Fondsvorming: De (on)mogelijkheden op een rij
Voorwoord Bij deze bied ik het platform het resultaat van de werkgroep ‘Fondsvorming’ aan. In het scala van financieringsconstructies is (regionale) fondsvorming een interessant middel. Fondsen bieden mogelijkheden om diverse geldstromen efficiënter aan elkaar te koppelen. Landschapsfondsen kunnen een interessant middel zijn om draagvlak te creëren en om private partijen (burgers en bedrijven) te betrekken bij het landelijk gebied. Het is tevens een instrument om het beheer van natuur en landschap voor langere tijd zeker te kunnen stellen. Tijdens het platform ‘Groene Diensten’, d.d. 12 mei 2006, is aangegeven dat er behoefte is aan informatie over de mogelijkheden van fondsen. Tevens was één van de aanbevelingen van de Procesevaluatie Groenblauwe Diensten op 3 november 2006 j.l. dat er meer inzicht moest komen in kansen en beperkingen van Gebiedsfondsen. De werkgroep ‘Fondsvorming’ heeft de huidige mogelijkheden en onmogelijkheden rondom fondsvorming op een rij gezet in dit rapport.
Dr. H. K. Wierenga, De directeur Regionale Zaken West
November 2007 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Regionale Zaken, vestiging West Postbus 19143 3501 DC Utrecht Telefoon: 070-8883200
2
Inhoudsopgave Inleiding
Blz. 3
Hoofdstuk 1: Het opzetten en beheren van fondsen
Blz. 4
§ 1.1 Landschapsfondsen
Blz. 4
§ 1.2 Efficiency en transactiekosten
Blz. 6
§ 1.3 Transparantie
Blz. 7
Hoofdstuk 2: Wettelijke bepalingen
Blz. 8
§ 2.1 Comptabiliteitswet
Blz. 8
§ 2.2 Schatkistbankieren
Blz. 8
§ 2.3 ILG en Groenfonds
Blz. 9
§ 2.4 Staatssteun
Blz. 10
Hoofdstuk 3: Deelname door overheden aan fondsen
Blz. 13
§ 3.1 Het ministerie van LNV
Blz. 13
§ 3.2 Provincies, gemeenten en Waterschappen
Blz. 14
Conclusie en aandachtspunten
Blz. 16
Bibliografie
Blz. 18
Bijlage 1: Voorbeelden uit de praktijk
Blz. 19
1 Landschapsfonds Eem en Vallei
Blz. 19
2 Groenblauwe Diensten Overijssel
Blz. 21
3 Groenfonds Midden-Defland
Blz. 23
4 Landschapsfonds Rond d’n Duin
Blz. 25
5 Streekrekening Het Groene Woud
Blz. 27
6 Landschapsfonds Via Natura
Blz. 29
Bijlage 2: Overzicht leden van de werkgroep ‘Fondsvorming’
Blz. 32
3
Inleiding Landschap, en vooral het investeren daarin, staat momenteel in de schijnwerpers. Landschap en geld hebben lange tijd in een onduidelijke verstandhouding tot elkaar gestaan. Maar sinds het uitvoeren van de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA)1 is gebleken dat investeren in landschap loont. Wanneer de kosten tegen de baten worden afgezet ontstaat er zelfs een positief saldo van maar liefst 17,8 miljard euro. Om de investeringen in natuur en landschap op peil te houden en extra investeringen te creëren, ontstaan er dan ook vanuit de samenleving allerlei initiatieven om nieuwe financieringsvormen te creëren. Dit thema is onderdeel van de Agenda Landschap. Dit rapport gaat alleen over de huidige mogelijkheden van fondsvorming. Het rapport heeft als doel om antwoord te geven op een aantal prangende vragen omtrent fondsvorming, die regelmatig in diverse gremia zijn gesteld. Het rapport betreft nadrukkelijk niet een nieuw kader voor fondsvorming, in de zin van nieuwe vormen van financiering. Verschillende aspecten die met fondsvorming te maken hebben, zullen in dit rapport aan de orde komen. In paragraaf één worden verschillende aspecten over het opzetten en het beheren van fondsen besproken. Paragraaf twee gaat dieper in op de wettelijke bepalingen waar het Ministerie van LNV mee te maken heeft, de comptabiliteitswet en de staatssteunkaders vanuit Brussel. Paragraaf drie gaat vervolgens verder in op de insteek van het Ministerie van LNV en provincies als het gaat om deelname aan fondsen. Omdat er niet één manier is om fondsen op te zetten, zullen in bijlage 1 een aantal bestaande fondsen besproken worden om enkele mogelijkheden rondom fondsvorming te schetsen. Dit rapport kan een rol spelen bij de activiteiten, voortkomend uit de Agenda Landschap, die begin 2008 gepresenteerd zal worden. Zo worden er 3 tot 5 pilotgebieden aangewezen waar de bevindingen uit de MKBA in de praktijk zullen worden getest. Daarbij is het belangrijk om een goed beeld te hebben van de huidige mogelijkheden en onmogelijkheden van fondsvorming. De Agenda Landschap zal de ambitie bevatten die minister Verburg heeft voor het Nederlandse landschap. Mochten extra stappen nodig zijn op het gebied van fondsvorming om deze ambitie invulling te geven, dan kan deze nota daarbij als startpunt dienen.
1
Kamerbrief inzake ‘Landschapsontwikkeling’ d.d. 26 oktober 2007, nr. 31 253
4
Hoofdstuk 1: Het opzetten en beheren van fondsen § 1.1 Landschapsfondsen Voor landschapsfondsen hanteren wij in dit stuk de definitie van Nederland Mooi: zij verstaan onder landschapsfondsen “een initiatief van een of meerdere lokale of regionale organisaties om (financiële, maar eventueel ook andere) middelen te werven voor natuur- en landschapsbeheer”. Landschapsbeheer Nederland, het Centrum voor Landbouw en Milieu en het communicatiebureau BMB hebben op initiatief van en gefinancierd door het Ministerie van LNV het project “Investeren in ecologie” uitgevoerd. Doel is om gemeenten, bedrijven en burgers te informeren over mogelijkheden en voordelen van investeren in natuur en landschap in de eigen woon- en werkomgeving. De Handleiding voor het opzetten van Landschapsfondsen is één van de producten van dit project; het is een hulpmiddel voor gemeenten of andere initiatiefnemers om een lokaal landschapsfonds op te zetten in samenwerking met private partijen. Aangezien er geen ideale weg bestaat voor het opzetten van een fonds bieden zowel de handleiding als deze nota geen stappenplan van A naar B. De handleiding is geschreven vanuit het idee dat een landschapsfonds een goede impuls zou kunnen betekenen voor natuur en landschap in uw omgeving. De handleiding van Nederland Mooi kan dan ook gebruikt worden om na te gaan wat er nodig is om tot een fonds te komen. (zie ‘Handleiding voor het opzetten van Landschapsfondsen’ op www.nederlandmooi.nl). Bij landschapsfondsen kunnen we onderscheid maken tussen vier verschillende hoofdvormen van fondsen, namelijk2: 1. Doelfonds. Een doelfonds is een fonds voor het realiseren van een gezamenlijk doel van deelnemende partijen, met een subsidie ’a fonds perdu’ (dus zonder uitzicht op vergoeding of terugbetaling). Meerdere partijen storten geld in het fonds, dat uitsluitend ingezet wordt voor het beoogde doel. Het gaat om investeringen die geen direct (financieel) rendement (winst) opleveren. 2. Vermogensfonds. Het vermogensfonds is een fonds waarin een grote som geld wordt gestort, waarvan de renteopbrengsten worden benut om beheer en exploitatie langdurig zeker te stellen (exploitatievergoedingen). Het kan dan bijvoorbeeld gaan om natuurbeheer. 3. Ontwikkelingsfonds. Een ontwikkelingsfonds is een fonds dat zich richt op de ontwikkeling van bepaalde gebieden door middel van investeringen in projecten met een bepaald potentieel rendement. De investeringen kunnen 2
Uit: Hoe kan het Rijk bijdragen aan doorbraak landschapsfondsen, Landwerk i.s.m. Nationaal Groenfonds 3-2003.
