Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
Freuds psychologie van het oordeel Bespreek het onderscheid tussen de neuro-anatomische en de anatomo-klinische methoden. Freud werd door onderricht van Nothnagel en Meynert een meester in de neuro-anatomische methode, waar Charcot de anatomo-klinische methode hanteerde. Voor duidelijkheidsredenen vermelden we ook de anatomo-fysiologische methode van Meynert. (het moge duidelijk worden dat de neuro-anatomische methode een onderdeel uitmaakt van de anatomo-fysiologische methode, zo het niet zelfs bijna heel dit begrip invult). Beide methodes zijn hulpdisciplines van de nosografie. Dit is de wetenschapstak die zich bezigt met het nauwkeurig beschrijven van afzonderlijke ziektebeelden. De neuro-anatomie vertrekt hiervoor vanuit de fysiologie en meerbepaalde een doorgedreven kennis van het zenuwstelsel. Ze maken gebruik van de klinisch waarneembare symptomen waar ze hun kennis op toepassen om zo tot een beschrijving te komen. Het is deze kennis die centraal staat. De anatomo-klinische methode gebruikt even goed waarneembare klinische symptomen maar laat zich bij de beschrijving ervan niet vastpinnen aan een zenuwstelsel. Het beschrijft de ziekte met als centrale gegeven het klinisch beeld. Charcot, als aanhanger van deze methode, was de mening toegedaan dat dit de enige juiste methode is. Hij haalt daarvoor Claude Bernard aan, een fysioloog nota bene, die stelt dat de fysiologie subsidiair moet zijn aan de pathologie. Argumenteer de uitspraak als zou Charcot 'un visuel' geweest zijn. Deze uitspraak verwijst enerzijds naar de visies die Charcot had op vlak van beleid van de Salpêtrière. Hij paste deze kliniek aan aan zijn noden van dat moment wat betreft het onderzoek dat hij voerde. Zo kocht hij de nieuwste technische middelen om de hysterie in beeld te brengen, alsook maakte hij van de Salpêtrière een 'levend pathologisch museum'. Zelfs het oprichten van een nieuwe afdeling, met Charcot aan het hoofd, behoorde tot een van zijn initiatieven. Anderzijds is deze uitspraak ook kenmerkend voor de beperkingen die Charcot bij zichzelf meent te moeten onderkennen. Zoals Freud aangeeft, is het Charcot die de eerste stap neemt van de neurologie naar de psychologie, maar verder dan die eerste stap gaat hij bewust niet. Charcot noemt zichzelf geen denker, maar een ziener, een visuel. Hij 'zag' enkel in dat er nog een ander onderzoeksdomein was dan het neurologische, de ontdekking daarvan laat hij over aan de denkers. M.i. Is deze uitspraak ook een verwijzing naar Charcot als arts, die niet door onderzoeken maar door een goede blik, de symptomen van de verschillende pathologieën kon onderscheiden. Dit past in het plaatje dat Charcot de nieuwste technologieën gebruikte om de hysterie in beeld te brengen. Zo kon hij de symptomen beter bekijken. Geef Charcots visie weer op de hysterische aanval en bespreek deze visie kritisch. Volgens Charcot kwam deze aanval er in 4 periodes. Hij noemt achtereenvolgens de epileptoïde aanval, de grote bewegingen, de passionele houdingen en de terminale waan. Hij voegt eraan toe dat de aanval onvolledig kan zijn, dat elk van de periodes zich afzonderlijk kan voordoen of dat er een episode ontbreekt. Volgens Charcot is deze beschrijving van de hysterische aanval een 'universele wetmatigheid' die in de dimensies van tijd en ruimte overal terugkomt. Waar Charcot echter niet op antwoord is de vraag of deze opsomming limitatief is. Zijn het enkel deze 4 episodes of komen er andere episodes bij die minder universeel zijn. Ook zijn uitzonderingen zijn zo ruim genomen dat men niet echt meer van een wetmatigheid van periodes kan spreken. Het zou misschien beter zijn geweest om het 'mogelijke verschijningsvormen' te noemen die afzonderlijk of achtereenvolgens 1
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
kunnen voorkomen. Bovendien is nog maar de vraag waar Charcot ondersteuing haalt voor de vermeende universaliteit van de hysterische aanval. Hij baseert zich voor deze beschrijving op zijn patiënten, en die bevinden zich enkel in de Salpêtrière en enkel in die tijd. Welke plaats had seksualiteit binnen Charcot's verklaring van de hysterie? In de beginjaren van zijn studie was Charcot geïntrigeerd door ovariale gevoeligheid bij hystericae. Later noemt hij de ovaria ook als hysterogene zones. Dit zijn de enige zekerheden die we kunnen stellen aangezien er verder niet veel woorden meer gerept worden over de seksualiteit. Charcot stond bekend als diegene die het verband tussen seksualiteit en hysterie negeerde. Of dit waar is, kunnen we niet me zekerheid weten. Het is ook een mogelijkheid dat hij er gewoon geen theorie over neerschreef omdat het niet lukte er een theorie over te maken. Hoe verklaarde Charcot de hysterie? Volgens Charcot is hysterie een voorstelling die niet gecontroleerd wordt door het Ik en die genoeg kracht heeft om symptomen opwekken. Charcot wekte dit op bij zijn patiënten door middel van hypnose, waarmee hij de controle van het Ik uitschakelde. Hij suggereerde dan een idee dat de patiënt kritiekloos overneemt en tot uiting brengt. Zo kon hij de symptomen laten 'naspelen'. Wat er volgens Charcot gebeurt bij een hystericus is dat die een 'state of mind' krijgt die vergelijkbaar is met hypnose, waarin de belangrijkste eigenschap een verminderde controle door het Ik is1. In deze 'state of mind' wordt de patiënt iets gesuggereerd, een voorstelling die in deze setting een eigen leven kan beginnen leiden. Deze suggestie kan van buitenaf komen, maar ze kan ook door de patiënt zelf worden aangebracht, autosuggestie. Charcot categoriseert die vrij idee als on(der)bewust. Bespreek de 'psychische behandeling' bij Charcot. Voor wat betreft de hysterische verlamming bestaat deze psychische behandeling uit een suggestie. Charcot hypnotiseert de patiënt en suggereert de verlamming weg. Hij opteert hierbij niet voor een directe gebiedende methode, maar voor een voorzichtig aanbrengen van de voorstelling door herhaalde gymnastische oefeningen. Hierbij moet wel vermeld worden dat het niet Charcots bedoeling is een therapie te ontwikkelen, hij