Fokbeleid van de Gordon Setter Vereniging Nederland Opgericht 10 september 2010
Fokbeleid versie: Leden Vergadering 22 mei 2011
Fokbeleid van de Gordon Setter Vereniging Nederland
1. Doelstelling 1.1. Het fokbeleid voor de Gordon Setter beoogt bij te dragen aan de behartiging van de belangen van de Gordon Setter zoals deze zijn verwoord in de statuten en het huishoudelijk reglement van de rasvereniging; Gordon Setter Vereniging Nederland. Dit fokbeleid is goedgekeurd door de algemene ledenvergadering van Gordon Setter Vereniging Nederland op 22 mei 2011 2. Reikwijdte en Begrenzing 2.1. Deze geldt voor alle leden van de rasvereniging voor de Gordon Setter (Gordon Setter Vereniging Nederland). Inhoudelijk geldt het voor alle leden die deelnemen aan het fokken van Gordon Setters in Nederland. 2.2. Voor alle leden die deelnemen aan het fokken van Gordon Setters buiten Nederland, gelden de in het betreffende land voorgeschreven regels. 2.3. Wel wijzen we op de eigen verantwoordelijkheid van de fokker om het belang van het ras voorop te stellen. 3. Definities 3.1. De definities en regelgeving zoals deze zijn vastgesteld in het Kynologisch Reglement van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland zijn ook van toepassing op dit reglement. 3.2 De F.C.I.: de Federation Cynologique Internationale, de overkoepelende internationale organisatie op kynologisch gebied. 3.3 De Raad: de vereniging “Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland”, statutair gevestigd en kantoor houdend te Amsterdam aan de Emmalaan 16 - 18. 3.4 De fokker: de eigenaar van de in het NHSB opgenomen teef waarmee gefokt wordt c.q. zal gaan worden. 3.5 De dekreu-eigenaar: de eigenaar van de in het NHSB dan wel in een door de F.C.I. er-kende buitenlandse stamboekhouding ingeschreven reu die de teef gedekt heeft c.q. zal gaan dekken. 4. Algemeen 4.1 De fokker en de dekreu-eigenaar dienen, gevraagd en ongevraagd, de bij hen beschikbare en bekende gegevens te verstrekken die van belang zijn voor de fokkerij. 4.2a De fokker en de dekreu-eigenaar dienen voor een dekking van hun reu of teef de dekking te melden bij het bestuur van de G.S.V.N. 4.2b De fokker en de dekreu-eigenaar dienen voordat een dekking plaatsvindt van beide ouderdieren een kopie van de stamboom, de HD-uitslag (zie art. 5.5), uitslagen van LO-PRA test en 2 tentoonstellingsuitslagen (zie art 8.1), aan het bestuur van de G.S.V.N. te hebben overlegd. 4.3 Als op basis van de gezondheid van nakomelingen moet worden verondersteld dat het ouderdier een ziekte of afwijking heeft of (heeft) vererft, kan dit ouderdier van de fokkerij worden uitgesloten. Indien het daarbij om een “fokuitsluitende” ziekte of afwijking gaat (zie art. 5.4), waarvoor de bewijslast bij de G.S.V.N. ligt, kunnen de eigenaren van de ouderdieren worden verplicht hun honden op die afwijking te laten onderzoeken. Voor de betreffende ouderdieren geldt een fokverbod totdat door de G.S.V.N. is vastgesteld, dat de uitkomst niet tot definitieve uitsluiting leidt. 4.4 Fokkers dienen het bestuur van de G.S.V.N. in de gelegenheid te stellen het nest te bezoeken en te beoordelen. 4.5 De verantwoording voor het fokken en afleveren van gezonde pups ligt uitsluitend en alleen bij de fokker. De G.S.V.N. aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid ten aanzien van eventuele gebreken bij de pup, betrokken van een fokker. Ook als deze zich houdt aan het bepaalde in dit fokreglement.
