•••f
,ltti
TU Delft
o
o
o
o
o
o
o
o
o
FVO Nr. I 3120D I Fabrieksvoorontwerp Vakgroep Bioprocestechnologie
Onderwerp FABRIEKSVOORONTWERP voor de PRODUKTIE van j1-INTERFERON met behulp van E. COL!; Hergebruik van hulpstoffen
Auteurs P.H.M. Vrij korte
Telefoon 070-3616822
Piet Heinstraat 135 2518 CG Den Haag
H.M van Veldhuizen
030-718453
Zandhofsestraat 78 3572 GJ Utrecht
Keywords l1-interferon, oxidatie, reductie, hulpstoffen, dithiothreitol, sodiumdodecylsulfaat, ureum
Datum opdracht: Datum verslag
september 1994 december 1994
Samenvatting Een medicijn dat sterk in ontwikkeling en opkomst is in de strijd tegen ziekten als kanker en MS is p-interferon. Gezien het gunstige perspectief zal op korte termijn een grote behoefte zijn aan dit medicijn. In dit verslag wordt de produktie van humaan p-interferon uit een E-Coli stam besproken. Het produkt wordt in de vorm van inclusion bodies opgeslagen in de cel. In een fed-batch proces van 3.9 m3 wordt de fermentatie uitgevoerd bij een temperatuur van 37°C. Na de fermentatie volgt de opwerking die bestaat uit verwijdering van het medium, cel-disruptie, oplossen van inclusion bodies, extraktie, precipitatie, refolding en verdere opzuivering met behulp van size exclusion chromatografie. Uiteindelijk wordt per jaar 40 kg p-interferon verkregen met een zuiverheid van 98 %. Op jaarbasis worden 100 batches uitgevoerd.
De nadruk in dit proces ligt op het hergebruik van hulpstoffen ten behoeve van de unfolding en refolding. Daarbij wordt uitgegaan van de base-case zoals die nu bij Chiron wordt uitgevoerd. Er wordt met name gekeken naar de duurste hulpstoffen, SDS en DTT. Vervanging van SDS door ureum in de opwerkingsstappen na de extraktie levert een besparing van ft. 81600, = per jaar. Door de refoldingstap fed-batch uit te voeren wordt de yield van deze stap verhoogd van 91 naar 99.5%. Hergebruik van de waterfase uit vloeistof-vloeistof extractie, die veel DTT en SDS bevat, levert een besparing op het gebruik van hulpstoffen van ft.670.ooo, = per jaar. Tevens wordt de yield van de oplos- en extractiestap verhoogd van 46.4 naar 61.3 %, doordat een gedeelte van het interferon wordt teruggevoerd. Een nadeel van deze optie is dat er hergebruik van niet gesteriliseerd materiaal plaatsvindt. Tenslotte worden de grote afvalstromen van een van de 'size exclusion' chromatografie kolommen en van een ultrafiltratieunit hergebruikt. Op deze manier wordt ft. 328.000, = per jaar bespaard. Over het totale proces bekeken levert de alternatieve procesvoering een besparing van hulpstoffen en een verbetering van de opbrengst op. Het gebruik van hulpstoffen daalt met ft. 850.000,= per jaar ten opzichte van de 'base case'. De totale kosten van hulpstoffen per kg geproduceerd p-interferon dalen van fl 161000,= in de base case naar fl 139.000,= in dit proces. De totale opbrengst van het opwerkingsproces stijgt van 20.1 % naar 27.4% van de in de fermentatie geproduceerde hoeveelheid. Deze twee effecten samen resulteren in een kostprijsverlaging van ft. 1,46/mg in de base case naar ft. 1, 16/mg in dit proces. Hierbij wordt uitgegaan van een ROl van 35 %. De huidige verkoopprijs is ft. 100, =/mg.
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen. 1.2. Probleemstelling. 2. KEUZE PROCESROUTE 3. UITGANGSPUNTEN VAN HET ONTWERP 3.1. Exogene gegevens. 3.2. Endogene gegevens. 3.3. Veiligheidsmaatregelen en afvalverwerking. 4. BESCHRIJVING VAN HET PROCES 5.APPARATUURBEREKENINGEN 6. MASSA- EN WARMTEBALANS 7. OVERZICHT EN SPECIFICATIE VAN DE APPARATUUR 8. GEVOELIGHEIDSANALYSE 9. PROCESBEHEERSING 10. ECONOMIE 11. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN LITERATUUR BIJLAGE 2.1: stap- en overall yields base-case en FVO 3120D BIJLAGE 4.1: proces stappen met bijbehorende procestijden BIJLAGE 6.1: STROOM- EN COMPONENTENSTAAT BIJLAGE 6.2: MASSA- EN WARMTEBALANS BIJLAGE 7.1 tlm 7.5: APPARATEN LIJST EN SPECIFICATIEFORMULIEREN
Hoofdstuk I: Inleiding
pagina 1.1
1. Inleiding 1.1. Algemeen. Halverwege de tachtiger jaren was er reeds een produktie-route bekend voor p-Interferon (P-IFN) op basis van genetisch gemanipuleerde E. eoU bacteriën. In die tijd wist men echter nog niet voor welke ziekten dit medicijn geschikt zou zijn. Na verschillende klinische proeven bleek dat bepaalde soorten kanker en sommige moeilijk te genezen virussen te bestrijden waren met p-IFN. Sinds kort is zelfs bekend geworden, dat de ziekteverschijnselen van multiple sclerose (MS) met een factor twee uitgesteld kunnen worden met dit medicijn. Door deze bevindingen is er vraag naar p-IFN "gecreëerd", die zo groot is dat de prijs hoog is. Door strenge keuringen en controles op de produktie van medicijnen in het algemeen is het echter niet mogelijk om het bestaande proces even snel aan te passen of verbeteringen aan te brengen. Pas wanneer blijkt dat de vraag naar p-IFN groot is en blijft, kan er overgegaan worden naar een zogenaamde tweede-generatie. Na verloop van tijd zal namelijk de druk op de markt voor p-IFN, door bijvoorbeeld patientenorganisaties, steeds groter worden om de prijs te verlagen. Bovendien liggen concurrenten op de loer om bij het verstrijken van de patenten direct een graantje mee te pikken. In deze tweede-generatie van een medicijn zal de produktie-capaciteit me~stal verhoogd worden. Dit betekent wel dat de producent reeds in een vroeg stadium op de hoogte moet blijven van mogelijke verbeteringen aan het proces en hoe deze verbeteringen op grotere produktieschaal ingepast kunnen gaan worden. Vooral ook omdat de weg, die nodig is voor goedkeuring van een eventueel vernieuwd produktie-proces, lang en tijdrovend is. In dit _vernieuwde proces zullen dan zaken als minimaliseren van de hulpstoffen, terugwinning en hergebruik van de hulpstoffen, en alternatieve routes bekeken worden. Het belangrijkste optimalisatie aspect van het vernieuwde proces zal het economische voordeel zijn. Afhankelijk van de koers, die het bedrijf wil volgen, kan dit een maximaal marktaandeel, een maximale winst of een maximale omzet zijn.
1.2. Probleemstelling.
In dit fabrieksvoorontwerp (FVO) wordt in eerste instantie uitgegaan van een produktieproces. voor p-IFN op basis van door Chiron verstrekte gegevens, de zogenaamde "base case". Gezien de hoge verkoopprijs van p-IFN is het op dit moment nog niet nodig om hulpstoffen terug te winnen en opnieuw te gebruiken. Wanneer de vraag naar p-IFN groot blijft, is het belangrijk om verschillende mogelijkheden te onderzoeken om p-IFN goedkoper te produceren. Er zal dan oo~ gekeken moeten worden naar het hergebruiken van dure hulpstoffen of schonere process,en. Ook "het lozen van milieubelastende stoffen verdient de nodige aandacht. Dit laatste met alleen omdat het laten verwerken hiervan de nodige kosten met zich meebrengt, maar ook gezien de ontwikkelingen van normen en waarden, dat elke producent zijn atvalstroom moet minimaliseren en zelf verantwoordelijk is en blijft voor een milieu-vriendelijke verwerking. Uitgaande van de "base case" zal de nadruk in dit FVO liggen op het hergebruik van hulpstoffen in het proces. .
SDS (UREUM)
DIT
SDS (UREUM)
•
_I
_oyo----'
~I
.. I DIT + SDS (UREUM)
. SDS (UREUM)
DIT + SDS
.1 .
t----...
~
DIT + SDS SDS (UREUM)
t---tl.~
. SDS (UREUM)
~
I
t---I"~
SDS (UREUM)
t----t.~
SDS (UREUM)
DIT + SDS SDS(UREUM)
Hoofdstuk 2: Keuze proeesroute
pagina 2.1
2. Keuze procesroute Bij het produceren van humaan p-IFN door middel van E. eoli bacteriën, wordt het gewenste eiwit tijdens de fermentatie opgeslagen in de vorm van inclusion bodies in de cel. Het eiwit zit daarin samen met DNA materiaal en endotoxines opgehoopt in een niet natuurlijke vorm. Voor een waardevol produkt zal het eiwit daarom in z'n natuurlijke vorm moeten worden gebracht. Hiervoor moet het p-IFN na uit de cel te zijn gehaald door middel van homogenisatie, eerst opgelost worden en moeten de aanwezige intermoleculaire zwavelbruggen verbroken worden door middel van reductie. Als dit heeft plaatsgehad kan het eiwit in z' n natuurlijke vorm worden gebracht door ervoor te zorgen dat de intramoleculaire zwavelbruggen worden gevormd (bij p-IFN 1 stuks), door middel van oxidatie. Verder is het van belang dat het eiwit gedurende een groot gedeelte van het opwerkingsproces in opgeloste vorm blijft. In de 'base case', FVO 3120 A, wordt ten behoeve van deze eisen gebruikt gemaakt van hulpstoffen, die een groot gedeelte van de kosten van het proces bepalen. Om die reden is voor het ontwerpen van dit proces het volgende doel nagestreefd: Het hooffdoel is om zoveel mogelijk te besparen op hulpstoffen, die gebuikt worden voor de reductie en oxidatiestappen en voor het in oplossing houden van de eiwitten. Als belangrijk nevendoel is hierbij van uitgegaan het feit dat verbetering van de yield in de reductie en oxidatiestappen en dus van de overall yield ook een belangrijke besparing van hulpstoffen oplevert. Om bovenstaande doelen te bereiken is eerst een analyse gemaakt van de belangrijkste hulpstoffen en waar deze gebruikt worden in het proces van de 'base case' . Op basis van de prijs zijn de volgende stoffen belangrijk: * dithiothreitol (DTT), dat wordt gebruikt voor de reductie (verbreking van zwavelbruggen), * natrium-dodecylsulfaat (SDS), een detergent, dat wordt gebruikt voor het in oplossing houden van de eiwitten en overig celmateriaal * iodosobenzoëzuur (lBA), dat wordt gebruikt voor de oxidatie (vorming van intramoleculaire zwavelbruggen) . en ureum, dat dient als vervanging van SDS in een gedeelte van het proces (zie * later). Ureum zorgt voor een hoge milieubelasting . SDS en Ureum kunnen altijd hergebruikt worden, omdat ze niet omgezet worden tijdens het proces. DTT wordt echter geoxideerd tijdens de reductie van de eiwitten en mA wordt gereduceerd tijdens de oxidatie-stap. mA wordt equimolair toegevoegd, en wordt dus geheel gereduceerd. mA komt daarom niet in aanmerking voor hergebruik. DTT echter wordt in grote overmaat toegevoegd tijdens de reductiestappen (R 301 en R 402). Tijdens deze stappen wordt ongeveer 2 % van het toegevoegde DTT geoxideerd. De rest kan dus worden hergebruikt. In de figuur hiernaast staat het opwerkingsproces volgens de 'base case' in blokschema weergegeven, met daarin de van belang zijnde in- en uitgaande hulpstoffen: DTT, SDS en Ureum.
Hoofdstuk 2: Keuze procesroute
pagina 2.2
Om het hierboven geformuleerde doel te kunnen bereiken zijn een aantal opties te bedenken om te besparen op huifstoffen enlof gelijkertijd de yield van de betreffende stappen te verbeteren. In het kort zijn dit de volgende: 1. SDS vervangen door ureum, 2. de oxidatie-stap (R 501) fed batch gewijze uitvoeren in plaats van batch gewijze, 3. DTT + SDS in de waterige afvalstroom uit de extractie-stap (C 301) terugvoeren naar de reductiestap (R301) voor hergebruik, 4. hergebruik van DIT + SDS uit de centrifuge (C 302), 5. hergebruik van het eluent van de eerste 'size exclusion' chromatografie kolom (K401), 6. hergebruik van het filtraat van de eerste ultrafiltratie (F501) 7. en hergebruik van de afvalstromen van de tweede 'size exclusion' chromatografie kolom (K 601), van de laatste ultrafiltratie (F 601) en de ontzoutingskolom (K 602). Ad 1. Voor de vervanging van SDS door Ureum geldt dat het een voordeel is dat Ureum aanzienlijk goedkoper is. SDS speelt echter wel een belangrijke rol in de extractie, waardoor p-IFN oplosbaar wordt in de butanol-fase. Daarom is besloten SDS pas te vervangen door ureum vanaf sectie 4 (R401): Oplossen van het precipitaat (eerste SDS gebruik na de extractie). Hierbij wordt uitgegaan van een 8 molair ureumoplossing vanaf het oplossen van het precipitaat (R401) tot en met de eerste size exclusion chromatografie (K401). Voor de oxidatiestap (R501) en de tweede size eclusion chromatografiestap (K601) wordt uitgegaan van een ureum-oplossing van minimaal 4 molair. In de huidige opzet van het proces is de besparing van deze operatie als weergegeven in onderstaande tabel (per batch):
..
Tabel 2 l' Vergelijking van kosten per batch bij gebruik van ureum of SDS
massa (kg) Ureum-verbruik
398
SDS voor oplossen precipitaat (R401)
4.21
SDS voor eerste S.E. kolom (V405)
3.14
SDS voor oxidatie (V504)
kost-prijs (hfl/kg)
prijs (hf1)
(hfl)
totaal kosten (hfl)
afvalkosten
0.42
167
1695
1862
342.80
2629
49
2678
0
SDS voor tweede S.E. kolom (V601)
0.32
Totaal SDS
7.67
pagina 2.3
Hoofdstuk 2: Keuze procesroute Per batch wordt er dus 816 hfl bespaard aan kosten.
Ad 2. In de oxidatiestap moet de concentratie gedenatureerde eiwitten laag zijn om aggregaatvorming (het vormen van intermoleculaire S-bruggen) te voorkomen. In de 'base case' wordt deze stap batch gewijze uitgevoerd. Bij een volume van ongeveer 1000 liter is de yield ongeveer 91 %. Door de oxidatie stap als een fed batch operatie uit te voeren kan de yield aanmerkelijk verbeterd worden, omdat de concentratie gedenatureerde eiwitten laag gehouden kan worden. In hoofdstuk 5 over apparatuurberekeningen is de berekening te vinden van de oxidatiekinetiek. In het huidige proces wordt de stap zodanig uitgevoerd dat een opbrengst van 99.5% makkelijk haalbaar is. Om dezelfde produktie te behalen betekent dit een besparing van: (1-91/99.5)*100% = 8.5 % op het totaal van hulpstoffen en een ook een besparing van enkele procenten op de grootte van de apparatuur. Ad 3. Uit de extractiestap (6) komt een waterige afvalstroom die een grote hoeveelheid hulpstoffen bevat (DTT en SDS). Aangezien DTT in grote overmaat wordt toegevoerd en dus een erg klein gedeelte hiervan geoxideerd is kan deze stroom gedeeltelijk worden teruggevoerd naar de reductiestap . Een bijkomend voordeel is dat hiermee ook p-IFN, dat in de 'base case' wordt weggegooid, wordt teruggevoerd. Deze stroom bevat het p-IFN echter wel in onzuiverder vorm, dan in de hoofdstroom. Voor deze zuiverheid wordt later in het proces gecompenseerd, namelijk bij de tweede size exclusion chromatografie kolom (K601). Om dezelfde zuiverheid te halen gaat de yield van de size exclusion terug van 92 % naar 86 % Een nadeel van deze optie is dat er 2-butanol en zouten in de reductiestap komen, die er eerder niet waren. Verwacht wordt dat dit geen probleem oplevert voor de reductie. Om ophoping van onopgelost materiaal te voorkomen moet dit eerst verwijderd worden. Dit gebeurt door een tiltratiestap (F301) waar het onopgeloste materiaal kwantitatief verwijderd wordt. Om ophoping van zouten en butanol te voorkomen moet een gedeelte van de recycle gespuid worden. Als criterium voor de grote van de recycle wordt de verhouding van de hoeveelheid gebruikt DTT per hoeveelheid geproduceerd p-IFN. De hoeveelheid gebruikt DTT per batch is de hoeveelheid die met stroom 301 wordt toegevoerd. Voor de hoeveelheid geproduceerd p-IFN wordt de hoeveelheid in stroom 310 genomen (is eerste produktstroom buiten recycle) . In de volgende tabel staat de genoemde verhouding uitgezet als funktie van het recyclepercentage (=stroom 318/stroom 315*100%) Tabel 2.2 recycle percentage DTT(301)/P-IFN(31O)
0
20
40
50
60
70
90
10.2
9.51
9.05
8.98
9.10
9.61
15.7
Hoofdstuk 2: Keuze procesroute
pagina 2.4
Op grond van het bovenstaande is besloten om een recyclepercentage van 50 % te nemen, omdat daar de hoeveelheid DTT per ~-IFN het kleinst is. Als gevolg van deze recycle van ~-IFN wordt er een stroom gerecycled, die niet gesteriliseerd kan worden voor de volgende batch. Om gevaar van 'besmetting' van volgende batches door vorige batches enigzins te beperken is ervoor gekozen ééns in de zoveel tijd stroom 319 niet te recyclen, maar weg te gooien. Het aantal keren is gekozen op 5 maal per jaar, overeenkomend met ééns per 20 batches. Dit heeft echter wel invloed op de productie van de batches na het weggooien. Met behulp van de spreadsheet is gekeken hoeveel procent ~-IFN er in de batches minder wordt geproduceerd. De uitkomst hiervan staat weergegeven in de volgende tabel: Tabel 2.3
nr. batch na weggooien gemiste percentage
~-IFN
1
2
3
4
5
23.2
5.5
1.3
0.3
0
Betrokken op één batch is dit totaal 30.3 %. Deze gemiste produktie is per 20 batches, dus 1.52 % per batch. Bij 100 batches per jaar wordt er standaard per batch 400 gram geproduceerd. Om echter voor dit verlies te compenseren gaan we uit van 1.52 % extra, dus 400*1.0152 = 406 gram. Alle stromen en apparaten zijn daarom berekend op grond van productie van 406 gram p-IFN. De hoeveelheid DTT, die op deze manier in de huidige procesopzet per batch bespaard wordt is 2.14 kg (6700 hfl). Doordat er ook ~-IFN wordt gerecycled wordt er natuurlijk op het geheel van hulpstoffen extra bespaard. De totale yield van de oplosstap en extractiestap (R301 en C301) is van 0.504 in de 'base case' naar 0.656 in dit proces gegaan. Om toch aan de zuiverheid te voldoen is daardoor wel de yield van de tweede 'size exc1usion' chromatografie verlaagd van 0.92 naar 0.86. De overall yield van deze stappen is dan: Base case: Dit proces:
0.504*0.92 = 0.464 0.656*0.86 = 0.613
Ad 4. De lichte fractie uit centrifuge voor het afscheiden van het precipitaat, C 302 bevat een hoeveelheid DTT, dat hergebruikt zou kunnen worden. Het probleem hierbij is echter dat het een butanoloplossing is, die niet eerder dan bij de extractie kan worden teruggevoerd. DTT is echter al bij de reductie nodig. Ad 5. Uit de eerste 'size exclusion' chromatografie kolom (K401) komt een grote hoeveelheid eluent, die in de 'base case' als afval wordt weggegooid. Deze afvalstroom kan na verwijdering van de eiwitten door middel een ultrafiltratie-unit, worden hergebruikt als eluent van de chromatografie kolom (K401). Omdat de stroom echter DTT bevat is de hoeveelheid die als eluent gebruikt kan worden
#323
#101 #104 #105 #107 #108
#406 #403
....- - - I..~ #11 0
.. I
#106
FI03
#402
.. #116
#415 .&. #4 16
#412
r'"
. I M~1 I
#201
#424 #206
#510
#301 #307 #308 #311 #319
#319
I
P,:\()l--.J
#321 #305 #306
•
#322
• •
#603
.. I
FSOI
/kSO;
K601
~
• #511
.. #601
#324 #614
#612
I--~.~
#606
Hoofdstuk 2: Keuze procesroute
pagina 2.5
berperkt. We stellen daarom dat de DTT concentratie in de produktstroom van de chromatografie kolom (1(601) maximaal 2 mM mag zijn. Op dit criterium zijn de berekeningen voor de grootte van de recycle (#422) gebaseerd. De rest kan worden hergebruikt voor het oplossen van het precipitaat (R40 1). Dit wordt gerecycled via stroom 406. De hoeveelheid Ureum, die op deze manier per batch wordt bespaard is: Voor oplossen precipitaat via stroom 406: Als eluent voor S.E.C.-kolom via stroom 422:
167 kg 316 kg
Ad 6. Het filtraat uit de eerst ultrafiltratie (F501) bevat een grote hoeveelheid ureum. Deze stroom kan daarom worden hergebruikt als eluent voor de eerste 'size exc1usion' chromatografie kolom. Het aanwezige p-IFN wordt echter gesteriliseerd en is dus niet meer in de natuurlijke vorm. Deze stroom wordt gerecycled via stroom 510. Hiermee wordt 225 kg ureum per batch bespaard. Ad 7. Deze stromen bevatten relatief weinig ureum en worden daarom niet hergebruikt In bijlage 2.1 staan de yields van de 'base case' en van dit proces vergeleken in tabelvo~. Bovendien staan de step yields en de overall yields van dit proces daar grafisch weergegeven. In de figuren hiernaast staat de alternatieve procesopzet, waar in dit proces vanuit wordt gegaan weergegeven. _. ____._. __ _. _
Hoofdstuk 3: Uitgangspunten van het ontwerp
pagina 3.1
3. Uitgangspunten van het ontwerp 3.1. Exogene gegevens. Er moet 40 kg p-IFN per jaar geproduceerd worden met een zuiverheid van 98% ten opzichte van totaal eiwit. In één jaar zijn 50 produktie-weken en 2 weken voor een "total shut down" gereserveerd. Per week wordt er 5 dagen continu gewerkt van maandagochtend 9 uur tot vrijdagmiddag 5 uur. Dit geeft 5200 uren netto beschikbaar voor de produktie van 40 kg p-IFN. Er moeten per week twee batches afgewerkt worden. Het p-IFN wordt gewonnen uit met recombinant-DNA technieken behandelde E. eoli, waarbij het produkt als "inclusion bodies " wordt opgeslagen in de bacterie-cellen. Nadat de inhoud van de cellen is vrijgemaakt, moet het p-IFN afgescheiden worden van de overige proteïnen. Tevens zijn "unfolding-" en "refolding-" stappen nodig niet alleen als opzuiveringsstap, maar ook voor het in de juiste conformatie brengen van het p-IFN, voor het gebruik als medicijn bij mensen.
3.2. Endogene gegevens. De fysische eigenschappen van de hulpstoffen staan vermeld in tabel 3.1.
Tabel 3.1. Stofeigenschappen (onder standaard omstandigheden, 298 Ken 1 bar). MWin g/mol
pin kg/m3
TI in
s,in
Pa·s
J/(kg'K)
80% N2 20% O2
29
1.2
1.8.10-5
1300
water
H20
18
1000
1.10-3
4180
ureum
H2NCONH 2
60.06
1323
DTT
C4H lO0 2S2
154.2
EDTA
C1oHl6N 20 g
292.3
glucose
C~1206
180.2
biomassa
CHI.7700.49 NO.22S0.0045 PO.OO55
29
kaliumfosfaat
K3P04
212.3
mA
C7H50 2I
263.9
ammoniurn-sulfaat
(NH4hS04
132
component
formule
lucht
overige
).=0.607 W/(m·K) Tb = 100 °C
Hoofdstuk 3: Uitgangspunten van het ontwerp
pagina 3.2
sucrose
C12H22011
342.3
1581
l-octanol
C8H 18O
130.2
827
0.01
2121
Tm = -16°C Tb = 194 °C
SDS
NaC 12H 1S 0 4S
288.4
2-butanol
C4H lOO
74.1
808
0.003
2885
Tb
= 99.5
°C
3.3. Veiligheidsmaatregelen en afvalverwerking. Het organisme dat gebruikt wordt voor de productie van ~-interferon is een met recombinant DNA genetisch gemanipuleerde E. coli. De wetgeving is zeer strikt bij het gebruik van dit soort organismen en vereist, dat geen enkel levende bacterie uit de opstelling of de fabriek kan onsnappen naar de omgeving. Om aan deze overheidseis te voldoen dient de opstelling "containment proof" te zijn. Dit betekent dat er bewezen moet worden dat tijdens de produktie in die gedeelten van de apparatuur, waar levende cellen aanwezig zouden kunnen zijn, niets vanuit de opstelling naar buiten kan komen. In de fermentor worden de E-coli met 1 volumeprocent l-octanol, een voor de cellen dodelijke concentratie, afgedood. Ondanks dit afdoden is de eis van containment van toepassing tot en met de extractie, waar mogelijkerwijs de laatste 'levende' micro-organismen gescheiqen worden van de productstroom. Vanaf de extractie zal het accent van containment voornamelijk komen te liggen op het weren van vreemde micro-organismen, welke de productstroom (door eiwitafscheidingen) sterk kunnen verontreinigen. Dit gebeurt onder andere door het toepassen van de deadend filtratie. Deze tweede vorm van containment is echter voornamelijk gericht op het garanderen van productkwaliteit. Om te voldoen aan de primaire containment worden een aantal maatregelen genomen. Ten eerste worden de vloeibare afvalstromen uit het proces en uit het schoonmaken afgevoerd naar een kill tank alwaar 100% afdoding (chemische I thermisch) gegarandeerd wordt vóór afvoer naar de rioolwaterzuivering. De gebruikte hulpstoffen, die nodig zijn bij het proces, leveren over het algemeen en bij de condities waarbij gewerkt wordt nauwelijks gevaar op. Alleen in het geval van brand dient er een goede blus installatie aanwezig te zijn, omdat de ontleding van stoffen als DIT, ureum en EDTA zure gassen geeft, die gevaarlijk zijn bij blootstelling. Verder dient er vanwege het gebruik van een genetisch gemanipuleerd micro-organisme reeds gewerkt te worden volgens de GILSP-GSI (Good Industrial Large Scale Practice-klasse 1). Dit houdt in dat de werknemers bijna niet in aanraking kunnen komen met de stoffen in het proces en bovendien speciale kleding en mondbeschermmg moeten dragen.
11
11
t
.... ~
+ t
(I) ,....
~
(I)
~
o.....
VJ
el)
Q
~ ~ o ~
stoom stikstof (2)
~
~
N ~
~
VJ
Q
~ ~
~Q
~
stikstof (2)
z » » ;0
e ~ .. L.o
...-4 ~
~
~
00;0 fT!
stoom
o C
()
:::!
VJ
fT!
~
.c VJ
.
~
o
stikstof (2) afgas (8)
C
~
...-4
"'Cl ~ .t:J
lucht \"
@D
~
.
...-4
afval (7) afvalstroom
"I:!'
L.o
='
~
~
lucht (5 bar) uit compressiesysteem stikstof (5 bar) R 101 Fermentor + terugvoervat P 101 Doseerpomp stoom (3 bar; 190 C) P 102 Doseerpomp koelwatercircuit (10 C) F 101 Sterilisatiefil ter warmwater (70 C) F 102 Filter leidingwater afval( water+vast) naar afdodingstank P 103 Drukpomp F 103 Crossflow Microfilter s naar een tra al afgassysteem
P 201
P M C V V
202 201 201 201 202
Drukpomp Voedingspomp Homogenizer Tubular Bowl Centrifuge Voorraadvat Homogenizer Voorraadvat Homogenizer
FVO 3120 D: PROCESSCHEMA VOOR DE PRODUKTIE VAN BETA-INTERFERON (BLAD Peter Vrijkorte en Henry van Veldhuizen december 1994
@>stroomnr.(][]temperatuur (C)
druk (bara)
Hoofdstuk 4: Beschrijving van het proces
pagina 4.1
4. Beschrijving van het proces In het nu volgende hoofdstuk wordt een beschrijving van het proces gegeven. Dit zal geschieden aan de hand van het flowsheet in figuur 4.1, blad 1,2 en 3. In paragraaf 4.7 wordt de cycle time analyse beschreven.
