Funeraire cultuur: een terreinverkenning
Discussiestuk geschreven in opdracht van Vereniging De Terebinth
Wim Cappers
Inleiding In 2014 werden tijdens de Algemene Vergadering zaken besproken die tot het domein van de funeraire cultuur horen. Het ging over wetgeving, de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) en de media, de oprichting van de Funeraire Academie en andere universitaire initiatieven, het behoud van katholieke begraafplaatsen, samenwerking met de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen (LOB), de opkomst van natuurbegraafplaatsen en vriesdrogen. De conclusie was dat de vereniging diepgaander wil discussiëren over het begrip funeraire cultuur. Dit stuk is een aanzet voor die gedachtewisseling. Eerst ga ik in op de woordkeus en de reikwijdte van de term. Daarna zoom ik in op de vraag wat de focus van De Terebinth zou moeten zijn. Het formuleren van een focus niet wil zeggen dat het blikveld moet worden ingeperkt. Ik laat zien dat de horizon vanuit de voorgestelde focus breed kan en ook moet zien. Ten slotte ga ik in op de middelen die De Terebinth tot haar beschikking heeft en vat ik het discussiestuk samen in een conclusie. De stellingen zijn bedoeld om de discussie te bevorderen. Het is uiteindelijk aan de vereniging om, bijvoorbeeld na een studiedag, vast te stellen met welk aspect of welke aspecten van de funeraire cultuur De Terebinth zich in de toekomst wil en kan bezighouden. Wim Cappers
1
Inhoud Woordkeus Reikwijdte Focus Horizon Middelen Conclusie Stellingen
3 3 4 5 6 7 8
2
Woordkeus In de jaren tachtig van de vorige eeuw was de dood nog een taboe. Om deze stilte te doorbreken, werd in 1986 De Terebinth opgericht als stichting tot herstel van zorg rond dood en rustplaats. In 1991 werd daarnaast de gelijknamige vereniging in het leven geroepen om leden meer bij het werk te betrekken. Onder meer door de oprichting van brancheorganisaties als de LOB in 1995 werden minder begraafplaatsen en meer particulieren lid van De Terebinth. Aan het begin van het nieuwe millennium dacht de vereniging na over een nieuwe ondertitel. Het herstel van zorg was in gang gezet. Bovendien lag deze ondertitel niet lekker in de mond en richtte de vereniging zich minder op de dood en meer op de rustplaats. In 2001 veranderde de ondertitel van De Terebinth daarom in vereniging voor funeraire cultuur. Er was een beter in het gehoor liggend alternatief: begraafplaatscultuur. Maar deze term is te beperkt omdat De Terebinth zich niet uitsluitend met begraafplaatsen bezighoudt. Bovendien is het begrip niet meer correct omdat er tegenwoordig op begraafplaatsen ook crematoria staan en er allerlei vormen van asbezorging plaats hebben. Het begrip 'funeraire cultuur' is bruikbaarder. 'Funerair' komt van het Latijnse 'funus' dat dood, sterfgeval, plechtige begrafenis en teraardebestelling betekent. Onder funerair kan dus alles vallen wat op de dood betrekking heeft. Daar het begrip erfgoed destijds te statisch werd gevonden, is voor de dynamische term 'cultuur' gekozen. Begraafplaatsen veranderen immers voortdurend. Bij de zorg voor behoud kan en hoeft niet alles te worden bewaard. Dat geldt zeker voor begraafplaatsen die veelal nog in gebruik zijn. De keus voor de term funerair was en is niet onomstreden. Het is een moeilijk woord dat moest en soms nog steeds moet worden uitgelegd. Dit is niets nieuws. Na de introductie van lijkverbranding gold dit ooit ook voor nieuwe termen als crematie en columbarium. Tegenwoordig gebruiken we overigens lastige begrippen als palliatieve zorg, thanatopraxie, arboretum, epitaaf en Terebinth en beginnen we te wennen aan nieuwe woorden als cryomeren ofwel vriesdrogen en resomeren ofwel oplossen. Inmiddels is de term funeraire cultuur aardig ingeburgerd. Reikwijdte In 2011 bestond De Terebinth 25 jaar. Vanwege dit jubileum publiceerde de vereniging het boek Over 25 jaar. De toekomst van de funeraire cultuur. De redacteuren Rindert Brouwer en Peter Henssen vroegen deskundigen hoe de funeraire cultuur er in Nederland over 25 jaar uitziet. In lijn met het oorspronkelijke, brede aandachtsgebied van De Terebinth komen in dit boek alle aspecten van de funeraire cultuur aan bod: de fase van het sterven en de uitvaart, de plaats van lijkbezorging in de vorm van begraafplaatsen en crematoria en de fase van het rouwen. Zoals we bij de paragraaf over de woordkeus zagen, kan in beginsel dus alles onder funeraire cultuur vallen. Ook beantwoordden auteurs de vraag welke rol De Terebinth daarbij kan spelen. De reacties waren soms kritisch. Vooral wat betreft internet dat van belang is voor de informatievoorziening, heeft De Terebinth volgens enkele auteurs steken laten vallen. Websites als www.dodenakkers.nl en www.atelier-terreaarde.nl zijn in dat opzicht effectiever.
