Flora en fauna in regio Utrecht Deelgebieden Houten - Schalkwijk en Harmelen - Breukelen, 2005
Flora en fauna in regio Utrecht Deelgebieden Houten - Schalkwijk en Harmelen - Breukelen, 2005
December 2006
Provincie Utrecht Dienst Ruimte en groen Sector Ecologisch onderzoek en Groene regelgeving
Colofon Auteurs: Gegevens: Foto’s: Kaarten: Grafische verzorging:
F. Hoffmann, W. Timmers Provincie Utrecht, RER-Ecodatabank Provincie Utrecht, RER-plaatgroep Provincie Utrecht, sector Geografische Informatievoorziening Provincie Utrecht, Grafisch Centrum,
Flora en Fauna regio Utrecht -
Inhoud
Inhoud
1.
Inleiding 1.1 Aanleiding en doel van de flora- en fauna-inventarisaties 1.2 De onderzoeksgebieden
5 5 5
2.
Methode 2.1 Veldwerk 2.2 Gegevensanalyse
9 9 11
3.
Houten – Schalkwijk 3.1 Algemeen 3.2 Flora 3.3 Fauna 3.4 Plaatsen met hoge natuurwaarden buiten de EHS
13 13 15 23 31
4.
Harmelen – Breukelen 4.1 Algemeen 4.2 Flora 4.3 Fauna 4.4 Plaatsen met hoge natuurwaarden buiten de EHS
33 33 35 41 47
5.
Aandachtspunten voor het beleid
49
6.
Literatuur
51
53 57
Bijlagen 1. 2.
Waargenomen karteersoorten in gebied Houten – Schalkwijk Waargenomen karteersoorten in gebied Harmelen – Breukelen
Flora en Fauna regio Utrecht -
Flora en Fauna regio Utrecht -
Inleiding
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel van de flora- en fauna-inventarisaties
De provincie Utrecht heeft voor haar beleid en de uitvoering daarvan natuurinformatie nodig. Jaarlijks wordt de natuurinformatie geactualiseerd van die gebieden waar speciaal vraag naar is vanuit beleidsontwikkeling en -uitvoering. Actualisatie van de natuurinformatie geschiedt door zelf veldinventarisaties uit te voeren en door het betrekken van natuurgegevens van derden. Het provinciale veldprogramma wordt in nauw overleg met de beleidssectoren vastgesteld. De provincie Utrecht verzamelt sinds 1975 vlakdekkende informatie over flora, en sinds 1988 steekproefsgewijs informatie over fauna. In 2005 is gestart met een nieuwe methode voor flora en fauna, waarbij voor zowel flora als fauna zoveel mogelijk vlakdekkend wordt geïnventariseerd. Een selectie van soorten, de zogenoemde karteersoorten, wordt gekarteerd. Deze soorten zijn geselecteerd op hun indicatieve waarde, zeldzaamheid en beschermde status. De vlakdekkende kartering van flora en fauna is gericht op het in kaart brengen van de natuurwaarden in het landelijk gebied van de provincie Utrecht. De natuurgebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), met uitzondering van de ecologische verbindingszones, worden sinds 2005 niet door de provincie geïnventariseerd, gegevens hiervan worden betrokken van derden. Natuurinformatie over de EHS is niet in deze rapportage verwerkt. De verzamelde verspreidingsgegevens van flora en fauna worden vooral gebruikt voor het beantwoorden van vragen op het gebied van ruimtelijke ordening en natuurwetgeving (bijvoorbeeld de Flora- en faunawet). Ook wordt de natuurinformatie toegepast voor het soortenbeleid en de uitvoering van het provinciale natuurbeleid. Deze rapportage over de veldwerkgebieden van 2005 is de eerste in een reeks van jaarlijkse rapportages over het provinciale veldwerk die de sector Ecologisch onderzoek en Groene regelgeving (RER) gaat uitgeven. Deze rapportage geeft een globale indruk van planten en dieren in de veldwerkgebieden 2005, en wijst op mogelijkheden van verder gebruik van de beschikbare data. Analyses van trends en ontwikkelingen of voor- of achteruitgang van individuele soorten of relaties met de EHS vallen buiten het kader van deze rapportage. In deze rapportage zijn voornamelijk de veldinventarisaties van de provincie Utrecht verwerkt. Een aantal aspecten zal op termijn op de provinciale website Buiten in beeld uitgebreider aan bod komen, bijvoorbeeld natuurwaardering op basis van faunagegevens, vergelijkingen in de tijd of integratie met informatiekaarten als bodem en grondwater. Detailgegevens en uitgebreidere toelichtingen op de natuurinformatie zijn altijd verkrijgbaar bij de sector RER,
[email protected].
1.2
De onderzoeksgebieden
In 2005 zijn twee gebieden op flora en fauna onderzocht, te weten het westelijke Kromme Rijngebied rondom Houten - Schalkwijk en een gebied bij Harmelen en Breukelen (kaart 1). Bebouwde gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur behoren niet tot de onderzoeksgebieden. De provincie Utrecht is in te delen in een aantal regio’s (zie ook de website Buiten in beeld). Het gebied Schalkwijk - Houten maakt deel uit van de regio “Kromme Rijn”. Het gebied Harmelen - Breukelen ligt in twee regio’s: het zuidelijke deel valt in de regio “Hollandsche IJssel en Oude Rijn”, het noordelijke deel behoort tot de regio “De Venen”.
Flora en Fauna regio Utrecht -
Kaart 1 Ligging van de onderzoeksgebieden Houten – Schalkwijk en Harmelen - Breukelen
Houten – Schalkwijk Het onderzoeksgebied wordt grofweg begrensd door de A12, de Kromme Rijn, de Lekdijk, het Lekkanaal en de A27. Het Amsterdam-Rijnkanaal doorsnijdt het gebied van zuidoost naar noordwest. Grofweg valt het westelijke Kromme Rijngebied uiteen in een deel ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal en een deel tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lekdijk. De uiterwaarden van de Lek vallen buiten het gebied (liggen binnen de EHS). Het meest noordelijke deel is in 2006 alleen op fauna en niet op flora onderzocht omdat dit deel nog in 2002 was geïnventariseerd. Het onderzoeksgebied maakt deel uit van het oorspronkelijke stroomgebied van de Rijn, waar in de loop van eeuwen grind, zand en klei zijn afgezet. Door de dynamiek van de rivier ontstond een hoog gelegen stroomrug (“Houtense stroomrug”) en aan weerszijden daarvan lage komklei- en veengebieden. Toen in de vroege middeleeuwen werd begonnen met het bedijken van de rivier en het ontwateren van de moerassen, stopten de natuurlijke processen die horen bij een vrij meanderende rivier. Hierop aansluitend is het gebied in cultuur gebracht. De ontginningsstructuur is terug te voeren op de onderliggende bodemgesteldheid, ontstaan door de rivier. Deze structuur bepaalt in hoge mate het huidige aanzien van het landschap in deze regio. Algemene gebiedsbeschrijving Om het huidige landschap te begrijpen is het van belang de bewoningsgeschiedenis kort toe te lichten. De vroegste bewoning bevond zich op de hoge stroomruggen in nederzettingen
Flora en Fauna regio Utrecht -
Inleiding
als Houten en ’t Goy. De landbouwgrond bij deze dorpen ligt als een soort essen om de bewoningskern. Het kavelpatroon (kampenverkaveling) is rechthoekig. De zavelachtige grond is vruchtbaar en veelal in gebruik als akker of boomgaard. Door bevolkingstoename in de middeleeuwen werd het noodzakelijk om nieuwe gebieden in cultuur te brengen. De dorpen Schalkwijk en Tull en ‘t Waal zijn te beschouwen als ontginningskernen van waaruit het drassige komklei/ veengebied is ontgonnen. De ontginning was sterk gereglementeerd. Hierdoor is een zogenoemd slagenlandschap ontstaan met lang gerekte graslandpercelen, gescheiden door sloten en weteringen (strokenverkaveling). Ook de laag gelegen gronden ten noorden van de Houtense stroomrug, langs de Kromme Rijn, Vlowijker polder en Oud Wulverbroek, hebben een strokenverkaveling. Door het verleggen in de middeleeuwen van de hoofdstroom van de Kromme Rijn naar de Lek konden deze moerasgebieden droog worden gelegd. Dit gebied is meer geaccidenteerd, waardoor op de hoge percelen boomgaarden voorkomen en op de lage, nattere percelen grasland. Harmelen – Breukelen Het onderzoeksgebied wordt grofweg begrensd door de A12, de spoorlijn Woerden - Breukelen, de dorpsstraat van Portengen, de A2 tussen Nieuwer-Ter-Aa en Maarssenbroek en bebouwd gebied van Vleuten – de Meern. De bebouwde kommen van de stadsuitbreiding Woerden, de Vinexlocatie Leidse Rijn en Harmelen, voor zover binnen het onderzoeksgebied gelegen, zijn niet onderzocht. Ook de EHS valt buiten het onderzoeksgebied. In het zuidelijke deel, gelegen in de regio “Hollandsche IJssel en Oude Rijn”, is de invloed van de Oude Rijn bepalend geweest voor de bodemopbouw. Hier is sprake van stroomruggen en een kommengebied. Naast grind, zand en klei is veen aanwezig. Het gebied van Landgoed Haarzuilens ligt op een oude stroomrug met zandige afzettingen. Algemene gebiedsbeschrijving De bewoningsgeschiedenis langs de rivier en op de hoge stroomruggen gaat veel verder terug dan die van het noordelijker gelegen veenweidegebied. Opgaande begroeiing van de landgoederen Haarzuilens en het Vijverbos zorgen samen met verspreid liggende boomgaarden voor een half open landschap. Het noordelijk deel, gelegen in de regio “Veenweide”, is grotendeels opgebouwd uit laagveen. Alleen een strook langs het riviertje de Aa bestaat uit klei en is onderdeel van het overgangsgebied van het veenweidegebied naar de Vechtoeverwal. Het laagveen is in de middeleeuwen ontgonnen. De ontginning was streng gereglementeerd waardoor een slagenlandschap ontstaan is. Dorpen als Kortrijk en Portengen zijn de basis geweest van waaruit men het veen heeft ontgonnen. Aan het kavelpatroon is te zien dat het veen reikte tot de Rijndijk, Landgoed Haarzuilens en de Vecht. Kenmerkend voor het veenweidegebied is het open grazige landschap met hier en daar geriefbosjes en beplanting rond boerderijen.
Flora en Fauna regio Utrecht -
Flora en Fauna regio Utrecht -
Methoden
2
Methoden
2.1
Veldwerk
Het onderzoeksgebied is verdeeld in deelgebieden die zo veel mogelijk vlakdekkend zijn geïnventariseerd op karteersoorten en eventuele bijzondere soorten (bijvoorbeeld verdwenen voor het jaar 1900 of normaliter niet voorkomend in of nabij de provincie Utrecht). Een selectie van soorten, de zogenoemde karteersoorten, wordt gekarteerd. Deze soorten zijn geselecteerd op hun indicatieve waarde, zeldzaamheid en beschermde status. Er is geïnventariseerd op planten, amfibieën, reptielen, libellen, dagvlinders, sprinkhanen en krekels en beperkt op vissen en zoogdieren. Vissen zijn steekproefsgewijs met handvisnetten bemonsterd en van zoogdieren zijn toevallige zichtwaarnemingen en sporen genoteerd (voetafdrukken, uitwerpselen, burchten etc.). Verspreidingsgegevens van vissen en zoogdieren zijn daarom minder volledig dan van de andere groepen. De waargenomen soorten worden genoteerd per punt met een maximaal bereik van 50 x 50 m met eenzelfde leefgebied (zie kader 4). Per soort is de abundantie (talrijkheid) of het aantal exemplaren genoteerd. Bij fauna daarnaast de hoedanigheid (adult, ei, nest etc.) en eventuele bijzonderheden qua gedrag. De veldgebieden werden voor flora één maal en voor fauna drie maal bezocht. Omdat verschillende diersoorten maar gedurende een beperkte periode van het seizoen waargenomen kunnen worden, zijn meerdere rondes verspreid over het seizoen gedaan. De flora en fauna wordt in principe vlakdekkend in kaart gebracht. De tijd die per 100 ha besteed kan worden, is echter beperkt, waardoor niet alles even goed bekeken kan worden. Daarom geldt als uitgangspunt: detail waar het nodig is, globaal waar het mogelijk is. Aan waardevolle, soortenrijke locaties wordt meer tijd besteed dan aan weinig waardevolle locaties. De aandacht in het agrarisch gebied ging daarom vooral uit naar lijnvormige elementen (sloten, bermen, houtwallen) en kleine landschapselementen (poelen, kleine bosjes). De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt niet geïnventariseerd, ecologische verbindingszones echter wel. Meerdere factoren zijn van invloed op het voorkomen van soorten en op de kans dat ze tijdens de veldinventarisaties gezien worden. Factoren die een rol spelen zijn: het weer (als
Kader 1. De provinciale website “Buiten in beeld” De provincie Utrecht is dichtbevolkt. De druk op de ruimte is groot. Dat vraagt om sturing om de kwaliteit van natuur en landschap te behouden of te versterken. Sturing geven betekent ook keuzes maken: welke ruimtelijke ingreep is verantwoord en welke niet? Voor deze keuzes is kennis nodig. Kennis over de kwaliteit en het functioneren van het landschap in de brede zin van het woord. Met ‘buiten in beeld’ maakt de provincie Utrecht deze kennis toegankelijk voor alle bestuurders, beleidsmakers en particuliere organisaties die actief zijn in Utrecht. Zij kunnen deze informatie zowel in de planvorming als bij uitvoering van concrete projecten gebruiken. Welke kwaliteiten zijn te versterken bij ruimtelijke ontwikkelingen? De website levert inzicht in de situatie van dit moment met een verklaring vanuit het verleden. Om de kwaliteit van natuur te kunnen beschrijven wordt gebruik gemaakt van speciaal samengestelde soortengroepen van leefgebieden (zie ook kader 4) en van natuurwaardering van locaties. De natuurwaardering voor een locatie kan worden gedefinieerd als de mate van voorkomen van karakteristieke soorten, uitgedrukt in een schaal van uitstekend – goed – redelijk - matig. Op de provinciale website “Buiten in beeld” wordt de systematiek en berekening van die natuurwaardering uitgelegd. Tot nu toe zijn deze berekeningen alleen toepasbaar op de floragegevens. Tevens zijn op deze website kaartbeelden met natuurwaarderingen zichtbaar van de gehele provincie Utrecht, in de periode 1994 – 2003. www.provincie-utrecht.nl/buiteninbeeld
Flora en Fauna regio Utrecht -
het koud of nat is vliegen bijvoorbeeld vlinders nauwelijks), maaien (als de locatie recent gemaaid is, zijn veel plantensoorten moeilijk herkenbaar), baggeren (als een sloot recent gebaggerd is, zijn veel soorten tijdelijk verdwenen) of andere werkzaamheden. Er is geprobeerd om rekening te houden met deze factoren om zo veel mogelijk karteersoorten te kunnen waarnemen. Dit was om praktische redenen niet altijd mogelijk, waardoor enkele in het gebied voorkomende soorten kunnen zijn gemist. Zo werd in 2005 op een deel van de Lekdijk een dijkverzwaring uitgevoerd, waardoor die locaties niet goed onderzocht konden worden. Voor de betreding van de percelen is toestemming gevraagd aan de landeigenaren of gebruikers. Enkele eigenaren hebben geen toestemming verleend, waardoor in die percelen geen informatie kon worden verzameld. Verdere details van het veldonderzoek zijn te lezen in “Handleiding Veldwerk Flora en Fauna 2005”, Provincie Utrecht, Sector RER.
