde inhoud te hebben als de toespraak die Cassidy vrijdagavond in de Hallgrimskirkja heeft uitgesproken. Maar toen bestond zijn gehoor goeddeels uit buitenlandse genodigden, nu heeft hij meest IJslanders onder zijn toehoorders. De belangrijkste fragmenten uit zijn toespraak citeerde ik al in hoofdstuk 5 in deel 1, maar terwille van hen die niet op deze serie geabonneerd zijn laat ik de tekst nog een keer volgen. De tussen aanhalingstekens geplaatste zinnen zijn letterlijk van de Paus. Waar de gedrukte tekst hoofdletters hanteert neem ik die over. Zijne Heiligheid nodigt ons uit "met nederigheid" terug te kijken op de afgelopen duizend jaar "sinds, door Gods wil, de naam van Christus naar dit eiland werd gebracht." Uiteraard waren
136
de missionarissen die toen (naar IJsland) kwamen, voluit verbonden met de bisschop van Rome, en de Kerk van IJsland was één met de Kerk van Rome gedurende de eerste helft van het millennium dat wij vieren. Geen wonder dat "de Moederkerk zich, tezamen met alle gelovige christenen, verheugt in de viering van deze veelbetekenende gebeurtenis." Gelukkig heeft zich de laatste jaren een herstel ingezet met betrekking tot de grote vervreemding die halverwege dit millennium optrad. Deze viering daagt ons uit om vooruit te kijken naar de toekomst van onze betrekkingen en onze krachten te wijden aan het herstel van de eenheid die wij halverwege kwijtraakten. Paus Johannes Paulus II zelf heeft mij op het hart gebonden "het belang, en de kerkelijke oecumenische geestelijke vruchten, van deze herdenking te onderstrepen." In dit verband wil ik er met nadruk op wijzen dat ik niet hier bij u ben als de President van de Pauselijke Raad voor Christelijke Eenheid, maar, zoals mijn schriftelijke opdracht van de Paus luidt: "het is mijn wens dat een ouder lid van de Hiërarchie van de Katholieke Gemeenschap deelneemt aan de plechtige religieuze en burgerlijke vieringen van de 1e en de 2e juli. Hij zal mij officieel en met volledige autoriteit vertegenwoordigen, en in mijn naam spreken en mijn gevoelens aan alle aanwezige christenen overbrengen." (...) Het bezoek van Paus Johannes Paulus II aan de Skandinavische en Noordse landen in 1989 vormde de belangrijkste mijlpaal in de betrekkingen tussen de Lutherse kerken en de Katholieke Kerk. Dat bezoek opende een nieuw hoofdstuk in onze betrekkingen, een tijd waarin we deze betrekkingen op zoveel verschillende wijzen zien bloeien. Vorig jaar werd op 31 oktober een grote stap voorwaarts gezet, toen in Augsburg in Duitsland de Lutherse Wereldfederatie en de Rooms-Katholieke Kerk de Gezamenlijke Verklaring over de Rechtvaardigmaking tekenden. Een geduldige dialoog van enkele tientallen jaren heeft geresulteerd in een buitengewone overeenstemming in dit veld van theologische discussies, waardoor een einde is gekomen aan een dispuut dat ons voor zo'n 450 jaar ver van elkaar had gehouden. Wat wij hier in deze dagen doen is een vòlgend antwoord op deze uitdaging. Paus Johannes Paulus II besluit zijn brief met deze woorden: "Door u op verstandige wijze van uw taak als Speciale Vertegenwoordiger te kwijten, zult u een nieuwe bloem toevoegen aan de schitterende kroon van het Grote Jubileum (de viering van 2000 jaar christendom, door de katholieken Jobeljaar genoemd, JK), in gehoorzaamheid aan Christus onze Heer die gebeden heeft dat allen één zouden zijn." Moge de Heer ons schenken dat dit zo zijn zal. Tot zover kardinaal Cassidy, Hoofd