gebruikt deze therapie enkel als onderzoeksmiddel. Voor hysterie in het algemeen behandelt Charcot zijn patiënten met een tweeledige therapie. Enerzijds geeft hij ze een medische behandeling, anderzijds een psychische. Deze laatste bestaat uit niets meer dan het isolement uit de omgeving waarin de hysterie is begonnen. Dit is echter amper da naam psychische therapie waardig. Bespreek gestructureerd de invloed van Charcot op Freud. Om deze vraag te beantwoorden moeten we teruggrijpen naar de effectieve contactmomenten van Freud en Charcot. Hiermee bedoel ik dat Freud al bij al maar 4 maanden in Parijs verbleef. Hij woonde de lessen van Charcot bij en vertaalde diens Leçons sur les maladies du système nerveux. Het antwoord op bovenstaande vraag is eigenlijk de samenvatting van wat Freud ondervond tijdens het bijwonen van die lessen en het vertalen ervan. Men zou zo kunnen stellen dat de gerichtheid op de klinische werkelijkheid, die Freud m.i. toch kenmerkt, mede door Charcot in het leven werd 1 “een beneveling van het bewustzijn en een dissociatie van het Ik”
2
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
geroepen. Freud gebruikte de neuro-anatomische methode, Charcot de anatomo-klinische. Natuurlijk heeft Freud zijn eerste indrukken van hysterie gekregen onder Charcot, en daar zag hij ook de werking van hypnose. Freud was natuurlijk niet geremd, zoals Charcot wel was, om diens theorie onder een kritische loep te houden. Freud zal het begrip van de dynamische laesie later helemaal herinterpreteren en ook de wetmatigheid ondergraven die Charcot meende te vinden in de symptomatologie. Denk hierbij dan aan de 4 periodes van de hysterische aanval. Men zou misschien ook kunnen stellen dat door Charcots uiteg bij het geval Le Log, meer specifiek de uitleg omtrent de mentale toestand2, Freud de insteek kreeg om later Breuers therapie voor de hypnoïde hysterie te gaan ondergraven. Breuer beweerde dat het nodig was om een patiënt onder hypnose te brengen om een hypnoïde hysterie te genezen. Freud toont in de praktijk aan dat dit niet nodig is. Het is volgens Charcot ook niet nodig om effectief onder hypnose te zijn om een verminderde controle van het Ik te verkrijgen. Wat de behandeling betreft, heeft Freud m.i. Enkel een invloed van Charcot ondervonden voor wat betreft de behandeling van hysterische verlamming. Deze bestond er bovendien enkel in om deze, d.m.v. hypnose weg te suggereren. Bespreek de stelling: “Toute est dans la suggestion”. Deze stelling verwijst naar Bernheims visie over hypnose. Waar Charcot de hypnose zag als een afzonderlijke 'state of mind', ziet Bernheim dit eerder als een afgedwongen slaap, die in niets verschilt van een gewone slaap. Bovendien ziet Charcot de hypnose als het kernpunt van suggestie. De suggestie kan enkel werken indien de patiënt onder hypnose is. Bernheim spreekt dit tegen en stelt dat patiënten altijd suggestibel zijn. Ze zijn enkel vatbaarder voor suggestie tijdens de slaap. Voor hem is de suggestie het kernpunt van de hypnose. Bespreek het statuut van de hypnose bij Charcot en bij Bernheim en licht toe met een voorbeeld. We bespraken eerder het fundamenteel verschil tussen Charcot en Bernheim. Voor Charcot is de hypnose het kernpunt, voor Bernheim is de suggestie dat. Charcot gebruikt de hypnose als een middel om onderzoek te doen naar hysterie. Het statuut van de hypnose is dan een onderzoekingsmiddel. Bernheim gebruikt de hypnose als therapievorm. Het statuut ervan is dan dat van een 'geneesmiddel'. Wat is het fenomeen van de “valse verknoping”? Licht toe met een voorbeeld. Dit is het fenomeen dat optreedt als een patiënt een uitleg zoekt voor een bepaald feit, waar ze die uitleg niet in hun bewustzijn kunnen vinden. De patiënt gaat dan achteraf-aan-toe-redeneren, d.w.z. Redenen verzinnen die plausibel zijn, maar die de echte redenen niet zijn. Volgens Freud komt dit door een wantrouwen in de arts enerzijds en een niet-willen-weten anderzijds. Freud stelt twee voorwaarden die aanwezig moeten zijn om een valse verknoping te verkrijgen. Het is niet duidelijk welke die twee zijn. Er wordt in het boek wel gesproken over 'de geërotiseerde overdracht van de patiënt op de arts'. Hiermee wordt bedoeld dat de psychische behandeling zelf het verstorend affect oproept. Wat niet meer wilt zeggen dat de behandeling bij de patiënt de dingen oproept die net de oorzaak zijn van de symptomen. Bespreek het fenomeen van de weerstand zoals deze zich aandiende in de ervaring van Bernheim. 2 m.n. dat deze niet per definitie een somnambule periode moet zijn
3
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
Sommige patiënten van Bernheim weigeren bepaalde van suggesties na te volgen. Het zijn in deze gevallen extreme suggesties, zoals bvb criminele feiten. Bernheim noemt deze weigering een weerstand tegen de suggestie. Ook merkt hij op dat sommige patiënten moeilijk te hypnotiseren zijn. Dit is eigenlijk hetzelfde mechanisme dat hier speelt, dat van de weerstand, omdat hypnotiseren eigenlijk slaap suggereren is. Het is tegen deze suggestie dat er weerstand is. Bespreek de begrippen 'rapport' en 'automatie' bij Bernheim. Bernheim legt niet duidelijk uit wat rapport juist inhoudt. Het is de verhouding met een patiënt die de mogelijkheid biedt om na een of meerdere hypnotische sessies ook in waaktoestand suggesties over te brengen aan de patiënt. Het reikt dus verder dan de hypnose. Uit ervaring blijkt dat een bewustzijn van het feit dat men onder invloed staat een noodzakelijke voorwaarde is voor het rapport. Het heeft hetzelfde statuut als dat van de hypnose, nl. dat van een instrument, maar Bernheims theorie schiet te kort in het vormen van een coherent geheel met zowel de hypnose als het rapport. Het onderscheid (of misschien beter het gemeenschappelijke) tussen rapport en hypnose wordt duidelijk als we de automatie erbij nemen. Bernheim is de mening toegedaan dat het menselijk gedrag als uitgangspunt automisch verloopt. Een pasgeboren kind handelt zonder remming naar de eerste ingeving, dit is automatie. Door verbetering van onze aandacht tijdens de opvoeding leren we