1 De bevrijding van het oordeel van de wet Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen , die in Christus jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. (Ram. Sa)
Inleiding Deze eerste meditatieve bijbelstudie over Romeinen 8 staat in duidelijkverband met het voorafgaande hoofdstuk in de Romeinenbrief In hoofdstuk 7 beschrijft Paulus de zwakheid van de mens, die in eigen kracht niet bij machte is om zijn 'vlees' met de hartstochten en begeerten te overwinnen. Ook al heeft hij de goede wet van God lief met de 'inwendige mens', toch gehoorzamen zijn 'leden' vaak de 'wet der zonde'. (Rom. 7=22-23) De apostel heeft in hoofdstuk 7:7-25 het gedeelte afgesloten waarin hij duidelijk maakt dat de mens die onder de wet van Mozes leeft automatisch onder de heerschappij van de zonde en de dood komt. De gelovigen zijn niet meer onder die wet; ze zijn voor de wet gestorven, ze dienen nu in 'nieuwigheid des geestes'. (Rom. 7=6) Dat betekent: met een door de Heilige Geest vernieuwde menselijke geest waardoor je heilig voor de Heere wilt leven. In hoofdstuk 8 komt Paulus terug op dit punt. Hij had na het zesde vers als het ware de afslag genomen naar de menselijke zwakheid 9
(het vlees). Nu komt hij na vers 25 weer uit op de hoofdweg over de nieuwe levenswandel onder leiding van de Heilige Geest. Hij gaat de vraag beantwoorden die na het lezen van hoofdstuk 7 zou kunnen opkomen.
Blijft de zwakheid van de mens niet steeds weer opnieuw een verhinderin9 om te leven tot eer van God? Om deze vraag te beantwoorden, schrijft Paulus het lange achtste hoofdstuk over het leven door de Geest. De Heilige Geest, die onder het Oude Testament - onder de periode van de wet - steeds de profeten bezielde als Hij over hen kwam, komt nu na Pinksteren in de gelovigen wonen. (8:9 en u) Dat is een hele nieuwe situatie. Deze nieuwe nabijheid van God wordt de doorbraak naar het eeuwige leven voor ziel en lichaam. (8a-n) Hij leert ons door de Geest de rijkdom van de aanneming tot kinderen beseffen en versterkt ons in de hoop op de heerlijkheid van de komende erfenis. (8:12-17) Hij belooft de vernieuwing van de gehele schepping. (8a8-25) Hij bidt Zijn diep en innig gebed vanuit, met en voor de gelovigen. (8:26-30) Ten slotte zorgt Hij voor de zekerheid en troost in het leven van de gelovigen. (8:31-38) Dat is de korte inhoud van Romeinen8.
Geen verdoemenis We beginnen met het eerste vers en lezen daar hoe Paulus begint met een uitroep van vreugde: 'Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.' Er zijn kinderen die 's avonds als ze naar bed gaan bij het bidden de Heere hun zonden belijden en na het 'amen' van hun gebed aan hun vader of moeder vragen: 'Hoe kan ik nu weten of ik een nieuw hart ontvangen heb? Een kind van God doet toch niet meer zoveel verkeerde dingen?' Er zijn jongeren en ouderen die de Heere hebben 10
lief gekregen en Hem graag willen dienen. Het Woord raakt hun hart en ze zijn bedroefd over hun zonden. De Heere Jezus is in Zijn nabijheid voor hen gaan leven en ze ervaren ook wel eens vrede in hun hart. Maar als ze weer naar zichzelf kijken, komt de twijfel en durven ze toch niet te geloven dat ze een kind van God zijn. Ik hoorde eens het verhaal van Jeroen, een jongen die de Heere hartelijk liefhad, maar die een enorme strijd had met zijn zondige aard en met het feit dat hij nog steeds zondigde. Elke avond voor hij ging slapen zette hij een potloodstreepje op het behang achter de lijst met zijn belijdeniskaart vanwege zijn zonden en tekorten. Op een dag haalde zijn moeder bij de grote schoonmaak de belijdeniskaart van de muur en zag al die streepjes staan. Ze vroeg: 'Maar jongen, waar is dat nu toch goed voor?' 