van de Pauselijke Congregatie voor Kerkelijke Eenheid. Verbeeld ik het me, of kunnen sommige parlementsleden een uitdrukking van ergernis niet onderdrukken? Hoewel de kardinaal zijn toespraak met een allerbeminnelijkst gezicht heeft uitgesproken, heeft dat niet kunnen wegnemen dat hij een zere IJslandse snaar heeft geraakt. IJslanders interesseren zich niet of nauwelijks voor godsdiensttwisten en theologische geschillen en ze hebben ook niets tegen de Kerk van Rome. Maar zodra iemand aan hun nationale zelfstandigheid komt, zijn ze op hun hoede. Tussen de regels door heeft de Paus in zijn boodschap duidelijk laten doorschemeren dat het eindstation van de "oecumene" neerkomt op herstel van het "voluit verbonden zijn met de bisschop van Rome" en het aanvaarden van diens autoriteit in geestelijke aangelegenheden. En juist die claim zullen de IJslanders nooit accepteren. Thingvellir, zondagmorgen 2 juli 2000
137
Afbeelding 42 De Rooms-Katholieke kerk van Akureyri. Foto: Johan Klein 2011 ©. Voor een afbeelding van de Rooms-Katholieke kathedraal te Reykjavík: zie afb. 6
42. EEN KRITISCHE NOOT UIT NOORWEGEN De andere buitenlandse spreker is de voorzitter van het Storting, het Noorse parlement, mevrouw Kristi Kolle Grøndahl, die het woord voert namens de aanwezige parlementsvoorzitters van de Skandinavische landen. De naam van de Noorse volksvertegenwoordiging moet u uitspreken als Stoer Ting, wat Grote Ding betekent. De naam van het Deense parlement is Folketing, Volksding, en die van het IJslandse parlement Althing, wat Alding betekent. Dat van de Skandinavische parlementsvoorzitters de Noorse is uitgenodigd om het woord te voeren, en b.v. niet de Deense, heeft te maken met de rol die de koning van Noorwegen destijds speelde in de kerstening van IJsland. De IJslanders, zelf van Noorse afkomst, bleven in de tijd van de vrijstaat kontakten onderhouden met het Noorse hof. IJslandse dichters waren gewilde skalden aan het hof van de Noorse koningen. IJslandse jongemannen namen vaak voor enkele jaren dienst in het gevolg van de Noorse koning. De geschiedenis van de Noorse koningen werd geschreven door de IJslander Snorri Sturluson, rond 1200 een van de machtigste mannen van IJsland. De Noorse koning Olaf Tryggvason speelde in de laatste jaren van de tiende eeuw de hoofdrol in de kerstening van Groenland, de Färöereilanden en IJsland. Hij stuurde zendelingen naar IJsland, die met wisselend succes de boodschap van het christendom brachten. En in het jaar 1000 zond hij twee tot het christendom bekeerde IJslanders, beide invloedrijke mannen, met een dwingende boodschap naar het Althing, nadat hij van de laatste zendeling, Tangbrand, bericht had gekregen dat de IJslanders zich zeer vijandig opstelden tegenover het nieuwe geloof. Deze Tangbrand was overigens een zeer slechte keuze van de koning: hij was een veroordeelde misdadiger die zijn huid kon redden wanneer hij op IJsland het evangelie ging verkondigen. Bovendien was zijn berichtgeving aan de koning maar half waar: er was op IJsland wel degelijk een aantal mensen, waaronder ook belangrijke hoofdmannen, die openstonden voor het evangelie, maar voor een vruchtbare zending was meer tact vereist dan Tangbrand en de koning konden
138