deze automatismen te remmen alsok wennen we aan deze remmingen. Hypnose is niets meer dan deze remmingen die verzwakt worden. Het begrip rapport past hierin dat de toestand van hypnose niet nodig is om automatisme te creëren die het aanvaarden van de suggestie vergemakkelijken Bespreek de posthypnotische amnesie. Bernheim toont aan dat dit eigenlijk niet optreedt. Bernheim stelt dat het verschil tussen waak en slaap gedefinieerd wordt door een verschuiving van de bewustzijnstoestand. De hersenactiviteit wordt op andere plaatsen gelokaliseerd afhankelijk hiervan. De hersenactiviteit van een wakend patiënt speelt zich af in de 'hogere instantie' of 'denkend deel' van de hersenen, de hersenactiviteit van de slaap speelt zich af in de 'lagere instantie'. (Merk op dat Bernheim de mening is toegedaan dat hypnose niet meer dan een afgedwongen slaap is). Doordat dit het enige mechanisme is dat de verandering van de weerstand verandert, komt Bernheim tot de conclusie dat er geen amnesie is. De herinnering wordt gewoon opgeslagen in de lagere instantie en kan van daaruit terug opgehaald worden. Bernheim toont dit in de praktijk aan door eenvoudigweg te zeggen tegen zijn gehypnotiseerde patiënt dat hij zich alles zal herinneren. Hierop kon de patiënt zich alles herinneren. Bespreek kritisch de geneeskundige werking van de hypnose bij Bernheim. Licht toe met een voorbeeld. De hypnose wordt in Nancy systematisch gebruikt bij alle patiënten. Bernheim geeft echter toe dat de hypnose als therapie voor een organische ziekte niet voldoet. Bernheim focust zich enkel op de therapie en waagt zich niet op het terrein van de theorievorming. Ook laat hij de oorzaak van de pathologie die de patiënt vertoont links liggen. De hypnose is therapeutisch voor zover de autoriteit van de hypnotiseur sterk genoeg is om de nieuwe suggestie op te dringen aan de patiënt. Men kan zich de vraag stellen of Bernheim het niet gemakkelijk maakte voor zichzelf. Door zich niet te interesseren voor de levensgeschiedenis, en daarbij de oorzaak van het symptoom, maakt hij 4
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
zichzelf blind voor belangrijke informatie. Vaak kan de oorzaak de oplossing bieden. Ook is zijn verklaring die stelt dat een gefaalde behandeling teweeg werd gebracht door een te grote weerstand (lees: autosuggestie) van de patiënt wat kort door de bocht. Is het niet de moeite om ook andere redenen te exploreren? Nergens wordt er melding gemaakt van een poging tot het verder uitdiepen van de kennis omtrent deze redenen. Deze praktijk wordt gegrond door een weigering van Bernheim om te luisteren naar zijn patiënten, alleszins zeker voor wat betreft de niet gehypnotiseerde patiënt. Hij stelde alles in het werk om de autosuggestie onmogelijk te maken. (De patiënt laten spreken zou autosuggestie in de hand kunnen werken) Dit is merkwaardig. Bernheim was toch de man die stelde dat automatie aanwezig is zowel in de waak als in de slaap? Dit principe past hij niet toe in zijn therapie. Met deze weigering gaat hij m.i. te ver in het vermijden van deze autosuggestie. Bespreek de invloed van Bernheim op Freud. Bernheim was, itt. Charcot al meer gericht op het therapeutische. Maar hij stopte echter bij de behandeling en ging niet in op theorievorming. De invloed kan hierin bestaan dat Freud de werking van hypnose als therapie zag en Freud zag ongetwijfeld ook het hiaat en men zou kunnen zeggen dat zijn interesse hierdoor aangewakkerd werd. Verder is er ook de vaststelling dat Freud problemen heeft met hypnose in zijn privépraktijk. Niet alleen botst hij op meer weerstand bij het hypnotiseren, ook merkt hij in de casus Emmy Von N. dat hypnose moeilijkheden heeft om herinneringen uit te wissen. Eventueel is dit het begin van wat uiteindelijk de ontkenning zal zijn dat hypnose nodig is om in een voldoende therapie te voorzien3. Per slot van rekening is het Bernheim die beweert dat automatie zowel in slaap als in waak aanwezig is en het is net deze automatie die door suggestie moet worden gewijzigd. Tenslotte kunnen we stellen dat op het eerste zich lijkt alsof Freud niet veel van Bernheim heeft geleerd. Bernheims aanpak is er een waarbij hij de therapie zich laat richten tot de arts. De patiënt moet zich op de arts concentreren en de arts 'lost het probleem op'. Dit laatst aangehaalde stuk mag daarbij eng geïnterpreteerd worden. Hij doet niet meer of niet minder dan dat. Wat Bernheim allemaal net niet doet kan ook een invloed hebben gehad op Freud doordat deze die dingen net wel gaat doen. Waar Bernheim de patiënt niet laat spreken en geen aandacht heeft voor de levensgeschiedenis ervan, noch voor de oorzaak van het symptoom, is dit net het centrale punt van Freuds therapie. Waar Bernheim systematisch hypnose gebruikt, zal Freud deze methode mettertijd overboord gooien. Het moet gezegd zijn dat deze subversie de mogelijkheidsvoorwaarde uitmaakt voor de ontdekking van het onbewust. Tot slot moet nog vermeld worden dat de idee om de droom als “Normalvorbild” te gebruiken voor psychopathologische processen bijna rechtstreeks van Bernheim komt. Concluderend kunnen we stellen dat Bernheim toch een degelijke invloed heeft uigeoefend op Freud. Bespreek de controverse tussen de scholen van Nancy en van Parijs. De controverse gaat om de grondslag van de hypnose. Te Parijs spreekt men van een fysiologische verandering terwijl in Nancy de stelling wordt geponeerd dat het enkel psychische veranderingen zijn. We plaatsen ze even naast mekaar. Charcot beweert dat de hypnose een toestand is van een verhoogde prikkelbaarheid van het zenuwstelsel, het is aldus fysiologisch. Bernheim stelt dat er geen fysiologische verandering is, doch slechts een psychologische, nl. de suggestie. Hij beschouwt het in hypnose brengen van een patiënt als niets meer dan een aanvaarding (door die patiënt) van de suggestie tot hypnose. De discussie tussen beide scholen focust zich op het vlak van het grand hypnotisme. Charcot meent dat door de fysiologische verandering er 3 fasen zijn van hypnose die 3 Breuer beweert dat hypnose onontbeerlijk is om hypnoïde hysterici te genezen.