'Dat zijn al m ijn nederlagen, moeder', antwoordde Jeroen. En met tranen in zijn ogen vervolgde hij: 'Zolang ik nog streepjes moet zetten, durf ik niet te geloven dat ik een kind van God ben.' Jeroens moeder liet de streepjes op het behang staan. Maar voordat ze de belijdeniskaart vanJeroen weer aan de muur hing, pakte ze een rode viltstift en schreef ze met grote letters door al die streepjes heen: 'Maar Jezus' bloed reinigt van alle zonden.' Zoals hij gewoon was, knielde Jeroen ook die avond voor zijn bed om God te danken en om de Heere al zijn zonden te belijden. Na het 'amen' schoofhij zijn belijdeniskaart weer opzij, want er moest een nieuw potloodstreepje gezet worden. Toen zag hij wat er door al die streepjes heen geschreven was. En er gebeurde iets wonderlijks. Het angstige, bedrukte gevoel vanJeroen brak in stukken en het werd echt feest in zijn ziel. Er kwam blijdschap in zijn hart. De Heilige Geest getuigde dat het echt waar was, dat God hem tot Zijn kind had aangenomen. Daarover spreekt Romeinen 8:1: 'Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in ChristusJezus zijn', dat is de rechtvaardiging, 'die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest', dat is de heiliging. 11
Een vreselijk woord: verdoemenis. Maar hier staat: géén verdoemenis. Geen eeuwig oordeel. Zondaren, mensen zoals jij en ik, die de wet van God zo vaak overtreden en tot alle soorten van boosheid geneigd zijn, mogen vrij van schuld en straf met God verzoend zijn. Ook al is het je belijdenis wat in Romeinen 7:18 staat. 'Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.' Voor al die 'streepjesmensen' is er een overvloed van genade.
De macht van de zonde 'Geen verdoemenis' staat er in Romeinen 8:1. Maar dat betekent dat er wél verdoemenis is voor degenen die niet in ChristusJezus zijn. Van huis uit liggen we allemaal onder het eeuwige oordeel. De meeste mensen, ook heel veel kerkmensen, hebben daar eigenlijk niet zoveellast van. Ze weten dat wel, maar geloven het niet en hopen er maar het beste van. Het maakt hen niet ongerust. Mensen zijn van nature gebonden aan de macht van de zonde. We zijn één en al zelfhandhaving. Maar door zo te leven, graven we ons eigen graf. Want het leven buiten God is het leven buiten de Levensbron, en dat is geen leven! Dat leven draagt het oordeel van de dood in zich, het eeuwige oordeel. Als je niet in de Heere Jezus gelooft, draag je de verdoemenis bij je als een levensbedreigende ziekte, die voortwoekert, ook al voel je op dit moment nog geen pijn. Alleen een scanner kan de ziekte aantonen. Romeinen 8:1 is ook een soort scanner, die een gevaarlijke ziekte aanwijst. We moeten opgeschrikt worden. Denk om het eeuwige oordeel. De toom en de vloek van God rust op ons leven. De uitslag valt niet mee: ik ben dodelijk aangetast. Hoe je ook je best doet om anders te leven, de hete adem van het eeuwige oordeel blaast je in de nek. Als je dat merkt, ben je geneigd 12
om naast alle schuld in je leven alle plus- en minpunten in rekening te gaan brengen. Je doet dit en dat laat je na; je leest veel in de Bijbel en je bent ijverig bezig in de dienst aan je naaste. Ongemerkt zit je te turven, maar dan wel op een andere manier dan Jeroen. Je spant je tot het uiterste in om de heiligheid in je leven zo hoog mogelijk op te schroeven. Maar het is allemaal zo wettisch. Wat hou je over, als je alles optelt en aftrekt? Hou je dan verdiensten over, of schuld? Zie je de grote fout? Al die krampachtigheid komt voort uit het feit dat je je werken en inspanningen heimelijk toch nog wilt plaatsen bij de verlossing en niet bij de dankbaarheid. Ook