5
risicodragend zijn. Ontwikkelingsfondsen zijn over het algemeen kleine fondsen; alles gebeurt op kleine schaal.. Door deze kleinschalige opbouw hebben ontwikkelingsfondsen vaak veel draagvlak; het zou daarom nuttig kunnen zijn om een ontwikkelfonds te koppelen aan een vermogensfonds. 4. Revolverend fonds. Een revolverend fonds richt zich op de financiering van de onrendabele top van particuliere investeringen, waardoor met beperkte overheidsmiddelen toch veel resultaat behaald kan worden . De financiering gebeurt via een laagrentende lening, en middelen vloeien door lage rente en aflossing weer terug in het fonds. Het fonds wordt opgericht door publieke partijen en richt zich op projecten met een laag financieel rendement. Er zijn een aantal factoren die bepalen welke fondsvorm of –vormen het meest geschikt zijn voor financiering van natuur, bos en landschap. De belangrijkste factoren staan hieronder vermeld. Om de juiste financieringsvorm (het juiste type fonds) te kiezen voor uw project of gebied is het dus van belang om onderstaande factoren goed in beeld te brengen. 1. Het doel van de financiering Bij het realiseren van natuur, bos en landschap kan onderscheid worden gemaakt in: -
verwerving van grond;
-
inrichting van het gebied;
-
beheer van natuur, bos en landschap; en:
-
bedrijfsaanpassing of -verplaatsing ten behoeve van de ontwikkeling van natuur, bos en landschap (verplaatsing beschouwen we als een inrichtingsmaatregel, bedrijfsaanpassing kan gaan om zowel inrichting als beheer).
Deze doelen kunnen afzonderlijk, dan wel in combinatie voorkomen. Bij deze factor sluit een doelfonds het beste aan3. 2. De locatieomstandigheden Het gebied en de omgeving zijn ook bepalend voor de keuze van het soort fonds. Een voor fondsvorming relevant onderscheid is een ‘puur’ groen gebied, waar het primair gaat om de ontwikkeling van natuur, bos en landschap en waar geen relaties met ‘rode ontwikkeling’ te leggen zijn, naast gebieden die zich in een dynamische rood-groen zone bevinden, waarin een koppeling van rood en groen voorstelbaar is. Met rood doelen we dus op ontwikkelingen zoals de bouw van woningen, aanleg van bedrijventerreinen of de aanleg van infrastructuur. Een ontwikkelingsfonds is bij deze factor een geschikte vorm. 3
Deze koppeling betreft slecht een eerste indicatie van welke fondsvorm mogelijk is. Telkens zal per gebied en in samenhang met eventuele andere factoren bekeken moeten worden welke fondsvorm het meest geschikt is.
6
3. Het financiële rendement Bij het financieren vanuit een fonds kan de investering gericht zijn op het realiseren van rendement (bijvoorbeeld investeringen in agrarische bedrijven die groen investeren, met een bepaald rendement) of om investeringen zonder een direct financieel rendement (bijvoorbeeld bij de aanleg en het beheer van ‘puur’ natuur). Als de factor ‘financieel rendement’ het belangrijkste is, is een vermogensfonds het meest geschikt. 4. Al dan niet risicodragend kapitaal In aanvulling op het vorige punt is er onderscheid te maken in de aard van de risico’s. Er kan sprake zijn van investeringen die risicodragend zijn of van investeringen waaraan geen of zeer lage risico’s zijn verbonden. Een ontwikkelingsfonds is bij deze factor het meest geschikt. 5. Betrokken partijen Voor fondsvorming is het van belang of het gaat om uitsluitend publieke partijen, private partijen of een combinatie daarvan. Indien publieke partijen participeren, spelen Europese regels over staatssteun en procedures een rol (zie § 2.3). De factor ‘betrokken partijen’ leidt niet gelijk tot één specifieke fondsvorm. Het betreft hier een factor, die bij elke vorm van fondsvorming in acht genomen moet worden. 6. Termijn Een laatste onderscheid betreft de termijn waarop het fonds betrekking heeft. We onderscheiden een korte termijn, waarin de nadruk vooral ligt op verwerving en inrichting (tot 10 jaar), en een lange termijn waarin de vergoeding voor beheer voor langere tijd zeker wordt gesteld (in de orde van grootte van 20-30 jaar). Bij deze factor is zowel een doelfonds als een ontwikkelingsfonds mogelijk. § 1.2 Efficiency en transactiekosten Voor de geloofwaardigheid van het fonds en voor de motivatie van de deelnemers aan een fonds is het van belang dat de relatie tussen geldbron (donateur) en ontvanger zo direct mogelijk is. Zo direct, dat een particuliere donateur direct kan zien dat met zijn 100 euro een bepaalde heg wordt gesnoeid en dat hij daarmee waar voor zijn geld krijgt. De sturing via fondsen brengt transactiekosten met zich mee. De transactiekosten kunnen soms hoog oplopen door de tussenliggende schakels die moeten worden doorlopen (de afstand tussen de euro’s
7
die worden ingebracht en de daarmee uit te voeren activiteit is soms groot) in vergelijking met een reguliere subsidieregeling. Deze kosten voor fondsvorming mogen niet onderschat worden. § 1.3 Transparantie Transparantie is de inzichtelijkheid in geldstromen. Dit betekent dat het verstandig is om private en publieke geldstromen in de fondsconstructie strikt te scheiden om aan te kunnen tonen dat de organisatie voldoet aan de Comptabiliteitswet (zie § 2.1) en het EU-steunkader (zie § 2.3). In het geval van EU-financiering moet de opzet van een fonds zo transparant zijn, dat hierover geen twijfel ontstaat. Het private geld moet op zakelijke gronden en op vrijwillige basis worden verkregen. Financiers dienen zicht te hebben op het bereiken van de door hen gestelde doelen met door hen beschikbaar gestelde middelen. Dat geldt nadrukkelijk voor de rijksoverheid, en dus voor LNV, om daarmee verantwoording af te kunnen leggen aan de Tweede Kamer. Daarom is het nodig om privaat en publiek geld gescheiden te houden (bron: toolkit financieringsvormen natuur- en landschapsbeheer).
8
Hoofdstuk 2: Wettelijke bepalingen § 2.1 Comptabiliteitswet De comptabiliteitswet regelt hoe met begrotingsgelden van het rijk moet worden omgegaan. In het geval van fondsen is vooral het zogenaamde kasstelsel van het rijk relevant. Concreet betekent dit dat een fonds binnengehaalde publieke rijks- en EU-gelden niet mag gebruiken voor het creëren van een langjarige ‘spaarpot’, waarmee bijvoorbeeld van het rendement allerlei uitgaven worden gedaan. Dit beperkt de mogelijkheid van storting in een vermogensfonds. De comptabiliteitswet biedt weinig ruimte aan fondsvorming met rijksmiddelen in de vorm van vermogensfondsen vanwege een aantal bezwaren: -
Bestuurlijk niet transparant, omdat de uiteindelijke besteding van het geld verhuld plaatsvindt via een intermediair;
-
Beperkte autorisatie door het rijk, omdat de daadwerkelijke besteding door de intermediair wordt bepaald en niet door het rijk;
-
Ondoelmatig omdat het geld eerder de schatkist verlaat dan de daadwerkelijke besteding, iets wat tevens een grote druk legt op de begroting.
