Jazz
Fred Hersch Ensemble Leaves of Grass woensdag 4 mei 2005
Jazz . Seizoen 2004-2005
Simon Nabatov piano Jim Hall gitaar . Enrico Pieranunzi piano dubbelconcert woensdag 29 september 2004 Brussels Jazz Orchestra versus The Big White Screen Big Cities in the Twenties vrijdag 29 oktober 2004 Flat Earth Society . Uri Caine piano FES ft. Uri Caine zaterdag 13 november 2004 Joe McPhee Quartet woensdag 8 december 2004 Marc Ducret Trio Mirabassi-Boltro-Ferris Trio dubbelconcert dinsdag 1 maart 2005 Andrew Hill Trio . Von Freeman tenorsaxofoon zaterdag 26 maart 2005 Fred Hersch Ensemble Leaves of Grass woensdag 4 mei 2005
Fred Hersch Ensemble Gerard Presencer trompet . Geoffroy De Masure trombone Michael Moore klarinet . Tony Malaby tenorsaxofoon Lode Vercampt cello . John Hebert contrabas John Hollenbeck drums en percussie . Fred Hersch piano Norma Winstone, Bradley Fox stem Walt Whitman/Fred Hersch Leaves Of Grass •A
Riddle Song (Overture) Of The Universal • Whoever You Are Holding Me Now In Hand • Song Of Myself • The Mystic Trumpeter • To You / Perfections • At The Close Of The Day (tekst Norma Winstone) • The Sleepers • Spirit That Form’d This Scene • On The Beach At Night Alone (interlude) • After The Dazzle Of Day • Song
begin concert 20.00 uur einde omstreeks 21.30 uur er is geen pauze ism. New Think, Radio 1, Focus Knack inleiding door Marc Van den Hoof . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Roger de Neef, Marc Van den Hoof coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Godefroit gelieve uw GSM uit te schakelen!
Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
Fred Hersh
Zes notities bij een eerste beluistering van Fred Hersh’ Leaves Of Grass
1. Sedert King Pleasure ( pseudoniem voor Clarence Beeks, 1922-1981) is het in de jazz heel gebruikelijk dat uitzonderlijk geslaagde en gave, zo goed als gecomponeerd lijkende, maar in werkelijkheid geïmproviseerde instrumentale solo’s, door vocalisten, singers/writers, van lyrics, van een tekst worden voorzien. Daarin wordt dan het verhaal verteld dat de solerende jazzspeler geacht wordt te vertellen. Charlie Parker die in ‘Parker’s Mood’ terugkeert naar zijn geboortestad Kansas City. ‘I’m In The Mood For Love’ wordt saxofonist James Moody’s hoogsteigen ‘Moody’s Mood For Love’... Afhankelijk van het tempo waartegen deze verhalen worden gezongen, kunnen ze in mindere of meerdere mate aanvankelijk ‘scat vocals’ lijken: een soepele aaneenschakeling van betekenisloze lettergrepen die op de wijze waarop een instrument dat zou doen een melodische lijn hetzij uitvinden, improviseren, hetzij nabootsen, een manier van zingen die in de jazz al heel vroeg werd geïntroduceerd ( Louis Armstrongs ‘Heebie Jeebies’, 1926?). Maar dan plots herken je woorden, flarden van het verhaal. Het idee van King Pleasure kreeg een extra dimensie toen het trio Lambert, Hendricks & Ross op de gedachte kwam hele Basiestukken, big band arrangementen en soli, te transcriberen, te ‘verwoorden’ en in ‘rerecording’ op te nemen. De solo van Wardell Gray in Neal Hefti’s ‘Little Pony’ huppelt van het ene tegenwoordige deelwoord naar het andere, moeiteloos rijmend van cookin’ naar lookin’ en tellin’ en singin’, als vanzelfsprekend swingin’. De Franse Double Six (met o.m. Ward Swingle, de latere oprichter van de fameuze Swingle Singers) resumeerden hele stationsromannetjes of bedach-