opbrengen. Ik citeer een passage uit de Kristnisaga, de geschiedenis van de kerstening van IJsland, uit een Duitse vertaling van 1928 (in de Thulereeks): In deze tijd kwam de priester Tangbrand uit IJsland terug naar de koning en berichtte welk een vijandschap de mensen hem daar betoond hadden; hij sprak van een uitzichtloze situatie en verklaarde dat het christendom daar nooit wortel zou schieten. Toen werd de koning zo toornig dat hij vele IJslanders (IJslandse jongemannen die op dat moment in Noorwegen verbleven, JK) liet grijpen en in de ijzers zetten; sommige bedreigde hij met de dood, andere met verminking, sommigen werden van hun goederen beroofd. De koning zei dat hij het hun betaald zou zetten, zo verachtelijk als hun vaders zijn boodschap op IJsland beantwoord hadden. Hjalti en Gizur (twee 'bekeerde' IJslanders, een van hen was op het Althing veroordeeld tot verbanning buiten IJsland omdat hij de godin Freya een teef had genoemd, JK) namen het voor de mannen op; ze attendeerden de koning erop dat hij beloofd had de mensen alles waarmee ze de vrede geschonden hadden te vergeven wanneer ze zich lieten dopen (een aantal van deze jongemannen had zich al laten dopen: de koning nam dus ook christenen in gijzeling! JK). Gizur beriep zich op zijn familieverwantschap met de koning en zei dat hij hoop had dat het christendom zich op IJsland zou door zetten wanneer men het op de juiste wijze aanpakte - "maar Tangbrand heeft zich daar, net als hier, gewelddadig gedragen: hij sloeg meerdere mannen dood en het viel de mensen hard dat van een buitenlander te accepteren." Of dat laatste een staaltje van IJslandse humor is weet ik niet, in ieder geval bedaarde de woede van de koning erdoor. Het verslag vervolgt: Koning Olaf antwoordde: "Alle mensen zullen vrede hebben, als u beiden, u en Hjalti, zich ervoor garant stelt dat het christendom op IJsland doordringt, maar ik wil die mannen die mij als de beste van de IJslanders voorkomen in gijzeling nemen totdat duidelijk wordt hoe de zaak uitpakt." Daarna koos de koning de volgende mannen uit: Kjartan Olafsson (een vriend van de koning, kleinzoon van de koning van Dublin, die een hoofdrol speelt in de Laxdaelasaga. Hij was op dat moment al christen, JK), Halldór de zoon van Gudmund de Machtige, Kolbein de zoon van Thord de priester van Freyr, en Sverting de zoon van gode Rúnolf. Hjalti en Gizur verklaarden zich bereid de boodschap van de koning in IJsland bekend te maken en daarop werden alle IJslanders die daar waren vrijgelaten en gedoopt. Koning Olaf verleende aan Halfred het peetschap (over een van zijn kinderen; Halfred was een zeer bedreven IJslandse dichter aan 's konings hof, JK), omdat deze zich anders niet wilde laten dopen. De koning noemde hem bij die gelegenheid "Slimme Skald" en gaf hem ter gelegenheid van die naamgeving een zwaard. Gizur en Hjalti brachten de winter bij de koning door, Gizur stond hem nader dan zijn leenmannen en de koning dronk hem toe. Ook de IJslandse gijzelaars werden door de koning goed behandeld. Tot zover het gemoedelijke verslag uit de Kristnisaga (het IJslandse woord "saga" betekent "verhaal" of "geschiedenis" en kan zowel historisch als fictief zijn, in ieder geval is het geen synoniem voor "legende". In dit geval gaat het om een geschiedenis of kroniek). IJslanders moet je aanpakken met tact: Britse en ook Nederlandse politici kunnen van dit verhaal nog iets leren. Het "linksom of rechtsom" van Bos en het beroep op een Anti-Terrorisme Act door Brown werken als de bekende rode lap op een stier, net als de doodslagen die de zendeling Tangbrand - nota bene een buitenlander! - hier pleegde.
