Gal.5:13-18; 27-11-2005 (nm) OMZIEN NAAR ELKAAR IS ONNATUURLIJK INLEIDING. Broeders en zusters in Christus, Ons jaarthema dit jaar is: Omzien naar elkaar. En het punt dat ik vanavond naar voren wil halen is dat dat makkelijker gezegd dan gedaan is. Omzien naar elkaar, om te beginnen in de gemeente maar daarnaast ook naar de andere mensen om je heen. Dus dat wil zeggen dat je daar echt iets voor betekent, voor die andere mensen. Dat je daadwerkelijk op ze afstapt, dat je ze opbelt, het hoeven geen grote dingen te zijn, een kaartje, een knikje. Dat je net zo je best doet om anderen gelukkig te maken als dat je je inspant om jezelf gelukkig te maken. Dat is toch wat God van ons vraagt: heb uw naaste lief als uzelf! Maar het punt is: dat is nogal wat. U weet net zo goed als ik dat je daar vaak gewoon niet aan toe komt. Je bent lang niet zo gericht op de ander als op jezelf. Het komt er niet van. En als het ervan komt, gaat het ook niet altijd goed. Je kunt de situatie hebben dat je dan eindelijk eens jezelf zover hebt gekregen dat je omziet naar iemand en dan krijg je een lelijk woord terug. Je zet je in voor anderen en je krijgt stank voor dank. Misschien ben je al wel zover verbitterd dat je bij jezelf denkt: omzien naar elkaar, mooi hoor, maar laten ze dat eerst eens naar mij doen. Moet ik omzien naar anderen? Er is toch ook niemand die omziet naar mij. Kortom: makkelijker gezegd dan gedaan. En hoe komt dat dan? Wat zit daar achter? Je stuit bij jezelf en bij anderen op iets dat tegenwerkt. Iets waardoor je het idee kunt krijgen dat je door stroop moet waden, zo moeizaam gaat dat. Je krijgt jezelf niet zover, anderen zijn ook al zo, het gaat zo moeilijk. Natuurlijk weet ik dat het ook geregeld wel goed gaat. Dat je op dat gebied hele mooie dingen kunt meemaken. Het verwarmt je hart als je het ziet gebeuren dat mensen echt naar elkaar omzien. Je kunt er ontroerd van zijn als je meemaakt dat iemand echt naar jou omziet. Gelukkig dat het wel gebeurt. Het bestaat wel degelijk. Maar hoe zit dat met die tegenwerking? Paulus geeft het antwoord: dat is je vlees. In de NBV kom je dat woordje vlees hier niet meer tegen maar het wordt wel omschreven.
1
Vers 13: vlees is dat je erop uit bent om vooral je eigen verlangens te bevredigen. Vers 16: vlees is dat je gericht bent op je eigen begeerten. En dat zit heel diep. Zo zijn wij. Onze eigen verlangens, onze eigen begeerten. Onze zelfgerichtheid. En daar stuit je op als je die opdracht krijgt om naar elkaar om te zien of zoals hier in Gal.5 staat: elkaar te dienen in liefde. Als je erover denkt om dat dan ook eens echt te gaan doen dan kan het je dus gebeuren dat je voelt dat dat niet bepaald zomaar van binnenuit gaat. Het gaat niet van harte. Het is tegen mijn diepste natuur in. Vandaar het thema van deze preek: Omzien naar elkaar is onnatuurlijk. 