ten de gekste science fiction avonturen op de muziek van bijvoorbeeld Quincy Jones en zijn solisten. Een absoluut hoogtepunt in het genre is de vocale versie uit 1990 van Miles Davis’ blues ‘Freddie Freeloader’ : Bobby McFerrin zingt de pianosolo van Wynton Kelly, Al Jarreau de solo van Miles Davis, Jon Hendricks doet het onmogelijke: Coltrane zijn solo, en George Benson zingt die van Cannonball Adderley. 2. Het omgekeerde, het vervaardigen van een muzikale versie, vocaal en instrumentaal, van een al dan niet literaire tekst die niet van bij de aanvang als songtekst was bedoeld, is eerder zeldzaam in de jazz. De Franse criticus en componist André Hodeir heeft de Joyceteksten ‘Anna Livia Plurabella’ en ‘The Bitter Ending’, allebei uit ‘Finnegan’s Wake’, getoonzet. Steve Lacy heeft een intrigerend muzikaal miniatuur gemaakt van Blaise Cendrars zijn ready-made gedichtje ‘Prospectus’. Hij heeft Irene Aebi Majakowski laten zingen, en Kerouac en Burroughs en andere beat dichters. Luciana de Souza zingt Elizabeth Bishop. Fred Hersch waagt zich aan Walt Whitman. David Linx en James Baldwin. Mike Westbrooks ‘Glad Day’, gedichten van William Blake op muziek gezet. Of ook zijn bewerkingen van Franse poëzie of van de eigen teksten van Kate Westbrook. Misschien onttrekken de (moderne, vrijgevochten) literaire tekst in het algemeen en de (moderne, vrijgevochten) poëzie in het bijzonder zich aan deze toeëigening omdat ze (‘avant toute chose’) zèlf muziek willen zijn, ongehinderd door wat dan ook zèlf melodie en ritme willen zijn. 3. Soms denk ik: de bedoeling van muziek is misschien dat ze aanstekelijk zou zijn. Dit wil zeggen dat ze zou uitnodigen tot meezingen en meebewegen. De aanstekelijkheid van een melodie en van een ritme waaraan de harmonie dan het mysterie zou toevoegen, het ondefinieerbare, het onvatbare, het raffinement ... ( Tony Coe enkele jaren ge-
leden in Brugge: “We are now going to play a very simple tune, so simple that it is almost boring... But we do hope harmony will save it from boredom... “.) Maar jammer genoeg is die gedachte, of de formulering ervan bij nader inzien erg ontoereikend: onlangs hoorde ik een melodie uit Leonard Bernsteins ‘Missa Brevis’ die ik had willen kunnen zingen, maar waarvan ik tegelijk onmiddellijk besefte dat zoiets mij nooit of nooit zou lukken. Hetzelfde verlangen, hetzelfde gevoel overviel me ook nu weer, bij het beluisteren van Fred Hersch’ ‘Leaves Of Grass’. Voor de componist zijn deze gedichten geen songteksten, voor de luisteraar geen ‘songs’, liederen wellicht, maar geen songs die thuishoren in het ‘great American songbook’, geen ‘ songs we know’ zoals het album heet dat Fred Hersch samen met Bill Frisell heeft gemaakt. (In een soort gesprek met Hersch in Jazz Times lees ik dat Kurt Elling één van de liederen, ‘The Sleeper’, in z’n courante clubrepertoire heeft opgenomen.) (Doet me eraan denken dat Steve Lacy ervan overtuigd was dat de mensen op straat ooit zijn melodieën zouden fluiten en neuriën.) 4. De melodische lijnen die Fred Hersch heeft bedacht bij de gedichten van Walt Whitman volgen de cadans, de beweging, de accentuering, de eigen muzikaliteit van de uitgekozen, uitgezochte, uitverkoren verzen. De componist maakt daarbij zowel gebruik van gedeclameerde passages als van een soort recitatief, een gezongen parlando dat doet denken aan de ‘verses’, de strofen van de grote Amerikaanse song, die via soms fascinerende harmonische omzwervingen op den duur uitmonden in de ‘chorus’, het refrein (de miniatuuraria) die ons en de jazzspelers is bijgebleven. De instrumentale context leidt een enkele keer tot een solopassage, maar beperkt zich meestal tot het delicate inkleuren van de uitgespaarde muzikale ruimte. Niets excessiefs, niets oorverdovends, niets oogverblindends.