139
De Noorse parlementsvoorzitter, mevrouw Grøndahl, begint dan ook met het aanbieden van haar verontschuldigingen: "Als Noor moet ik toegeven dat wij voor IJsland de keuze moeilijk hebben gemaakt. De ambitie van de vikingkoning Olaf Tryggvason om IJsland tot het christendom te bekeren was niet puur een kwestie van godsdienst en geloof. Ze raakte aan IJslands politieke vrijheid en de onafhankelijkheid van een jonge natie. De ruwe methodes waarmee hij Noorwegen had bekeerd tot het christendom waren welbekend, evenals zijn begeerte om IJsland in te lijven in zijn koninkrijk." Vervolgens gaat mevrouw Grøndahl complimenten uitdelen aan haar gehoor. "Als parlementariër," vervolgt ze, "heb ik enorm veel respect voor een land dat reeds in de tiende eeuw een nationale, representatieve assemblee tot zijn collectief instituut heeft gekozen. De IJslanders verenigden hun natie niet rondom een opperhoofd of een koning, zoals andere naties deden in die tijd. Ze schiepen een buitengewoon geavanceerde, unieke vorm van bestuur in het Europa van duizend jaar geleden." Vervolgens gaat de voorzitter van het Storting met een soortgelijke zendingsijver als waarmee duizend jaar geleden Olaf Tryggvason het christendom probeerde te verbreiden, haar boodschap van demokratie en pluralisme verkondigen. De wijze waarop ze de noodzaak en het gewicht van beide benadrukt komt op mij over als een onuitgesproken kritische noot bij de motie die de IJslandse parlementsvoorzitter, Halldór Blöndal, aan het Althingi heeft voorgelegd, waarin IJslands keuze voor het christendom wordt herbevestigd. De president liet zich over de inhoud van die motie uitgesproken positief uit en ook de IJslandse minister van Justitie zal dat straks doen in haar toespraak. De enige kritiek op de eenzijdigheid van die (te bevestigen) keuze komt dus uit het land, welks koning indertijd de IJslanders tot die keuze heeft gedrongen! Als ik haar tenminste goed begrijp. Ik citeer uit het slot van haar toespraak. "Er is niet één model of één recept voor hoe demokratie dient te worden ingericht, maar goed bestuur zal altijd afhankelijk zijn van een goed functionerende nationale assemblee. Een nationale vergadering die wetten uitvaardigt en begrotingen goedkeurt vormt de fundamentele basis van een systeem van bestuur dat verschillende belangen en opinies in de samenleving weet te vertegenwoordigen." Mevrouw Grøndahl legt er de nadruk op dat alle belangrijke groeperingen en belangengroepen in de samenleving moeten kunnen deelnemen aan het politieke proces. "Als ter zake doende opvattingen niet worden gehoord alvorens een beslissing wordt genomen, zullen diegenen die zijn uitgesloten zich niet aan die beslissing gebonden voelen. Dat besluit heeft dan geen geldigheid." "Het mag niet zo zijn," vervolgt de Noorse parlementsvoorzitter, "dat één bepaalde opinie de kans krijgt alleenheersend te worden. De moeilijkste situatie doet zich voor wanneer twee min of meer gelijke delen van de bevolking in een bepaalde zaak twee tegenovergestelde stellingen betrekken - een zaak die iedereen aangaat en waarbij het voortbestaan van de natie op het spel staat. Dat was het geval toen men elkaar duizend jaar geleden op deze uitgelezen plek ontmoette. Er zijn weinig landen in de wereld die een zo fundamentele en zo moeilijke aangelegenheid zó wijs hebben weten op te lossen. Vandaag betuigen wij ons respect voor de wijsheid van hun beslissing: een beslissing waardoor iedereen zich blijvend moet laten inspireren tot het zoeken van demokratische oplossingen
140
voor politieke problemen. Ergo, wij vieren hier niet slechts een historische gebeurtenis. Wij geven een signaal af, een uitdaging, voor vandaag: Kijk naar IJsland. Leer van Torgeir Torkelsson." Geeft mevrouw Grøndahl een signaal af aan de rest van de wereld, of ook aan de IJslanders zelf? Weet zij, of vermoedt zij, wat de meeste mensen buiten IJsland tot nu toe is ontgaan, dat de Onafhankelijkheidspartij van premier David Oddsson al jarenlang en in toenemende mate het maatschappelijke leven in IJsland beheerst? Dat je goede vrienden in die partij moet hebben om bepaalde banen te kunnen krijgen en carrière te kunnen maken? Wij, die IJsland op dit moment nog zien vliegen als een witte raaf in een zwarte wereld, zullen daar pas stukje bij beetje achterkomen wanneer na de Zwartste Maandag ooit in oktober 2008 de boeken open zullen gaan. Niettemin ben ik er nog steeds trots op dat ik als genodigde gast aanwezig heb mogen zijn in het oudste nog zittende parlement ter wereld. Met alle lek en gebrek, een volksvertegenwoordiging die al duizend en zeventig jaar functioneert verdient hoogachting. Ik had bijna geschreven: een voorbeeld voor de rest van de wereld! Thingvellir, zondagmorgen 2 juli 2000
