Rathenau instituut
41 juni 2007
Frans Brom, nieuw afdelingshoofd Technology Assessment:
‘Het creatieve denkvermogen hier moeten we vasthouden’ Waarom het Rathenau Instituut? “In mijn professionele bestaan heb ik me altijd bewogen op het grensvlak van wetenschappelijke ontwikkelingen, ethiek en beleid. Bij het Rathenau Instituut kan ik dat voortzetten, maar nog veel breder en intensiever. Bovendien richt het Rathenau Instituut zich directer op de politiek, het maatschappelijke debat, het beleid en het bestuur. Het lijkt me spannend om de volksvertegenwoordiging als directe doelgroep te hebben.” Wat is de kracht van het huidige Rathenau Instituut? “Het creatieve denkvermogen. Wat ik hier aantrof is een afdeling die niet alleen de wetenschappelijke ontwikkelingen kent en volgt, maar die ze ook kan verbeelden en verwoorden, anders dan alleen via rapporten. Dat moeten we vasthouden.” Wat zijn je ambities met het instituut? “Ik vind het belangrijk dat het instituut een eigenstandige positie verwerft op onderzoeksgebied. We moeten niet [ > pag. 2] alleen een goed beeld
Succesvol seminar: Managing the unmanageable – balancing between policy and practice in research management - 3 Vers van de pers: werkprogramma Technology Assessment - 4 De maakbare mens: waar liggen onze grenzen? - 5 Feestelijke boekpresentatie De obesogene samenleving - 6 Bredere evaluatie van wetenschappelijk onderzoek • Personalia • Publicaties • Colofon - 8
juni 2007
Rathenau nieuws
Rathenau n i e u w s
Sinds 1 mei heeft Technology Assessment een nieuw afdelingshoofd: Frans Brom. Hij verruilde het Ethiek Instituut van de Universiteit Utrecht voor het Rathenau Instituut. Een kennismaking.
1
[ < pag. 1] geven van wat er speelt in wetenschap en technologie, we moeten ook in staat zijn om een eigen analyse en oordeel te geven van de maatschappelijke en ethische vragen die dat oproept. In de huidige opzet kunnen we te veel een doorgeefluik worden van de opvattingen van deskundigen. Het is juist sterk als we nog meer zelf analyses maken en die politiek vertalen om daarmee een actieve bijdrage te leveren aan het debat. Het gaat erom dat mensen in de samenleving worden geconfronteerd met de gevolgen van wetenschap en technologie. Ze moeten empowered worden om daarover na te denken. Wetenschap en technologie krijgen pas betekenis als je kijkt naar wat er in de samenleving mee gebeurt. Dus moet je zoveel mogelijk verschillende publieksgroepen betrekken in het debat over de impact ervan. Daar heeft het Rathenau Instituut al oog voor, denk maar aan het festival Brainspotting dat in december 2006 is georganiseerd. Daar is echt contact gezocht met andere publieksgroepen. Op een speelse manier kregen mensen het gevoel dat technologie leuk is. Dat is goed. We moeten laten zien dat het ook leuk is om kritisch over de impact van wetenschap en technologie na te denken. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat mensen denken dat technologie iets zorgelijks is.” Nog meer ambities? “Natuurlijk. De verbinding met de volksvertegenwoordiging is een spannende uitdaging voor het instituut. We moeten er naar streven om informatie en discussie-
Wie is Frans Brom? Frans W.A. Brom (43) is sinds 1 mei 2007 hoofd Technology Assessment van het Rathenau Instituut. Daarnaast is hij (sinds 2004) bijzonder hoogleraar Ethiek van de Levenswetenschappen in Wageningen. Frans studeerde ethiek aan de Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam met een bijvak wijsbegeerte van het recht aan de Vrije Universiteit. Na zijn studie werkte hij (vanaf 1991) aan de Universiteit Utrecht (UU), eerst als onderzoeker bij het Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht, later als universitair docent en universitair hoofddocent ethiek. Vanaf de oprichting van het universiteitsbrede Ethiek Instituut in 2004 was hij onderwijsdirecteur. Frans was van 1991 tot 1996 vanuit de UU gedetacheerd bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), onder meer als adjunct-secretaris van de Voorlopige Commissie Ethische Toetsing Genetische Modificatie van Dieren. Hij schreef een proefschrift in de ethiek met als titel Onherstelbaar Verbeterd. Biotechnologie bij dieren als een moreel probleem, waarop hij in 1997 promoveerde aan de UU.
punten tijdig te identificeren voor de politieke besluitvorming. Daarnaast is het belangrijk dat we ons realiseren dat veel ontwikkelingen via de markt komen.