Kader 2. Flora- en faunawet: wettelijke bescherming van planten en dieren In Nederland worden in het wild voorkomende soorten beschermd door de Flora- en faunawet (Ffw). In deze in 2002 in werking getreden wet zijn ook de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn verwerkt. De Ffw heeft tot doel de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is ‘nee, tenzij’: dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten. De beschermde soorten zijn verdeeld in drie categorieën (tabellen) waarvoor verschillende toetsingscriteria gelden bij het kunnen verkrijgen van een ontheffing. Tabel 1 bevat algemene soorten, tabel 2 overige (licht beschermde) soorten en tabel 3 de streng beschermde soorten. Zie voor meer informatie www.minlnv.nl.
Kader 3. Rode Lijst en Oranje Lijst: mate van bedreiging van planten en dieren Een Rode Lijst is een lijst van soorten waarvan het verspreidingsgebied zo klein is of de achteruitgang zo groot is dat het voortbestaan van de soort in Nederland wordt bedreigd. De volgende categorieën worden onderscheiden: verdwenen uit Nederland, ernstig bedreigd, bedreigd, kwetsbaar en gevoelig. Er zijn door de Minister van LNV goedgekeurde Rode Lijsten van vaatplanten, mossen, korstmossen, paddestoelen, zoogdieren, vissen, dagvlinders, reptielen, amfibieën, bijen, kokerjuffers, steenvliegen, haften en sprinkhanen/krekels, libellen, land- en zoetwaterweekdieren en platwormen. De landelijke Rode Lijsten worden vastgesteld op grond van landelijke verspreidingsgegevens en trends. Soorten die alleen in de provincie Utrecht zijn bedreigd of verdwenen, staan daar niet op. Daarom heeft de provincie Utrecht lijsten van bedreigde soorten opgesteld op grond van de provinciale gegevens: de Oranje Lijsten . Er worden dezelfde soort categorieën onderscheiden: verdwenen uit Utrecht, zeer sterk bedreigd, sterk bedreigd, bedreigd en potentieel bedreigd in Utrecht. Er zijn Oranje Lijsten van mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten/kranswieren, zoogdieren, broedvogels, reptielen/amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen en sprinkhanen/krekels.
Flora en Fauna regio Utrecht - 10
Methoden
2.2
Gegevensanalyse
De veldgegevens zijn ingevoerd in de provinciale Ecodatabank (EDB) en vervolgens geïmporteerd in de applicatie FLOR. Met Flor kunnen diverse selecties van (groepen van) soorten worden gemaakt, verspreidingskaartjes (stippenkaarten) worden geproduceerd en leefgebieden geselecteerd. Per onderzoeksgebied zijn van een aantal planten- en diersoorten en van verschillende soortengroepen verspreidingskaartjes gemaakt. Soortengroepen zijn clusters van planten- of diersoorten die in dezelfde leefgebieden voorkomen of die gelijke eisen aan hun omgeving stellen. De samenstelling van die soortengroepen is dezelfde als die van de provinciale website Buiten in beeld (zie ook kader 1). Een enkele keer zijn speciale soortengroepen gemaakt ten behoeve van de onderzoeksgebieden van 2005. De geïnventariseerde flora- en faunagegevens zijn primair verzameld om ruimtelijke informatie over de natuurkwaliteit te kunnen geven. De gegevens geven een goed en representatief beeld van welke soorten in het gebied voorkomen en waar plaatsen met hoge natuurwaarden zijn. De gebruikte inventarisatiemethodiek is niet goed geschikt om voor individuele soorten trends in de tijd kwantitatief te traceren. Waar mogelijk is met beschikbare informatie van twee perioden een algemeen beeld geschetst van veranderingen in de tijd. Hiervoor is ook gebruik gemaakt van beschikbare literatuurbronnen. Om een beeld te geven van de verspreiding van soorten en natuurwaarde van locaties is aangesloten bij de soortengroepen en methodiek van natuurwaardering zoals ontwikkeld voor de provinciale website ‘Buiten in beeld’ (www.provincie-utrecht.nl/buiteninbeeld; 2005). (zie ook kader 1).
Kader 4. Leefgebieden Het van nature voorkomen van planten wordt naast het heersende klimaat vooral bepaald door bodem en water. Bodem en water bepalen de beschikbaarheid en kwaliteit van voedingsstoffen en vocht die voor planten ter beschikking staan. Daarnaast heeft de mens een sterke invloed uitgeoefend op de natuur. De manier waarop met het landschap wordt omgegaan, bijvoorbeeld het bodemgebruik en het ingrijpen in de waterhuishouding, heeft zijn weerslag op het wel of niet voorkomen van (zeldzame) plantensoorten. Dieren zijn eveneens afhankelijk van de gesteldheid van bodem of water, maar zeker ook van de plantengroei. De combinatie van vegetatie, bodem, water en het handelen van de mens levert verschillende leefgebieden op. Binnen de provincie Utrecht worden op hoofdlijnen zes leefgebieden onderscheiden: heide en open zand, bossen, akkers, graslanden, moerassen en wateren. Ieder leefgebied wordt gekenmerkt door het voorkomen van typerende planten- en diersoorten. Zo komen in bossen heel andere soorten voor dan in moerassen of akkers. Sommige diersoorten maken gebruik van verschillende leefgebieden, bijvoorbeeld de das (bos en op open landschap) of verschillende amfibieënsoorten (water en land).
Flora en Fauna regio Utrecht - 11
Kaart 2 Detailkaart van onderzoeksgebied Houten – Schalkwijk
Flora en Fauna regio Utrecht - 12
Houten - Schalkwijk
3
Houten – Schalkwijk
3.1
Algemeen
Karteersoorten In dit hoofdstuk wordt de verspreiding van flora- en faunasoorten geïllustreerd aan de hand van een aantal voorbeeldsoorten en ecologische soortengroepen. Een overzicht van alle waargenomen soorten in het onderzoeksgebied Houten - Schalkwijk staat in bijlage 1 van dit rapport. Op grond van de waarnemingen wordt in paragraaf 3.4 bepaald wat buiten de EHS gelegen plaatsen met hoge natuurwaarden zijn. In 2005 zijn in totaal 115 karteersoorten flora en 50 karteersoorten fauna aangetroffen (figuur 1). De karteersoorten zijn geselecteerd op hun indicatieve waarde, zeldzaamheid en/ of beschermde status. Het voorkomen van een karteersoort geeft dus al een zekere indicatie van natuurwaarde. Kaart 3 toont de spreiding van de waargenomen karteersoorten. In het zuidelijk deel van het gebied (ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal) zijn meer locaties met karteersoorten dan in het noordelijk deel. Verder zijn er gebieden met flora- en faunasoorten, met uitsluitend karteersoorten flora of uitsluitend karteersoorten fauna.
120
waargenomen Rode Lijst Oranje Lijst Ffw- tab.2 Ffw- tab.3
100 80 60 40 20 0
flora
fauna
20
15
10
5
0
vissen
amfibieën
reptielen
zoogdieren
dagvlinders
libellen
sprinkhanen
Figuur 1: Het aantal waargenomen karteersoorten in het gebied Houten-Schalkwijk. Boven voor alle flora- en faunasoorten, onder opgesplitst per faunagroep. In de figuren staat verder het aantal bedreigde soorten (Rode en Oranje Lijst) en het aantal beschermde soorten uit de Floraen faunawet: licht beschermd (Ffw-tabel 2) en streng beschermd (Ffw-tabel 3). De soorten van de Rode en Oranje Lijst en de Flora- en faunawet overlappen en kunnen dus niet zonder meer worden opgeteld.
Flora en Fauna regio Utrecht - 13
Kaart 3 Verspreiding van alle karteersoorten (flora + fauna)
Kaart 4 Verspreiding van Flora- en faunawetsoorten, soorten van tabel 2 en 3
Kaart 5 Verspreiding van Rode Lijst soorten (flora + fauna)
Kaart 6 Verspreiding van Oranje Lijst soorten (flora + fauna)
Flora en Fauna regio Utrecht - 14
Flora- en faunawet – wettelijk beschermde soorten Uitleg over de Flora- en faunawet is te vinden in kader 2. In het gebied zijn geen beschermde planten van tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet (Ffw) gevonden. Er zijn wel 8 streng beschermde (Ffw - tabel 3) faunasoorten en 1 licht beschermde (Ffw - tabel 2) faunasoort aangetroffen (kaart 4, figuur 1). De beschermde diersoorten komen vooral ten noordwesten en zuidwesten van Houten en rondom Schalkwijk voor. Kaart 4 geeft een indicatie van waar zich concentraties van beschermde soorten bevinden. Daar waar geen stippen op de kaart staan, kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat er geen beschermde soorten voor (kunnen) komen. Zo zijn bijvoorbeeld gegevens van vleermuizen of broedvogels niet opgenomen. Bij het aanvragen van een Ffw-ontheffing volstaat deze kaart niet, maar dienen per locatie de gegevens te worden opgevraagd en kan aanvullend onderzoek nodig zijn. Rode Lijst – landelijk bedreigde soorten Uitleg over de Rode Lijst is te vinden in kader 3. In totaal komen 8 plantensoorten en 10 diersoorten van de Rode Lijst voor. Hiervan behoort alleen kattendoorn tot de categorie bedreigd . De diersoorten van de Rode Lijst komen ten noordwesten van Houten en rondom Schalkwijk voor. De plantensoorten van de Rode Lijst daarentegen zijn meer geclusterd. Zwaartepunten van bedreigde plantensoorten liggen ten zuidoosten van Houten (tussen Enghsloot en Oosterlaak) en langs het Inundatiekanaal met een opvallende concentratie in het zuidelijk deel nabij Fort Honswijk en het fort Werk aan de Korte Uitweg (kaart 5). Oranje Lijst – in Utrecht bedreigde soorten Uitleg over de Oranje Lijst is te vinden in kader 3. In totaal komen 35 plantensoorten en 12 diersoorten van de Oranje Lijst voor. Hiervan behoren 8 diersoorten tot de categorieën bedreigd of ernstig bedreigd. De plantensoorten van de Oranje Lijst komen verspreid door het gebied voor, de diersoorten vooral ten noordwesten van Houten en ten westen en noorden van Schalkwijk (kaart 6).