Afbeelding 43 Het parlementsgebouw in Reykjavík op Onafhankelijkheidsdag. Foto: Johan Klein 2010 ©
43. EEN VERVAARLIJKE VIKINGSE De laatste spreekster is een opzienbarende verschijning. De vrouw die achter de mikrofoon gaat staan is een lange, forsgebouwde, kaarsrechte gestalte met een vervaarlijke blik in haar ogen. Ze heeft een wijde cape om zich heen geslagen die ze alleen helemaal bovenaan heeft bevestigd met een gesp. Het is de dracht van de oude vikingen uit de tijd van de vrijstaat. En zo ziet ze er ook uit: als een vikingvrouw die zó uit een van de oude sagas is weggelopen om haar nazaten van duizend
141
jaar later toe te spreken. Dit zou Gudrún kunnen zijn, de vrouwelijke hoofdrolspeler in de Laxdaelasaga, die de weduwe werd van maar liefst vijf mannen en die de enige man waar ze werkelijk van hield maar met wie ze nooit getrouwd is, door een van haar echtgenoten van het leven liet beroven. Die grote liefde was Kjartan Olafsson, met wie we in het vorige hoofdstuk al kennismaakten. Toen ze oud geworden was, werd Gudrún "een diep religieuze vrouw en ze was de eerste vrouw in IJsland die de Psalmen leerde. 's Nachts bracht ze lange uren door in de kerk met het opzeggen van gebeden." Uiteindelijk werd ze, volgens de schrijver van de Laxdaelasaga, IJslands eerste non en kluizenaarster. Welke boodschap zal deze vrouw ons vanmorgen komen brengen? Terug naar het oude geloof van hartstocht en eerwraak? Of: daarvan hebt u zich afgewend en Christus aangenomen - in dat spoor dan ook verder! De aandacht van de toehoorders is gespitst. Iedereen kijkt naar haar met ingehouden adem. Maar als ze begint te spreken, blijkt ze geen vrouw uit de Saga-eeuw te zijn: geen Gudrún Osifsdóttir uit de Laxdaelasaga, geen Hallgerd Höskuldsdóttir uit de Njál-saga, maar Sólveig Pétursdóttir, IJslands minister van Justitie en Kerkelijke Aangelegenheden. Haar houding drukt zowel kracht als diepe ernst uit, haar stem klinkt rauw maar bewogen. De vrouw die voor ons staat is dus geboren in de twintigste eeuw, maar ze is geworteld in de historie. Zoals zoveel IJslanders is ze er zich van bewust dat een volk dat zijn geschiedenis veronachtzaamt of zelfs weggooit, zichzelf afsnijdt van zijn wortels. Men kan alleen goed omgaan met culturen die aan andere wortels zijn ontsproten, wanneer men zelf stevig geworteld is in de eigen cultuur. En de minister van Justitie benadrukt het christelijke karakter van die cultuur. Al kunt u haar vervaarlijke gestalte niet zien en haar rauwe stem niet horen, toch lijkt het me de moeite waard van haar toespraak kennis te nemen. Gaat u zitten. "Meneer de president, landgenoten, geëerde gasten. Het was hier te Thingvellir dat de IJslandse natie tot stand kwam. Ze werd gevormd door de afstammelingen van hen die, op zoek naar vrede en voorspoed, naar dit eiland zeilden. Hun voorvaders kwamen uit Noordse landen en Noordse invloedssferen in Noorwegen en de Britse eilanden. Ze waren van Noordse en Keltische komaf. Het waren vikingen, boeren, kooplieden, dichters en minstrelen. Het waren mannen en vrouwen, kinderen, vrijen en onvrijen. De meesten van hen aanbaden de oude Noordse goden, terwijl sommigen christen waren, anderen animisten of van gemengd geloof. Weldra realiseerden ze zich dat er een of andere vorm van formele structuur nodig was, waardoor de kolonisten in gezamenlijkheid noodzakelijke taken konden waarnemen. Ze zagen in dat er wetten moesten worden uitgevaardigd en dat geschillen met vreedzame middelen moesten worden bijgelegd. En ze namen aktie daartoe. Ze introduceerden een systeem van plaatselijk bestuur