Alle drie de bezwaren perken het budgetrecht van de Tweede Kamer in, wat een ongewenste situatie is. Bovendien heeft de Algemene Rekenkamer dit onlangs nog benadrukt door een aantal kritische opmerkingen te plaatsen bij het ‘parkeren’ van rijksmiddelen in dergelijke fondsconstructies. Vanuit de begrotingssystematiek gaat dus de voorkeur uit naar het zoeken van oplossingen in de normale jaarlijkse begrotingskaders. Bijdragen aan verdeelfondsen, waarbij het Rijk van jaar tot jaar bevoorschot en het fonds periodiek en transparant aantoont waar het geld aan besteed wordt, is in principe mogelijk. Wel zijn er strenge voorwaarden aan gebonden zoals een heldere koppeling tussen de bijdrage en de prestatie (dit betekent dus niet meer storten, dan wat in enig jaar benodigd is) een periodieke, transparante verantwoording en geen vermenging met private middelen. Met name dit laatste is lastig te realiseren wanneer in een fonds publieke en private geldstromen gebundeld worden. In de brief aan de Tweede Kamer van 12 april 2006 heeft het Ministerie van LNV dan ook te kennen gegeven dat fondsvorming met rijksmiddelen teveel bezwaren kent om verder te exploreren. § 2.2 Schatkistbankieren De comptabiliteitswet legt tevens de wettelijke basis voor het schatkistbankieren. Schatkistbankieren of geïntegreerd middelenbeheer is het aanhouden van gelden in de schatkist door de rijksoverheid en aan de rijksoverheid gerelateerde instellingen (rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s), sociale fondsen). Geïntegreerd middelenbeheer houdt in dat ‘grote’ instellingen die een wettelijke taak uitvoeren en daarvoor geld van het Rijk krijgen of via een wettelijke heffing, het geld dat nog niet is uitgegeven aanhouden op een rekening- courant of uitzetten in een termijndeposito bij het ministerie
9
van Financiën. Over het geld dat wordt aangehouden, krijgen de instellingen rente van het Rijk. Ook kunnen ‘grote’ instellingen onder voorwaarden lenen bij het Rijk. Het is efficiënter om publieke gelden zo lang mogelijk rentedragend in de schatkist aan te houden. Op deze wijze wordt voldaan aan het principe dat publiek geld de schatkist niet eerder verlaat dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Geïntegreerd middelenbeheer zorgt er voor dat publieke gelden niet eerder de schatkist verlaten dan noodzakelijk is voor het uitvoeren van de publieke taak. Ook voor individuele deelnemende instellingen is het geïntegreerd middelenbeheer zinvol omdat zij op deze wijze een risicoloos kasbeheer voeren en omdat het ministerie van Financiën marktconforme rentetarieven zonder afslagen op creditgelden vergoedt en marktconforme rentetarieven zonder opslagen in rekening brengt bij rood staan. Voor het betalingsverkeer wordt gebruik gemaakt van de commerciële banken waar de deelnemers hun eigen bankrekening(en) hebben. De saldi van de bankrekeningen worden dagelijks afgeroomd/aangezuiverd via de schatkistrekening bij DNB. Om de deelnemers aan het schatkistbankieren te informeren over hun saldo bij de schatkist en de mutaties hiervan, hebben zij een rekening-courant verhouding met het ministerie van Financiën. Voor baten-lastendiensten, RWT’s, sociale fondsen en een aantal derden geldt dat zij een rentedragende rekening-courant hebben. Aangezien de bankrekeningen bij de commerciële banken dagelijks op nul gereguleerd worden, betekent dit dat de banken geen rente vergoeden, of in rekening brengen. Het ministerie van Financiën gaat deze taak (gaat of heeft deze taak al overgenomen) overnemen en baseert zich voor de renteberekening op het saldo van de rekening-courant. De publieke cultuurfondsen zoals de Mondriaanstichting, het cultuurfonds, Fonds voor de letteren etc. zijn privaatrechtelijke ZBO’s, die doen aan schatkistbankieren; zij ontvangen hun budget als subsidie en kennen deze vervolgens toe aan instellingen. Deze fondsen zijn dus verdeelfondsen en zijn in principe aan het einde van ieder jaar op. Rente speelt bij deze financiering geen rol. § 2.3 ILG en Groenfonds In het kader van het ILG worden de verschillende geldstromen die het Rijk nu heeft voor het landelijk gebied bij elkaar gevoegd tot één budget dat gerelateerd is aan één wet, de WILG. Binnen het landelijk gebied gaat het voor alle provincies om een budget van 3,2 miljard euro in zeven jaar. Qua omvang even veel als de helft van alle middelen in het Provinciefonds. Via het Groenfonds hebben de provincies meer ruimte om hun investeringen in het landelijk gebied te spreiden over diverse jaren of juist geld te reserveren voor een grote investeringen in één keer4.
4
Zie ook persbericht: ‘Nationaal Groenfonds en provincies ondertekenen contracten ILG’, Hoevelaken: 18 december 2006.
10
Daarnaast zal Nationaal Groenfonds de provincies ondersteunen bij de uitvoering van hun beleid voor het landelijk gebied. Bijvoorbeeld door het bundelen van geldstromen en het inrichten van Landschapsfondsen, het financieren bij publiek-private initiatieven in het landelijk gebied en door mee te denken over de financiële inrichting van pilotprojecten. Zo is het Groenfonds betrokken bij het landschapsfonds ‘Boeren voor Biesland’ in Zuid- Holland, de Grondbank Laag Holland en de ‘rood voor groene’ gebiedsontwikkeling Marickenland in het Groene Hart. Bij deze projecten brengt het Groenfonds specifieke kennis in en kapitaal via de kapitaalmarkt (o.a. fiscaal groen geld) en uit het eigen Revolverend Fonds (laagrentend).
§ 2.4 Staatssteun Naast nationale wetgeving, speelt bij deelname van overheden aan fondsvorming ook wetgeving van Brussel een rol. Als het voornemen is overheidsgelden in een fonds te storten, zal de staatsseuntoets doorlopen moeten worden. Staatssteun is een voordeel dat direct of indirect uit staatsmiddelen wordt toegekend. Dit betekent dat elk voordeel dat de overheid aan ondernemers of marktpartijen verstrekt, staatssteun kan zijn. Niet alleen subsidies zijn zulke voordelen, ook ander voordelen kunnen steunelementen bevatten. In artikel 87 van het Verdrag van Amsterdam staat hierover het volgende: Artikel 87 lid 1 EG Behoudens de afwijkingen waarin dit Verdrag voorziet, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Het begrip “Staat” is breder dan misschien op het eerste gezicht lijkt. Met “Staat” bedoelt art. 87 EG: iedere organisatie die onder gezag of toezicht van de Staat staat. Maar ook een orgaan dat: over bijzondere, niet-privaatrechtelijke bevoegdheden beschikt, valt onder het begrip “Staat”. Voorbeelden hiervan zijn: overheden of organisaties die ongeacht hun rechtsvorm krachtens een overheidsmaatregel zijn belast met de uitvoering, onder toezicht van de overheid, van een dienst van openbaar belang (Leidraad Staatssteun). Het begrip overheid omvat derhalve niet alleen de rijksoverheid, maar ook decentrale overheden als provincies, waterschappen en gemeenten. Ook steunmaatregelen die afkomstig zijn van door de overheid ingestelde of aangewezen publiek- of privaatrechtelijke beheersorganen, moeten worden beschouwd als staatssteun. Tevens vallen ook steunmaatregelen die afkomstig zijn van privaatrechtelijke instellingen waarin de overheid op enigerlei wijze doeltreffend invloed uitoefent, onder de werking van artikel 87 van het EG-verdrag. Dit kan bijvoorbeeld doordat de bestemming van
11
gelden uit privaatrechtelijke fondsen uiteindelijk door de overheid moet worden goedgekeurd. Ook valt hierbij te denken aan begunstigende maatregelen van een instelling die niet tot de overheid behoort, die worden genomen omdat de overheid daarop aanstuurt of daarover meebeslist. Tot slot kan ook staatssteun die niet door (de)centrale overheden, maar bijvoorbeeld door openbare bedrijven of lichamen wordt bekostigd, als staatssteun worden gekwalificeerd, als de steunverlening uiteindelijk voor rekening van de (decentrale) overheid komt. Zoals bijvoorbeeld in het geval waarbij onafhankelijke energieproducenten kortingen op de aanschafwaarde van milieuvriendelijke producten verlenen, waarbij deze ondernemingen (een deel van) deze kortingen bij de overheid mogen declareren (Leidraad Staatssteun). Een steunmaatregel is niet alleen subsidie, maar ook een belasting voordeel, een gratis cursus, een door de overheid betaalde verzekering of een lening van de overheid met gunstige voorwaarden. Of er inderdaad sprake is van staatssteun, kan met de volgende vuistregel achterhaald worden. Een voordeel in geld of anderszins is staatssteun als: 1.