5
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
door een fysieke handeling kunnen afgewisseld worden4. Bernheim ontkent echter het bestaan van die fasen en verwijt Charcot dat deze enkel voorkomen in de Salpêtrière. Hij suggereert dus dat ze daar bestaan doordat de suggestie ervan alom vertegenwoordigd is in de kliniek.
Welk standpunt nam Freud in inzake de controverse tussen de scholen van Nancy en van Parijs? Freud laat zich niet verleiden door Bernheim en gooit niet heel Charcots theorie over de boeg, hoewel aanvaarden van Bernheims stelling dit ogenschijnlijk onoverkomelijk tot gevolg heeft. Toch weet Freud met een interpretatieoefening beide theorieën te verzoenen. Hij stelt dat de interpretatie van het woord 'suggestie' moet opgesplitst worden. Enerzijds heb je de suggestie door een buitenstaander, wat de dagdagelijkse betekenis van het woord inhoudt. Deze is duidelijk psychologisch en in deze interpretatie geeft hij Bernheim gelijk. Anderzijds is er de autosuggestie. Dit is de suggestie die de gehypnotiseerde zelf creëert zonder een expliciete omschrijving van wat hij moet voorstellen. Hetgeen hij er zelf 'bijverzint' is objectief en van de wil van de arts onafhankelijk. Deze laatste twee kenmerken impliceren een verband met het niveau van prikkelbaarheid van de zenuwbanen, een fysiologisch verschil. Bespreek de stelling “psychisch behandeling is in eerste instantie een behandeling door middel van het woord”. Het woord is het enige middel voorhanden om rechtstreeks in te werken op de psyche van de patiënt. Freud geeft dit het statuut van wezenskenmerk van psychische behandeling. Een psychische behandeling wordt gedefinieerd als een behandeling door middel van het woord. Deze stelling verwijst duidelijk ook naar Freuds omkering van hetgeen hij bij Bernheim heeft opgestoken. Het spreken heeft voor Freud twee betekenissen. Enerzijds is het spreken van een patiënt vals verknoopt, en is het dus een symptoom. Anderzijds gebruikt Freud het spreken om zich een weg te banen naar de psyche van de patiënt, het is in deze dat het het statuut van onderzoekingsmiddel verkrijgt. Ik gebruik opzettelijk de term onderzoekingsmiddel en niet therapie, omdat Freud voor het willen-weten staat. Hij wil niet in de eerste plaats genezen, hij wil de psyche leren kennen. Freud onderbouwt zijn theorie door te stellen dat er een wisselwerking is tussen de psyche en de soma, het lichaam. De geneeskunde, die uitsluitend gericht is (of moet zijn) op het lichaam heeft bewezen dat ze tekort schiet. Hierop wijzend bewijst Freud het bestaan van een domein dat te kennen valt en dat nodig is om alle pathologieën te verklaren, de psyche. Bespreek Freuds opvatting “Seelenbehandlung”.
over
de
hypnose
zoals
beschreven
in
zijn
artikel
Freud doet een eerste poging tot het definieren van de psyche in zijn studies over Hysterie. Hij stelt dat het eerste aspect van de pysche de affecten zijn. Alle psychische toestanden zijn in een bepaalde mate affectief, beweert hij, dit komt doordat er een affact aan elke voorstelling hangt. Nu is het 4 De eerste fase is de lethargische fase die teweeg wordt gebracht door fixatie op een voorwerp of door lichte druk op de oogappel doorheen de gesloten ogen. De volgende fase is de catelepsie. Zij wordt teweeggebracht door het openen van de ogen van de gehypnotiseerde. De laatste fase is de algekende somnambule. Zij komt tot stand door meerdere malen over het hoofd van de patiënt te wrijven.
6
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
probleem bij een geneeskundige behandeling dat de arts zich best niet mag richten op deze affecten om de geneeskundige behandeling niet te compromiteren. Hij moet het doen met overblijft, nl. de psychische functies. Hier is het dat de hypnose opdaagt. Freud verduidelijkt twee kenmerken van de hypnose. Deze richt zich in de eerste plaats op de psychische functie van de aandacht. Een gehypnotiseerde slaapt wat een toestand is van weinig tot geen aandacht, met als enige uitzondering die gemaakt wordt voor de arts. De patiënt blijft wakker voor de arts en al zijn aandacht is dan ook op hem gericht. Een tweede kenmerk is dat van de onderwerping. De patiënt onderwerpt zich aan de arts. Het is door dit kenmerk dat de verhoogde invloed van het psychische tgo. het lichaam zich uit. Freud gaat verder in op de zwaktes van de hypnose. Vooreerst is het gevaar tot een afhankelijkheid tov. de arts. Verder is er ook het begrip weerstand. De weerstand bepaalt enerzijds de moeilijkheid die kan optreden om sommige mensen onder hypnose te brengen en anderzijds de limiet van de hypnotische suggestie. Er zal weerstand optreden als men van de patiënt een groot offer vraagt, waar kleine offers zonder aarzeling worden uitgevoerd. Uit de praktijk blijkt dat het uitwissen van de ziekte een groot offer is. Dit zorgt ervoor dat ook hypnotische therapie een langdurige arbeid is. Bespreek Breuers behandeling van Anna O. Breuer merkt op dat Anna volledig onsuggestibel is, hij krijgt ze niet in hypnose. Er zit dus niets anders op dan te luisteren naar haar. Terwijl ze spreekt, wordt ze rustiger. Dit is de eerste fase van de behandeling. In de volgende fase laat Breuer haar gericht spreken over haar symptomen. Systematisch loopt hij haar symptomen af en laat haar elke gelegenheid herinneren en uitspreken waarin zich dit symptoom voordeed. Op deze manier verdwijnen deze symptomen een na een. De psychocathartische methode is geboren. Twee belangrijke opmerkingen dienen gemaakt te worden bij het verslag van deze behandeling. Ten eerste valt het