3
Het is de vraag of de vereniging weer aandacht moet besteden aan meer aspecten van de funeraire cultuur. Het funeraire landschap is na drie decennia verkaveld. Zo zijn er specialisten die zich op de sterffase richten als de Vereniging Palliatieve Terminale Zorg uit 1984. In 1986 is het Landelijk Steunpunt Rouw opgericht. Beide organisaties lichten op diverse manieren de samenleving voor. In 1995 startte Uitvaart Internet Diensten met websites. Een jaar later is de website www.uitvaart.nl opgericht. Hier kunnen belangstellenden informatie over het laatste afscheid krijgen. Via boekhandels, bibliotheken en vooral via internet is sowieso veel informatie voorhanden over alle aspecten van de funeraire cultuur waaronder crematie, asbestemming en nieuwe diensten als ritueelbegeleiding en nazorg. De Terebinth kan zich eveneens omvormen van erfgoedinstelling tot consumentenorganisatie. Een dergelijke instelling bestaat sinds 1984 in Duitsland. Uit onvrede over het overleg tussen nabestaanden enerzijds en uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers anderzijds over prijzen en de geleverde kwaliteit is Aeternitas opgericht. Deze vereniging geeft nu via een uitstekende website informatie aan 50.000 leden en is een belangrijke gesprekspartner van de uitvaartbranche. Ongetwijfeld is ook in Nederland behoefte aan meer transparantie in uitvaartland. Gezien de inhoudelijke en organisatorische opzet van een dergelijke organisatie is het beter om desgewenst los van De Terebinth een funeraire consumentenbond op te richten. De mogelijkheden van De Terebinth zelf zijn, zoals gezegd, beperkt. Vanwege een verouderend en krimpend ledenbestand kan de vereniging niet putten uit een ruim aanbod van actieve leden die ook nog eens verstand van hebben van de diverse aspecten. Wanneer we naar het tijdschrift kijken, is de redactionele ruimte bovendien in financieel opzicht begrensd. Focus Rekening houdend met de rol van andere funeraire organisaties, het karakter van De Terebinth als erfgoedbewaker en de beschikbare menskracht, middelen en interesses ligt het voor de hand om de aandacht te blijven richten op het behoud van de funeraire cultuur op de klassieke begraafplaats. Dat zijn rustplaatsen die sinds eind achttiende eeuw vrijwillig en vooral als gevolg van wettelijke maatregelen buiten de bebouwde kom zijn aangelegd als alternatief voor het als onhygiënisch beschouwde begraven in kerken. De Terebinth zet zich in voor behoud van de klassieke begraafplaats en meer in het bijzonder voor waardevolle gedenktekens, bouwwerken, flora en fauna die op de klassieke begraafplaats aanwezig zijn. Gezien de discussies die de afgelopen jaren en recent zijn gevoerd, is precisering van deze focus nodig. Aangezien de funeraire cultuur zich, zoals gezegd, veelal bevindt op begraafplaatsen die nog in gebruik zijn, is het van belang dat de vereniging aan de samenleving ook voorlichting geeft over de hedendaagse funeraire cultuur. In vergelijking met de periode van het taboe rond de dood is er veel meer mogelijk. Zo zijn er op begraafplaatsen tal van mogelijkheden van asbezorging geschapen. Tegelijk kan niet alles overal. De Terebinth dient de samenleving voor te lichten over de mogelijkheden en de beperkingen. Zo kunnen mensen bij leven en welzijn kennis vergaren en een weloverwogen keus maken als het om de vormgeving van hun persoonlijke afscheid gaat. Zo draagt De Terebinth ook bij aan een weldoordachte, uitgebalanceerde funeraire cultuur in de toekomst. 4