“Het is juist sterk als we nog meer zelf analyses maken en die politiek vertalen om daarmee een actieve bijdrage te leveren aan het debat.” Daarom vind ik het belangrijk om in gesprek te gaan met het bedrijfsleven. Dat gebeurt nu al. Zo is er een relatie met Philips voor ons project Radio Frequency IDentification (RFID). In dat project onderzoeken we de betekenis van elektronische identificatie van mensen en voorwerpen via kleine ingebouwde chips. Hoe zit het bijvoorbeeld met bescherming van de persoonsgegevens? De resultaten van ons technology assessment kunnen voor de industrie belangrijk zijn. Alles bij elkaar moet dit ertoe leiden dat het instituut nog zichtbaarder wordt bij de politiek, het bedrijfsleven en het publiek.” Heb je nog een persoonlijke boodschap? “Het is belangrijk dat we ons blijven realiseren dat de ontwikkelingen in wetenschap en technologie een mondiaal karakter hebben. Als Nederland en Europa moeten we goed kijken naar wat er elders in de wereld gebeurt, want de resultaten daar kunnen een grote impact hier hebben. Kijk bijvoorbeeld wat er in China gebeurt of in Amerika met het gebruik van biotechnologie in de landbouw. Daar worden producten ontwikkeld met technologieën waartegen in Europa veel bezwaren leven. Willen we dan die producten hier wel invoeren? Kunnen we ze wel tegenhouden? Daar ontstaan ethische vraagstukken. En dán wordt het interessant …”
•
2
Rathenau nieuws
juni 2007
Succesvol seminar Managing the unmanageable: balancing between policy and practice in research management Goed wetenschappelijk onderzoek is van groot belang, bijvoorbeeld om industriële en maatschappelijke innovaties mogelijk te maken. Maar welke factoren dragen ertoe bij goed onderzoek te realiseren? Naast voldoende financiering en andere randvoorwaarden wordt ook vaak gewezen op onderzoeksmanagement, ofwel hoe academische onderzoeksgroepen kunnen worden aangestuurd. Heeft de wijze van managen effect op de resultaten van een onderzoeksgroep? Zijn managers in de wetenschap bereid om invloed op te geven ten gunste van meer autonomie op de werkvloer? De spanningen die ontstaan bij het verzoenen van het onderzoeksbeleid met de bijbehorende praktijk stonden centraal tijdens het seminar Managing the unmanageable: balancing between policy and practice in research management.
H
et seminar vond plaats op 1 juni jongstleden en werd georganiseerd door het Rathenau Instituut, de Radboud Universiteit Nijmegen en de Vrije Universiteit Amsterdam voor beleidsmedewerkers, onderzoekers en onderzoeksmanagers. Het managen van wetenschappelijk onderzoek werd vanuit drie verschillende perspectieven belicht: dr. Norma Morris (University College London – department of science and technology studies) schetste een breed kader voor managementstrategieën die onderzoeksgroepen toepassen om hun eigen interesse en de door anderen gevraagde beleidsgestuurde onderzoeksrichtingen meer op één lijn te krijgen. Paul van der Maas (voorzitter Raad voor Gezondheidsonderzoek) en drs. Jan Willem Smeenk (Sanquin – stafmedewerker onderzoeksbeleid) verzorgden ieder een presentatie over de praktijk. Van der Maas benadrukte hoe belangrijk het is talent te koesteren. Drs. Renee Westenbrink (VSNU-stuurgroep onderzoeksbeleid) wees op de combinatie van vertrouwen en accountability. Ook de nieuwste onderzoeksbevindingen op dit terrein kwamen aan bod. Drs. Marieke van den Brink (Radboud Universiteit Nijmegen, faculteit Managementwetenschappen) vertelde over haar onderzoek naar de werving en selectie van vrouwelijke hoogleraren. Dr. Christine Teelken (Radboud Universiteit Nijmegen,
Faculteit Managementwetenschappen) presenteerde het onderzoek van Sanne Smeenk (Radboud Universiteit Nijmegen, Faculteit Managementwetenschappen), naar de factoren die organisatiebetrokkenheid en kwaliteit van prestaties van universiteitsmedewerkers beïnvloeden. Dr. Dick de Gilder presenteerde het onderzoek van Inge van der Weijden (Rathenau Instituut, Science System Assessment) naar de rol van managers die medische onderzoeksgroepen aansturen en over de determinanten van onderzoeksprestaties. Met een inspirerende discussie onder leiding van Christine Teelken werd de dag afgesloten. De ruim dertig deelnemers spraken hun waardering uit voor het bijeenbrengen van de verschillende perspectieven in dit seminar. Ze zien uit naar een vervolg. Ook is de discussie input voor de studies naar researchmanagement van onderzoeksgroepen waarmee het Rathenau Instituut zich bezighoudt en waarvoor afgelopen mei een grote enquête onder medisch hoogleraren is verzonden. De eerste formulieren zijn al retour ontvangen. Na een uitgebreide analyse zal het Rathenau Instituut hierover meer publiceren.