De muziek staat ten dienste van het ‘sprung rhythm’ (de term waarmee de heel eigen opvattingen omtrent prosodie van de negentiende-eeuwse Engelse dichter G.M. Hopkins werden/worden aangeduid) van Whitman. Hier en daar een naïviteit: waar de muziek de echo wil zijn van de geluiden in de natuur. Natura artis magistra. Opvallend is de welluidendheid. 5. Nu ik het toch over de naïviteit van de muziek heb. Er is in de (Europese concert)muziek, denk ik soms, weinig plaats voor ‘understatement’. Er is een soort muzikale ironie (het tegendeel beweren van wat je echt wil zeggen, met dien verstande dat de toehoorder die kronkel kan volgen) en er is een soort muzikale karikatuur die beide meestal overduidelijk zijn. Er lijken me weinig gradaties te bestaan in de expressie. De tegenstellingen zijn zwart/wit. Weinig schakering. Weinig grijzen. Denk ik soms. In ‘Leaves Of Grass’ is gekozen voor een constante ‘hooggestemdheid’. Een helderheid die nog eens wordt onderstreept door de ‘hooggestemdheid’ van de twee zangstemmen, bariton en sopraan. Ook wie de tekst niet bij de hand heeft, of er niets van begrijpt, hoort meteen dat hier iets gevierd, ‘gecelebreerd’ wordt. Dat hier van alle somberheid afstand wordt genomen. Denk ik. 6. Er is een mooi gedicht van de mij voor het overige onbekende Amerikaan David Wagoner over Walt Whitman: ‘Walt Whitman Bathing’ heet het. Het vertelt hoe de grote dichter nadat hij een beroerte heeft gehad waaraan hij een gedeeltelijke verlamming heeft overgehouden af en toe toch nog in een vijver in een bos in de buurt gaat baden. Hoe hij wat plonst en in en om het water wat rondedansjes maakt, en hoe hij dan, zonder de voorbijgangers in de gaten te hebben, lang en onbeweeglijk naar het water zit te staren of, van heel dichtbij, naar de wilde bloemen. Hij prevelt wat
onverstaanbare woorden en dan kleedt hij zich weer aan, waarbij zijn valiede kant de invaliede kant een handje toesteekt, en dan vergezelt hij zichzelf naar huis, zoals iemand een vriend zou vergezellen. Van al het grootse blijft nog weinig over. De dichter is geen grote feestzaal meer, maar hooguit een slaapkamer, of een bed in die slaapkamer, of op dat bed een deken dat dringend in de zon moet worden gelucht. De muziek van Fred Hersch is in al haar sobere ernst ook die Walt Whitman: de beproefde, afgetakelde die blijft geloven in het vieren van mens en natuur. De muziek van Fred Hersh gaat over de zingbaarheid van het bestaan. Met daaraan, ter verduidelijking, woorden toegevoegd. Marc Van den Hoof
Walt Whitman
Walt Whitman: Sta op tegen regeringen, tegen God
‘I celebrate myself, and sing myself’. Meteen het credo en openingsvers van Whitmans ‘Song of Myself’, sleutelgedicht van de bundel ‘Leaves of Grass’ die op Onafhankelijkheidsdag 4 juli 1855, bijna honderd vijftig jaar geleden, in eigen beheer verscheen. Uit voormeld gedicht heeft pianist-componist Fred Hersch niet minder dan elf van de tweeënvijftig onderdelen (strofen) die het telt overgehouden om ze, in de eerste set van het concert als hommage aan de dichter met beklijvende muziek te omschrijven. Als je het vers alleen maar leest, hoor je al de dwingende en gearticuleerde stem van de dichter profeet. Zij klinkt als een arrogante bekentenis, niet als verontschuldiging, eerder als tijdeloos verzoek. Daarom heeft Hersch, met de steun van het vocalistenduo Kate McGarry en Kurt Elling, niet lang geaarzeld om de hele Whitmanviering tot diep in de orkestratie en arrangementen van zijn Suite voor octet, een soepele maar gespierde vocale stijl mee te geven. De menselijke stem overheerst duidelijk, is hoorbaar in dit werkstuk, zelfs op ogenblikken dat Hersch de verzen van Whitman even naast zich neerlegt en, met een knipoog naar Duke, trompettist Ralph Alessi in onvervalste growl stijl een prachtig commentaar laat leveren bij ‘My lovers suffocate me’ (Mijn minnaars doen me stikken). Bovendien heeft de componist bij de afwikkeling van het concert regelmatig de nadruk gelegd op solopartijen van trompet, cello en slagwerk, drie instrumenten die in de lyriek van Whitman een voorkeursbehandeling verlangen. ***
