Flora- en Fauna onderzoeken - Baerdijk Oisterwijk
Betreft
: Flora- en fauna onderzoek 2005 & : Update Flora- en fauna onderzoek 2009 / 2011
Datum Opdrachtgever Contactpersoon Projectnummer
: 31 augustus 2011 : Arton Projectontwikkeling BV : Dhr. M.C.P. van den Wildenbergh : 211x03147
Opgesteld door
: Dhr. J. van Mierlo (15 september 2010) : Mw. P. Maas (28 juni 2011) : Mw. G. Schalken en dhr. J.H. Rietbergen
i.a.a.
Flora en Fauna Onderzoek (2005) Beleid De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die Nederland heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora- en faunawet behorende besluiten en regelingen. Beschermingsniveaus Sinds 22 februari 2005 is een nieuwe AMvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het ‘Besluit beschermde dier- en plantensoorten’. Deze AMvB, betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit zal sprake zijn van een drietal categorieën beschermingsniveaus:
Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten. Voor deze soorten is geen ontheffing van de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet meer nodig.
Flora- en Fauna onderzoeken - Baerdijk Oisterwijk
1
Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten genoemd in tabel 2 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, zoals b.v. Eekhoorn, Steenmarter en alle in het wild voorkomende vogelsoorten (tabel 3). In een op te stellen gedragscode1 moet worden aangegeven hoe bij nieuwe plannen en projecten omgegaan dient te worden met beschermde soorten. Onder deze voorwaarden, vooraf goedgekeurd door de minister van LNV, kan gebruik worden gemaakt van deze vrijstelling. Niveau 3: streng beschermde soorten. Dit zijn de soorten genoemd in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en alle soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten kan geen algemene vrijstelling worden gegeven en is voor ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffingsaanvraag noodzakelijk. Een ontheffingsaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan drie criteria: 1) er is sprake van dwingende redenen van openbaar belang, 2) er zijn geen alternatieven voorhanden en 3) de ruimtelijke ingreep doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor een ontheffingsaanvraag moet aan alle drie de criteria worden voldaan.
Met betrekking tot beschermingsniveau 2 geldt het volgende: Op dit moment bestaat er nog geen, door het ministerie van LNV goedgekeurde, gedragscode voor een werkwijze bij ‘ruimtelijke ontwikkelingen’. Hierdoor kan nog geen gebruikt gemaakt worden van de mogelijke vrijstelling voor dier- en plantensoorten welke vallen onder beschermingsniveau 2. Dit houdt in dat op dit moment (tot op het moment dat de hiervoor benoemde gedragscode door de sector is opgesteld en goedgekeurd door het ministerie van LNV) nog altijd ontheffing moet worden aangevraagd voor:
Planten en dieren welke zijn opgenomen in tabel 2. Hiervoor moet de zogenaamde ‘lichte toets’ worden gehanteerd. Dit houdt in dat de ruimtelijke ingreep geen afbreuk mag doen aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Alle in Nederland voorkomende broedvogels. Hiervoor moet de zogenoemde “uitgebreide” toets worden gehanteerd, zoals hierboven beschreven bij beschermingsniveau 3.
Tegen deze achtergrond moet nagegaan worden of de ruimtelijke ontwikkeling die voorliggend plan mogelijk maakt, nadelige gevolgen hebben voor beschermde gebieden en/of beschermde planten en dieren in relatie tot hun natuurlijke leefomgeving. Bronnenonderzoek Natuurloket geeft informatie over de verspreiding van soortgroepen per km2 en of daarbij wettelijk beschermde soorten en/of soorten van de Rode lijst voorkomen. Het plangebied ligt geheel in km-vak 141-3982. Van dit km-vak zijn alle relevante soortgroepen niet goed onderzocht. Vaatplanten zijn slecht onderzocht, zoogdieren matig, broedvogels niet en watervogels slecht onderzocht. Naast de soortinformatie kan vanuit Natuurloket ook de begrenzing van de Habitatrichtlijngebieden en Vogelrichtlijngebieden bekeken worden. Ten zuiden van de bebouwde kom van Oisterwijk ligt het Habitatrichtlijngebied “Kampina en Oisterwijkse bossen en vennen”. Er is echter geen enkele ecologische relatie tussen het plangebied en dit beschermde natuurgebied. Er hoeft derhalve geen rekening gehouden te worden met beschermde gebieden.
1 2
De gedragscode moet door de sector of ondernemer zelf opgesteld worden. De getallen staan voor de x- respectievelijk y-coördinaat van de linker benedenhoek van het km-vak.
