Flex-Loader Generation III Gebruikshandleiding

www.amphitec.com

Flex-Loader Generation III Gebruikshandleiding Version aug-12 2010 Gebruikershandleiding Flex-Loader versie aug-12

1

Gebruikershandleiding Flex-Loader versie aug-12

3

1

Algemene Informatie

2

Bediening & veiligheid

3

Onderhoud

4

Technische gegevens

5

Hydrauliek

6

Pneumatiek

7

Elektrische installatie

8

Storing

9

Onderdelenlijst

1 Algemene informatie

Inhoud hoofdstuk algemene informatie

1.1 Fabrikant 1.2 Garantie 1.3 CE Markering


1.1 Fabrikant Adres kantoor en werkplaats: Amphitec BV Veersedijk 75 3341 LL Hendrik Ido Ambacht Nederland Tel.: Fax.: Internet: E-mail: Managing Director: Technical Director: Verkoop: Service:

+31-(0)78-6849476 +31-(0)78-6849477 http://www.amphitec.nl [email protected] ing. Dhr. Peterpaul du Buisson ing. Dhr. John C.M. Haesakkers Dhr. Alain de Visser Dhr. Frank Kramer Dhr. Koert van Velzen

[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]

1.2 Garantie Amphitec BV garandeert de machine tot 12 maanden na afleverdatum. Garantie beperkt zich tot materiaal en constructiefouten. Amphitec BV is in voorkomende gevallen gehouden aan reparatie of vervanging in haar werkplaats in Hendrik Ido Ambacht. (volgens de leveringsvoorwaarden zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel in Rotterdam onder nummer 24325474, gedateerd 10-12-2006) Garantie wordt verleend na beoordeling van het defect door Amphitec BV.


4


1.3 CE Markering EG Verklaring van overeenstemming (Volgens Bijlage II A van de Machinerichtlijn, 2006/42/EG) Wij, Amphitec B.V., Veersedijk 75, 3341 LL, Hendrik Ido Ambacht, Nederland verklaren geheel onder eigen verantwoordelijkheid dat de machine:

Flexloader® Generation III waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de bepalingen van de volgende richtlijnen: 89/392/EG, 91/368/EG, 93/44/EG, 93/68/EG, 97/23/EG en in overeenstemming is met de volgende normen of andere normatie documenten: NEN-EN 292-2 $5.5.1a/6.2.3/3.1/3.2/3.7/3.8/6.2.5/3.3, NEN-EN 287, NEN-EN 4871, NEN-EN 1050, NEN-EN 418, NEN-EN-ISO 12100, NEN-EN-IEC 60204-1, NEN-EN 982, NEN-EN 983, NEN 1012-1, NEN-EN 1012-2, NEN-EN 1679-1 en is voldaan aan de verplichtingen, voortvloeiend uit Bijlage IV van de machinerichtlijn.

Hendrik Ido Ambacht, 03 August 2012

ing. John C.M. Haesakkers, Technical Director


5

2 Bediening en veiligheid

Inhoud hoofdstuk bediening en veiligheid

2.1 Algemene waarschuwingen betreffende veiligheid 2.2 Afzetten van de machine 2.3 Transport van de machine 2.4 Positioneren van de machine voor aanvang van de werkzaamheden 2.5 Bediening/werken met de machine 2.5 a Instrumenten en bedieningspaneel (opstarten/zuigen) 2.5 b Instrumenten en bedieningspaneel (blazen) 2.5 c Opstarten 2.5 d Bediening van het filterluik 2.5 e Zuigen van droge stoffen 2.5 f Zuigen van vloeistoffen 2.5 g Tank leeg blazen 2.5 h Tank leeg kippen 2.5 i Tank legen met vloeistoffen 2.5 j Inschakelen van de zuigarm 2.5 k Bedienen van de zuigarm


6


2.1 Algemene waarschuwingen betreffende veiligheid Δ Indien u dit teken in de tekst ziet is er sprake van een gevaar of een waarschuwing. Δ Indien er aan de machine defecten ontstaan of indien er sprake is van beschadigingen aan (druk)dragende delen, dienen deze te worden verholpen alvorens de machine weer in gebruik te nemen. Δ De machine bestaat uit samengebouwde mechanische componenten, met elektrische, pneumatische en hydraulische onderdelen, elk van deze met zijn eigen eigenschappen en karakteristieke bewegingen. Omdat sommige delen automatisch bewegen en andere delen op commando door op een knop te drukken of een handel te bedienen, is het erg belangrijk dat de operator bekend is met de gevaren die kunnen ontstaan door het verrichten van die handelingen. Mogelijke gevaren bij het gebruik van de machine die steeds weer in overweging dienen te worden genomen bij de bediening zijn: - stijging van druk in de tank en de aan de tank verbonden drukdragende delen - vacuüm in de tank en de aan de tank verbonden vacuümdragende delen - stijging van temperatuur door verbrandingprocessen in de motor of door compressie van lucht in de tank of in het luchtsysteem van de motor - daling van temperatuur door expansie van lucht - knelgevaar door bewegende delen, pneumatische kleppen die open en dicht gaan, hydraulisch bediende delen die open en dicht gaan of omhoog en omlaag. - zwaartepuntveranderingen door het uitkippen of zakken van een al dan niet beladen tank. - brandgevaar door het in brand raken van motorbrandstof bij lekkage - brandgevaar door kortsluitingen, als een kabel door externe oorzaak beschadigd raakt De machine mag uitsluitend worden gebruikt in goede technische toestand, volgens de veiligheidsvoorschriften en richtlijnen in de handleiding. Uitsluitend hiervoor geïnstrueerd personeel mag de installatie bedienen. Toegestaan is het transporteren, zuigen en blazen van niet gevaarlijke stoffen. Δ Bij gebruik van niet originele reserve onderdelen kan de veiligheid in geding komen. Het is daarom niet toegestaan om reserve onderdelen toe te passen die niet origineel zijn. Δ Een beschadigd filter (hoofdfilter of veiligheidsfilter) heeft tot gevolg dat opgezogen stof het milieu ingeblazen wordt. Het filter dient terstond te worden vervangen bij beschadiging.