De ondergrondse inrichting en herinrichting van een klassieke begraafplaats heeft ook gevolgen voor de funeraire cultuur bovengronds. Na de skelettering van lijken kunnen graven worden geruimd. Behoud of hergebruik van waardevolle gedenktekens is aanbevelenswaard. De botten worden bijeengebracht in een verzamelgraf. Deze plek kan met een monument worden gemarkeerd. Het beheer van begraafplaatsen en ethische vraagstukken kunnen dus gevolgen hebben voor de funeraire cultuur op de klassieke begraafplaats. Recent is er ook aandacht voor immateriële cultuur. Bij de materiële cultuur gaat het om de beplanting, de gebouwen en de gedenktekens op de klassieke begraafplaats. Zij veranderen maar langzaam en geven de begraafplaats pas na verloop van tijd een ander aanzien. Bij immateriële cultuur handelt het om rituelen die dagelijks op de klassieke begraafplaats te zien zijn. Hier worden immers overledenen opgebaard, er vinden uitvaarten plaats, nabestaanden bezoeken er de laatste rustplaats en geïnteresseerden, onder wie Terebinthleden, wandelen graag op begraafplaatsen. De recente vraag naar grafruimte voor moslims heeft eveneens consequenties voor de materiële én immateriële cultuur op klassieke begraafplaatsen. Samen met collectieve ceremonies als Allerzielen, in de traditionele katholieke betekenis en in eigentijdse vorm, brengen deze rituelen klassieke begraafplaatsen, om het zo te zeggen, tot leven. Voor het behoud van de klassieke begraafplaats is het van belang dat De Terebinth de aandacht richt op de materiële én de immateriële cultuur. De ongewisse toekomst van de klassieke begraafplaats vormt voor De Terebinth een extra argument om de focus hierop te richten. Gezien de toename van het aantal crematies sinds 1955, de ontkerkelijking vanaf de jaren zestig en de populariteit van natuurbegraafplaatsen sinds 2000 krijgt de klassieke begraafplaats het de komende decennia moeilijker. Het gaat dan niet zozeer om grote begraafplaatsen die ook crematoria bezitten en kleine begraafplaatsen die op vrijwilligers draaien. Het betreft middelgrote begraafplaatsen zonder crematoria en met betaalde krachten. Gezien de sluiting van talloze parochiekerken en kloosters zijn bijzondere begraafplaatsen extra kwetsbaar. Aangezien deze categorieën klassieke begraafplaatsen niet kostendekkend zijn, dreigen verwaarlozing en sluiting. Het, grotendeels, verdwijnen van een bepaald type rustplaats is niet denkbeeldig. Zo werden ter bevordering van de hygiënische lijkbezorging in 1829 kerken als begraafplaatsen gesloten. In de eerste helft van de twintigste eeuw is begonnen met de inventarisering en beschrijving van zerken in kerken. Het behoud van verwaarloosde en gesloten klassieke begraafplaatsen kan daarom in de nabije toekomst een belangrijke taak van De Terebinth worden. Horizon Door de focus te richten op de funeraire cultuur van klassieke begraafplaatsen, zou De Terebinth alsnog een vereniging voor begraafplaatscultuur genoemd kunnen worden. Maar deze aanduiding is ook nu te beperkt. De klassieke begraafplaats is immers geen geïsoleerd fenomeen. De Terebinth dient ook andere aspecten van de funeraire cultuur in het oog te houden. Door deze terreinverkenningen aan de klassieke begraafplaats te koppelen, is het mogelijk de doelstelling en de werkzaamheden scherper te definiëren. Kiezen voor een focus impliceert kortom verkenning van de horizon. Het feit dat ook de focus op de klassieke begraafplaats leidt tot een brede horizon, maakt De Terebinth tot een vereniging voor funeraire cultuur. Enkele voorbeelden maken duidelijk hoe die brede horizon er uit kan zien. 5