3.2
Flora
Algemeen De meeste karteersoorten flora komen voor in sloten, kanalen en de oevers. In het algemeen zijn het soorten van vochtige tot natte, matig voedselrijke standplaatsen. Ook enkele wegbermen en graslanden zijn soortenrijk. De soorten die hier voorkomen zijn karakteristiek voor vochtige, bloemrijke, grazige vegetaties. Van de gevonden karteersoorten staan 35 soorten op de provinciale Oranje Lijst van bedreigde plantensoorten, 8 soorten zijn landelijk bedreigd in hun voorkomen (Rode Lijst). Streng beschermde plantensoorten komen niet in dit onderzoeksgebied voor. De watergangen met de oevers en de wegbermen zijn de belangrijkste leefgebieden voor vele plantensoorten. Graslanden en akkers zijn over het algemeen zeer soortenarm. Ook in de meeste bosjes en houtwallen zijn slechts weinig karteersoorten flora aangetroffen. Het meest opvallende deelgebied is het Inundatiekanaal met directe omgeving. Andere soortenrijke gebieden zijn de polders nabij Schalkwijk (polder Vuylcop, Schalkwijk en Blokhoven) en het gebiedje tussen de Enghsloot en Oosterlaak. Leefgebieden algemeen De belangrijkste leefgebieden in deze regio voor planten zijn het water en moeras, grasland, akkers en boomgaarden en bossen en houtwallen. Tot het leefgebied water en moeras horen
Flora en Fauna regio Utrecht - 15
Kaart 7 Leefgebied Water: verspreiding van waterplanten
Kaart 8 Leefgebied moeras: verspreiding van planten van slootkanten en oevers van weteringen, rivieren en kanalen.
Kaart 9 Verspreiding geoord helmkruid
Kaart 10 Leefgebied Grasland – verspreiding karteersoorten in graslanden en bermen
Flora en Fauna regio Utrecht - 16
Houten - Schalkwijk
vooral de lijnvormige elementen als sloten, weteringen, riviertjes en kanalen met hun oevers Het leefgebied grasland bevat de grazige vegetaties in agrarische graslandpercelen en in lijnelementen als wegbermen en spoorlijnen. Tot het leefgebied akkers worden ook de laagstamboomgaarden gerekend. Onder het leefgebied bos en houtwallen vallen bossen, bosjes, houtwallen en struwelen. Leefgebied water: sloten, weteringen, riviertjes, kanalen Watervegetaties komen in dit gebied vooral voor in sloten en weteringen (inclusief het Inundatiekanaal). De watergangen waarin karteersoorten voorkomen, worden gekenmerkt door waterplanten van matig voedselrijk tot grondwaterachtig water. Zwaartepunten van soortenrijke sloten en slootkanten in de polders liggen ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal: de polders Vuylcop, Schalkwijk en Blokhoven, kaart 7. De meest voorkomende soorten van dit leefgebied zijn holpijp, kleine watereppe, pijlkruid en slanke waterkers. Meer kritische soorten van het leefgebied water zijn o. a. de Rode en Oranje Lijst-soorten aarvederkruid, buigzaam glanswier, puntdragend glanswier, smalle waterweegbree, witte waterkers en witte waterlelie. Deze komen hier en daar voor in het gebied. Enkele wateren hebben een relatief hoge natuurwaarde, deze liggen nabij of ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal. Bijzondere soorten als bosbies, gevleugeld hertshooi of smalle waterweegbree komen hier veel voor. Leefgebied moeras: oevers van sloten, weteringen, riviertjes, kanalen Soorten van het leefgebied moeras komen vooral voor in de oevers van sloten en weteringen. De soorten zijn kenmerkend voor vrij voedselarme tot matig voedselrijke omstandigheden. De zwaartepunten van soortenrijke oevers liggen in de polders ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal: de polders Vuylcop, Schalkwijk en Blokhoven, kaart 8. Dit zijn dezelfde gebieden als waar de meest soortenrijke wateren voorkomen. Slootkanten met de relatief hoogste natuurwaarden liggen in het oostelijk deel van polder Blokhoven, deze scoren hoog vanwege het voorkomen van geoord helmkruid (zie kader). Kader geoord helmkruid Langs slootkanten in de polders rond Schalkwijk is op een groot aantal plekken geoord helmkruid aangetroffen. Het is een vrij zeldzame soort voor Nederland: het komt voor in Zuid-Limburg en op een beperkt aantal plekken in het rivierengebied. In Utrecht staat geoord helmkruid op de oranje lijst (categorie kwetsbaar). Geoord helmkruid is gebonden aan een kalkrijk milieu. Het is een opvallende plant die eenmaal uitgegroeid 60 tot 120 cm hoog is. Meestal worden slechts één of enkele exemplaren per groeiplaats, vaak iets hoger op de walkant, aangetroffen. Aan het verspreidingspatroon op het kaartje is te zien dat het aantal vindplaatsen beperkt is tot een zone langs de Lek tot aan het Amsterdam-Rijnkanaal en min of meer de loop van de rivier volgt (kaart 9).
Leefgebied grasland – bermen en graslanden Graslanden met karteersoorten komen in het onderzoeksgebied (dus exclusief de EHS) slechts op enkele plekken voor (kaart 10). De meeste graslanden zijn soortenarm, alleen zeer algemeen voorkomende plantensoorten komen er voor. Een uitzondering vormen enkele graslanden ten noordwesten van Schalkwijk en ten oosten van Houten met behaarde boterbloem, een soort van vochtige, vaak iets brakke bodem. Aan de zuidpunt van het Inundatiekanaal, ten oosten van fort Honswijk, ligt een bloemrijk grasland met kamgras en veldgerst. Op het fort Werk aan de Korte Uitweg hebben enkele gebouwen grasdaken met een soortenrijke begroeiing. Een bijzondere soort hier is de zeldzame fijne ooievaarsbek. Tussen de sloten Enghsloot en Oosterlaak liggen enkele bloemrijke graslanden met o.a. goudhaver, gewone agrimonie en kamgras. Een graslandje, rijk aan gewone agrimonie, ligt langs de
Flora en Fauna regio Utrecht - 17
Kaart 11 Leefgebied Grasland – verspreiding karakteristieke plantensoorten wegbermen.
Kaart 12 Leefgebied akkers – verspreiding karteersoorten in akkers
Kaart 13 Leefgebied bos – verspreiding van soorten van vochtige, voedselrijke bossen, houtwallen en struwelen
Flora en Fauna regio Utrecht - 18
Utrechtse weg tussen de A27 en de Fortweg ten noorden van de wijk Doornkade. Soortenrijke bermen zijn te vinden langs o.a. de N229, de spoorlijn, wegen nabij en langs het Amsterdam-Rijnkanaal (o.a. de Schalkwijkseweg en toevoerwegen naar bruggen), de A27, diverse wegen ten noorden van Houten (Oud Wulfse weg, Oude Mereveldseweg en Fortweg), de Lange uitweg, de Groeneweg, de Achterdijk, de Lekdijk en de Kaaidijk en Trip ten westen van Schalkwijk (zie ook kader wegbermen). Kader Wegbermen In de onderzochte gebieden komen op een aantal plaatsen relatief bloemrijke wegbermen voor. De groeiomstandigheden voor planten in wegbermen zijn vaak anders dan in het omringende gebied. Een vaak schralere, onbemeste bodem en een extensief maaibeheer zijn factoren die maken dat plantensoorten hier beter stand kunnen houden. In het agrarische landschap fungeren wegbermen vaak als laatste groeiplaats of leefgebied voor planten- en diersoorten. Hierdoor zijn wegbermen vaak soortenrijk, in het gebied Houten – Schalkwijk bijvoorbeeld komt 40% van de totaal gevonden karteersoorten voor in de wegbermen. Veel bermen in dit gebied zijn kansrijk voor een rijke stroomdalflora. Met een gericht maaibeheer zijn bloemrijke bermen te creëren, dit kan bijvoorbeeld de doorgaande fietsroutes door dit gebied een stuk aantrekkelijker maken. Karakteristieke soorten van de wegbermen hier zijn aardaker, cichorei, gewone agrimonie, heggenwikke, heksenmelk, knoopkruid, morgenster, rode ogentroost, veldgerst en goudhaver (kaart 11). In het gebied Harmelen – Breukelen zijn de wegbermen minder soortenrijk, in slechts weinig bermen zijn karteersoorten gevonden. Een opvallende wegberm is die van de Joostenlaan ten westen van Harmelen met veel gewone agrimonie. Twee bijzondere soorten in de wegbermen in het gebied Houten - Schalkwijk zijn bochtige klaver en heelblaadjes. Bochtige klaver lijkt veel op rode klaver, maar stelt specifiekere eisen aan zijn standplaats. In een aantal bermen langs het Amsterdam- Rijnkanaal is deze rode lijst soort aangetroffen. Heelblaadjes is op elf plaatsen gevonden. Heel vaak wordt de plant aangetroffen op de overgang van de berm naar de slootoever. Voor beide soorten is een extensief maairegiem van 1 à 2 maal maaien per jaar gunstig.
Leefgebied akkers Tot dit leefgebied worden ook de laagstamboomgaarden gerekend. De meeste akkers en laagstamboomgaarden in het onderzoeksgebied (dus exclusief EHS) zijn soortenarm, daar zijn geen karteersoorten aangetroffen. De specifieke akkerflora van kleigrond is nagenoeg uitgestorven. Er zijn een paar akkers aangetroffen waar deze flora met nog enkele soorten aanwezig is: aan de Beusichemse weg en aan de Hollende Wagenweg (kaart 12). Leefgebied bos – bossen en houtwallen In het gebied liggen buiten de EHS diverse bosjes en houtwallen. Op slechts weinig plaatsen zijn in bosjes of houtwallen karteersoorten aangetroffen. Hierbij moet wel bedacht worden dat het aantal karteersoorten dat typisch is voor het leefgebied bos, laag is. Het meest soortenrijk zijn de houtwallen langs het zuidelijk deel van het Inundatiekanaal en de bossen langs de Tiendweg ten oosten van Houten. De voorkomende karteersoorten zijn indicatief voor natte tot vochtige bossen en houtwallen (kaart 13). Natuurwaardering flora In de periode 1994-2003 komen locaties met de hoogste natuurwaardering (uitstekend en goed) weinig voor, de meeste liggen in het gebied tussen de Lekdijk en het AmsterdamRijnkanaal. De meeste waardevolle locaties liggen langs watergangen en in wegbermen (kaart 14). Ook in 2005 liggen de meest waardevolle locaties langs watergangen en in (spoor)wegbermen (kaart 15). Een vergelijking op locatieniveau is door verschillen in inventarisatiemethodiek niet mogelijk.
