Fysiologische kenmerken Bij basketbalwedstrijden zijn gemiddelde hartfrequenties gemeten van rond de 90% van de maximale hartfrequentie. Bij bepaalde spelsituaties komen lactaatconcentraties voor van 6-8 mmo I/liter, waardoor basketbal als een Laotische anaerobe sport gekenmerkt kan worden. Als we verder naar de fysiologische kenmerken kijken van het basketballspel dan is het zinvol om het model van de sportmotorische basiseigenschappen te hanteren. Deze basiseigenschappen vormen bij elke sport een bepaald profiel dat dient als fundament waarop verdere specifieke eigenschappen zijn gebouwd. Voor basketbal is een aantal factoren van belang om tot goede prestaties te komen. Allereerst zijn dit de basiseigenschappen: aëroob vermogen, anaëroob vermogen, snelheid, kracht, lenigheid en coördinatie. Het anaerobe vermogen kan worden weergegeven als de hoeveelheid zuurstof die per kilogram lichaamsgewicht kan worden opgenomen. Voor basketbal is deze eigenschap van belang om snel te herstellen tijdens en na een wedstrijd of een training. Tevens is het van belang om veel wedstrijden in een korte periode te kunnen spelen (toernooien). Slecht herstel leidt tot coördinatiefouten met extra risico op blessures.
Blessurepreventie Blessurepreventie begint bij de begeleiding van de teams. Via een gericht sportmedisch onderzoek kunnen zwakke schakels worden blootgelegd en vervolgens worden aangepakt. De sporter is dan in staat om reeds bij initiële klachten deskundig advies te vragen. Specifieke conditietesten (onder andere de Shuttle run-test) kunnen spelers tonen waar nog trainingsarbeid is te verrichten om tekorten weg te werken en zo indirect blessures te voorkomen. Adequate warming-up en cooling-down maken onderdeel uit van een blessurepreventieve aanpak. Verder is laagdrempelige toegang tot sportmedisch advies noodzakelijk. Helaas is dit alles bij maar weinig clubs een feit. Bracing is vaak erg persoonlijk en er zijn voldoende types op de markt om verantwoorde keuzes te maken. De effectiviteit ervan om enkelletsels te voorkomen is meerdere malen aangetoond, zowel via biomechanisch onderzoek als via gerandomiseerd prospectief onderzoek. Kniebraces, voor instabiliteit, hebben meestal onvoldoende effect. Natuurlijke bracing door middel van kracht, balans en propriocepsis zijn meestal voldoende. Lukt dit niet, dan is de vraag of het basketbal moet worden gecontinueerd.
Blessures Over het algemeen zijn gewrichtsletsels van enkel en knie het meest voorkomend. Opvallend is de hogere frequentie van knieletsels bij vrouwen. Dit verschil wordt in meerdere onderzoeken, nationaal en internationaal, teruggevonden. Ook vingerletsels treden bij vrouwen meer op. Mogelijk speelt de grotere gemiddelde laxiditeit van het kapsel, samen met de geringere spierkracht, hierbij een rol. Het kan echter ook zo zijn dat het type spel dat door vrouwen wordt gespeeld, anders is dan dat van de mannen en dat dit speltype leidt tot een ander lokalisatiepatroon.
1. Hoofd Hoofdletsels zijn meestal het gevolg van lichamelijk contact met een andere speler in het veld. In mindere mate speelt een val op het hoofd een rol. Gebitsletsels en neusbloedingen zijn het meest frequent. Een enkele maal is een gebroken neus het gevolg. Een hersenschudding of wervelverdraaiing kan het gevolg zijn van een val op de grond of tegen een obstakel. Een juiste diagnostiek en vervolgens een afwachtend beleid is meestal voldoende. Ernstig blijvend letsel wordt zelden opgelopen. Een enkele maal komen oogletsels voor. Meestal betreft het hoornvliesletsels ten gevolgen van de vinger van een tegenstander of een bloeding door een elleboog in het gezicht. Ze herstellen meestal zonder restklachten. 2. Rug en romp Door contact met een tegenstander kunnen rib- of spierkneuzingen ontstaan. Deze zijn zelden een groot medisch probleem.