na ontvangen genade kun je soms nog zo zitten turven. Stop er maar mee! Je hoeft niet met een zak vol zelfverdiende punten naarJezus te komen. Christus deelt Zijn genade overvloedig uit aan zondaars; niet aan mensen die het waard zijn, maar aan veroordelenswaardige zondaars. Hoe meer we onze vijandschap en afkerigheid leren zien, door het ontdekkende werk van de Heilige Geest in ons hart en leven, des te meer hebben we de vergevende en de genezende kracht van het bloed van de Heere Jezus nodig. Geen verdoemenis, geen veroordeling: dat klinkt je dan als muziek in de oren. 0, wat een God, Die ons de zonden vergeven wil, omdat Hij de straf voor de zonde gelegd heeft op Zijn enige, dierbare Zoon, Die zo volkomen heeft betaald en alles heeft volbracht. Wat een onbeschrijfelijke liefde is er in het hart van de Heere Jezus, vooral toen Hij die diepste smarten droeg. Daardoor is er geen veroordeling voor mensen die zichzelf voor God moeten veroordelen vanwege hun zonden. Geen straf - die wij verdiend hebben - want Jezus heeft de straf gedragen. 'De straf die ons de vrede aanbrengt', profeteerde Jesaja. (Jes. 53:5) Zonder kennis van de Heere Jezus kun je het diepe geheim van deze vrijspraak niet vatten.
13
Vrijspraak van het oordeel 'Zo ... dan' is een soort conclusie, een aanhaakpunt. Deze woorden slaan terug op Romeinen 7, waar het gaat over de hevige strijd tegen de zonde in het leven van een christen. Maar Paulus heeft aan zijn klaagzang: 'Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?' juichend een lofzang toegevoegd en uitgeroepen: 'Ik dank God, doorJezus Christus, onze Heere.' (Rom. 7:2425) Daar sluiten de woorden 'Zo ... dan' in Romeinen 8a bij aan. Paulus noemt dat nog een keer expliciet in Romeinen 8:3, waar hij schrijft: 'Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees.' Al is er nog strijd tegen de zonde, de absolute heerschappij van de zonde is in het leven van een christen gebroken. Dat staat in dat tweede deel van Romeinen 8a: 'niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.' God heeft een punt gezet achter de absolute macht van het vlees. Hij heeft Zijn Zoon gezonden in de wereld en heeft de zonde veroordeeld in het vlees. Dat betekent dat God er Zijn Zoon voor over had om ons van het eeuwige oordeel te bevrijden. Jezus kwam uit eeuwige zondaarsliefde in de gehavende realiteit van ons zondaarsbestaan. Hij heeft Zelf geen zonde gedaan, want Hij is heilig, maar Hij is tot zonde gemáákt. Door Zijn bitter straflijden heeft Hij de zonde laten veroordelen in Zijn vlees. Aan het kruis heeft Hij de schuld, de strafwaardigheid en het oordeel van de zonde gedragen. In Zijn terechtstelling is de zonde terechtgesteld. En zo kan Paulus zeggen: 'Zo is er dan nu( ... ) geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn.' Geen veroordeling, geen vonnis, geen eeuwig omkomen, geen eeuwige vloek als gevolg van de overtreding van Gods wet. Nu de zonde is uitgewoed in de Zoon van God, zegt Paulus, h eeft ze haar claim op de gelovigen verloren. 14
Door Christus' kruisdood en opstanding is er vrijspraak van het eeuwige oordeel. Daarom hoeft een christen niet te leven onder de voortdurende dreiging van dat oordeel. Je zult daar zeker wel iets van beleven, voor je mag zien dat het bloed vanJezus ook voor jou gestroomd heeft en ook jou reinigt van alle zonde. Want vrijspraak is er alleen voor veroordeelden. Maar het staat er zo rijk en zo ruim: 'geen verdoemenis meer'. 