•
Meer informatie? Neem contact op met Maaike Verbree via
[email protected] of met Inge van der Weijden via
[email protected] of (070) 342 15 42.
juni 2007
Rathenau nieuws
3
Vers van de pers: werkprogramma Technology Assessment Het nieuwe tweejaarlijkse werkprogramma van de afdeling Technology Assessment staat op het punt om te worden gepubliceerd. Het programma richt zich op een breed scala aan ontwikkelingen op het gebied van technologie en wetenschap. Bij de keuze van de onderwerpen staat de behoefte aan informatie voor politieke oordeelsvorming en/of de behoefte aan verbreding of verdieping van het maatschappelijke debat centraal. Het Rathenau Instituut krijgt hierover signalen via zijn netwerk: onderzoekskringen, adviesorganen, de overheid, ngo’s, de politiek, het bedrijfsleven en internationale instanties.
D
e onderwerpen waarop de afdeling Technology Assessment zich gaat richten in 2007-2008 zijn samengebracht onder de volgende vijf thema’s:
1. Naar een duurzaam (leef)klimaat Dit thema is gericht op de ontwikkeling van duurzame en leefbare energie, de verdichting van de groene ruimte, de opkomst van de biobased economy en de problemen rond mobiliteit. Het zijn onderwerpen die de afgelopen decennia in wisselende gedaantes in de politieke belangstelling hebben gestaan maar waarvoor nog steeds geen bevredigende breed gedragen visies bestaan. Het Rathenau Instituut wil die visieontwikkeling stimuleren en een constructieve bijdrage leveren aan het debat. 2. Het lichaam centraal, de mens voorbij Onder dit thema staan de onderwerpen geagendeerd die ingrijpende gevolgen hebben voor de veranderende ethische, juridische, economische en politieke betekenis van het lichaam en de lichamelijkheid van mensen. Hierbij valt te denken aan de besluitvorming over de embryowet in Nederland, de gevolgen van de zogeheten migratietechnologie, de opkomst van Ambient Intelligence en – in het verlengde daarvan – persuasive technology; de groeimarkt voor lichaamsmaterialen, de impact van nieuwe technologie op de vergrijzing en Human enhancement: de toenemende medische mogelijkheden om mensen niet alleen te genezen maar ook hun prestaties te verbeteren (zoals door doping). Het Rathenau Instituut zal de politieke en publieke dimensies van deze onderwerpen inzichtelijk maken en ter discussie stellen. 3. Publieke ruimte 2.0 Het thema ‘Publieke ruimte 2.0’ gaat in op de toenemende verstrengeling tussen de ‘normale’ fysieke publieke ruimte en de digitale virtuele wereld. Denk bijvoorbeeld aan de opkomst van virtuele werelden op het internet die een steeds belangrijkere rol spelen in de leefwereld van mensen of aan de invloed van nieuwe media op het publieke en politieke debat, zoals websites waarop felle discussies worden gevoerd en blogs van politici. Daarnaast gaat dit thema in op de invasie van allerlei informatietechnologieën in de fysieke publieke ruimte. Daarbij is er aandacht voor twee onderwerpen die ook in het vorige programma op de agenda stonden, Screening Society en RFID (Radio Frequency IDentification). Deze onderwerpen gaan over de wijze waarop nieuwe technologie het voor bedrijven en overheden mogelijk maakt om steeds dieper in de privésfeer van burgers binnen te dringen. 4. Opkomende technologieën Onder dit thema worden verschillende ontwikkelingen besproken waarvan de contouren zich nu aftekenen en die in de toekomst een grote impact zullen hebben op de samenleving. Bijzondere aandacht gaat uit naar de maatschappelijke betekenis van NBIC-convergentie (het idee dat nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve wetenschappen elkaars ontwikkeling stimuleren). Het bijzondere hieraan is