Chronische aspecifieke rugklachten met name bij jongeren na de groeispurt komen nogal eens voor. Aanpassing van de belasting in combinatie met gerichte oefeningen levert meestal een goed resultaat op. 3. Bovenste extremiteiten Vingerletsels komen frequent voor en vereisen een goede diagnostiek om blijvend functieverlies in de toekomst te vermijden. Immobiliseren is meestal voldoende. Een röntgenfoto kan nodig zijn om een breuk uit te sluiten. Schouderklachten zijn berucht om hun therapieresistentie. Bij basketbal kunnen letsels van het kraakbeen in het schoudergewricht ontstaan (Bankartlaesie), door geforceerde bewegingen bij een worsteling om de bal boven schouderhoogte of door een val op de uitgestrekte arm, waarbij het kraakbeen wordt beschadigd (SLAP-laesie). 4. Bovenbeen Spierscheuringen komen minder vaak voor dan in andere explosieve sporten. Een zogenaamd 'knietje' van een tegenstander tegen een aangespannen bovenbeen leidt tot een spierkneuzing met bloeding of zelfs spierscheur. Belangrijk is om snel een drukverband aan te leggen en geen tijd te verdoen met koelen. Indien mogelijk is het drukverband het beste aan te leggen met de quadriceps (spier aan de voorzijde van het bovenbeen) op maximale lengte. Dit bevordert de functionaliteit van het te vormen litteken. Hamstringletsels zijn nogal eens chronisch van aard door het frequente sprinten en afremmen, waarbij een grote strekkende kracht op deze spiergroep wordt uitgeoefend. Peesproblemen zijn meestal gelokaliseerd in de knieholte en stralen uit over het achterste kniekapsel. Overmatig draaien van het onderbeen ten opzichte van het bovenbeen kan dit soort klachten provoceren. Bij verkorting van de liesspieren en bij bekkeninstabiliteit reden vaker liesblessures op, onder andere door het frequente 'spreiden & sluiten' tijdens het verdedigend voetenwerk. 5. Knie Knieletsels komen bij basketbal veel voor en kunnen, zeker als het bandletsel betreft, dramatisch zijn voor de desbetreffende speler. De voorste kruisbandscheurheeft bij basketbal veel toekomstplannen verstoord. Operaties of conservatieve behandelingen leiden slechts in een klein aantal gevallen tot een klachtenvrije spelhervatting op het oude niveau. Vele factoren, zoals de mate van bandletsel (partieel of totaal), de bijkomende letsels (binnenband, meniscus, botletsels) en de spelpositie van de speler spelen een rol. Belangrijk is dat in een vroeg stadium een adequate diagnose wordt gesteld en er een strikt sportmedisch beleid wordt gehanteerd. Goede communicatie tussen behandelaars en coach speelt hierbij een grote rol. Meniscusletsels komen ook voor en zijn vaak na chirurgische behandeling een minder groot probleem. Op latere leeftijd echter treden met name aan de buitenzijde van de knie nogal eens artrotische (slijtage-) veranderingen op.