4.1. Sectie 1: de fermentatie. In de fermentor, R101, wordt een groeimedium gebracht vanuit VlOl. Vervolgens wordt geïnoculeerd met een reeds ontdooide voorkweek. Deze bestaat uit een met recombinant DNA-techniek behandelde E. coU van de stam K12. Na een lag-fase van 5 uur zal aan de fermentor fed-batch substraat toegevoegd worden uit V102 onder aerobe omstandigheden, waarbij exponentiële groei plaatsvindt. De lucht die hiervoor nodig is wordt eerst door een filter, F101, ontdaan van m.o. van buitenaf. Ook de afgassen worden gefilterd in F102 om te voorkomen dat de genetisch gemanipuleerde m.o. ontsnappen uit de fabriek. Na 18 uur exponentiële groei zal de fermentor zodanig bedreven gaan worden, dat de celculture overgaat naar de produkt-fase, waarbij vooral p-interferon geproduceerd wordt, dat opgeslagen wordt in "inclusion bodies ". Deze fase in de fermentatie zal 6 uur in beslag nemen. De celdichtheid is aan het eind van de fermentatie 13.3 gIl. Tenslotte worden de cellen geïnactiveerd met l-octanol, V103, gedurende 1 uur.
Na het afdoden wordt de celsuspensie in de fermentor geconcéntreerd middels cross-flow microfiltratie, F103, waarbij gecirculeerd wordt over het membraan en fermentor. Deze concentreringsstap tot 100 gIl neemt drie uur in beslag. Hierna wordt met een fosfaat gebufferde saline-oplossing uit VI04 de geconcentreerde celsuspensie gewassen, waarbij het droge stofgehalte op het eind weer 100 gil is. Bij deze diafiltratiestap worden de opgeloste componenten (zouten, exoenzymen, glucose en octanol) merendeels uitgewassen. Er gaat 5% p-IFN verloren door kapotgeslagen E. coU cellen en door het dode volume in het membraan. De afvalstroom van de microflltratie verloopt via het vat V105. Af en toe zal dit vat onder druk worden gezet om de microflltratie te "back flushen" .
4.2. Sectie 2: de eerste opwerkingsfase. De geconcentreerde celsuspensie wordt vervolgens naar de eerste tank, V202, van de homogenizer verpompt. In de homogenizer, M201, wordt de celsuspensie in 2.2 uur drie maal batchgewijs doorgevoerd via de tanks V201 en 202. Hierbij wordt door afschuifspanningen vanwege een grote drukval (450 bar) de celwand kapotgeslagen, waarmee de inclusion bodies met 60% p-IFN vrijkomen. Bij drie passes komen 87% van de "inclusion-bodies" vrij uit de cel en wordt de viscositeit als gevolge van vrijkomend DNA en eiwit niet te hoog. Koeling, H201, van de suspensie is nodig. Met behulp van een doseerpomp wordt de suspensie samen met een sucrose-oplossing uit V203 gevoed aan vier tubular bowl vloeistof-vast-centrifuges, C201. De sucrose-oplossing helpt bij de afscheiding van de solide "inclusion bodies" met relatief hoge dichtheid (1300 kg/m3) van de waterfase met opgeloste en lichtere, onopgeloste, celrestanten. In deze 8.2
• ~
afgas(8)
°l lIl
N
0I- t o o (TI ..... -illl-t
~
Q)
'Q
I c:r
}>
c
o
1.0 o
Ol
Ol
~
~:
o
N
S:
.
~
o
.
Ol
r?
~
eb ..,
r?
oOl
o
I~0
0 1-t
r?-t
Cl>
3 ..,
afgas(~)
IC I(TI
~
~
o
0 '" 0 00 r?(l)(l)-t Cl> r? C }>
r?
.., Cl>
.., 0
Ol
.....,0 Ol .....
o
3
~:
N
'Q
~
.;; Q)
~ 5 (IJ
stoom
Q)
~
(IJ (IJ
~
=
~ ~
) ~4
.. K.W.CÎrcuit
i) ~14
.. W. W.CÎrcuit
~
c. <:) Q)
'Q
E ..
~
fosfaat
~ (IJ
1~
stoom (3)
<:)
c N
z
}> }>
.... -'t 'Q ~
Q)
.c
Q)
..
(IJ
.=
.-c
~
~~
!3
;u
o
~
pHC1r-------
afval(7~
~
6'n~ .c. ~ <:)
[LEGENDA: zi~ lP , R 301 Reductie + Extractietank 'p R 302 Precipitatietank P C 301 L-L Centrifuge P C 302 Tub.B Centrifuge P
ElLAO-l-j
301 302 304 305 306
R Doseerpomp Doseerpomp F Voedingspomp R Voedingspomp V Voedingspomp F
401 Tank voor oplassen P 401 precipitaat P 402 401 Dead end filter P 403 402 Reductietank V 405 K 401 404 Recyclevat 402 Ultrafiltratie P 404
~14
I ~I.
@
~
x 6 }> (TI ::l
afvalstroom (7) Voedingspomp FVO 3120 D: PROCESSCHEMA VOOR DE Doseerpomp PRODUKTIE VAN BETA INTERFERON (BLAD 2) Voedingspomp Peter Vrijkorte en Henry van Veldhuizen Eluentvloeistoftank december 1994 S.E. kolom @straomnrOO temperatuur (C) Voedingspomp druk (bare)
Hoofdstuk 4: Beschrijving van het proces
pagina 4.2
uur durende centrifugestap worden de "inclusion bodies" met een droge stofgehalte van 200 gil batchgewijs uit de centrifuges geschrapt met een opbrengst van 90%.
4.3. Sectie 3: de tweede opwerkingsfase. Om de extractie uit te kunnen voeren dienen de inclusion-bodies uit de celdisruptie te worden opgelost. De oplosstap en de extractie worden na elkaar uitgevoerd in hetzelfde vat R 301. Voor het oplossen wordt gebruik gemaakt van SDS, dat als detergent de eiwitten in oplossing houdt. Tevens wordt denaturant (DTT) en een chelating agent (EDTA) gebruikt. Genoemde stoffen worden toegevoegd vanuit vat V301. Hierin is ook een gedeelte aanwezig vanuit de vorige batch, inclusief p-IFN. Na de sterilisatie, die wordt uitgevoerd vóór het bijvoegen van de stroom uit de vorige batch (319), wordt het vat afgekoeld tot 78°C. Samen met de stoom uit de vorige batch(319) en de produktstroom uit de centrifuge (209) levert dit een temperatuur van 50°C. Deze temperatuur is vereist voor het oplossen in R301. Na een reaktietijd van 10minuten, gevolgd door afkoelen en pH-correctie tot pH 7.0 is 95% van de inclusion-bodies en dus van p-IFN opgelost. De extractie wordt uitgevoerd door het toevoeren van 2- butanol aan het oplosvat (R301), zodanig dat een 1 op 1 (v/v) water-butanol systeem ontstaat. Tevens wordt een hoeveelheid keukenzout toegeveogd voor het uitzouten van p-IFN en voor een verlaging van de oplosbaarheid van 2-butanol in water. De water en butanol-fasen worden gescheiden met behulp van een vloeistof-vloeistof centrifuge (C302). Een gedeelte van de waterfase (zie hoofdstuk 2) die uit de centrifuge komt wordt gefiltreerd in een 'dead end' operatie (F301; O.22jLm) voor het verwijderen van onopgelost materiaal. Vervolgens wordt deze stroom (319) teruggevoerd naar het voorraadvat (V301) voor de oplosstap. Met deze stroom wordt een grote hoeveelheid van de benodigde hulpstoffen en van p-IFN teruggevoerd en hergebruikt. De butanol-fase uit de centrifuge gaat door naar de precipitatietank (R302). De zure precipitatie wordt uitgevoerd door het toevoegen van een hoeveelheid fosfaatbuffer uit V303 gelijk aan 1/3 van de hoeveelheid 2-butanol. Hierna wordt de pH op 5 gebracht met behulp van ijsazijn (306). De precipitatie duurt 3 uur. Met behulp van twee tubular bowl centrifuges (C302; zelfde als bij het terugwinnen van de inclusion bodies in sectie 2: C201) worden de geprecipiteerde eiwitten gedurende 3 uur in geconcentreerd tot een concentratie van 200 gIl. Het concentraat gaat door naar de tank voor het oplossen van het precipitaat (R401) in sectie 4.
4.4. Sectie 4: de derde opwerkingsfase. In R401 wordt het concentraat gedurende 10 uur opgelost en verdund tot 3 gIl. Hiervoor wordt ureum (8M), EDTA (5mM) en fosfaatbuffer (50mM) toegevoegd via stroom 403. In deze stroom zit een gedeelte gerecycled materiaal (stroom 406) uit de vorige batch (zie verder in de beschrijving van deze sectie). Vanuit R401 wordt de productstroom door een "dead end" filter van 0.22 jLm geperst, F401, waarmee onopgelost materiaal verwijderd
o.....
o
.0
IQ
o
(1)
o
~ !='
o
o
.0
.0
o
o
(I)
~
cl
Ol -i . . g C3 »
... (1) (1) ...
IQ
o
(1)
en'"
..i> IoC
o.....
o () .... [Tl 0
~J1,. .~
... (I)
o
~
.0
...o (I)
;:!:. N '--'
'-'
~
o(I)
.-... ~
(1)
~ til
stoom (3
= (1)
(1)
~
stoom (3)
til til 0.()
=
~
~"'"
c. o (1)
"C
.S:á:l
'!i
~ til
...: ~ .s::til
z
» »
~
;0
o
-., o
C
.. ('f")
-..c.. "C ~
~
Noor eluent voorraadvat (V405) 1§)
........ ~ (1)
.,~
.,4
®
~~ r
[Tl
::Q
z
~
=
Cl
~!i! "'" ::s
"'" (1)
~
0
afval I (7)
afval (7
~~ .... c.
R 501 F 501 P 501 [LEGENDA: zie BLAD 1
I
P 502 P 503 P 504
Oxidatietank Ultrafiltrotie Doseerpomp Doseerpomp Doseerpomp Voedingspomp
V 602 V 6031 Eluentvloeistoftank K 601 S.E. kolom P 602 Voedingspomp
P 602 P 603 K 602 V 603
Oxidatietank Voedingspomp Voedingspomp Ontzoutingskolom Eluen tvlaeistaftank
Afvalstroom
FVO 3120 D: PROCESSCHEMA VOOR DE PRODUKTIE VAN BElA INTERFERON (BLAD Peter Vrijkorte en Henry van Veldhuizen
3)
december 1994
@stroomnrG[) temperatuur (C)
druk (bora)
Hoofdstuk 4: Beschrijving van het proces
pagina 4.3
wordt. In de opvolgende reductiestap, R402, wordt evenals in de oplosstap het p-IFN volledig ontvouwen door toevoeging van extra DTT als denaturant uit V402. De pH wordt verhoogd naar 8.5, en vervolgens wordt verwarmd tot 50°C, op welke temperatuur de oplossing 10 minuten wordt gehouden. Daarna vindt afkoeling naar 25°C plaats. In deze reductiestap gaat 5% van het p-IFN verloren ten gevolge van verandering in primaire structuur. Vervolgens wordt in twee 'size exclusion' Chromatografie (SEC) kolommen, K401, met hoge effectiviteit het denaturant DTT verwijderd, welke stof een storende invloed heeft op de erna komende oxydatie. Met twee parallelle Sephacryl S-l00HR kolommen, die twee maal beladen worden, gaat 5% van het p-IFN verloren en wordt in 5.5 uur alle DTT verwijderd. Bovendien stijgt de zuiverheid van p-IFN van 57% naar 80%. Het eluent wordt aangevoerd vanuit vat V405 en bevat ureum (8M), EDTA (lmM) en acetaat (50mM). Aan dit vat worden twee stromen (422 en 510) uit de vorige batch toegevoegd die worden hergebruikt (zie verder). De recycle uit het afval van de SEC (stroom 422) bevat DTT, als gevolg waarvan er wel DTT in de produktstroom terecht komt. Als gevolg hiervan bevat de produktstroom van de SEC (K401) toch een hoeveelheid DTT. Daarom wordt deze recycle op een zodanige manier beperkt dat de concentratie van DTT in de produktstroom van de SEC (K401) niet hoger wordt dan 2mM. De produktstroom gaat door naar het voorraadvat (V501) voor de oxidatie (zie sectie 5). De afvalstroom van de SEC (K401) wordt met behulp van een ultrafiltratie-unit geconcentreerd tot 0.75 gIl. Deze operatie duurt ongeveer 3 uur. Het concentraat (411) wordt gespuid. Het filtraat (419) wordt gedeeltelijk hergebruikt als eluent voor de volgende batch (stroom 422) en gedeeltelijk hergebruikt voor het oplossen van het precipitaat (stroom 406). De rest wordt gespuid (415).
4.5. Sectie 5: de vierde opwerkingsfase. De produktstroom uit sectie 4 die opgevangen wordt in vat V501 wordt gedurende 3 uur fed-batch toegevoegd aan reaktor R501, waarin vantevoren al oxidatievloeistofuit vat V504 is gebracht. Deze oxidatievloeistof bevat jodosobenzoëzuur (!BA), Ureum (ongeveer 4M) en EDTA (1 mM). Jodosobenzoëzuur wordt equimolair aan de hoeveelheid eiwit plus niet geoxideerd DTT toegevoegd. Hierdoor worden de ontvouwen eiwitmoleculen gecontroleerd weer opgevouwen. De opbrengst van p-IFN bedraagt als gevolg van de fed-batch operatie 99.5%. Om de correct opgevouwen p-IFN verder op te zuiveren wordt de produktstroom over twee SEC-kolommen, K601, geleid ten behoeve van verwijdering van gevormde dimeren en overige nog aanwezige E. coU-eiwitten. De productstroom uit de oxydatie bedraagt echter ruim 1.1 m3 , waardoor concentrering van de eiwitstroom middels ultrafiltratie F501 nodig is. De oplossing wordt geconcentreerd tot 10 gIl eiwit met een yield aan p-IFN van 94%. Hierbij wordt uitgegaan van een hollow fiber membraan met MWCO 3000 en concentrering tot 20 gIl gevolgd door naspoeling met eenzelfde volume uit de penneaatstroom.
Hoofdstuk 4: Beschrijving van het proces
pagina 4.4
4.6. Sectie 6: de vijfde opwerkingsfase. Met een eiwitoplossing van 10 gil wordt in twee parallelle Sephacryl S-100HR kolommen, K60l, met een opbrengst van 86% de ~-IFN opgezuiverd tot 98% ten opzichte van het totaal eiwit. De elutievloeistofkomt uit vat V60l en bevat ureum (4M), EDTA (1mM) en acetaat (50mM). Om bij gelijkblijvende eindzuiverheid van 98 % de zouten uit de elutievloeistof te verwijderen is een ontzoutings-gel-chromatografie stap vereist. Wederom is éérst een concentrering naar 10 gil eiwit vereist met behulp van de ultrafiltratieunit V602/F601. Via de procedure concentreren tot 20 gil en naspoelen met eenzelfde volume ureum-oplossing worden de eiwitten geconcentreerd met een opbrengst van 94% aan ~-IFN. Tenslotte wordt dit concentraat gedoseerd toegevoegd aan een laatste opzuiveringsstap, de ontzoutinschromatograaf, K602. Als elutievloeistof wordt uitgegaan van verdunde (1 mM) natronloog uit vat V603. Er wordt gebruik gemaakt van twee parallelle Sephadex G50 kolommen, welke met een rendement van 97% de zouten afscheiden van de productstroom ~-IFN. Na deze stap is er 406 gram ~-IFN verkregen per batch met een zuiverheid van 98%.
4.7 Cycle Time analyse Bij niet-continue processen is het van belang dat apparatuur en utilities zo efficient mogelijk gebruikt worden. Het is dan ook van groot belang de verschillende proces stappen nauwkeurig in kaart te brengen, zodat een compleet overzicht wordt verkregen op welke tijdstippen de verschillende operations plaatsvinden. Voor de produktie van ~-interferon vinden verschillende processtappen plaats, waarbij de volgende units worden gebruikt: procesaktie 1 2 3
4 S 6 7 8 9 10 11 12 13 14
unit RlOl VlOl V102 V 103 Vl04 F103 VlOS V202 V201 M201 C201 V203 R301 V301
fermentor voorraadvat met medium voorraadvat met glucose voorraadvat oktanol voorraadvat fosfaatoplossing module voor rnicro- en diafiltratie vat voor backflushen membraan (F103) voorraadvat homogenizer voorraadvat homogenizer homogenizer centrifuge voor afscheiden inclusion bodies voorraadvat sucroseoplossing vat waarin reduktie en extraktie plaatsvindt voorraadvat met reduktie-stoffen
Q)
:;:: ~ ~ o o '0..
"
40 38 36 34 32 30 28 26 -
',',
"
11
"
" I
f-Hl
I--H
;, 1,,"-
"
,~ ': ",'
I--H
24 -
11
".
22 -
I 111
ft-;
20 -
I
""
t;H
HH -t----tt-:J
IIH
18 - ~ 16 -H,.' 14
!--:-
~
.. .. '1
12 10 8
11
Ol
I
~j.
~
11 I
"
"
I I
:: :,'
.:' "
II
I
:!
11 ~ '~
II'!
"
o
H
" ,,' ,!IIII
:'"
6 4 2
o
I I
20
.i
::
40
"
11
"
60 procestijd [h]
Figuur 4.2: cycle-time diagram
80
100
120
Hoofdstuk 4: Beschrijving van het proces 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
V302 C301 R302 V303 C302 R401 V401 F401 R402 V402 V403 K401 V404 F402 V501 V504 V405 R501 V502 F501 K601 V503 V601 V602 F601 K602 V603
pagina 4 .5
voorraadvat met natronloog liquid-liquid centrifuge (butanol/water) precipitatievat voorraadvat fosfaatoplossing centrifuge voor afscheiden precipitaat oplosvat precipitaat voorraadvat stoffen voor oplossen precipitaat dead-end microflltratie reduktievat voorraadvat met reduktie-stoffen voorraadvat natronloog size exclusion chromatografie 1 buffervat voor ultraflltratie F402 ultraflltratie unit voorraadvat voor fed-batch toevoegen voorraadvat hulpstoffen fed-batch oxidatie voorraadvat elutievloeistof oxidatie vat voorraadvat met natronloog ultraflltratie unit size exclusion chromatografie 2 voorraadvat ijsazijn voorraadvat elutie-vloeistof buffervat voor ultraflltratie F601 ultraflltratie unit ontzoutings chromatografie voorraadvat elutie-vloeistof
Voor de berekening van de cycle-time wordt uitgegaan van een werkweek van 104 uur (maandagochtend 9.00 uur tot vrijdagmiddag 17.00 uur). In de weekenden wordt niet gewerkt. Dit betekent dat er per week op basis van 50 werkweken per jaar en 100 batches per jaar, 2 batches compleet moeten worden afgewerkt. Per batch wordt dan 406 gram 13interferon geproduceerd. In bijlage 4.1 staan de proces stappen gegeven met de procestijden. Belangrijkste aannames zijn: voor het vullen en legen van vaten wordt een standaard tijd van 0.5 uur genomen het schoonmaken van units duurt standaard 2 uur het schoonmaken van de membraan-units bedraagt standaard 20 uur het afkoelen van vaten nadat gesteriliseerd is met stoom is kleiner dan 5 uur de overige procestijden zijn gebaseerd op gegevens die verkregen zijn bij de dimensionering van de units In figuur 4.2 zijn de procesakties die plaatsvinden als funktie van de tijd weergegeven.
Hoofdstuk 4: Beschrijving van het proces
pagina 4.6
Het blijkt dat de gebruikstijd van de fermentor (RIOl) limiterend is. Op grond hiervan wordt het meest ideale proces-pad bepaald. Het maximaal aantal fermentaties dat ingezet kan worden bedraagt 2. Een volledige fermentatie duurt 40 uur, zodat het onmogelijk is 3 fermentaties uit te voeren in de beschikbare 104 uur. Gekozen wordt om de tweede fermentatie 2 uur na het einde van de eerste fermentatiein te zetten. De down-stream-processing voor deze tweede batch wordt dan afgebroken nadat het reduktievat (12) gevuld is met de inclusion bodies vanuit de centrifuge (11) . De down-stream-tijd van de eerste batch ligt binnen 104 uur, zodat deze in zijn geheel kan worden afgewerkt. De belangrijkste conclusies zijn - de gebruikstijd van de fermentor is limiterend in het cycle-time diagram; dit betekent dat het aantal batches dat maximaal uitgevoerd kan worden bij continue procesvoering door de fermentatietijd bepaald wordt - alle down-stream-processtappen duren korter dan de fermentatie; dit betekent dat de procestijd voor de proces stappen die relatief duur zijn vergroot kan worden, zodat de investeringskosten verkleind worden. Hierbij kan gedacht worden aan het verkleinen van het membraanoppervlak bij bv. ultrafiltratie. De investeringskosten worden zodoende verkleind en de procestijd vergroot. - uit het cycle diagram kan afgelezen worden dat bepaalde vaten 'dubbel ' gebruikt kunnen worden. Er wordt echter aangenomen dat om containment te minimaliseren voorraadvaten niet gevuld mogen worden met produktstromen. Wel kunnen de centrifuges gebruikt voor het afscheiden van de inclusion bodies (C201, procesaktie 11) ook gebruikt worden voor het afscheiden van het precipitaat (C302, procesaktie 19). - bij vol continu zijn van de fabriek kunnen maximaal 200 batches worden ingezet. (8000 werkuren per jaar en 1 fermentatie duurt 40 uur). De produktie bij vol continue bedrijfsvoering bedraagt dus 80 kg.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.1
5. Apparatuurberekeningen. 5.1. Algemeen. In het nu volgende hoofdstuk zullen de verschillende "unit operations" verder uitgewerkt worden. Hierbij wordt inzicht gegeven in de modellen die zijn gebruikt voor de dimensionering. In bijlage 5.1 wordt ingegaan op de warmtewisselaar, H201, die nodig is voor het koelen na de cel-disruptie en de opwarmtijden voor het oplossen van de inclusion bodies in RJOI. 5.2. De fermentor R101. Het micro-organisme (m.o.) waarmee het p-IFN wordt geproduceerd is een genetisch gemanipuleerde E. coli van de stam K12. Na raadplegen van Atkinson (1991) werd er een gekeuze gemaakt omtrend het groei-traject van de bacterie. Deze trajecten zijn weergegeven in tabel 5.2.1. met de groei-parameters. Er wordt verondersteld dat de groei in de exponentiële en de produkt-fase met Monod-kinetiek kan worden beschreven en dat in de "lag phase" geen groei plaats vindt.
Tabel 5.2.1. De verschillende kweek-stadia van de gebruikte E. coli. tijd in eh]
Ilmax in [1/h]
"lag-phase"
5
0
exponentiële-fase
18
0.4
produkt-fase
6
0.1
De overige groei-parameters worden constant genomen gedurende de fermentatie: ~ ms
Yxs
6.8.10-2 =
0.012 0.5
mg/l, kg substraat/(kg biomassa·h), kg biomassa/kg substraat.
Uit de patenten (zie literatuuroverzicht) volgen de aanbevelingen voor het bedrijven van de fermentatie bij 37 oe onder 2 bar. De substraat-concentratie, glucose, kan het beste liggen tussen de 5 tot 10 gil met een opgeloste zuurstof-concentratie van 40% van het maximaal haalbare. Uit de keuze van de batch-grootte volgt dat er elke run 49.5 kg biomassa gemaakt moet worden. Terugrekenen geeft een benodigde ent van 20.0 g biomassa per batch. Bij het opstarten van de fermentor worden alle nutrienten, die nodig zijn voor het verkrijgen van 49.5 kg biomassa, in een watervolume van 3 m 3 gedaan. Een overzicht van het kweek medium is in tabel 5.2.2. weergegeven. Alleen glucose zal fed-batch toegevoegd worden. Het eindvolumemoet 3.84 m 3 zijn met een biomassa-concentratie van 13.3 gil. De beginconcentratie glucose is 7.5 gil. De totale hoeveelheid glucose die nodig is kan
,
,
.
.~.
" " .
.'
...
~' '
" .,.', .:... .
. . ..
'. '
'
.;
~
'.,
',"
14 - : - - - - -12 - -: ~- 0.95
10 - .
î
~=r_a_at-,I
- 0.9
8 -_..._. - - -.=-7='=-_ _ ·_··· ...::(S=U=b=::S
0')
I
Ü
.-c
---
~
-----U>
"'"-'
> !·-0.85 > ----
Cf)
xI
4 ~I I
!
2
J I o
. . ......... ~
O ~!------========~~~----------
6
12 tijd (uur) ->
18
---,------'-; 0.75
24
Figuur 5.2.1: biomassaconcentratie, substraatconcentratie en relatief volume (VNeind) tijdens fermentatie als funktie van de tijd
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.2
berekend worden uit de yield van biomassa op substraat, de maintenance en de substraat concentratie in het medium en komt op 132.6 kg glucose. Hiervan zit al 22.6 kg in het beginvolume van 3 m 3 • Dit betekent dat de 0.71 m 3 fed-batch toegevoegde stroom nog 110 kg glucose moet bevatten. De toevoegsnelheid is afhankelijk van de hoeveelheid biomassa en daarmee van de tijd, om tussen de grenzen van de aanbevolen glucose concentratie te blijven. Het debiet als functie van de tijd is verder uitgewerkt in bijlage 5.2. In figuur 5.2.1. staan de biomassaconcentratie, de substraatconcentratie en het volume als functie van de tijd.
Tabel 5.2.2. De samenstelling van het kweekmedium. !F='=--concentratie in M component 1.....- - -
1..----ZnS04· 7H20
30~M
MnS0 4·4H2 0
30~M
1.....- - -
1..----CuS0 ·5H 0 4
2
1..----Na Citraat· 2H 0
l.5mM
1..----KH P04 1..----(NH )2S
21 mM
2
3
2
72mM
04
4
MgS0 4·7H20
3mM
1.....- - -
72~M
1..----FeS0 ·7H 0 4
2
L- Tryptofaan
70 mg/l
Thiamine-HCI
20 mgll
1.....- - -
Tetracycline
5 mg/l
Glucose
7.5 gil
1.....- - -
Bij het ontwerpen van de fermentor is gebruikgemaakt van van 't Riet (1991). Voor de afmetingen van de fermentor wordt gekozen voor een standaard configuratie met een zesbladige turbine-roerder op een afstand D van de bodem en met keerschotten:
met
H D Hs H D Tv Hs
= = = = = = =
2·Tv, 0.33·Tv, 0.2·D, hoogte van de fermentor in m, diameter van de roerder in m, diameter van de fermentor in m, hoogte van het roerderblad in m.
Het vloeistof volume is maximaal VI = 3.9 m 3 • Met een veronderstelde hold-up en foam van 30% van het vloeistofvolume moet het totale fermentor-volume V = 5.1 m 3 zijn. Hieruit volgt voor Tv = 1.48 m.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.3
De volgende stap is het bepalen van de zuurstof-overdrachtscapaciteit in de fennentor. In de eerste plaats moet dan bekend zijn hoeveel zuurstof het m.o. opneemt: OUR
met
=
1 «- 1.0525)' IJ.y
+
m)' X
(5.1)
OUR = "oxygen up-take ratelt in kg/(m3·s).
