1
De andere kant van de Bevrijding ! (door mw. W. Th. van Elswijk, 1995)
Na 50 jaar dringt het woord pas goed tot mij door. Wat er zo vlak na die bevrijding allemaal nog is gebeurd. Nederland vierde feest, vijf bange, armoedige oorlogsjaren waren voorbij. Nu 50 jaar later wordt er weer feest gevierd. Fijn, Nederland al zolang vrij. De schade is hersteld. Mooie steden zijn opgebouwd en werk in overvloed, dus vrede. Ik was een meisje van bijna 7 jaar, er werd gevlagd overal muziek en mooi weer op 4 en 5 mei. Geen vliegtuigen meer of V1’s , rustig in Nederland. Maar dat feest was helaas niet voor ons bedoeld, nu kwamen er nog eens 3 bange jaren achteraan. Hoe konden wij weten dat je voor je Nationaliteit zo ge straft kon worden. Ik was een kind van een Duitse vader en Nederlandse moeder. De haat was groot. Vader was al geruime tijd in de meimaand ’43 opgeroepen voor zijn legernummer. Weigeren had geen zin, de wet was hard. Hij wilde niets met de politiek te maken hebben, maar was toch toevallig Duitser. Als jonge vrijgezel kwam hij op 18-jarige leeftijd naar Nederland samen met zijn broers om hun beroep van schoorsteenbouwer uit te voeren wat hier in Nederland niet bekend was. Moeder had een kleine modezaak in een stadje langs de IJssel wat haar lust en leven was. Ze kregen kennis aan elkaar omdat vader toevallig daar aan een fabrieksschoorsteen werkte. De oorlog broedde al in het verschiet; dus zorgen in de familie bij moeder thuis. A.u.b. geen Duitse man werd er gezegd. Toch trouwden ze en kregen drie kinderen , de oudste is gestorven op 2½-jarige leeftijd aan een ziekte die in die tijd veel voorkwam nl. kinderverlamming. Moeder had de zaak al vanaf haar 17e jaar. Vader wilde liever naar het westen. Daar was meer werk. In die tijd was de vrouw onderdanig en de zaak moet weg. Die klap heeft mam moeilijk verwerkt ook het verlies van haar oudste zoon. Maar het leven ging door. Vader bouwde een zaak op in het westen van het land. Er werden nog 2 meisjes geboren, waarvan ik er een ben, de jongste. De oorlog stond voor de deur en vader moest dus opkomen in 1943 in Duitse dienst.
gezin Gödecke, ca. 1939
De andere kant van de bevrijding (Wil van Elswijk, 1995)
Uitgebracht door Historisch Archief Westland, 2014
2
Moeder bleef achter met 4 kinderen. Dus geen eten die winter en geen kolen; die moesten we gaan ziften, dat was in de hongerwinter. Moeder zocht naar eten en nam alles wat zij ook maar kon bemachtigen. Ook kreeg ze voedsel van de Duitse soldaten die tegenover ons gelegerd waren en ons naambordje op de deur lazen “Duits”. Ze ruilden eten voor tabaksbladeren die we te drogen hingen in de serre. Kinderen Gödecke (ca. 1940)
De kinderen maar ook de buren aten dan mee, mam deelde alles. Moeder was later het zwarte schaap want er kwamen Duitse soldaten bij haar over de vloer, zij heeft nooit een fout begaan, maar dacht aan haar kinderen die hadden honger en het soldateneten was goed. Wij overleefden de oorlog, zonder vader. Mam was vol twijfels of hij ooit nog terug zou komen, er kwam bericht dat vader gewond was en in een legerhospitaal lag voor zijn rug want hij was gevallen van een legerauto in de buurt van Luneburg. Dat was nog in oorlogstijd. Er werd een bezoekregeling getroffen via het Rode Kruis. Wij hebben met ons allen vader opgezocht, dat gebeurde met een speciale Rode Kruis Fronttrein vol met gewonde Duitse soldaten, die terug naar Duitsland gingen. Vreselijk, ze moesten door de ramen naar buiten, wij ook want de trein werd beschoten. We deden 4 dagen over de reis. In Hannover moesten we de schuilkelders in, er was luchtalarm. Daarna gingen we door voor het bezoek aan vader, we konden maar kort bij hem blijven, het was te gevaarlijk een vrouw alleen met 4 kinderen. Vader werd weer gezond verklaard; en werd overgebracht naar Sacksenhausen. Moeder keerde alleen met ons terug, niet wetend dat wij hem vele jaren niet meer zouden zien. Vader moest naar Stetin, zwierf half Duitsland door en wilde niet deelnemen aan deze oorlog; werd ingekwartierd bij de hoge heren om hun van alles te voorzien. Zijn rug begaf het weer, werd weer in een lazaret geplaatst voor onderzoeken. Later werd hij door jongere soldaten gedwongen werk te doen waar hij op tegen was; o.a. kampen bewaken, hij weigerde hier aan mee te werken er gebeurde te veel volgens zijn begrip, het waren toch ook mensen, de joden. Hij deserteerde is gevlucht, zorgde dat hij geen papieren meer had en kwam bij de Russische boeren, zonder papieren dus stateloos. Het werk was voor zijn rug te zwaar, hij leefde geruime tijd in de bossen, voortvluchtig achter het IJzeren Gordijn, met nog meer mensen en Russen die ook waren gevlucht, schoot wild en gevogelte en er werd veel bij de boeren gestolen om in leven te blijven. Later is hij door de bossen via Dresden over de Poolse grens naar zijn familie in het Harzgebergte gevlucht opgejaagd als een wild dier. Hij wilde het oorlogsgeweld achter zich laten.