1) PROBLEEMSTELLING. En nu hebben we hier de brief van Paulus aan een aantal gemeenten in Galatie, een gebied in Turkije. Er zijn problemen in die gemeenten, zoals er in elke gemeente wel wat is. Ik noem er twee. Allereerst was er een sfeerprobleem. Er was iets goed mis met de onderlinge omgang. In vers 15 zie je dat bv.: gemeenteleden vliegen elkaar aan. Het lijken af en toe wel wilde beesten die elkaar verslinden. Moet je nagaan, christenen die grommend op elkaar afvliegen alsof het wolven zijn. Vers 26: gemeenteleden zetten elkaar de voet dwars, ze voelen zich boven elkaar verheven en ze dragen elkaar een kwaad hart toe. Niets nieuws onder de zon. Christenen onder elkaar. Dat was het eerste probleem dat Paulus aanwijst. Het andere probleem ligt op een ander vlak. Geen sfeerprobleem maar een leerprobleem. Dus niet zozeer de onderlinge omgang maar meer inhoudelijk. Die gemeenten in Galatie, dat waren heiden-christenen. Zeg maar: het waren Turkse christenen en geen Joodse christenen. En nu waren er Joodse christenen langs gekomen, een soort Joodse evangelisten, en die hadden nogal lelijk gedaan over Paulus: Die man die moet je niet geloven. Hij zit echt verkeerd. Als hij zegt dat je je niet hoeft te laten besnijden dan heeft hij het helemaal bij het verkeerde eind. Ook als je Christus hebt leren kennen, ook dan moet je je gewoon laten besnijden, je mag echt niet alles eten en je moet je zeer beslist nog steeds houden aan de oude feestdagen en dan mn. de sabbat. Als je dat niet doet, dan ben je geen goede christen en dan kun je niet behouden worden. Zoiets zeiden zij. Geloofden deze mensen dan niet in de genade? Jazeker wel. Maar toch kwam er nog iets bij. Door genade word je behouden, natuurlijk, de verdienste van Jezus alleen, maar die wetten onderhouden, dat moet ook. Genade, plus iets anders. 2
Daar heb je het leerprobleem. En Paulus is er bijzonder kwaad om. Jullie raken alles kwijt. Al je vrijheid in Christus raak je kwijt. Als je denkt dat je aan Hem niet genoeg hebt, als je denkt dat daar nog iets bij moet komen, dan zou het wel eens helemaal verkeerd met jullie kunnen aflopen. Wie wil leven naar de wet moet weten dat hij ook geoordeeld zal worden door de wet! Dus twee problemen: een sfeerprobleem en een leerprobleem. En nu combineert Paulus die twee in onze tekst. Je hebt dus aan de ene kant mensen die tegenover elkaar tekortschieten in liefde en aan de andere kant is er de gedachte: we moeten de wet van God heel precies navolgen, dat is nodig, dat is belangrijk. En wat blijkt? Het heel precies willen gehoorzamen aan de wet, helpt niet om dat andere probleem op te lossen, dat van die tekortschietende liefde. Anders gezegd: je kan jezelf heel erg voorhouden: ik moet die ander liefhebben, dat is de wet van God, ik moet gehoorzamen, maar dat helpt niet. Je komt er geen steek mee verder. Het enige wat er gebeurt is dat je steeds duidelijker ziet dat je diep van binnen toch wel heel erg op jezelf gericht bent. En het lukt je gewoon niet om dat te veranderen. Tenminste niet via de weg van de wet. Waarschijnlijk herkent u dat wel. Je doet je uiterste best om iets beter te doen, anders, meer liefhebben, aardiger zijn, meer strijden tegen de zonde. En soms lukt het een tijdje maar dan zakt het allemaal weer in. Je wordt er moedeloos van, je voelt je schuldig, je denkt: ik schiet steeds maar weer tekort, en je probeert er maar niet aan te denken wat God daar wel niet allemaal van vindt. Die vindt dat niks natuurlijk. Die is zeer ontevreden over mij, dat kan je je wel voorstellen. In een beeld zie ik dan dit voor me: Je hebt de wet vastgebonden op je rug, ik moet het beter doen, ik moet het anders doen, en het enige wat je bereikt is dat je steeds dieper gebogen gaat lopen. Je gaat gebukt