Het getal 1.0525 volgt uit de elementen-balans over het m.o. met als samenstelling: CHI.770o.49No.22So.004sPo.ooss' De OUR is het hoogst op het einde van de exponentiële groei en is dan: OUR = 8.8.10.3 kg/(m3·s). Voor de zuurstof die wordt overgedragen van de gas-fase naar de vloeistof-fase geldt: (5.2) met
OTR klA
= =
Col"
=
Col
=
"oxygen transfer ratelt in kg/(m 3·s), stofoverdrachtscoëfficiënt maal specifiek oppervlak per vloeistofvolume in lis, verzadigingsconcentratie van zuurstof in de vloeistof kg/m3 , zuurstofconcentratie in de vloeistofbulk in kg/m3 •
in
Voor de maximale zuurstofconcentratie in zuiver water volgt uit Binas bij 310 K en 1 bar: Col" = 35 mg/l. Met behulp van de Henry-coëfficiënt volgt dan de maximale zuurstofconcentratie in water als functie van de partiaalspanning van de zuurstof in de lucht: p C'0/-- ~ H
(5.3)
met H = Henry-coëfficiënt, bij 310 K: H = 2.96.103 Pa·lImg. Verder wordt verondersteld, dat in de fermentor als gevolg van de toevoeging van voedingstoffen en de aanwezigheid van m.o. maximaal 0.9·C ol " gehaald kan worden. Er wordt vanuit gegaan dat de uitputting van de luchtbellen verwaarloosd mag worden en dat de weerstand voor stofoverdracht volledig aan de vloeistof zijde ligt. Voor een geroerde tank bij 20 oe en een coalescerende vloeistof is de klA dan met een maximale fout van 30%:
kof'1
met =
Pil
E
04
0.026'(-)· .
v,
c (v,r
het door de roerder ingebracht vermogen per vloeistof-volume in W/m 3, de gecorrigeerde superficiële gassnelheid in mis.
De hold-up voor een CSTR, heterogeen en non-flooding volgt uit:
(5.4)
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.4
(5.5)
met
€
volume gas/(volume gas + volume vloeistof).
=
Verder kan nu het luchtdebiet berekend worden uit: Q •A . P. ' v c p.
p
(5.6)
waarbij
Q A Ps Pa R T Pgem
luchtdebiet in m 3/s, dwarsdoorsnede van de fermentor in m 2 , druk ter hoogte van de beluchter in Pa, druk bovenin de fermentor in Pa, gasconstante, 8.3144 J/(mol'K), temperatuur in K, gemiddelde druk in de fermentor in Pa.
= = = = = = =
Het vermogen dat door het gas wordt ingebracht in Wis: P
=
g
met
Fg
F'R'T'ln(P,) g P.
(5.7)
molenstroom lucht in mol/s (= Q*pgemIR/T).
=
Het door het gas ingebrachte vermogen mag nooit groter zijn dan het vermogen van de roerder om flooding te voorkomen. De belangrijkste warmte-produkties vinden plaats door het m.o., door de roerder en door het inkomende gas: rHM
~
rHG
460.103
~
•
OUR . VI
Cpg '(Tgt -1)'Q' Pg
waarbij = = = = = =
warmte-produktie, door het m.o. in W, toegevoerde warmte door ingaande gas in W, warmtecapaciteit in J/(kg·K), temperatuur van het ingaande gas in oe, temperatuur in de fermentor in oe, dichtheid van het gas in kg/m3 •
(5.8)
(5.9)
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.5
De afvoer van warmte geschiedt door verdamping van vloeistof en door warmteoverdracht aan de wand:
°h = H . Q' (L.
r HV
Pa
Y
""
- h ) yj
(5.10)
(5.11) met
rHV Hy po hvü hyi rHW hw Af TI
= = = = = = = = =
afgevoerde warmte door verdamping in W, verdampingswarmte in J/kg [=2.35*106 J/kg] standaard druk in Pa, waterdampconcentratie bovenin de fermentor in kglm 3 , waterdampconcentratie van de ingaande lucht in kglm 3, afgevoerde warmte door de wand in W, warmteoverdrachtscoëfficiënt in Wl(m2•K), wandoppervlak van de fermentor in m 2, temperatuur van de omgevingslucht in K.
Voor het geval dat er te veel warmte geproduceerd wordt tijdens de fermentatie, zal deze afgevoerd moeten worden. Hiervoor moet een koelmantel aangebracht worden. Als koelmedium wordt water gebruikt. Het benodigde oppervlak kan berekend worden uit: (5.12)
1
À 0.6' ( _ N'D C ." h = _. _ )067 . (_'_)0.33
v
T
y
À
l I d.. - = - +hl
h
À..
(5.13)
(5.14)
(5.15)
T-T A = P< ·Q·e < pc '1n( _ _
(5.16)
C
met
rHs h À
N v
= = = = =
warmte-produktie door de roerder in W. warmteoverdrachtscoëfficiënt in de fermentor in W/(m 2·K), warmtegeleidingscoëfficiënt van de fermentorvloeistofin W/(m·K), toerental van de roerder in lis, kinematische viscositeit van de fermentorvloeistof in m 2/s,
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
Cp ht
=
=
Àw
=
Qe He Teo Tci
=
Ac
=
=
= = =
pagina 5.6
warmtecapaciteit van de fermentorvloeistofin J/(kg'K), totale warmteoverdrachtscoëfficiënt in W/(m2·K), dikte van de fermentorwand in m, warmtegeleidingscoëfficiënt van de fermentorwand in W/(m·K), debiet van het koelmedium in m 3/s, de over te dragen warmte van de fermentor naar het koelmedium in W, uitgaande temperatuur van het koelmedium in K, ingaande temperatuur van het koelmedium in K, oppervlak van de koelspiraal in m 2•
De volgende aannamen zijn gedaan voor de bovenstaande ontwerpvergelijkingen van de reactor: - de weerstand van warmteoverdracht ligt geheel aan de zijde van de fermentorvloeistof, - de uitputting van de gasbellen is verwaarloosbaar, - het ontwerp is gericht op het zogenaamde "worst case" geval; dat wil hier zeggen dat er gekeken wordt naar de situatie waarin de DUR in de reactor maximaal is en waarbij de warmte-produktie maximaal is. De variabelen die zijn gekozen staan weergegeven in tabel 5.2.3.
Tabel 5.2.3. Gekozen variabelen.
grootheid Col PstN I
waarde O.4,C ol ' 4000 W/m3
vgse
0.025 mis
Pa
2 bar
Ps
2.3 bar
Pgem
2.15 bar
Tgi
60°C
hvi T
opmerkingen
maximaal 5000 W/m3 voor commerciële fermentoren
hoge temperatuur door compressor
0.004 kg/m 3
37
oe
hw
10 W/(m2·K)
waarde genomen uit voorbeeld boek
hvo
0.05 kg/m 3
waarde genomen uit voorbeeld boek
Tco
15°C
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen. ~
0.05m
Àw
80 W/(m·K)
Col-
12.9 mg/l
pagina 5.7
roestvrijstalen fennentor
De belangrijkste ontwerp grootheden staan in tabel 5.2.4.
Tabel 5.2.4. Ontwerpgrootheden grootheid
waarde
e
0.17
Q
0.0493 m3/s
Pg
1482 W
kolA
0.113 1/s
OTR
0.88.10- 3 kg/(m 3·s)
OUR
0.88.10- 3 kg/(m 3·s)
ht
3320 W/(m 2·K)
Fe
0.00313 m3/s
He
65.4 kW
Ae
0.81 m 2
rHM
49.3 kW
rHs
15.6 kW
rHG
5.31 kW
rHV
2.43 kW
r HW
2.33 kW
Zoals is te zien in tabel 5.2.4 treden er onder de condities zoals gekozen geen problemen op voor wat betreft de zuurstof in de fennentor. Tevens blijkt dat er geen flooding op zal treden. Voor de koeling in de fennentor moet gezorgd worden dat de snelheid van het koelwater in de spiraal groter is dan 0.1 mis om de wannteweerstand geheel aan de kant van de fermentorvloeistofte hebben. Bij een snelheid van 1 mis is dan de lengte van de koelspiraal 4.1 m.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.8
Het toerental van de roerder kan berekend worden uit: P• • NP . P . N 3 • D S
=
(5.17)
roerderkental, 5 bij Re> 105 •
Onder de berekende omstandigheden is Re = 1.3.106 • Hieruit volgt
N
=
4.7 lis.
Een analyse van de karakteristieke tijden leert dat: 1:zuurstofconsumptie
~ toverdracht
=
15 s, 53 s, 9 s,
(zuurstofconcentratie in medium/DUR) (mengtijdrelatie voor STR, R. V.d. Lans) (1I(k1A)).
Deze tijden liggen allemaal in dezelfde orde van grootte. Dat geeft aan dat er geen of nauwelijks gradienten in de zuurstofconcentratie in de fermentor verwacht worden. Tenslotte moet nog vermeld worden dat voor het verkrijgen van de juiste temperatuur in de fermentor er een goede regelaar aangebracht moet worden. Er moet rekening mee gehouden worden, dat vooral aan het begin van de fermentatie de mogelijkheid bestaat dat de vloeistof in de fermentor nog niet op de juiste temperatuur gebracht is en er juist verwarmd dient te worden. Verder zal er in het begin van de fermentatie veel minder zuurstof verbruikt worden waardoor of de hold-up of het roervermogen in de fermentor lager kan zijn dan verderop in de fermentatie. Dit kan met behulp van een goede regeling energie besparen.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.9
S.3. Microfiltratie en diafiltratie (FI03). Nadat de fermentatie is beëindigd door toevoegen van octanol, wordt de verkregen suspensie door middel van microfiltratie geconcentreerd tot een suspensie met celconcentratie 200 kg droge stoflm 3 • Vervolgens wordt de geconcentreerde oplossing gewassen met een fosfaat gebufferde saline oplossing om de opgeloste zouten voor het grootste gedeelte te verwijderen. Er wordt gebruik gemaakt van cross-flow microfiltratie. T.o.v dead-end filtration biedt dit het voordeel dat de flux door het membraan na verloop van tijd geen funktie meer is van de tijd. De dikte van het filter-cake heeft een maximum, waardoor de weerstand over deze laag niet verder toeneemt, terwijl in dead-end filtratie de dikte blijft toenemen. Voor het beschrijven van de flux door het membraan wordt gebruik gemaakt van de concentratie polarisatie theorie [Hanish, 1986 en Flaschel et al., 1983]. Deeltjes worden naar het membraan getransporteerd door het convectief transport van het oplosmiddel en worden gedeeltelijk ofgeheel tegengehouden aan het oppervlak. Daarbij wordt een concentratiegradient opgebouwd. Onder stationaire omstandigheden is het convectief transport naar het membraan gelijk aan de diffusie van het membraan af. Voor de flux J geldt: J
=
c -c c -c
kl ri-!---l'-) b
(5.18)
P
volumetrische flux stofoverdrachts coëfficient gel concentratie aan membraan oppervlak permeaat concentratie (aanname: Cp = 0) gemiddelde bulk concentratie retentaat
[m3/m2/s]
[mis] [kg/m 3] [kg/m3] [kg/m3]
De stofoverdrachts coëfficient, k, is gebaseerd op de shear-enhanced diffusie waarde, die gegeven is volgens D
D a Y
a
=
2
0.025·(-)·y 2
diffusie coëfficient straal van de cel wand shear snelheid
(5.19)
[m2/s] [m]
[lis]
Voor turbulente stroming geldt: Re y =fu'2x
f u x
Fanning Friction Factor gemiddelde snelheid karakteristieke dimensie = d fiber
(5.20)
[- ] [mis] [m]
---
3.5
200C
-+-
3
300C ---7fE-
400C ,........, en
2.5
co a..
E
.....
·m .....
2 -
en
0 0
en
.S:
1.5
O.5-+0------r10-----.2r--O---3'"O---4""TO-----,50---6'O-----i70 concentratie biomassa droog [kg/m3] Figuur 5.3.1: viscositeit als funktie van celconcentratie en temperatuur
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.10
De stofoverdrachts coëfficient wordt berekend met de vergelijking k=O.023(Re)o.8(Sc)o33(D)
(5.21)
x
Re Sc
Reynolds getal = p*u*dfibe /1) Schmidt getal = 1)/plD
[-] [- ]
Deze relatie geldt voor circulaire of rectangular geometrie in het turbulente flow regime. De axiale drukval over het membraan kan berekend worden met I1P
L
=
2fL·tl.E..
(5.22)
x
lengte membraan kanaal
[m]
Om de filtratie zo effectief mogelijk uit te voeren, moet de stroming turbulent zijn. Voorwaarde hiervoor is Re>2500. Re
p'u'd =
> 2500
fiber
1)
(5.23)
De viscositeit is een funktie van temperatuur en ce1concentratie. In figuur 5.3.l. is de viscositeitsafhankelijkheid van temperatuur en ce1concentratie gegeven [Advanced Course on Downstream Processing, 1994, deel I, 2.17]. Bij hoge ce1concentraties neemt de viscositeit toe, waardoor Re kleiner wordt. Er moet echter wel aan de voorwaarde Re>2500 worden voldaan. De fermentatie wordt uitgevoerd bij een temperatuur van 37 °C. Aangenomen wordt dat de micro filtratie en dialyse plaatsvindt bij ongeveer 30 °C. Een eerste orde fit voor de viscositeit geeft: 1)3O"C
= 0.7795
+
0.028006·Cb
Voor de verdere berekeningen wordt genomen 2*10.3 [m] 1050 [kg/m3] 0.5*10-6 [m] u 5 [mis] L = 0.5 [m] f= Fanning Friction Factor = 0.04*(Re)"O.16 [Perry]
dfiber p a
=
3.9 13.3
(5.24)
10~--------------------------------------------------+~--------~
---
J (1 e-4*m3jm2js)
-+-
Cg (0.1 *kgjm3) 8~-------~~---------
. - - -- -- - - - - - - -- - - - - -- - - 7 ' - - - -
delta P (bar)
-Bk (1 e-5*mjs)
7~------
~
Re (1 e-3)
6 . ----------------""'--------/5
""'--=,...-----------,,------_.~----------- -_._----
4-l- -
._---~ -----_._----
3~-------------------~------~q--------------------~~
2~-------~~---------------~~---~
1~-------------------==--
O+---~~--~----~--~----~--~----~----~--~--~
o
0.2
0.4 0.6 dimensieloze tijd [sj
0.8
1
•
Figuur 5.3.2: celconcentratie, stofoverdrachtscoefficient, drukval, Reynolds en flux tijdens microftItratie als funktie van dimensieloze tijd (t/teind)
•
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
=
pagina 5.11
500
Er geldt nu dV -
dt
~
-A·J
(5.25)
met A=4.2m2 De suspensie moet geconcentreerd worden tot 100 kglm 3 • In figuur 5.3.2 is de celconcentratie (eb), de stofoverdrachts coëfficient (k), de drukval (~P), Reynolds (Re) en de flux (1) uitgezet tegen de tijd. De gewenste ce1concentratie (100 kglm3) wordt bereikt na 8726 s. = 2.4 uur Er geldt dan: = = = = =
J Vconc ~p
Re k
2.53*10-5 0.519 1.47 2919 1.58* 10-5
[m3/m2/s] [m3]
[bar] [-] [mis]
De fraktie verwijderde zouten tijdens de dialyse bedraagt VtJIiVIlIr_~ ) V... w_ ""'-
l-exp(-
=
l-exp(-N)
(5.26)
Indien N=3 wordt 95% van de zouten verwijderd. De tijd benodigd hiervoor is NV
't dkIIyse •
~ =
J·A
4.1 uur
(5.27)
De totale procestijd is 't __
=
't _
+ 't dkIIyse
= 6.5 uur
(5.28)
De procestijd kan eventueel verkleind worden door een groter membraan oppervlak te nemen. De procestijd verandert dan rechtevenredig met het oppervlak. Voor de microfiltratie en diafiltratie kan echter 6 uur worden genomen, zodat berekend wordt: A= 4.2 m2 Voor de berekening van het axiale volume-debiet zijn de volgende gegevens nodig: AjIbIr
K
rc'djlblr'L • 3.l4·10-3 m 2
(5.29)
pagina 5.12
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen. aantal fibers = nJU-
A K
-
= 670
(5.30)
AJU-
(5.31)
(5.32)
Er wordt berekend:
4>v
=
Voor de wannteproduktie geldt:
4>..
= 4>v·~p = 1.55 kW
(5.33)
stroom kan de Indien alle wannt e wordt gebruikt voor het opwan nen van de concentraat temperatuur-stijging berekend worden: ~T=
~p·(bv·'t
--P·C·V p
(5.34)
CtIttC
3 dan 15 oe en is dus niet De maximale temperatuur-stijging (betrokken op Vconc = 0.519 m ) is de fermentor. te verwaarlozen. Er moet gekoeld worden. De koeling vindt plaats in Bij het diafiltreren Indien het pomprendement 0.8 is wordt de temperatuurstijging 19 oe. stijging kleiner zal zijn. wordt echter een koude wasstroom toegevoegd, zodat de temperatuur
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.13
5.4. De homogenizer (M201). Voor de disruptie van de E-Coli cellen zal gebruik worden gemaakt van een APV -Gaulinhomogenizer Om de mate van disruptie in zo'n apparaat te bepalen, wordt gebruik gemaakt van Sauer (1989), waarin de disruptie afhankelijk wordt gesteld van druk, aantal passes en de concentratie: 1
log(--) • k-N~·!J.P· (l-R)
Hierin is
R k !J.P ex
N
P
= = = = = =
(5.35)
fractie gedisrupteerde cellen (-) disruptiesnelheidsconstante (MPa-a) drukval over homogenizer (MPa) drukexponent (-) aantal discrete passes (-) passexponent (-)
Voor de disruptiesnelheidsconstante, k geldt voor een recombinante E-Coli cel, die bij maximale groeisnelheid is geproduceerd, een waarde van 1.8E-3 MPa- t ,407. De bijbehorende drukexponent is dus 1.407. Voor p geldt de onderstaande relatie voor een soortgelijk orgarusme. p = 0.57 + 0.002 * X hierin is
X
= droog gewicht cellen (kg/m3)
Deze ingangsconcentratie wordt bepaald op 100 gil daar dan zowel homogenizer als de hierop volgende centrifuge nog efficiënt werken, i.V.m. respectievelijk viscositeits- en hinderingseffecten. Voor de temperatuurstijging per pass geldt: !J. T
=
!J.p
(p'e)
Er geldt: !J.P N R !J.T ~
=45 MPa =3 =0.87 = 10.7 K = 600 lIuur
Dus de benodigde procestijd bedraagt: 't
= 2.7 uur (drie passes van 540 1)
(5.36)
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.14
5.5. De centrifuge (C201 en C302). Voor de centrifugatiestappen (terugwinning inclusion bodies en precipitaat) wordt gebruik gemaakt van een tubular bowl centrifuge met de volgende karakteristieken: buitendiameter ro binnendiameter r j hoogte H toerental
0.0635 m = 0.9 * ro = 0.762 m = 15.000 rpm = 1570 rad/sec = 2.25 kW
=
motorvermogen
Hieruit volgt voor de karakteristieke l:-waarde van de centrifuge:
L=
n(ro2
-
2
r , ). (Ci)2'H)
ln( ro)
g
(5.37)
r,
L
=
4375 m 2
Om te bepalen welk deeltje nog wordt afgescheiden moet de valsnelheid van dit deeltje bepaald worden: vg
hierin is
=
(l-e)ndp2(pp-p/).g
(5.38)
18'"
valsnelheid in een zwerm (mis) fractie vaste stof = Richardson-Zaki-exponent = diameter af te scheiden deeltje = dichtheid deeltje = dichtheid vloeistof = val versnelling = viscositeit vloeistof (Higgins, 1978) = =
=0.1 (-) = 3.5 (-) = 0.4 ~m = 1300 kg/m3 = 1050 kg/m3 = 9.81 mls2 = 6.0 mPa.s
Het te gebruiken debiet volgt nu uit
4>
=
L .v
g
Voor de valsnelheid wordt berekend: =
en
=
2.51 *10-9 mis
(5.39)
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.15
Er is hier 1800 I te bewerken, dus met 4 centrifuges (nodig om voldoende massacapaciteit te hebben: ongeveer 4.2 kg vaste stof per centrifuge [perry]) bedraagt de procestijd 11.4 uur. Door onnauwkeurigheid in dit model (o.a. aggregaatvonning tussen inclusion bodies en cel debris en niet-laminaire stroming) zal in plaats van de verwachte 100 % recovery van de inclusion bodies slechts een recovery van 90 % bereikt worden. Hele cellen (p= 1100 kg/m3 , ~=1.0*1O·6 m) zullen (gelijke valsnelheid) even efficiënt worden afgescheiden als de inclusion bodies, cel debris (p= 1100 kg/m3 , ~=0.4* 10.6 m) zal voor circa 20 % worden afgescheiden in de zware fractie. In de precipitaatterugwinning hoeft geen rekening te worden gehouden met hindering. De nog af te scheiden diameter bedraagt 10-6 m, de dichtheid van het precipitaat bedraagt 1200 kg/m3 • De dichtheid van het medium bedraagt 900 kg/m 3• De viscositeit van het waterbutanol mengsel bedraagt 2.0* 10-3 Pa.s. Hieruit volgt dat de valsnelheid van de precipitaatdeeltjes 8.2* 10-8 mis bedraagt en dat een debiet van 3.6*10-4 m 3/s gebruikt kan worden (=1300 l/h). Er is hier 2982 I te bewerken dus met dezelfde 4 centrifuges is de benodigde procestijd 0.6 uur.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.16
5.6.1. Het oplossen (R301) en reduceren (R301).
In de base case wordt de extractie van p-interferon uit een waterige oplossing met 2-butanol in één evenwichtstrap uitgevoerd, waarbij er een yield van 53% en een zuiverheid van 60% ( van totale hoeveelheid eiwit) voor p-interferon wordt bereikt. De evenwichtstrap wordt uitgevoerd door 2-butanol en water in een 1: 1 (v/v) te mengen in een vat. Omdat dit kan worden uitgevoerd in het vat wat ook voor het oplossen van de inclusion bodies wordt gebruikt en het benodigde volume voor de extractie ongeveer twee maal zo groot is als voor het oplossen, wordt het vat gedimensioneerd op basis van de eisen voor de extractie. Als vat wordt een standaard tank gekozen met turbineroerder met baffles. Voor een dergelijke tank gelden de volgende standaard afmetingen: HtlDt= 2 LlHt = 1/3 dlDt = 1/3
w/d = 1/5 (6 blades);
Vd = 1/4; BID = 1/10 (4 baffies);
Het volume benodigd voor de extractie bedraagt 6 m3; hieruit volgt Dt. Om de extractie zo goed en zo snel mogelijk te laten verlopen moet het specifieke oppervlak van de disperse fase zo groot mogelijk zijn. Indien wordt aangenomen dat de deeltjes bolvormig en uniform zijn geldt: 6'E
as - -
(5.40)
dp,&at/IT
waarm
a
=
E
=
~,sauter
=
specifiek opp. disperse fase [m· I ], volumefractie disperse fase [-], verhouding van het oppervlak en het volume van de deeltjes [m].
Met de Kolmogorov-Hinze vergelijking kan de maximale druppel diameter als functie van de energie toevoer en stofeigenschappen berekend worden: d DIIX
a 0.6 • C ·e-0 4 . ( _ ) ~ Pc
waann
(5.41) = = = = =
maximale druppel diameter [m], constante (org. fase dispers: 0.5), vermogen per massa [W/kg], dichtheid continue fase [ kglm3], oppervlaktespanning [N/m].
Voor de Sauterdiameter kan worden aangenomen:
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
d
0__
::;
pagina 5.17
O.5·d
p-,
(5.42)
-
Indien de organische fase dispers wordt gekozen volgt hieruit voor het te leveren vermogen per massa:
(5.43)
Het totale vermogen P dat door de roerder geleverd moet worden is gelijk aan e massa van de extractie.
*
de totale
Voor een standaardtank met turbineroerder en keerschotten geldt dat het vermogenskental Po in het turbulente gebied gelijk is aan 6 (zie figuur). Het toerental N van de roerder volgt dan uit: p0
p
(5.44)
z
(pN 3'd S)
waarin
P
=
p
N d
= =
vermogen roerder [W], gemiddelde dichtheid water/organische fase [kg/m3], toerental roerder [lis], diameter roerder [m].
Er kan vervolgens gecontroleerd worden of het Reynolds getal inderdaad hoog genoeg is met:
(5.45)
waann
Re
=
"av
Reynoldsgetal [-], gemiddelde viscositeit [pa s].
De gemiddelde viscositeit wordt bepaald volgens [Perry]: "
..,
•
waann
~'(l +1.5'" (l-e)
"C "d
. e ) " (",,+,,)
= =
(5.46)
viscositeit van de continue fase [pa sJ, viscositeit van de disperse fase [pa sJ.
Om een schatting te kunnen maken van de benodigde mengtijd moeten de stofoverdrachtscoëffiënten van p-interferon van de waterfase naar de 2-butanolfase en vice versa bekend zijn. Voor de stofoverdrachtcoëffiënt van de continue fase (van water naar butanol) geldt de
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.18
volgende empirische correlatie:
(5.47)
=
waann
=
stofoverdrachtscoëffiënt van p-interferon in de continue fase [mis], diffusiecoëffiënt van p-interferon in de continue fase [m2/s].
Voor de stofoverdrachtscoëffiënt van de disperse fase (van butanol naar water) geldt
k./dp~ D~
=
66 ----=-17.9
(starre/circulerende druppels)
=
waann
=
(5.48)
stofoverdrachtscoëffiënt van p-interferon in de disperse fase [mis], diffusiecoëffiënt van p-interferon in de disperse fase [m2/s].
De diffusiecoëffiënten zijn te voorspellen met de gemodificeerde Stokes-Einstein correlatie [Rutten] :
D 11
=
waann
k·T nO·n · r·TI SE I J
D··IJ
k T n SE0 ri rj TIj
r,
(5.49)
rJ
= = = = = = =
diffusiecoëffiënt van stof i in stofj [m2/s], Boltzmann constante [JIK], temperatuur [K], gemodificeerde Stokes-Einstein constante [-], straal van het opgeloste molecuul rml, straal van het oplosmiddelmolecuul rml, viscositeit van het oplosmiddel [pa.s].
Uitgaande van het filmmodel voor stofoverdracht kan de flux J door het grensvlak berekend worden. Er is daarbij sprake van een flux van p-interferon van de waterfase naar de butanolfase (Je) en een teruggaande flux van p-interferon van de butanolfase naar de waterfase (Jd). Er geldt nu:
(5.50)
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pc ' C~ -CC __ )
J • k oe
C
p~
C
waann
pagina 5.19
(5.51)
K
koo
=
koe
=
Cd Cc
=
K
=
=
doorgangscoëfficiënt p-interferon betrokken op de butanolfase [mis], doorgangscoëfficiënt p-interferon betrokken op de waterfase [mis], concentratie p-interferon in de butanolfase [kglm3], concentratie p-interferon in de waterfase [kglm3], massaverdelingscoëfficiënt [-].
En verder geldt: k
=
04
[~ k
m]"1
+
(5.52)
kC
~
(5.53)
m
waann
=
volumetrische verdelingscoëfficiënt (K*pJpc) [-].