De titel ‘Leaves of Grass’ kan door iedereen verschillend worden ingevuld. Hij werkt zowel metaforisch als puur visueel. Niet alleen verwijst hij naar de samenzang van grashalmen (symbool voor de democratie), die allemaal hun eigen nederige grootsheid hebben, maar evenzeer naar de niet te temmen onstuitbare wildgroei van het gras. Het gras dat brede landschappen, slagvelden, steden, continenten en seizoenen met elkaar verbindt, rond ons woekert van de wieg tot op het graf. Voeg daar nog de bijbelse connotatie ‘Alle vlees is gras’ aan toe en je zit midden in de tragiek van een transcendentale aanwezigheid waar je haast niet aan ontkomt. Iets als dat typische gevoel waarmee je misschien Mozart beluistert: diepe weemoed die door vrolijke klanken (en kleuren) wordt opgewekt. *** Terloops stelt de dichter in strofe 24 van ‘Song of Myself’ zich aan de lezer voor: ‘Walt Whitman, een kosmos, de zoon van Manhattan/ Onstuimig, zinnelijk, sensueel, etend, drinkend en verwekkend/ Niet sentimenteel, niet iemand die boven mannen of vrouwen staat of er zich van afzondert/ Even bescheiden als onbescheiden.’ ‘Haal de sloten van de deuren. Haak de deuren zelf uit hun hengsels!/ Wie ook maar een ander vernedert, vernedert mij,/ En wat gezegd of gedaan is, keert uiteindelijk tot mij terug.’ In een eerder kort vers ‘I exist as I am…’ (Ik besta zoals ik ben en dat is voldoende) toont hij zich een radicaal individualist, stekelig zelfbewust, een doorschijnend narcist. Voor Walt Whitman waren de jonge ontwikkelingen van het individu en de democratie de hoogste idealen, tevens onlosmakelijk met elkaar verbonden. Schrijft hij: ‘Ik zeg je
dit: niets geniet nog mijn goedkeuring/ Als het individu niet meetelt/ Amerika als geheel bestaat slechts uit individuen…’. De gehechtheid van de dichter die zich met zijn land identificeert, omschrijft hij pakkend in ‘The Proof of a Poet’: ‘Amerika rechtvaardigt zichzelf, gun het de tijd (…)/ Als de dichters verschijnen zal Amerika te gepasten tijde/ Een stap voorwaarts doen om hen te ontmoeten./ Op het bewijs van een dichter zal met strengheid worden toegezien/ Tot zijn land hem even liefdevol opneemt/ Als hij zijn land in zich heeft opgenomen’. *** In de marge van de Engelse Quakersgemeenschap, lid van een protestantse sekte die al sinds 1652 in Amerika godsdienstvrijheid genoot, huldigde Whitman een strikt persoonlijk geloof. Elk gezag van anderen, ook van de kerk met haar dogma’s, voorschriften en sacramenten, zelfs van de auteurs van bijbelboeken, werd afgewezen. Zij, en ook Walt Whitman, ijverden voor de afschaffing van de slavernij. Ze zonden petities naar het parlement en hielpen slaven bij het ontvluchten. Bovenal opteerden ze voor een concreet humanisme en waren voorstander van de gelijkstelling van de vrouw met de man. Whitman zelf zag de mens alleen als de maat van alle dingen; de dichter diende te fungeren als een alomtegenwoordig medium, een soort priester die zich op mystieke wijze met mensen, toestanden en dingen kon identificeren. Volgens Whitman moet men het conformisme afleggen, taboes doorbreken (homosexualiteit), zich losmaken van valse schaamte, geldzucht en protserige boekengeleerdheid. De nieuwe egalitaire gemeenschap van onafhankelijke en bewuste individuen zal op liefde en vriendschap gefundeerd zijn. Zo was de utopist Whitman een mysticus die met hymnische heftigheid en concreetheid de hele schepping bezong en zich eigen maakte.