op dat bij het uitspreken de symptomen verdwijnen. Ten tweede is er de vaststelling dat elk symptoom vasthangt aan een voorstelling. Dit is een begrip dat we ook terug zagen komen bij Bernheim en Charcot. Nog een opmerking van Breuer die reeds terugkwam bij Charcot en Bernheim is dit van een plaats in onze psyche die verschilt van onze waak. Bij Charcot heette die gewoonweg de hypnotische toestand, Bernheim had het over de slaap. Breuer spreekt over Spaltung. Bespreek de verklaring van de hysterie zoals uiteengezet in de “Voorlopige mededeling”. Eerst en vooral stellen ze dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen een accidenteel moment en de pathologie. Dit verband is meestal symbolisch van aard, waardoor het niet voor de hand ligt dit te herkennen. Het is ook mogelijk dat de verhoudingen volledig buiten proportie zijn. Een relatief klein accidenteel moment kan zware symptomen tot gevolg hebben. Ze gaan verder door te zeggen dat het accidentele moment een trauma is, verwijzend naar Charcots traumatische hysterie. Dit was een hysterie met een fysiologisch trauma als grondslag. Breuer en Freud zijn echter van oordeel dat het om een psychologisch trauma gaat. Deze twee stelling zijn te verzoenen door de redenering dat een fysiologisch trauma ook een psychologisch trauma tot gevolg heeft. Charcot erkent dit ook. De relatie van de pathologie tegenover het trauma is er een van subsidiariteit en afhankelijkheid. De symptomen blijven zolang het trauma niet verwerkt is, het is niet zo dat de symptomen onafhankelijk van het trauma bestaan. We gaan even in op deze verwerking. Elke ervaring bestaat uit voorstellingen. Al deze voorstellingen hebben een affect. Elk van deze affecten wordt normaal verwerkt in ons dagelijks leven. Indien een voorstelling (lees ook: trauma) een affect teweeg heeft gebracht dat niet verwerkt is, krijgt men symptomen. Deze verwerking, waarbij men de voorstelling affectloos maakt, kan op 4 manieren gebeuren. Het kan gebeuren via een reflex, wat in het algemeen het uiten van emoties omvat. Het kan ook zijn dat men door een daad de voorstelling 7
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
affectloos maakt. Indien een daad uitgesloten is, kan de taal de daad vervangen. Verder kan het zijn dat de voorstelling opgenomen wordt in het totale associatiecomplex, wat m.i. neerkomt op het begrijpen van de voorstelling. Indien een patiënt geen adequate verwerking heeft van een voorstelling, blijft deze in al haar kracht bewaard en veroorzaakt ze symptomen. Dit is de kern van de verklaring van hysterie. Er zijn twee mogelijke redenen waarom de voorstellingen hun affect niet kwijtgeraken. De eerste is dat het trauma zelf een adequate reactie uitsluit. Hier speelt dan de inhoud van de voorstelling, een psychisch mechanisme. De tweede reden gaat over de psychische omstandigheden waarin de voorstelling in de psyche kwam. Indien het trauma optrad tijdens een schrikaffect of in een toestand die op een hypnotische toestand lijkt, dan volgt er geen adequate reactie. Het is deze laatste situatie die volgens Breuer enkel kan genezen worden door middel van hypnose, hij noemde het de hypnoïde toestand.
Argumenteer de stelling “Breuer deinst ook in zijn theorie terug voor de psyche en de psychologie”. Hysterie kan door een psychische mechanisme, de afweer, ontstaan, maar ook door een psychische toestand, nl. de hypnoïde toestand. Waar in de “Voorlopige mededeling”5 dit nog enkel psychologisch werd uitgelegd, verklaart Breuer dit in het boek op een fysiologische manier. Hij zegt daarbij dat deze toestand eventueel ook op een psychische manier kan teweeg gebracht worden. Breuer is ervan overtuigd dat er hysterische fenomenen zijn die niet ideogeen zijn. Noodzakelijkerwijs impliceert dit dat er een fysiologische oorzaak moet zijn, aldus Breuer. Hij is, net als Charcot, voorstander van een fysiologische onderbouw om de hysterie gemakkelijker aanvaard te zien als klinische eenheid. Deze redeneringen zijn het gevolg van een streven van Breuer naar een 'eenheid van het weten'. Hij wil dus dat er één discipline is, nl. de geneeskunde, die alle pathologieën kan verklaren. In dat plaatje past de psychologie niet. Hij besluit zijn fysiologische invalshoek door een ultieme verklaring te geven voor hysterie, en dat is de abnormale prikkelbaarheid van het zenuwstelsel. Bespreek de stelling volgens dewelke hysterie functie is van abnormale prikkelbaarheid van het zenuwstelsel. Breuer neemt in de “Voorlopige mededeling” nog een psychologisch standpunt aan. In het boek gaat hij echter op zijn stappen terug en wil hij de hysterie fysiologisch verklaren. Dit doet hij omdat hij beseft dat een psychologie de eenheid van het weten zou doorbreken. Een bepaald symptoom, denkt hij, zou dan op de ene moment een psychologische oorzaak kennen en op een andere moment een fysiologische. Daarom stelt hij dat uiteindelijk alle psychologische verklaringen gebaseerd zijn op een fysiologisch verschijnsel, nl. de abnormale prikkelbaarheid van het zenuwstelsel. Bespreek het begrip van de 'psychische energie' binnen de context van Breuers theorie. In Freuds theorie moet men dit begrip lezen als de sterkte van het affect dat aan een bepaalde voorstelling hangt. Breuer zoekt echter een fysiologische verklaring . Hij zegt dat een abnormale prikkelbaarheid van het zenuwstelsel de oorzaak is van hysterie. Met dit in het achterhoofd leggen 5 Dit was een voorlopige eerste publicatie die Breuer en Freud samen uitbrachten als voorloper op het boek 'Studies over hysterie' dat zou volgen.