Voor de massabalansen geldt nu: dC~
J~'6
dt
d,;.-
-z--
(5.54)
dC J'6 -&---
(5.55)
C
dt
C
d,;.-
Hierbij is aangenomen dat de druppels een constant volume en oppervlak hebben. Simultaan oplossen van de differentiaalvergelijkingen levert de tijd op waarna evenwicht is bereikt. Deze tijd is erg afhankelijk van de berekende diffusie-coëfficiënten en de druppel grootte (dus het roervermogen). Alle waarden die berekend zijn met betrekking tot de oplos/extractie-tank staan in bijlage 5.3. Hierbij is er voor een bepaalde druppeldiameter gekozen en is de straal van het opgeloste molecuul, water en 2-butanol voor de berekening van de diffusiecoëfficiënten geschat. De concentratie van p-interferon in de verschillende fasen voor en na extractie (de randvoorwaarden) zijn berekend uit de waarden van de componentenstaat. Voor de extraktietijd wordt berekend: 't extraktie
< 400 s.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.20
5.6.2. De chemische oxidatie of refolding (R501). Nadat DTT verwijderd is via de size exclusion chromatografie, wordt het gedenatureerde Binterferon in de aktieve vorm teruggebracht. Hierbij moeten de verbroken zwavelverbindingen intermolekulair worden hersteld. Per B-interferon molekuul moet 1 zwavelverbinding gevormd worden. Voor de beschrijving van de kinetiek wordt uitgegaan dat het aktieve B-interferon (cJ volgens een eerste orde en geaggregeerd B-interferon (ca) volgens een tweede orde proces wordt gevormd uit het gedenatureerde B-interferon (cJ: de dt
_
-(k'c
K
I
+
K.c 2) 2
de _ft. dt
k'C
dc dt
K'c 2
_-
K
I
2
ti
(5.56)
(5.57)
(5.58)
met 1
kl = 0.01 -
s
(5.59)
(Zie Kiefhaber et al.) De refolding wordt voor de base-case uitgevoerd in een reaktorvat met een volume van 1 m 3 • Verdere gegevens zijn: w~
MW
E
K
543 gram 25000 gram
mol
conversie
K
(5.60)
100%
De overige eiwitten hebben hierbij geen storende invloed op de vorming van aktief en geaggregeerd B- interferon. Om een overall yield te bereiken van 91 % wordt K2 berekend op 95 l/M/s. Het blijkt dat vooral bij lage concentraties gedenatureerd B-interferon de selectiviteit voor de vorming van aktief B-interferon groot is. Door de reaktie fed-batch uit te voeren, kan de concentratie gedenatureerd interferon laag gehouden worden en zodoende de selectiviteit voor de vorming van de aktieve vorm worden verhoogd. Er geldt nu:
pagina 5.21
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
d(V;c)
v'c~, - V'r
-- =
dl
..,,'
d(V;cJ
dt
(5.61)
V·k·c , 1 d
(5.62)
2 V'K'c , 2 d
(5.63)
dt
d(V;c)
c.
d(V)
(5.64)
-' =
dt
v
met (5.65) als het toevoerdebiet constant is: (5.66)
op t=O geldt:
v,
VriJ
=
0.46 m 3
=
(5.67)
c
"
=
c
".0
~
0
c• = c..,0 = 0
en op t=1": cc/,'
V,
Als voor de toevoertijd,
't,
=
V'.'t
=
=
0 1 m3
(5.68)
3 uur wordt genomen is de yield voor aktief p-interferon > 99.5 %.
1
7.-----------------------------------~==-m
---
cd [10 '" 7 mol/I]
0.9
-+-
6~---------------------------~~~~
ca [10'" 8 mol/I] --7IE-
0.8
E
5
en [10 '" 5 mol/I] -E3yield [-] --7+Vr [m3]
0.7
:J
0
> c
...... ('() ...... ~
C
0.6
4
0.5 3
_.-
>-
OA
0 0
-0
" 0.3
2
0.2 0.1 O.r----~------~-----.------~----~-------
o
2
4
6
8
10
0
12
tijd [sJ (Thousands) Figuur 5.6.1: coneentratieverloop van gedenatureerd (cd), geaggregeerd (ca) en aktief (en) interferon en de yield tijdens fed-batch refolding
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.22
Hierbij is de yield berekend volgens: yield
C'V z
_ .- '
C~'Vw
(5.69)
Door dus de refolding fed-batch uit te voeren, kan de de yield van 91 naar 99.5 % vergroot worden. Daarbij wordt het totaal volume van de refoldings-reaktor constant gehouden. In figuur 5.6.1. is het concentratieverloop van gedenatureerd, geaggregeerd en aktief pinterferon en de yield weergegeven als funktie van de tijd.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.23
5.7. De vloeistof-vloeistof centrifuge (CnOI). In deze centrifuge wordt de butanolfase van de waterfase gescheiden. Het type centrifuge dat gebruikt wordt is een tubular bowl. De lengte (L) van de centrifuge is 1 m, de straal (R) is 0.05 m. Het toerental van de centrifuge is 15000 rpm De centrifuge wordt continu bedreven. Voor de straal waarop het faseoppervlak zich bevindt geldt: R-t ..
R\,.-(p.JpwJ.R 2. . l-p.Jp_
(5.70)
waann [m] Rvat [m] ~ut [m] 3 Pbut [kg/m ] 3 Pwat [kg/m ] RUIf
Met
Rvat
~ut Pbut Pwat
= = = =
de straal waarop het faseoppervlak zich bevindt de straal waarop de waterfase-uitlaat zich bevindt de straal waarop de butanolfase-uitlaat zich bevindt de dichtheid van de butanolfase de dichtheid van de waterfase.
= = = =
0.02m 0.01 m 810 kg/m 3 1000 kg/m3
=
0.041 m.
wordt berekend Rurf
De maximale afstand die een waterdruppeltje dus door de butanolfase moet afleggen om over het grensvlak heen te komen is dan 0.031 m. We hebben aangenomen dat het kleinste en tevens langzaamste druppeltje een diameter van 0.1 *10-3 m heeft. Voor de snelheid van een waterdruppeltje door de butanolfase geldt 2·r·!:J.p·m A·p 6 _ ·C·p 11 . .
(5.71)
waarin u [m] t> [rad/sec] r [m] !:J.p [kg/m3] m [kg] Ab [m2]
=
CD
=
= = = = =
de snelheid van de druppel op straal r de hoeksnelheid de afstand van de druppel tot de as het dichtheidsverschil tussen de butanol- en de waterfase de massa van het waterdruppeltje het aangestroomde oppervlak van het waterdruppeltje de weerstandscoëfficiënt.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.24
Voor de gemiddelde snelheid van de bel op zijn weg naar het faseoppervlak moet u geïntegreerd worden van Rt,ut tot Rsurf' Het resultaat hiervan is te zien in de volgende fonnule
,.,.
1.5·C
u
Met
R-t - R_
(R-t1.S - R.../· S)
~
=
m Ab
=
CD
=
1570 rad/sec 5.24* 10- 10 kg 7.85*10-9 m 2 2 .77
=
0.829 mlsec.
=
(5.72)
wordt berekend: u gem
Voor de snelheid van een druppel in een zwerm geldt (5.73) waann
=
€
n Met
€
=
de holdup een constante. =
0.5 en n = 3 geeft dit:
=
Uz,gem
0.104 mlsec.
De kleinste druppel heeft dan (Rsurf - Rt,ut)/Uz,gem = 0.385 sec nodig om het fasegrensvlak te berijken. Om een goede scheiding te bewerkstelligen moet moet de stroomsnelheid door de centrifuge (v) dus kleiner dan LlO.385 = 2.6 mlsec. Met een doorstroomd oppervlak (A) van x*(R2 - R 2but) = 7.54*10-3 m 2 levert dit een debiet op van A *v = 1.96* 10-2 m3/sec. Het centrifugeren van een volume van 5 m 3 duurt dan 255 sec wat veel te snel is. De factor die het debiet door de centrifuge bepaald is dan ook niet de scheidingstijd, maar het feit dat de stroming door de centrifuge laminair moet zijn. We nemen hier aan dat voor laminaire stroming geldt: Re~
1000
Nu geldt voor debiet door de centrifuge cl»v
Re'" =
-
p-
(5.74)
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.25
waann
=
Re 'l)gem Pgem
[pa*sec] = [kg/m3] =
Met Re = 1000,
'l)gem
=
het Reynolds getal de gemiddelde viscositeit de gemiddelde dichtheid van de emulsie.
1.65* 10-3 Pa*sec en =
Pgem
=
905 kg/m3 levert dit een debiet op van
1.82* 10-3 m 3/sec.
De minimale procestijd voor het centrifugeren van 5.5 m 3 wordt dan 3032 sec:: 0.8 uur. Langere tijden zorgen voor een rustigere stroming en dus een betere scheiding. Gekozen wordt om het debiet te halveren, zodat de totale procestijd voor de centrifuge 1.6 uur wordt.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.26
5.8. Precipitatie Ondanks ontbrekende gegevens omtrent kinetiek en deeltjesgrootten voor de betreffende zuurprecipitatie kunnen een aantal eisen gesteld worden aan de precipitatie: -1Minimum vlokdiameter in verband met de centrifugale scheiding -2Voldoende sterke vlok tegen uiteenvallen door afschuifspanningen in nageschakelde pomp en centrifuge -3Een goede bulkmixing (Re > 5000 enlof À =: ~anicle) -4Een beperkte batchtijd ( ~ 4 uur). Ná het verlagen van de pH zullen verschillende precipitatie-kernen ontstaan, welke aangroeien met een door diffusie snelheid bepaalde (~anicle < < À) kinetiek. Bij hoge shearrates (G [S-I]) en grotere vlokdiameters zullen door botsingen de kleinere deeltjes ingevangen worden door grotere vlokken (orthokinetische groei). Vanaf een bepaald tijdstip zullen de dynamische processen van orthokinetische groei en shear-break-up aan elkaar gelijk zijn. In deze laatste fase van 'aging' groeien de vlokken naar compactere en steviger deeltjes om te voldoen aan de tweede voorwaarde. Om te voldoen aan de voorwaarde Re Re
P • N· D 2.....
> 5000 [-], >
=
[-]
5000
" met P =: 1000 [kg/m3], 1) =: 2.10-3 [pa.s], Ds = 0.5 [m] dient N ~ 0.04 [S-I] om te voldoen aan bulkmenging. Via de roerenergie € [W/kg] welke volgt uit, €
=
NP . N 3
•
D 5.t.
v_
[W/kg]
met Np = 6.0 [-] voor een zesbladige turbineroerder, zullen bij meer realistische waarden voor € tussen de 2 en 5 [W/kg] de roerdertoerentallen varieren van 3.17 [S-I] tot 4.30 [S-I]. Op basis van de precipitatie van soja-eiwit wordt voor het Campgetal gevonden: Ca
G-.. .
-
't'
Dit getal geeft de mate van 'aging' aan, een waarde voor optimale precipitaat-sterkte gevonden bij Ca = lOS [-Jo Uitgaande van deze waarde en een maximale tijd van 3 [hr] 5 10800 [sJ is een minimale shear-rate G van 9.26 [S-I] vereist, welke wordt gedefmeerd volgens G
-
~
[-]
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.27
met E in [W/kg] en v de geschatte kinematische viscositeit van de vloeistof van 2.10-6 [m2/s]. Uitgaande van 2 [W/kg] zal met een shear-rate van 1000 [S-I] ruimschoots voldaan worden aan deze minimale waarde. Er zijn geen experimentele deeltjesdiameters van p-IFN gevonden in de literatuur. Voor een goede centrifugale afscheiding dient de deeltjesdiameter te liggen boven 1.10-6 [m]. Afhankelijk van de shear rate en dus van de kleinste eddies, welke bij een E van 2 [W/kg] in de grootte-orde van 5.10.5 [m] liggen, zal zich na 'aging' een bepaalde deeltjesdiameter instellen. Deze gemiddelde deeltjesdiameter wordt geschat op 5 [JLm]. Bij soja-precipitaten wordt na voldoende aging (G.t = lOS) een dichtheidsverschil gevonden tussen deeltjes en vloeistof (water) van 250 en 120 [kg/m3] bij deeltjesdiameters van 1 en 5 [JLm]. Uitgaande van 3000 [kg] vatinhoud en een roervermogen E van 2 [W/kg] wordt door de roerder 6 [kW] aan vermogen aan de vloeistof afgegeven. De vereiste koelcapaciteit bedraagt tenminste 6 [kW].
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.28
5.9. Size exclusion Chromatografie (K401, K601, K602) In de literatuur worden verschillende namen gebruikt voor het scheiden van stoffen op basis van grootte in een bepaalde oplossing, naast size exc1usion chromatografie (SEC) zijn dit o.a. gelfiltratie, gel penneatiechromatografie, gel exc1usion chromatografie, ontzouten, en gel chromatografie. Naannate een molekuul kleiner is, kan deze een poreus deeltje efficiënter penetreren, en onttrekt zich op deze manier van de bulk vloeistof stroom. Dit resulteert in het feit dat moleculen die klein zijn ten opzichte van de diameter van het drager materiaal veel later in het chromatogram verschijnen dan moleculen die niet in de poriën kunnen diffunderen. Een maat voor de 'verblijftijd' van een stof in een specifieke kolom is het elutievolume CVe). Een parameter die gebruikt wordt om deze parameter uit te rekenen is de volumetrische distributie coëfficiënt Kav, deze parameter geeft een maat voor de fractie van het kolomvolume die beschikbaar is voor een specifieke stof met een bijbehorend molekuul gewicht. Het zal duidelijk zijn dat deze Kav bepaald wordt door enerzijds specifieke parameters van de stationaire fase en anderzijds van de grootte van het molekuul zelf. Kav = ct + 6 In (Mw) Waarin ct en 6 specifieke materiaal parameters zijn (Aspen Libary) en Mw het molekuulgewicht voorstelt. Het elutievolume kan nu uit het vrije volume (Vo) en het gel volume (Vg) worden uitgerekend: = =
ek * Kolom volume Kolom volume - V0 Vo + Kav*Vg*egel
Het is dus van belang voor een specifieke scheiding een specifiek soort pakkingsmateriaal te zoeken. De volgende tabel geeft een aantal mogelijke pakkingsmaterialen met de specifieke fractionatie ranges:
Materiaal
Frac Range (Mw)
Sephadex G 10 G25 G50 G100 Sephacryl S200 Sepharose 6-B
50-700 1000-5000 15000-30000 4000-150000 5000-300000 10000-4e6
De mate van scheiding tussen twee stoffen wordt niet alleen bepaald door het elutie volume maar ook van de spreiding van de opeenvolgende pieken. Deze spreiding is het gevolg van de volgende factoren:
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.29
a) Moleculaire diffusie over de lengte van de kolom b) Channeling van de flow (axiale dispersie) c) Film diffusie d) Spreiding door porie diffusie De spreiding kan kwantitatief beschreven worden met het bekende HETP-model van van Deemter et al (1956). In dit model wordt de chromatografische kolom ingedeeld in een serie platen met een specifieke lengte zodat de mobiele fase die de plaat verlaat in evenwicht is met de stationaire fase op de plaat. Een vereenvoudigde versie van dit model is weergegeven in de volgende formule:
(5.75)
HETP
De eerste term wordt beschreven als 2* À *~ p waarbij À::: 1 de bedpakkingsfactor (Aspen Library). De tweede term in bovenstaande vergelijking is de axiale dispersie term en is voor grote moleculen gewoonlijk verwaarloosbaar vergeleken met andere termen in de vergelijking. De derde term in de HETP-vergelijking beschrijft de gecombineerde effecten van fllm diffusie en intraparticle diffusie met constante C r. (l-r) .
C •
~P 2
(5 .76)
Met voor de constanten Z en y s (de obstructiefactor voor diffusie in de stationaire fase) waarden van 30 en 10 (Aspen Library), en variabelen r de relatieve snelheidsconstante VoIV e , Dmobiele de diffusiecoefficient in de mobiele fase en ~P de drukval over het bed. Het aantal schotels in een bepaalde kolom N, kan nu worden berekend uit de HETP en de lengte van de kolom volgens N = L/HETP [-]. Tevens is afgeleid dat het aantal schotels N direct gerelateerd is met de spreiding van de pieken (Bioscheidingen 1994), namelijk N
•
t a
(~y
(5.77)
Waarin sigma de standaarddeviatie van een gausiaanse kurve is, en dus een maat voor de spreiding en !ret de retentie tijd van een component (Ve/F).
5.9.2 Resolutie De resolutie Rs van een bepaalde scheiding geeft een maat van de efficiency van de kolom. Rs geeft een maat voor de overlap van twee zones.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
RsI!
•
kl . 0.25 . -u-I . u kl +l
pagina 5.30
~ -HETP
(5.78)
met k2 = (tret.2-to)/to [-], met to de retentietijd van de elutievloeistof en tret.2 = Ve2/F de retentietijd van component twee én u = k2/k1. Hieruit kunnen we concluderen dat de resolutie hoger wordt met de wortel van de kolomlengte. De variabelen die aangepast kunnen worden voor een specifieke scheiding zijn: kolom lengte, vloeistof snelheid, deeltjes grootte pakkingsmateriaal en sample volume, deze zullen vervolgens kort worden besproken.
5.9.3 Sample volume Naarmate het sample volume groter wordt zal de resolutie lager worden. In de industriele praktijk (Ganetsos 1992), zal het sample volume maximaal 25 % van het kolom volume zijn, in dit geval wordt alleen het centrale gedeelte van de piek opgevangen terwijl de zogenaamde staarten weer worden gerecycled naar het buffervat. In het geval van interferonproduktie moet onderscheid worden gemaakt tussen SEC gebruikt voor het scheiden van interferon en zouten, en het opzuiveren van interferon met betrekking tot eiwitten (met name scheiden dimeren van interferon).
5.9.4 Vloeistofsnelheid De maximale flowrates varieren in de praktijk tussen 0.06-3 mlhr. Een belangrijk punt om te overwegen is dat een hogere flowrate een hogere drukval over de kolom als gevolg heeft. Verder gaat in het algemeen de resolutie naar beneden naarmate de lineaire snelheid stijgt, er bestaat dus voor elk systeem een optimale vloeistofsnelheid.
5.9.5 Dimensionering chromatografie-kolommen In het algemeen wordt de afweging gemaakt tussen een hogere resolutie door middel van kleinere deeltjes tegenover de grotere drukval die het gebruik van kleinere deeltjes met zich meebrengt. Een hogere drukval over de kolom resulteert weer in een kleinere kolomlengte (compressibiliteit drager materiaal).
Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat er een kwa fysische condities een onderscheid gemaakt dient te worden tussen allereerst de plaats van de unitoperation in het proces (initiële zuivering of laatste zuivering) en vervolgens wat er precies gescheiden gaat worden (ontzouting of eiwit/eiwitscheiding )
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.31
De volgende tabel bevat de proces- en unit parameters die geschat zijn voor de diverse SEC stappen in het interferon proces, (parameter indicatie o.a. Ganetsos et al (1992» .
Te verwijderen component:
DTT I eiwit
eiwit
EDTA
Molecuulgewicht:
154 I 80.000
40.000
292
Materiaal (-) Void fraction (m) Deeltjesgrootte (m) Bed hoogte Aantal bedden per kolom Aantal parallelle kolommen (m) lColomdiameter Totaal kolomvolume (m3)
S-100HR 0.32 47E-6 0.25 2 2 1 0.393
S-l00HR 0.32 47E-6 0.25 2 2 1 0.393
G50 0.32 60E-6 0.2 2 1 0.54 0.092
Lin. eluent snelheid (mis) (bar) Drukval materiaal Sample volume/load (m3) Cycle volume/load (m3) Aantal cycles (m3) Eluent/load
2.2e-4 0.258 0.098 0.589 2x2 0.491
0.83e-4 0.1 0.0336 0.589 2x1 0.555
5.4e-4 0.32 0.0211 0 .138 1x2 0.117
-PERFORMANCE-(hr) TijdsduurI cycle (hr) Totale tijdsduur (-) Yield 6-IFN Yield 'overig eiwit' (-) Yield 'verwijderde comp.'
3 6 0.95 0.31 0.0
8 8 0.86 0.067 0.0
1 2 0 .97 0.97 0 .0
De batchtijd is zoals alle aanwezige unit operations afhankelijk van het aantal apparaten waarin de specifieke stroom geprocessed wordt. Bovenstaande parameters zijn ingevoerd in de unit Gelchrom van Aspen, waaruit de volgende resultaten zijn geboekt:
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.32
5.9.6. DTT-verwijdering (K401). Stroom en kolom karakteristieken: HETP [m]
N [-]
Kav
totaal kg in
totaal kg uit
yield
protein
4.8e-4
943
0.045
0.440
0.139
0.316
p-IFN
2.6e-4
1697
0.3
0.583
0.554
0.95
DTT
1.1e-4
4184
1
1.681
0.167
0.10
Voor de serie eiwitten en DTT in de stroom zijn model-eiwitten met MW van 80000 en 154 gekozen. Het blijkt uit de run in ASPEN dat de DTT aanwezig in het shot (ingaande stroom) voor 100% gescheiden wordt van de eiwitten. DTT in de elutievloeistof verdeeld zich evenredig over de uitgaande stromen. produkt stroom ingaande stroom
607 kg 411 kg
Uitgaande van 2 parallelle kolommen met twee beladingen per kolom wordt de batch procestijd 6 uur.
5.9.7. Dimeerverwijdering (K601). Stroom en kolom karakteristieken: HETP
N [-]
Kav
totaal kg in
totaal kg uit
yield
[m]
dimeer
2.2e-4
2308
0.174
0.133
0.009
0.07
p-IFN
1.63e-4
3064
0.303
0.518
0.446
0.86
produkt stroom ingaande stroom
88 kg 59 kg
Uitgaande van 2 parallelle kolommen wordt de batch proces tijd 8 uur.
5.9.8. Ontzouting (K602).
Hoofdstuk 5: Ap'Paratuurberekeningen.
pagina 5.33
Stroom en kolom karakteristieken: HETP [m]
N [-]
Kav
totaal kg in
totaal kg uit
yield
protein
2.3e-4
1752
0
0.009
0.009
0.97
p-IFN
2.3e-4
1752
0
0.419
0.406
0.97
De produkt stroom bedraagt 55 kg, en uitgaande van één kolom en twee cycles wordt de batch proces tij·d 1.9 hr.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.34
5.10. De Ultrafiltratie units (F402, F501 en F601) Deze unit operation is bedoelt om de overmaat DTT van het gereduceerde BIFN te scheiden om een zo hoog mogelijk rendement bij de chemische oxydatie te halen. Voor deze scheiding kan zowel een gel filtratie als een ultrafiltratie unit gebruikt worden. De laatste heeft de voorkeur omdat het proces sneller bedreven kan worden bij een hogere yield (90%). Gel filtratie heeft als voordeel dat naast DTT ook grote moleculen als cel debris en grootte eiwitten afgescheiden worden, omdat aangenomen is dat deze componenten niet storen bij de volgende unitoperations (refolding en aff. chrom.), is voor ultrafiltratie gekozen.
5.10.1. Inleiding. Om de dimensies van de size-exc1usion-chromatografie kolommen beperkt te houden dient de eiwitstroom met Beta-IFN ingedikt te worden. Dit gebeurt met behulp van ultrafiltratie in unit 14 en 16. Beta-IFN heeft een molecuulgewicht van 20.000 Cg/mol], en is dus met een membraan met MWCO (Molecular Weight Cut Oft) 3000 Cg/mol] goed te concentreren. Er is geen directe literatuur gevonden over ultrafiltratie van Beta-IFN, dit in tegenstelling tot ultrafiltratie van BSA (Bovine Serum Albumine, 69.000 Cg/mol]). Er wordt aangenomen dat eigenschappen van Beta-IFN, zoals thermodynamisch en rheologisch gedrag, globaal overeenkomen met die van BSA. Omdat beide ultrafiltratie-stappen eenzelfde doel hebben, namelijk concentrering van een eiwitstroom, worden beide in één keer besproken. De dimensies en benodigde batchtijden zullen echter verschillen van elkaar. L
5.10.2. De apparatuur en uitvoering. De flowsheet voor de ultrafiltratie staat weergegeven in afbeelding 1. De voorraadtank (VI) wordt of is reeds gevuld met de verdunde eiwitoplossing, waarna met stikstof de tank op een werkdruk van drie atmosfeer wordt gebracht en gehouden middels een drukregeling . Met behulp van een centrifugaalpomp (PI) wordt de eiwitoplossing door een ultrafiltratiemembraan geperst. Het debiet door het membraan wordt constant gehouden door middel van een regelklep in de bypass van het membraan. Het membraan bestaat uit een module met een groot aantal (n) parallel geschakelde fibers van cellulose-acetaat. Het is bekend dat neergeslagen eiwitten vrij eenvoudig zijn uit te spoelen van dit materiaal. Door deze van buiten verstevigde 'poreuze' fibers wordt de te concentreren vloeistof gestuwd. Het permeaat stroomt door de porien, loodrecht op de bulk-stroomrichting (cross-flow-filtration). Het permeaat stroomt onder atmosferische druk naar de kiB-tank. Om fouling van het membraan tegen te gaan en het stoftransport door de filmlaag te vergroten wordt deze bedreven bij hoge Reynolds-getallen. Tevens zal bij lagere pH (pH < 7) het Beta-IFN beter opgelost blijven dan bij waarden dicht bij het isoelectrisch punt (pH 8.9) (Oers 1994). Omdat de temperatuurstijgingen lager dan 2 °C bedragen behoeft de concentraatstroom niet
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.35
gekoeld te worden. Om redelijke oplosbaarheid van Beta-IFN te garanderen en denaturatie te voorkomen wordt de de ultrafiltratie bedreven bij 25°C. De eiwitoplossing zal ingedikt worden tot 20 [gil]. Na afvoer van deze fractie zal met eenzelfde volume water (+ detergent ?) en een gesloten permeaatklep het membraan doorgespoeld worden om het aangehechte eiwit uit te spoelen. De uiteindelijke eiwitconcentratie voor de volgende unit bedraagt hiermee 10 [gil].
5.10.3. Dimensionering. De membraanconfiguratie wordt uitgedrukt in n doorstroomde fibers met lengte L [m], en inwendige diameter d [m]. Het membraan-oppervlak Am [m2] wordt gedefmieerd volgens Am = n 1t d L [m2]. Er wordt uitgegaan van een constante bulk-vloeistofsnelheid V b [mis] door de fibers. Deze staat in relatie met het debiet F [m 3/s] volgens V b = F/Adwars = 4.F/(n1td2) [mis]. Gebruikelijke waarden voor de fiberdiameter bij eiwit-concentrering liggen tussen de 1 en 4 [mm] en vloeistofsnelheden tussen 2 en 7 [mis]. Voor het dimensioneren van de ultrafiltratie-unit zijn de grootheden membraanflux (J in [m 3/m 2 .s]) en de retentie (R in [-]) van belang.
5.10.4. De permeaatflux. De permeaatflux wordt bepaald door een aantal factoren, zoals osmotische druk, chemische potentiaal, protein-fouling, membraan-weerstand, overige opgeloste componenten, hydrodynamica in de fiber en concentratiegradienten in de stagnante filmlaag aan de fiberwand. Aangenomen wordt dat de flux bij hogere eiwit-concentraties en transmembraandrukken voornamelijk bepaald wordt door de eiwit-concentratiegradient in de stagnante filmlaag (polarisatielaag) aan het binnenoppervlak van de fiber. De situatie in de filmlaag wordt weergegeven in afbeelding 2 (Oers 1994). De flux wordt bepaald door de concentratiegradient en de stofoverdrachtscoefficient ks: J
k• . In
•
c ....0
-c P
C6 - Cp
(5.79)
Hierbij wordt uitgegaan van een concentratie aan het membraanoppervlak (C waU) gelijk aan de gelconcentratie (Cgel)' Er wordt van uitgegaan dat de Cgel van BSA (210 [kg/m3] (perry» vergelijkbaar is met die van Beta-IFN. Voor de stofoverdrachts-coefficient ks in de fiber wordt gebruik gemaakt van de Sherwood-relatie; Sh
:
k. dh D
:
0.023 Re·Ol Sc 0.33
(5.80)
De diffusiecoefficient van het eiwit bedraagt 6*10'11 [mis] voor BSA (Oers, 1994). Uitgaande van experimentele waarden voor de viscositeit van BSA bij 24°C en 47.3 [gil]
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.36
(pandit ... ) wordt een lineaire afhankelijkheid van de eiwitconcentratie aangenomen. ,,~
c_
..
(5.81)
1.4.-47.3
Waarmee de viscositeit van de oplossing volgt uit "
..
,,_. (1
+
,,~)
10.3
..
•
(1
+
,,~)
(5 .82)
De dichtheid (p in [kg/m3]) van het concentraat wordt geschat op 1000 [kg/m3]. Door een toenemende viscositeit tijdens de concentrering zal de stofoverdrachts-coefficient afnemen met een factor ("/"t=O)(O.8~.33) uit de Sherwoodrelatie. De keuze van stroomsnelheid en membraandimensies zal dus afhangen van een minimaal vereist Reynoldsgetal (turbulente stroming) én een maximaal toelaatbare axiale drukval in het membraan. Bij het ontwerp dient met deze restricties rekening gehouden te worden. Vanwege neerslag van eiwitten op het membraan zal de membraanflux afnemen ('proteinfouling'). De hierboven voorspelde flux op basis van diffusieverschijnselen in de polarisatielaag zal te hoog zijn. Om hiervoor te corrigeren wordt uitgegaan van een (geschatte) gehalveerde flux bij 20 [gil] eiwit volgens een lineair verband, waarmee de uitdrukking voor de gecorrigeerde membraanflux: Jprot'" 1-,
JpoI.U-
=
c_
•
(1--) 40
(5 .83)
5.10.6. De retentie. De retentie (R = l-C/C b [-]) van Beta-IFN dient experimenteel bepaald te worden voor bijvoorbeeld een YM3-cellulose-acetaat membraan. Voor dit membraan met een MWCO van 3000 (90% retentie voor stoffen met MW 3000 [gimol]) wordt aangenomen dat het zeven maal grotere Beta-IFN een retentie heeft van groter dan 99%. (vergelijk FormateDeHydrogenase MW 75.000 met R > 0.999 voor een YMlO-membraan, Papamichael 1987). Tevens wordt aangenomen dat voor alle aanwezige E-Coli-eiwitten dezelfde retentie van 99 % geldt, en dat voor de kleinere opgeloste componenten (MW < 300) een retentie van 0% (Cp = Cb) geldt. Deze retentie van kleinere componenten is niet van groot belang, omdat in de opvolgende size-exclusion-chromatografie stappen deze kleinere componenten eenvoudig gescheiden worden van het Beta-IFN.