en regionale vergaderingen en hier te Thingvellir werd een nationale assemblee in het leven geroepen. Hier werd zowel de wetgevende als de rechterlijke macht uitgeoefend, door verschillende instituties (die waren dus van elkaar gescheiden, JK). De mensen kwamen hier elke zomer samen, uit alle delen van het land, en het was hier dat ze zich bewust werden van de eenheid die de inwoners van het eiland tot één natie maakte: de natie van de IJslanders. De IJslanders dàchten er niet over hun bevoegdheden te delegeren naar één enkele opperheer. De ervaringen van hun voorouders in hun thuislanden hadden hun geleerd dat dit tot slavernij en onbillijkheid kon leiden en ze waren zich ervan bewust dat velen van hun voorouders in wezen waren gevlucht voor de tirannie van een koning die geloofde dat
142
onderdanen er waren om het koninklijk gezag te dienen in plaats van andersom. Gedurende bijna vier eeuwen sinds de kolonisatie van IJsland heerste er hier te lande een heel ándere regeringsorm. De wet was overheersend, niet een koning met uitvoerende macht. Dat was een regeringsvorm die in die tijd nergens anders in ons werelddeel voorkwam. Toen de tijd gekomen was om één enkele godsdienst te kiezen voor de natie, daartoe gedwongen door druk van buitenaf en door meningsverschillen over aangelegenheden van het geloof tussen machtige magnaten, werd de kwestie hier, op deze plaats, opgelost. De twee groeperingen, de christelijke en de heidense, streden met woorden, niet met zwaarden. En er werd een oplossing gevonden, zoals Ari Thorgilsson de Geleerde in het Boek van de IJslanders vermeldt: een wijs man, Thorgeir, de gode van Ljósavatn, zelf een heiden, werd gevraagd te beslissen wat er gedaan moest worden. Na een dag en een nacht van overpeinzing beschikte hij dat de IJslanders het christelijke geloof moesten aannemen. Zijn beslissing zou gunstig blijken te zijn. Het christelijk geloof is een weldaad voor de IJslandse natie. Het heeft op allerlei manieren een matigende invloed gehad op het gedrag van mensen, het heeft voorzien in een maatstaf voor het dagelijks leven en is een bron van troost en kracht geweest in tijden van tegenspoed. Met de komst van het christendom vonden nieuwe invloeden hun weg naar IJsland. Niet alleen godsdienstige invloeden, maar ook die van kerkelijke organisatie en Europese literaire cultuur. De kerk kwam met geschreven taal en daardoor ontstond een corpus van in oud IJslands geschreven literatuur die vandaag nog de hoeksteen van de IJslandse cultuur is. Bisschoppelijke hoven, kloosters en conventen groeiden uit tot hoogwaardige centra van geleerdheid. De christelijke godsdienst, de christelijke zedenleer en de christelijke kerk werden, en bleven, de stut en de steun van de natie bij het zich teweer stellen tegen de harde natuur van het land en de rampspoeden waardoor ze getroffen werd. De natie werd gevoed door het christelijk geloof en vanuit het volk kwam de kerk tot groei. De oude Noorse taal overleefde en werd modern IJslands, niet in de laatste plaats doordat de kerk in haar geschriften deze taal gebruikte. Toen de IJslandse kerk ophield katholiek te zijn en luthers werd, was dit het gevolg van dwang van de zijde van IJslands buitenlandse overheersers: het ging daarbij heel wat minder vreedzaam toe dan bij de oorspronkelijke invoering van het christendom. Maar de Reformatie tastte het fundamentele christelijke geloof niet aan, dat een onvervreemdbaar bestanddeel van het nationale karakter was geworden en hedentendage nog is. De Reformatie kwam de IJslandse cultuur en het nationale bewustzijn juist versterken. Bij de dageraad van een nieuwe eeuw kijken we terug. We kunnen van het millennium dat zojuist is begonnen het einde niet zien, maar we gaan van start met ons geloof als onze gids, een geloof waarvan de natie, duizend jaar geleden, hier op deze plaats, besloot het tot het hare te maken. Moge God ons zegenen op onze reis." Tot zover de toespraak van IJslands minister van Justitie. Haar voorkomen en stem zijn als die van Ezau, haar woorden als die van Jakob. Ze klinken mij als muziek in de oren: "Het christelijke geloof is een weldaad voor de IJslandse natie."