Flora en Fauna regio Utrecht - 19
Kaart 14 Natuurwaardering locaties periode 1994 – 2003
Flora en Fauna regio Utrecht - 20
Houten - Schalkwijk
Kaart 15 Natuurwaardering locaties 2005
Trends flora Het aantal karteersoorten en soorten van de Rode en Oranje Lijst dat in 2005 is aangetroffen in het onderzoeksgebied is lager dan in de periode 1995 – 2002 (provinciale Ecodatabank). Figuur 2 laat zien dat er sprake is van een afname in aantal karteersoorten (ca. 20%), in Rode Lijst soorten (ca. 50%) en in Oranje Lijst soorten (ca. 50%). Voor een deel kan deze afname verklaard worden door verschillen in inventarisatiemethodieken, en dan met name verschillen in de onderzoeksintensiteit. De dalende trend zal waarschijnlijk voor een deel ook veroorzaakt worden door veranderingen in beheer en milieukwaliteit. 160 140 120 100 1995-2002 2005
80 60 40 20 0
Karteersoorten
Rode Lijst soorten
Oranje Lijst soorten
Figuur 2 Aantal karteersoorten flora in de periode 1995-2002 en in 2005 in gebied Houten - Schalkwijk
Flora en Fauna regio Utrecht - 21
Kaart 16 Vissen – verspreiding van bittervoorn en vetje
Kaart 17 Verspreiding van amfibieën
Kaart 18 Verspreiding van de ringslang
Flora en Fauna regio Utrecht - 22
3.3
Fauna
Algemeen Van de 50 gevonden karteersoorten staan 12 soorten op provinciale Oranje Lijsten van bedreigde diersoorten en 10 soorten op de landelijke Rode Lijsten. Er komen 12 licht beschermde en 8 streng beschermde diersoorten in dit onderzoeksgebied voor (figuur 1). De meeste karteersoorten fauna zijn waargenomen in of nabij water (sloten, kanalen en rivieren) met oevers, grasland en houtwallen. Dit zijn vooral de in het water levende of aan water gebonden diergroepen. Daarnaast zijn graslanden en wegbermen erg belangrijk, vooral voor vlinders en sprinkhanen. In veel graslanden zijn echter geen karteersoorten aangetroffen en kunnen dus als soortenarm worden beschouwd. Voor veel diersoorten is een gevarieerd landschap met verschillende leefgebieden belangrijk. Belangrijke gebieden liggen vooral ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal en ten noorden van Houten. Hieronder worden de verschillende diergroepen en leefgebieden toegelicht. Vissen In de Atlas van Utrechtse vissoorten (de Jong et al. 2003) worden in het gebied vijf karteersoorten vissen gemeld. In 2005 zijn drie vissoorten aangetroffen: het vetje, de bittervoorn en de kleine modderkruiper (kaart 16). Het vetje staat op de Rode en Oranje Lijst, de bittervoorn op de Rode Lijst. Twee vissoorten zijn beschermd: de bittervoorn (Ffw tabel 3) en de kleine modderkruiper (Ffw tabel 2). De in de atlas gemelde soorten riviergrondel en de kroeskarper zijn bij het bemonsteren in 2005 niet aangetroffen. Het vetje is ten oosten en zuidoosten van Fort Vechten en de bittervoorn ten noorden van Houten en in de Schalkwijkse kom waargenomen. De kleine modderkruiper komt verspreid in het onderzoeksgebied voor, voornamelijk in de Oosterlaak bij ’t Goy, nabij de Schalkwijkse brug en ten westen en oosten van Fort Vechten. In vergelijking met de periode tussen 1990 en 2003 (de Jong et al. 2003) is de bittervoorn in 2005 op meer en andere plekken aangetroffen. Nieuwe vindplaatsen zijn de Oosterlaak en de locaties ten oosten van Fort Vechten. Amfibieën In het gebied Houten-Schalkwijk zijn alle negen eerder in het gebied aangetroffen karteersoorten amfibieën waargenomen. Vier van deze soorten staan op de Rode en Oranje Lijst en zijn streng beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Van deze soorten toont kaart 17 de verspreiding: kamsalamander, rugstreeppad, heikikker en poelkikker. De kamsalamander, de rugstreeppad en de heikikker hebben een zeer beperkte verspreiding in het gebied. De kamsalamander is een soort van afwisselend, halfopen landschap en voor de voortplanting afhankelijk van schoon en helder water. Van de drie vindplaatsen is de locatie nabij de Goyerbrug nieuw t.o.v. het verleden. Nieuwe populaties zijn belangrijk voor het versterken van de schaarse en geïsoleerde huidige populaties. De heikikker komt voornamelijk ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal voor. Ook tussen 1991 en 1995 is de heikikker hier gevonden, vooral bij het Inundatiekanaal (provinciale Ecodatabank). De poelkikker hoort samen met de bastaardkikker en de meerkikker tot de ‘groene kikkers’. De drie groene kikkersoorten zijn moeilijk te onderscheiden als ze niet worden gevangen. Als een kikker niet tot op soort kan worden gedetermineerd, wordt deze genoteerd als “groene kikker complex”. Omdat de bastaardkikker het meest algemeen en de poelkikker het minst algemeen is, zullen de meeste “groene kikker complex”-waarnemingen vooral van de bastaardkikker en de meerkikker zijn. Het kan echter niet worden uitgesloten dat de poelkikker op meer plaatsen voorkomt dan de vier plaatsen op kaart 17. Reptielen In het gebied is de ringslang waargenomen, de enige te verwachten reptielensoort. Alle waarnemingen zijn gedaan ten noorden van Houten: aan de rand van Fort Vechten en net ten
Flora en Fauna regio Utrecht - 23
Kaart 19 Verspreiding van das en haas
Kaart 20 Verspreiding van dagvlinders
Kaart 21 Libellen – verspreiding van soorten van zuurstofrijke, stromende wateren
Kaart 22 Libellen – verspreiding van soorten van matig voedselrijke wateren
Flora en Fauna regio Utrecht - 24
zuiden van het bos Nieuw Wulven bij Houten (kaart 18). Fort Vechten en Nieuw Wulven zelf liggen binnen de EHS en dus buiten het onderzoeksgebied (zie ook kader ringslang).
Kader ringslang Utrecht herbergt één van de kerngebieden van de ringslang in Nederland (Smit et al. 2003). Het belangrijkst zijn de flanken van de Heuvelrug en het Vechtplassengebied, merendeels binnen de EHS gelegen. De waarnemingen van ringslangen in het onderzoeksgebied zijn allen gedaan in de buurt van gebieden die eveneens binnen de EHS liggen: Fort Vechten en Nieuw Wulven (kaart 18). Het leefgebied van de ringslang moet waterrijk zijn, voldoende afwisseling tussen grazige en opgaande begroeiing bevatten en goede voortplanting- en overwinteringplaatsen hebben. Het voorkomen van de ringslang is dus een indicator voor afwisseling in het landschap. Voor de voortplanting zijn broeihopen noodzakelijk, dit zijn hopen dood plantenmateriaal of mestvaalten. Recent zijn in Nieuw Wulven met onder meer provinciale subsidiëring (soortenbeleid voor de ringslang) broeihopen aangelegd. In 2005 en 2006 zijn hier uitgekomen eieren van ringslangen gevonden, een teken dat de broeihopen daadwerkelijk worden gebruikt. De ringslang is ook in het verleden ten noorden van Houten waargenomen, maar niet op de huidige plaatsen. Verdere uitbreiding naar het zuiden is voorlopig onwaarschijnlijk, daar het landschap daar ongeschikt is: te open en te intensief landgebruik met veel verstoring en geen beschutting. Vroeger kwam de ringslang ook ten westen van Schalkwijk voor, maar door de barrière van het Amsterdam-Rijnkanaal en de afwezigheid van tussengelegen geschikt leefgebied is herkolonisatie hier onwaarschijnlijk.
Zoogdieren De meeste zoogdierwaarnemingen zijn van de haas, een dagactieve soort. Hazen komen voor ten noorden van Houten, bij Schalkwijk en in Polder Blokhoven (kaart 19). Waarnemingen van andere zoogdieren zijn incidenteel of betreffen sporen als burchten, keutels, haren en dergelijke (zie ook hoofdstuk 2.1). Het gaat daarbij om konijn, egel, wezel, bunzing en vos. Noemenswaardig voor het gebied is de das. Dit zoogdier staat op de Oranje Lijst en is streng beschermd volgens de Flora- en faunawet (Ffw tabel 3). In de provincie Utrecht is het aantal dassen aan het toenemen. Nabij het onderzoeksgebied, in de Raaphof, is een dassenburcht bekend (gelegen binnen de EHS). Ten westen daarvan zijn latrines van dassen aangetroffen (kaart 19): de dassenburcht wordt dus bewoond en het omliggende gebied gebruikt door de dassen. Dassen hebben een groot en landschappelijk gevarieerd foerageergebied nodig; de Raaphof alleen zou daarvoor niet voldoende zijn. Naast dassen zouden ook boommarters in het gebied voor kunnen komen. Nabij Odijk is één verkeersslachtoffer gevonden tijdens het onderzoek. Uit gegevens van Zoogdiervereniging VZZ blijkt dat er vaker boommarters in het Kromme Rijngebied worden waargenomen. Het hoofdverspreidingsgebied van de boommarter is de Utrechtse Heuvelrug; of er ook in het Kromme Rijngebied een populatie is of dat de waargenomen boommarters zwervers zijn, is momenteel niet duidelijk (Wijsman, 2005). Dagvlinders Er zijn in 2005 zeven soorten dagvlinders waargenomen; negen karteersoorten zijn in de 25 jaar ervoor waargenomen (provinciale Ecodatabank, Bos et al. 2006). Bij de waargenomen soorten waren geen bedreigde of beschermde soorten. De meeste waarnemingen zijn gedaan tussen Houten en Bunnik, ten westen van Schalkwijk en bij het talud van de A27 bij de Lekbrug (kaart 20).
Flora en Fauna regio Utrecht - 25
Kaart 23 Verspreiding van sprinkhanen
Kaart 24 Verspreiding fauna van water en moeras (matig voedselrijk tot grondwaterachtig)
Kaart 25 Verspreiding van fauna van water en moeras (voedselarm)
Flora en Fauna regio Utrecht - 26
Houten - Schalkwijk
Libellen Van de libellen zijn in totaal 19 karteersoorten waargenomen, waarvan 6 bedreigde soorten: glassnijder (RL), vroege glazenmaker (RL, OL), bruine korenbout (RL, OL), geelvlekheidelibel (OL), grote keizerlibel (OL) en blauwe breedscheenjuffer (OL). De meeste libellen zijn waargenomen langs kanalen, sloten, enkele poelen en de Kromme Rijn. Interessant is de vondst van de blauwe breedscheenjuffer bij de Kromme Rijn iets ten zuiden van Odijk (kaart 21). Deze soort staat op de Oranje Lijst van libellen uit 1997 vermeld als ‘verdwenen uit Utrecht’. Uit een waarnemingenverslag blijkt dat de soort sinds enkele jaren nieuw verschenen is in Utrecht (EIS-Nederland, De Vlinderstichting & NVL 2006). De blauwe breedscheenjuffer heeft een voorkeur voor zuurstofrijk, zwak stromend water (beken, sloten, kanalen). Een algemenere soort met gedeeltelijk dezelfde biotoopvoorkeuren is de weidebeekjuffer (kaart 21). Deze soort van stromend water komt algemeen voor langs de Kromme Rijn en nabij het Amsterdam-Rijnkanaal. Mogelijk dat het leefgebied hier ook geschikt is voor de blauwe breedscheenjuffer. De meest waargenomen karteersoorten komen voor nabij diverse wateren, maar hebben een voorkeur voor voedselrijk water met veel oevervegetatie: de variabele waterjuffer, de grote roodoogjuffer, de bruine glazenmaker en de grote keizerlibel. Libellensoorten met een voorkeur voor matig voedselrijke wateren komen veel minder voor dan soorten van voedselrijke omstandigheden: het gaat om de soorten glassnijder, plasrombout, smaragdlibel en vroege glazenmaker (kaart 22). Ze komen vooral voor ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal tussen Schalkwijk en Tull en ’t Waal. Sprinkhanen Van de sprinkhanen zijn vier karteersoorten waargenomen (kaart 23). Veel sprinkhanen komen voor in droge leefgebieden die in het onderzoeksgebied vrij schaars zijn. De krasser is een soort van met name droge tot matig vochtige graslanden. Hij is voornamelijk op het talud van de A27 aangetroffen, evenals het zanddoorntje. De bramensprinkhaan komt in West-Nederland vooral in het rivierengebied voor, hoewel de soort niet aan de rivier zelf gebonden is. De bramensprinkhaan leeft vooral in droge struwelen en ruigten, zoals van bramen. Leefgebieden De meeste diersoorten in het onderzoeksgebied zijn waargenomen in de leefgebieden water en moeras, grasland en bossen, houtwallen en boomgaarden. Sommige soorten hebben een deel van hun nationale hoofdverspreiding in of rond het rivierengebied: de plasrombout (plassen, oude rivierarmen, grote poelen), de bramensprinkhaan (bramenstruweel op dijken e.d.), zeggedoorntje (open klei, schaarse begroeiing) en de rugstreeppad (daarnaast ook in laagveen en duinen). Deze vier soorten zijn inderdaad in de nabijheid van de Lek gevonden. Water en moeras De meeste waarnemingen van karteersoorten fauna zijn gedaan in of langs water: sloten, slootkanten, vaarten, rivier en poelen. Moeras was nauwelijks aanwezig in het gebied. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de leefgebieden “matig voedselrijk tot grondwaterachtig”, “voedselarm” en “stromend water”. Soorten die uitsluitend in zeer voedselarme wateren (zoals hoogveen) voorkomen, zijn niet waargenomen; dergelijke leefgebieden komen ook niet voor in het onderzoeksgebied. Belangrijk zijn de sloten en slootkanten in het gebied ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal, het Inundatiekanaal, de sloten ten noorden van Houten, de Oosterlaak en de Kromme Rijn. Soorten van matig voedselrijke tot grondwaterachtige milieus zijn geconcentreerd ten westen van Schalkwijk en ten noorden van Houten (kaart 24). Soorten met een voorkeur voor voedselarme omstandigheden zijn vooral beperkt tot het deelgebied ten zuiden van het Am-
Flora en Fauna regio Utrecht - 27
Kaart 26 Verspreiding van fauna van graslanden
Kaart 27 Verspreiding van fauna in bermen
Kaart 28 Verspreiding van fauna van kleinschalige landschapselementen
Flora en Fauna regio Utrecht - 28
sterdam-Rijnkanaal (kaart 25). Hiertoe behoren onder meer de heikikker en de libellensoort viervlek. Eerder zijn al de weidebeekjuffer en de blauwe breedscheenjuffer genoemd die vooral bij (zwak) stromende wateren voorkomen (kaart 21, zie bij libellen). Graslanden en bermen Van de karteersoorten komen vooral dagvlinders en sprinkhanen in graslanden voor. Graslanden met waarnemingen van deze soorten liggen bij Tull en ’t Waal en naast Fort Vechten en vooral op taluds van de A27 en de spoorlijn Utrecht-Den Bosch. Opvallend is dat ondanks dat graslanden het meest voorkomende leefgebied zijn, er maar weinig soorten zijn waargenomen (kaart 26). Wegbermen kunnen belangrijke leefgebieden of foerageerplaatsen zijn voor insecten. Voorwaarde is wel dat bermen niet te vaak en te kort worden gemaaid. Voor vlinders en andere insecten is de aanwezigheid van bloeiende planten belangrijk; plantensoortenrijkdom alleen is niet genoeg (zie ook het kader Wegbermen in §3.2). In het onderzoeksgebied zijn weinig waarnemingen van graslandsoorten in de wegbermen gedaan (kaart 27). Als de taluds van de A27 en de spoorlijn Utrecht - Den Bosch (kaart 26) mee worden gerekend tot de wegbermen is er iets meer overlap met het voorkomen van planten in wegbermen (kaart 11). Kleinschalig landschap Veel diersoorten hebben verschillende leefgebieden nodig om te foerageren, te schuilen, zich voort te planten e.d.; dit zijn zogenaamde ‘deelhabitats’. Voorbeelden van dergelijke diersoorten zijn de das (bos, weilanden, water, houtwallen), de ringslang (water, droge en open terreinen, bosjes) en het koevinkje (graslanden en houtwallen of bosranden). Deze soorten zijn indicatief voor een vaak kleinschalig landschap waar meerdere leefgebieden dicht bij elkaar aanwezig zijn. Variatie in het landschap is dus ook belangrijk voor het bepalen van de natuurwaarde van een bepaald gebied. Kaart 28 laat zien dat soorten die variatie in het landschap nodig hebben vooral ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal en ten noorden van Houten voorkomen.