5.10.7. Het pompvermogen. De axiale drukval is af te schatten volgens (perry): ~p
=
2fL-u 2J!... x
(5 .84)
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.37
De transmembraan drukval wordt ingesteld met behulp van de druk in het vat en de opgebrachte druk door de pomp. Hierbij wordt uitgegaan van atmosferische druk van het permeaat. Een te hoge transmembraandruk resulteert in een compacte eiwit-laag op het membraan met als gevolg een verlaagde flux [papamichael, 1987]. Om toch voldoende drijvende kracht voor visceuze stroming in de porien te behouden zal gewerkt worden bij een gemiddelde drukval over het membraan van 200 [kPa]. Door het membraan goed te ontwerpen kan bij de ingestelde vloeistofsnelheid aan het eind van de filtratie, waarbij de viscositeit het hoogst is, voldaan worden aan deze voorwaarde. Het pompvermogen wordt berekend op basis van de vereiste op te brengen druk en debiet bij een pomprendement " volgens: AP. F
"
(5.85)
Hierbij ligt het minimaal vereiste debiet vast volgens F
=
v,.
A....
d.A_ 4L
v, . ----"==
=
(5 .86)
en volgt de ClPpomp uit de te overwinnen drukval van membraan waarbij de weerstand in de recycle-leiding verwaarloosd wordt. Het gemiddelde pompvermogen over de gehele concentreringsstap bij constant debiet en pomprendement bedraagt P
_ ......,.1
=
~-
Met de batchtijd
't
F
--
"
• 't
•
JAP_. dt
(5.87)
o
in [s].
Voor het berekenen van warmte-effecten wordt uitgegaan van de 'worst case': Alle geproduceerde warmte wordt afgegeven aan de concentraatstroom Warmtebronnen in de recyclestroom zijn de pomp (1-,,).Ppomp,gem. [W] én wrijvingsenergie in het membraan" .Ppomp.gem [W], opgeteld Ppomp ,gem[W]. Voor de totale toegevoegde warmte Q [Joule] geldt Q
• P~~ .
--
'tL~
•
V _ ~ . P . c, . AT
(5.88)
Met een cp van 4186 [J.kg-1K 1] en een bekende dichtheid, gemiddeld pompvermogen, batchtijd en concentraatvolume is de temperatuurstijging te berekenen.
5.10.8. Het ontwerp.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.38
Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met de situatie aan het het eind van de concentreringsstap waarbij de viscositeit maximaal is en dus het Reynoldsgetal het laagst en de axiale drukval het hoogst. Voor deze 'worst case' moet gelden dat: -1Re > 3000 [-], waarmee door een turbulent regime een voldoende hoge flux gegaraneerd wordt (Sherwood), ClPaxiaai < 0.25*IOS [pa], om het pompvermogen en dus de afschuifspanningen op -2het eiwit beperkt te houden.
Door middel van simuleren in PSI bij verschillende waarden voor dfiber (d> 1 [mm]), aantal parallelle fibers, vloeistofsnelheid (2 0.95), Re eind (> 3000), dPaxiaai «25 [kPal), pompvermogen en temperatuurstijging « 5 [Kl). Deze procestijd dient vermeerdert te worden met de tijd voor het naspoelen, wat ongeveer één uur in beslag zal nemen.
5.10.9. De resultaten. De resultaten van de verschillende ultrafiltratie-units staan gegeven in onderstaaande tabel. input-gegevens
F402
F501
F601
Vo
[m3]
1.65
1
0.079
Co
[kg/m3]
0.202
0.692
5.759
u
[mis]
3
3
3
df
[mm]
2
2
2
n
[-]
400
400
85
L
[m]
0.5
0.5
0.5
R
[-]
0.99
0.99
0.99
output-gegevens Ceind
[kg/m3]
1.501
19.96
19.99
cp
[kg/m3]
0.015
0.2
0.2
V eind
[m3]
0.218
0.034
0.0225
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.39
Vp
[m3]
1.432
0.966
0.0565
APax eind
[bar]
0.5
0.53
0.53
Reeind
[-]
6434
4224
4222
Tl eind
[mPa.s]
1.04
1.59
1.59
AT eind
[K]
2.3
14.8
2.8
0.98
0.967
0.988
yield (voor eiwit) [-] Jm.begin
[mis]
1.31 *10-4
1.06*10-4
5.43*10-4
Jm.eind
[mis]
8.85*10-5
1.8*10-5
1.8*10-5
or
[sJ
9850 uur
=2.8
9850 uur
=2.8
5740 uur
= 1.6
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.40
5.11. Dead-end filtratie
De dead-end filtratiestap is bedoeld om nog aanwezige micro-organismen en niet opgeloste eiwitten te verwijderen, aangezien deze kunnen hinderen bij latere chromatografische stappen. Er is gekozen voor een dead-end filtratie omdat de solid concentratie relatief laag is en omdat de schoonmaak van de unit eenvoudig is. De filterwerking in dit proces is gezien de lage solid concentratie « 1 %) gebaseerd op het filterdoek en niet zozeer op de te vormen cake (~rie 0.22 JLm). In de praktijk worden voor het filteren van soortgelijke stromen apparaten als: filterpers, cartridge 'edge' en horizontal plate technieken toegepast (Coulson en Richardson 1991) Bij Chiron wordt een zogenaamd 'kaarsfilter' gebruikt. Een cylindrisch vormige filter (doek + support) wordt in een buis geschoven waarin vervolgens op diverse plaatsen onder druk de te behandelen vloeistof wordt ingebracht. De gefilterde vloeistof wordt in het centrum van de buis opgevangen en afgevoerd. Nadat de stroom gefilterd is wordt het doek nagespoeld met spoelwater en vervolgens afgevoerd en vervangen door een nieuw doek. Het debiet door zo'n filter is ongeveer 300 11m2 h (Coulson et al. 1991). Toegepast voor het proces levert dit voor een flow van 400 I (incI. wasvloeistot) het volgende filterdoek en apparaat karakteristieken op:
Karakteristiek diameter filter (m) lengte filter (m) (m2) oppervlak aantal filters 4P (bar) batchtijd operatie schoonmaken
0.2 2 1.26 2 0.35
2.5 h 0.5 h
2 h
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.41
Bijlage S.l. De Warmtewisselaar (11201) Bij de homogeniser moet per pass een hoeveelheid warmte afgevoerd worden, om te voorkomen dat de processtroom te warm wordt wat kan resulteren in deaktivatie van pIFN. De hoeveelheid warmte die afgevoerd moet worden bedraagt 24.3 MI per pass, waarbij de proces stroom van 30.7°C naar 20°C afgekoeld wordt. Met een procestijd van 0.9 uur wordt dit 7.5 kW per pas. Het debiet door de warmtewisselaar is 0.6 m3 per uur. Vanwege de kleine stromen en kleine temperatuurverschillen is er gekozen voor de eenvoudigste, en dus goedkoopste shell en tube warmtewisselaar; de fIXed tube sheet warmtewisselaar met één pass. Van de warmtewisselaar zijn de tubes het makkelijkste schoon te maken, vandaar dat de meest wand-vervuilende stroom, hier de processtroom, door de tubes gevoerd wordt. Het koelwater stroomt dus door de shell. Voor het warmtetransport in een warmtewisselaar geldt ~w
•
U A /j.T/M
waarin ~w
U A /j. T 1m Voor de
/j. T 1m
= = = =
het warmtedebiet [W] de overall warmteoverdrachtscoëfficiënt [W/(m2D C)] het buitenoppervlak van de buizen [m2] het logaritmisch gemiddelde temperatuurverschil
bij tegenstroom en één pass geldt ( TI - t 2
)
-
(
T2
-
ti )
In ( TI - t2 ) ( T2 - ti )
waarin
= = = =
De inlaat temperatuur van de koelstroom De uitlaat temperatuur van de koelstroom De inlaat temperatuur van de processtroom De uitlaat temperatuur van de processtroom .
Met Tl = lODC, T 2 = 12 DC, t l = 30.7°C en ~ = 20°C levert dit een T 1m van - 13.9 DC. Met ~w is - 7.5 kW en U is 800 W/(m2 °C) wordt dus het benodigde warmte wisselend oppervlak A 0.67 m2 De schatting van U ligt al aan de lage kant. Voor een water-water warmtewisselaar ligt de U tussen de 800 en de 1500 W/(m2 °C). Met een tubelengte van 1.3 m, een tube buitendiameter van 0.01 m wordt het oppervlak per tube 0.041 m2 en zijn er 17 tubes nodig.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.42
Voor de tubes werd een triangular pitch gekozen omdat dit de kleinste bundel diameter oplevert. De afstand tussen de tubes is 1.25 maal de buiten diameter van de tubes. De bundeldiameter is met de volgende formule uit te rekenen N..!... D • d (_'rl •
• KI
[m] de bundel diameter [m] de buitendiameter van de tubes [-] het aantal tubes twee constanten zijn die afhangen van de pitch, het aantal passes en de afstand tussen de tubes. Hier geldt Kl = 0.319 en n l = 2.142, en wordt de bundel diameter 0.064 m . De shell diameter is dan 0.076
m. Het koelwaterdebiet dat nodig is volgt uit ~k
P C, b. T
~ ~..
P C, b. t
waarin = het debiet van de processtroom = het debiet van de koelstroom
[m3/sec]. [m3/sec].
Met b.t = 10.7 °c, b. T = 5 °C en ~m = l.67*10-4 m 3/sec levert dit een koelwaterdebiet van 3.57*10-4 m 3/sec. Voor het totale disruptie proces (3 passes van 0 .9 uur) is nu 3,73 m 3 koelwater nodig . De drukval over de warmtewisselaar is verwaarloosbaar.
Oplossen inclusion bodies (R301) en reduceren (R401)
Bij het opwarmen en afkoelen wordt uitgegaan van constante debieten warm (90°C) en koelwater (lO°C) door de in de reactorwand bevestigde koel/verwarmingsspiraal met een uitwisselend oppervlak van 5 [m2] . De warmteoverdrachtsweerstand is gelokaliseerd in de oplosvloeistof en in de 5 mm dikke wand van de spiraal. De opwarm- en afkoeltijden bepalen de oplostijd en zijn met behulp van simulaties in PSI-C bepaald. Hierbij is uitgegaan van een overall warmteoverdrachtscoefficient hrot volgens Tramper/van It Riet (1991) 1 h...
waarin
hl warmteoverdrachtscoeff. in vloeistof
[m.OC/W]
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen. À-w
pagina 5.43
warmtegeleidbaarheid van de spiraalwand
80 [W/m.oC]
De warmteoverdracht in de vloeistof is bepaald volgens À. ND 1 CT} _, '0.6'(--')067,(-.L!.)033 D. v, À-,
h, •
waarin
warmtegeleidbaarheid in vloeistof de kinematische viscositeit = T}/p Cp de vloeistofwarmtecapaciteit À-I VI
4200 [I/kg.oC]
Met de overall warmteoverdrachtscoefficient wordt de uitgewisselde warmte Hh uitgedrukt volgens
H • ~
met
[W]
de ingangs verwarmingsvloeistof temperatuur de uitgangs verwarmingsvloeistof temperatuur de oplosvloeistof temperatuur
Bij een inwendig mantel-volume van lOOO*A*dgcmiddcld [Liter] en een vastgesteld massadebiet van koel/verwarmingswater [kg/sj ligt de uitgangstemperatuur T h•o als functie van de tijd vast volgens T~,p
z
TI
+
(TlIJ-T)' e C" y.I
met or de batchtijd [sj , en is TI met de defInitie van Th.o en Hh vastgelegd in de tijd volgens T
I
•
20
1 m'C
+ -
I,
•
• IH
~,T,
·dI
0
Voor het afkoelen gelden analoge beschouwingen, waarbij Tc•i = 10°C en verder identieke procesomstandigheden. Er is voor het oplossen voor de inc1usion bodies geen warmte nodig omdat de temperatuur in R301 wordt ingesteld d .m.V. de temperatuur van de benodigde hulpstoffen (stroom 302). De benodigde tijden voor opwarmen en koelen liggen ruim binnen de afgeschatte procestijden.
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen.
pagina 5.44
Bijlage 5.2. Voor het verkrijgen van het volume als functie van de tijd zal er een tijdsafhankelijk debiet gevonden moeten worden, waarbij tijdens het proces aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. In de eerste plaats wordt verondersteld dat er tijdens de "lag-phase" geen groei plaatsvindt. Verder zal het m.o. tijdens de exponentiële fase 18 uur lang met een maximale groeisnelheid van 0.4 lIh groeien en tijdens de produkt fase, die 6 uur duurt met 0.1 lIh. Bij een substraatconcentratie van 5 tot 10 gIl mag de Monodconstante Ks verwaarloosd worden. Er wordt geschat dat het totale volume, dat tijdens de exponentiële fase wordt toegevoegd, 0.5167 m3 bedraagt. Het volume dat tijdens de produkt fase wordt toegevoegd is dan 0.484 m3 • Voor het debiet als functie van de tijd worden de volgende vergelijkingen voorgesteld: Voor de exponentiële fase (van t
= Oh tot t = 18h): (5.89)
met Kl = 1.53464.10-5 m 3/h, en voor de produkt fase (van t = 18h tot t = 24h): F. K2'Ce"' "
met K2 = 5.17091.10-3 m 3 /h.
+
(t-18)'~2'el'2 " )
(5.90)
Hoofdstuk 5: Apparatuurberekeningen
pagina 5.45
Bijlage 5.3: gegevens nodig voor de berekeningen bij oplos/extraktie tank (R301)
omschrijving
symbool
volume tank diameter tank hoogte tank diameter roerder hoogte roerder lengte blades hoogte blades breedte baffles
Vt
Sauter diameter volumefractie disp. fase specifiek opp. disp. fase opp. spanning butanol/water (T=30 gr.C) constante (org.fase = disperse fase) dichtheid continue fase (water) dichtheid disperse fase (butanof) vermogenstoevoer per massa totale massa (extractie unit) benodigde vermogenstoevoer vermogenskental turbine roerder Re> > gemiddelde dichtheid toerental roerder viscositeit water viscositeit 2-butanol vi8C08iteit gemiddeld Reynolds getal Boftzmann constante temperatuur tijdens de extractie gemod. Stokes-Einstein const. (In water) gemod. Stokes-Einslein const. (in butanol) straal van het opgeloste molecule straal van de oploesing (water) straal van de oplossing (2-butanof) Diffusiecoefficlent beta-IFN in water Diffusiecoefficient beta-IFN in 2-butanol stofoverdracht disperse fase stofoverdracht continue fase
Ot
Ht d L w B dp eps a sigma Cte rho,c rho,d e mtot
P Po rho,gem N N etha,w etha,b etha,av Re k
T nOSEw nOSEb ri rw rb D,c D,d kd kc
eenheid
6.00 1.56 3.13 0.52
1.04 0.13 0.10 0.16 0.0005 0.5 6000
0.025 0.5 998.00 805.39 0.715 5284.869 3nS 6
901.69 2.63
158 1.002E-03 2. 948 E-03 3.125E-03 205958 1.381E-23 298.15 4.94 3.53 1.50E-09 5.00E-10 1.50E-10 5.883E-11 8.394E-12 3.005E-07 1.291E-05
[m A 3] [ml [m] [ml [m] [m] rml [m] [m] [-] [1/m] [N/m1 [kg/m A 3] [kg/m A 3] [W/kg] [kg1 [W] [-] [kgfm"3] [1/s] [1/min1 [Pa.s1 [Pa.s1 [Pa.s] [-] [J/K1
[K] [m] [m1 [m] [m A 2Is1 [m A 2Is1 [mIs] [mIs]
Hoofdstuk 6: Massa- en warmtebalans
pagina 6.1
6. Massa- en warmtebalans In bijlage 6.1 staat de stroom- en componentenstaat en in bijlage 6.2 de massa- en warmtebalans weergegeven. Deze zijn beide gebaseerd op hoeveelheden (kg en MI) per batch. In hoofdstuk 2 staat beschreven dat in verband met de recycle van p-IFN, er eens per 20 batches niet gerecycled kan worden. In verband hiermee wordt uitgegaan van een produktie van 406 gram p-IFN per batch. Met 100 batches per jaar levert dit uiteindelijk 40 kg p-IFN per jaar. In de stroom- en componentenstaat staan zoveel mogelijk alle stromen tussen verschillende bewerkingen weergegeven. Dit komt niet altijd overeen met de fysische realiteit. Daarom staat in de naamgeving van elke stroom zo duidelijk mogelijk weergegeven op welk stadium in het proces de stroom betrekking heeft. Bijvoorbeeld stroomnummer 115: uit microfiltratie, naar diafiltratie. In werkelijkheid gaan hier achtereenvolgens veel stromen door met verschillende samenstellingen. In de massa- en warmtebalans staat een aantal apparaten meerdere malen weergegeven. Dit is gedaan om de balansen zo duidelijk mogelijk weer te geven, omdat één apparaat of vat vaak voor meerdere bewerkingen wordt gebruikt. Bijvoorbeeld vat V201 wordt 2* per batch gevuld en geleegd.
Hoofdstuk 7: Overzicht en specificatie van de apparatuur
7. Overzicht en specificatie van de apparatuur In de bijlage 7.1 tot en met 7.4 is het volgende te vinden: Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
7.1: 7.2: 7.3: 7.4 : 7.5 :
Apparatenlijst voor pompen Apparatenlijst voor centrifuges Apparatenlijst voor filters SpecifIkatiefonnulier wanntewisselaar Apparatenlijst voor kolommen
pagina 7.1
1
~
~
0.98 0.96 0.94 ,........,
Ibase-case
.-
'\
'\ '\
I
0.92
.......... I
"'0 Q)
0.9
.>. 0.88
---_._----
, \
0.86 0.84
\
0.82 0.8 0.1
\
.",
I
I
I
T ,TTT
I
1
10 log (K2/K2')
Figuur 8.1: yield aktief p-interferon tijdens fed-batch refolding als funktie van kinetiekkonstante,K2 voor aggregaatvonning
100
pagina 8.1
Hoofdstuk 8: Gevoeligheidsanalyse
8. Gevoeligheidsanalyse In dit proces, dat een alternatief is van het proces volgens de 'base case' (FV03120A) zijn een aantal aannames gedaan om tot alternatieve proces routes of procesoperaties te komen. Deze aannamen zullen hieronder stuk voor stuk worden besproken en de gevoeligheid van de betreffende parameters zal worden geanalyseerd. Voor het in oplossing houden van de eiwitten wordt gebruik gemaakt van SDS. Na de extractie wordt SDS vervangen door Ureum. In sectie 4 waar oorspronkelijk 1 % SDS werd gebruikt wordt een 8 molair ureumoplossing genomen. In de secties 5 en 6 waar oorspronkelijk 0.1 % SDS werd gebruikt wordt een 4 molair oplossing genomen. De vereiste hoeveelheid voor de laatste secties is enigzins twijfelachtig. In de literatuur wordt ook de waarde van 6 molair genoemd. Daarom wordt met behulp van het spreadsheetprogramma berekend wat de invloed van de grootte van deze concentratie op het totale ureum-gebruik is. Het resultaat van deze analyse staat in tabel 8.1 weergegeven. Tabel 8.1 Gevoeligheid van ureumgebruik op ureumconcentratie
Ureumconcentratie (M) in secties 5 en 6
Totale Ureumgebruik
Procentuele afwijking (%)
4
397
0
5
406
2.3
6
427
7.6
Hieruit volgt dat de hoeveelheid extra toe te voegen ureum beperkt is . Dit is te verwachten in verband met de grote hoeveelheid, die hergebruikt wordt. De refolding vindt fed-batch plaats. De kinetiek-constanten zijn hierbij berekend op basis van geschatte yields voor interferon. In figuur 8.1 staat hoe de yield van aktief interferon verandert als de kinetiek-constante K2 ' voor de aggregaatvorming verandert. K2 ' is de basiswaarde. Het blijkt dat indien K2 ' een faktor 10 groter wordt de yield voor de refolding nog hoger is dan 96 %. Door de fed-batch tijd te verhogen kan het verlies weer gecompenseerd worden. Bij de recycle uit de extractie (hoofdstuk 2, optie 3) is als criterium voor de mate van recycle de hoeveelheid gebruikt DTT per hoeveelheid geproduceerd p-IFN genomen. De gevoeligheid van de gebruikte hoeveelheid DTT als funktie van het recyclepercentage is al bepaald in hoofdstuk 2 en uitgezet in tabel 2.2. Verder valt op te merken dat extra recycle (meer dan de nu gebruikte 50%) extra yield voor p-IFN op zal leveren. Het berekenen van de echte yield is echter complex, omdat de mate van recycle invloed heeft op de zuiverheid van de processtroom, zodat de opbrengst van de tweede SEC (K601) verder omlaag gaat.
0.9
1000
---
OTTin
-+-
900
0.8
,........, 0)
.::s:. '--'
800
,........,
0.7
C
E
700
::J ::J
c
a> a>
0
>. 0 a> I....
E
0.6
600 500
0.5
a>
::J
Ureum recycle
..... ..... 0 c
a> a>
0
>. a> 100
400 004
::J
10-
-B--
c
a>
10-
0)
.::s:.
OTT recycle -7!EUreum in
300
0
0.3
200 100
..... .....
0
0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 rel. conc. Dn in #426 [-]
1
0.2
Figuur 8.2: ureum en DTT massastromen als funktie van relatieve DTT-concentratie in stroom 426
•
Hoofdstuk 8: Gevoeligheidsanalyse
pagina 8.2
De tweede recycle (optie 5, hoofdstuk 2) is te verdelen in A: een eerste recycle (#406 en #422) die komt uit de afvalstroom uit K401 (#420) B: en een tweede recycle (#510) die komt uit de afvalstroom uit F501 (#509)
Figuur 8.2. In deze figuur zijn de ingaande- en recycle- stromen gegeven van DTT en ureum als funktie van de relatieve DTT-concentratie in stroom #426=#501 (uitgaande produkt stroom uit de size exclusion unit K40 1). Voor de relatieve DTT-concentratie geldt: [D TTt e1
=
[DTT] bi; gedeelte/iike recycle -=-------=---=:J:........::. _ _-=:J_ _-'--_ [DTT] bij maximale recycle
met [DTT]
bij maximale recycle
= 2.721 mmol/l
De recycle A is als volgt opgebouwd: De afvalstroom (#420) uit de size exclusion (K401) wordt in de ultrafiltratie-unit F402 geconcentreerd tot 0.75 gram eiwit/I. De retentaat stroom (#411) wordt gespuid en de permeaat stroom (#419) wordt gerecycled. De split tussen stromen #416 en #422 bepaalt de concentratie DTT in stroom #426=#501. Stroom #419 wordt gesplitst in #416 en #422. Stroom #422 wordt teruggevoerd naar het voorraadvat V405, waarin de elutievloeistof zit voor SEC K401. Stroom #416 wordt gedeeltelijk gespuid (#415) en de rest wordt teruggevoerd naar V401 (voorraadvat voor oplossen precipitaat). Uit de figuur blijkt dat bij toenemende concentratie DTT de recycle stromen toenemen en de ingaande stromen dus afnemen. Voor de DTT-concentratie in stroom #501 wordt een maximum gesteld van 2 mMo Hierbij wordt uitgegaan dat een dergelijke concentratie geen invloed heeft op de refolding. Er geldt dan: DTT,in Ureum, in Totaal, in
-
0.750 622 2067
[kg] [kg] [kg]
DTT, recycle Ureum, recycle Totaal, recycle
-
-
0.346 483 1125
[kg] [kg] [kg]
[DTT] ,#426;#501
-
1.997
[mmol/l]
1.2
1000
---
DTTin
1.1
-;-
900
DTT recycle
"""*-
1
~
0) ~
'--'
,........,
800
0.9
c
0) ~
'--'
E :::J
:::J C
C
0.8 I-
700
I-
0.7 0c
600
0
500
0.5
400
0.4 I0
>.
(J)
0.6
(J)
0
>.
0
(J) '-
I-
E :::J
Ureum in -BUreum recycle
.-
:::J
0.3 300
0.2 ~--+ 0.1
200+---~--~-~--~--~--~--
2
2.5
5.5 5 4.5 4 3.5 3 eiwit eone. in oplossen pree. [g/I]
6
ntratie tijdens Figuu r 8.3: ureum en DTT massastromen als funktie van de eiwit conce oplossen van precipitaat
---
750
Ureum in
-+Ureum recycle
700 ,........, 0) ~
650
c
E :::J
600
L..
:::J
c
550
0
500
>. L..
E
":::J
450
'-
:::J
400 350 o
0.1
8 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 O. rel. conc . on-o x in #504 [-]
09 .
1
ntratie stroom Figuu r 8.4: ureum massastroom als funktie van relatieve DTT-ox conce 504
Hoofdstuk 8: Gevoeligheidsanalyse
pagina 8.3
Figuur 8.3.
In deze figuur zijn de ingaande- en recycle- stromen gegeven van DTT en ureum als funktie van de eiwit concentratie bij het oplossen "van het precipitaat (R401). Dezelfde recycle wordt toegepast zoals bij de tekst voor figuur 8.2 is uitgelegd. Uit de figuur plijkt dat bij toenemende toegestane eiwit concentratie zowel de ingaande als de recycle stromen van ureum en DIT afnemen. Gekozen wordt om de concentratie eiwitten op 3 gIl te brengen (base-case). Figuur 8.4. Er is nog een mogelijkheid het gebruik van hulpstoffen (in dit geval ureum) terug te brengen, indien een gedeelte van de afvalstroom uit SEC K601 wordt gerecycled (recycle B). Deze stroom bevat veel geoxideerd DTT. In de figuur staat uitgezet hoe de hoeveelheid ureum in en gerecycled verandert als funktie van de relatieve DIT-ox concentratie in stroom #504. Hierbij geldt voor de relatieve DTT-ox concentratie: [DTl']'"'. ""
[DTTJ. gedeeltelijk recycle - [DTl']. uit 1- recycle [DTTJ. bij maximale recycle - [DTTJ. uit 1- recycle
[DTT]-ox 1-ste recycle [DTT]-ox maximale recycle
1.061 1.666
[mmol/l] [mmol/l]
Het blijkt dat de concentratie DTT-ox niet sterk toeneemt. De recycle wordt op 100% gesteld. Uiteindelijk wordt berekend, zie tabel 8.2, waarbij geldt: conc. eiwit oplossen precipitaat (R401) M(ureum) reduktie (R402) [DTT] in stroom naar refolden: #501 M(ureum) refolding (R501) [DTT]-ox uit refolden: #504
= =
<
> <
3 8 2 4 2
[gIl]
[mol/l] [mmol/l] [mol/I] [mmol/l]
Tabel 8.2:
'.
component [kg]
zonder recycle
alleen recycle A
recycle A en B
DIT, in
1.097
0.750
0.750
ureum, in
1106
622
398
DTT ,recycle
0
0.347
0.347
ureum, recycle
0
484
708
~
Hoofdstuk 8: Gevoeligheidsanalyse
pagina 8.4
Indien een gevoeligheid van 10% wordt genomen voor de concentratie eiwit in stroom #404 en de DTT-concentratie in stroom #426 geldt: concentratie eiwit #404 [DTT] #426 ureum,in ureum, recycle DTT,in DTT, recycle
= = = =
3.3 2.206 372 633 0.672 0.324
[gIl] [mmol/l] [kg] [kg] [kg] [kg]
Een 10% gevoeligheid heeft dus weinig invloed op de uiteindelijk te gebruiken hoeveelheden ureum en DTT.