Voorbeeld van een gedicht: ‘Why should I wish to see God?’: ‘Waarom zou God me liever zien dan deze dag/ Op elk uur van de vierentwintig en tijdens ieder onderdeel ervan/ Zie ik God in de gezichten van mannen en vrouwen/ En ook in mijn eigen gezicht in de spiegel/ Ik tref brieven aan van God achtergelaten op straat/ En elke brief is ondertekend met zijn naam.’ De zinnelijk geobsedeerde Whitman herken je onder meer in ‘Through me forbidden voices’: ‘Door mij spreken verboden stemmen/ Stemmen van geslachten, van wellust en begeerte, gesluierde stemmen waarvan ik de sluier weghaal,/ Onzedelijke stemmen die door mij verduidelijkt, veranderd, verheerlijkt worden. (…) Ik druk mijn vingers niet tegen mijn mond,/ ik beweeg ze met evenveel zorg rond de ingewanden als rond het hoofd en het hart,/ Paren is voor mij niet walgelijker dan de dood. (…) Ik geloof in het vlees en de begeerten,/ Zien, horen, voelen zijn wonderen, en elk deel en vezel van mijzelf is een wonder.’ *** De door en door aardse songs van Preacher & Poet Walt Whitman lijken in de tweede helft van de negentiende eeuw op pikante altijd glorierijke ‘Jubilees’ waarin de onbeperkte creatieve mogelijkheden van de mens bezworen en opgenomen worden. Als eerste had Whitman oog voor de culturele invloed van de grootstad en voor dit solidair tot stand gekomen beschavingswerk met broos en voorlopig karakter. De Amerikaanse stad verandert voortdurend van uitzicht, heeft weinig of geen museale waarde, bundelt en bestendigt voor het eerst, in een ritueel van stapeling en afbraak, de dynamische krachten van al haar bewoners. Bovendien meende Whitman zelfs de dood voor schut te kunnen zetten; hij beleed een soort eeuwigheidsmystiek,
gevoed door liefde, vriendschap en een nooit aflatende trouw aan zichzelf. Vele bewuste mensen zouden zich kunnen spiegelen en herkennen in de alomtegenwoordige kleur van zijn ‘Leaves of Grass’. Whitman werd in zijn tijd niet helemaal serieus genomen. Wel was hij vanwege zijn opzichtig uiterlijk en gedrag een legendarische excentrieke figuur die enkele malen met censuurmaatregelen af te rekenen kreeg. *** Walt Whitman werd in 1819 in New York (West Hills) geboren. Zijn vader was drankzuchtig en kwam aan de kost als timmerman. Walt Whitman zelf genoot weinig traditioneel onderwijs. Vanaf zijn twaalfde ging hij werken achtereenvolgens als drukkersleerling en zetter, later als onderwijzer en vanaf 1842 met wisselende bijval als journalist of uitgever van steeds wisselende kranten. Hij reisde betrekkelijk veel door de Staten en omstreeks 1879 verbleef hij in Canada. Vooraleer hij zich grotendeels aan de literatuur kon wijden werkte hij van 1851 tot 1854 als timmerman en bouwondernemer. Begin 1865 krijgt hij nog een aanstelling als schrijver/ redacteur op het Ministerie van Justitie maar wordt op 30 juni van datzelfde jaar alweer ontslagen omdat hij ‘onkuise’ gedichten zou hebben gepubliceerd. Tenslotte sterft Whitman tamelijk berooid, berucht en in beperkte kring beroemd op 26 maart 1892, bijna drieënzeventig jaar oud in Camden (New Jersey) aan de gevolgen van een beroerte met verlamming. Behalve de reeds genoemde ‘Leaves of Grass’ die hij in 1855, aanvankelijk anoniem maar met zijn portret op de omslag, als een bescheiden bundel van twaalf titelloze gedichten in eigen beheer liet verschijnen, heeft Whitman een autobiografisch opstel, een kleine drakerige roman en een aantal kritische en historische essays geschreven. Die zijn belangrijk