4
Rathenau nieuws
juni 2007
dat technologie en wetenschappen die zich met dode materie bezighouden (computers, robots) versmelten met die op het gebied van levende materie (cellen, genen). Een schoolvoorbeeld van convergentie is synthetische biologie, een technologie die aangeeft in welke richting de biotechnologie zich ontwikkelt, met steun van nanotechnologie en informatietechnologie. Andere onderwerpen zijn de ontwikkeling van sociale robots en de sterk groeiende impact van ruimtevaarttechnologie. Deze stellen ons voor belangrijke vragen, zoals: in hoeverre willen we maatschappelijke taken, zoals zorg, overdragen aan robots, hoe kunnen we een fascinerend maar ook ongrijpbaar onderwerp als het gebruik van de ruimte, – van Marslandingen tot satellietnetwerken – , onderwerp maken van de publieke discussie?
5. Internationale samenwerking en methodeontwikkeling Dit thema ten slotte omvat de activiteiten op het gebied van Technology Assessment voor het Europese Parlement, de Europese samenwerking ten behoeve van burgerparticipatie, het denken over een ‘nieuw contract’ tussen wetenschap en samenleving en de Rathenau TA Zomerschool. Naast de onderwerpen in het werkprogramma blijft er ruimte om in te spelen op de actualiteit. Hierbij kan het gaan om onderwerpen die eerder op de agenda van het Rathenau Instituut stonden, het heropenen van een debat of de (her)uitgave van een publicatie, maar ook om geheel nieuwe onderwerpen.
•
Actuele informatie over de stand van zaken van de projecten van het Rathenau Instituut staat op de website: www.rathenau.nl.
De maakbare mens: waar liggen onze grenzen? Human enhancement; de verbetering van de mens. Aangedreven door ontwikkelingen in wetenschap en technologie verleggen we in snel tempo onze mentale en fysieke grenzen. We leven langer. We blijven langer gezond. We presteren meer. Maar leidt deze ‘verbetering’ ook altijd tot meer kwaliteit van leven? Het Rathenau Instituut en de Britse ambassade organiseerden 10 mei jongstleden een bijeenkomst over de uitdagingen van human enhancement. Toponderzoekers uit Nederland en Engeland verkenden de mogelijkheden tot levensverlenging en cognitieve verbetering. Wat is de invloed van psychofarmacologie en cybernetica. Welke sociale, politieke en normatieve vragen roept het gebruik van deze mogelijkheden op in bijvoorbeeld een militaire context, in rechtszaken of in het onderwijs? De mogelijkheid om lichaamsfuncties van zieke patiënten te herstellen, schept ook de mogelijkheid om de capaciteiten van gezonde mensen te verbeteren. Nieuw aanbod schept nieuwe vraag. Maar wiens vraag? En is verbetering in álle gevallen een verbetering? Wat te denken van een ter dood veroordeelde schizofrene man, die in de VS medicijnen toegediend kreeg zodat hij in staat was om te begrijpen waarom hij ter dood werd veroordeeld; een vereiste om hem te mogen executeren. Of van drukke kinderen die Ritalin (tegen ADHD) moeten nemen om onderwijs te kunnen krijgen? Human enhancement is sterk verbonden met de vraag naar de kwaliteit van leven. Maar in de praktijk leidt human enhancement vaak tot een taakverzwaring. Hoe zwaarder een soldaat belast kan worden, hoe meer uitrusting hij meekrijgt. Hoe langer mensen gezond zijn, hoe langer zij zullen moeten werken, et cetera. Wat is ervoor nodig om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van leven door human enhancement toe- in plaats van afneemt? Najaar 2007 verschijnt er een gezamenlijke uitgave van het Rathenau Instituut en de Britse ambassade over human enhancement. Het doel is om het thema toegankelijker te maken voor een breed publiek.