7


2.2 Het op en afzetten van de machine De machine kan op de volgende manieren worden open afgezet: -

Optillen met een kraan. Op de machine zijn twee hijsogen gemonteerd aan de achterzijde van de tank en één op de omkasting aan de voorzijde. Optillen alleen met daarvoor geschikt en indien nodig gecertificeerd materiaal en inachtneming van de vereiste veiligheden. Het hijsoog op het achterdeksel is niet berekend om de installatie mee op te tillen. (Enkel voor de demontage van het achterdeksel).

-

Optillen met een zogenaamde haakarmwagen of met optrekkabbel. De te gebruiken wagen dient geschikt te zijn voor het gewicht en de lengte van de machine.

-

Een vorkheftruck met voldoende capaciteit, via de heftrucksleuven aan de onderzijde van de machine.

Δ De tank mag tijdens optillen niet geladen zijn, er kan dan schade ontstaan aan de hefpunten en / of de gehele dragende constructie zelf. Gebruikershandleiding Flex-Loader versie aug-12

8


Het gewicht van de lege machine: - 9500 kg voor een standaard machine. - tot 11000 kg voor een machine met hydraulische zuigarm boven op de tank en met alle opties. Tijdens het verplaatsen van de Flex-Loader dient u voorzichtig te werk te gaan. Bekijk of de omgeving vrij is voor het afzetten of opzetten van de Flex-Loader. Maak, indien noodzakelijk, gebruik van een afzetting rondom de machine die de veiligheid voor omstanders waarborgt. Realiseert u zich dat u een machine verplaatst en geen container. Door de machine roekeloos te dumpen op een harde ondergrond kan de machine ernstige schade oplopen. De maximale versnelling of vertraging van de massa mag in geen geval 8 m/s2 overschrijden. Dit is te vergelijken met voluit remmen wanneer de machine op een vrachtwagen of oplegger gemonteerd is.


9


2.3 Transport van de machine De Flex-Loader kan worden getransporteerd en gebruikt op vele mogelijke manieren. Denk daarbij steeds aan de volgende zaken: Δ Het vervoermiddel dient geschikt te zijn voor het gewicht van de machine en voor de krachten die worden overgebracht op de bevestigingspunten van het transportmiddel. Algemeen kan worden gesteld dat de machine berekend is om te worden getransporteerd inclusief 16 ton tanklading en toebehoren, tot een maximum totaal gewicht van 28 ton. Het transportmiddel dient dit gewicht te kunnen dragen en de krachten op de overdrachtspunten te kunnen weerstaan. Δ Indien u het vervoermiddel tevens gebruikt tijdens werken met de machine, dient u ervoor te zorgen dat de machine vlak (waterpas) opgesteld wordt, op een harde ondergrond. Het onderstel dient hiervoor geschikt te zijn. Indien de machine niet vlak opgesteld wordt bestaat er gevaar voor omvallen, olieverbruik van de pomp en/of motor. Eenmaal aangevangen olieverbruik aan de pomp is onomkeerbaar waardoor revisie noodzakelijk wordt. Δ Indien u het vervoermiddel tevens gebruikt tijdens kippen van de machine, dient u er rekening mee te houden dat bij uitkippen van de tank en openen van het achterdeksel er veranderingen zullen optreden m.b.t. de plaats van het zwaartepunt. Het te gebruiken transportmiddel dient dusdanig te zijn uitgerust dat het de krachten die optreden door deze verplaatsingen goed kan opvangen (afstempelen), binnen de normaal geldende technische grenzen. De afstand vanaf het hart van de achterste as tot aan het draaipunt van de tank bepaalt de belasting op die as en is bij elk voertuig verschillend. Indien de tank volledig wordt uitgekipt met volle belading, zal het zwaartepunt zich in zulke voorkomende gevallen volledig boven die achterste as bevinden, of zelfs daarachter, volledig afhankelijk van hoe de drager is vormgegeven. Het transportmiddel dient ook in dit soort voorkomende gevallen geschikt te zijn voor het dragen van de krachten die dan ontstaan. Het oppervlak waarop de gehele machine wordt opgesteld dient geschikt te zijn voor het dragen van de optredende krachten.