8
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
we het begrip 'psychische energie' uit. Breuer vergelijkt twee situaties, die van de droomloze slaap en die van de waaktoestand. Hij stelt dat in de eerste situatie de psychische activiteit minder intens is als in de waaktoestand. Hij verklaart dit door te zeggen dat in de slaap de verbindings- en geleidingsbanen van de hersenen niet toegankelijk zijn voor prikkeling, waar dat in de waak wel is6. Een fysiologische uitleg dus. Om deze theorie hard te maken, moet er dus uitgegaan worden van een tonische prikkeling, wat niet meer wil zeggen dan dat ze constant aanwezig is. Ze bouwt dus ook continu op en moet af en toe gelost worden. Men zou dit stoom afblazen kunnen noemen. De prikkelingsoverschot moet weggeruimd worden. Dit kan door zowel motorische activiteit als psychische verwerking. Dit is analoog aan het adequaat reageren door middel van reflexen, daden of woorden, zoals beschreven in de “Voorlopige mededeling”. Breuer concludeert hieruit dat een organisme streeft naar de homeostase op vlak van psychische energie. In het dagdagelijks taalgebruik komt dit terug. Stijging van prikkelingdactiviteit die ons dichter brengt bij de het optimaal niveau noemen we opwekking. Stijging die dit optimaal niveau overschrijdt noemen we opwinding. Dit laatste is de grondlaag van de affecten aldus Breuer. Er bestaan ook endogene prikkelingsbronnen, d.w.z. bronnen die niet in de buitenwereld bestaan. Breuer noemt hier de grote fysiologische noden en driften. Hij geeft het ook een naam wanneer deze prikkelingsbronnen een stijging teweegbrengen die eindigt in een psychisch affect, hij noemt dit seksuele affecten. Deze seksuele drift is volgens hem de machtigste bron van lang aangehouden prikkelingstoenames. Indien zo'n lange prikkelingstoename zich voordoet, noemt hij dat een neurose. Concluderend kunnen we stellen dat Breuer het psychologisch niveau ondergeschikt maakt aan het fysiologische. Indien men een abnormale prikkelbaarheid heeft van het zenuwstelsel en men kan de prikkelingsstijging niet adequaat ontladen, dan krijgt men symptomen. Bespreek de hysterische conversie volgens Breuer. De vraag luidt hoe een prikkeling in ons zenuwstelsel kan geconverteerd worden naar een hysterisch symptoom. Breuer geeft twee mogelijk manier waarop een prikkeling kan omgezet worden in een somatisch (maar daarom nog niet per se een hysterisch) symptoom. Ofwel wordt de prikkeling te groot en doorbreekt ze de natuurlijke weerstanden die de scheiding uitmaken tussen voorstelling en het lichaam. Ofwel zijn deze laatstgenoemde barrières zwak, dan spreekt hij over een hysterische voorbeschiktheid. In het eerste geval, als de prikkeling te groot is, zijn er twee mogelijke verschijningsvormen. De hysterische aanval, de eerste verschijningsvorm, kan optreden wanneer er een herinnering optreedt die het verstorend affect hernieuwt. De aanval is dan de direct ontlading van dit hernieuwde affect. De tweede mogelijke verschijningsvorm van een te grote prikkeling is de hysterische conversie, met hysterische symptomen tot gevolg. Deze heeft een bijkomende voorwaarde, nl. de herhaling van het affect, maar ook de hernieuwing van het affect kan volstaan. Deze voortdurende herhaling zal uiteindelijk het somatisch symptoom creëren. Breuer verklaart dit doordat er baning ontstaat tussen het affect en het symptoom wat men mag verstaan als een gemakkelijkere geleiding van de prikkeling naar het symptoom. Deze conversie heeft ook tot gevolg dat men het affect, dat nog niet adequaat afgereageerd is, niet meer bewust waarneemt. Bespreek de 'hypnoïde toestand' volgens Breuer. Indien een affect niet op goede wijze wordt ontladen dan kan ze via conversie tot een hysterisch 6 Hij noemt dit de prikkeling van de 'psychische elementen'. Als we Breuers ultieme fysiologische grondslag niet willen ondergraven, zijn we gedwongen dit niet letterlijk te interpreteren. Dat zou betekenen dat de (fysiologische) prikkeling als uiteindelijke oorzaak toch een psychisch element is. Geerardyn doet een voorstel verwijzend naar de cellen van de hersenschors, een fysiologisch element.
9
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
symptoom leiden. Er zijn verschillende adequate manieren om het affect te ontladen. Het associatieverloop is er een van. Indien deze associatie echter wordt onderdrukt dan blijft ze volgeladen met affect. Men spreekt dan van afweer. Dit is het niet willen ontladen. Er bestaat ook een manier van niet kunnen ontladen. Dat is de hypnoïde toestand. De patiënt bevindt zich in een hypnotische of hypnoseachtige toestand op het moment dat de affectvolle voorstelling ontstaat. Volgens Breuer ontstaan de meeste hysterieën op deze manier. Er zijn in Breuers theorie, zij het vaag uitgelegd, twee vormen van hypnoïde toestanden te ontwaren. De eerste is deze wanneer er een intense psychische arbeid verricht wordt en er dus geen mogelijkheid is tot het adequaat afreageren van affectvolle voorstellingen. De andere is deze wanneer de intracerebrale prikkeling zo verlaagt dat een nieuwe affectvolle voorstelling niet verwerkt wordt. Men denke aan verstrooidheid. Bespreek de psychische 'Spaltung' volgens Breuer. Breuer beweert dat de psychische activiteit uiteenvalt in een bewuste en een onbewuste. Het bewuste is dan het gedeelte dat door de Ik wordt gecorrigeerd. Voor hem zijn dit twee naast elkaar bestaande heterogene voorstellingsreeksen. Er is pas een probleem als ze niet meer dezelfde inhoud hebben of, zegt hij, als het onbewuste gedeelte een voorstelling bevat die niet in het bewuste kan treden door toedoen van afweer. M.i. komt dit evengoed neer op het hebben van een verschillende inhoud. Bespreek de verschillen tussen de opvattingen van Breuer en Freud. Er zijn drie fundamentele verschillen tussen Freud en Breuer. In de toepassing van de de hypnocathartische methode blijkt dat vele patiënten moeilijk of niet te hypnotiseren zijn. Nochtans is dit een noodzakelijke voorwaarde, volgens Breuer, om een hypnoïde hysterie te genezen. Verder is het van belang op te merken dat Breuer een klinische eenheid voorstaat. Wat wil zeggen dat hij de mening is toegedaan dat enkel bij hypnoïde hysterische patiënten de hypnose mag gebruikt worden als therapie. Als de Freud dan doordenkt en de vraag stelt naar het karakter van een hysterie, dan vindt hij in de praktijk niets terug dat wijst op het bestaan van een hypnoïde toestand. Dit brengt ons bij een dieperliggend verschil. Freud merkt op dat om te weten te komen welke behandeling er gebruikt moet worden, zoals Breuer voorschrijft, er een deftig onderzoek moet gedaan worden naar de levensgeschiedenis van de patiënt. Dit onderzoek kan enkel gebeuren door de hypnocathartische methode al toe te passen. Dus ofwel neemt men blind een keuze, ofwel kiest men systematisch voor de nieuwe methode. Breuers theorie toont aan dat hij voor de eerste mogelijkheid heeft gekozen waar Freud voor de systematische toepassing van de nieuwe methode kiest. Belangrijk te vermelden is dat deze algemene toepassing het specifieke karakter van de methode ook weghaalt, waardoor Freud dit nu kan gebruiken als manier om de psyche te onderzoeken. Door deze algemene toepassing komt Freud ook tot de bevinding dat er vele vormen van hysterie zijn die niet zuiver hysterisch zijn, maar meer een combinatie zijn van hysterie en een 'Seksualneurose', een neurose met een seksuele factor aan de grondslag 7. Deze bevinding gaat lijnrecht in op de stelling van Breuer dat hysterie een afzonderlijke klinische eenheid is. Freud beweert dus dat alle hysterieën een gemengde neurose is. Het is hysterie, tesamen met een Seksualneurose. Als we de theorie van Breuer ernaast leggen dan zien we twee verschillende statuten die het Eros krijgt. Dit is het tweede verschilpunt. Breuer zegt dat de Eros enkel hierin bestaat dat tijdens de puberteit de geslachtsklieren voor een verhoging van de prikkelingen vormen. Freud hanteert een veel breder begrip, wat tot uiting komt in de overdracht. Aan de meer praktische kant komt dit neer op een relatie tussen de arts en de patiënt die 'onbetamelijk' wordt als direct 7 Deze gecombineerde neurose noemt hij 'gemengde neurosen'.