Kijken we vanuit het perspectief van de tijd naar de klassieke begraafplaats, dan komen eerst voorgangers als de kerk en het kerkhof in beeld. Er bestaat een historische band tussen de graven in de kerken en de graven van de eerste klasse op klassieke begraafplaatsen. Op kerkhoven wordt bovendien nog geregeld begraven. Daarnaast kan er aandacht zijn voor crematie dat sinds de tweede helft van de twintigste eeuw veel terrein won. Het feit dat klassieke begraafplaatsen inmiddels mogelijkheden voor asbestemming aanbieden, is een extra argument om crematie af en toe onder de loep te nemen. De Terebinth moet ook aandacht schenken aan de maatschappelijke interesse voor natuurbegraafplaatsen waar gedenktekens en gebouwen juist ontbreken. Hetzelfde geldt voor de groeiende behoefte aan bermmonumenten, huisaltaren en bijvoorbeeld een herinneringsbos voor overleden kankerpatiënten. Ze laten zien dat nabestaanden ook tegenwoordig elders rouwen. Zelfs de groeiende populariteit voor het begraven en cremeren van dieren verdient de interesse van De Terebinth. De humanisering van dieren kan er zelfs toe leiden dat mensen samen met hun geliefde huisdier willen worden begraven. In de toekomst kunnen, naast de al bestaande keus voor ter beschikking stellen van het stoffelijk overschot aan de wetenschap, vriesdrogen en oplossen gevolgen hebben voor de funeraire cultuur op klassieke begraafplaatsen. Ook vanuit ruimtelijk perspectief kunnen klassieke begraafplaatsen niet in hun isolement worden gezien. Ze maken immers deel uit van cultuurlandschappen waartoe ook sterfhuizen, kerken, mortuaria, aula's, uitvaartcentra en crematoria horen. Zo beschouwd kan De Terebinth toch aandacht besteden aan andere fasen van de funeraire cultuur als het sterven, de uitvaart en het rouwen. De klassieke begraafplaats kan zelfs worden beschouwd als het middelpunt van diverse funeraire activiteiten die hier samenkomen. De klassieke begraafplaats krijgt nog meer cachet als De Terebinth oog heeft voor de funeraire cultuur in het buitenland. Tevens bevindt zich daar funeraire cultuur die direct of indirect met Nederland is verweven. Hierbij kunnen we denken aan de graven van handelaren en militairen uit het koloniale tijdperk. Vergelijkingen met het buitenland maken het mede mogelijk het karakter van klassieke begraafplaatsen op hun waarde te schatten en de werkzaamheden nader te definiëren. Middelen De Terebinth heeft verschillende middelen tot haar beschikking om het behoud van de klassieke begraafplaats te bevorderen. Internet is tegenwoordig het belangrijkste medium om de samenleving via de website en social media als Facebook en Twitter en digitale brochures snel te informeren. Daarna komen traditionelere middelen als het papieren tijdschrift, een ledenbrief, advisering, inventarisering, excursies en lezingen in beeld. Voor de verdieping van de kennis over funeraire cultuur zijn publicaties nodig als de inventarisatiehandleiding, de reeks Funeraire cultuur, het jubileumboek en een jaarboek. Om de funeraire cultuur op klassieke begraafplaatsen te behouden, is samenwerking noodzakelijk. Bundeling van de krachten vergroot het draagvlak en de financiële middelen en de personele inzet. Samenwerking kan in de eerste plaats met vertrouwde funeraire organisaties als het Nederlands Uitvaart Museum Tot Zover dat zich richt op het behoud van funeraire cultuur 6
buiten de oorspronkelijke omgeving, en de LOB die zich op het beheer van begraafplaatsen concentreert. Zo werd in 2014 in samenwerking met de LOB de eerste Week van de Begraafplaats georganiseerd. Van een professioneel opererende organisatie als de Stichting Oude Groninger Kerken die tientallen kerkhoven beheert, kan De Terebinth veel leren. Uiteraard kunnen contacten met buitenlandse zusterorganisaties als de Arbeitsgemeinschaft Friedhof und Denkmal en Epitaaf profijtelijk zijn. Het aanhalen van het contact met de jonge Funeraire Academie is ook inspirerend. Zo