'Ja,' zegt iemand, 'dat is wel waar; natuurlijk is dat waar, maar dat geldt niet voor iedereen.' Dat klopt. Daarom is het ook zo geweldig als je onder het Evangelie mag zijn, om die boodschap te horen. In Romeinen 8:1 staat heel duidelijk: geen veroordeling. Voor wie? Voor degenen die in Christus Jezus zijn. Dat betekent, zegt de kanttekening, 'die door een waar geloof met Christus verenigd zijn'. Dus er is geen veroordeling voor degenen die in Christus geloven en die door dat geloof aan Hem verbonden zijn en blijven. Ben jij dat? Ben jij door het geloof verbonden aan Hem? Hoe weet je dat? Wat gebeurt er dan in je hart? Om in Christus te zijn moet je eerst tot Hem gekomen zijn. Dan erken je dat je zondaar bent en verlang je naar de gerechtigheid van de Heere Jezus, want je kunt zelf je schuld bij God niet betalen. Dat is een geweldige worsteling, een groot probleem. Maar wat een wonder als God Hem openbaart in het Woord en - door de kracht van Zijn Geest- in je hart. Dan wordt je hart door de overweldigende liefde van Christus ingenomen.
Komen tot Jezus Je wacht wellicht nog op een bepaald soort gerichtsbeleving, voordat je mag weten dat er geen verdoemenis is voor jou. Natuurlijk gaat het niet buiten het gericht om. Maar daar is de HeereJezus nu juist onderdoor gegaan, onder verbrijzeld. Dat hoeven wij niet nog eens over te doen. 15
Ik moet denken aan een gedeelte uit De Christenreis van John Bunyan, waarin Bunyan zo mooi vertelt hoe het toegaat in het komen tot Christus. De man die naast Christen loopt, heet Hoop. Hij zegt: 'Toen ik het woord van het Evangelie innerlijk verstond en toen Christus zo vriendelijk tot mij sprak: "Die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen", toen zag ik dat wie met heel zijn hart uitgaat naar het heil dat in Christus gegeven is, reeds een gelovige is. De tranen sprongen mij in de ogen.' Hoop vervolgt: 'En ik vroeg maar: "Heere, kan dan zo'n grote zondaar als ik ben wel door U aangenomen worden? Wilt U mij ook zalig maken?" Toen kwam het woord uit de Schrift op me af: "Die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen.'' En ik zei: "Maar Heere, hoe moet ik U dan beschouwen om U op een waardige wijze aan te nemen?" Toen sprak het Woord: "Jezus Christus is in de wereld gekomen om zondaars zalig te maken.'" En dan vervolgt Hoop: 'Uit al deze woorden werd mij duidelijk dat ik de ware gerechtigheid alleen in Hem en de vergeving alleen in het bloed van Christus moest zoeken. En ik geloofde dat alles wat Hij gedaan had om de wet van God te vervullen en om de vloek van de wet te dragen niet voor Zichzelf geweest was, maar voor al degenen die door het geloof Hem zouden aannemen. Toen voelde ik in mijn hart blijdschap; mijn hart vloeide over van blijdschap; heel mijn ziel werd gelokt en ingewonnen om voortaan voor Jezus te leven en niets anders meer te beminnen dan Zijn Naam, Zijn volk, Zijn wegen.' Bunyan beschrijft geen heel bijzondere dingen, maar eenvoudig het Woord van God. Dat Christus heeft betaald, dat Hij Zich zo aan ons aanbiedt en dat we Hem zo mogen ontvangen van God. Een heerlijk getuigenis! Dát is nu geloven! Wie zo gekomen is tot de Heere Jezus, die is in Hem. Of je dat nu na zo'n eerste zicht op Hem en zo'n eerste geloofsomhelzing van Hem allemaal al in zijn volle diepte verstaat, dat is een andere zaak. We moeten levenslang groeien in het heil dat God in 16
Christus geschonken heeft. Maar een kind heeft zijn vader en moeder lief, ook al begrijpt het de dingen nog niet allemaal. Zo is het ook met een kind van God. Wie in Christus gelooft zal door het getuigenis van de Heilige Geest in zijn hart steeds duidelijker mogen zien dat hij echt bij de Heere hoort. En hij wil ook niet anders. Wie de Geest van Christus heeft ontvangen, hoort bij Hem. (Rom. 8:9) Zo wordt het heil toegepast door de Heilige Geest, via het Woord.