10
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
gevolg van het uitdiepen van de levensgeschiedenis. Het derde verschilpunt is tweeledig. Freud spreekt over een niet-willen-weten, Breuer over een nietkunnen-weten. En waar Breuer de hypnose als noodzakelijk beschouwt, gooit Freud dit middel overboord. Freuds bewering is als volgt. Hij merkte uit de praktijk dat net die patiënten die gehypnotiseerd zouden moeten worden, onsuggestibel waren. Hij probeerde het dus zonder hypnose en dit leek te lukken. Hij merkte zelfs op dat er evenveel afweer bestaat in de normale toestand als in de gehypnotiseerde. Hij stelt dan dat die afweer dezelfde is als diegene die de patiënt onsuggestibel maakt. De patiënt wil het niet weten en deze afweer zal zich in vele verschillende vormen voordoen. Merk op dat Breuer hierover beweert dat de patiënt het niet kan weten omdat de herinnering niet toegankelijk is doordat het zich aan de andere kant van de Spaltung bevindt. Freud gaat verder door te stellen dat deze hysterici lijden aan conversiehysterie en noemt dit afweerhysterie. Deze groep staat tegenover de hypnoïde hysterie waarvan hij maar één geval kan aanwijzen en dat is Anna O. Freud gaat zelfs nog verder en beweert dat deze twee groepen aan de wortel samenvallen. Hiermee beweert hij eigenlijk dat er niet zoiets bestaat als een hypnoïde hysterie die enkel door middel van hypnose kan genezen worden. Dit staat lijnrecht tegen Breuers stelling. Bespreek de passie van het niet-willen-weten. Freud noemt dit de afweer. Het komt er eigenlijk op neer dat de patiënt, zonder dat hij zich daarvan bewust is, de behandeling die hem naar de voorstelling lijdt die oorzaak is van zijn symptomen, zal boycotten. Deze afweer zal een patiënt o.a. onsuggestibel maken of ervoor zorgen dat de voorstelling niet herinnerd kan worden. Maar ook pragmatischer, zoals het niet zeggen wat er opkomt of zelfs afspraken vergeten is een vorm van afweer. Bespreek de actualiteit van Freuds opvatting over psychotherapie zoals beschreven in de Studies over Hysterie. Er zijn een aantal elementen die Freud aanhaalde die vandaag zeker nog relevant zijn. De belangrijkste is misschien wel de uiteindelijke overtuiging in de wetenschap dat niet alle pathologieën een fysiologische grondslag hebben. We moeten zelfs bijna vaststellen dat het dialectisch principe heeft gespeeld en er een overdreven tegenreactie kwam tegen deze opvatting van uit het verleden. Mensen denken tegenwoordig al eens te snel dat er een psychologische oorzaak is voor een bepaalde ziekte8. Wat vandaag ook als normaal wordt beschouwd is dat men van de relatie met de psychotherapeut verwacht dat dit een goede band is. Als we dat vergelijken met Bernheims overtuiging dat een psychotherapeut door middel van autoriteit de genezing kan bewerkstelligen, is het duidelijk dat we hebben geopteerd voor Freuds visie. Deze visie bestond erin dat er een overdracht moet zijn, wat impliceert dat die goede band groeit. Dit gebeurt als direct gevolg van het uitdiepen van de levensgeschiedenis. Waar Freud, m.i. grotendeels onterecht, niet meer actueel is, is zijn systematische toepassing van de cathartische methode. Men zou kunnen verwachten dat elk psychologisch probleem uiteindelijk te genezen moet zijn door het uitdiepen van de levensgeschiedenis tot men aan de voorstellingen komt die voor problemen zorgen. Vandaag de dag wordt er echter snel naar een fysiologisch duplicaat gegrepen en daarmee bedoel ik medicijnen. Dit lijkt misschien in tegenspraak met wat ik eerder 8 Denk maar aan maagzweren waar tot voor kort de overtuiging dat dit een psychologische oorzaak was, als een paal boven water stond. Rond 1975 werd aangetoond dat het niet stress was die de oorzaak was van maagzweren, maar een bacterie genaamd Helicobacter pylori.