De andere kant van de bevrijding (Wil van Elswijk, 1995)
Uitgebracht door Historisch Archief Westland, 2014
3 Moeder was nog steeds met ons alleen, niet wetend waar vader was. De angst en armoe was groot. Het was inmiddels vrede, mijn zusters gingen met een nichtje mee een poosje in Amsterdam logeren. Fijn het leven ging door in Nederland, het was vrij, behalve voor ons. Moeder, mijn broer en ik bleven thuis, TOT DIE VRESELIJKE NACHT. Er werd op de deur gebonkt en hard gebeld. Mam dacht dat vader thuiskwam, ze rende naar beneden in plaats daarvan stonden er 3 mannen van het Nederlandse verzet voor de deur met het geweer in de hand, of moeder maar met haar kinderen mee wilde komen voor een onderzoek. We kwamen snel terug werd er gezegd, nou dat is nooit meer gebeurd. Er stond een open vrachtwagen voor de deur, midden in de nacht (aug 1945). We mochten niets meenemen zelfs geen onderkleding.
In de haast en angst verborg mam haar trouwring in mijn pop, die kop kon omhoog. Die ring is nu nog mijn dierbaarste bezit van mam, er zijn later door mijn man en kinderen diamantjes in gezet.
Die vrachtwagen zat al vol met moeders en kinderen, alles huilden. Wij moesten instappen, het bleken allemaal Duitse gezinnen te zijn zonder vaders. Dat was na de oorlog, ik was toen dat meisje van ongeveer 7 jaar, als ik nu nog terug kijk waren mijn kinderjaren voorgoed voorbij. Voor ons was de bevrijding; opgejaagd als een beest zonder ooit iemand kwaad te hebben gedaan. Niemand wist waarheen we werden gebracht, wij waren naoorlogse gevangenen. We werden naar Schiedam en Rotterdam gebracht in een oude lege school gestopt, die als kamp was ingericht. Ze wisten geen raad met al die vrouwen en huilende kinderen ook baby’s. Er kwamen nog meer auto’s met Duitse families, vreselijk die angst. Na enige tijd werden de kinderen bij de moeders weggehaald. Wij werden bij nonnen en broeders ondergebracht. Mam zat met de andere vrouwen op water en brood; net of ze misdadigers waren. Eenmaal per week mochten wij mam bezoeken in een lange rij met andere kinderen, wij hadden wel beter eten en verzorging, maar ik voelde me wel totaal verlaten als kind van 7 jaar en zag ook mijn broer maar af en toe. Als ik naar mam ging, kreeg ik van een non een klein flesje met melk van poeder gemaakt ongeveer een beker. De bewakers die voor de deur stonden, wisten wel dat de kinderen wat smokkelden in hun ondergoed , maar lieten dat maar toe. Tot die ene keer , er stond een vreemde wacht bij de deur, vond het flesje en smeet het kapot. Ik had vreselijk verdriet en ik durfde het niet nog eens te doen, het kwam vreselijk hard aan voor een klein meisje. Toch voelde ik dat er voor man gezorgd moest worden, maar hoe? Die vrouwen hadden het slecht, veel verdriet, slecht eten en totaal verlaten, werden verkracht…..en dat in vredestijd. Zij kregen bijna geen bezoek als er familie kwam werden deze nagekeken of ze niets bij zich hadden. De nonnen hadden ook steeds minder eten voor ons en de scholing was slecht, maar ze waren wel lief voor ons. Mam had ook geen kleding meer, als ze zich wilde wassen, ging een
De andere kant van de bevrijding (Wil van Elswijk, 1995)
Uitgebracht door Historisch Archief Westland, 2014