•
Deelnemers • Dr. Nick Bostrom (University of Oxford, UK) • Major Oliver Brown (Ministry of Defense, UK) • Prof. David Cope (Parliamentary Office of Science & Technology, UK) • Dr. Chris Dijkerman (Universiteit Utrecht, NL) • Prof.dr. John Geake (Oxford Brookes University, UK) • Prof.dr. Jan Hoeijmakers (Erasmus Universiteit Rotterdam, NL) • Prof.dr. Catholijn Jonker (Technische Universiteit Delft, NL) • Prof. Thomas Kirkwood (University of Newcastle, UK) • Dr. Wouter Lotens (TNO Defensie en Veiligheid, NL) • Ms. Gangani Niyadurupola (University of Bath, UK) • Lyn Parker (HM British Ambassador, NL) • Prof.dr. Willem Riedel (Universiteit Maastricht, NL) • Prof. Barbara Sahakian (University of Cambridge, UK) • Mr.drs. Jan Staman (Rathenau Instituut, NL) • Dr. Danielle Turner (University of Cambridge, UK) • Prof.dr. Willem Wagenaar (Universiteit Leiden, NL) • Prof. Kevin Warwick (University of Reading, UK) Organisatiecomité • Leo Zonneveld (Science Attaché British Embassy, NL) • Mireille den Otter (British Embassy, NL) • Dr. Huub Dijstelbloem (Rathenau Instituut, NL) • Drs. André Krom (Rathenau Instituut, NL)
juni 2007
Rathenau nieuws
5
Feestelijke boekpresentatie
Op 20 april jongstleden was de feestelijke boekpresentatie van de essaybundel De obesogene samenleving. Maatschappelijke perspectieven op overgewicht. Tweede Kamerlid Khadija Arib nam het eerste exemplaar in ontvangst, er was een pittige paneldiscussie over de rol van de overheid en topkok Pierre Wind daagde de smaakpapillen uit.
Het deskundigenpanel: Ronald Jeurissen (Nyenrode), gezondheidseticus Inez de Beaufort, Paul Rosenmöller, voorzitter Convenant Overgewicht en Hilde Kreuze, hoofdredacteur [d]Ik – Lijfblad voor dikke mensen. Andere panelleden (niet op deze foto): Moniek Buijzen (Universiteit van Amsterdam) en Dick Toet (Unilever). De discussie stond onder leiding van Joep Habets, culinair publicist van NRC Handelsblad.
N
ederland is te zwaar, en niet een beetje. De helft van de Nederlanders lijdt aan overgewicht. Zelfs een op de acht kinderen is te zwaar. De cijfers liegen er dus niet om. De gevolgen voor de samenleving evenmin. Mensen met ernstig overgewicht leven vaak in een sociaal isolement, hebben psychische problemen en lichamelijke klachten. En ondanks de groeiende aandacht voor het probleem en initiatieven als het Convenant Overgewicht lukt het maar niet de zwaarlijvigheid te bestrijden. Als de essaybundel één ding duidelijk maakt, dan is het wel hoezeer overgewicht en obesitas zijn verweven met onze consumptiemaatschappij. “Er is een flinke inhaalslag nodig”, vindt Arib. “Het convenant ziet overgewicht als een probleem van het individu. Het is: eigen schuld, dikke bult. Maar de overheid mag wel wat dwingender zijn, zeker als het gaat om kinderen.” Het Kamerlid gaat daarmee in tegen haar vroegere GroenLinks-collega Paul Rosenmöller, tegenwoordig voorzitter van het Convenant Overgewicht – een samenwerkingsverband tussen onder andere de overheid, zorgverzekeraars en de voedingsindustrie. Het convenant legt de verantwoordelijkheid voor overgewicht primair bij de consument. Rosenmöller heeft daarmee makkelijk praten, vindt panellid Hilde Kreuze. Rosenmöller is immers slank, net als zoveel anderen in de goed gevulde zaal. Kreuze weet hoe het is om dik te zijn. De hoofdredacteur van [d]Ik - lijfblad voor dikke mensen, heeft zich er zelfs voor laten opereren. “Paul Rosenmöller doet blijk-
6
Rathenau nieuws
juni 2007