5. Gezondheidsregels 5.1. Keuze ouderdieren: Bij de keuze van aan elkaar te paren honden tracht de fokker het ras te verbeteren, met extra aandacht voor het voorkomen van erfelijke gebreken. 5.2. Gezondheidsonderzoek: De verantwoordelijkheid voor het onderzoek op een juiste gezondheid van de fokdieren ligt bij de fokker in samenwerking met hun dierenarts. Een hond die erfelijke afwijkingen heeft die de gezondheid bedreigen, wordt uitgesloten van de fok. De G.S.V.N. zal zich blijvend inzetten om de leden optimaal te voorzien van informatie en voorlichting m.b.t. gezondheidszaken. Informatie betreffende de status van de algehele gezondheid van de Gordon Setter zullen middels een enquête vergaard worden. 5.3. Beide ouderdieren dienen over een goede gezondheid te beschikken, zowel lichamelijk als mentaal. 5.4.a Met honden met de hierna genoemde erfelijke afwijking mag niet worden gefokt: - honden met knikstaarten - honden die meer dan 4 gebitselementen missen - onder- en boven voorbijters - honden met een kruisgebit - honden met al of niet geopereerde entropion - honden met ernstige ectropion - met reuen die geen 2 normaal ontwikkelde, volledig in het scrotum ingedaalde testikels, hebben - combinaties van honden die lijders van LO-PRA voortbrengen 5.4.b Met honden die 3 of 4 gebitselementen missen mag alleen worden gefokt indien de partner een compleet gebit heeft. 5.5 Gezondheidsonderzoek: Heupdysplasie Beide ouderdieren dienen vóór de dekking te zijn onderzocht op het voorkomen van heupdysplasie. De uitslag van dit officiële onderzoek dient voordat een dekking plaatsvindt aan het bestuur van de G.S.V.N. te zijn overlegd. Dit onderzoek mag uitsluitend geschieden vanaf de dag dat de betreffende hond 12 maanden of ouder is. Dit onderzoek dient te zijn verricht door een door De Raad daartoe aangewezen instantie of dierenarts in Nederland. Indien, met name in het buitenland geregistreerde, honden niet in Nederland kunnen worden onderzocht, dan dient dit onderzoek plaats te vinden in het land waar de hond is geregistreerd, door een in dat land erkende instantie. Voor de fokkerij gelden daarbij de navolgende regels: 1. Tussen honden met de FCI-beoordeling A1, A2, B1 of B2 mag elke willekeurige oudercombinatie worden gevormd. 2. Honden met FCI-beoordeling C1 of C2 mogen uitsluitend worden gepaard met dieren die de FCIbeoordeling A1, A2, B1 of B2 hebben. 3. Honden met de FCI-beoordeling D1, D2, E1 of E2 mogen niet voor de fokkerij worden gebruikt. 4. In het buitenland geregistreerde reuen dienen over een zelfde FCI-beoordeling te beschikken als in Nederland geregistreerde honden. Honden uit niet FCI-landen moeten over een vergelijkbare beoordeling beschikken. 5.6 Gezondheidsonderzoek: LO-PRA Beide ouderdieren dienen vóór de dekking DNA getest zijn op de rcd4 mutatie. De uitslag van dit officiële onderzoek dient voordat een dekking plaatsvindt aan het bestuur van de G.S.V.N. te zijn overlegd. Voor de fokkerij gelden met betrekking tot LO-PRA de navolgende regels: - Uitgesloten voor de fokkerij zijn combinaties die LO-PRA lijders voortbrengen, d.w.z. dat de navolgende combinaties niet zijn toegestaan; > drager x drager > drager x lijder > lijder x lijder
- Toegestaan voor de fokkerij is de combinatie: > vrij x vrij
- Voorlopig toegestaan zijn de combinaties > vrij x drager > vrij x lijder, pups uit deze combinatie moeten gekruist worden met LO-PRA vrije honden. Deze combinaties zijn toegestaan tot 1 september 2013 of tot een op een LV vastgestelde andere datum. - Bij gebruik van een combinatie met een niet op LO-PRA geteste reu of teef van een niet lid of in het buitenland geregistreerde hond gelden de volgende voorwaarden: > Vrije teef (lid) x niet getest reu (geen lid of buitenland): Altijd alle pups laten testen! (= kosten fokker) > Vrije reu (van lid) x niet geteste teef (niet lid of in buitenland geregistreerd): hiervoor gelden de regels waartoe de eigenaar van de teef zich dient te houden.