Flora en Fauna regio Utrecht - 29
Flora en Fauna regio Utrecht - 30
3.4
Plaatsen met hoge natuurwaarden buiten de EHS
In het onderzoeksgebied Houten – Schalkwijk liggen verspreid deelgebieden met relatief hoge natuurwaarden. Hier komen in verhouding meer zeldzame of bedreigde planten- en diersoorten voor. Die soorten zijn vooral soorten van de leefgebieden water en moeras, grasland of een afwisseling van deze leefgebieden. Deze ‘hot spots’ zijn (kaart 29): 1. Het Inundatiekanaal met directe omgeving: dit gebied kent een hoge diversiteit aan landschapselementen: bosjes, het fort Werk aan de Korte Uitweg, houtwallen, extensief beheerde graslanden en schrale wegbermen. 2. De polders Vuylcop, Schalkwijk en Blokhoven ten zuidwesten van de spoorlijn. De sloten en slootoevers van deze polders zijn in het algemeen zeer soortenrijk. In de omgeving van de Rode Molen ten noordoosten van Tull en ’t Waal draagt de landschappelijke afwisseling van sloten, bosjes en boomgaarden bij aan de hoge natuurwaarden. 3. Het agrarisch gebied in de omgeving van Enghsloot en Oosterlaak ten oosten van Houten. 4. Ten noorden van Houten, in de omgeving Oud Wulverbroek en fort Vechten. De bossen, sloten en wegbermen zijn vrij soortenrijk. Het afwisselende landschap biedt een leefmilieu voor diverse soorten. 5. Diverse wegbermen. Soortenrijke bermen zijn te vinden langs de N229, de spoorlijn, wegen nabij en langs het Amsterdam-Rijnkanaal (o.a. de Schalkwijkseweg en toevoerwegen naar bruggen), de A27, diverse wegen ten noorden van Houten (Oud Wulfseweg, Oude Mereveldseweg en Fortweg), de Achterdijk, de Groeneweg, de Lekdijk en de Lange uitweg en de Trip ten westen van Schalkwijk
Kaart 29 Plaatsen met hoge natuurwaarden in gebied Houtwijk – Schalkwijk
Flora en Fauna regio Utrecht - 31
Kaart 30 Detailkaart van onderzoeksgebied Harmelen - Breukelen
Flora en Fauna regio Utrecht - 32
4
Harmelen – Breukelen
4.1
Algemeen
Karteersoorten In dit hoofdstuk wordt de verspreiding van flora- en faunasoorten geïllustreerd aan de hand van een aantal voorbeeldsoorten en ecologische soortengroepen. Een overzicht van alle waargenomen soorten in onderzoeksgebied Harmelen – Breukelen staat in bijlage 2 van dit rapport. Op grond van de waarnemingen wordt in paragraaf 3.4 bepaald wat buiten de EHS gelegen plaatsen met hoge natuurwaarden zijn. In 2005 zijn in totaal 85 karteersoorten flora en 38 karteersoorten fauna aangetroffen (figuur 3). De karteersoorten zijn geselecteerd op hun indicatieve waarde, zeldzaamheid en/ of beschermde status. Het voorkomen van een karteersoort geeft dus al een zekere indicatie van natuurwaarde. Kaart 31 toont de spreiding van de karteersoorten. De karteersoorten komen verspreid door het onderzoeksgebied voor. Enkele gebieden zijn betrekkelijk ‘wit’ Dit komt deels doordat toestemming door de landeigenaars geweigerd is, maar op een aantal plekken zijn ook geen karteersoorten waargenomen. 100
waargenomen Rode Lijst Oranje Lijst Ffw- tab.2 Ffw- tab.3
80 60 40 20 0
flora
fauna
15
10
5
0
vissen
amfibieën
zoogdieren
dagvlinders
libellen
sprinkhanen
Figuur 3: Het aantal waargenomen karteersoorten in het gebied Harmelen-Breukelen. Boven voor alle flora- en faunasoorten, onder opgesplitst per faunagroep. In de figuren staat verder het aantal bedreigde soorten (Rode en Oranje Lijst) en het aantal beschermde soorten uit de Flora- en faunawet: licht beschermd, tabel 2 (Ffw-tab.2) en streng beschermd, tabel 3 (Ffw-tab.3). De soorten van de Rode en Oranje Lijst en de Flora- en faunawet overlappen en kunnen dus niet zonder meer worden opgeteld.
Flora- en faunawet – wettelijk beschermde soorten Uitleg over de Flora- en faunawet is te vinden in kader 2. In dit gebied zijn in totaal 4 streng beschermde (tabel 3) en 2 licht beschermde (tabel 2) soorten van de Flora- en faunawet (Ffw) aangetroffen. De beschermde soorten komen verspreid door het gebied voor (kaart 32, figuur 3). Kaart 32 geeft een indicatie van waar zich concentraties van beschermde soorten bevinden. Daar waar geen stippen op de kaart staan, kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat
Flora en Fauna regio Utrecht - 33
Kaart 31 Verspreiding van alle karteersoorten
Kaart 32 Verspreiding van Flora- en faunawetsoorten, tabel 2 en 3 (flora + fauna)
Kaart 33 Verspreiding van Rode Lijst soorten (flora + fauna)
Kaart 34 Verspreiding van Oranje Lijst soorten (flora + fauna)
Flora en Fauna regio Utrecht - 34
er geen beschermde soorten voor (kunnen) komen. Zo zijn bijvoorbeeld gegevens van vleermuizen of broedvogels niet opgenomen. Bij het aanvragen van een Ffw-ontheffing volstaat deze kaart niet, maar dienen per locatie de gegevens te worden opgevraagd en kan aanvullend onderzoek nodig zijn. Rode Lijst – landelijk bedreigde soorten Uitleg over de Rode Lijst is te vinden in kader 3. In totaal komen 10 plantensoorten en 9 diersoorten van de Rode Lijst voor. Hiervan behoort één soort tot de categorie bedreigd, namelijk de libellensoort groene glazenmaker. Zwaartepunten liggen bij riviertje de Aa in het noorden, in polder Kortrijk, omgeving Joostenlaan ten westen van Vleuten, polder Breeveldzuid, polder Haanwijk en Hollandse kade en omgeving (kaart 33, figuur 3). Oranje Lijst – in Utrecht bedreigde soorten Uitleg over de Oranje Lijst is te vinden in kader 3. In totaal komen 20 plantensoorten en 8 diersoorten van de Oranje Lijst voor. Hiervan behoren 3 plantensoorten en 3 diersoorten tot de categorieën bedreigd of ernstig bedreigd. Zwaartepunten liggen bij riviertje de Aa in het noorden, in polder Kortrijk, omgeving Joostenlaan ten westen van Vleuten, polder Breeveld-zuid, polder Haanwijk en de Hollandse kade en omgeving (kaart 34, figuur 3).
4.2
Flora
Algemeen De meeste karteersoorten flora komen voor in sloten en weteringen en de oevers. In het algemeen zijn het soorten van vochtige tot natte, matig voedselrijke standplaatsen. Van de gevonden karteersoorten staan 20 soorten op de provinciale Oranje Lijst van bedreigde plantensoorten, 10 soorten zijn landelijk bedreigd in hun voorkomen (Rode Lijst). Graslanden en akkers zijn over het algemeen zeer soortenarm. Ook in de meeste wegbermen, bosjes en houtwallen zijn slechts weinig karteersoorten flora aangetroffen. Het meest opvallende deelgebied is de omgeving van de Hollandse kade, met onder andere het terrein “De Kievit”, ten zuidwesten van Harmelen. De houtwal, sloten, graslanden en het moerassig deel van deze locatie zijn zeer soortenrijk en herbergen vele zeldzame en bedreigde soorten. Het moerasje is eigendom van Het Utrechts Landschap, het graslandje is van een particulier. Andere soortenrijke gebieden zijn de polder Breeveld-zuid, polder Haanwijk, polder Bijleveld, polder Kortrijk en polder Groot en Klein Oud-Aa, omgeving Noordeinde. De grootste natuurwaarden zijn hier te vinden in de sloten, weteringen en oevers. Leefgebieden algemeen De belangrijkste leefgebieden in deze regio voor planten zijn het water, moeras en grasland en in - mindere mate - bossen en houtwallen. Tot het leefgebied water en moeras horen vooral de lijnvormige elementen als sloten, weteringen, riviertjes en kanalen met hun oevers. Het leefgebied grasland bevat de grazige vegetaties in agrarische graslandpercelen en in lijnelementen als wegbermen en spoorlijnen. Onder het leefgebied bos en houtwallen vallen bossen, bosjes, houtwallen en struwelen. Leefgebied water: sloten, weteringen, riviertjes Watervegetaties komen in dit gebied vooral voor in sloten en weteringen. In de grotere watergangen als de riviertjes Leidsche Rijn en de Aa en in de plasjes in de polder Oudeland en Indijk tussen Harmelen en Breukelen, zijn weinig karteersoorten aangetroffen. De sloten en weteringen waarin karteersoorten voorkomen worden gekenmerkt door waterplanten van
Flora en Fauna regio Utrecht - 35
Kaart 35 Leefgebied Water: verspreiding van waterplanten
Kaart 36 Leefgebied moeras - Verspreiding planten van slootkanten en oevers van weteringen, rivieren en kanalen.
Kaart 37 Verspreiding van brede waterpest
Kaart 38 Verspreiding dotterbloem, echte koekoeksbloem, veldrus en wateraardbei.
Flora en Fauna regio Utrecht - 36
matig voedselrijk tot grondwaterachtig water (kaart 35). Op enkele plaatsen komen soorten voor van vrij voedselarm water. Zwaartepunten van soortenrijke sloten liggen in de polder Breeveld, polder Haanwijk (inclusief Hollandse Kade), polder Bijleveld en polder Kortrijk. De meest voorkomende soorten van dit leefgebied zijn holpijp, kleine watereppe, pijlkruid en slanke waterkers. Meer kritische soorten van dit leefgebied zijn o.a. de Rode en Oranje lijst-soorten brede waterpest, krabbescheer of spits fonteinkruid. Krabbescheer is onmisbaar voor het voortbestaan van de streng beschermde libel groene glazenmaker. Krabbescheer komt in dit gebied op enkele plekken ten zuiden en westen van Harmelen voor, het voorkomen van deze waterplant is in vergelijking met de vorige inventarisatieronde (1997) gelijk gebleven. Leefgebied moeras: slootkanten, oevers van weteringen en riviertjes, rietlanden Soorten van het leefgebied moeras komen vooral voor in de oevers van sloten en weteringen. De soorten zijn kenmerkend voor vrij voedselarme tot matig voedselrijke omstandigheden. Zwaartepunten van soortenrijke slootkanten liggen in de polder Breeveld-zuid, polder Haanwijk (incl. Hollandse Kade), polder Bijleveld, polder Kortrijk (in het bijzonder langs de spoorlijn) en tussen de N401en de Heicop bij de Portengense brug (kaart 36). Meer kritische soorten van natte, schrale slootkanten als dotterbloem, echte koekoeksbloem, veldrus of wateraardbei komen nog hier en daar voor (kaart 38).
Kader brede waterpest Brede waterpest dankt haar naam aan haar explosieve uitbreiding na haar introductie in Nederland (halverwege de 19e eeuw). Sloten en kanalen raakten verstopt door deze plant. Maar al spoedig trad de achteruitgang in. Tegenwoordig is brede waterpest een indicator van het ‘betere’ water. Ze is een plant van helder, niet al te voedselrijk water. In poldergebieden staat zij meestal ver van inlaatplekken van gebiedsvreemd, vaak voedselrijk water. Landelijk is brede waterpest de laatste decennia sterk afgenomen, ze staat op de Rode Lijst, categorie ‘gevoelig’. In de provincie Utrecht komt brede waterpest vooral voor in de poldergebieden van de Vechtstreek, de Oude Rijn, de Hollandse IJssel en de Eem en in de polders van het Noorderpark en Vianen. In het onderzoeksgebied Harmelen – Breukelen komt brede waterpest verspreid voor (kaart 37), in het gebied Houten - Schalkwijk ontbreekt ze.