baar iets goed wat ik níét goed doe. Waarom vind ik het zo moeilijk om het station uit te lopen langs een donutwinkel?” Maar niet alleen zwaarlijvigen vormen het probleem. De hele samenleving kan wel een mentaliteitsverandering gebruiken. Ouders die hun kind met de auto naar school brengen of hun ongezond voedsel voorzetten; scholen die frites verkopen of overal frisdrankautomaten neerzetten; supermarktketens die al in februari paaseieren uitdelen; voedingsproducenten die vooral voor calorierijke producten reclame maken. Het draagt allemaal bij aan de gewichtstoename. Reden voor gezondheidsethicus De Beaufort om te pleiten voor een “filosofie van gezond genieten”. De oplossing zal nog wel even op zich laten wachten, denkt Paul Rosenmöller. “Er is nu eenmaal een spanning tussen het realiseren van een maatschappelijke doelstelling en commercieel belang.” Niet dat hij het bedrijfsleven de zwartepiet wil toespelen. Rosenmöller probeert ook al anderhalf jaar tevergeefs de vakbonden bij zijn convenant te betrekken. Maar de achterban opvoeden behoort klaarblijkelijk niet meer tot hun doelstellingen. Arib deelt met de auteurs van de bundel de conclusie dat het een tandje hoger moet. “De overheid is verantwoordelijk voor de leefomgeving en dit is een ernstig probleem. De tijd van vrijwillige convenanten is wat mij betreft verstreken. Het nieuwe kabinet moet nu aanpakken.” Ze heeft dan ook toegezegd de essaybundel onder de aandacht te brengen van minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
•
De obesogene samenleving Nieuw licht In De obesogene samenleving. Maatschappelijke perspectieven op overgewicht werpen 23 auteurs nieuw licht op de maatschappelijke en culturele context van overgewicht en obesitas. Het vraagstuk wordt nu eens niet vanuit medisch of voedingskundig perspectief bezien, maar door de ogen van sociologen, filosofen, communicatiewetenschappers en bestuurskundigen, onder wie hoogleraar gezondheidsethiek Inez de Beaufort, filosoof Hub Zwart en Jaap Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid. Kamerlid Khadija Arib ontvangt het eerste exemplaar van het boek uit handen van Jan Blom, directeur van het LEI.
Het boek is het resultaat van een samenwerking tussen het Rathenau Instituut en het LEI – Wageningen Universiteit en Researchcentrum.
Samenstellers Hans Dagevos en Geert Munnichs leiden het publiek met stellingen en citaten langs de zestien essays.
Topkok Pierre Wind stelt de smaakpapillen op de proef.
De obesogene samenleving. Maatschappelijke perspectieven op overgewicht Amsterdam University Press ISBN: 978-90-5356-981-8 Verkoopprijs € 29,90
juni 2007
Rathenau nieuws
7
Perso nalia
Bredere evaluatie van wetenschappelijk onderzoek
Frans Brom Per 1 mei is prof.dr. Frans Brom in dienst getreden als hoofd van de afdeling Technology Assessment. Frans is afkomstig van het Ethiek instituut aan de Universiteit van Utrecht waar hij directeur Onderwijs was. Een uitgebreid interview met hem staat op pagina 1 van dit Rathenau Nieuws.
Het meten van maatschappelijke impact van onderzoek is niet altijd even eenvoudig. Onderzoek kan gaan over thema’s die de maatschappij belangrijk vindt, maar daarmee is nog niet gezegd dat het onderzoek ook direct bruikbaar is. Daarnaast kan het soms wel twintig jaar duren voor de echte impact van wetenschappelijk onderzoek op de samenleving duidelijk wordt. Kunnen en willen we maatschappelijke impact eigenlijk wel meten? Dit zijn onderwerpen waar de afdeling Science System Assessment zich mee bezighoudt, onder andere in het ERiCproject (Evaluating Research in Context, www.eric-project.nl) van onder andere de KNAW, NWO, VSNU. Daarom heeft de afdeling samen met de projectgroep ERiC een overzicht gemaakt van de methoden voor en het onderzoek naar het breder evalueren van wetenschap. Het wordt een levend document op internet, in de vorm van een ‘wiki’, en de ERiC-groep zal samen met Science System Assessment zorgdragen voor het regelmatig updaten van het document. Tijdens het ERiC-seminar over Maatschappelijke Kwaliteit van Wetenschap op 12 juni jongstleden werd de eerste papieren versie gepresenteerd.