4 andere vrouw voor de ramen en het sleutelgat staan i.v.m. het gegluur van de bewakers. Ze voelde zich heel erg onzeker, want er werd ook van alles door hen geprobeerd, dat begrijpt u wel. “Die dames moesten maar eens gestraft worden omdat ze met een Duitser getrouwd waren”, zo werd er gedacht net of zij de schuld waren van de afgelopen oorlog. De vrouwen vermaakten zich onderling met zingen en van wat lappen en lorren werden poppen gemaakt, de dag duurde erg lang. Na een poosje werden mijn broer en ik bij haar weggehaald, dus had ze echt niemand meer. Moeders familie werd verplicht om ons in huis te nemen, zo niet dan moesten wij als ongewenste vreemdeling de grens over en werden we uit elkaar gehaald. Mam bleef reddeloos alleen achter, ook de andere kinderen gingen weg, de vrouwen wisten niet goed wat er met de kinderen ging gebeuren. Weer een inbreuk op een kinderleven! Mijn 2 zussen waren al die tijd nog veilig in Amsterdam. Mijn broer en ik bij moeders familie in haar geboortestad en “vader”? Niemand wist waar hij was, dus vermoedelijk vermist. Wij waren bij een fijne oom en tante en gingen naar school. Ja bevrijding, het gezin was totaal uit elkaar gerukt, geen post of telefoon niets, alleen onzekerheid. Na veel gepraat van de familie onderling, werden ook wij naar Amsterdam gebracht. In 1946 kwamen de vrouwen vrij, ruim een jaar na de oorlog, dus zo ook onze mam, totaal ontredderd, niet wetend wat er buiten het gevangenkamp gebeurde. Mam kwam bij ons in Amsterdam, beroofd van alles, huis, meubels, kleding niet meer, alleen je leven en de kinderen zonder vader. Bij een schat van een oom werden wij opgevangen die ons toch nog een fijne tijd bezorgde. Hij was de man van mams zuster, die met TBC in een sanatorium in Laren lag. Wij zochten haar daar veel op, we kregen weer een beetje een normaal leven. Ik was op school erg veel achter en veel afwezig. Mam wilde terug naar het westen om te zien wat er nog van haar spullen en huisraad over was. Het huis was allang bewoond, wat van haar spullen over was stond in een school opgeslagen, een handjevol rommel, de rest was gestolen. Ze kwam radeloos terug nu had ze echt niets meer. Dit was weer en harde klap voor haar. Wij konden bij die oom niet blijven, tante kwam naar huis en zo groot was het daar nou ook niet. De gemeentes werden aangeschreven voor een woning, en gelukkig werd er een toegezegd. Na enige tijd zijn we op een open veilingschuit naar het westen gegaan, een handjevol bagage was ons bezit en ons leven. Ik was toen ongeveer 9 jaar en nog steeds wisten we niets van vader. Weer keek je terug op een stukje harde en onveilige jeugd. De oom en tante waar we het laatst gewoond hadden, hadden een geestelijk gehandicapt kleinkind een paar jaar jonger dan ik, nu ben ik trots dat ik haar bij mij thuis kan halen als een jonger zusje, dat heb ik aan haar opa beloofd op zijn sterfbed. Ik kan hierdoor wat terug doen, want ze is net als een kind. Wij kregen een onbewoonbaar verklaarde woning, vreselijk nat tot aan je enkels stond je in het water als je uit bed kwam. Koud, nat en vol ongedierte, geen geld of kolen en wat bij elkaar geraapte meubelen. Mam was veel ziek, reuma, verdriet en dan de vernedering, of het nog niet genoeg was. Ze zat zonder geld alleen met de kinderen. Later kreeg ze 15 gulden per maand van de kerk, een aalmoes.