10


Amphitec Flex-Loader op een 2 assige trailer

Amphitec Flex-Loader op 2 assige container oplegger

Amphitec Flex-Loader getakeld door een kraan

Amphitec Flex-Loader op 4 assige haakarmwagen

Amphitec Flex-Loader op de grond

Amphitec Flex-Loader op 6x4 chassis met 20ft container frame


11

2 Bediening en veiligheid 2.4 Positioneren van de machine voor aanvang van de werkzaamheden Als de machine geplaatst wordt als zelfdragende unit op de grond, houd dan rekening met de volgende belangrijke voorwaarden: -

Plaats de machine op een (ver)harde vlakke ondergrond die het gewicht van de unit inclusief lading kan dragen, ook in uitgekipte toestand. De krachten in uitgekipte toestand veroorzaakt door lading staan vrijwel volledig op het kipdraaipunt van de tank. De kracht bestaat uit het eigengewicht van de tank en de eventuele lading. Dit totaalgewicht kan tot en met 20 ton bedragen.

Δ Het risico van een machine die niet vlak opgesteld staat is dat de machine omvalt, met alle gevolgen van dien. Om die reden dient men er voor te zorgen dat de machine te allen tijde vlak/horizontaal opgesteld staat. Δ Indien de machine gebruikt wordt op een transportmiddel, dienen aan dezelfde eisen te worden voldaan alsof de machine op de grond staat. Met andere woorden, de machine moet te allen tijde vlak en stabiel opgesteld worden!


12


2.5 Bediening/werken met de machine 2.5 a Instrumenten en bedieningspaneel (opstarten/zuigen) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

Contactslot Motor gegevens Motor toerental (RPM) omhoog Motor toerental (RPM) omlaag Diagnose stekker Caterpillar Controlelampje motor uit Controlelampje motor storing Controlelampje motor oliedruk te laag 9. Controlelampje te laag motor toerental 10. Controlelampje koude start 11. Temperatuurdisplay pomp 12. Reset knop voor pomp nadat maximum temperatuur van 140 ̊ behaald is. 13. Vacuüm meter 14. Controlelampje volle tank 15. Controlelampje filterkamer vol 16. Knop overbrugging niveaumelder 17. Knop start en stop zuigen 18. Knop noodstop 19. Controlelampje noodstop 1 of 2 is ingeschakeld 20. Schakelaar afstandbediening aan/uit 21. Schakelaar zwaailamp aan/uit 22. Schakelaar werklamp aan/uit 23. Kippen/dalen tank 24. Openen/sluiten achterdeksel 25. Ontgrendelen/vergrendelen deksel 26. Openen/sluiten filterluik 27. Bediening externe zaken Figuur 1 bedieningspaneel opstarten en zuigen


13


2.5 b Instrumenten en bedieningspaneel (Blazen)

Dit bedieningspaneel bevindt zich aan linkerzijkant van de machine bij de achterzijde van de slangenbak. 1. Knop start/stop blazen 2. Knop noodstop 3. Elektrische aansluiting 24 Volt

Figuur 2 bedieningspaneel blazen


14


2.5 c Opstarten

Beoordeel of de machine correct is opgesteld zoals beschreven in de voorgaande hoofdstukken. Kijk de machine na op schades tijdens transport. Open de powerunit via de deuren aan de voorkant.


15

2 Bediening en veiligheid Controleer vervolgens navolgende zaken: 1) Het olieniveau van de blower 2) Het olieniveau van de motor 3) Het olieniveau van de hydrauliektank 4) Het koelwaterniveau. 5) Of er voldoende brandstof (dieselolie) aanwezig is in de brandstoftank. Kijkglazen olieniveau blower, aan twee kanten van de pomp.

Zoals rechts in de afbeelding van boven naar beneden: Kijkglas hydrauliek niveau. Brandstof niveau in de kop van de tank. Motoroliedruk controlelamp op bedieningspaneel. Batterij hoofdschakelaar.

6) Sluit het aardingshaspel aan op een geschikt punt op de werklocatie. Gedurende alle voorkomende werkzaamheden (zuigen, blazen, kippen, etc.) dient het aardingshaspel aangesloten te blijven. Het loskoppelen van het haspel dient de laatste handeling te zijn voordat de installatie verplaatst wordt. 7) Schakel de hoofdschakelaar van de batterijen in. (zie voorgaande afbeelding) 8) Open het bedieningspaneel. 9) Start de motor door de contactsleutel om te draaien en laat de motor warmdraaien, alvorens die te belasten. De machine is gereed om aan het werk te gaan. Gebruikershandleiding Flex-Loader versie aug-12

16


2.5 d Bediening van het filterluik De filterkamer is van de product tank gescheiden door middel van het filterluik. De filterkamer kan door middel van het openen van het filterluik leeg gekipt worden. Tijdens het zuigen van zowel drogestoffen als vloeistoffen dient het filterluik gesloten te zijn. Bediening van het hand bediende filterluik: Met een filterluik dat manueel te sluiten is, is het raadzaam om het luik te sluiten zonder deze te vergrendelen. Bij het lossen door de tank te kippen zal het product uit de filterkamer wegvloeien. Bij het zuigen van vloeistoffen dient het luik echter altijd gesloten en vergrendeld te zijn! Bediening van het hydraulisch bediende filterluik: Bedien de hendel in de bedieningskast bij “filterluik” om het lui te openen of te sluiten. Aan de linkerzijde van de machine is een controle inrichting voorzien om te controleren of het luik geopend of gesloten is.