Leefgebied grasland: graslanden en bermen In het onderzoeksgebied (dus exclusief EHS) zijn nauwelijks karteersoorten aangetroffen in de weilanden. De weilanden zijn soortenarm, alleen zeer algemeen voorkomende plantensoorten zijn gevonden. Slechts in vier graslandpercelen buiten de EHS zijn karteersoorten gevonden (kaart 39). Het meest soortenrijke grasland ligt bij de Hollandse Kade, grenzend aan natuurterrein “De Kievit” te Harmelen. Hier zijn maar liefst 9 karteersoorten gevonden, waaronder dotterbloem en echte koekoeksbloem, kenmerkend voor natte dotterbloemhooilanden. In de polder Breeveld-zuid ligt ten noorden van de Haanwijkse Molenvliet een grasland met kamgras en in het westen is in een grasland dotterbloem aangetroffen. Bermen met karteersoorten zijn spaarzaam in het gebied. De meest soortenrijke berm is te vinden langs de Joostenlaan ten westen van Vleuten. Bijzondere soort in deze berm is gewone agrimonie. Andere bermen met karteersoorten liggen langs de N401, de Laan van Duuring in polder Kortrijk en de weg langs het spoor door polder Breeveld. Een aantal bermen was ten tijde van de veldinventarisatie gemaaid. Hierdoor is het mogelijk dat karteersoorten gemist zijn. De verspreiding van karteersoorten in bermen zou dus iets ruimer kunnen zijn dan kaart 39 laat zien.
Flora en Fauna regio Utrecht - 37
Kaart 39 Leefgebied grasland – verspreiding karteersoorten in graslanden en wegbermen
Kaart 40 Leefgebied bos – verspreiding van soorten van natte tot vochtige, voedselrijke bossen, houtwallen en struwelen
Flora en Fauna regio Utrecht - 38
Leefgebied akkers De meest akkers in het onderzoeksgebied (dus exclusief EHS) zijn maïsakkers. In de akkers zijn geen karteersoorten aangetroffen. Leefgebied bos: bossen en houtwallen In het gebied liggen buiten de EHS enkele bosjes en houtwallen. Daar zijn weinig karteersoorten aangetroffen (kaart 40). Hierbij moet wel bedacht worden dat het totaal aantal karteersoorten dat typisch is voor het leefgebied bos, laag is. Het meest soortenrijk zijn de houtwallen op de Hollandse kade en langs enkele weteringen in polder Breeveld en polder Haanwijk. Verder komen enkele karteersoorten voor in het bosje direct ten noordwesten van Vleuten en in enkele bosjes in polder Kortrijk. De soorten die zijn aangetroffen zijn indicatief voor natte – vochtige bossen en houtwallen. Natuurwaardering flora – algemeen In de periode 1994-2003 komen locaties met de hoogste natuurwaardering (uitstekend en goed) slechts sporadisch voor: langs de spoorlijn Harmelen – Breukelen en in polder Breeveld-zuid (kaart 41). In 2005 liggen de meest waardevolle locaties in polder Groot en Klein Oud-Aa, nabij de Groote Heijcop, in het noordelijk puntje van polder Haarrijn, langs de Hollandse Kade en omgeving en in Polder Breeveld-zuid (kaart 42). Een vergelijking op locatieniveau is door verschillen in inventarisatiemethodiek (nog) niet mogelijk.
Kaart 42 Natuurwaardering locaties 2005
Flora en Fauna regio Utrecht - 39
Kaart 41 Natuurwaardering locaties periode 1994 – 2002
Flora en Fauna regio Utrecht - 40
Trends flora Het aantal karteersoorten en soorten van de Rode en Oranje Lijst dat in 2005 is aangetroffen in het onderzoeksgebied, is lager dan in de periode 1995 – 2002 (provinciale Ecodatabank). Figuur 4 laat zien dat er sprake is van een afname in aantal karteersoorten (ca. 25%), in Rode Lijst soorten (ca. 20%) en in Oranje Lijst soorten (ca. 50%). Voor een deel kan deze daling verklaard worden door verschillen in inventarisatiemethodieken, en dan met name verschillen in onderzoeksintensiteit. De dalende trend zal waarschijnlijk voor een deel ook veroorzaakt worden door veranderingen in beheer en milieukwaliteit.
140
120
100
80 1995-2002 2005 60
40
20
0
Karteersoorten
Rode Lijst soorten
Oranje Lijst soorten
Figuur 4 Aantal karteersoorten flora in de periode 1995-2002 en in 2005.
4.3
Fauna
Algemeen Van de 38 gevonden karteersoorten staan 8 soorten op provinciale Oranje Lijsten van bedreigde diersoorten en 9 soorten op de landelijke Rode Lijsten. Er komen 13 licht beschermde (Ffw tabel 1 en 2) en 5 streng beschermde (Ffw tabel 3) diersoorten in dit onderzoeksgebied voor. De meeste karteersoorten fauna zijn waargenomen in of nabij water (sloten, kanalen en rivieren) met oevers, grasland en houtwallen. Dit zijn vooral de in het water levende of aan water gebonden diergroepen. Daarnaast zijn graslanden en wegbermen erg belangrijk, vooral voor vlinders en sprinkhanen. In veel graslanden zijn echter geen karteersoorten aangetroffen en kunnen dus als soortenarm worden beschouwd. Voor veel diersoorten is een gevarieerd landschap met verschillende leefgebieden belangrijk. Belangrijke gebieden liggen vooral in de Polder Kortrijk, langs de Aa en rond Harmelen. Hieronder worden de verschillende diergroepen en leefgebieden toegelicht. Vissen In de Atlas van Utrechtse vissoorten (de Jong et al. 2003) worden voor het onderzoeksgebied vier karteersoorten vissen genoemd; deze zijn ook in 2005 gevonden: bittervoorn, kroeskarper, vetje (kaart 43) en kleine modderkruiper. In de sloten van de polder Kortrijk komen alle vier de vissoorten voor. De kroeskarper is uitsluitend hier gevonden. Een gebied waar de overige drie soorten in grotere aantallen gevonden zijn, ligt tussen Vleuten en Landgoed Haarzuilens. Alleen de kleine modderkruiper en in mindere mate de bittervoorn zijn verspreid over het hele onderzoeksgebied gevonden. In vergelijking met de Atlas van Utrechtse vissoorten zijn in 2005 de bittervoorn en het vetje
Flora en Fauna regio Utrecht - 41
Kaart 43 Vissen
Kaart 44 Amfibieën – verspreiding van rugstreeppad en heikikker
Kaart 45 Zoogdieren – verspreiding van haas
Kaart 46 Verspreiding van dagvlinders
Flora en Fauna regio Utrecht - 42
op meer plaatsen gevonden dan tussen 1990 en 2003. Voor de kroeskarper en de kleine modderkruiper komt het beeld overeen met de Atlas. Amfibieën In het gebied zijn in 2005 alle zeven eerder in het gebied aangetroffen karteersoorten amfibieën waargenomen. Twee van deze soorten, de heikikker en de rugstreeppad, staan op de Rode en Oranje Lijst en zijn streng beschermd op basis van de Flora- en faunawet (zie kaart 44). De heikikker komt ten westen en oosten van Harmelen voor, de rugstreeppad ten noorden van Harmelen en in de polder Kortrijk. Zie ook kader over de Heikikker. Kader heikikker Ten oosten en westen van Harmelen komt de heikikker voor: in de polders Breeveld, Haanwijk en Bijleveld (kaart 44). De grootste aantallen zijn te vinden in de zuidelijke Polder Breeveld. In de nabijheid bevinden zich de zandwinplassen van Woerden met bijbehorend vochtig grasland, grotendeels gelegen binnen de EHS. Ook in het gebied Houten - Schalkwijk is de Heikikker gevonden, voornamelijk rondom Schalkwijk (kaart 17). De heikikker is een soort van voornamelijk hoog- en laagveengebieden, maar ook van vochtige schraalgraslanden, duinvalleien, bosranden, meren en rivieren en komkleigebieden. De heikikker heeft een voorkeur voor stilstaande, zwak zure wateren met een goed ontwikkelde oevervegetatie. Omdat de heikikker op het land overwintert, dienen in de nabijheid van het water ook droge bosjes of ruigten te zijn met voldoende bladstrooisel of plantenresten. Hier kan de hij schuilen tegen de vorst. De heikikker staat op de Rode Lijst als kwetsbaar en op de Oranje Lijst als sterk bedreigd. De achteruitgang van de heikikker wordt veroorzaakt door verschillende factoren: vernietiging van voortplantingsbiotoop en overwinteringplaats, vervuiling voortplantingswater, verdwijnen van waterplanten of sterke verzuring. Ook intensieve landbouw en grootschalige beheersmaatregelen als plaggen, maaien en begrazing kunnen negatief uitpakken voor de heikikker. Het voorkomen van de heikikker is indicatief voor een lokaal goede natuurwaarde. Daarbij moet vooral worden gedacht aan de waterkwaliteit en variatie in het landschap. De heikikker is streng beschermd volgens de Flora- en faunawet (tabel 3).
Zoogdieren De meeste zoogdierwaarnemingen zijn van de haas, een dagactieve soort. Hazen komen verspreid over het gebied voor (kaart 45). Andere waarnemingen van zoogdieren zijn incidenteel of betreffen sporen als burchten, keutels, haren e.d. Waargenomen soorten zijn dwergmuis, konijn, egel, wezel, bunzing en vos. Dagvlinders Er zijn in 2005 zeven soorten dagvlinders waargenomen; negen karteersoorten zijn in de afgelopen 25 jaar waargenomen (provinciale Ecodatabank, Bos et al. 2006). De meeste soorten vlinders zijn bij het spoortalud van de polder Kortrijk en bij Haarzuilens en rond Harmelen waargenomen (kaart 46). Van deze soorten is zeer recent het groot dikkopje op de Rode Lijst van dagvlinders gekomen. Deze soort is één van de velen die achteruit gaan in Nederland; 65% van de soorten vertoont een dalende trend (Bos et al. 2006). Libellen Van de libellen zijn in totaal 11 karteersoorten waargenomen. Zes daarvan zijn bedreigd: glassnijder (RL), groene glazenmaker (RL, OL), vroege glazenmaker (RL, OL), venwitsnuitlibel (RL, OL), geelvlekheidelibel (OL) en grote keizerlibel (OL). De groene glazenmaker is streng beschermd (tabel 3 Ffw) en voor zijn voortplanting afhankelijk van de waterplant krabbenscheer. Krabbenscheer komt niet voor in de omgeving van de vindplaatsen van groene glazenmaker, wel nabij Harmelen (zie § 4.2) en het nabijgelegen Vechtplassengebied. Het is mogelijk dat de waargenomen individuen afkomstig zijn uit het noordelijker gelegen
Flora en Fauna regio Utrecht - 43
Kaart 47A Libellen - verspreiding van vroege glazenmaker
Kaart 47B Libellen - verspreiding van groene glazenmaker, glassnijder en smaragdlibel
Kaart 48 Sprinkhanen – verspreiding van krasser en zeggedoorntje
Kaart 49 Verspreiding fauna, water en moeras (matig voedselrijk tot grondwaterachtig),
Flora en Fauna regio Utrecht - 44
Vechtplassengebied, waar de groene glazenmaker algemener voorkomt. Veel libellensoorten foerageren op andere plaatsen dan waar ze zich voortplanten en kunnen grote afstanden afleggen. De meest waargenomen karteersoorten zijn de variabele waterjuffer, de grote roodoogjuffer, de bruine glazenmaker en de grote keizerlibel. Deze soorten komen voor nabij diverse wateren, maar hebben een voorkeur voor voedselrijk water met veel oevervegetatie. Libellensoorten met een voorkeur voor matig voedselrijke wateren komen veel minder voor dan soorten van voedselrijke omstandigheden: dit zijn de vroege glazenmaker (kaart 47A) glassnijder, de groene glazenmaker en de smaragdlibel (kaart 47B). Ze komen vooral voor in de polder Kortrijk. Sprinkhanen Er zijn twee karteersoorten sprinkhanen waargenomen. Veel sprinkhanen komen voor in droge leefgebieden die in het onderzoeksgebied vrij schaars zijn. De krasser is een soort van met name droge tot matig vochtige graslanden en is op maar één locatie gevonden. Het zeggedoorntje leeft vooral in open terreinen (kaart 48). Leefgebieden De meeste diersoorten in het onderzoeksgebied zijn waargenomen in de leefgebieden water en moeras, grasland en bossen, houtwallen en boomgaarden. Specifieke bossoorten zijn niet waargenomen. Water en moeras De meeste waarnemingen van karteersoorten fauna zijn gedaan in of langs water: sloten, slootkanten, vaarten, rivier en poelen. Moeras was nauwelijks aanwezig in het gebied. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de leefgebieden “matig voedselrijk tot grondwaterachtig”, “voedselarm” en “stromend water”. Soorten die uitsluitend in zeer voedselarme wateren (zoals hoogveen) voorkomen, zijn niet waargenomen; dergelijke leefgebieden komen ook niet voor in het onderzoeksgebied. Belangrijk zijn de sloten en slootkanten in de polder Kortrijk, langs de Aa en bij Vleuten (vooral voor vissen) en Harmelen. De polder Kortrijk springt eruit wat betreft soorten van matig voedselrijke tot grondwaterachtige milieus (kaart 49): zowel qua libellen als vissen. Soorten met een voorkeur voor voedselarme omstandigheden zijn vooral beperkt tot het gebied rondom Harmelen (kaart 50). Hiertoe behoren onder meer de heikikker en de rugstreeppad. Graslanden en graslanden in bermen Van de karteersoorten komen vooral dagvlinders en sprinkhanen in graslanden voor. Er zijn maar weinig faunasoorten in graslanden (kaart 51) of in wegbermen (kaart 52). Deze locaties liggen los verspreid over het onderzoeksgebied. Kleinschalig landschap Veel diersoorten hebben verschillende leefgebieden nodig om te foerageren, te schuilen, zich voort te planten e.d., dit zijn zogenoemde ‘deelhabitats’. Voorbeelden van deze soorten zijn de heikikker (water met waterplanten, (droge) ruigten of struweel met voldoende blad- en takafval) en de vlindersoort groot dikkopje (graslanden en houtwallen of bosranden). Deze soorten zijn indicatief voor een vaak kleinschalig landschap waar meerdere leefgebieden dicht bij elkaar aanwezig zijn. Variatie in het landschap is ook belangrijk voor het bepalen van de natuurwaarde van een bepaald gebied. In het onderzoeksgebied blijken soorten die variatie in het landschap nodig hebben vooral rondom Harmelen voorkomen (kaart 53). Alle stippen ten oosten en westen van Harmelen zijn van de heikikker, die bij Vleuten van het groot dikkopje.