Flora- en Fauna onderzoeken - Baerdijk Oisterwijk
2
Gebiedskenmerken vanuit ecologisch perspectief In en rond het plangebied is het terrein grotendeels verhard. In deze stedelijke omgeving is beplanting van laanbomen aanwezig langs de verharde wegen (voornamelijk Noorse Esdoorn). In het plangebied ligt tussen Rode Brugstraat 3 en 5 een verwilderde tuin met enigszins natuurlijke begroeiing. De vegetatie bestaat uit enkele struiken, bomen en een klein verscholen grasveldje. In de tuin staan onder andere fruitbomen (pruim en appel) en is een ruige kruidenvegetatie aanwezig. Beschermde soorten Vaatplanten: Natuurloket maakt melding van 1 wettelijk beschermde vaatplant en 1 soort van de Rode lijst. Het gaat hierbij om een soort van beschermingsniveau 1 waarvoor een vrijstelling geldt. Bij de vaatplanten dekken wettelijk beschermde soorten en Rode lijst soorten elkaar niet één op één: er zijn beschermde soorten die algemeen voorkomen en bedreigde soorten die niet wettelijk beschermd zijn. De tuin gelegen tussen de nummers 3 en 5 is te klein om van betekenis te zijn voor beschermde en/of rode lijst soorten vaatplanten. Waarschijnlijk gaat de melding van een beschermde soort over een oeverplant langs de Essche Stroom, welke ten zuiden van het plangebied ligt. Conclusie: Bij het ruimtelijk plan hoeft geen rekening gehouden te worden met beschermde vaatplanten. Zoogdieren: Natuurloket maakt melding van 4 wettelijk beschermde zoogdiersoorten, waarvan 3 soorten tevens Habitatrichtlijn soorten zijn. Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten zijn wettelijk beschermd en vallen onder de Habitatrichtlijn. De twee meest algemeen voorkomende soorten zijn Dwergvleermuis en Laatvlieger. Deze soorten verkiezen gebouwen voor hun verblijfplaatsen en kolonies. Deze soorten foerageren langs bomenrijen zoals aanwezig in het plangebied. Op 9 en 10 augustus 2005 is door Adviesbureau Mertens een vleermuisinventarisatie uitgevoerd3. Doel hiervan was na te gaan of in het te slopen gebouw verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Vleermuisnesten zijn streng beschermd en bij mogelijke vernietiging dient een ontheffing ex art. 75 van de Flora en faunawet te worden aangevraagd. Het onderzoek heeft aangetoond dat in het gebouw geen vleermuizen aanwezig zijn, noch zijn er verblijfplaatsen aangetoond. Het plangebied wordt alleen door vleermuizen gebruikt als foerageerplaats. Mogelijk leven in de tuin enkele grondgebonden zoogdieren als Huismuis, Huisspitsmuis, Mol en Egel. Deze soorten vallen onder beschermingsniveau 1 waarvoor een vrijstelling geldt. Conclusie: Bij het ruimtelijk plan hoeft geen rekening gehouden te worden met beschermde zoogdieren. Vogels: Broedvogels zijn volgens de opgave van Natuurloket niet onderzocht in het km-vak waarin het plangebied ligt. Het struweel en de bomen rondom en in het plangebied bieden geschikte nestgelegenheden voor algemeen voorkomende broedvogels als Koolmees, Roodborst, Winterkoning, Ekster, Lijster, Merel, Kraai en Kauw. Alle in Nederland voorkomende vogelsoorten zijn wettelijk beschermd. Omdat er voor vogels nog geen gedragscode voorhanden is, geldt voor deze soorten de zogenaamde “uitgebreide toets” (zie beschermingsniveaus). Uit de opgave van Natuurloket blijkt dat watervogels slecht zijn onderzocht. Er wordt melding gemaakt van één soort. Deze melding gaat over de Essche Stroom welke ten zuiden van het plangebied ligt. Conclusie: Bij het ruimtelijk plan dient rekening gehouden te worden met beschermde vogels.
3
Adviesbureau Mertens. 2005. Het voorkomen van vleermuizen aan de Baerdijk 5-7 Oisterwijk. Rapport als bijlage.