Hoofdstuk 9: Procesbeheersing
pagina 9.1
9. Procesbeheersing Omdat hier sprake is van een groot aantal batchprocessen in serie in plaats van een aaneengesloten continu-proces vereist de procesbeheersing een heel andere aanpak. Voor het op tijd aan- en uitschakelen en sluiten en openen van kleppen zal in een zo ingewikkeld proces een centrale regeleenheid nodig zijn. Met deze regeleenheid kunnen acties ten behoeve van het proces automatisch, danwel interactief uitgevoerd worden. Naast deze tijdregeling zullen echter ook een aantal regelingen nodig zijn voor het regelen of in de hand houden van procesparameters. De belangrijkste hiervan zullen hier besproken worden. Op alle voorraadvaten en reaktievaten is een afgasleiding en een stikstoftoevoerleiding aangebracht. Met behulp van de stikstoftoevoer wordt op alle vaten een kleine overdruk gehouden zodat er geen verontreinigde lucht kan binnendringen. Bij een te hoge druk moet het bovenstaande gas via de afgasleiding verdwijnen naar het centrale afgassysteem, waar het gas gefilterd wordt. Deze twee acties worden geregeld via een drukregelaar die de beide regelkleppen aanstuurt op de stikstof en afgasleiding. Op deze manier kunnen ook leeglopende vaten en vaten die gevuld worden op de juiste druk gehouden worden. Bij de crossflow filtratie-eenheden (F 103 / F 402 / F 501 / F 601) mag de volumestroom niet boven een bepaalde waarde komen. Om dit te bewerkstelligen wordt de toevoerstroom van de filtratie-eenheid kortgesloten met de afvoerstroom. De grootte van deze kortsluitstroom wordt geregeld met een flowcontroller, die de volumestroom in de t<:>evoerleiding meet en een regelklep in de kortsluitstroom aanstuurt. Tijdens de diafiltratie (F 103) zijn er twee belangrijke vereisten, namelijk ten eerste moet het filter regelmatig teruggespoeld worden (backflushing). Dit gebeurt met behulp van stikstofdruk via vat V 105. Om dit te kunnen uit voeren is een bepaald niveau in het vat vereist. Dit wordt geregeld met behulp van een niveauregelaar die een klep op de afvoer van het vat aanstuurt. Ten tweede moet tijdens de diafiltratie een fosfaatoplossing toegevoerd worden. De volumestroom hiervan moet gelijk zijn aan de afvalstroom (filtraat) van de diafiltratie. Dit wordt geregeld met een flowcontroller die op z'n beurt aangestuurd wordt door een nieveauregelaar, omdat de klep moeilijk rechtstreeks is aan te sturen met de ni veauregelaar. Om in de chromatografiekolommen (K 401 / K 601 / K 602) een gelijkmatig concentratieprofiel en dus een goede produktkwaliteit en opbrengst te verkrijgen mogen er geen sterke schommelingen op de ingaande volumestroom plaatsvinden, met andere woorden: Hoe stabieler de toevoerstroom, hoe beter de concentratieprofielen. Daarom moet de toevoerstroom worden geregeld met een flowcontroller . Op een aantal plaatsen in het proces moet het proces (R301lR302/R402/R501) op een bepaalde pH worden gebracht met behulp van zuur of loog. Hiervoor is een pH regelaar nodig, die de pH in de oplossing meet en aan de hand daarvan de ZUUf- of de loogpomp aanstuurt.
Kostensoort g:,ondstoffen hulpstoffen stoo:n, \.later energie, koeling bijprodukt,
"produktie { volume zfh." of Kp
~mi-v.riab"~
direkte produktiekosten
~
k.:talys. royalty enderhoud Liboratoriurn loon
{
fabrikage kosten
êfschrijving verzekering
".lnvesterlngs. afh.". of Kr
KF
À
licentie terrein, erfpacht toezicht kêntine b rand\.leer, veiligheid l êbo ratorium opslag, verlading personeelsdienst chem. techno dienst
indirekte produktiekosten of plant overhead
Ka totale kosten van een produkt/ kostenplaats
0
marketing
~
-
[
~arktresearch
techno service verkoop, vervoer kantoorkosten êcmlnlstratie, boekhouding juridische zaken directie
algemene kosten
KA
,
i research en ontwikkeling
Figuur 10.1: specificatie van totale kosten
"I
Hoofdstuk 10: Economie.
pagina 10.1
10. Economie. 10.1. Algemeen. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van een ruw model nagegaan of de ontworpen fabriek rendabel zou kunnen draaien. Dit gebeurt aan de hand van Montfoort (1991). Hiervoor worden een aantal economische criteria beschouwd. Alvorens deze criteria te kunnen berekenen zullen de totale kosten geschat moeten worden. Dit kan op de volgende manier: K
met
T
• K +K +K +K +K
AOPLI
(10.1 )
KT = totale kosten, KA = algemene kosten,
Ka = indirecte fabricage kosten oftewel "plant overhead", Kp = produktie-volume afhankelijke kosten, KL = semi-variabele kosten, KI = investeringsafhankelijke kosten.
In figuur 10.1 zijn de verschillende kosten wat uitgebreider gespecificeerd. Niet alle kosten zijn voor dit ontwerp even gemakkelijk te bepalen. Daarom kan het bovenstaande model vereenvoudigd worden tot: (10.2)
=a.Kp , f.I, =d·L,
=
a = 1.13 f = 0.13
d=2.6
De waarden voor a, f, en d zijn een soort van "mats" factoren, die uit de praktijk zijn geschat en gebaseerd zijn op het zogenaamde "best model", zoals beschreven in Montfoort (1991). De waarden zijn exclusief rente en afschrijving. Deze zullen daarom apart worden berekend. De verschillende bijdragen aan de totale kosten zullen nu één voor één besproken worden.
10.2. Produktievolume atbankelijke kosten, Kp. Deze kosten bestaan uit de grond- en hulpstoffen, utilities en de verwerking van de afvalstoffen, die nodig zijn om de jaarproduktie te verwezenlijken. De utilities zijn energie, stoom, koeling en water, waarvan aangenomen wordt dat ze op de plant standaard aanwezig zijn. In bijlage 10.1 staan de kosten voor de grondstoffen en de verwerkingskosten hiervan gegeven. Een maat voor deze verwerkingskosten wordt weergegeven in de Chemical Oxygen Demand (COD) een maat voor de hoeveelheid zuurstof die nodig is om 1 gram component te oxideren. De prijs die voor de afvalstoffen betaald moet worden is gebasserd op inwoner equivalenten (i.e.). Een i.e. is 136 g zuurstof/dag. Er wordt door het zuiveringsschap
Hoofdstuk 10: Economie.
pagina 10.2
Amstelland voor de zuivering van 1 i.e. per jaar fl 98.10 gerekend De totale productievolwne afhankelijke kosten (inclusief verwerking) en utilities worden geschat op (zie tabel 10.1): 5.658 Mfl per jaar.
10.3. Semi-variabele kosten, L. In deze kategorie vallen de loon- en onderhoudskosten en royalties. Deze laatste zullen buiten beschouwing gelaten worden. Ook de kosten voor de kolom-vulling van de size exclusion chromatografie units, en de membranen van de ultrafiltratie unit en de microfiltratie kunnen onder de semi-variabele kosten vallen, omdat ze min of meer produktievolwne gevoelig zijn. Voor deze vervangingskosten wordt de eerder genoemde factor dingevoerd. De bepaling van de loonkosten werkt op basis van de Wessel relatie (Montfoort (1991)): manuren ton produkt
met
k aantal stappen
=
k. aantal stappen (capaciteit/dag)076
=
=
(10.3)
voor een discontinu proces = 23, aantal secties = 6.
Aan de dimensies in deze vergelijking is direct te zien dat de relatie is afgeleid voor grote bulkprocessen. Helaas is er niet direct een relatie beschikbaar voor het in dit FVO beschreven proces. Daarom zal een hele ruwe afschatting van het aantal functieplaatsen gemaakt worden. De productie-unit bestaat uit 6 secties, die na elkaar bedreven worden. Daarom wordt er verondersteld, dat één persoon twee secties kan bedienen. Het aantal functieplaatsen is dan gelijk aan drie. Elke functieplaats wordt gelijkgesteld aan 3 arbeidsplaatsen, uitgaande van een vijfdaagse werkweek met 104 uur. Voor de arbeidskosten wordt fl. 400000,= per jaar per arbeidsplaats genomen op basis van vo1continu bedrijf. De totale semi-variabele kosten komen dan op L
=
8
Mfl. per jaar, waarvan voor loonkosten 7.2 Mfl.
10.4. De investeringen. De bepaling van de investeringen is een belangrijk facet van de economische analyse. Hiermee kunnen een aantal economische criteria berekend worden op basis waarvan een beslissing genomen kan worden over de bouw van een fabriek of deel van een fabriek. Bovendien zijn de investeringen een belangrijke component van de totale kosten~. De totale investeringen bestaan uit:
(10.4)
,-+
I
5:>::: r.:ateriële c-
6~~Hr c~ 16J
I L ! 1l;7.
~~ken
ZOGls
~pparatuurt
1
.oon
I
----'r
i;;c i rec t _ _ _--r_ _ _ _ _ _ ~ 197. engineeri n G. toezicht
leidingen
2i:::
----L-sz
start-up/;>re-oper. 67. licenties
Figuur 10.2: investeringsopbouw van een Nederlandse chemische fabriek
Hoofdstuk 10: Economie.
pagina 10.3
= investeringen in de proceseenheden inclusief de indirecte bouwkosten, = investeringen in de hulpapparatuur, de off site investeringen en de indirecte kosten daarvan, = investeringen in niet tastbare zaken zoals licenties, pre-operationele kosten, start-up kosten, = werkkapitaal, voorraden, cash, terreinen, etc. Het "fixed capital", Ir, bestaat uit: IJ
=
IB
+
IH
(10.5)
Voor de berekening van de totale investeringen zal uitgegaan worden van de investeringsopbouw van "een Nederlandse chemische fabriek" , zoals is weergegeven in figuur 10.2. Hieruit blijkt dat het "fixed capitai" 80% van de totale investeringen zal zijn. In de volgende paragraaf worden de investeringen bepaald met behulp van de methode van Lang. Deze methode is gebruikt omdat andere methoden (Montfoort (1991)) praktisch allemaal gebaseerd zijn op grootschalige chemische bulkprocessen. In de literatuur die dieper ingaat op de economie van kleinschalige biotechnologische processen (Asenjo (1992) en Datar (1993)) wordt de methode van Lang gebruikt.
10.4.1. De investeringen volgens Lang. Deze methode stelt dat de belangrijkste investeringen worden gevormd door de apparatuur. Het is een zogenaamde factor methode, en wordt vaak gebruikt om de orde van grootte van de investeringen te schatten. De investeringskosten van een plant worden bepaald door de investeringskosten van de te gebuiken apparatuur te vermenigvuldigen met een factor. Deze factor is afhankelijk van het soort proces, en corrigeert de kale apparatuurkosten voor een hele rij bijkomende investeringskosten, waaronder kosten van fundamenten, ondersteuning en montage, leiding stelsel, off sites, constructie, overhead, etc. De vaste investeringskosten van een plant kunnen nu als functie van de apparaatkosten worden beschreven:
(10.6) Waarin Ia de totale apparaatkosten zijn en t; de 'Lang-factor' is. Datar (1993) geeft een waarde van 4.7 voor deze factor in het geval van biotechnologische processen. Om een reële schatting te kunnen maken van de apparaatkosten, is gebruik gemaakt van het WEBeI boekje (1991), Asenjo (1990) en Atkinson (1990). Gezien het feit dat de apparaatkosten afhankelijk zijn van de volumina en de prijs hiervan niet direkt voor handen is, wordt de volgende formule gebruikt:
rest
mem bran en/fi Iters
centrifuges
kolommen
vaten/reaktoren
fermentor
o
2000
4000
6000
investeringskosten apparatuur [kt!.] Figuur 10.3: investeringskosten apparaten
8000
Hoofdstuk 10: Economie.
pagina 10.4
De waarde voor n varieert per apparaat en is: 0.56 0.53 1 0.53
Fermentor Geroerd vat Centrifuge Homogenizer
(Atkinson, 1991) (Asenjo, 1990) (Coulson et.al., 1985) (Atkinson, 1991)
Verder kan rekening gehouden worden met inflatie en valuta veranderingen met behulp van de volgende vergelijking: v hosten
v Jaar A = aosten
..
In
Jaar B ( Prijs index jaar A )" Prijs index jaar B
..
In
(10.8)
De prijs index in kwestie, de zogenaamde M&S installed equipment index, wordt jaarlijks gepubliceerd in Chem. Eng. VOL 101 (1994 NOV 174). De volgende waarden zijn voor de diverse jaartallen gegeven, samen met de koopkrachtkoers van de dollar: M&S M&S M&S M&S M&S
(1985) (1987) (1991) (1993) (1994)
= = = = =
$1=fl.99 $1=f2.03
790 814 930.6 964.2 998.1
$1=fl.80
De investeringskosten voor de apparatuur zijn weergegeven in tabel 10.2. Opvallend is de relatief hoge prijs voor de ferrnentor (1.56 Mil). In figuur 10.3 zijn de investeringskosten uitgespecificeerd over de verschillende apparaten. Het blijkt dat de investeringen in de apparatuur, IA = 3.896 Mil bedragen. De Lang-faktor voor een biotechnologisch proces is 4.7. Hieruit volgt: I f = 18.309 Mfl. De totale investeringen loot, volgens Montfort (1991) worden dan, 1.25*If = 22.886 Mil. 10.5. De totale kosten, KT" De totale kosten kunnen nu berekend worden uit: KT
~
a . KP
+
d·L
+
J'I/Qt
(10.9)
Voor de faktoren a, den f geeft Montfoort respectievelijk 1.13, 2.6 en 0.13. Deze laatste faktor, f= "capital charge", bevat alleen verzekeringen en licenties, maar nog niet de rente en de afschrijvingen. Deze zullen als aparte factoren ingevoerd worden. De totale kosten worden nu: = 29.574 Mil.
10.6 Afschrijving en rente. Er wordt een lineair model gebruikt voor het berekenen van de afschrijving. Dit betekent dat
Hoofdstuk 10: Economie.
pagina 10.5
de afschrijving van de plant rechtlijnig in 10 jaar tijd plaatsvindt. De afschrijving per jaar Rr kan berekent worden met de volgende formule: Rr
Waarin
= =
•
1t« - I ... n
(10.10)
het werkkapitaal: 6% van Itot, de afschrijfperiode in jaren, hier 10.
De afschrijving wordt dan jaarlijks 2.06 Mfl. In het lineaire afschrijfmodel wordt geen rekening gehouden met de (veranderende !) rentelasten over de periode van afschrijving. Hiervoor worden de zogenaamde rentekosten ingevoerd. Uitgaande van een rentevoet van 8% over een afschrijving van 10 jaar en gebaseerd op 60% van de totale investeringskosten, wordt deze als volgt berekend: Rente kosten = 0.6 . rentevoet· 1t«
(10.11)
De rentekosten worden nu 1.099 Mfl
10.7. Inkomsten en cash flow. De inkomsten uit de bedrijfsvoering bestaan uit de verkoop van p-IFN. De verkoopprijs op dit moment is fl 100,- per mg en dus 100 Mfl per kg. Een jaarproduktie van 40 kg resulteert nu in een inkomstenbron van 4000 Mfl. De verwachting is dat de prijs van p-IFN aanzienlijk zal dalen als de patenten afgelopen zijn. Verderop zal er gekeken worden naar de minimale prijs waarvoor p-IFN nog geproduceerd kan worden. De bruto winst, de netto winst de belastingen en de "cash flow" zijn berekend voor de periode van 2 tot 10 jaar (er is aangenomen dat de bouw 1 jaar duurt):
Inkomsten - total kosten - afschrijving - rente kosten
Bruto winst
4000 29.574 2.06 1.099
- belasting (50%)
3967.27 1983.63
Netto winst + afschrijving
1983.63 2.06
Cash flow
1985.69
Mfl.
Injaar 1 wordt de cash flow -19.68 Mfl (lf+ Iw) en in jaar 11 1987.06 Mfl (= Cash flow jaar 10 + Iw).
Hoofdstuk 10: Economie.
pagina 10.6
10.7. De economische criteria. 10.7.1. Return on investment. Dit economisch criterium is geschikt voor het vergelijken van procestechnologische alternatieven met gelijke levensduur en produktiepatroon en wordt veel gebruikt in de ontwerpfase. De formule luidt: ROl
=
~'lOO%
(10.12)
I," Iw
De winst wordt berekend door de opbrengst van de produktverkoop te verminderen met de totale kosten. De netto-winst volgt uit het aftrekken van 50% belastingen. Voor dit FVO betekent dat de ROl = 8177% is.
10.7.2 Internal rate of return. Bij deze methode worden de "cash flows", waaronder de investeringen, over de looptijd van het projekt omgerekend naar de huidige waarde met een zodanig return percentage r, dat de som van deze verdisconteerde "cash flows" over de looptijd gelijk is aan nul. De levensduur is 10 jaar en de restwaarde van de plant, s, wordt gesteld op 10% van 1101 , Er wordt voor rechtlijnige afschrijving gekozen. Voor de bouwtijd is één jaar géÏlomen. Voor het verkrijgen van de IRR moet de volgende vergelijking opgelost worden: met
met
r
IRR
=
D : -1I (Iq)"
(10.13)
100.8%.
10.7.3. Pay out time. De pay out time is het minimale aantal jaar dat nodig is om het initieel geinvesteerde kapitaal min het werk kapitaal terug te verdienen. De berekeningen zijn gebaseerd op de "exploration carry over", Eo, die op de volgende manier berekend kan worden: POT
It« - Iw = ---
Eo
met Eo
=
Inkomsten -
Ca Kp .. d L)
In dit proces is de pay out time 0.005415 jaar, ofwel 2 dagen.
(10.14)
3~-------------------------------------------.120
2.5
- ---\-- - --
- - - - - - - -- - - - - r ' - - - --
-+ 100
----
2 -
~ ~
80
......, ~ :'--. CS --'
.--.
(f2.
60
1.5
'--'
0
a:
) L
1
40
0.5~---~~-----------~~~~-+20
0+-------.------.------.-------.------.-------+0 0.8 1 1.2 1.4 1.6 1.8 2 kostprijs interferon [fl/mg] Figuur lQ.4: ROl en POT als funktie van de kostprijs p-interferon
Hoofdstuk 10: Economie.
pagina 10.7
10.8 Berekening kostprijs p-interferon. Op basis van een meer realistische waarde voor de ROl en POT kan een kostprijs voor pinterferon worden afgeschat. Voor de ROl wordt 35% genomen. De kostprijs bij een omzet van 46.32 Mfl. wordt dan: kostprijs p-interferon
=
1.158 flImg
en de POT = 1.125 jaar en IRR = 43.93%. In figuur 10.Lf is de ROl en de POT uitgezet tegen de kostprijs.
10.9 Gevoeligheidsanalyse kosten hulpstoffen De kostprijs van p-interferon bij gelijkblijvende ROl verandert als volgt indien recycle #406, #422 en #510 niet wordt toegepast (zie ook tabel 10.3): kostprijs p-interferon
=
1.17 1.22
flImg : indien verwerkingskosten 2 keer zo hoog worden.
De kostprijs blijkt dus niet al te gevoelig te zijn indien geen recycle wordt toegepast en de verwerkingskosten duurder worden. In de base case (FVO 3120A) wordt voor de kostprijs berekend: kostprijs p-interferon (base-case)
=
1.46
flImg
In tabel 10.4 staat een overzicht van de kosten voor de hulpstoffen in de base-case en dit proces.
Tabel 10.1 KOSTEN VAN GEBRUIK EN VERWERKING VAN HULPSTOFFEN PER JAAR IN GULDENS. INDIEN RECYCLE WORDT TOEGEPAST component
COD [g 02/g]
prijs [fl/kg]
massa In [kg/batch]
grondstofkosten [fl/batch]
[fl/Jaar]
verwerkingskosten [fl/Jaar]
0
0.00
9221.8
23.0545
2305.45
0.00
ureum DTT EDTA glucose
2.13 1.76 0.88 1.07
0.42 3130.00 1.70 2.05
397.695 7.251 1.751 132.578
biomassa kal iumfosfaat IBA
1.37 3.048 0.285
ammonium sucrose 1-octanol
0.97 1.12 2.95 3.1 2.16
5.00 700.00 0.08 1.15 3.67 342.00 2.68
8.093 361.471 30.7 42.135 2125.724
167.0319 22695.63 2.9767 271 .7849 0 15.24 199.5 0.64744 415.69165 112.669 14410.17 5696.94032
16703.19 2269563.00 297.67 27178.49 0.00 1524.00 19950.00 64.74 41569.17 11266.90
167404.44 2522.02 304.51 28034.48 0.00 0.00 110.96 1551.38
12332.531
44011.34
------
=======
4401133.64
1231043.93
water
0 1.97
SDS 2-butanol
utilities (stoom, elektriciteit, koelwater)
260.60
1441017.00 569694.03
80007.13 17897.72 25813.20 907398.09
26060.00
-----4427193.64 125.40 kosten stoom: 12.5 m3/batch = fl./batch low density steam * 3 bar; 190 oC; Tcond=134 oC; 2000 kJ/kg ; fl.30/ton
* 20 naar 100 oC; eff.=0.5
= fl./batch kosten elektriciteit: pompen: 20 a 1 kW met t=2 uur roerders: 10 a 1 kW met t= 100 uur 1 kWh = fl. 0.13 [DACE prijzenboekje, mei 1991] kosten koelwater verwaarloosbaar
135.20
============================= TOTAAL kfl.
5658.24
Tabel 10.2 Inveeterlngskosten apparatuur volgens Lang
reaktor/VaVapparaat
R101 V101 V102 V103 V104 F103 V105 V202 V201 M201 Cf201 V203 R301 üacket) V301 V302 Cf301 R302 V303 Cf302 = Cf201 R401 V401 F401 R402 üacket) V402 V403 K401 (2 kolommen) V404 F402 V501 V504 V405 R501 üacket) V502 F501 K601 V503 V601 V602 F601 K602 V603 [pompen kill tank verdeelplaten SEC
eenheid
5.1 3 0.82 0.03 1.49 4.2 0.1 0.55 0.55 600 4 1.3 5.5 3 1.5
prijs Ifkfll m3 m3 m3 m3 m3 m2 m3 m3 m3 I/h stuks m3 m3 m3 m3
3 m3 0.74 m3 0.4 0.4 1.26 0.4 0.01 0.01 0.393 0.393 1.8 1.26 0.6 0.5 2 1 0.01 1.26 0.393 0.393 0.01 0.35 0.1 0.267 0.092 0.22 20 15 20
m3 m3 m2 m3 m3 m3 m3 m3 m3 m2 m3 m3 m3 m3 m3 m2 m3 m3 m3 m3 m3 m2 m3 m3 stuks m3 stuks
1296.43 109.153 66.6773 2.11055 83.6642 27.3 3.33496 57.2884 57.2884 59 80 79.4378 164.91 109.153 83.8771 98 109.153 64 .1264
jacketed
= 1.2*unjacketed
geroerd geroerd geroerd ongeroerd geroerd 6.5 kfl/m2 ongeroerd geroerd geroerd 20 kfl/stuk geroerd geroerd :geroerd geroerd
geroerd geroerd zie Cf201 50.7588 geroerd 50.7588 geroerd 12 60.9106 geroerd 12.4948 geroerd 1.39024 ongeroerd 5.60995 5.60995 89.8944 geroerd 13.23 10.5 kfl/m2 59.2143 geroerd 55 .2507 geroerd 93 .5665 geroerd 86.28 geroerd 1.39024 ongeroerd 13.23 10.5/m2 5.60995 5.60995 1.39024 ongeroerd 48.2475 geroerd 29.9729 Igeroerd 2.8035 10.5 kfl/m2 3.23094 4.49998 ongeroerd 150 7.5 kfl/stuk 22.3875 ongeroerd 200 10 kfl/stuk
===== 1.2* 1*
fermentor 1555.72 [kfl] rest 2339.82 [kfl]
===== 4 .7* fixed capital costs
3895 .54 [kfl] LANG faktor 18309 [kfl]
Tabel 10.3 KOSTEN VAN GEBRUIK EN VERWERKING VAN HULPSTOFFEN PER JAAR IN GULDENS. INDIEN RECYCLE #406, #422 en #510 NIET WORDT TOEGEPAST component
COD [g 02/g]
water
prijs [fl/kg] 0 2.13
ureum DTT
1.76 0.88
EDTA glucose
1.07 1.37 0 1.97 0.97 1.12 2.95 3.1 2.16
biomassa kal iumtostaat IBA ammonium sucrose 1-octanol SDS 2-butanol
massa In [kg/batch]
grondstofkosten [fl/batch]
0.00
9221.8
23.0545
0.42 3130.00
1106 7.598
1.70 2.05
132.578
5.00 700.00 0.08 1.15 3.67 342.00 2.68
3.048 0.285 8.093 361.471 30.7 42.135 2125.724
464.52 23781 .74 2.9767 271.7849 0 15.24 199.5 0.64744 415.69165 112.669 14410.17 5696.94032
13041 .183
45394.93
1.751
utilities (stoom, elektriciteit, koelwater)
260.60
[fl/Jaar] 2305.45 46452.00 2378174.00
verwerkingskosten [fl/Jaar]
297.67 27178.49 0.00 1524.00 19950.00 64.74 41569.17 11266.90 1441017.00 569694.03
0.00 465556.04 2642.71 304.51 28034.48 0.00 0.00 110.96 1551 .38 80007.13 17897.72 25813.20 907398.09
======
=======
4539493.45
1529316.22
26060.00
====== 4565553.45 kosten stoom: 12.5 m3/batch
= tl./batch
125.40
low density steam * 3 bar; 190 oC; Tcond= 134 oC; 2000 kJ/kg; tl.30/ton
* 20 naar 100 oC; eft. =0.5
=
kosten elektriciteit: tl./batch pompen: 20 a 1 kW met t=2 uur roerders: 10 a 1 kW met t= 100 uur 1 kWh = tI. 0.13 [DACE prijzenboekje, mei 1991] kosten koelwater verwaarloosbaar
135.20
============================= TOTAAL kfl.