voor de indringende natuurbeschrijvingen, voor zijn visie op de Burgeroorlog en de aanslag op President Abraham Lincoln. Whitman componeerde zijn ‘Leaves of Grass’ in vrije verzen en brak met de traditie en allerlei conventies. Zijn taal ontleende hij aan de spreektaal, de taal van de straat, aan de woordenschat van de techniek, aan de toen nog jonge wetenschappen van archeologie, astronomie en geologie en tenslotte aan de retoriek die het gebruik van neologismen niet altijd uitsluit. ‘Leaves of Grass’ betekende een bestendige opdracht voor de dichter. Het bescheiden boek groeide in een periode van volle zevenendertig jaar met tien edities uit tot een opmerkelijk ampele bundel van om en bij de vierhonderd gedichten. Whitman heeft de bundel voortdurend aangevuld, opgeladen, herschreven. Zijn lyriek geraakte nooit af. Het waren voorlopige gedichten onder voorbehoud omdat er telkens iets gebeurde en ze lak hadden aan de uitgekristalliseerde eindvorm. Hierdoor heeft Whitmans boodschap de lezer in afleveringen en in een telkens gewijzigde en herziene doorgangsfase bereikt. De invloed van Whitman is laat op gang gekomen maar vooral sinds het midden van vorige eeuw verpletterend groot geweest op de Beat Generation. Ook Allen Ginsberg en Co probeerden de poëzie als kunstvorm toegankelijk te maken. Met lange gedichten als ‘Howl’ (1956) werden aanklachten tegen een militaristische en commerciële samenleving vol bedrieglijke en maatschappelijke orde, misdaad en zelfvernietiging, geformuleerd. En meteen lag het negentiende-eeuwse optimistische verwachtingsbeeld dat Whitman nog had van de maatschappij waarin hij leefde aan diggelen. De dichters in San Francisco rond Ginsberg, Corso, Kerouac en de City Light Bookshop van L.Ferlinghetti, zaten toen al op ongenadig wrede wijze opgezadeld met de wetenschap van en over de Bom. Ze waren opstandig en gestigmatiseerd door het wantrouwen.
Toch is Whitman, zeker bij hen, als fenomeen en als mythe blijven doorwerken. Nog steeds heeft zijn slingerende retoriek de uitstraling, de intimiteit en de onrust van een galmend fluisteren. Thans wordt de ‘werkman dichter’ Walt Whitman beschouwd als de grondlegger van de Amerikaanse poëzie. Volgens sommige critici hoort hij zelfs helemaal thuis in de visionaire traditie van William Blake en Arthur Rimbaud. Misschien komt die opwaardering in de V.S. zelf nog het sterkst tot uiting in het rebelse werk van Michael Moore, de bevlogen dichter met de camera. Geruime tijd voor de aanstelling van Paul Wolfowitz, havik en architect van de oorlog in Irak, tot voorzitter van de Wereldbank, heeft hij de duistere mechanismen van en rond President G.W.Bush in zijn Fahrenheit 9/11 tot op het bot blootgelegd. Hij heeft dat gedaan in een onthutsend gewone taal en met flitsende alledaagse beelden die schokkend zijn. Zo stelt hij in zijn conclusie: ‘Een hiërarchische maatschappij is slechts mogelijk op basis van armoede en onwetendheid. In wezen wordt de jongste oorlogsinspanning gedaan om de maatschappij, mede door het creëren van een ononderbroken economische crisis, op de grens van de hongersnood gehouden. De oorlog wordt gevoerd door de leiders tegen hun eigen onderdanen. Het behoud van de structuur van de maatschappij is het enige doel.’ De film wordt afgerond met een zwart grapje van Bush: ‘Je kan je geen tweede maal laten bedotten’. Jawel, je kan deze film, Amerika, verkiezingsuitslagen en het leven dat wordt voorgesteld evengoed als vanavond het hommageconcert voor Walt Whitman laten beginnen en eindigen met dat koppig beroemde ‘I celebrate myself, and sing myself’. Roger de Neef