Flora- en Fauna onderzoeken - Baerdijk Oisterwijk
3
Amfibieën, vissen en overige ongewervelde dieren: In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Dit betekent dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met amfibieën en vissen. Natuurloket maakt voor het betreffende km-vak echter melding van 1 wettelijk beschermde soort uit de groep overige ongewervelden. In deze groep komen onder andere kreeften, kevers en slakken voor. Hoewel niet relevant voor het plangebied, gaat de melding mogelijk over Brede geelrandwaterroofkever of Gestreepte waterroofkever. Deze soorten hebben een sterke voorkeur voor schoon oppervlaktewater. De melding zal waarschijnlijk betrekking hebben op de zuidelijk gelegen Essche Stroom en de melding geeft aan dat het oppervlaktewater mogelijk van goede kwaliteit is. Conclusie: Bij het ruimtelijk plan hoeft geen rekening gehouden te worden met beschermde amfibieën vissen en overige ongewervelden. Te verwachten effecten op soorten Bij het ruimtelijk plan is een aantal broedvogelsoorten betrokken. Omdat op dit moment nog geen, door het ministerie van LNV goedgekeurde, gedragscode voor werkzaamheden aan ‘ruimtelijke ontwikkelingen’ bestaat, zal een eventuele ontheffingsaanvraag met betrekking tot vogels beoordeeld worden volgens de “uitgebreide” toets (zie toelichting beschermingsniveaus). Een beoordeling van een ontheffingsaanvraag met betrekking tot vogels zal voor de onderhavige locatie negatief worden beoordeeld omdat niet aantoonbaar wordt voldaan aan de 3 beschreven toetsingscriteria (zie voor toetsingscriteria beschermingsniveaus). Als gevolg hiervan kunnen de voorgenomen plannen alleen doorgang vinden indien deze op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat geen overtredingen van de Flora- en faunawet plaatsvindt met betrekking tot vogels. Om aan deze eis te voldoen zullen ten minste de volgende maatregelen in acht moeten worden genomen:
Alle werkzaamheden die broedende vogels binnen het plangebied op enigerlei wijze kunnen verstoren, dienen buiten het broedseizoen (april – september) uitgevoerd te worden. Om het broeden van vogels in het plangebied te voorkomen tijdens de bouwwerkzaamheden, dienen de mogelijke broedplaatsen van de verschillende aanwezige vogelsoorten voor aanvang van het broedseizoen (begin april) als zodanig ongeschikt gemaakt te worden. Dit kan door struiken en bosjes welke verwijdert gaan worden voor het bouwplan al voor aanvang van het broedseizoen te verwijderen. Daarnaast zal het plangebied tot aanvang van de bouwwerkzaamheden geregeld gecontroleerd moeten worden op broedende vogels en moet het broeden voorkomen worden.
Ter voorkoming van overtreding van de Flora- en faunawet met betrekking tot vogels dienen ten minste bovengenoemde voorwaarden in acht genomen te worden. Daarnaast mag aangenomen worden dat alle in het plangebied voorkomende vogelsoorten voldoende mobiel zijn om, buiten het broedseizoen, bij ‘dreigende verstoring’ zich te verplaatsen naar beschikbaar geschikt habitat in de directe omgeving. Om deze reden zal bij werkzaamheden buiten het broedseizoen geen overtreding van de verbodsartikelen 8 tot en met 12 van de Flora en faunawet met betrekking tot vogels plaatsvinden en is een ontheffing niet noodzakelijk. Ontheffing en zorgplicht. Bij het ruimtelijk plan zijn mogelijk een aantal soorten (zoogdieren) betrokken welke onder beschermingsniveau 1 vallen. Voor deze soorten geldt dat een ontheffing niet meer noodzakelijk is. Voor deze soorten geldt echter nog wel de algemene zorgplicht. Artikel 2 van de Flora- en fau-
Flora- en Fauna onderzoeken - Baerdijk Oisterwijk
4
nawet schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna achterwege moeten blijven. De Floraen faunawet die zich richt op soortenbescherming kent geen compensatieplicht. Op grond van artikel 2 (die de algemene zorgplicht regelt) moet schade aan soorten zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt.