de ontvanger een ondernemer is of commerciële activiteiten verricht, en
2.
de ontvanger daarmee een voordeel heeft bij het voeren van zijn onderneming of bij het uitoefenen van zijn commerciële activiteiten.
Niet alleen middelen van het ministerie van LNV zijn staatsmiddelen. Ook middelen die via een omweg, direct of indirect, voortvloeien uit de staatskas, gelden als staatsmiddelen. Het begrip “staatsmiddelen” moet breed worden uitgelegd. Dit zijn in ieder geval algemene staatsmiddelen, maar ook heffingen (belastingen) die worden aangewend voor de bekostiging van openbare diensten ten gunste van nationale ondernemingen of producenten. Deze komen voort uit de staatskas en moeten dus ook worden aangemerkt als “staatsmiddel5”. Er is dus sprake van “staatsmiddel” als de overheid zelf een voordeel verschaft en dit voordeel met staatsmiddelen is bekostigd. Het is ook mogelijk dat de overheid gebruik maakt van andere organisaties om staatssteun te verstrekken. Er is dus ook sprake van staatssteun als deze wordt gefinancierd uit staatsmiddelen, maar waarvan de verstrekking of toekenning plaatsvindt door andere organen dan de centrale overheid (bijvoorbeeld door een van overheidswege ingesteld of aangewezen publiek- of privaatrechtelijk lichaam)6 (Leidraad Staatssteun). Tot slot kan er van een steunmaatregel sprake zijn als deze niet direct met staatsmiddelen wordt bekostigd, maar als het verschaffen van dit voordeel uiteindelijk toch aan de overheid kan worden toegerekend, bijvoorbeeld een onder druk van de overheid verschafte eenmalige uitkering uit de
5 6
C-126/01, Ministre de l’Économie, des Finances et de l’Industrie v. GEMO SA. HvJEG PreussenElektra AG, C-379/98.
12
reserves van een particuliere bank. Een dergelijke “doorgeefconstructie” is dus ook niet toegestaan (Leidraad Staatssteun). Ditzelfde geldt voor fondsen. Indien overheidsgeld in een fonds gestort wordt, zal de staatssteuntoets doorlopen moeten worden. Tevens houdt dit in dat de publieke en private geldstromen strikt gescheiden moet worden en blijven. Als privaat geld in hetzelfde potje wordt gestort als publiek geld, zal Brussel het private geld tevens beschouwen als mogelijke staatssteun. Het door de gemeente Midden-Delfland ontwikkelde beloningssysteem voor maatregelen op het gebied van natuur, landschap en cultuurhistorie is door Brussel akkoord bevonden.
13
Hoofdstuk 3: Deelname door overheden aan fondsen § 3.1 Het ministerie van LNV Initiatiefnemers van fondsvorming voor natuur, bos en landschap spreken LNV aan op een bijdrage vanuit het Rijk, mede omdat ook rijksdoelen van natuur, bos en landschap mee worden gerealiseerd. Vooralsnog draagt het ministerie echter in principe financieel niet bij aan regionale fondsen7. Het ministerie draagt zeker niet bij aan een vermogensfonds. De belangrijkste reden is dat er teveel geld ineens gereserveerd moet worden, terwijl de prestaties die daar tegenover staan pas veel later worden geleverd. Bekeken vanuit het schatkistbankieren is het bovendien niet verstandig om geld in verschillende potjes weg te zetten voor een groot aantal jaren als de overheid aan de andere kant kampt met een staatsschuld. Bovendien verhoudt fondsvorming zich slecht met de comptabiliteitseisen en toetst de Algemene Rekenkamer scherp of er geen sprake is van ‘parkeerconstructies’ die het budgetrecht van de Kamer aantasten. De comptabiliteitswet is dus zeer strikt als het gaat om het ‘front-load’ storten van grote sommen rijksmiddelen in een vermogensfonds, waarbij vervolgens geprofiteerd wordt van renteopbrengsten. Een dergelijk fonds vertroebelt de heldere relatie tussen de beleidsprestatie en het geld, dat in enig jaar beschikbaar is gesteld. Daarnaast ontbreekt er bij een fonds de bestuurlijke transparantie omdat de besteding van het geld via een intermediair plaatsvindt. Ook heeft het Rijk daardoor een beperkte bevoegdheid ten aanzien van de bestedingen. Publieke gelden mogen volgens de wet niet langdurig worden geparkeerd en ‘onverplichte betalingen’ (betalingen zonder verplichting tot actie). Daarnaast leggen vermogensfondsen teveel beslag op de beschikbare middelen. Om voldoende geld te hebben uit de opbrengsten van de beleggingen van het fonds moet immers een enorm kapitaal gestort worden. Hiermee worden enorme sommen geld vastgelegd waar de systematiek van de overheidsbegrotingen niet op is ingericht. Een belangrijk voordeel van fondsvorming zou liggen in het combineren van publieke en private gelden. Verdeelfondsen kunnen in principe deze functie vervullen. In het licht van de comptabiliteitswet en de staatssteunkaders wordt wel vereist dat publieke en private geldstromen te allen tijde inzichtelijk en transparant gescheiden zijn. De haalbaarheid van deze optie is gering, omdat er vaak “vermenging” optreedt. Bovenstaande constateringen zijn voor een deel ook naar voren gebracht in de brief aan de Tweede Kamer van 12 april 2006. Het Ministerie van LNV onderschrijft nog steeds de conclusie dat fondsvorming met rijksmiddelen teveel bezwaren kent om verder te exploreren. Het is dus belangrijk om geen verkeerde verwachtingen wekken. Fondsvorming op gebiedsniveau is gelet op bovenstaande 7
Bij de pilots ‘Boeren voor Natuur’ participeert het ministerie van LNV wel aan de fondsen. Het betreft hier echter verdeelfondsen.
14
constateringen en gelet op de ontwikkelingen die nu plaatsvinden in het kader van het ILG geen zaak voor de rijksoverheid. § 3.2 Provincies, gemeenten en Waterschappen Provincies, gemeenten en waterschappen hebben niet te maken met de comptabiliteitswet. Wel hebben zij te maken met de grondbeginselen, die ten grondslag liggen aan deze wet. Ook de provincies, gemeenten en waterschappen moeten hun budgetten helder, transparant en afrekenbaar besteden. Tevens moet de provincie verantwoording afleggen aan de burger (en rijk) over haar beleid, resultaten en ambtstermijn. Voor provincies is als eerste belangrijk om vast te stellen wat het nut en de noodzaak is van eventuele deelname van provincie aan een fonds. Wat is de doelstelling van het fonds, wat wordt er gerealiseerd en waarom is daarbij een fonds nodig? •
Waarom een fonds (bundelen geldstromen, één-loket idee, draagvlak, aantrekken van andere financierders, flexibele financiering in eigen beheer van een gebied of organisatie).