onder de wet. De slavernij van de wet. Een vreugdeloos christendom, altijd maar moeten, altijd maar falen en niemand is ooit echt tevreden, God zeker niet. En dat Paulus daar vol ontzetting naar kijkt, hij slaat zijn hand voor z’n mond: hoe is het mogelijk. Jullie laten je gewoon weer een slavenjuk opleggen. Jullie zijn helemaal vergeten dat je vrij bent. Christus heeft jullie vrijgekocht van de wet (3:13, 4:5, 5:1). Dus weer dat beeld: Hij heeft de wet van je rug afgescheurd en nu mag je weer rechtop gaan staan. Je bent niet meer onderworpen aan de wet. Je hoeft niet meer te zuchten en te steunen omdat het steeds maar niet lukt. Moet je nagaan wat een verandering dat is. Dat die last van je afgehaald wordt, dat je daar echt letterlijk van bevrijd wordt. Dat is zo’n verandering dat je het niet helemaal vertrouwt. 3
Dat kan toch niet waar zijn? En wat moet ik nu dan? Wat moet ik nu met die vrijheid? Het voelt zo onwennig aan. Wat moet ik met die vrijheid? Daar kun je twee dingen mee doen. Je kunt je voortaan laten leiden door het vlees. Dus dat betekent dat je verder gewoon gaat doen waar je zelf zin in hebt. Dan trek je je ook echt helemaal niks meer van de wet van God aan. M’n naaste liefhebben? Waarom? Laat hij mij maar liefhebben. Alles naar je toe halen. Je alleen maar laten leiden door je eigen verlangens. Dat kun je doen met je vrijheid. En daar waarschuwt Paulus tegen in vers 13. Je vrijheid misbruiken voor het vlees. Doe dat niet. Doe dat vooral niet! Maar wat moet je dan wel doen met je vrijheid? Het meest opvallende is dat Paulus dus niet zegt: je moet nu heel precies volgens de wet van God gaan leven. Hij zegt wat anders. Je kunt je beter laten leiden door de Geest. En het wonderlijke is: dan komt de wet van God toch weer in het vizier. Maar dan op een andere manier. Sterker nog: alleen op die manier komt er wat van terecht. Alleen als je je laat leiden door de Geest, gaat er in je hart echt iets veranderen. En dan gaat het gebeuren dat je tot je eigen verbazing, helemaal tegen jezelf in, toch gaat omkijken naar anderen. Dat je anderen in liefde gaat dienen, zoals in vers 13 staat. En het kost je minder moeite dan je had gedacht. Het is zelfs fijn. Is dat niet iets aantrekkelijks: dat het makkelijker wordt om uit jezelf lief te hebben? Dat de strijd tegen allerlei zonden opeens af en toe succesvol gaat worden? Zou dat het christenleven niet een stuk aangenamer maken? Dat het soms zomaar lukt om te leven zoals God het wil? Van binnenuit? En dan hoef je je dus alleen maar te laten leiden door de Geest. Weet u wat dat is? Je laten leiden door de Geest? Hoe gaat dat? Hoe doe je dat? Er is tegenwoordig veel te doen om de Heilige Geest. Voor een deel lijkt me dat terecht want ik schat zo in dat velen van ons daar geen concrete voorstelling bij hebben. Wat moet ik me voorstellen bij het me laten leiden door de Geest? Laten we nu even onderbreken door het zingen van een lied over de Heilige Geest: gez.239. 2) VLEES OF GEEST: VOL-MAKEN OF OVERSTROMEN. Voordat ik wil proberen daar een antwoord op te geven eerst kort nog iets anders. Ik las bij de Amerikaanse theoloog John Piper een onderscheid tussen vlees en Geest, op zo’n manier beschreven dat het voor mijzelf erg verhelderend was en ik kan het niet laten om dat toch even door te geven.