Componist en jazzpianist Fred Hersch genoot een klassieke opleiding aan Boston’s New England Conservatory of Music. Als klassiek pianist trad hij vaak op in pianoduo met Jeffrey Kahane en als solist speelde hij met orkesten als Pittsburgh Symphony, Utah Symphony, Vermont Symphony, Tulsa Philharmonic, BBC Radio Orchestra. Toch heeft Hersch vooral carrière gemaakt als jazzpianist. Toen hij in 1977 in New York arriveerde, werd hij in een mum van tijd een van de meest gevraagde pianisten van de stad. Hij begon intense samenwerkingen met saxofonisten Joe Henderson, Stan Getz en Jane Ira Bloom, met flugelhornist Art Farmer, mondharmonicavirtuoos Toots Thielemans, vibrafonist Gary Burton, bassist Charlie Haden, klarinettist Eddie Daniels en vocalisten Janis Siegel en Andy Bey. Sinds 1986 leidt Fred Hersch een eigen trio met bassist Drew Gress an drummer Nasheet Waits, waarmee hij zowel eigen composities als eigen interpretaties van standards uitvoert. De band speelde in de grote clubs en festivals over de hele wereld en heeft zeven cd’s opgenomen. De cd ‘Live at the Village Vanguard’ ontving de ‘Coup de Coeur’ van de Académie Charles Cros. Hersch heeft meer solo-opnamen gemaakt dan welke jazzpianist van zijn generatie ook. In 2001 verscheen een cd-box ge-titeld ‘Songs Without Words’, waaronder een cd met eigen nummers, een tweede met klassiekers van Ellington, Gillespie, Shorter en een derde met bewerkingen van songs van Cole Porter. Hersch’ composities balanceren op de overgang van klassiek en jazz. In 2003 begon hij aan ‘Leaves of Grass’, een grootschalige zetting van gedichten van Walt Whitman voor twee stemmen en instrumentaal octet. De Amerikaanse ‘Leaves of Grass’-tournee werd in maart 2005 afgesloten in een uitverkochte Carnegie Hall in New York. Trompettist Gerard Presencer werd het eerst opgemerkt op achttienjarige leeftijd, toen hij samenwerkte met Rolling Stones drummer Charlie Watts. Hij is het best bekend voor zijn solo’s op het bestseller album ‘Hand on the Torch’ van US3, verschenen op het label Bleu Note. In 2002 won Presencer voor de vierde keer de British Jazz Award in de categorie ‘beste trompettist’. Hij werkte samen met Herbie Hancock en Chick Corea. Recent verleende hij zijn medewerking aan een filmsoundtrack met Johnny Greenwood van Radiohead. Hij speelde samen met Jamiroquai, Sting, Ray Charles, Robbie Williams, Joni Mitchell en James Brown. Trombonist Geoffroy De Masure studeerde in Avignon in André Jaumes jazz workshop, in Parijs, in New York en aan het Banff Center for the Arts in Canada bij Steve Coleman, Robin en Kevin Eubanks, Marvin ‘Smitty’ Smith, Kenny Wheeler en Rufus Reid. De Masure speelde samen met Joe Lovano Ensemble, Aka Moon, Marc Ducret Trio, Octurn, Minotaure Jazz Orchestra, Malo Vallois Quartet, Urban Mood, Pascal Brechet Quintet,… Sinds 1998 wijdt hij zich aan twee projec-
ten: zijn eigen trio met bassist Linley Marthe en drummer Stéphane Galland en Tribu, een band waarmee hij eigen composities uitvoert. Tribu viel onder meer in de prijzen op de National Jazz Contest in La Défense in 1997. De Amerikaanse klarinettist Michael Moore studeerde bij Jaki Byard, Gunther Schuller, Ran Blake, Joe Allard Tom McKinley, George Russell en Joe Meneri aan het New England Conservatory of Music. Na commercieel studiowerk in New York en enkele optredens in Europa, vestigde Moore zich in 1982 in Amsterdam. In de vroege jaren tachtig werkte hij in het theater en speelde regelmatig samen met Misha Mengelbergs Instant Composers Pool, het Septet van Guus Janssen, het kwartet en octet van Maarten Altena. Later werd hij ook gevraagd voor optredens en opnamen met Mark Helias, Simon Nabatov, Evert Hakkema, Maurice Horsthuis e.a. In 2000 won Moore de ‘Bird Award’ op het Northsea Jazz Fest. Tenorist Tony Malaby was lid van bands als Paul Motian’s Electronic Bebop Band, Mark Helias’ Open Loose, Fred Hersch Trio + 2, Tim Bernes Quicksand, het kwartet van Mark Dresser en bands van Mario Pavonne, Bobby Previte, Tom Varner, Marty Ehrlich, Angelica Sanchez en Kenny Wheeler. Malaby’s debuut-cd ‘Sabino’ haalde de top tien in de New York Times en Philadelphia City Paper in 2000. Recent verschenen de albums ‘Adobe’ met Drew Gress en Paul Motian en ‘Apparitions’ met Tom Rainey, Mike Sarin en Drew Gress. Lode Vercampt studeerde cello aan het Gentse Conservatorium en pendelt sindsdien tussen