•
Wat is de meerwaarde van (deelname aan) een fonds.
•
Welke (provinciale) doelstelling worden gerealiseerd.
•
Kunnen deze doelstellingen niet op een andere (bestaande subsidies, ILG) manier behaald worden.
•
Etc.
Er zijn vele verschillende vormen van fondsen; er is dan ook geen eenduidige uitspraak te doen over de rol van de provincie en het verwerken van geld. Deelname van de provincie is in ieder geval niet altijd noodzakelijk. Mogelijke rollen van de provincie kunnen zijn: •
Financieren (deelnemer): provincie kan deelnemen in fondsen. Wel moet rekening worden gehouden met transparantie en afrekenbaarheid. Ook kan publiek en privaat geld niet worden gecombineerd; deze twee geldstromen moeten strikt gescheiden blijven. Bij de uitwerking van een fonds moet daar goed naar gekeken worden zodat het niet vertragend werkt of te complex wordt. Overhead en administratieve kosten moeten in verhouding staan met de resultaten.
•
Initiëren en ontwikkelaar: provincie kan ook zelf het initiatief nemen tot een (provinciaal) fonds als dat een geschikt instrument is om provinciale doelstellingen te realiseren.
Voor een aantal doelstellingen van fondsen zijn ook andere oplossingen dan fondsen mogelijk: •
Stimuleren en faciliteren: In gebiedsprocessen (b.v. ILG, Nationale landschappen, reconstructie) of voor het behalen van beleidsdoelen kan de provincie proberen partijen bij elkaar te brengen en stimuleren, kennis en menskracht leveren en als intermediair optreden.
15
•
Initiëren en ontwikkelen: bundelen geldstromen, één-loket idee: wordt ook vorm gegeven via ILG (verschilt per provincie) en is soms ook een werkwijze (back-office/front-office). Elke provincie heeft met het Rijk in het kader van het ILG een contract voor de financiering van rijksdoelen. Het gaat hier in totaal om 3, 2 miljard euro voor de periode 2007-2013.
•
Stimuleren en faciliteren: aantrekken van financierders, bijvoorbeeld een eenmalige financiering van een private partij op projectbasis.
16
Conclusie en aandachtspunten Zoals eerder vermeld staat de minister van LNV in principe positief tegenover gebiedsfondsen, maar zal het ministerie zelf niet financieel deelnemen aan fondsvorming. Argumenten hiervoor zijn afkomstig uit de comptabiliteitswet, die onder meer een heldere relatie tussen beleidsdoel en het geïnvesteerde geld en ook bestuurlijke transparantie verlangt, en ‘onverplichte betalingen’ verbiedt. Fondsvorming op gebiedsniveau is verder gelet op de ontwikkelingen in het kader van het ILG, geen zaak voor de rijksoverheid. Deze comptabiliteitswet geldt niet voor provincies, gemeentes en waterschappen, maar de grondbeginselen gelden wel voor deze andere overheden. Ook zij moeten hun budgetten helder, transparant en afrekenbaar besteden. Naast deze comptabiliteitswet speelt ook de wetgeving omtrent staatssteun een belangrijke rol bij fondsvorming. Toch maken de regels inzake staatssteun fondsvorming door andere overheden dan het rijk niet onmogelijk. Voorbeeld hiervan is het Groenfonds Midden Delfland, dat in maart 2006 goedgekeurd is door de Europese Commissie. Overheden, en dan met name provincies en gemeenten, kunnen naast het leveren van financiële bijdragen, ook op andere wijze een rol spelen in het tot stand komen van fondsen door bijvoorbeeld te initiëren en ontwikkelen, stimuleren en faciliteren. Zij zijn veelal het beste in staat om op regionaal niveau maatwerk te leveren. Fondsvorming blijkt, ondanks de beperkingen, in de praktijk toch haalbaar. Er is echter geen eenduidige weg of manier aan te wijzen om een fonds op te zetten. De verschillen tussen de fondsen laten duidelijk zien dat er geen ideale weg bestaat maar dat er verschillende, vaak innovatieve, manieren zijn om een fonds op te zetten. Verschillende wegen die naar Rome leiden en welk type fonds je kiest hangt af van een aantal factoren zoals: doel van de financiering, locatieomstandigheden, het financiële rendement, al dan niet risicodragend kapitaal, betrokken partijen, termijn. Initiatieven uit verschillende delen van het land laten zien dat het zeker mogelijk is om landschapsfondsen op te zetten. Om meer inzicht te bieden in deze mogelijkheden rondom fondsvorming zijn enkele van deze initiatieven in bijlage 1 uitgewerkt. NederlandMooi heeft ook een tweetal workshops gehouden over landschapsfondsen om verschillende ervaringen uit de praktijk met fondsen te verzamelen. De resultaten hiervan zijn gebundeld in hun handleiding voor het opzetten van landschapsfondsen. De meest recente informatie met betrekking tot deze ervaringen is te vinden op hun website www.nederlandmooi.nl.
17
Tevens leidt dit rapport tot enkele aandachtspunten die nader onderzocht zouden kunnen worden: -
Fondsvorming is niet het enige instrument dat ingezet kan worden bij landschap. Het is daarom van belang om de toegevoegde waarde van fondsen af te zetten tegen andere mogelijke financieringsvormen. In het kader van het programma Landschap worden nu mogelijke financieringsconstructies voor ‘Investeringen in het landschap’ bestudeerd.
-
De transactiekosten van fondsen zou ook verder uitgediept kunnen worden: hierbij kan vooral aandacht besteed worden aan transactiekosten in verhouding met draagvlak van een fonds. Kleine fondsen brengen veel transactiekosten met zich mee. Nagegaan kan dan worden of het bundelen van verschillende stromen tot één fonds gunstiger kan zijn. Een tegenargument kan zijn dat kleine fondsen veelal meer draagvlak hebben dan grotere fondsen.
-
Dit rapport geeft inzicht in de huidige kaders van fondsvorming en betreft dus nadrukkelijk niet een nieuw kader voor fondsvorming, in de zin van nieuwe financieringsconstructies. In het kader van het programma Landschap zullen de bevindingen van de MKBA Landschap in de praktijk worden getest.
18
Bibliografie -
Regionale fondsvorming. Achtergronden en aandachtspunten. LNV (2006). Niet gepubliceerd.
-
Handleiding voor het organiseren van een landschapsfonds. Lokaal landschapsfonds voor natuur en landschap. Nederland Mooi. www.nederlandmooi.nl
-
Kamerbrief BBR 2006/182 d.d. 27 april 2006.
-
Leidraad Staatssteun. LNV/JZ.
-
Hoe kan het Rijk bijdragen aan doorbraak landschapsfondsen, Landwerk i.s.m. Nationaal Groenfonds 3- 2003.
-
Persbericht: ‘Nationaal Groenfonds en provincies ondertekenen contracten ILG’, Hoevelaken: 18 december 2006.
-
Kamerbrief inzake ‘Landschapsontwikkeling’ d.d. 26 oktober 2007, nr. 31 253.
19
Bijlage 1: Voorbeelden uit de praktijk 1 Landschapsfonds Eem en Vallei http://www.leev.nl/index.php Beleidscontext van het fonds Het landschapsfonds Eem en Vallei is opgericht door een aantal enthousiaste burgers; er is derhalve geen beleidscontext. Organisatie van het fonds (hoe is het fonds vormgegeven/opgezet) Het fonds wordt beheerd door de stichting Landschapsfonds Eem en Vallei. Deze stichting is in augustus 2003 opgericht. De stichting heeft de volgende doelstellingen: •
Ontwikkeling van natuur en landschap;
•
Versterking van de relatie stad-platteland;
•
Verhoging van de toegankelijkheid van het platteland;
•
Versteviging economische vitaliteit van het platteland.