Afbeelding 1 Controle openen/sluiten filterluik


17

2 Bediening en veiligheid 2.5 e Zuigen van droge stoffen 1) De tank dient volledig omlaag staan. 2) Sluit een geschikte slang aan op een zuigaansluiting (aan de linker zijkant, de zuigarm of aan het achterdeksel). 3) Voor goede zuigkracht:  Kies een geschikte slangdiameter, passend bij het te zuigen materiaal en het pomptoerental  Gebruik dezelfde diameter zuigslang over de gehele lengte.  Gebruik geschikte slang, slijtsbestendig en vacuümvast.  Zorg voor luchtdichte koppelingen  Gebruik zo min mogelijk koppelingen, dus zo lang mogelijke slanglengtes Motortoeren 1200 – 1800 rpm 1500 – 2400 rpm

slang diameter 5” 6”

Lichter materiaal vraagt om minder motortoeren dan zwaarder materiaal.


18


4) Sluit de kleppen op het achterdeksel:  Vlinderklep 1, 2 en 3  De schuifafsluiter  Sluit de kogelkraan in de blaas aansluiting. Om een klep te sluiten, dient de hendel in het algemeen haaks op de leiding te staan.

1 Vlinderklep 1 2 Vlinderklep 2 3 Vlinderklep 3 4 Luchtverdeelklep 5 Terugslagklep 6 Aansluitingen t.b.v. reinigen woelbodem 7 Kogelkraan 8 Schuifafsluiter

5) Druk in de bedieningskast twee seconden op de groene startknop “zuigen” om het zuigen te starten. De lamp in de knop blijft branden als het zuigen gestart is. 6) Controleer het vacuüm op de vacuümmeter met een nog ongevulde slang. Als het vacuüm hoger is dan 0,2 bar, dan is de weerstand in de zuigslang te hoog, de slang is waarschijnlijk te klein, of het toerental te hoog. Als de weerstand in orde is, moet het zuigen nu prima verlopen!!


19


Belangrijk voor optimale werksnelheid: zuig altijd voldoende valse lucht mee. De valse lucht draagt het ingezogen materiaal en voorkomt verstoppingen. Probeer het vacuüm niet hoger te laten oplopen dan 0,6 .. 0,7 bar, anders zal er geen materiaaltransport meer plaats vinden. De vullingsgraad van de tank is begrensd:  

Door de technisch toelaatbare aslasten van een vrachtwagen bij het rijden op een fabrieksterrein buiten de openbare weg voor zover dit toegestaan is. Door het toelaatbare laadvermogen met bijbehorend wettelijk totaalgewicht van de vrachtwagen bij het rijden op de openbare weg.

Zuigen stoppen: 1) 2) 3) 4) 5)

Haal de slang uit het materiaal en wacht tot het vacuüm weg is uit de tank. Druk de stopknop in de bedieningskast. Verlaag het toerental tot stationair. Laat de motor even afkoelen alvorens die met de sleutel uit te schakelen. Koppel het aardingshaspel los van het aardingspunt op de werklocatie.


20


2.5 f Zuigen van vloeistoffen 1) De tank dient volledig omlaag staan. 2) Sluit een geschikte slang aan op een zuigaansluiting (aan de linker zijkant, de zuigarm of aan het achterdeksel). 3) Voor goede zuigkracht:  Zorg voor luchtdichte koppelingen  Gebruik zo min mogelijk koppelingen, dus zo lang mogelijke slanglengtes  Kies een geschikte slangdiameter, passend bij het te zuigen materiaal en het pomptoerental (Houd het pomp toerental laag! Ca. 1200rpm). 4) Het luik tussen tank en filter moet waterdicht worden gesloten! 5) Controleer de niveauschakelaars in tank en filterkamer op juist functioneren. Dit door het achterdeksel te openen, de machine te laten zuigen en in de tank de niveaumelder met de hand beet te pakken. De machine stopt nu het zuigen. Indien dit niet het geval is, functioneren de niveaumelders niet. Voor de zuigwerkzaamheden dienen de niveaumelders hersteld te worden. 6) Druk in de bedieningskast twee seconden op de groene knop “zuigen” om het zuigen te starten. De lamp in de knop blijft branden als het zuigen gestart is. 7) Wees voorzichtig indien de slang in de vloeistof wordt gestoken. De tank vult zich, afhankelijk van de viscositeit van de vloeistof, binnen een minuut volledig. De vullingsgraad van de tank is begrensd:  

Door de technisch toelaatbare aslasten van een vrachtwagen bij rijden op een fabrieksterrein buiten de openbare weg voor zover dit toegestaan is. Door het toelaatbare laadvermogen met bijbehorend wettelijk totaalgewicht van de vrachtwagen bij het rijden op de openbare weg.

Zuigen stoppen 1) 2) 3) 4)

Haal de slang uit het materiaal en wacht tot het vacuüm weg is uit de tank. Druk de stopknop in de bedieningskast. Verlaag het toerental tot stationair. Laat de motor even afkoelen alvorens die met de sleutel uit te schakelen.