concert- en theaterpodia. Hij speelde en schreef muziek voor verschillende theaterproducties van onder andere Het Muziek Lod, Villanella, Het Net, Kunstencentrum Vooruit en de Beursschouwburg waarvan de reisvoorstellingen hem naar diverse locaties in Amerika, Japan, Europa en Taiwan brachten. Hij werkte freelance voor Il Novecento, de Vlaamse Opera, I Fiamminghi en Prima la Musica. Balancerend tussen klassieke muziek en vrije improvisatie speelt hij momenteel met verschillende formaties in binnen- en buitenland. Lode Vercampt is laureaat van diverse nationale muziekwedstrijden, waaronder Pro Civitate en Astoria-wedstrijden Jeunes Talents. Hij bespeelt de meeste uiteenlopende muziekgenres, gaande van popmuziek tot de meest experimentele muziek. John Hebert verhuisde in 1994 van New York naar New Orleans, waar hij een veelgevraagde bassist is. Hij speelde samen met Paul Bley, Lee Konitz, Andrew Hill, Kenny Wheeler, Dave Liebman, Maria Schneider, Fred Hersch, John Abercrombie, Greg Osby, Tim Berne, … naast optredens, spendeert Hebert veel tijd aan het geven van masterclasses over de hele wereld, waaronder het Conservatorium van Kopenha-
gen, Musikhochschule in Osnabrück, Portland State University en Maine Jazz Camp. Hebert is als hoofdvakdocent jazz verbonden aan de William Paterson University. Drummer John Hollenbeck treedt regelmatig op in de bands van Bob Brookmeyer, Meredith Monk en Jim McNeely. In 2001 bracht Hollenbeck drie cd’s uit op het label CRI/Blueshift: ‘The Claudia Quintet’ met Chris Speed, Matt Moran, Ted Reichman en Drew Gress; ‘Quartet Lucy’ met Theo Bleckman, Dan Willis en Skuli Sverrisson en ‘No Images’ met David Liebman, Ben Monder, Ellery Eseklin, Dr. Martin Luther King Jr. e.a. In 2002 won Hollenbeck het Gil Evans Fellowship, in 2003 de ASCAP / IAJE Commission en hij kreeg een beurs van Arts International om met zijn Claudia Quintet naar Brazilië te reizen. Recent kwam de tweede cd van het Claudia Quintet uit: ‘I, Claudia’. Norma Winstone begon haar carrière in de jaren zestig met het zingen van jazz standards in Londense clubs en ontwikkelde daarnaast ook interesse voor experimentele stemtechnieken van de avant garde jazz. Ze maakte deel uit van de groepen van Mike Westbrook, Michael Garrick en zong met John Surman, Kenny Wheeler, Michael Gibbs en John Taylor. Eind jaren zeventig vormde Winstone samen met pianist John Taylor en trompettist Kenny Wheeler de groep Azimuth. De laatste jaren schreef ze toenemend teksten op composities van Ralph Towner, Steve Swallow en de Brazilianen Egberto Gismonti en Ivan Lins. Haar stem is een belangrijk deel geworden van de sound van Kenny Wheelers big band. Ze is onder meer te horen op het album ‘Music for Large and Small Ensembles’ waarop ook John Abercrombie, Dave Holland, Peter Erskine en John Taylor te horen zijn. In 2001 werd ze uitgeroepen tot beste zangeres op de BBC Jazz Awards. Recent toerde ze door Engeland met de groep ‘4 in Perspective’, met pianist Fred Hersch, Kenny Wheeler en percussionist Paul Clarvis. In 2003 verscheen de cd ‘Songs and Lullabyes’ waarop Winstone te horen is in duo met Fred Hersch. Bariton Bradley Fox is een veelgevraagd solist en koorzanger. Als solist maakte hij zijn debuut met orkest in 1993 in een Beethoven-concert met het New Jersey Symphony onder leiding van Hugh Wolff. Het jaar daarop was hij solist in Haydns ‘Lord Nelson Mass’ in Londen met het Princeton Pro Musica Ensemble. Andere engagementen waren de rol van Sergeant in de Amerikaanse première van Henzes opera ‘Der Prinz von Homburg’ op het Spoleto Festival USA en een rol in Wagners ‘Meistersinger von Nürnberg’ op het Festival dei due Mondi in Spoleto, Italië. Als oud-zanger van het Westminster Choir zong Fox onder leiding van vooraanstaande dirigenten als Bernstein, Maazel, Mazur, Mehta en Muti.