Foto: Kelle Schouten
Ella Broos
Per 1 april is Ella Broos aangetreden als interim-hoofd van de afdeling Communicatie. Zij stuurt de afdeling aan tot er een nieuw hoofd Communicatie is geworven.
Twee vragen Op dit seminar gingen zo’n 150 vertegenwoordigers uit de wetenschappelijke wereld, na een aantal inleidende presentaties, met elkaar in debat over het meten en zichtbaar maken van de maatschappelijke impact van onderzoek. Het Rathenau Instituut was vertegenwoordigd door Peter van den Besselaar, die in zijn inleidende presentatie benadrukte dat we goed moeten onderscheiden op welk niveau we naar maatschap-
Henriette Schatz Per 14 april heeft dr. Henriette Schatz afscheid genomen als interim-hoofd van de afdeling Technology Assessment. Na ruim drie jaar draagt zij haar taken over aan Frans Brom.
pelijke kwaliteit vragen. Gaat het om rekenschap geven en over het leren verbeteren van onderzoek in individuele onderzoeksgroepen? Of gaat het om de functie van wetenschap als kennisreservoir voor de samenleving? Twee vragen die twee verschillende doelen voor evaluaties opleveren. Met het oog op de functie als kennisreservoir is het goed om in evaluaties per onderzoeksinstelling in kaart te brengen wat het relatienetwerk is. Daarmee komt de maatschappelijke positie van zo’n instelling in beeld.
Het Rathenau Nieuws is een uitgave van het Rathenau Instituut en verschijnt viermaal per jaar.
Het Rathenau Instituut stimuleert publiek debat en politieke oordeelsvorming over maatschappelijke, ethische en politieke effecten van moderne wetenschap en technologie. Daarnaast onderzoekt het instituut hoe het wetenschapssysteem is georganiseerd en hoe dit reageert op
Communicatie Tijdens het seminar kwam verder aan de orde dat kennisgebruik niet de laatste stap in een onderzoeksproject is en dat de verantwoordelijkheid voor gebruik van kennis niet eenzijdig bij de wetenschap ligt. Ook aspecten als communicatie over wetenschap, verschillen tussen instellingen en vakgebieden en de rol die de financiers van onderzoek spelen in het bouwen van een continue relatie met maatschappelijke stakeholders, spelen een rol. De discussie over het meten van maatschappelijke kwaliteit is, gezien het debat op het seminar, nog in volle gang. Aan het eind van het seminar werd de tweede herziene druk van het boek Evaluating Research in Context uitgereikt aan de deelnemers. Huub Dijstelbloem, een van de mede-auteurs van dit boek en coördinator bij de afdeling Technology Assessment, was verheugd dat maatschappelijke evaluatie van wetenschap zo hoog op de agenda staat. Het boek, de bijbehorende gids en het nieuwe initiatief rond de wiki zullen ertoe bijdragen dat deze aandacht in de toekomst behouden blijft.
wetenschappelijke, maatschappelijke en economische veranderingen.
Tekst Rathenau Instituut
Eindredactie Afdeling Communicatie
Fotografie Hollandse Hoogte Kelle Schouten
Basisvormgeving Basislijn, Amsterdam
Grafische productie Herbschleb & Slebos, Monnickendam
Drukwerk Meboprint, Hoofddorp
ISSN 1 388-1605
Papier 100% kringloop
Redactieadres
Publicaties Dagevos, H. & G. Munnichs (red.) (2007). De obesogene samenleving. Maatschappelijke perspectieven op overgewicht. Amsterdam: Amsterdam University Press. 192 p. ISBN 978-90-5356-981-9 (alleen verkrijgbaar via de boekhandel.) Jaarverslag 2006. Den Haag: Rathenau Instituut.
8
Rathenau nieuws
juni 2007
Postbus 95366 2509 CJ Den Haag telefoon (070) 342 15 42 e-mail
[email protected] www.rathenau.nl