21

2.5 g Tank leeg blazen (droge stoffen) Δ Alleen droge stoffen kunnen worden geblazen. Het blazen van vloeistoffen is niet mogelijk en zal de machine ernstig kunnen beschadigen !! 1) Open de kleppen 1, 2 en 3 en de kogelkraan op het achterdeksel. 2) Draai de handel van de “luchtverdeelklep” naar 6 uur. 3) Sluit een slang aan op de blaasopening met een geschikte drukvaste koppeling. Sluit een geschikte slang aan van dezelfde diameter over het hele traject. 4) Start de machine op. 1 Vlinderklep 1 2 Vlinderklep 2 3 Vlinderklep 3 4 Luchtverdeelklep 5 Terugslagklep 6 Aansluitingen t.b.v. reinigen woelbodem 7 Kogelkraan 8 Schuifafsluiter 9 Blaasaansluiting

5) Kies een geschikt toerental, meestal 1300 rpm bij 5” slang. 6) Druk op de groene drukknop op het bedieningspaneel aan de linker achterzijde van de machine (symbool met de olifant) om het blazen te starten. 7) Bepaal de weerstand, bij voorkeur minder dan 0,25 bar.


22


8) Kip de tank uit totdat het te verblazen materiaal in het deksel vloeit om weggeblazen te kunnen worden. De hendel voor het kippen van de tank bevindt zich in de bedieningskast. 9) Draai de “luchtverdeelklep” naar de stand twee uur. Het materiaal moet nu geleidelijk gaan vloeien door de slang. Eventueel bijstellen door de luchtverdeelklep te verdraaien. Ieder product heeft zijn eigen instelling. 10) Stop het blazen door de luchtverdeelklep naar de stand 6 uur te draaien en sluit de kogelkraan. 11) Wacht tot de slang leeg is. Druk vervolgens op de stopknop blazen op het bedieningspaneel aan de linker achterzijde van de machine.


23


2.5 h Tank leegkippen Met behulp van de schuifafsluiter: 1) Kip de tank uit via de hendel in de besturingskast. 2) Bedien de knop van de schuifafsluiter aan de achterzijde van de machine om de schuifafsluiter te openen en te sluiten.

Door het achterdeksel te openen: 1) Indien de machine voorzien is van een zuigarm, manoeuvreer deze dan eerst weg bij het achterdeksel. Voor de bediening van de zuigarm wordt verwezen naar paragraaf 2.5i en 2.5j 2) Ontgrendel het achterdeksel door de knevels te bedienen via de hendel in de besturingskast. 3) Open het achterdeksel volledig via de hendel in de besturingskast. 4) Kip de tank uit via de hendel in de besturingskast. Δ Het is niet toegestaan het achterdeksel van de tank te openen op het moment dat de tank gekipt is.


24


2.5 i Inschakelen van de zuigarm Δ Gedurende de zuigwerkzaamheden met de zuigarm, dient het filterluik gesloten te zijn. Het opgezogen materiaal zal anders op het geopende filterluik vallen. Het filterluik is hier niet op berekend. 1) Schakel de bediening van de afstandsbediening in door de schakelaar op het bedieningspaneel om te zetten. 2) Controleer of de rode noodknop (afgebeeld in figuur 2, met nummer 4 ) op de afstandbediening uitgetrokken staat. Zoniet, trek deze dan voorzichtig naar buiten. 3) Draai de zwarte knop (afgebeeld in figuur 1, met nummer 1 ) naar rechts. Wanneer de knop ingeschakeld is onstaat er een geluids toon. Wanneer de toon stopt drukt u de groene knop (afbeelding 1, nummer 2) in. De groene LED gaat knipperen en de afstandbediening is ingeschakeld. De zuigarm is nu klaar voor gebruik.

Afbeelding 1 Rechterzijde van de afstandbediening

Afbeelding 2 voorkant van de afstandbediening

Figuur 1 voorkant afstandbediening zuigarm


25


2.6 j Bedienen van de zuigarm Start het zuigen door het toerental te verhogen (Afbeelding 2, nummer 1) en de groene knop in te drukken (afbeelding 2, nummer 2). Start the suction by increasing the engine speed (picture 2, button number 1) and press the green button suction (picture 2 number, 2).

Afbeelding 1 zuigarm

Afbeelding 2 afstand bediening

1) Rond draaien: beweeg joystick 5 afbeelding 2 naar links of rechts. 2) De arm op en neer bewegen door het bedienen van de 1e cylinder (afbeelding 1, nummer 2): Beweeg joystick 5 (afbeelding 2) naar voren of naar achteren. 3) De arm op en neer bewegen door het bedienen van de 2e cylinder (afbeelding 1, nummer 3): Beweeg joystick 6 (afbeelding 2) naar voren of naar achteren. 4) De arm op en neer bewegen door het bedienen van de 2e cylinder (afbeelding 1, nummer 4): Beweeg de joystick 6 (afbeelding 2) naar links of rechts.


26

3 Onderhoud 4 Technische gegevens

3.1   3.2

Dagelijks Blower olieniveau controleren, aan de linker en rechter zijde van de pomp. (De machine moet hiervoor waterpas staan !!) Indien nodig olie bijvullen. De pomp hoort echter geen olie te verbruiken. Water uit de luchtketels aflaten vloeien (2 stuks in de unit).