4
Als je het over het vlees hebt in de Bijbel dan kan dat allerlei betekenissen hebben. Je vlees, dat kan gewoon je lijf zijn, het kan je aardse leven zijn, maar hier wordt duidelijk iets anders bedoeld. Je vlees dat is je ik, je diepste ik en kenmerkend voor het vlees is dat het een diepe leegte voelt. Het is leeg van binnen en ik wil daar iets aan doen. Ik heb verlangens en die wil ik bevredigen. Dus zeg dat je een leeg glas hebt en je hebt zo’n dorst en wat doe je? Je gaat proberen dat glas te vullen. Je gaat proberen de leegte in jezelf te vullen. Allerlei dingen die tegemoet komen aan je verlangens. Allerlei dingen waardoor je je wat gelukkiger voelt. Dingen waardoor je even kan vergeten dat je niet zo gelukkig bent. Dingen die bevredigend zijn. Dingen waardoor je je nuttig voelt. Van alles ga je aangrijpen om die leegte te vullen. Dat kunnen ook mensen zijn. Dat je mensen gaat gebruiken om die leegte in jezelf op te vullen. Alles grijp je aan, alles, behalve de liefde van God in Christus. Dat is het vlees. Een lege beker die je met alle macht probeert te vullen, op eigen houtje, want je hebt zo’n dorst. Leven door de Geest is heel wat anders. Dan ontdek je door het geloof hoe je beker allang tot de rand toe gevuld is met de rijkdom die je in Christus hebt. Alles is volbracht. Door Jezus heeft God mij bevrijd van leegte, van schuld, van zinloosheid, hopeloosheid en Hij geeft er andere dingen voor in de plaats. Hij geeft Zijn genadige aanwezigheid. Hij schenkt vergeving, Hij geeft je hoop, Hij helpt je, Hij wil je leiden. Dat zijn de dingen waarmee God ons leven wil vullen. En als je zo gaat ontdekken wat je allemaal hebt gekregen in Christus, die volle beker, dan gaat die beker overstromen. Mijn beker vloeit over. En hoe heet nu datgene wat je ziet overstromen, datgene wat over het randje heen komt? Dat is nu de liefde. Liefde voor God en liefde voor de mensen om je heen. En dan heb je bij wijze van spreken onder die beker een soort bakje waar alles wordt opgevangen, al die liefde. En dat bakje, dat is nu wat God in de wet van ons vraagt. Ik weet niet of ik het zo kan overbrengen maar dit is werkelijk het bevrijdende evangelie van Jezus Christus. Wil je gehoorzaam zijn aan de wet, wil je de wet vervullen? Ja, dat wil je, want dat moet, dat vraagt God van jou. Maar hoe doe je dat dan? Doe je dat vanuit een lege beker die steeds voller moet? Of doe je dat vanuit een beker die al tot de rand toe gevuld is en alles wat je er nog aan toevoegt laat ‘m alleen maar verder overlopen? Misschien vindt u dit allemaal teveel beeldspraak. Laat ik het dan anders zeggen.
5
Liefde tot God, liefde tot de naaste, ontstaat daar waar mensen leren wat het betekent dat Christus alles in onze plaats volbracht heeft. Waar mensen leren dat God hen zomaar liefheeft, uit genade. Daar ontstaat de liefde en zo vervult u de wet. Vlees tegenover Geest. Anders gezegd: ‘zelf doen’ tegenover ‘leven van de geef’. Die twee, zegt Paulus in vers 17, die twee strijden met elkaar. Het ligt je het meest om het zelf te doen, in eigen kracht, je best doen, tanden op elkaar, ik kan het wel, ik moet het kunnen. Dat ligt ons het meest. Het vlees. Maar als je gelooft dan moet je niet raar opkijken dat er een tegenbeweging ontstaat. De Heilige Geest die daar tegenin gaat. Die het anders aan wil pakken. Niet ‘zelf doen’ maar ‘in Mijn kracht’. Niet op je eentje je uiterste best zitten te doen om zo christelijk mogelijk te leven maar laat ook eens wat aan Hem over. Vlees en Geest. 3) WAT IS JE LATEN LEIDEN DOOR DE GEEST? En dan zijn we bij het laatste. Want daar wilde ik nog een antwoord op geven. Wat bedoelt Paulus als hij schrijft in vers 16: laat u leiden door de Geest? Het lijkt me het beste om dat aan te tonen vanuit de brief aan de Galaten zelf. En dan noem ik drie dingen. a) Het eerste dat opvalt is dat Paulus zegt dat je je moet laten leiden. Dus dan ben je een blinde die zich laat leiden door een ander. Iemand anders pakt je bij de hand en neemt je mee. Laat u leiden. Dat sluit aan bij wat hij in vers 22 zegt als hij het heeft over de vrucht van de Geest die aan je leven groeit. De Geest die vruchten laat groeien. Dat is ook weer tamelijk passief. Niet jij brengt die vruchten voort maar Hij. En de eerste vrucht die genoemd wordt is de liefde en die komt dus bij Hem vandaan. De vrucht van de Geest. Sta daar eens bij stil. Dat God de Heilige Geest Iemand is die Zelf is actief in ons. En dan juist op dat gebied dat ons zo moeilijk valt nl. het liefhebben van God en onze naaste. Het meest centrale van het geloof. Dat is een eerste gegeven dat we goed moeten vasthouden: je bent in het christelijk leven niet de enige die actief is. Zeker, je moet je làten leiden, je moet het toelaten, je moet die hand vasthouden en vast blijven houden, dat is ons aandeel, maar toch: je laten leiden door de Geest wijst op een belangrijke activiteit van de Geest Zelf. b) Het tweede is dat je laten leiden door de Geest alles te maken heeft met geloof. Je kunt een levenshouding kiezen van werken. Goed je best doen. Dat doet het vlees. Er is ook de levenshouding van geloven. Dan laat je je leiden door de Geest. En wat moet je dan geloven?