heeft Paul Post, hoogleraar rituele studies aan de universiteit van Tilburg, enkele criteria geformuleerd die de klassieke begraafplaats ook in deze lastige tijd tot een succes kunnen maken. Daarnaast is samenwerking met overkoepelende platforms van andere erfgoedorganisaties wenselijk. Een verband tussen de klassieke begraafplaats en een kerk, een kasteel, vestingwerken, beplanting en ander erfgoed kan leiden tot bondgenootschappen met organisaties als een parochie, de Nederlandse Kastelenstichting, de Stichting Menno van Coehoorn, de Nederlandse Tuinenstichting en uiteraard de tegenwoordig helaas tegenwoordig wat op de achtergrond opererende RCE. Ten slotte heeft De Terebinth geregeld contact met overheden. Bij het streven naar behoud betreft het gemeenten. Gaat het om landelijke maatregelen om monumenten te beschermen, dan komt ook het rijk in beeld. Conclusie Geen instelling hebben het eeuwige leven. Dat geldt voor de klassieke begraafplaats maar ook voor De Terebinth. Gezien de situatie van de klassieke begraafplaats en de verdeelde en lokale aandacht hiervoor vanuit andere delen van de samenleving heeft De Terebinth als landelijke organisatie op dit moment nog steeds bestaansrecht. Willen de activiteiten die tot het behoud van de klassieke begraafplaats leiden, echter succes hebben, dan zijn meer menskracht, middelen en samenwerking nodig. Terwijl de boodschap toegankelijk moet zijn, is bovendien verdieping in het onderwerp noodzakelijk. Gezien het werk en het karakter van de andere organisaties is ook professionalisering van het werk waarschijnlijk nodig. Wellicht is het wel weer tijd voor een herbezinning op de organisatievorm: zou een stichting niet effectiever kunnen opereren? Het is aan de leden om het terrein van de funeraire cultuur te bediscussiëren, keuzes te maken en de daad bij het woord te voegen.
7
Stellingen 1. De oude ondertitel 'vereniging tot herstel van zorg rond dood en rustplaats' ligt moeilijk in de mond en is achterhaald. De Terebinth is de Nederlandse vereniging voor funeraire cultuur. 2. De Terebinth is een erfgoedorganisatie op het terrein van de funeraire cultuur. De vereniging vormt zich niet om tot een funeraire consumentenbond als het Duitse Aeternitas. 3. De Terebinth richt zich op het behoud van de klassieke begraafplaats. Vernieuwingen als ritueelbegeleiding worden bevorderd door andere organisaties en horen niet tot haar kerntaak. 4. De Terebinth richt zich in de eerste plaats op het behoud van de klassieke begraafplaats. Aandacht voor de verwante funeraire cultuur in kerken en op kerkhoven is secundair. 5. Ook al focust De Terebinth zich op de klassieke begraafplaats, ook dan moet de horizon worden verkend. Anders gaat het overzicht op veranderingen in de funeraire cultuur verloren. 6. Immateriële cultuur ofwel ritueel hoort ook tot het aandachtsgebied van De Terebinth. Het gaat om uitvaarten, grafbezoek, Allerzielen en toerisme op de klassieke begraafplaats. 7. Het beschermen van funeraire cultuur heeft alleen zin als De Terebinth ook voorlichting geeft over hedendaagse mogelijkheden. Zo blijft de kwaliteit in de toekomst gewaarborgd. 8. Aandacht voor funeraire cultuur in brede zin is belangrijk omdat de klassieke begraafplaats geen geïsoleerd verschijnsel is. Zo worden de kwaliteiten en de bedreigingen beter zichtbaar. 9. De Terebinth maakt te weinig gebruik van internet. Vanwege het grotere bereik en de kostenreductie moet de vereniging meer via social media gaan communiceren en informeren. 10. Om de kans op behoud van funeraire cultuur te vergroten, is samenwerking nodig met funeraire zusterorganisaties, andere erfgoedinstellingen, onderzoeksinstanties en overheden.
8