De stichting wil deze doelen bereiken door het mobiliseren en kanaliseren van geld, door gerichte communicatie en door de organisatie van publieksactiviteiten. Het werkgebied is de Eemdelta, inclusief een deel van de Gelderse Vallei. Het gaat in eerste instantie om de gemeenten Eemnes, Baarn, Soest, Bunschoten-Spakenburg, Amersfoort en Leusden. Het stichtingsbestuur bestaat momenteel uit een professionele en enthousiaste groep mensen uit de regio met een grote betrokkenheid bij het landelijk gebied. Beheer van het fonds Het gaat voornamelijk nog om een fonds die op projectbasis werkt. Per project wordt er financiering en subsidie gezocht. Ze krijgen tevens van een aantal gemeenten geld, maar dat is vaak gelabeld. Deelnemende partijen Samenwerking met diverse partijen waaronder de plaatselijke agrarische natuurvereniging en landschapsbeheer Utrecht, Nederland Mooi. Sommige gemeenten nemen deel met een financiële bijdrage, vaak is dat geld gelabeld. Op welke voorwaarden doen de deelnemende partijen mee aan het fonds? Het is nog niet een echt fonds maar een projectenfonds. Dat is vaak ook de voorwaarde voor deelname.
20
Wie sluit het contract af met de boeren? Enige beheer dat het fonds doet zijn klompenpaden maar dat gaat via landschapsbeheer Utrecht. Wie evalueert en beoordeelt de naleving van de contracten? Zie bij 6. Problemen en eventuele oplossingen Het Landschapsfonds Eem en Vallei is nog niet echt een fonds; zij hebben nog geen pot met ongelabelled geld tot hun beschikking. Bij elk project wordt financiering gezocht. Wel hebben ze de ambitie om een fonds te worden. In kader van het landschapsontwikkelingsplan Eemland is nader onderzoek gedaan naar mogelijkheden, maar dat had nog niet voldoende draagvlak bij de diversie gemeenten. Daarnaast ging in die tijd het Nationaal landschap Arkenheem-Eemland spelen. In kader van het Nationaal landschap is er door de provincie Utrecht een opdracht gegeven aan het programmabureau (reconstructie en ILG) Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei (waar Eemland onder valt) de financieringsbehoefte en financieringsmogelijkheden van het Nationaal landschap te onderzoeken. Daarvoor zijn verschillende gesprekken gevoerd met belanghebbenden en deskundigen (bv. Groenfonds). Voorlopige resultaten gaan richting een fonds. CLM krijgt nu de opdracht een quick-scan te maken om de financieringsbehoefte te kwantificeren. Het bestaande landschapsfonds wordt daarbij in de mogelijkheden meegenomen.
21
2 Groen Blauwe Diensten Overijssel Beleidscontext van het fonds Beleidskader Groene en Blauwe diensten in Overijssel Organisatie van het fonds (hoe is het fonds vormgegeven/opgezet) Het fonds voor Groenblauwe Diensten in Overijssel is een beheerfonds via rekening-courant verhoudingen (schema uitvoeringsproces bijgevoegd). De begrotingsdiscipline van de (decentrale) overheid is/blijft van toepassing. Beheer van het fonds Het beheer van het fonds is in handen van ‘Stichting Nationaal Groenfonds’. Deelnemende partijen Provincie, gemeente(n), waterschappen, regio(‘s), particulieren Op welke voorwaarden doen de deelnemende partijen mee aan het fonds? De partijen nemen op wisselende voorwaarden deel aan het fonds: partijen stemmen in met betaling uit hun bijdrage voor (alle) doelen van het initiatief. Waterschappen nemen veelal op activiteitenniveau deel ofwel op projectbasis specifiek voor de waterdoelen. Een algemene voorwaarde is dat rente en vermogensopbrengsten ten gunste van de financiers op rekening van het betrokken initiatief blijft. Wie sluit het contract af met de boeren? Particulier rechtspersoon (uitvoeringsorganisatie) of, in een enkel geval de gemeente (in hoedanigheid van uitvoeringsorganisatie). Uitzondering hierop is Boeren voor Natuur waarbij op grond van een bestuurs-/samenwerkingsovereenkomst is besloten dat de provincie contractpartij is. Wie evalueert en beoordeelt de naleving van de contracten? Het toezicht op de naleving van de contracten wordt gedaan door Stichting Landschap Overijssel i.s.m. Natuurlijk Platteland Oost. De provincie en overige financiers zijn verantwoordelijk voor de evaluatie. Problemen en eventuele oplossingen -
Fondsvorming bij (financiële) deelname van het rijk: oplossing d.m.v. aansluiting bij provinciale ILG-rekening.
22
-
Tenaamstelling (sub-)rekening-courant: oplossing is de rekening-courant zoveel mogelijk op naam van de uitvoeringsorganisatie te stellen.
-
Beheer van financieringsvoorwaarde(n): Nationaal Groenfonds d.m.v. contractbeheer.
23
3 Groenfonds Midden-Delfland Beleidskader Bij de afronding van de reconstructie van Midden-Delfland (gestart in 1978), bleek dat de melkveehouderij als drager van het agrarische gebied van Midden-Delfland onder druk stond. En dat terwijl de ‘vraag’ vanuit het omringend stedelijk gebied naar het ‘aanbod’, oftewel een authentiek agrarisch cultuurlandschap, groot was. Om deze vraag en aanbod aan elkaar te koppelen is het Groenfonds Midden-Delfland opgericht om hiermee duurzaam groene diensten te kunnen belonen. Daarom is bij de overeenkomsten die de gemeenten Midden-Delfland, Delft en Den Haag hebben afgesloten voor de ontwikkeling van de Harnaschpolder ook afgesproken dat de drie betrokken gemeenten het landschap van Midden-Delfland “open en groen” willen houden. Hierbij heeft men woord bij daad gevoegd door de benodigde financiën toe te zeggen. Het idee is dat het rendement van het hoofdvermogen gebruikt wordt om groene diensten duurzaam te belonen. Omdat groene diensten te kunnen realiseren heeft het fonds twee doelstellingen: het eeuwenoude agrarische cultuurlandschap van Midden-Delfland instandhouden en versterken, én de relatie tussen stad en land versterken door educatie en recreatie. Voor het beheer van het fonds is in 2005 een stichting opgericht. Het stichtingsbestuur bestaat uit wethouders van de deelnemende gemeenten. Activiteiten Eén van de voornaamste activiteiten van het fonds is om ‘groene diensten’ te belonen die met name de (melk)veehouderij kan verlenen. Die diensten zijn niet alleen landschappelijke maatregelen zoals onderhoud en weidevogelbeheer, maar ook schoolklassen op de boerderij ontvangen en wandelen over boerenland. Om de groene diensten naar waarde te kunnen schatten, is een puntensysteem ontwikkeld. Voordat het Groenfonds hier daadwerkelijk mee aan de slag kon, was er wel eerst goedkeuring nodig van de Europese Commissie. Deze toestemming kwam in maart 2006 waardoor er nu daadwerkelijk aan agrariërs uitbetaald kan gaan worden voor de groene diensten die ze leveren op het gebied van landschap, natuur en cultuurhistorie. Daarnaast wordt er ook uitbetaald voor educatie en recreatie. Zo worden agrariërs betaald voor geven van speciale lessen voor basisschoolkinderen en wordt ook het beheer van het Voddijkpad betaald uit het Groenfonds. Daarnaast zijn er ook eenmalig (in afwachting van de later toestemming van Brussel) financiën vrijgemaakt voor eenmalige investeringen op het gebied van landschap en cultuurhistorie. Het gaat daarbij om de restauratie van oude boerderijen, bijgebouwen en erven. Wettelijke context (met welke wetten en regelingen moet rekening gehouden worden?) Uit het voorgaande blijkt dat de Europese regelgeving een belangrijke factor is. De marktwerking bij groene diensten is dus niet alleen afhankelijke van vraag (de consumenten vanuit stedelijk gebied) en
24
aanbod (het landschap). Omdat het een gemeentelijk fonds is heeft het niet te maken met de comptabiliteitswet regelgeving waarmee het ministerie van LNV te maken heeft. Mogelijkheden voor deelname voor overheden De stichtingsakte is zodanig opgesteld dat ook andere partijen later kunnen aanschuiven. Ten tijde van de oprichting van de stichting was al duidelijk dat de gemeente Maassluis op termijn ook zou gaan deelnemen, en wellicht zijn er in de toekomst nog meer overheidspartijen bereid om deel te nemen. Mogelijkheden voor deelname door andere partijen Ook andere partijen zouden in principe kunnen deelnemen, maar de vraag is of zij daartoe bereid zijn. Zodra een niet-overheidspartij deelneemt aan de stichting gelden namelijk voor de ingelegde middelen dezelfde Europese regelgeving als voor de al betrokken overheden. Meer info: www.middendelfland.nl -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Noot: Voorbeeld gebiedsgericht beleid Het Groenfonds Midden-Delfland is het is eerste landschapsfonds dat staatssteunprocedure succesvol doorlopen heeft én over de benodigde financiën beschikt waardoor het daadwerkelijk direct aan de slag kon. Niet voor niets ziet het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV) en de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) het Groenfonds Midden-Delfland samen met de gebiedsvisie Midden-Delfland® 2025 als goed voorbeeld van gebiedsgericht werken zoals blijkt uit de in 2006 verschenen folder “De praktijk van het gebiedsgericht werken” en de opgerichte website “www.gebiedsgerichtbeleid.nl”.