6094.87
Tabel 10.4 KOSTEN VAN GEBRUIK EN VERWERKING VAN BELANGRIJKSTE HULPSTOFFEN PER JAAR IN GULDENS vergelijking tussen base-case (FVO 3120A) en dit proces component
ureum OTT EOTA IBA sucrose 1-octanol SOS 2-butanol
Totaal fl./jaar dit proces base-case verschil
grondstofkosten [ft/jaar] base-case di~proces
verwerkingskosten [ft/jaar] dit proces base-case
16703 2269563 298 19950 41569 11267 1441017 569694
0 2750925 410 529 56461 15178 2005823 551322
167404 2522 305 111 80007 17898 25813 907398
0 3047 421 0 108249 24031 35734 882356
4370061
5380648
1201458
1053838
5571519 6434486 862967 in het voordeel van dit proces
Hoofdstuk 11: Conclusies en aanbevelingen
pagina 11.1
11. Conclusies en aanbevelingen In het produktie proces voor Ihinterferon zoals het nu plaatsvindt, worden SDS en DTT als twee belangrijke hulpstoffen gebruikt voor de extraktie en het foldenlunfolden. Vanwege de hoge kosten per kg van deze stoffen is gekeken naar alternatieven voor de procesvoering. Op grond van de uiteenzettingen in dit verslag kunnen met betrekking tot het reduceren van het gebruik van hulpstoffen enkele conclusies getrokken worden. Een eerste mogelijkheid voor beperking is het vervangen van SDS door ureum in de opwerkinsstappen na de extraktie. In het proces zoals in dit verslag beschreven levert dit een besparing van ft. 81600, = per jaar. Het gebruik van hulpstoffen wordt verder beperkt doordat de refoldingstap fed-batch wordt uitgevoerd. De yield van deze stap wordt verhoogd van 91 naar 99.5%. In de opwerking zal dus bespaard kunnen worden op de hoeveelheden hulpstoffen. Verder is gekeken naar het hergebruik van de waterfase uit vloeistof-vloeistof extractie, die veel DTT en SDS bevat. Op deze manier wordt een besparing bereikt op het gebruik van DTT en SDS. Tevens wordt de yield van het proces verhoogd, doordat een gedeelte van het interferon wordt teruggevoerd. De besparing aan hulpstoffen is per jaar ft. 670.000, = en de yield van de oplos- en extraktiestap, met inbegrip van de verlaagde yield van een van de latere chromatografie-stappen wordt verhoogd van 46.4 naar 61. 3 %. Een nadeel van deze optie is dat er hergebruik van niet gesteriliseerd materiaal plaatsvindt. Tenslotte worden de grote afvalstromen van de eerste 'size exclusion' chromatografie kolom en van de eerste ultrafiltratieunit als volgt hergebruikt: voor het oplossen van het precipitaat en als eluent voor de genoemde chromatografie. De laatste mogelijkheid wordt beperkt door een maximaal toegestane DTT concentratie in de produktstroom naar de refolding. Op deze manier wordt ft. 328.000, = per jaar bespaard. Over het totale proces bekeken levert de alternatieve procesvoering een besparing van hulpstoffen en een verbetering van de opbrengst op. Het gebruik van hulpstoffen daalt met ft. 850.000,= per jaar ten opzichte van de 'base case'. De totale kosten van hulpstoffen per kg geproduceerd p-interferon dalen van ft. 161000,= in de base case naar ft. 139.000,= in dit proces. De totale opbrengst van het opwerkingsproces stijgt van 20.1 % naar 27.4 % van de in de fermentatie geproduceerde hoeveelheid. Deze twee effecten samen resulteren in een kostprijsverlaging van ft. 1,46/mg in de base case naar ft. 1,16/mg in dit proces. Hierbij wordt uitgegaan van een ROl van 35%. De huidige verkoopprijs is ft. 100, =/mg. Om tot een beter inzicht te komen in hoeverre stromen gerecycled kunnen worden, dient verder onderzoek gedaan te worden naar de invloed van ophopingen van bepaalde stoffen op de werking van bepaalde processtappen, zoals de invloed van zout en 2-butanol op het oplossen van inc1usion bodies en de invloed van DTT op refolding. Een andere optie zou zijn om DTT in de hergebruikte stroom vooraf te oxideren.
LITERATUUR Albertsson, P.A., Johansson, G., Tjemeld, F., Aqueous Two-Phase Seperations, Editor: Asenjo, J.A., Seperation Processes in Biotechnology, Marcel Dekker Inc., New York, pp 287-327 (1990). Atkinson, B., Marvituna, F., Biochemical Engineering and Biotechnology Handbook, second edition, Stockton Press, New York, pp. 949-955, 986 (1991). Bioseparations (Bioscheidingen), BODL Advanced course (1994) Clark, W .M., Thennodynamics of Protein Partitioning in Aqueous Two- Phase Systems, Editor: Shuler, M.L., Chemical Engineering Problems in Biotechnology, American Institute of Chemical Engineers, New York (1989). Coulson, J.M., Richardson, J.F., Chemical Engineering Vol 6, fITst edition Pergamon Press, New York (1991) Datar, R, Rosén, e.G., Separation processes in biotechnology, Asenjo, J.A. (ed.), fITst edition, Marcel Dekker Inc., New York, pp 753-793 (1990). Datar, R, Rosén, e.G., Biotechnology, 11, pp 349-356 (1993). Deemter, J.J. van, Zuiderweg, F.J., Klinkenberg, A.van, Chem. Eng. Sci. 5, 271 (1956) Environmental Biotechnology (Milieu Biotechnologie), BODL Advanced course (1994). Flaschel, E., Wandrey, C., Kula, M., Ultraflltration for the Separation of Biocatalysts, Adv. Biochem. Biotech., 26, 73 (1983) Forciniti, D., Hall, e.K., Kula, M.R, Temperature Dependence of the Partition Coefficient of Proteins in Aqueous Two-Phase Systems, Biosep., ~, blz. 115-128 (1991) Ganetsos, G., Barker, P.E., Preparative and productionscale chromatogaphy, Marcel Dekker Inc., New York (1992) Hanish, W., Cell Harvesting, Membranes Separation in Biotechnology (1986) Higgins, J.J., Lewis, D.J., Daly, W.H., Mosquiera, F.G., Dunnill, P., Lilly, M.D., Biotech. Bioeng. 20, 178 (1978) Huddleston, J.G., Lyddiatt, A., Aqueous Two-Phase Systems in Biochemical Recovery, Editor: Weetall, H., Applied Biochemistry and Biotechnology, The Humana Press Inc., blz. 249-279 (1990). Huddleston, J., Veide, A., The molecular Basis ofPartitioning in Aqueous Two-Phase Systems, Tibtech., 2, blz. 381-388 (1991).
Literatuur Menge, U., Purification of human fibroblast interferon by extraction in aqueous two-phase systems, Journal of applied biochemistry, 5, 75090 (1983) Montfoort, A.G., (1991) De chemische farbiek, deel 2: Cost engineering en Economische aspekten, Faculteit der Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde, vakgroep Chemische Procestechnologie, T.U. Delft. Oers, C. van, Solute rejection in multicomponent systems during ultrafiltration, PhD Thesis, TU Eindhoven, 1994 Pandit, A., Rheological properties of Dextran, Polyethylene Glycol, Bovine Serum Albumine and their mixtures, Biotechnology Techniques Vol 3, 2, 125-130 (1989) Perry's Chemical Engineers' Handbook, 50th ed. (1984) Riet, K. van 't, Tramper, J., Basic Bioreactor Design, Marcel Dekker Inc., New York (1991) Sauer, Th., Robinson, C.W., Glick, B.R., Biotech. Bioeng., 33, 1330-1342 (1989) Sheldon, J. M. , The fme structure of ultrafiltration membranes TI. Protein fouled membranes, Journal of Membrane Science, 62, 87-102 (1991) Weast, R.C., Handbook of Chemistry and Physics, 64th edition (1983-1984), editor R.C. Weast, CRC-press Florida Webci en Wubo, 'Prijzenboekje' , 14th edition, Dutch Association of Co st Engineers, Leidsendam (1991)
PATENTEN:
WO 83/03103 WO 89/02750 WO 89/05158 US Patent no. 4,262,090 US Patent no. 4,450,103 US Patent no. 4,894,330
Bijlage 2.1 -
-
_.- -
.
1 Fermentatie 2 'Crossflow' microfiltratie 3 Cel disruptie 4 'Inclusion body recovery' 5+6 Oplossen + Extractie 7 Precipitatie 8 Precipitaat winning 9 Oplossen precipitaat 10 Filtratie 11 Reductie 12 'Size exclusion' chromatografi 13 Oxidatie 14 Ultrafiltratie (concentrering) 15 'Size exclusion' chromatografi 16 Ultrafiltratie (concentrering) 17 Ontzoutings chromatografie
17 Ontzoutings chromatografie 16 Ultrafiltratie (concentrering) 15 'Size exclusion' chromatografie 14 Ultrafiltratie (concentrering) 13 Oxidatie 12 'Size exclusion' chromatografie
...
11 Reductie
E E :l
10 Filtratie
a.
9 Oplossen precipitaat
C
.!!! en
.
-
-
-
..
'Base case' Stap-Yield Totale Yield
Stap
Cl)
-
8 Precipitaat winning 7 Precipitatie
1.000 0.950 0.870 0.900 0.504 0.980 0.900 0.980 0.980 0.950 0.950 0.910 0.940 0.920 0.940 0.950
1.000 0.950 0.827 0.744 0.375 0.367 0.331 0.324 0.318 0.302 0.287 0.261 0.245 0.226 0.212 0.201
-
.
._ ..
FV03120D Stap-Yield Totale Yield 1.000 0.950 0.870 0.900 0.656 0.980 0.900 0.980 0.980 0.950 0.950 0.995 0.940 0.860 0.940 0.970
1.000 0.950 0.827 0.744 0.488 0.478 0.430 0.422 0.413 0.393 0.373 0.371 0.349 0.300 0.282 0.274
-
-
-
-
-
-
5+6 Oplossen + Extractie 4 'Inclusion body recovery' 3 Cel disruptie 2 'Crossflow' microfiltratie 1 Fermentatie
o
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5 Yield
I0
Step Yields
_
Overall Yields
0.6
0.7
0.8
0.9
Bijlage 4.1: processtappen met bijbehorende procestijden schoonmaken koelen
2 5
proces aktie
procestijd per stap
unit cumulatief
uur
0 0.5 29.5 32.5 34.9 39.5 40 44
0.5 29 3 2.4 4.1 0.5 4
vullen met medium uit V1 01 fermentatie inaktivatie met oktanol uit V1 03 concentratie (F103) diafiltratie (F1 03), was vloeistof uit legen naar voorraadvat homogeni schoonmaken
2 V101 2 voorraadvat medium 2 2 2 2
0 0.5 2.5 3 4 9
0.5 2 0.5
legen naar fermentor (R1 01) schoonmaken vullen steriliseren koelen
3 V102 3 voorraadvat glucose 3 3 3 3
0.5 29.5 31.5 32 33 38
29 2 0.5
4 V103 4 voorraadvat oktanol 4
29.5 32.5 33
3 0.5
legen naar fermentor (R1 01) vullen
5 V104 5 voorraadvat wasoplossing 5 5 5
28.9 29 .9 34.9 39 39.5
5 4.1 0.5
schoonmaken koelen legen naar fermentor (R1 01) vullen
R101 fermentor
5
5
fed batch toevoeren naar fermento schoonmaken vullen steriliseren koelen
F103 micro- en ultrafiltratie
32.5 34.9 39 39.5 59.5
2.4 4.1 0.5 20
concentreren, R101 als toevoervat diafiltratie, R101 als toevoervat back flush schoonmaken
7 V105 7 back-flush vat 7 7 7
32.5 39.5 40 42 42.5
7 0.5 2 0.5
back flush naar F1 03 legen naar afvalstroom schoonmaken vullen
8 V202 8 voorraadvat 8 homogenizer
39.5 40 41
0.5
1ste keer vullen vanuit fermentor ( 1-ste pass homogenizer
6 6 6 6 6
8 V202 8 8 8
41 42 43 45
9 V201 9 voorraadvat 9 homogenizer
40 41 42
1ste keer vullen na 1-ste pass hom 2-de pass homogenizer
9
42
vullen met 3-de pass uit homogeni
V201
2
vullen met 2-de pass uit homogeni 3-de pass homogenizer schoonmaken
43 43.5 47.5 49.5
9 9 9 9
40 41 42 43 45
0.5 4 2
toevoegen sucrose vanuit V203 legen naar centrifuge (Cf201) schoonmaken
1-ste pass 2-de pass 3-depass schoonmaken
10 10 10 10 10
M201 homogenizer
11 11 11 11
Cf201 centrifuge voor afscheiden inclusion bodies
43.5 54.9 55.4 57.4
11.4 0.5
12 12 12 12 12
V203 voorraadvat sucrose-oplossing
43 43.5 45.5 50.5 51
0.5 2 5 0.5
legen naar V201 schoonmaken koelen vullen
13 R301 13 reduktie en 13 - extraktie vat 13 13 13 13
54.9 55.4 58.4 58.9 59.9 60.9 62.9
0.5 3 0.5 1
vullen vanuit centrifuge (Cf201) reduceren vullen met butanol extraktie legen naar centrifuge (Cf301) schoonmaken
14 14 14 14 14 14
V301 voorraadvat met reduktie hulpstoffen
55.4 58.4 60.4 60.9 61.9 66.9
3 2 0.5 1 5
legen naar R301 schoonmaken vullen steriliseren koelen
15 15 15
V302 voorraadvat
55.4 59.9 60.4
4.5 0.5
legen naar R301 vullen
16 16 16
Cf301 liquid-liquid centrifuge butanol/water scheiding
59.9 60.9 62.9
1 2
17 17 17 17 17
R302 precipitaite-vat
59.9 60.9 63.9 64.5 66.5
1 3 0.6 2
vullen vanuit Cf301 precipiteren legen naar Cf302 schoonmaken
18 18 18 18 18 18
V303 voorraadvat fosfaat-oplossing
60.9 63.9 65.9 66.4 67.4 72.4
3 2 0.5 1 5
legen naar R302 schoonmaken vullen steriliseren koelen
19 19 19 19
Cf302 centrifuge voor afscheiden precipitaat
63.9 64.5 65 67
0.6 0.5 2
centrifugeren legen naar R401 schoonmaken
20 20 20 20
R401 oplosvat precipitaat
64.5 65 66 70
0.5
vullen vanuit Cf302 oplossen precipitaat legen naar F401 schoonmaken
2
2
2
4 2
centrifugeren inclusion bodies legen naar R301 . schoonmaken
centrifugeren schoonmaken
20 21 21 21
72 V401 voorraadvat voor hulpstoffen oplossen precipitaat
21 21 21 21 21
64.5 65.5 67.5
1 2
legen naar R401 schoonmaken
79 81.8 82.3 83.3 88.3
2.8 0.5 5
vullen vanuit F402 vullen overig steriliseren koelen
22 22 22
F401 dead-end microfiltratie
66 70 72
4 2
dead-end filtratie schoonmaken
23 23 23 23 23
R402 reduktie-vat
66 70 73 80 82
4 3 7 2
vullen vanuit F401 reduceren legen schoonmaken
24 24 24 24 24 24
V402 voorraadvat met reduktie hulpstoffen
69.5 70 72 72.5 73.5 78.5
0.5 2 0.5 5
legen naar R402 schoonmaken vullen steriliseren koelen
25 25 25
V403 voorraadvat natronloog
70 73 73.5
3 0.5
legen naar R402 vullen
26 26 26
K401 size-exclusion
73 79 81
6 2
73 79 81 .8 82.3 84.3
6 2.8 0.5 2
vullen vanuit K501 ultrafiltratie legen naar afvalstroom schoonmaken
79 81.8 101 .8
2.8 20
vanuit V404 ultrafiltratie schoonmaken
73 79 82 64
6 3 2
30 V504 30 voorraadvat hulp30 stoffen oxidatie 30 30
73 79 81 81.5 82.5
6 2 0.5
31 31 31 31 31 31 31
V405 voorraadvat elutievloeistof
73 79 79 81.8 82.3 83.3 88.3
6 2 2.8 0.5 5
legen naar K501 schoonmaken vullen vanuit F402 vullen overig steriliseren koelen
32
R501
73
6
vullen vanuit V504
27 V404 27 buffervat voor ultra27 filtratie unit F402 27 27 28 28 28
F402 ultrafiltratie unit
29 29 29 29
V501 voorraadvat voor fedbatch toevoegen
5
size exclusion chromatografie 1 regenereren
vullen vanuit K401 legen naar R501 schoonmaken
legen naar R501 schoonmaken vullen steriliseren koelen
32 32 32 32 32
oxidatievat
79 82 84.8 97.8 99.8
3 2.8 13 2
fed-batch oxideren legen naar ultrafiltratie legen naar K601 schoonmaken
33 33 33
V502 voorraadvat natronloog
79 82 82.5
3 0.5
legen naar R501 vullen
34 34 34
F501 ultrafiltratie unit
82 84.8 104.8
2.8 20
ultrafiltratie schoonmaken
35 35 35
K601 size exclusion 2
84.8 92.8 94.8
8 2
36 36 36
V503 voorraadvat ijsazijn
79 82 82.5
3 0.5
legen naar R501 vullen
37 37 37 37 37 37
V601 voorraadvat elutievloeistof
84.8 92.8 94.8 95.3 96.3 101.3
8 2 0.5
legen naar K601 schoonmaken vullen steriliseren koelen
38 38 38 38
V602 buffervat voor ultrafiltratie
84 .8 92.8 94.4 94.9
8 1.6 0.5
vullen vanuit K601 ultrafiltratie buffervat legen naar K602
39 39 39
F601 ultrafiltratie unit
92.8 94.4 114.4
1.6 20
ultrafiltratie schoonmaken
40 40 40
K602 ontzoutings chromatografie
94.4 96.3 98.3
1.9 2
ontzoutings-chromatografie regenereren
41 41 41 41 41 41
V603 voorraadvat elutievloeistof
94.4 96.3 98.3 98.8 99.8 104.8
1.9 2 0.5
legen naar K602 schoonmaken vullen steriliseren koelen
5
5
size exclusion chromatografie 2 regenereren
Bijlage 6.1: stroom- en componentenstaat
STROOM I COMPONENTENSTAAT KG/BATCH
M-debiet
SECTIE 1 ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
: : :
COMPONENTEN
R101 101 ent M
water
R101 102 koelwater
Rl01 103 warmwater
R101 104 zuurstof verbruikt
V104jR101 105 octanol
M
M
M
M
204589 0.020
ent octanol
30.700
zuurstof
I
46.154
I 0.020
TOTAAL:
ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
:
: :
COMPONENTEN water
I 204589
I0
I 46.154
V104jR101 106 fosfaatopI.
V102jR101 107 glucoseopI.
V101jR101 108 medium
R101jF103 109 produktstroom
jR101 110 kooldioxi de-prod.
M
M
M
M
M
1485.501
712.249
3000
3755.804*
1.991 30.700
octanol glucose
I
0.020
ent fosfaat
I 30.700
109.960
ammonium
22.618
28.77
8.093
kooldioxide
65.003
beta-IFN (incl.bod. jcel)
1. 485
DNA (incl.bod. jcel)
0.990
overige eiwitten (cel)
27.223
celwand materiaal (cel)
19.799
TOTAAL: 1487.491 822.309 * l.nclusl.ef produktl.ewater (=43.555)
3030.711
3864.791
65.003
I
ApPARAAT NR. : STROOM NR. : NAAM :
COMPONENTEN water
R101 111 koelwater
R101 112 warmwater
R101/F103 113 naar microfiltratie
R101V202 114 uit diafiltratie naar homogenizer
F103/R101 115 uit microfiltra -tie naar diafilt.
M
M
M
M
M
204589
3755.804
494.503
fosfaat
I
0.663
octanol
30 . 700
glucose
28.77
beta-IFN (incl.bod. /cel)
1.485
1.411
1 . 411
DNA (incl . bod. /cel)
0.990
0.940
0.940
overige eiwitten (cel)
27 . 223
25.862
25.862
celwand materiaal (cel)
19.819
18.828
18.828
I 204589
TOTAAL:
ApPARAAT NR. STROOM NR . NAAM COMPONENTEN
I
494.503
: :
:
F103 116 afval M
water
4746.801
fosfaat
1. 328
octanol
30.700
glucose
28.77
beta - IFN (incl . bod . /cel)
0.074
DNA (incl.bod. /cel)
0.049
overige eiwitten (cel)
1.361
celwand materiaal (cel)
0.991
TOTAAL:
I 3864 . 791 I 542.207 I 541.544 I
I0
I 4810.075 I
M
M
I
M
I
M
I
I
STROOM I COMPONENTENSTAAT M-debiet SECTIE 2 ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
KG/BATCH
M201/V201 202 uit laatste hom. pass M
V201/C201 203 naar centrifuge M
V202/V201 205(=207) naar homogenizer
COMPONENTEN
V203/V201 201 sucroseop 1. voor centr. M
water
903.678
494.503
1398.181
494.503
1323.285
0.663
0.663
0.663
0.562
: : :
fosfaat sucrose
I
M
361.471
361. 471
C201 206 afval uit centrifuge M
306.723
beta-IFN (incl.bod. /cel)
0.183
0.183
1.411
0.018
DNA (incl. bod. /cel)
0.122
0.122
0.940
0.012
overige eiwitten (cel)
3.362
3.362
25.862
0.336
celwand materiaal (cel)
2.448
2.448
18.828
0.245
beta-IFN (incl. bod. )
1.227
1.227
0.123
DNA (incl. bod. )
0.818
0.818
0.082
overige eiwitten
22.500
22.500
18.082
celwand materiaal
16.380
16.380
13.164
TOTAAL:
I 1265.149 I 542.207 I 1807.356 I 542.207 I 1662.632 I
ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
M201jV201 208(=202) uit laatste hom. pass M
C201jV304 209 uit centrifuge M
H201 210 koelwater
H201 211 koelwater
COMPONENTEN
R101jV202 207(=114) uit microfiltratie M
M
M
water
494.503
494.503
74.897
13555.3
fosfaat
0.663
0.663
0.100
: : :
sucrose
I
54.748
beta-IFN (incl.bod. jcel)
1.411
0.183
0.165
DNA (incl.bod. jcel)
0.940
0.122
0.110
overige eiwitten (cel)
25.862
3.362
3.026
celwand materiaal (cel)
18.828
2.448
2.203
beta-IFN (incl. bod. )
1.227
1.105
DNA (incl. bod. )
0.818
0.736
overige eiwitten
22.500
4.418
celwand materiaal
16.380
3.216
TOTAAL:
13555.3
I 542.207 I 542.207 I 144.724 I 13555.3 I 13555.3 I
STROOM I COMPONENTENSTAAT M-debiet
KG/BATCH
SECTIE 3 ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
COMPONENTEN water
: : :
V301 301 nieuw oplosmiddel M
1446.142
V301/R301 302 totaal oplosmiddel
R301 303 koelwater
R301 304 warmwater
V303/R302 305 fosfaatopl.
M
M
M
M
2724.680
fosfaat
0.085
sucrose
53.664
overige eiwitten
2.558
celwand materiaal
3.153
beta-IFN
0.318
DNA
0.686
DTT
6.508
8.648
SDS
42.135
55.993
EDTA
1. 215
1.615
26176.19
737.055 0.981
NaOR
I
acetaat
0.002
2-butanol
133.534
NaCl
11.449
TOTAAL:
I 1496.000 I 2996.385 I 26176.19 I 0
I 738.036 I
ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
: : :
COMPONENTEN
R302 306 ijsazijn
R301 307 2-butanol
R301 308 zout-opl.
R302/C302 309 uit precipitatie
C301/R302 310 butanol uit extractie
M
M
M
M
M
water
958.727
221. 672
fosfaat
0.996
0.015
overige eiwitten (opgelost)
0.010
0.483
overige eiwitten (onopgelost)
0.474
beta-IFN (opgelost)
0.014
beta-IFN (onopgelost)
0.710
DTT
4.324
4.324
SDS
27.997
27.997
EDTA
0.807
0.807
1.038
0.005
1989.492
1989.492
acetaat
5.000
1. 033 2125.724
2-butanol
13 .117
NaCl
I
TOTAAL:
I 1. 033
I 2125.724 I 18.117
. 1. 437
0.725
1. 437
I 2986.026 I 2246.957 I
ApPARAAT NR. : STROOM NR. : NAAM :
COMPONENTEN
R301/C301 312(=313) naar extractie centrif.
C301 313 (310+315) naar extractie centrif.
R302/C302 314(=309) naar precipitaat winning
C301/F301 315 waterfase uit extractie
M
M
M
M
M
water
2804.576
2804.576
958.727
2582.904
fosfaat
0.185
0.185
0.996
0.170
sucrose
108.411
108.411
108.411
onopgeloste biomassa (in cel)*
5.504
5.504
5.504
overige eiwitten (opgelost)
5.650
5.650
0.010
5.167
overige eiwitten (onopgelost)
1. 325
1. 325
0.474
1.325
beta-IFN (opgelost)
1. 368
1. 368
0.014
0.643
beta-IFN (onopgelost)
0.055
0.055
0.710
0.055
DNA (opgelost)
1. 385
1. 385
1.385
DNA (onopgelost)
0.037
0.037
0.037
celwand materiaal (opgelost)
6.369
6.369
6.369
DTT
8.648
8.648
4.324
4.324
SDS
55.994
55.994
27.997
27.997
EDTA
1. 614
1. 614
0.807
0.807
0.010
0.010
1. 038
0.005
2-butanol
2259.257
2259.257
1989.492
269.765
NaCl
24.566
24.566
1.437
23.129
acetaat
*
R301 311 ijsazijn
0.008
5284.954 5284.954 2986.026 0.008 3037.997 TOTAAL: Dl.t l.S al het materl.aal wat nog l.n de cel Zl.t: Ul.t stroom 209: t -IFN (incl.bod.jcel) + DNA (incl.bod.jcel) + overige eiwitten (cel) + celwand materiaal (cel)
ApPARAAT NR. STROOM NR . NAAM
: : :
COMPONENTEN water
R301 316 koelwater
R301 317 warmwater
M
M
26176.19
F301 318 naar filter M
F301jV301 319 recycle naar 1e reductie
F301 321 retentaat
M
M
1291.452
1278.538
fosfaat
0.085
0.085
sucrose
54.206
53.664
onopgeloste biomassa (in cel) (IFNjDNAjO. E jcelwand)
2.752
overige eiwitten (opgelost)
2.584
overige eiwitten (onopgelost)
0.663
beta-IFN (opgelost)
0.322
beta-IFN (onopgelost)
0.028
DNA (opgelost)
0.693
DNA (onopgelost)
0.019
celwand materiaal (opgelost)
3.185
3.153
0.032
DTT
2.162
2.140
0.022
SDS
13.999
13.858
0.141
EDTA
0.404
0.400
0.004
acetaat
0.003
0.002
0.001
2-butanol
134.883
133.534
1. 349
NaCl
11.565
11. 449
0.116
1519.005
1500.385
18.62
TOTAAL:
26176.19
0
12.914
0.542 2.752
2.558
0.356
0.663
0.318
0.004 0.028
0.686
0.007 0.019
ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
: : :
COMPONENTEN
I
F301 322 spui
C302 323 zware fractie M
M
M
C302 324 lichte fractie M
water
1291.452
1.489
957.238
fosfaat
0.085
0.002
0.994
sucrose
54.205
onopgeloste biomassa (in cel) (IFNjDNAjO. E jcelwand)
2.752
overige eiwitten (opgelost)
2.583
0.426
0.057
overige eiwitten (onopgelost)
0.662
beta-IFN (opgelost)
0.321
0.639
0.086
beta-IFN (onopgelost)
0.027
DNA (opgelost)
0.692
DNA (onopgelost)
0.018
celwand materiaal (opgelost)
3.184
DTT
2.162
0.007
4.318
SDS
13.998
0.043
27.953
EDTA
0.403
0.001
0.806
acetaat
0.002
0.002
1. 036
2-butanol
134.882
3.089
1986.403
NaCl
11.564
0.002
1.435
TOTAAL:
I 1518.992 I
I 5.700
I 2980.326 I
M
I
STROOM/cOMPONENTENSTAAT KG/BATCH
M-debiet
SECTIE 4 ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
: : :
COMPONENTEN
V401 401 nieuw oplosmiddel M
F401 402 retentaat
V401/R401 403 oplosmiddel
R401/F401 404 opgelost precipitaat
R401/F401 405 naar filtratie
M
M
M
M
water
2.761
224.295
225.784
225.784
fosfaat
0.069
0.110
0.111
0.111
0.418
0.418
0.009
0.009
0.626
0.626
0.013
0.013
0.431 (0.077)
0.431 (0.077)
overige eiwitten (opgelost) 0.017
overige eiwitten (onopgelost) beta-IFN (opgelost)
0.025
beta-IFN (onopgelost) DTT*
0.424 (0.077)
SDS
0.006
· 0.049
0.049
170.400
170.400
170.400
EDTA
0.121
0.122
0.122
acetaat
0.001
0.003
0.003
2-butanol
1. 789
4.878
4.878
NaCl
0.001
0.004
0.004
Ureum
3.208
0.042 397.147 402.848 TOTAAL: 6.038 402.848 I* tussen I I I I I I haakJes staat de hoeveelhe1d geox1deerd
ApPARAAT NR. : STROOM NR. : NAAM :
COMPONENTEN
F401/R402 407 filtraat
R402 408 koelwater
R402 409 warmwater
M
M
M
M
V404 411 concentraat M
water
221.534
225.784
fosfaat
0.041
0.111
0.048
overige eiwitten (opgelost)
0.409
0.301
beta-IFN (opgelost)
0.614
0.029
3362.698
2017.619
281.425
DTT
0.424 (0.077)
0.431 (0.077)
0.538 (0.099)
SDS
0.006
0.049
0.007
Ureum
167.192
170.400
212.392
EDTA
0.121
0.122
0.143
acetaat
0.001
0.003
0.713
2-butanol
1. 789
4.878
2.126
NaCl
0.001
0.004
0.002
I
TOTAAL:
ApPARAAT NR. : STROOM NR. : NAAM : COMPONENTEN
I 391.109 I 402.805 I 3362.698 I 2017.619 I 497.723 I V402/R402 412 reductiemiddel M
F402 415 spui M
R402 416 (415+406)
R402 417 koelwater
R402 418 warmwater
M
M
M
water
94.346
315.880
fosfaat
0.022
0.063
0.180 (0.033)
0.604 (0.110)
SDS
0.003
0.009
Ureum
71. 203
238.396
EDTA
0.065
0.186
acetaat
0.922
0.923
2-butanol
0.963
2.752
NaCl
0.001
0.002
DTT*
I
V401 406 recycle oplos middel
TOTAAL:
0.743
I 0.743
(0)
3362.698
2017.619
I 167.705 I 558.815 I 3362.698 I 2017.619 I
ApPARAAT NR. : STROOM NR. : NAAM :
COMPONENTEN
M
k401/V404 420 afval recycle M
R402 421 uit reductie M
V405 422 eluent recycle
K401 423 totale kolomtoevoer
M
M
water
734 . 606
1016.031
225.784
418.726
1354.708
fosfaat
0.151
0.199
0.111
0.088
0.199
overige eiwitten (opgelost)
0.301
0.440
0.440
beta-IFN (opgelost)
0.029
0.583
0.583
DTT
1.405 (0.258)
1.943 (0.358)
1.174 (0.077)
0.800 (0.147)
2.200 (0.450)
SDS
0.022
0.029
0.049
0.013
0.062
Ureum
554.408
766.800
170.400
316.013
1022.400
EDTA
0.447
0.590
0.122
0.261
0.590
acetaat
2.223
2.937
0.003
1.300
4.072
2-butanol
6.627
8.752
4.878
3.875
8.753
NaCl
0.005
0.006
0.004
0.003
0.007
I
I 1299.894 I 1797.617 I 403.548 I 741.079 I 2394.014 I
TOTAAL:
ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
COMPONENTEN
I
F402 419 filtraat
: : :
V405 424 nieuw eluent M
V405/K401 425 eluent
K401/V501 426 uit kolom /naar oxidatie
M
M
water
1128.924
fosfaat
0.088 0.139
beta-IFN (opgelost)
0.554
DTT
1. 026 (0.373)
0.256 (0.093)
SDS
0.013
0.033 255.600
311. 362
852.000
EDTA
0.207
0.468
acetaat
2.769
4.069
2-butanol
3.875
NaCl
0.003
TOTAAL:
M
338.677
overige eiwitten (opgelost)
Ureum
M
1.135
I 314.338 I 1990.466 I 596.394 I
I
I
STROOM I COMPONENTENSTAAT M-debiet SECTIE 5
KG/BATCH
ApPARAAT NR. : STROOM NR. : NAAM :
COMPONENTEN
V501/R501 501 naar oxidatie
R501 502 koelwater
R501 503 koelwater
R501/F501 504 naar ultrafiltratie
V504/R501 506 oxidatievloeistof
M
M
M
M
M
water
338.677
342.06
342.06
overige eiwitten (opgelost)
0.139
0.141
beta-IFN (opgelost)
0.554
0.551
DTT
0.256 (0.093)
0.256 (0.256)
SDS
0.033
0.033
Ureum
255.600
255.600
IBA TOTAAL:
:
: :
I
0.285
0.285 469.339
596.394
342.06
342.06
1065.732
R501/K601 507 uit ultrafiltratie
F501 509 afval uit ultrafiltratie
510 recycle naar V405
511 spui
M
M
M
51. 917
755.566
overige eiwitten (opgelost)
0.133
0.008
0.008
beta-IFN (opgelost)
0.518
0.033
0.033
DTT
0.017 (0.017)
0.240 (0.240)
SDS
0.002
0.032
Ureum
16.625
238.975
EDTA
0.013
0.235
0.235
acetaat
0.060 .