11
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
stelde, maar dat is het niet. De overtuiging dat er een psyche is die invloed kan uitoefenen op de soma is zo goed als algemeen aanvaard. De behandelingsvorm is in vele gevallen fysiologisch aan de grondslag. Deze tegenstelling wordt in de praktijk vaak genegeerd. Men zou tenslotte kunnen stellen dat het begrip van de afweer zoals Freud dit beweerde ook degelijk ingeburgerd is. Het valt al eens voor dat iemand als oorzaak voor zijn/haar problemen een uitleg geeft die verwijst naar een 'onbewuste drang' om steeds dezelfde fout te maken. Hierin kunnen we de afweer herkennen waardoor de persoon in kwestie de drang van het niet-willen-teweten-komen opgegedrongen krijgt van een bepaalde voorstelling en daarom steeds de foute keuze maakt. Bespreek het fenomeen van de afasie waarmee Freud geconfronteerd werd in de Salpêtrière. Voor Freud was het spreken de verbindingsweg naar de psyche, vandaar zijn interesse voor het menselijk spreken en ook de afasie. Freud kwam hiermee in contact door lessen bij te wonen van Charcot. In een van die lessen vergeleek Charcot twee vormen van mutisme. De normale vorm en de hysterische vorm. De normale stomme kan nog enkele geluiden voortbrengen, een gefluister of een gegrom en ook een wilde schreeuw. Ook is bij deze patiënten het intellect verminderd en kunnen er nog andere taalstoornissen optreden. De hysterische stomme kan evenwel niets van geluid voortbrengen. Dit komt doordat ze beroofd zijn van de noodzakelijke motorische voorstelling, aldus Charcot. Verder blijft bij hen het intellect intact, net als hun taalfuncties. Charcot verklaart deze symptomen met zijn alombekende dynamische laesie. Deze laesie kan ofwel betekenen dat de voorstellingen over het spreken vergeten zijn, ofwel betekent dit dat de symptomen het beeld vormen dat de patiënt heeft van wat het is om niet meer te kunnen spreken. Bespreek Freuds kritiek op de toenmalige opvattingen over afasie. Freud heeft kritiek op twee niveau's. Hij stelt de vraag naar de gegrondheid achter de theorie van het bestaan van taalcentra, een epistemologische kritiek. Maar hij bekritiseert de theorieën ook door er fouten uit te halen die zich situeren in de logica. We bespreken eerst deze laatste kritiek. Wernicke haalt uit zijn theorie 3 soorten afasie, nl. de sensorische, de motorische en de geleidingsafasie. Deze laatste bestaat erin dat er onderbreking is in de associatiebaan die loopt van het sensorisch taalcentrum naar het motorisch taalcentrum. Deze afasie zou dan een parafasie 9 moeten creëren. Freud ontkent dat deze parafasie logisch volgt uit het schema en stelt dat er een ander symptoom zou moeten zijn als men het schema toepast. Men zou dan patiënten moeten krijgen die in de onmogelijkheid zijn om iemand na te spreken. Freud merkt op dat er zo geen gevallen bekend zijn. Lichtheim maakte ook een schema waarin er 5 geleidingsafasieën zouden zijn. Freud merkt op dat er nog geen fysiologische bewijs bestaat voor het bestaan ervan. Verder merkt hij op dat uit de praktijk blijkt dat de vormen van afasie die men tegenkomt niet in het schema passen. En tenslotte stelt Freud dat het schema de volledigheid nastreeft, maar dat er gevallen van afasie zijn die niet in het schema passen. In het algemeen stelt Freud dat schema's gebaseerd op Meynert van een foutieve grondslag vertrekken. (Wernicke baseerde zich o.a. op Meynert) Hij stelt dat Meynert spreekt over een punt-voor-punt afbeelding. Elke punt in de cortex komt overeen met een plaats in het lichaam. Freud, een vooraanstaand neuroloog, merkt op dat dit niet mogelijk is doordat er, naarmate men de hersencortex nadert, er een vezelreductie plaatsvindt. Het andere niveau waarop Freud kritiek uit is epistemologisch. Freud beweert dat de lokalisatie van bepaalde centra, alsook de lokalistatie van een ervaring in een welbepaalde cel eventueel opgaat 9 Hierbij worden woorden verwisseld en is er onzekerheid over het taalgebruik. Het woordbegrip en de articulatie blijven echter behouden.
12
Dimitri Van Antwerpen
2010-2011
voor zuiver fysiologische prikkels, maar dat deze hypothese tekort schiet als men het heeft over de talige psychische processen. Deze zijn volgens hem niet te lokaliseren. Wernicke is dezelfde mening toegedaan. Bespreek Freuds verklaring van het onderscheid tussen de organische verlamming en hysterische verlamming. Volgens Freud bestaan er twee soorten organische verlamming. Je hebt de perifero-spinale verlamming die optreedt als gevolg van een laesie op de motorische zenuwbaan die van het lichaam naar het ruggemerg loopt. Deze verlamming volgt het principe van de punt-voor-punt projectie. Je hebt ook de cerebrale verlamming. Deze is het gevolg van een laesie op de motorische zenuwbaan die van het ruggemerg naar de hersencortex loopt. Deze heeft een meer globale verlamming tot gevolg. Dit volgt logisch uit het feit dat er een vezelreductie plaatsvindt als men de hersenen nadert. De hysterische verlamming, zegt Freud, is een simuleren van deze laatstbeschreven cerebrale verlamming. Freud haalt daar, net als Charcot, de dynamische laesie als verklaring voor aan. Hij gaat dit begrip wel geheel anders invullen. Waar Charcot dit zag als een laesie die bestaat in het dynamische van een levend organisme, en dus per definitie onvindbaar bij een autopsie, gaat Freud deze fysiologische verklaring vervangen door een psychologische. Voor hem staat een dynamische laesie voor een wijziging in het dynamisme, d.w.z. als wijziging van een functionele eigenschap. Dit komt neer op een onmogelijkheid van de voorstelling van een bepaald lichaamsdeel om in associatie te treden met andere voorstellingen. Deze laatst bedoelde voorstellingen constitueren het Ik. Nog anders gezegd: de laesie heft de associatieve toegankelijkheid op van de voorstelling van een bepaald lichaamsdeel. Deze verklaring impliceert dat er twee plaatsen zijn in het psychisme. Een plaats waar de normale associatie verloopt en een plaats waar een een tweede keten van associatie loopt. Indien een voorstelling van een bepaald lichaamsdeel van de eerste plaats, waar hij normaliter thuishoort, verplaatst wordt naar de tweede plaats, dan is dat lichaamsdeel verlamt. Deze verplaatsing kan gebeuren doordat er een associatie is opgetreden met de voorstelling van dat bepaalde lichaamsdeel die te sterk is waardoor andere associaties geen toegang meer hebben. Deze verklaring heeft een belangrijk inzicht tot gevolg. Dit alles zou betekenen dat de psyche het lichaam ziet als een voorstelling. Wat op zijn beurt impliceert dat er een talig verband is tussen de twee. Bespreek de taaltheorie of betekenisleer die Freud hanteerde in zijn afasiestudie. Een woord krijgt een betekenis door een associatie ervan met een objectvoorstelling. Dit objectvoorstelling is een verzameling van associaties die we het best kunnen beschrijven als de eigenschappen van het object. Afasie is volgens Freud een verstoring van deze associaties. Er kunnen hiervan 3 vormen optreden. De verbale afasie is een verstoring van de associatie tussen de eerdergenoemde 'eigenschappen' van het object. De asymbolische afasie is geconstitueerd uit een verstoring van de associatie tussen het woord en de objectvoorstelling. De agnostische afasie, tenslotte, is de verstoring van de associatie tussen het object en de objectvoorstelling. Een hysterisch mutisme uit zich dan in de verstoring van zo'n associatie doordat de voorstelling verdrongen is. De grote meerwaarde die dit model biedt is dat het het subjectieve element een plaats geeft.
13