Flora en Fauna regio Utrecht - 45
Kaart 50 Verspreiding van fauna van water en moeras (voedselarm)
Kaart 51 Verspreiding van fauna van graslanden
Kaart 52 Verspreiding van fauna in bermen
Kaart 53 Verspreiding van fauna van kleinschalige landschapselementen
Flora en Fauna regio Utrecht - 46
4.4
Plaatsen met hoge natuurwaarden buiten de EHS
In het onderzoeksgebied Harmelen – Breukelen liggen verspreid deelgebieden met belangrijke natuurwaarden. Hier komen relatief meer zeldzame of bedreigde plant- en diersoorten voor. Deze ‘hot spots’ zijn (kaart 54): 1. De Hollandse kade met aanliggende graslanden en moerasje, ten zuidwesten van Harmelen. De houtwal, sloten, graslanden en het moerassig deel van deze locatie zijn zeer soortenrijk en herbergen vele zeldzame en bedreigde soorten. 2. Polder Kortrijk. Vooral de sloten en slootkanten zijn zeer soortenrijk. 3. Spoorlijn Breukelen – Woerden: Spoortalud met spoorsloot 4. Riviertje de Aa met de oevers. 5, Polder Groot en Klein Oud-Aa (de omgeving van de Heicop en in de omgeving van Noordeinde). 6. Meerdere polders ten oosten en westen van Harmelen: de polder Breeveld-zuid, polder Haanwijk en polder Bijleveld. De grootste natuurwaarden zijn in de polders te vinden in de sloten, weteringen en oevers.
Kaart 54 Plaatsen met hoge natuurwaarden in gebied Harmelen – Breukelen
Flora en Fauna regio Utrecht - 47
Flora en Fauna regio Utrecht - 48
5
Een van de doelen van het provinciale natuur- en landschapsbeleid is behoud en verbetering van de kwaliteit en diversiteit van natuur en landschap. Kennis van en inzicht in de aanwezige natuurwaarden is daarbij nodig. De provinciale inventarisaties flora en fauna geven, aangevuld met gegevens die via derden worden verzameld, een beeld van de natuurkwaliteit.
Aandachtspunten voor het beleid
De ruimtelijke druk op de omgeving van de stad Utrecht is groot. Om nieuwe ontwikkelingen in die gebieden te kunnen beoordelen is kennis van de kenmerken en kwaliteiten nodig. Natuurinformatie (flora en fauna) is één van de aspecten die daarbij onmisbaar is. De provinciale inventarisaties flora en fauna in 2005 in de omgeving Houten – Schalkwijk en Harmelen – Breukelen, gebieden ten zuiden en westen van de stad Utrecht, zijn uitgevoerd om van die gebieden een actueel overzicht te verkrijgen van de aanwezige natuurkwaliteit. Houten – Schalkwijk Kwaliteit: het gebied bestaat uit intensief gebruikt, voornamelijk agrarisch landschap. De graslanden en akkers in het gebied zijn (zeer) soortenarm qua flora en fauna. Belangrijke natuurwaarden bevinden zich in de wegbermen en in (oevers van) sloten en weteringen van de polders ten zuiden en westen van Schalkwijk, in de omgeving van het Inundatiekanaal en in het gebied ten noorden van Houten (polder Vechter- en Oud-Wulverbroek). Het vóórkomen van soorten als de das en de ringslang ten noorden van Houten laat zien dat deze groene bufferzone tussen Houten en de stad Utrecht belangrijk is. Randvoorwaarden: een goede waterkwaliteit, (matig) extensief slootkant- en wegbermbeheer en een kleinschalige afwisseling van bosjes, boomgaarden, houtwallen, schrale wegbermen, poelen en sloten zijn essentieel voor planten en dieren. Voor soorten met een groot activiteitsgebied is een versterking van natuurwaarden in het agrarisch gebied ook belangrijk voor een goed functioneren van de EHS (bijvoorbeeld Fort Vechten en de Raaphof). Aanbevelingen: voor behoud en verhoging van de natuurwaarden in het gebied is het belangrijk om het beleid te richten op natuurvriendelijk beheer van sloten, bermen, poelen, bosjes en houtwallen. Ook aanleg van kleine landschapselementen als poelen, bomen en houtwallen draagt bij aan verhoging van de natuurwaarden. Soorten die (streng) beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet komen vooral ten noorden van Houten en rondom Schalkwijk voor. Bij ruimtelijke ingrepen is het belangrijk hier tijdig rekening mee te houden. Harmelen – Breukelen Kwaliteit: in dit gebied bevinden de hoogste natuurwaarden zich ook in het agrarisch gebied: in de watergangen en de oevers van de polder Breeveld-zuid, polder Haanwijk, polder Bijleveld, polder Kortrijk en polder Groot en Klein Oud-Aa. Voor flora is de Hollandse kade met directe omgeving bij Harmelen een bijzonder waardevol gebied. Randvoorwaarden: ook voor dit gebied geldt dat een goede waterkwaliteit en een (matig) extensief slootkantbeheer belangrijk zijn voor planten- en diersoorten die (deels) gebonden zijn aan een nat milieu. Aanbevelingen: voor behoud en verhoging van de natuurwaarden is het ook voor dit gebied belangrijk om het beleid te richten op natuurvriendelijk beheer van met name sloten en ook van bermen, poelen, bosjes en houtwallen. Ook aanleg van kleine landschapselementen, passend in het landschap, draagt bij aan verhoging van de natuurwaarden. Soorten die (streng) beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet komen vooral voor rondom Harmelen, ten noorden van Vleuten en in de polder Kortrijk. Bij ruimtelijke ingrepen is het belangrijk hier tijdig rekening mee te houden.
Flora en Fauna regio Utrecht - 49
Flora en Fauna regio Utrecht - 50
6
Literatuur
Boer, D. de, 2003. Veranderingen in de plantengroei van Utrecht: Oostelijk Kromme Rijngebied en Uiterwaarden. RER-bericht nummer 51. Ecologisch adviesbureau STL, in opdracht van Provincie Utrecht, dienst Ruimte en Groen. Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaaij, I. Wynhoff & De Vlinderstichting 2006. Nederlandse Fauna 7. De Dagvlinders van Nederland. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, EIS-Nederland, Leiden. Dijkstra, K.-D., V.J. Kalkman, R. Ketelaar & M.J.T. van der Weide 2002. Nederlandse Fauna 4. De Nederlandse Libellen (Odonata). Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, EIS-Nederland, Leiden. EIS-Nederland, De Vlinderstichting & De Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2006. Waarnemingenverslag 2006 dagvlinders, nachtvlinders en libellen. Jong, Th. de, R. Beenen & P. Heuts 2003. Atlas van de Utrechtse Vissoorten. Provincie Utrecht, Utrecht. Kleukers, R., E. van Nieukerken, B. Odé, L. Willemsen & W. van Wingerden 1997. Nederlandse Fauna 1. De Sprinkhanen en Krekels van Nederland (Orthoptera). Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, EIS-Nederland, Leiden. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, 2005. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Brochure. Provincie Utrecht, 1998. Werkdocument soortenbeleid. Onderdeel Fauna. Eindred. R. Beenen. Provincie Utrecht, 2002. Werkdocument soortenbeleid. Onderdeel Flora. R. Beenen, E. van den Dool & W. Timmers. Provincie Utrecht, 2005. Handleiding Veldwerk Flora en Fauna 2005. Provincie Utrecht. RER-Ecodatabank. Smit, G.F.J., Th. de Jong R. van Eekelen & J. van der Winden 2003. Soortbeschermingsplan voor de Ringslang, Provincie Utrecht, Utrecht. Weeda, E.J. e.a. Nederlandse oecologische flora: wilde planten en hun relaties. Deel 1 t/m 5. IVN Wijsman, H. 2005. Boommarters aan de Kromme Rijn. Jaarbrief WBN-VZZ over 2005.
Flora en Fauna regio Utrecht - 51
Flora en Fauna regio Utrecht - 52
Waargenomen karteersoorten in het gebied Houten-Schalkwijk
Bijlage 1
De onderstaande lijsten geven een overzicht van alle in het onderzoeksgebied waargenomen karteersoorten, met de Nederlandse en de wetenschappelijke naam. Als een soort in Nederland (Rode Lijst) of in de provincie Utrecht (Oranje Lijst) bedreigd is, staat in de desbetreffende kolom de categorie (mate van bedreiging) vermeld. Bij soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet staat in de kolom “Ffw-tabel” vermeld welke mate van bescherming ze genieten (zie ook kaders 1 en 2 in hoofdstuk 2 en de website van LNV, www.minlnv.nl onder “natuurwetgeving”. De categorieën van de Rode Lijst: ge = gevoelig, kw = kwetsbaar, be = bedreigd, eb = ernstig bedreigd, ve = verdwenen uit Nederland. De categorieën van de Oranje Lijst - fauna: pb = potentieel bedreigd (zeldzaam), b = bedreigd, sb = sterk bedreigd, v = verdwenen uit Utrecht. De categorieën van de Oranje Lijst - flora: ge = gevoelig, kw = kwetsbaar, be = bedreigd, eb = ernstig bedreigd, ve = verdwenen uit Utrecht.