1.075
1. 075
0.285
0.285
TOTAAL:
I 69.285
710.198
M
water
IBA
0.248
1.135
1.135
acetaat
COMPONENTEN
468.806
0.248
EDTA
ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
807.483
0.225 (0.225)
M
45.368
0.014 (0.014) 0.032
224.625
14.349
I 996.449 I 935.048 I 61.399
I
I
STROOM I COMPONENTENSTAAT M-debiet SECTIE 6
KG/BATCH
ApPARAAT NR. : STROOM NR. : NAAM :
COMPONENTEN
K601 601 afval 2e S.E. kolom M
K601 602 toevoer 2e S.E. kolom M
water
233.626
311. 501
overige eiwitten (opgelost)
0.124
beta-IFN (opgelost)
K601 603 eluent 2e S.E. kolom
K601/V602 604 naar ultrafiltratie
R501/K601 606 afval ontzoutingskol.
M
M
M
259.584
77.875
204.753
0.133
0.009
0.001
0.073
0.518
0.446
0.013
DTT
0.017 (0.017)
0.017 (0.017)
SDS
0.001
0.002
0.001
0.001
Ureum
78.970
99.752
83.127
20.781
11.126
EDTA
0.070
0.094
0.081
0.023
acetaat
0.655
0.874
0.814
0.218 0.008
natronloog
I
I 313.536 I 412.891 I 343.606 I 99.353
TOTAAL:
ApPARAAT NR. STROOM NR. NAAM
COMPONENTEN
: : :
V602 609 uit ultrafil tratie M
K602 610 naar ontzoutingskol. M
water
36.157
258.988
overige eiwitten (opgelost)
0.009
beta-IFN (opgelost)
V603 612 eluent
M
222.831
F601 614 afval ultrafiltratie M
I 215.902 I K602 615 eindprodukt M
41.718
54.235
0.009
0.001
0.008
0.419
0.419
0.027
0.406
SDS
0.001
0.001
Ureum
11.126
11.126
DTT
9.655
EDTA
0.023
acetaat
0.218
natronloog TOTAAL:
47.712
0.011
0.011
270.554
222.842
0.003 51. 642
54.649
Bijlage 6.2: massa- en warmtebalans
MASSAIN
M
46.06
WARMTE-BALANS
EN
Voorwaarts Q
Retour
M
M
Q
Q
7.15
O~-
603.53
10.10
P;~~l\HJ RlOl
wor",,\..e.
253.69
'1erduM-
voedil\(,; (101'" ,D's-) +ICqt-lcS
2573.46
Q
p:-ocil.,Ldie. (110)
C. 104)
3883.74
M
65.00
CD2-
ve.r-
\xu.i~
UIT
wOJ'LÀ
proc.t.((""'' Ij Fermen-
r \-(vJ
243_25
'>
tatie
554.36
w.toe.Joer "ia 5o.S (\116)
29 uur
roerder-
1628.64
(r-I-{S) ., kodn'\~ l\-\c\
202834
Uc>2) 3864.79
(~D<J)
600.59
iI
13.39
VJ(l(""k
Ç)roctMk.b~
Fl03 MP 2.4 uur
541.54
... \. 10'2..) ,
541.54
3323.25
516.43
637.62
13.39
1486.83
231.05
'"
koe.\i/'lo..
R 101 M f > Diaf .- .,
~~)
:~S")
.v
84.16
I+·I\~~
I{oS-{aot -... ~\.(I()b)
W(J[rI\t~ ..
23.44
(11 6)
4259.52
\
637.62
231.16
It, \bOAl
202834
UIS)
97.55
1487.49
..
Cl' b) ,.
Fl03 Diaf. 4.1 uur
•
~n:x:t
542.21
~I'-{)
.v
84.26 1116.19
,
~
C!0l.)
Rl 0 1 Diaf > Hom.
koe.\\tiC!.
6\Lj) ,~
•
(111)
,.
1116.19
23.44
VERVOLG (1) IN
M
Voorwaarts
UIT
Retour
M
M
Q
Q
Q
542.21 84.26 4608.88 (1\0)
..
M
Q
(\\~) ,.......lL H
kce\if\C\, ,..
201
4608.88
38.71
2982.14
25.05
2982.14
25.05
2..\ I
L...-.--
542.21
~I~)
45.55
.--"--
v 202
--
542.21
,eposs
45.55 25.05
....j,,--
\.JQ.r~~
M
~ro~"'~Q.'
201 -r--
542.21
lt.pqsS
70.60
...-Jt-
.
2982 . 14
G\C)
koe.lw.o.. (21\)
H
201
.#'
.
'--r--
542.21
te.. pasS
,....JL
45.55
v 201 L....-_
542.21
e
2-
45.55 25.05
(>"-s>
~L
l,Jct,-",,4e..
~ M 201
~~~~
L..-:o-
542 . 21
le. p"-SS
70.60
~'-
2982.14 \..'2.10 )
>
"oc\\ 'Y:A
H
201
(2.\1)
L....-.--
542.21 45.55
2. C. fCASS
J"
VERVOLG (2) Retour
Voorwaarts
IN
M M
lCpo..<;C;;
Q
~L
Q
UIT
M Q
M
Q
v 202
'--.542.21
~ep"~
~"-
45.55 25.05
WW""
~
M
.... 201
r~;[
'---:---
542.21
3c ~s
lt pq. ,.-'--
70.60 2982.14
(?\O)
Wil\~,
H
,
201
2982.14
25.05
1662.63
139.66
(21\) '"
'--r--
542.21
c
3 po.sS
---,L
45.55 1265.15
106.27
~ûcrose",
v
Ofl . (2.01)"
201
-1807.36
L:{(3)
151.82
.--"-
c
D.ko.\ " (2.c>b) , r--____ 201
144.72 12.16 1496.00
157.08
-®-r---
I"
OD\OS -
c.a.tkoe1eJ\..
1'11. (301)"
v 301
376.99
s\tri -
,"
h'sQ..tle...
-r--
1496.00
-- --
1500.39
---
r
~L
489.93
U.\J. b* _......
157.54
(3''1) 2996.39 647.47
v 301
'---
-@-- --,
'ct~(
44.14
VERVOLG (3) IN
Voorwaarts
Retour
M M
0.01
Q
(1.~)
Q
~
ii
M
,.........;L
1 So.tli i ,.., , (311) ..
0.00
~ol)
UIT
Q
M
Q
R
301
26176. 19
...
26176.19
329.82
.,
1518.99
159.49
n . v.b* .... ("31:\) '"
1500.39
157.54
re..\:e.t\~ '(3'21) ~
18.62
1. 96
Ct\\JCI-\
2980.33
312.93
kCle..lI'I)!\
(}03) "
'-r--
(3\6)
~
3141.11
~L
329.82 2143.84
..
~~()\t_
225.10
lolAt ( 3Ot
R
301
i-308)'-r--
5284.95
S(2)
554.92
~L c
Ij 1(3)
301
~
\1, 2246 . 96
- - . -@r ~'--
~~.\o ('30~
77.60
(32..<.)
'--r--
235.93 739.07
SpLM
R
'f}~bjv"ll C:s~ ,..... 11 ' \ 302
1519.01
31~
-
159 . 50
.--L-
.;) F
2986.03
301
-@-..
313.53 '-
~,....--
C
302
r'---
5.70
-@t-
0.60
'll
(3~'1)
....
...
VERVOLG (4) IN
M
Voor waarts
Retour
M
M
Q
Q
Q
::l~
5.70 0.60 391.11
41.07
UIT
M
Q
(l;o6) " 6.04
0.63
I
e»\o"
M.I ~
('1°\)
I'
v 401
koe&,
~kr~H~~.
100 . 08
%~cht
"
397.15 41.70
100.08
'--r--
e
--~I.L ~
R 401
'--.--402.85
~°Lt) ,...-L
42.30
F 401
~I.O.\ (~O1.')
0.04
0.00
;-
'--r--
402 . 81
~()T)
42.29 0.74
r-'L
OTT
0.08
-
Ctt l 1.) 2017 . 62
42.37
b~e.'\ ..,
~O9)
R 402
kcclt>'l ... ('1 Ir)
3362 . 70
(lloS) :. '---
403.55 42.37
0-
\11
L.4 IB )
-'-
2017.62
3362.70
42.37
VERVOLG (5) IN
M
Voor waarts Q
Retour
M
M
Q
Q
403.55
UIT
M
Q
-@)-
42.37 r---
314.34
33.01
l'lie.u.,.l.) "
<M"" CLj L4) 741.08
935.05
77.81
I'
\..tN. 6
98 . 18
~U
'
u..v.b
I
Ç"\O
,-
v 405
S~ll.l,-
501.60
1990 . 47
bele.",
501.60
~ Q;.,o..t/
'--r--
-<@}
. -'
209 . 00 ~
~L K 401
r-
1797.62 188.75
~
'--
t--
--r--L.-
V 404
1797.62 188.75
.............-
® .- -
,-:lJn .v.b ,
(t;n)
"
cot'CeJ\tn.t 4 . 81
~~,
F 402
~-
, S(plM
'---
62 . 62
-e@}
77.81
497.72
57.07
167.71
17 . 61
391.11
41.07
(~H)
-
n.v ,\, " (yo6) ... 596.39
741.08
VERVOLG (6) IN
M
Voorwaarts
Retour
M
M
Q
Q
Q
596.39
UIT
M
Q
-<@>-.
62.62
.---
~ V SOl
'-----
596.39
(5-0()
62 . 62 469 . 34
,........., '-6x~dcd-\e.
49.28
R
l . \-0-' 501 \JUel.> L-so6) '-:-
1065.73 )O~
,....:.L
111 . 90
('I .v .b,
\..vO.f ...... ~
4.31
F 501
l5"1O) , Spw.
,
, ~
935.05
98.18
61 . 40
6.45
342.06
4.31
313.54
32.92
("-H)
\><'001.. . '--I'""'-
69.29
CSC>!)
11.58 342.06
~'-
... (5Cl) ...-
R
ble.-. ...
SOl
('03)
'----,--
69.29
tso})
7.27 343.61
It ;---''--
~,
36.08
(pos) .,
K 601
o.tco.\ (bo,)
,
'--t--
99.35 10.43
(?o'j)
,.....!lL v 602
'--,-
99.35 10.43
(j;°lt) \1
•
VERVOLG (7) IN
M
Voorwaarts Q
Retour
M
M
Q
Q
99.35
M
Q
(GOLt )
10.43
~L
'WQ~.Ic.
0.56
UIT
fXocl./
47.71
F 601
--
~ilf.raU". . (6ILtJ'
51.64
5.42
215.90
23 . 12
54.65
5.85
(blo)
5.57
-'"-
v 602 -,....-
47.71
(b \0)
5.57 222.84
~~
elue;~
23.40
IJ> l1) ,
a+lKAi
K 602
'-
(90'5) -
-r--
~\~) f(U)
PKoJ)u kT-
<--
MASSA IN KG/Batch WARMTE IN MJjBatch
- TOTAAL
------------->
266027.6
7824.13
FABRIEKSVOORONTWERP NO. 3120 D
BIJLAGE 7.1: Apparatenlijst voor pompen
APPARAAT NR.:
P 101
·
FVO Nr.3120D P 102
P 103
P 201
P 202
glucose dosering
spoelwater voeding
voeding micro/diafiltratie
voeding homogenizer
voeding C 201
verdringer
verdringer
centrifugal
verdringer
verdringer
13 ww% glucose oplossing
saline oplossing
cel suspensie
cel suspensie
inclusion bodies suspensie
0.008
0.107
11. 0
0 . 15
0.013
1100
1000
1050
1050
1050
Zuigdruk [bar] Persdruk [bar]
1 1.1
1 1.1
2.5 4
1 450
1 1.1
Temperatuur : [ °C]
37
37
37
20
20
1600 2000
6500 8100
< 10
mono-pomp
mono-pomp
P 305
P 306
Pompactie
· Te verpompen medium · Pomp type
·
Capaciteit [kg/sJ Dichtheid [kg/m3 ]
·
Vermogen [W] - theorie : - praktijk
·
Overige
< 10
< 10
:
P 301
APPARAAT NR.:
P 302
P 304
Pompactie
·
dosering zuur R302
dosering zuur R301
voeden C 301
voeden C 302
voeding F301
Pomp type
·
verdringer
verdringer
verdringer
verdringer
verdringer
ijsazijn
ijsazijn
eiwitoplossing (but/water)
precipitaat + butanol
eiwitoplossing (water)
0.1
0.1
0.68
1. 38
0.42
1000
1000
900
900
1000
Zuigdruk [bar] Persdruk [bar]
1 1.1
1 1.1
1 1.1
1 1.1
1 1.1
Temperatuur [ °C]
25
25
25
25
25
< 10
< 10
Te verpompen medium Capaciteit [kg/sJ
· ··
Dichtheid [kg/m3 ]
·
..
Vermogen [W] - theorie - praktijk Overige
..
· ·
< 10 pulsdemping: mono-pomp
< 10
< 10
App arat enlij st voor pomp en APPARAAT NR.:
·
Pomp actie
· Te verpo mpen mediu m ·· Pomp type
Capa citei t [kg/s J
:
Dich theid [kg/m3 ] Zuigd ruk Persd ruk
P 40l.
P 402
P 403
P 404
voedi ng F401
doser ing natron loog
voedin g F402
voedi ng K401
verdr inger
verdr inger
centri fugal
verdr inger
8 molai r ureum opl.
gecon e. natron loog
8 molai r ureum opl .
8 molai r ureum opl.
0.02
0.1
4.2
0.092
1100
1000
1100
1100
1 1.1
1 1.1
2.5 3
1 1.1
25
25
25
25
:
[bar] [bar]
Temp eratu ur [ °C] : Verm ogen [W] - theo rie - prak tijk :
·
< 10
< 10
190 240
< 10
·
Over ige
APPARAAT NR.:
· ·
Pomp actie
Pomp type Te verpo mpen mediu m Capa citei t [kg/s J Dich theid [kg/m3 ]
· ·· ..
Zuigd ruk [bar] Persd ruk [bar] Temp eratu ur [ °C]
.
Verm ogen [W] - theo rie prak tijk
-
Over ige
FVO Nr.3 120D
·
· ··
P SOl
P 502
P 503
P 504
dosere n eiwito pl . R501
doser ing natron loog R501
doseri ng zuur R501
voedin g F501
verdr inger
verdr inger
verdr inger
verdr inger
8 molai r ureum opl.
gecon e. natron loog
ijsazi jn
4 molai r ureum opl.
0.05
0.1
0.1
4.2
1100
1000
1000
1100
1 1.1
1 1.1
1 1.1
3
25
25
25
25
< 10
< 10
< 10
2.5
190 240
FVO Nr.3120D
Apparatenlijst voor pompen
P 602
P 603
voeding K601
voeding F601
voeding K602
verdringer
centrifugal
verdringer
4 molair ureumopl .
4 molair ureumopl .
eiwitopl.
0.01
0.88
0.04
1100
1100
1000
1 1.3
2.5 3
1 1.3
25
25
25
APPARAAT NR.:
P 601
· Pomp type · Te verpompen medium ·· Capaciteit · [kg/sJ Dichtheid [kg/m3 ]
Pompactie
Zuigdruk Persdruk
.
[bar] [bar]
Temperatuur [ °C]
.
Vermogen [W] - theorie - praktijk OVerige
··· .·
< 10
40 50
< 10
BIJLAGE 7.2
FVO Nr.3120D
Apparatenlijst voor centrifuges APPARAAT NO.
·
Type Capaciteit
[l/hr] :
Lengte Binnenstraal
[m] :
[m] :
C20l (C3 02)
C 301
tubular bowl
tubular bowl
39.6
6500
0.76 0.057
1.0 0.05
Temperatuur Werkdruk
[OC] : [bar] :
20 1.0
20 1.0
Toerental
[rpm] :
15,000 1570 4375
15,000 1570 4430
1 4
1 1
2.25
2.25
[rad/sec] : E-waarde Aantal - serie - parallel Motorvermogen Overig
[m2 ]
:
· · [kW] :
·
BIJLAGE 7.3
-FVO Nr. 3120D
Apparatenlijst voor filters APPARAAT NO.
F 103
Benaming
:
Type
:
microfiltr. holle fiber
materiaal
:
O.lJ,LID
scheidingsgrootte
· Temperatuur : Vatdruk [bar] · Permeaatdruk:
1.47 1.5
..
liP axiaal [bar] : liP tranaaambraan
# fibers ~ar
L fiber ~r.aD
. [mm] :
Cm] : [m2 ] :
Aantal - serie parallel
-
Overig
37 2.5 1.0
··· · ··
F 301
F 401
F 402
F 501
F 601
'dead end' kaarsfilter
'dead end' kaarsfilter
ultrafiltratie holle fiber cellulose acetaat
ultrafiltratie holle fiber cellulose acetaat
ultrafiltratie holle fiber cellulose acetaat
0.22J,LID
0.22J,LID
MWCO
MWCO
MWCO
25 1
25 1
1
1
<
<
=
=
3000
3000
gfmol
gfmol
gfmol
25 2.5 1.0
25 2.5 1.0
25 2.5 1.0
0.76 2.02.67
0.50 2.02.50
0.50 2.0-2.50
400 2.0 0.50 1. 26
85 2.0 0.50 0.27
1 1
1 1
670 2.0 0.5 4.2
1.26
1.26
400 2.0 0.50 1.26
1 1
1 2
1 2
1 1
terugspoelen ter voorkoming aankoeklaag
=
3000
BIJLAGE 7.4 SPECIFICATIEFORMULIER WARMTEWISSELAAR
PVO 3120D Aantal serie : 1 Aantal parallel : 1
APPARAATNUMMER : H201 Algemene eigenschappen
tixed tube sheet warmte-wisselaar
Type
met vaste pijpplaten
Uitvoering
horizontaal
Positie
· .· · : · ·:
Capaciteit warmtewisselend oppervlak Overall warmteoverdrachts-coëmciënt Logaritmisch temperatuursverschil (LMTD) Aantal passages pijpzijde Aantal passages mantelzijde Correctiefactor LMTD (min. 0.75) Gecorrigeerde LMTD
(berekend) (berekend) (globaal)
21.5/7.0*[kW] 1. 64/0.64 [m3 ] [W/m3 • K] 800 [ °C] -16.4/-13.6 20 1 1 -16.4/-13.6
[ °C]
Bedrijfscondities Pijpzijde
Mantelzijde
koelwater
Soort fluïdum Massastroom Soortelijke warmte Temperatuur IN Temperatuur UIT Druk Materiaal
[kg/sJ [kJ/kg.oC] [ °C] [ °C] [bar]
2.56/0.82
gehomogeniseerde celsuspensie 0.151/0.151
4.20
4.20
10 12
37/30.7 20/20
1
1
RVS
RVS
(water)
* Deze warmtewisselaar wordt voor twee verschillende soorten stromen gebruikt: de waarden voor de deelstreep gelden voor de stroom uit de fermentor, de waarden achter de deelstreep gelden voor de stromen uit de homogenizer
BIJLAGE 7.5
FVO Nr.3120D
Apparatenlijst voor kolommen APPARAAT NO.
K401
.
Benaming
/ K601
Eerste en Tweede SEC
K 602
Ontzoutings-SEC
Verwijdering van: (molecuulgewicht)
DTT (154)/Eiwit (80000)/ dimeer (40.000)
EDTA (292)
Inhoud / pakking:
Sephacryl S 100HR
Sehpadex G50
0.32 47
0.32 60
1.3 1.0
1.3 1.0
25
25
0.196 1.0 0.25 2 0.393 2
0.0458 0.54 0.20 2 0.092 2
0.785
0.184
Void fraction deeltje.grootte
[-]
:
[,mL] :
[bar] : Topdruk Bodemdruk [bar] : Temp.
[ Oe]
:
[m3 ] : bedvolume [m] : kolomdiameter [m] : bedhoogte .. bedden/kolom [m3 ] : koloDIVolume .. parallelle kolommen: totaal kolomvolume[m3 ] :
Overig
:
/ ureum (60)
Q~
.', -
z
;I> ;I> ::ti
~ rr1
CJ C
o
=I rr1
stikstof (2) afgas (8)
•
lucht afval (7) afvalstroom lucht (5 bar) uit compressiesysteem R 101 stikstof (5 bar) P 101 stoom (3 bar; 190 C) P 102 koelwoterc ircuit (10 C) F 101 wormwater (70 C) F 102 leidingwater afval( water+vast) noor afdodingstank P 103 F 103 noor centraal afnn""v<:!
Fermentor + terugvoervat Doseerpomp Doseerpomp Sterilisotiefilter Filter Drukpomp Crossflow Microfilter
P 201 P 202 M 201 C 201 V 201 V 202
Drukpomp Voedingspomp Homogenizer Tubular Bowl Centrifuge Voorraadvat Homogenizer Voorraadvat Homogenizer
FVO 3120 D: PROCESSCHEMA VOOR DE PRODUKTIE VAN BETA-INTERFERON (BLAD 1 Peter Vrijkorte en Henry van Veldhuizen dec ember 1994
@§)stroomnr.OOtemperatuur (C)
druk (bare)
'J.
~
\
~G o
IJ)
UlrTJ -i 0 0 Ul-i
~~
~
(])
""""
10 0
~
c;
IJ)
>
0
~
I~~ ~,~ I~ ~ ~I~:I ~~ II~ (I)
__
.-+-..=: Q. ::J
,
::
-, 3 >
lMnl U°lt;rr r" o o
3
0
-i
~......-t
~
_.
~
t
.•
()).
0
(1)
-,
IJ)
:J
0
~
IJ)
-,
0
""""
N.....I.-
o
"X"
-:;
, I
~
0
~
X"
CTlO~
0
""""
10 0
!ll~ -, g o () -,
0
re --t Cb,-C»
, - CD
3
~
~I t~
(])~
Ol
~
stoom
~K . W.circuit ~
water (6)
W. W.circuit
~
fosfaat
stoom (3)
z > > ;0 ~
pHC)
.1.
.14
@
~
ox 6
>
:::!
rTJ
afvalstroom
ILEGENDA: R R C C
301 302 301 302
zie BLAD 1
I
P Reductie + Extractietank P Precipitatietank P L-L Centrifuge P Tub .B Cen trifuge P
301 302 304 305 306
R 401 Tank voor oplossen Doseerpomp precipitaat Doseerpomp F 401 Dead end filter Voedingspomp R 402 Reductietank Voedingspomp V 404 Recyclevot Voedingspomp F 402 Ultrafiltratie
Voed ingspomp FVO 3120 0: PROCESSCHEMA VOOR DE Doseerpomp PRODUKTIE VAN BETA INTERFERON (BLAD 2) Voedingspomp Peter Vrijkorte en Henry van Veldhuizen Eluen tvloeistoftank december 1994 S.E. kolom @stroomnroo temperatuur (C) druk (bora) Voedin 9 sp om P
~
~:~~.
oo~ :I: " (/)
fi
~ ~ ::J
I.,......., 01° '--" 0
• .
.,.......,
--L
'--"
,,'
co
0 0~ ~
til..o~ 0
[
0 .;;.-...,.......,-. I Cl) 00 --L
'-'
'-'
täi, f (/) »'
.,
0
~
..0
~
c
3
0
0 -..,........ ..-.... I CD
N
N
--L
0C ~ ~
00-'0 fTl
:I: m ~ ..,
0 0
3
--~ . _;..-~-- -
~
~ (/)
~
~
l/)
0
~
01
N
'-'
]0~
~ ~
CD '--"
'--"
I
s; -I fTl fTl ;:0
I
stoom (3 ';::'1
Ol
Ul -I rTJ
y> !"'l
'"
0 r0
s:::
Z :l> :l>
;:0
5)~,4
Noor eluent voorroodvat (V405)
-"
M
t:m)
~
~s::: C
r
rTJ
21 z
G)
ofvall (7) 501 501 501 502 P 503 P 504 R F P P
ILEGENDA: zie BLAD 1 I
Oxidotietank Ultrafiltratie Doseerpomp Doseerpomp Doseerpomp Voedingspomp
V 603 K 601 P 602
Elu en tvloeistoftank S.E. kolorTlVoedingspomp
V P P K V
602 602 603 602 603
Oxidotietank Voedingspomp Voedingspomp On tzou tingskolom Eluen tvlbeistoftank
afval I (7)
A fval stroom
FVO 3120 D: PROCESSCHEMA VOOR DE PRODUKTIE VAN BETA INTERFERON (BLAD 3) Peter Vrijkorte en Henry van Veldhuizen december 1994
@stroomnr(]Q] temperatuur (C)
druk (bora)
....".
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
/