6
-
2:20 je moet geloven dat de Zoon van God je zo heeft liefgehad dat Hij Zich voor jou heeft prijsgegeven; Ik geloof dat U mij liefhebt, Here Jezus, en dat U in mijn plaats de straf hebt gedragen.
-
4:6 je moet geloven dat God je Vader is, dat Hij van je houdt, dat je Abba mag zeggen; Ik geloof dat U mijn Vader bent en dat mijn zonden daar geen einde aan maken. U blijft mijn Vader;
-
5:5 je moet geloven dat je alleen maar hoeft te geloven om het goed te hebben met God, alleen maar geloven, dat is alles; door het geloof worden wij als rechtvaardigen aangenomen. Ik geloof dat ik Uw liefde niet meer hoef te verdienen maar dat U mij aangenomen hebt, als was ik iemand die rechtvaardig is.
Kenmerkend voor het je laten leiden door de Geest is dat je deze dingen vast gelooft en daar steeds weer op terugkomt. Heer, ik schiet vreselijk tekort, ik weet het, ik zie het, maar ik geloof vast en zeker dat ik toch nog steeds Uw kind ben. Als je dat zegt laat je je leiden door de Geest. Heer, ik zit zo vol zelfgerichtheid, ik ben zo geneigd om mezelf voor alles te stellen, ik ben zo ontzettend bezorgd of ik wel aan m’n trekken kom, ik ben zo angstig of de mensen wel voldoende naar mij omzien. Ik geloof in Uw liefde voor mij. Ik geloof in Jezus die in mijn plaats de straf heeft gedragen, de straf voor al die dingen waar ik in tekortschiet. Dat is je laten leiden door de Geest. Het geloof. Het weldadige vertrouwen op Gods beloften. c) Het derde en laatste wat ik wil noemen is 3:5. Wat is dat, je laten leiden door de Geest? We zagen a) het is een actie van de Geest Zelf, b) het geloof speelt een belangrijke rol. En dan staat daar in 3:5: “God geeft u de Geest en goddelijke krachten omdat U naar Hem luistert en op Hem vertrouwt.” Naar Hem luisteren en op Hem vertrouwen. Prachtig is dat. En zo eenvoudig. Niet makkelijk, dat zeg ik niet maar wel eenvoudig. Elke dag luisteren naar Zijn Woord. Elke dag op Hem je vertrouwen stellen. Als je dat doet dan laat je je leiden door de Geest. En dan kan de Geest wat met je. Dan groeit er wat. Dingen die je zelf niet voor mogelijk hebt gehouden. Ook in de omgang met elkaar. Nog een keer John Piper. Hij zegt het zo: je laten leiden door de Geest dat is “keep your heart happy in God.” Dat is moeilijk te vertalen maar ik zou zeggen: zorg ervoor dat je in vrede met God met blijft leven. Geef aandacht aan Zijn Woord, laat je aanspreken, laat je toespreken, laat je corrigeren door Hem, geef toe als je het niet goed doet, vraag vergeving, blijf dicht bij 7
Hem, geef toe dat je Hem onvoldoende vertrouwt, vraag vergeving. Vertrouw op Zijn beloften en laat je niet van de wijs brengen. Keep your heart happy in God. En dan kan de vrucht van de Geest in je leven groeien. Dan kan het omzien naar elkaar in de gemeente groeien, want daar ging het vandaag toch vooral over. Hoe kunnen we een gemeente worden waarin er meer en meer naar elkaar wordt omgezien? Wel, het antwoord is: als wij ons laten leiden door de Geest. AMEN
8