  

Wekelijks Alle smeerpunten nalopen en smeren met lagervet (EP-2) o Achterdeksel cilinder 1x o Knevels achterdeksel 6x o Scharnierpunt achter 2x o Draaibocht achter 1x o Kipcilinder 4x o Scharnierpunt deksel filterkamer 1x o Zuigarm (Indien aanwezig) bij iedere knik en bij draaikrans Bekijk het niveau van de hydraulische olie. Het niveau hoort halverwege het peilglas te zijn. Vul indien nodig olie bij van het soort minerale hydraulic oil, N32. Check de vlinderkleppen op functioneren Check de filterweerstanden (maximale weerstand niet meer dan 0,1 bar) Check de schone zijde van het hoofdfilter door het filterdeksel te openen Eventueel direct repareren Check de aanzuigstukken in de tank op slijtage, eventueel direct repareren Check de niveauschakelaars in tank en filterkamer op goede werking Check op loslopende bouten in de machineruimte



Elk half jaar Wissel het patroon van de luchtdroger.

  

Elk jaar Vervang de blowerolie, volsynthetisch motorolie 5W40 Vervang de filterzakken en het veiligheidsfilter Vervang het hydraulische retourfilter



   

3.3

3.4

3.5  

Elke 5 jaar Vervang de hydraulische olie, minerale olie N32 Reviseer de blower preventief. Neem contact op met Amphitec BV voor een aanbieding.

Bijlagen: Caterpillar motor handleiding


27

Inhoud hoofdstuk technische gegevens

4.1 Algemeen 4.2 Dieselmotor 4.3 Blower 4.4 Tankontwerp 4.5 Filtersysteem 4.5 a Open hoofdfilter uitvoering voor droge stoffen 4.5 b Gesloten hoofdfilter uitvoering voor droge stoffen en vloeistoffen 4.5 c Filterpakket 4.5 d Veiligheidsfilter 4.5 e Testen van filters 4.5 f Testen van het complete filter 4.5 g Testen van het veiligheidsfilter Bijlagen: o o o o

Caterpillar operating and maintance manual C4.4 and C6.6 Electrical and electronic installation guide AMPHITEC VORTEX 8000 Blower Maintanance manuel (1-2007) JUMO digital indicators operating instructions B70.1530.0


28

4 Technische gegevens

4.1 Algemeen De hoofdcomponenten van de Flex-Loader zijn de blower en dieselmotor, compleet met geluiddempers en een kippende tank met een ingebouwd filtersysteem. Daarbij optioneel opgebouwde onderdelen als een zuigarm boven op de tank, hogedruk reinigingspomp, radiografische afstandbediening, etc. De delen zijn samengebouwd met buis, koppelingen en elektrische, pneumatische en hydraulische componenten op een zelfdragen 20ft. Container subframe. Materiaal Filterkamer inhoud Tank inhoud Tankdiameter Lengte Hoogte Blower Besturing

: : : : : : : :

SS304 – S235JR – S265JR – S355JR 1,5 m3 12,0 m3 2000 mm ca. 7000 mm ca. 2600 mm Amphitec Vortex 8000 Relais, 24 VDC, hydrauliek, pneumatiek

4.2 Dieselmotor Caterpillar C6.6 ACERT® 151 kW, 6 cylinder, common-rail fuel injection Emissiewaarden : voldoet aan Tier 3 (USA), Stage IIIA (Europe) Vermogen : 151 kW @ 2400 rpm 4.3 Blower

Amphitec Vortex® 8000 High Vacuum blower, direct aan de motor gemonteerd middels een volrubber superelastische koppeling. Bereik met motor : 1200 – 2400 rpm Max. Vacuum : 100 mbar (a) of lager Overdruk : 2 bar (a) continu, 2,2 bar (a) intermitterend


29


4.4 Tankontwerp De tank is ontworpen voor 0 bar (a) vacuum en 2,2 bar (a) druk, volgens de rekenregels zoals in de Europese geharmoniseerde norm voor drukvaten (97/23/EG). Amphitec BV’s Quality Control System is gecertificeerd door TÜV Süd en geregistreerd onder nummer DGR-0036-QS-848-10. Veranderingen aan de tankwand of de aan de tank opgebouwde componenten is niet toegestaan en potentieel gevaarlijk, wanneer niet eerst beoordeeld en uitgevoerd door Amphitec BV. 4.5 Filtersysteem Het filtersysteem heeft twee belangrijke hoofdfuncties: - Het opgezogen stof blijft achter in de filterkamer en wordt niet in het milieu teruggeblazen - Het beschermt de blower tegen schade door vastlopen door stof in de transportkamer van de blower. Omdat het filter zo belangrijk is, is er ook een veiligheidsfilter geplaatst tussen hoofdfilter en blower. In het geval dat het hoofdfilter lekt, zal de blower steeds beschermd blijven door het veiligheidsfilter. Δ Als gedurende het zuigen de zuigkracht afneemt aan het slanguiteinde, is het mogelijk dat de weerstand over het filter te hoog is geworden (filter verstopt). Stop in dit geval onmiddellijk met zuigen. De zuigkracht van de blower is namelijk zo groot, dat het filter in dergelijke gevallen kapot gezogen kan worden. Voorkomen is in zo’n geval beter dan genezen. Het vervangen van de filterzakken is niet goedkoop, daarentegen het reinigen door omkeerspoeling of met water is eenvoudig. Δ Als gedurende het zuigen er stof uit de uitblaasopening van de blower treedt, stop het zuigproces dan onmiddellijk. Zowel het hoofdfilter als het veiligheidsfilter zijn dan beschadigd. Beiden dienen eerst te worden vervangen alvorens verder te zuigen. 4.5 a Open hoofdfilter uitvoering voor droge stoffen Als de bodem van de filterkamer open is naar de tank, is de machine niet geschikt voor het zuigen van vloeistoffen, alleen droge stoffen kunnen worden opgezogen. Vloeistof sluit het filter volledig af, het filter zal vervolgens beschadigen en de vloeistof wordt door de blower heengezogen met blowerschade tot gevolg. Deze uitvoering met open filter heeft géén niveauschakelaars die het zuigproces stoppen als er toch vloeistof gezogen wordt. Gebruikershandleiding Flex-Loader versie aug-12