De fokbepalingen vermeld onder 5.6 worden van kracht vanaf 1 november 2011.
6. Welzijnsregels 6.1 De teef mag ten tijde van de dekking, niet jonger zijn dan 22 maanden. De teef mag niet meer worden gedekt na de dag waarop zij 96 maanden (8 jaar) oud wordt. Daarbij mag de teef bij de geboorte van het eerste nest niet ouder zijn dan 60 maanden. De minimale leeftijd van de reu, ten tijde van de dekking, dient tenminste 15 maanden te bedragen. 6.2 Een teef mag slechts twee nesten per 36 maanden voortbrengen met dien verstaande, dat de periode tussen de laatste dekking en de daarop volgende dekking tenminste 12 maanden moet bedragen. 6.3 Een teef mag gedurende haar leven maximaal 3 nesten krijgen. Een vierde nest is toegestaan indien het derde nest 3 pups of minder bevatte. 6.4 Een herhalingscombinatie van dezelfde reu en teef is slechts 1x toegestaan. 6.5 Beide ouderdieren mogen niet met elkaar in relatie te staan als ouder-kind, broer-zus of als grootouderkleinkind. 7. Gedragsregels 7.1 Beide ouderdieren moeten voldoen aan de karaktereisen en het gedrag zoals in de rasstandaard is aangegeven of zoals voor het desbetreffende ras is te verwachten. 8. Exterieur regels 8.1 Beide ouderdieren dienen in het algemeen, behoudens enkele onvolkomenheden die het ideale rasbeeld verstoren, aan de voor het betreffende ras geldende rasstandaard te voldoen. Zij dienen op een door de Raad en/of FCI gereglementeerde expositie minimaal tweemaal de kwalificatie Zeer Goed te hebben behaald, bij verschillende keurmeesters. Voor honden, die in een ander land zijn geregistreerd, geldt een vergelijkbare kwalificatie in het land van registratie . 9. Regels afgifte pups 9.1. Ontwormen en enten: de fokker draagt zorg voor het deugdelijk ontwormen en inenten van de pups volgens gangbare veterinaire inzichten en voor een volledig door de dierenarts ingevuld en ondertekend Europees Dierenpaspoort. 9.2 Aflevering pups: de pups mogen niet eerder worden afgeleverd dan op de leeftijd van 8 weken en als de pup is ingeënt, ontwormd en gechipt. 9.3 Controle: De fokker zal te allen tijde meewerken aan controle op en informatie verstrekken met betrekking tot alle geboren nesten. De controle zal uitgevoerd worden door een afgevaardigde van de G.S.V.N. die met de fokker een afspraak vast zal leggen. 10. Sanctiebepalingen 10.1 Het is verboden bij de in dit reglement aangegeven regelingen en procedures onjuiste gegevens te verstrekken of om gegevens te verzwijgen. 10.2 Het lid dat in strijd met de hiervoor opgenomen verbodsbepaling handelt of nalaat te handelen kan
door het bestuur gestraft worden met: - onthouding van pupinformatie - een berisping; - ontzetting uit het lidmaatschap van de G.S.V.N.
11. Slotbepalingen 11.1 In bijzondere gevallen kan de G.S.V.N. afwijken van dit reglement, indien strikte toepassing van dit reglement leidt tot een onredelijk en onbillijk resultaat, mits de belangen van het ras daarmee worden gediend en geen dezer belangen noch de belangen van derden daardoor worden geschaad. 11.2 In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het bestuur van de G.S.V.N. 11.3 Indien voorzien kan worden dat zich meer vergelijkbare gevallen zullen voordoen, draagt het bestuur van de G.S.V.N. na overleg met de leden, zorg voor aanvulling van het reglement. 12. In werking treding 12.1 Dit reglement treedt in werking na goedkeuring door de Algemene Ledenvergadering van de G.S.V.N. op 22 mei 2011. De leden zullen hierover worden geïnformeerd via de nieuwsbrief van de G.S.V.N. en via de website van de G.S.V.N. Aldus vastgesteld door de Algemene Ledenvergadering van de G.S.V.N. op 22 mei 2011. Namens deze, W.A. Kramer,
J.L. Gramser van Aarssen,
Voorzitter
Secretaris