25
4 Landschapsfonds Rond d’n Duin www.landschapsfonds.nl Beleidscontext van het fonds Het Landschapsfonds Rond d'n Duin is een initiatief van de Duinboeren en enkele actieve natuurbeschermers rond de Loonse en Drunense Duinen in Noord-Brabant. Het is opgericht met als doel om het agrarisch cultuurlandschap met de bijbehorende natuurwaarden te behouden en te versterken. Het fonds is specifiek gericht op het gebied rondom de Loonse en Drunense Duinen. Organisatie van het fonds (hoe is het fonds vormgegeven/opgezet) De Stichting Landschapsfonds Rond d'n Duin is in januari 2004 opgericht. Het fonds heeft een bestuur waarin zowel natuurbeschermers, als boeren in zijn vertegenwoordigd. Het bestuur wordt bijgestaan door een Raad van Advies. Het secretariaat van het Landschapsfonds is ondergebracht bij het Overlegplatform Duinboeren in Helvoirt. Beheer van het fonds Het beheer van het fonds is in handen van ‘Stichting Landschapsfonds Rond d’n Duin. Deelnemende partijen Er wordt gezocht naar sponsoring via bedrijven of particulieren waarbij particulieren ‘Vriend’ kunnen worden van het Landschapsfonds. Voor de uitvoering van projecten wordt samengewerkt met boeren die aangesloten zijn bij het Overlegplatform Duinboeren. Tevens wordt er samengewerkt met de hieronder vermelde partijen: •
Overlegplatform Duinboeren
•
Nederland Mooi (ondersteunt het Landschapsfonds met een nationale campagne)
•
Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen
•
Natuurmonumenten
•
Brabants Landschap
•
Coördinatiepunt Landschapsbeheer Noord-Brabant
•
Stichting Landschap, Natuur en Milieu Haaren
•
Natuur- en milieuvereniging Heusden
•
Landschapsbeheer Nederland
•
IVN Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie
•
KNNV Vereniging voor veldbiologie 's-Hertogenbosch
•
Centrum voor Landbouw en Milieu
•
Loonse en Drunense Duinen Actief
26
De volgende sponsors steunen actief het landschap rond de Duinen: •
Alcoa, Drunen
•
Rabobank, Haaren-Helvoirt
•
Doelstelling 2 Programma EFRO
•
Leader + Meierij
•
VSB Fonds, afdeling Noord-Brabant
Wie sluit het contract af met de boeren? De gelden van het fonds worden niet gebruikt via de Groen Blauwe Diensten catalogus. Het Landschapsfonds Rond d'n Duin voert verschillende activiteiten en projecten uit, vaak in nauwe samenwerking met de Duinboeren. Problemen en eventuele oplossingen Het is gebleken dat het erg lastig is om sponsorgeld van particulieren bij elkaar te krijgen om het agrarische cultuurlandschap mee te behouden en te versterken. De tijd, energie en kosten voor het zoeken naar sponsoren wegen bijna niet op tegen het resultaat. In de toekomst zal het landschapsfonds zich daarom meer gaan richten op concrete projecten en daar (overheids)geld bij zoeken.
27
5 Streekrekening Het Groene Woud Beleidscontext van het fonds Het Innovatieplatform Duurzame Meierij (IDM) heeft het initiatief genomen voor de ontwikkeling van Streekrekening Het Groene Woud. De doelstelling is om financiële middelen te werven voor Nationaal Landschap Het Groene Woud om bij te dragen aan een structurele ontwikkeling van het gebied, waarbij natuur, cultuur, recreatie en landouw hand in hand gaan. De bedoeling is om zoveel geld te verzamelen op de Streekrekening dat jaarlijks een bedrag van minimaal € 200.000 aan renteinkomsten kan worden gebruikt voor het financieren van duurzame projecten. Door een slimme manier van beleggen is het voor inleggers mogelijk om ‘geld te geven zonder geld te geven’. De streekrekening wordt niet ingezet voor Groen Blauwe Diensten maar wordt specifiek gebruikt voor noodlijdende projecten in Het Groene Woud waarvoor geen geld beschikbaar is via andere kanalen. De projecten die ondersteund worden moeten bijdragen aan de doelstellingen van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. Organisatie van het fonds (hoe is het fonds vormgegeven/opgezet) Het uitgangspunt van de streekrekening is een jaarlijks uit te geven bedrag van minimaal 200.000 euro aan rente-inkomsten. Dat bedrag kan op diverse wijzen worden vergaard, bijvoorbeeld met rentebijdragen, legaten, giften/donateursbijdragen, groenfinancieringsconstructies, bijdragen in natura et cetera. Het concept van de Streekrekening bestaat uit drie delen, centraal staat het Horus Fonds. Dit fonds wordt gevoed door enerzijds de Isis Rekening en anderzijds de Osiris Initiatieven. Eén manier om het Horus Fonds te vullen, is het spaarsysteem van de Isis Rekening. Voor dit product wordt samengewerkt met de ASN Bank, de groene dochter van de SNS Bank. Het systeem werkt als volgt: overheden, bedrijven, streekorganisaties en –bewoners openen hun eigen Isis Rekening bij de ASN en leggen geld in op deze rekening. Daarvoor wordt een rentevergoeding gegeven conform ASN Milieusparen Extra, met een opslag (op dit moment 0,15%) die naar het Horus Fonds vloeit. Maar dit is niet het enige surplus dat ontstaat. Ook de extra door de bank gegunde rente en eventueel de door de inlegger gegunde rente leveren bijdragen op voor het Horus fonds. Naast het spaarsysteem met behulp van de Isis Rekening zijn er verschillende andere manieren om bij te dragen aan het Horus Fonds. Deze aanvullende methoden worden samengebracht onder de noemer Osiris Initiatieven. Extra mogelijkheden om het Horus Fonds aan te vullen, zijn onder meer groenfinancieringsconstructies, giften, legaten, sponsoring, donaties, loterijen vergelijkbaar met de Grote Clubactie en acties als ‘Vrienden van…’. Ook sponsoring in natura is mogelijk, bijvoorbeeld bijdragen in werkzaamheden of materiaalkosten voor een bepaald project.