30


Groot voordeel van deze uitvoering is de simpele lossing van de filterkamer door leegkippen. De tankbodem is tot voor aan de tank namelijk volledig glad. 4.5 b Gesloten hoofdfilter uitvoering voor droge stoffen en vloeistoffen Als de filterkamer door een luik kan worden afgesloten van de tank, is er sprake van een gesloten hoofdfilter. Bij een waterdicht gesloten luik kunnen vloeistoffen worden gezogen. Alvorens het zuigproces aan te vangen dienen de beide niveauschakelaars in de tank en in de filterkamer te worden gecontroleerd op goed functioneren. De niveau melders geven een signaal als de tank vol is, zodat de machine stopt met zuigen. 4.5 c Het filterpakket Het filterpakket is gebouwd in de voorzijde van de tank en bestaat uit 30 filterzakken, met een totaal filteroppervlak van 33 m2 , gemonteerd rond stalen supportframes. Filterzak Amphitec, art. Nr. 1100005 Filterframe, staal verzinkte versie, art.nr 1100007 Het filtermateriaal voldoet aan “klasse M” volgens NEN-EN 60335-2-69, BIA, polyester naaldvilt, 550 gr/m2. Maximale weerstand over het filterpakket mag niet meer bedragen dan 0,1 bar. 4.5 d Veiligheidsfilter In het geval dat het hoofdfilter defect raakt, zorgt een veiligheidsfilter voor de opvang van stof, zodat de blower niet beschadigt raakt. Indien de blower toch stof doorzuigt, dient u te allen tijde de fabrikant te waarschuwen om de blower te controleren alvorens verder te zuigen. Het toegepaste veiligheidsfilter tussen hoofdfilter en aanzuigaansluiting van de blower heeft dezelfde filterwaarde als het hoofdfilter, maar is niet geschikt om grote hoeveelheden stof op te vangen. Het filteroppervlak bedraagt 20m2. Materiaal 450 gr/m2 polyester naaldvilt, BIA klasse M. Maximale weerstand over het veiligheidsfilter mag niet de 0,1 bar overschrijden. Vooral wanneer de Flex-Loader wordt benut om droge stof te blazen moet de toestand van het filter optimaal zijn. Elke weerstand over het filter verhoogt de differentiële druk


31


over de blower en daarmee de eindtemperatuur (de blower kan onvoldoende lucht aanzuigen om goed te kunnen blazen en wordt dan te heet). De blower kan dan uitschakelen tijdens blazen door de thermostaatschakeling. Het filter is in de zuigdemper gesitueerd !

4.5 e Testen van filters Het regelmatig testen van het filter is makkelijk, werkt preventief, scheelt onderhoud.

4.5 f Testen van het complete filter Om het complete filter te testen: open de tank achterklep en het luik tussen filter en tank. Controleer dat de tank volledig gezakt is en start het zuigproces bij 1500 rpm. Lees de manometer voor vacuüm in de bedieningskast af. Als deze minder is dan 0,1 bar, is het filter in orde. Een nieuw filter zal een waarde geven van ca. 0,04 bar. 4.5 g Testen van het veiligheidsfilter Als de test in de vorige paragraaf aangaf dat het filter vervuild is, kip dan de tank ca. 20 cm uit en herhaal de test. De waarde die nu op de vacuümmeter in de bedieningskast aangegeven wordt is de weerstand over het veiligheidsfilter. Deze moet minder dan 0,1 bar zijn. Eventueel kunt u daarna het filter reinigen of wisselen indien nodig. Als de waarde van het veiligheidsfilter wél goed is en de totale waarde niet, dan kunt u proberen het hoofdfilter te reinigen of anders uit te wisselen.


32

5 Hydrauliek

De hydraulische installatie die is geïnstalleerd is open. Dat wil zeggen dat de olie uiteindelijk vrij terug loopt in de olietank over een retourfilter. De installatie bestaat uit:     

Olietank met filter en vulopening, ingebouwd in de behuizing van blower en motor Zuigleiding van tank naar oliepomp die op de motor is gemonteerd Oliepomp, draait met de motor mee Persslangen, stuurkleppen en retourslangen Cilinders en regelkleppen