Van de chronische klachten komt het patellofemorale pijnsyndroom het meeste voor. Vaak betreft het dan de zogenaamde 'springersknie'. Oorzaken zijn de extreme belasting van het strekapparaat tijdens het basketbalspel, al of niet in combinatie met statiekafwijkingen. Hierbij moet gedacht worden aan beenlengte verschillen, X- of O-benen, standsafwijkingen van de heupen, platvoeten, hypermobiliteit van de knieschijf en dergelijke. Op jeugdige leeftijd komen ook pijnklachten voor op de aanhechting van de knieschijfpees, welke veroorzaakt kunnen worden door een ontsteking van de groeikern van de knieschijf (Osgood-Schlatter). Deze aandoeningen ontstaan waarschijnlijk ten gevolgen van verhoogde trekkrachten op de groeikern. Een enkele maal houden spelers tot op latere leeftijd last ten gevolgen van een blijvend los botfragment. De knieschijfklachten kunnen indien mogelijk met aanpassing van de statiekafwijkingen worden bestreden, door tijdelijk aanpassen van de sportbelasting in combinatie met een zogenaamd knieschijfbandje of kniebrace. Verder is in het beginstadium fysiotherapie zinvol, eindigend in een intensief revalidatieprogramma met accent op strekbewegingen en juiste techniek van springen. Soms blijven er restklachten, met name op het uiterste topje van de knieschijf. 6. Onderbeen De meest voorkomende problemen in het basketbal zijn de zogenaamde springschenen ofwel het tibia-stress-syndroom. Dit zijn pijnklachten vooral tijdens sprinten en springen en neerkomen. De oorzaak is een overmatige trekkracht van de onderbeenbuigers. Behandeling bestaat uit aanpassing van de belasting en correctie van statiekafwijkingen. Daarna opvoeren van de belasting in combinatie met specifieke spiertraining. Rust heeft meestal geen effect. Scheuren van de kuitspier zijn berucht om hun herhalingspercentage. Drukverband en immobiliseren in tractie kunnen dit percentage verminderen. Intensieve oefentherapie voor buigers en strekkers sluit de revalidatie af. Schoenaanpassing ter stabilisatie van de hiel is soms nodig. Het dragen van beenwarmers kan preventief werken door een verhoging van de spiertemperatuur. Achillespeesblessures zijn ook bij basketbal een frequent voorkomende bron van teleurstelling. Veel factoren spelen een rol in het ontstaan. De klachten kunnen afhankelijk van de ernst in diverse stadia worden ingedeeld. Rust is ook hier niet de oplossing. Veel meer moet men trachten de optimale belasting te vinden voor de pees en van daaruit trachten de belastbaarheid te vergroten. 7. Enkel Het verzwikken van de enkel (inversie) met een enkelbandletsel aan de buitenzijde als gevolg is bij basketbal de meest voorkomende blessure. Een groot aantal factoren speelt een rol in het ontstaan. De spelsituatie waarin de blessure vaak voorkomt, is de landing op de voet van een andere speler. Ook overmatige toeïng-in (lopen met een binnenwaarts gedraaide voetplaatsing) door heupstand afwijkingen kan een versterkte inversieneiging oproepen.
Natuurlijke laxiditeit kan ook mede een oorzaak zijn, evenals een eerder trauma. Ook foutief aangemaakte inlegzooitjes kunnen dit veroorzaken. Het accent van de behandeling ligt op compressie, koelen en zo snel mogelijk ingezette functionele oefentherapie. 8. Voet Voetletsels zijn meestal kneuzingen, die geen grote medische problemen veroorzaken. Een enkele keer wordt een stressbreuk gezien van een van de voetboetjes. Aangepast schoeisel, al of niet met inlays of een pedotherapeutische orthese, kan uitkomst bieden. 9. Huid Ook huidaandoeningen, zoals eeltvorming kunnen problemen opleveren. Blaren onder het eelt leiden nogal eens tot een pijnlijke tijdelijke onderbreking van de training. Juiste sokken (acrylaat) en goede voethygiëne kunnen dit voorkomen. Soms zijn inlays of eventueel ortheses nodig. Ingegroeide teennagels kunnen een reden zijn voor bezoek aan de pedicure. Eczeem dient vroegtijdig met een antischimmelmiddel te worden behandeld. Tape-allergie kan leiden tot hinderlijke huidletsels en er dient tijdig een alternatief te worden gezocht.
bron: Sportzorg.nl