De andere kant van de bevrijding (Wil van Elswijk, 1995)
Uitgebracht door Historisch Archief Westland, 2014
5
In 1948 kwam er eindelijk bericht over vaders thuiskomst. Drie maanden hebben wij met krantenslingers gewacht op hem, alles werd ingeschakeld waar hij bleef? Er kwam wel post van vaders familie maar vader kwam niet, hij leefde nog wel. Het werd nog een hele strijd want zonder papieren mocht hij de grens niet over. Op een avond laat kwam een bekende kruidenier langs de bushalte, er stapte een man uit en die vroeg in het Duits naar een bepaalde straat. De kruidenier wist meteen wie het was want hij had van mam gehoord dat mijn vader ongeveer deze tijd thuis zou komen. Hij bracht hem bij ons thuis. Daar stond hij; zonder veel kleding, broodmager en vervreemd van iedereen. Hij voelde zich of hij alles kwijt geraakt was, vrouw en kinderen. Thuis. Fijn, pappa was er weer. Ik kende hem niet meer. We werden ook niet gelijk herkend, we waren vreemden voor hem. Ik was 11 jaar. Het gezin interesseerde hem niet zo veel meer, ook voor mam was het moeilijk na 5 jaar weer een man in huis. Later dachten wij het komt wel weer goed! Dit was voor ons de Bevrijding, een vreemde vader thuis. Hij stapte naar het Gemeentehuis voor een woning i.p.v. het krot waar we nu in woonden, daar had hij immers recht op.
Hij vocht om zijn zaak weer op te bouwen, zocht zijn gereedschap bij de tuinders op (dat was in de oorlog daar blijven liggen). Gelukkig kregen wij een nieuwe woning toegewezen, heerlijk. Maar de vervreemding bleef in het gezin, pa was jaren van zijn gezin gescheiden geweest en had al de ontberingen van het soldatenleven meegemaakt, hij was daardoor een erg harde man geworden. Moeder ging geestelijk hard achteruit. Wij moesten al jong aan het werk of je nou wilde of niet. Pa kende geen pardon. Mijn broer moest op zijn 13e jaar aan het werk om ook het gezin te onderhouden. Door het ongezonde werk in een fabriek is hij later longpatiënt geworden. Wij waren het slachtoffer “na de vrede”. Sorry hoor, maar niet voor iedereen was de bevrijding gekomen na die feestdagen in Mei 1945. Mijn ene zuster woont al zo’n 55 jaar in vaders geboorteplaats in Duitsland. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
De andere kant van de bevrijding (Wil van Elswijk, 1995)
Uitgebracht door Historisch Archief Westland, 2014
6
Ikzelf kreeg een fijne man, een Nederlander en kinderen, dus werd ik door mijn huwelijk ook Nederlander. Ik voelde toch geen haat, dat hadden wij van onze moeder niet geleerd. Ik ben wel teleurgesteld dat ik geen fijne jeugdjaren in Vredestijd heb gekend. Ik voel me toch wel een oorlogsslachtoffer, maar ook dat slijt. Nu met mijn kleinkinderen word ik weer jong en kan op die manier mijn verloren jeugdjaren inhalen. Je kunt met ze dollen en verzorgen daar geniet ik het meeste van. Je kunt niet om blijven kijken het is voorbij. Maar ik hoop dat als ik ouder word niet het verdriet hoef mee te maken zoals mijn ouders dat hebben meegemaakt. Zelf heb ik een man die al 10 jaar ziek is, maar toch hebben wij het samen goed zo. Ik heb toch nog de moed om blij te zijn met de bevrijding, al kwam hij voor ons zo laat. Ik zou hierbij willen zeggen “mensen, hou de vrede vast voor de kinderen en de volgende generatie, kinderen worden de dupe van een oorlog”. Er wordt feest gevierd maar ik vind iedere dag een feestdag als je het maar waardeert. Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd !! Trots ben ik op mijn Dappere Moeder, die ik nog iedere dag mis, zij heeft gevochten voor haar gezin. Ook mijn Duitse vader heb ik leren waarderen, blij dat ik hem op zijn sterfbed kon verzorgen. Hij liet ons later pas merken dat hij toch van ons hield. Voor ons is met de Bevrijding het Bittere Uur van de Waarheid begonnen. Ik wens iedereen toch hierbij een fijne Bevrijdingsherdenking. Wil van Elswijk, 1995
Wil Gödecke, ca. 1943
Wil van Elswijk, 2014
Tekst: mw. W. van Elswijk Foto’s: mw. W. van Elswijk dhr. A. Gödecke dhr. Koos van Leeuwen dhr. J. Buskes
Uitgave: Historisch Archief Westland
De andere kant van de bevrijding (Wil van Elswijk, 1995)
Uitgebracht door Historisch Archief Westland, 2014