De bedieningshandels bevinden zich onder de bedieningskast. Δ Bij het bedienen van de hydraulische functies, moet de bediener toezicht hebben op de hydraulisch te bewegen delen, om gevaar voor omstanders te kunnen beoordelen. Indien er geen volledig zicht is, moet een tweede persoon worden ingeschakeld die met de bediener contact houdt en die de situatie voor de bediener overziet. In geval van gevaar dient de tweede persoon de bediener te allen tijde te waarschuwen de ingezette beweging te stoppen. Het systeem (tank, kleppen, slangen etc.) dient regelmatig, bij voorkeur dagelijks, te worden gecontroleerd op lekkages en beschadigingen. Lekkages direct laten repareren, beschadigde onderdelen direct uitwisselen. Δ de hydraulische druk bedraagt 180 bar! Dit is potentieel gevaarlijk. Het overdrukventiel is éénmalig afgesteld en verzegeld (zegellak of lood) en dient niet te worden beroerd! Het olieniveau moet dagelijks worden gecontroleerd en eventueel bijgevuld. Alle cilinder moeten daarbij naar de nulstand worden gebracht (tank omlaag, achterdeksel dicht, knevels dicht. Oliefilter dient ieder jaar gewisseld te worden, de olie iedere 5 jaar. Bij het bedienen van de hydraulische functies: Regel de snelheid door de handel meer of minder te bewegen. Hiermee voorkomt u te grote snelheden van de bewegende delen. Met name het stoppen van de beweging kunt u geleidelijk regelen door de handel langzaam los te laten, in plaats van plotseling dicht te doen.


33

6 Pneumatiek

De pneumatische installatie is gemonteerd aan de zuigercompressor die op de dieselmotor gemonteerd is. De compressor levert maximaal 300 l/min bij 8 bar overdruk. Dit is voldoende voor de functies die zijn ingebouwd, te weten het omschakelen van de kleppen op regelmatige basis en het eventueel reinigen van het filter. Het luchtsysteem is niet bedoeld voor aandrijving van iets anders via een externe aansluiting. De compressor zal dit niet kunnen verwerken en hierdoor kan schade aan de dieselmotor veroorzaakt worden. Het gehele systeem bestaat uit een zuigslang, aangesloten op het luchtfilter van de motor, naar de zuigaansluiting van de compressor, en een persleiding van 6 meter om de lucht af te koelen, aangesloten op een luchtdroger met regeneratiepatroon. De luchtdroger heeft een ingebouwd overdrukventiel dat afgesteld is op ca. 9 bar. Verder een voorraad ketel, stuurkleppen, waterafscheider en luchtleidingen. Onderhoud aan het systeem:  Het drogerpatroon wordt bij voorkeur iedere lente en herfst gewisseld.  Aftappen van de twee voorraadketels in de unit.  Filter and manometer controleren, filter jaarlijks wisselen Δ Water in het system, leidt tot grote schade aan de componenten. Als het water ook nog kan bevriezen is de schade niet te overzien. Kleppen zullen niet schakelen en de machine functioneert niet meer naar behoren.


34

7 Elektrische installatie

Het elektrische systeem is aangesloten op de batterijen in de unit en op de generator van de dieselmotor. Als de motor draait worden de batterijen geladen. Als de machine enkele dagen niet gebruikt wordt, schakel dan de hoofdschakelaar bij de batterijen uit. Daarmee worden lekstromen voorkomen. Er is geen bijzonder onderhoud nodig voor de installatie. Het schoonhouden van de bedieningselementen is sterk aan te bevelen.

Δ Reparatie werkzaamheden aan het elektrisch systeem dienen te allen tijde door daarvoor gekwalificeerd personeel uitgevoerd te worden.


35

8 Storing

Storing De machine zuigt niet

De machine zuigt onvoldoende

De machine slaat tijdens zuigwerkzaamheden af

ZUIGBEDRIJF Oorzaak Motortoerental te laag

Oplossing Motortoerental omhoog

Noodknop bedieningspaneel aan voorkant is ingedrukt

Noodknop uitschakelen

De tank is vol

Ontlaad de tank

De filterkamer is vol

Ontlaad de filterkamer

Noodknop bedieningspaneel achterkant is ingedrukt


De vlinderkleppen staan open

Sluit de vlinderkleppen

Is de slang op een zuigaansluiting aangesloten

Zuigslang aansluiten

De slang is verstopt

Slang vrij maken

Het hoofdfilter is niet schoon

Filter reinigen

Het veiligheidsfilter is niet schoon

Filter reinigen

De tank is vol

Ontlaad de tank

De filterkamer is vol

Ontlaad de filterkamer

De niveaumelders worden te stoffig

Bedien de knop “overbruggen niveaumelders” op het bedieningspaneel.

De blowertemperatuur is hoger dan 140 ̊ Celsius

Blower afkoelen en Pompreset knop op bedieningspaneel indrukken


36

Storing De machine blaast niet

BLAASBEDRIJF Oorzaak Motortoerental te laag

Oplossing Motortoerental omhoog

Noodknop bedieningspaneel aan voorkant is ingedrukt


Noodknop bedieningspaneel achterkant is ingedrukt


De vlinderkleppen staan dicht

Open de vlinderkleppen

De zuigaansluiting is niet afgesloten

Sluit de zuigaansluiting

Het veiligheidsfilter is niet schoon

Filter reinigen

De woelbodem is vuil De blaaspot is niet schoon en vrij van obstakels

Storing De tank gaat langzaam omhoog De tank zakt niet

Het mangat sluit niet goed af

Mangatdeksel afsluiten

Het filterkamer deksel sluit niet goed af

Filterkamer deksel goed afsluiten

HYDRAULISCHE FUNCTIES Oorzaak Oplossing Motortoerental te laag Motortoerental verhogen Slangbreuk beveiliger ingeschakeld


37

Tank iets uitkippen en weer laten zakken

Flex-Loader Generation III Gebruikshandleiding

Recommend Documents