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Rode Lijst
Oranje Lijst
Ffwtabel
Vissen Bittervoorn Kleine modderkruiper Vetje
Rhodeus sericeus Cobitis taenia Leucaspius delineatus
kw kw
pb
3 2 -
Rana klepton esculenta Rana temporaria Bufo bufo Rana arvalis Triturus cristatus Triturus vulgaris Rana ridibunda Rana lessonae Bufo calamita
kw kw kw -
sb b pb pb
1 1 1 3 3 1 1 3 3
Natrix natrix
kw
pb
3
Boommarter
Martes martes
kw
pb
3
Bunzing Das Egel Haas Konijn Vos Wezel
Mustela putorius Meles meles Erinaceus europaeus Lepus europaeus Oryctolagus cuniculus Vulpes vulpes Mustela nivalis
-
b -
1 3 1 1 1 1 1
Amfibieën Bastaardkikker Bruine kikker Gewone pad Heikikker Kamsalamander Kleine watersalamander Meerkikker Poelkikker Rugstreeppad Reptielen Ringslang Zoogdieren
Flora en Fauna regio Utrecht - 53
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Rode Lijst
Oranje Lijst
Ffwtabel
Lasiommata megera Coenonympha pamphilus Polyommatus icarus Lycaena phlaeas Aphantopus hyperantus Papilio machaon Thymelicus lineola
-
-
-
Coenagrion puella Platycnemis pennipes Aeshna grandis Libellula fulva Sympetrum flaveolum Lestes sponsa Brachytron pratense Anax imperator Erythromma najas Erythromma viridulum Gomphus pulchellus Libellula depressa Cordulia aenea Coenagrion pulchellum Libellula quadrimaculata Aeshna isosceles Calopteryx splendens Lestes barbarus
kw kw kw -
v pb pb pb b pb -
-
Pholidoptera griseoaptera Chorthippus parallelus Tetrix ceperoi Tetrix subulata
-
-
-
kw kw
1
Dagvlinders Argusvlinder Hooibeestje Icarusblauwtje Kleine vuurvlinder Koevinkje Koninginnepage Zwartsprietdikkopje Libellen Azuurwaterjuffer Blauwe breedscheenjuffer Bruine glazenmaker Bruine korenbout Geelvlekheidelibel Gewone pantserjuffer Glassnijder Grote keizerlibel Grote roodoogjuffer Kleine roodoogjuffer Plasrombout Platbuik Smaragdlibel Variabele waterjuffer Viervlek Vroege glazenmaker Weidebeekjuffer Zwervende pantserjuffer Sprinkhanen Bramensprinkhaan Krasser Zanddoorntje Zeggedoorntje Planten Aalbes Aardaker Aarvederkruid Akkerhoornbloem Akkerviooltje Beekpunge Behaarde boterbloem Bermooievaarsbek Blauwe + Rode waterereprijs Bloedzuring Bochtige klaver Bonte wikke Bosbies Brede wespenorchis Breekbaar kransblad s.l. Buigzaam glanswier
Ribes rubrum Lathyrus tuberosus Myriophyllum spicatum Cerastium arvense Viola arvensis Veronica beccabunga Ranunculus sardous Geranium pyrenaicum Veronica anagallis-aq + V. catenata Rumex sanguineus Trifolium medium Vicia villosa Scirpus sylvaticus Epipactis helleborine Chara globularis Nitella flexilis
kw
kw
ge be ge 1 ge
Flora en Fauna regio Utrecht - 54
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Doorgroeid fonteinkruid Drijvend fonteinkruid Echt bitterkruid Echte koekoeksbloem Echte kruisdistel Egelantier Elzenzegge Fijne ooievaarsbek Gekroesd fonteinkruid Gele morgenster Geoord helmkruid Gevleugeld hertshooi Gewone agrimonie Gewone bermzegge Gewone brunel Gewone dotterbloem Gewone eikvaren Gewone margriet Gewone pastinaak Gewone rolklaver Gewone rolklaver s.l. Gewone veldsla Gewoon kransblad s.l. Gewoon kransblad var. lo. Glad walstro Glanzig fonteinkruid Goudhaver Grasklokje Groot blaasjeskruid Groot heksenkruid Groot streepzaad Grote ereprijs Grote kaardebol Grote ratelaar Grote watereppe Guichelheil s.l. Hazenpootje Heelblaadjes Heggewikke Heksenmelk Hemelsleutel Hoge cyperzegge Holpijp IJle zegge Kamgras Kattendoorn Klein fonteinkruid Klein kaasjeskruid Kleine egelskop Kleine leeuwentand Kleine watereppe Kleine waterranonkel Klimopereprijs Knolboterbloem
Potamogeton perfoliatus Potamogeton natans Picris hieracioides Lychnis flos-cuculi Eryngium campestre Rosa rubiginosa Carex elongata Geranium columbinum Potamogeton crispus Tragopogon pratensis ssp. pratensis Scrophularia auriculata Hypericum tetrapterum Agrimonia eupatoria Carex spicata Prunella vulgaris Caltha palustris ssp. palustris Polypodium vulgare Leucanthemum vulgare Pastinaca sativa Lotus corniculatus var. corniculatus Lotus corniculatus s.l. Valerianella locusta Chara vulgaris Chara vulgaris var. longibracteata Galium mollugo Potamogeton lucens Trisetum flavescens Campanula rotundifolia Utricularia vulgaris Circaea lutetiana Crepis biennis Veronica persica Dipsacus fullonum Rhinanthus angustifolius Sium latifolium Anagallis arvensis Trifolium arvense Pulicaria dysenterica Vicia sepium Euphorbia esula Sedum telephium Carex pseudocyperus Equisetum fluviatile Carex remota Cynosurus cristatus Ononis repens ssp. spinosa Potamogeton berchtoldii Malva neglecta Sparganium emersum Leontodon saxatilis Berula erecta Ranunculus aquatilis var. diffusus Veronica hederifolia Ranunculus bulbosus
Rode Lijst
Oranje Lijst
Ffwtabel
ge eb
kw ge
kw
1
kw kw
ge 1
kw kw 1 kw kw kw kw
ge be
ge kw be
ge kw
Flora en Fauna regio Utrecht - 55
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Knoopkruid Korenbloem Kransvederkruid Kromhals Kruisbes Mannetjesereprijs Mannetjesvaren Moerasspirea Moeraszegge Moeraszoutgras Morgenster Paarbladig fonteinkruid Pijlkruid Pluimzegge Reuzenzwenkgras Rode ogentroost Ruwe smele Sikkelklaver Slanke waterkers Slanke waterweegbree Smalle waterweegbree Stijve waterranonkel Stomp kweldergras Tuinbingelkruid Tweerijige zegge Tweestijlige meidoorn Valse voszegge Veldgerst Veldrus Vierzadige wikke Vreemde ereprijs Watergentiaan Waterkruiskruid watervorkje (spec) Wilde cichorei Witte waterkers Witte waterlelie Zwarte zegge
Centaurea jacea Centaurea cyanus Myriophyllum verticillatum Anchusa arvensis Ribes uva-crispa Veronica officinalis Dryopteris filix-mas Filipendula ulmaria Carex acutiformis Triglochin palustris Tragopogon pratensis Groenlandia densa Sagittaria sagittifolia Carex paniculata Festuca gigantea Odontites vernus Deschampsia cespitosa Medicago falcata Rorippa microphylla Alisma lanceolatum Alisma gramineum Ranunculus circinatus Puccinellia distans Mercurialis annua Carex disticha Crataegus laevigata Carex otrubae Hordeum secalinum Juncus acutiflorus Vicia tetrasperma Veronica peregrina Nymphoides peltata Senecio aquaticus Riccia’s (R. fluitans) Cichorium intybus Rorippa nasturtium-aquaticum Nymphaea alba Carex nigra
Rode Lijst
Oranje Lijst
ge
be
Ffwtabel
kw
ge
be ge
ge
be ge kw
ge kw kw kw
Flora en Fauna regio Utrecht - 56
Waargenomen karteersoorten in het gebied Harmelen-Breukelen
Bijlage 2
De onderstaande lijsten geven een overzicht van alle in het onderzoeksgebied waargenomen karteersoorten, met de Nederlandse en de wetenschappelijke naam. Als een soort in Nederland (Rode Lijst) of in de provincie Utrecht (Oranje Lijst) bedreigd is, staat in de desbetreffende kolom de categorie (mate van bedreiging) vermeld. Bij soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet staat in de kolom “Ffw-tabel” vermeld welke mate van bescherming ze genieten (zie ook kaders 1 en 2 in hoofdstuk 2 en de website van LNV, www. minlnv.nl onder “natuurwetgeving”. De categorieën van de Rode Lijst: ge = gevoelig, kw = kwetsbaar, be = bedreigd, eb = ernstig bedreigd, ve = verdwenen uit Nederland. De categorieën van de Oranje Lijst - fauna: pb = potentieel bedreigd (zeldzaam), b = bedreigd, sb = sterk bedreigd, v = verdwenen uit Utrecht. De categorieën van de Oranje Lijst - flora: ge = gevoelig, kw = kwetsbaar, be = bedreigd, eb = ernstig bedreigd, ve = verdwenen uit Utrecht.
Nederlandse naam
Rode Lijst
Oranje Lijst
Ffwtabel
Rhodeus sericeus Cobitis taenia Carassius carassius Leucaspius delineatus
kw kw kw
b pb
3 2 -
Rana klepton esculenta Rana temporaria Bufo bufo Rana arvalis Triturus vulgaris Rana ridibunda Bufo calamita
kw -
sb pb
1 1 1 3 1 1 3
Mustela putorius Micromys minutus Pipistrellus pipistrellus Erinaceus europaeus Lepus europaeus Oryctolagus cuniculus Vulpes vulpes Mustela nivalis
-
-
1 1 3 1 1 1 1 1
Lasiommata megera Pararge aegeria Ochlodes faunus Coenonympha pamphilus Polyommatus icarus Lycaena phlaeas Thymelicus lineola
ge -
-
-
Wetenschappelijke naam
Vissen Bittervoorn Kleine modderkruiper Kroeskarper Vetje Amfibieën Bastaardkikker Bruine kikker Gewone pad Heikikker Kleine watersalamander Meerkikker Rugstreeppad Zoogdieren Bunzing Dwergmuis Dwergvleermuis Egel Haas Konijn Vos Wezel Dagvlinders Argusvlinder Bont zandoogje Groot dikkopje Hooibeestje Icarusblauwtje Kleine vuurvlinder Zwartsprietdikkopje
Flora en Fauna regio Utrecht - 57
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Rode Lijst
Oranje Lijst
Ffwtabel
pb
-
Libellen Bruine glazenmaker Geelvlekheidelibel Glassnijder Groene glazenmaker Grote keizerlibel Grote roodoogjuffer Kleine roodoogjuffer Smaragdlibel Variabele waterjuffer Venwitsnuitlibel
Aeshna grandis Sympetrum flaveolum Brachytron pratense Aeshna viridis Anax imperator Erythromma najas Erythromma viridulum Cordulia aenea Coenagrion pulchellum Leucorrhinia dubia
kw b kw
b pb pb
3 -
-
-
-
Sprinkhanen Krasser Zeggedoorntje
Chorthippus parallelus Tetrix subulata
Planten Aarvederkruid Beekpunge Blauwe + Rode waterereprijs Blauwe zegge Bloedzuring Brede waterpest Breekbaar kransblad s.l. Dotterbloem s.l. Drijvend fonteinkruid Echte koekoeksbloem Egelboterbloem Fijne waterranonkel s.l. Geelgroene zegge Gekroesd fonteinkruid Gevleugeld hertshooi Gewone agrimonie Gewone dotterbloem Gewone eikvaren Gewone pastinaak Gewone waternavel Gewoon kransblad s.l. Gewoon kransblad var. lo. Gewoon reukgras Glad walstro Glanzig fonteinkruid Groot blaasjeskruid Groot heksenkruid Groot moerasscherm Grote ratelaar Grote watereppe Guichelheil s.l. Hazenzegge Heelblaadjes Heggewikke Hertsmunt Hoge cyperzegge
Myriophyllum spicatum Veronica beccabunga Veronica anagallis-aq + V. catenata Carex panicea Rumex sanguineus Elodea canadensis Chara globularis Caltha palustris Potamogeton natans Lychnis flos-cuculi Ranunculus flammula Ranunculus aquatilis Carex oederi ssp. oedocarpa Potamogeton crispus Hypericum tetrapterum Agrimonia eupatoria Caltha palustris ssp. palustris Polypodium vulgare Pastinaca sativa Hydrocotyle vulgaris Chara vulgaris Chara vulgaris var. longibracteata Anthoxanthum odoratum Galium mollugo Potamogeton lucens Utricularia vulgaris Circaea lutetiana Apium nodiflorum Rhinanthus angustifolius Sium latifolium Anagallis arvensis Carex ovalis Pulicaria dysenterica Vicia sepium Mentha longifolia Carex pseudocyperus
kw
kw ge ge 1
ge
ge
kw 1
kw
kw kw kw eb
Flora en Fauna regio Utrecht - 58
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Holpijp IJle zegge Kamgras Kleine egelskop Kleine watereppe Knoopkruid Krabbenscheer Kransvederkruid kranswier Kroosmos Kruipganzerik Lidsteng Mannetjesvaren Melkeppe Moerasbasterdwederik Moerasspirea Moerasvaren Moeraswederik Moeraszegge Moeraszoutgras Pijlkruid Pluimzegge Rietorchis Ruwe smele Slangenwortel Slanke waterkers Slanke waterweegbree Smalle waterweegbree Spits fonteinkruid Stijve waterranonkel Stomp fonteinkruid Tweerijige zegge Valse voszegge Veldrus Wateraardbei Waterdrieblad Watergentiaan Watergras Waterscheerling Waterviolier watervorkje (spec) Wilde bertram Witte waterlelie Zeegroene muur Zompzegge Zwarte zegge
Equisetum fluviatile Carex remota Cynosurus cristatus Sparganium emersum Berula erecta Centaurea jacea Stratiotes aloides Myriophyllum verticillatum Chara Ricciocarpos natans Potentilla anglica Hippuris vulgaris Dryopteris filix-mas Peucedanum palustre Epilobium palustre Filipendula ulmaria Thelypteris palustris Lysimachia thyrsiflora Carex acutiformis Triglochin palustris Sagittaria sagittifolia Carex paniculata Dactylorhiza majalis ssp. praetermissa Deschampsia cespitosa Calla palustris Rorippa microphylla Alisma lanceolatum Alisma gramineum Potamogeton acutifolius Ranunculus circinatus Potamogeton obtusifolius Carex disticha Carex otrubae Juncus acutiflorus Potentilla palustris Menyanthes trifoliata Nymphoides peltata Catabrosa aquatica Cicuta virosa Hottonia palustris Riccia’s (R. fluitans) Achillea ptarmica Nymphaea alba Stellaria palustris Carex curta Carex nigra
Rode Lijst
Oranje Lijst
ge
ge
ge
ge
Ffwtabel
kw
ge ge
kw
be
2
kw
kw
kw
kw
be
ge ge
kw kw
2
kw
Flora en Fauna regio Utrecht - 59
Flora en Fauna regio Utrecht - 60