143
Ik denk aan de pleegzoon van de wijze Njál die, toen hij bezweek onder moordenaarshanden, geheel tegen de heersende moraal van bloedwraak in, zei: "Wreek deze moord niet, er is al genoeg bloed vergoten in dit land." En aan Njál zelf die kort voordat de eerste zendelingen naar IJsland kwamen zei: "Er zal een nieuwe godsdienst naar dit land komen en die zal veel beter zijn dan de oude godsdienst." Toen de zendelingen kwamen, was hij een van de eersten die zich bekeerde. Toen vijanden zijn huis in brand staken, legde hij zich met vrouw en kleinzoon neer op bed onder een dik dekbed en ze gaven hun zielen over aan God. Later werden hun dode lichamen in ongeschonden toestand teruggevonden: zonder te verbranden waren ze ingeslapen. "De natie werd gevoed door het christelijk geloof." Daarbij denk ik eraan hoe Ebenezer Henderson, de voorzitter van het Britse en Overzeese Bijbelgenootschap te Londen, tijdens zijn reis door IJsland in de jaren 1812 en 1813 de bevolking aantrof. Het papier was schaars en het aantal gedrukte Bijbels onder de straatarme bevolking gering. Vaak waren er in een hele parochie slechts een of twee Bijbels. Maar gedurende de lange winters kwamen de bewoners elke avond samen in de badstofa, het grootste vertrek van een huis of een hoeve, en hielden daar een avondwake. Die werd steevast besloten met het lezen van een preek en het zingen van enkele Psalmen (geestelijke liederen) en gebed. Henderson moest de behoefte aan Bijbels in IJsland in kaart brengen en bracht vast een aantal exemplaren mee. Maar op veel plaatsen bleek men niet tevreden met één Bijbel per huishouden: ook volwassen kinderen en personeelsleden (knechts en meiden, bijna iedereen kon lezen) wilden graag een eigen Bijbel. De preken die men las (meestal uit de serie van de 18e-eeuwse predikant Jón Vídalín: krachtige, opwekkende preken die een groot aantal citaten uit de Heilige Schrift bevatten) en de liederen die men zong (waaronder elke avond een van de Passiepsalmen van Hallgrímur Pétursson, die Christus' gang naar het kruis volgen) hadden de honger opgewekt naar het rechtstreekse Woord van God Zelf. Men gaf aan Henderson te kennen hoezeer men de Bijbel nodig had, ook omdat men besefte dat men er nog veel te weinig naar leefde. Vandaag is de situatie heel anders. Bijbels zijn overal in IJsland verkrijgbaar, zelfs in de allernieuwste vertaling. Maar een teveel aan andere zaken heeft heel veel IJslanders de smaak voor het Evangelie doen verliezen: een teveel aan materiële zaken, aan amusement en een te groot aanbod aan cultuur. Als je de toespraken vanmorgen hier onder de Wetsberg goed op je in laat werken, dan lijkt het erop dat voor de meeste IJslanders "cultuur" het einddoel is en het Evangelie het voornaamste voertuig daarnaartoe. In volgende hoofdstukken hoop ik aan te tonen dat God in de loop van eeuwen de cultuur heeft gebruikt als voertuig van en naar het Evangelie, omdat dat laatste de enige weg tot behoud is. Verscheiden keren per week bid ik de Heer of hij vandaag onder de IJslanders opnieuw een honger wil wekken naar het Woord van de levende God. Thingvellir, zondagmorgen 2 juli 2000
144
Afbeelding 44 IJslandse badstofa, met de beeltenis van Hallgrímur Pétursson, Nationaal Museum, Reykjavík. Foto: Johan Klein 2010 ©
EPILOOG BIJ DEEL 5 Intussen zult u wel nieuwsgierig zijn geworden naar wat er nu eigenlijk gebeurd is tijdens die bewuste parlementsvergadering, duizend jaar geleden, waarin IJsland het christelijk geloof omhelsde. In het volgende deel, dat u dit voorjaar nog zult ontvangen, deel 6, geef ik een verslag door van deze historische gebeurtenis in het jaar 1000 en schets ik de politieke en godsdienstige achtergronden waartegen deze gebeurtenis plaatsvond. Verder geef ik u in enkele hoofdstukken een beeld van hoe IJsland langzamerhand een christelijk land werd, hoe de cultuur een voertuig werd van het evangelie dat uiteindelijk de huizen en de harten van vele mensen bereikte.
Johan Klein
145