Update Flora en Fauna onderzoek (2009) Er is een update uitgevoerd van de reeds uitgevoerde natuurtoets (BRO, 2005). Hiervoor is op 20 januari 2009 de projectlocatie opnieuw bezocht. Daarnaast is bekeken of de opgevoerde gegevens en uitspraken over de ter zake doende wetgeving en planologie nog up-to-date zijn. In aanvulling op de oude natuurtoets van 2005 is in de volgende paragraaf een aanvulling gedaan. Insecten Bij het bezoek van de projectlocatie viel op dat in de voegen van de muur aan de zijde van de Baerdijk een groot aantal gaatjes voorkwamen. Deze gaatjes zijn door solitaire bijen gegraven als nest- en broedholte. De zachte kalkmortel van de voegen in combinatie met de ligging van de muur creëren voor solitaire bijen een geschikt microklimaat. Ongeveer de helft van de in Nederland voorkomende solitaire bijen staat op de Rode lijst. Dit wil zeggen dat ondanks het ontbreken van een zwaardere beschermingsstatus middels de Flora- en faunawet, er een nadrukkelijke zorgplicht voor deze soorten geldt. De aanwezigheid van zeldzame soorten versterkt de mate waarin deze zorgplicht geldt. Op basis van het onderzoek zijn er meerdere oplossingsrichtingen mogelijk: 1. Behoud van de muur in huidige staat, waarbij de duurzaamheid gewaarborgd wordt; 2. Behoud van de muur tot een bepaalde tijd, in combinatie met het voegen van het nieuwe gebouw met zachte kalkmortel en een controleonderzoek of aan de zorgplicht is voldaan; 3. Behoud van een deel van de muur tot een bepaalde tijd in combinatie met het voegen van het nieuwe gebouw met zachte kalkmortel en een controleonderzoek of aan de zorgplicht is voldaan; 4. Sloop van de muur, indien er in de omgeving voldoende mogelijkheden voor hervestiging aanwezig zijn. Conclusie Met het oog op de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, heeft de vierde optie, namelijk de sloop van de betreffende muur, de voorkeur. Wanneer in de directe omgeving voldoende mogelijkheden zijn voor aanwezige bijen, heeft de sloop van de muur geen invloed op de huidige staat van instandhouding en wordt voldaan aan de algemene voorwaarden van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkeling.
Flora- en Fauna onderzoeken - Baerdijk Oisterwijk
5
Update Flora en Fauna onderzoek (2011) Insecten Op basis van beeldmateriaal4 en een aanvullend veldbezoek5 (waarbij een ronde door de wijk gelopen is) is een beoordeling gemaakt van de mogelijkheden in de directe omgeving. In de directe omgeving van de projectlocatie zijn meerdere geschikte gebouwen en bomen, daarnaast zijn er voldoende groene beplantingen aanwezig. Rondom het plangebied staan meerdere gebouwen met kleine openingen in de voegen van de muur en/of open stootvoegen. Er zijn daarnaast meerdere bloemrijke tuinen aanwezig. De sloop van de betreffende muur zal daarom naar verwachting geen negatieve gevolgen hebben voor de gunstige staat van instandhouding. In het kader van de Zorgplicht is het van belang om aanwezige diersoorten de mogelijkheid te geven het projectgebied te ontvluchten, waarmee het doden van diersoorten voorkomen wordt. Vleermuizen Er bestaat geen algemene regel voor de geldigheidsduur van flora- en faunaonderzoeksgegevens. Dit is voornamelijk afhankelijk van de mate waarin functies en beheermaatregelen in het plangebied gewijzigd zijn en de mate waarin de omgeving gewijzigd is. Als vuistregel wordt een geldigheidsduur van 3 tot 5 jaar aangehouden. Het plangebied is op 9 en 10 augustus 2005 voor het laatst onderzocht door Adviesbureau Mertens. Doel van dit onderzoek was na te gaan of in het te slopen gebouw verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig waren; het onderzoek had aangetoond dat in het gebouw geen vleermuizen aanwezig zijn, noch zijn er verblijfplaatsen aangetoond. Tijdens het veldbezoek in 2011 is bekeken of deze onderzoeksresultaten nog actueel zijn. Er is gelet op de aanwezigheid van potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen (holtes in bomen en schuilplaatsen in bebouwingen). Vanuit het beeldmateriaal en visuele waarneming is duidelijk dat er geen bomen in het plangebied staan die zouden kunnen dienen als verblijfsplaats voor vleermuizen. Tevens is te zien dat er in de te slopen bebouwing niet of nauwelijks invliegopeningen aanwezig zijn. Verder vormt het gebied door de ligging geen ‘lijnstructuur’ waar als vliegroute van gebuikt gemaakt wordt door vleermuizen. Ten finale zal bij de sloopvergunning een check plaatsvinden of er vleermuizen aanwezig zijn. Conclusies De conclusies van de natuurtoets uit 2005 wat betreft vaatplanten, grondgebonden zoogdieren, vissen, amfibieën, reptielen en ongewervelde diersoorten zijn nog steeds van toepassing. Ten aanzien van het voorkomen van solitaire bijen in een muur aan de zijde van de Baerdijk, dient de Zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet) in acht genomen te worden; de initiatiefnemer dient zorg te dragen dat eventueel aanwezige diersoorten kunnen vluchten en niet onnodig tijdens de werkzaamheden gedood worden.
4 5
Beeldmateriaal door BRO, d.d. 20 januari 2009. Veldbezoek door BRO, d.d. 28 juni 2011.
Flora- en Fauna onderzoeken - Baerdijk Oisterwijk
6