Leven voor God Daar hoort nog wel wat bij, namelijk dat waar Hoop mee afsloot in het gedeelte uit De Christenreis dat hiervoor staat weergegeven. Hij zegt: 'Toen wilde ik leven voor God.' In Romeinen 8:1 staat: 'Die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.' Dat betekent: heilig leven. Dat betekent: niet de begeerlijkheden van het vlees, de grootheid des levens, de begeerlijkheden van de wereld volgen. Kort gezegd: de levensheiliging. Wandelen met God, dat hoort erbij! Rechtvaardiging en heiliging zijn aan elkaar verbonden, onlosmakelijk. In Christus zijn en wandelen door de Geest horen bij elkaar. Wandelen wijst op je levenswandel, je omgang met God en mensen. Dan wordt de liefde tot zondige, verleidelijke, wereldse zaken in je leven gekruisigd. Je gaat de Heere dienen en liefhebben met heel je hart. We zondigen niet goedkoop. Het heeft Jezus Zijn leven gekost! Zoveel heeft Hij ervoor betaald. Als je dat ziet, wordt de zonde zo bitter en de liefde om Gods geboden te doen zo intens en zo diep. Wat rijk om die twee dingen te mogen kennen: in Christus zijn door het geloof in Hem en wandelen door de Geest, het leven dat daarbij hoort . Dan leef je door de Geest in liefde en vrede met God en met je naaste, voor zover dat mogelijk is. Dan moet er aan jouw 17
kant geen schuld zijn, in die zin dat je bereid bent tot hartelijke vergevmg. En hoop dat het goed komt; niet krampachtig, maar ontspannen. Niet met de dreigende onweerswolk van Gods toom en vloek die elk ogenblik boven je kan losbarsten, maar in het blijde vertrouwen dat God, onze Vader, ons liefheeft en onze wederliefde, hoe gebrekkig ook, om Christus' wil aanneemt.
Gespreksvra9en 1 Uit de woorden 'Zo ... dan' in vers 1 blijkt dat Paulus aanhaakt bij het onderwerp dat hij beschrijft in Romeinen 7· Kun je aangeven op welk punt deze woorden vooral terugslaan? Lees om het antwoord te vinden eerst Romeinen 7:13-26. 2 Slaan de woorden 'ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde' op de tijd vóór Paulus' bekering of op de periode erna? Zoek voor je antwoord een bewijs in de gelezen perikoop uit Romeinen 7· 3 Over welke 'wet' gaat het in Romeinen 7:21? Vergelijk dit vers metvers 26. 4 In Romeinen 7:6 schrijft de apostel dat de gelovigen 'vrijgemaakt zijn van de wet'. Hoe moet je dat uitleggen? Geldt de wet van God niet meer voor ons? Wat zou Paulus bedoelen met de 'nieuwigheid des geestes' en wat met de 'oudheid der letter'? 5 Kun je met eigen woorden zeggen wat Paulus bedoelt met Romeinen 7:24-25? 6 Waarom zou God het toelaten dat de gelovigen levenslang een 'twee-mens' zijn? Lees in Romeinen 7 de verzen 19, 21 en 26. 7 Als er geen verdoemenis is voor degenen, die in Christus Jezus zijn, worden de gelovigen dan nooit meer veroordeeld? Hoe zit het met Romeinen 14:10 en 2 Korinthe 5:10? 8 Wat betekent het als je 'in Christus Jezus' bent (vers 1)? 18