28
Beheer van het fonds en deelnemende partijen De streekrekening wordt beheerd door een stichtingsbestuur en een Raad van Commissarissen. De Stichting Streekrekening Het Groene Woud zal opereren als een zelfstandige, onafhankelijke stichting. Zij heeft als taak de gelden van de Streekrekening te beheren en subsidies te verstrekken aan projecten die Het Groene Woud versterken. Op 6 april 2005 is een samenwerkingsovereenkomst ondertekend door het IDM en een consortium van uitvoerende partijen die de uitvoering van het project ter hand neemt. Imagro BV is hoofdaannemer. De overige partijen binnen het consortium zijn Connector, Witteveen+Bos, Helicon en Serendipity Projects. Wie sluit het contract af met de boeren? De Stichting Streekrekening Groene Woud beslist over de uitgifte van het geld. Momenteel (30 oktober 2007) staat er €34.000.000 aan spaargeld bij de ASN bank waarover de streekrekening rente ontvangt. Dit is in ieder geval voldoende om in 2008 €200.000 aan projecten te kunnen besteden.
Bronnen: www.streekrekeninghetgroenewoud.nl www.hetgroenewoud.com
29
6 Landschapsfonds Via Natura Beleidscontext van het fonds Het fonds is opgericht nav. Het regionaal landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeenten Groesbeek, Ubbergen en Millingen a/d Rijn. Belangrijke doelen van het LOP: 1. De kwaliteitsversterking van het agrarisch cultuurlandschap door het realiseren van een samenhangend netwerk van landschapselementen, die de grote natuurgebieden met elkaar verbinden. (belangrijk voor de biodiversiteit van natuur- en cultuurlandschap) 2. Verbetering van de toegankelijkheid van het buitengebied door het realiseren van doorgaande wandelroutes en ommetjes rond de dorpen. Hierbij gaat het per definitie om het kunnen waarborgen van meerjarig beheer. Het fonds is opgericht om de doelen uit het LOP te realiseren en zowel overheids als particulier geld te generen om het landschap en de wandelpaden duurzaam te kunnen financieren. Het LOP bestaat uit een hoofdrapport en een uitvoeringsprogramma bestaande uit zo’n 80 projecten. Het staat op de website van het ministerie onder het kopje ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie (OLS) als voorbeeld vermeld. (zie ook www.vianatura.nl) Organisatie van het fonds (hoe is het fonds vormgegeven/opgezet) De drie gemeenten hebben een private stichting opgericht met bestuursleden, die allen op een specifiek terrein deskundige zijn. Vervolgens heeft de stichting een samenwerkingsovereenkomst getekend met de drie gemeenten om het LOP te realiseren. De provincie Gelderland en het ministerie van LNV hebben in het kader van de pilot Verkenning Groene Diensten projectgelden beschikbaar gesteld voor groenblauwe diensten en éénmalige investering van LOP –projecten. In het kader van de Verkenning Groene Diensten heeft de provincie procesgeld ter beschikking gesteld aan Via Natura. Het Waterschap Rivierenland is en wordt bij diverse projecten betrokken zowel inhoudelijk als ook in de vorm van cofinanciering. De drie gemeenten hebben elk naar vermogen een startsubsidie verleend aan het landschapsfonds. Beheer van het fonds Het onafhankelijke bestuur beheert het fonds zelf. Elk jaar wordt een rapportage gemaakt en een vooruitblik voor het komende jaar, dat naar de gemeenten wordt verstuurd. Deelnemende partijen Zie boven.
30
Stad Nijmegen De gemeente Nijmegen financiert ook een drietal projecten uit het LOP. Zij dragen niet alleen bij aan éénmalige investeringskosten, maar kopen ook het beheer voor een EVZ en een wandelroute af voor de duur van 10 jaar. Dit zijn projecten dichtbij de stad Nijmegen gelegen, waar inwoners uit Nijmegen direct van kunnen genieten. Private partijen Onlangs heeft Via Natura samen met Ark Natuurontwikkeling en Triple E de eerste Nederlandse landschapsveiling georganiseerd. Het resultaat van de veiling was overweldigend. Bedrijven en particulieren dragen nu bij aan het beheer en de bescherming van het landschap inclusief een wandelroute. Van de opbrengst ( € 115.000,-) kan in totaal 7 hectaren aan lijnvormige landschapselementen inclusief wandelroute en wandelvoorzieningen onderhouden en beschermd worden. De betreffende grondeigenaren sluiten voor het onderhoud contracten af van 10 jaar. Het WNF heeft de opzet van de veiling mede gefinancierd inclusief drie jaar beheer. Voor WNF is dit een experiment dat van Europees belang is nl om te onderzoeken in hoeverre landbouwundige bedrijfsvoering en natuurbeheer samen kan gaan op een economische basis. Zie ook www.landschapsveiling.nl Op welke voorwaarden doen de deelnemende partijen mee aan het fonds? Het LOP is het kader. Partijen financieren projecten die bijdragen aan de doelen uit het LOP en die zorgvuldig uitgewerkt zijn. Wie sluit het contract af met de boeren? Via Natura sluit het contract af met de boeren. Het zijn privaatrechtelijke contracten. De catalogus Groenblauwe diensten vormt de basis voor de vergoeding. Wie evalueert en beoordeelt de naleving van de contracten? Via Natura geeft een onafhankelijke deskundige de opdracht samen met de grondeigenaar/beheerder middels een schouw in het veld of het beheer goed is uitgevoerd en zonodig bijgesteld moet worden. Problemen en eventuele oplossingen - met overheidsgeld mogen slechts contracten afgesloten worden voor de duur van zes jaar. Die periode is te kort. - de regeling moet niet te gedetailleerd uitgewerkt worden. ( er is nu nog geen helderheid over, omdat de provincie Gelderland hiermee nog niet zo ver is; er dreigt een te grote bemoeienis van de overheid en daardoor waarschijnlijk te veel bureaucratie). Dat schrikt af en leidt niet tot optimaal resultaat.
31
- geef een gebied de ruimte om zelf tot resultaten te komen. Een landschapsfonds als Via Natura kan die rol zeker vervullen. Een LOP is een uitstekend kader om als overheid (gemeente, provincie) een vinger aan de pols te houden en te weten dat geld goed, zinvol en effectief besteed wordt. Zie ook: www.vianatura.nl
32
Bijlage 2: Overzicht leden van de werkgroep ‘Fondsvorming’ Gerard van Wakeren (voorzitter)
Directie Regionale Zaken, Ministerie van LNV
Arjo van der Knaap
Provincie Overijssel
Ivo Rooze
Provincie Overijssel
Ben Hermans
Stichting Natuur en Milieu
Christel Steentjes
Provincie Utrecht
Ingrid ter Woorst
Gemeente Midden-Delfland
Mieke van Heuven
Landschapsbeheer Nederland
Marianne van der Veen
Provincie Gelderland
Kees de Jong
Provincie Drenthe
Marjolein Pardoen
Directie Regionale Zaken, Ministerie van LNV
Kees Verbogt
Directie Natuur, Ministerie van LNV
Jan Willem de Vries
Directie Financieel-Economische Zaken, Ministerie van LNV
Pieter Jan van der Vliet
Directie Financieel-Economische Zaken, Ministerie van LNV
Cécile Kleve
Directie Regionale Zaken, Ministerie van LNV
Samenstellers rapport
Cécile Kleve en Gerard van Wakeren
33
34
35