Foto: TVM verzekeringen
Fit en gezond in Overijssel Provinciaal onderzoek naar sport, bewegen en leefstijl
2
Colofon Fit en Gezond in Overijssel Provinciaal onderzoek naar sport, bewegen en leefstijl November 2010 In opdracht van Provincie Overijssel Marieke van Vilsteren Sportservice Overijssel Jacob Catsstraat 25 8025 AE Zwolle www.sportserviceoverijssel.nl Overname van dit rapport of gedeelten daaruit is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.
Inhoudsopgave
3
Voorwoord
pagina
5
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
pagina
7
1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Achtergrond Doel- en vraagstelling Indeling rapport
pagina
13
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Onderzoeksopzet Onderzoeksgroep Procedure Vragenlijst Analyse Kanttekening methode
pagina
15
3. 3.1 3.2
Respons en achtergrondkenmerken Respons Achtergrondkenmerken
pagina
17
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Sportbeoefening Sportdeelname Populaire sporten Lidmaatschap Zelfbeeld Sportmotivatie Motivatie van niet-sporters
pagina
25
5. 5.1 5.2 5.3
Lichaamsbeweging Beweegnormen Lichamelijke activiteiten Bereidheid tot meer bewegen
pagina
33
6. 6.1 6.2 6.3
Leefstijl Roken Alcohol Voeding
pagina
43
7. 7.1 7.2
Landelijke campagnes Bekendheid met de campagne ‘30minutenbewegen’ Bekendheid met de Nederlandse Norm Gezond Bewegen
pagina
51
Bijlagen
pagina
53
4
Voorwoord Geachte lezer, Het onderzoek ‘Fit en Gezond in Overijssel’ is in opdracht van de Provincie Overijssel uitgevoerd door Sportservice Overijssel. Dit onderzoek biedt relevante informatie over sport, bewegen en leefstijl in Overijssel. Dankzij de medewerking van 20 Overijsselse gemeenten zijn in totaal ruim 25.000 inwoners van Overijssel benaderd voor deelname aan het onderzoek. De respons van 34% levert een betrouwbaar beeld op van de onderzoeksthema’s. Met deze cijfers is het mogelijk een benchmark te bieden aan gemeenten in Overijssel. Voor Sportservice Overijssel is dit onderzoek een waardevol instrument om beleidsdoelstellingen te kunnen meten en eventueel bij te stellen. Bij een tweejaarlijkse herhaling van dit onderzoek kunnen trends worden waargenomen die van belang zijn voor provinciaal en lokaal beleid. Op basis van de resultaten van het onderzoek ‘Fit en Gezond in Overijssel’ mag Overijssel zich met recht een sportieve provincie noemen, waar een groot deel van de bevolking zich bewust is van het belang van sport en bewegen. Dit betekent echter niet dat het doel is bereikt. Uit dit onderzoek blijkt namelijk ook dat een aantal gemeenten (nog) achterlopen op het gebied van sport, bewegen en leefstijl en dat specifieke doelgroepen (nog) niet aan de normen voldoen. Er is veel informatie uit het onderzoek te halen, waar veel partijen hun voordeel mee kunnen doen. Onze dank gaat uit naar de Overijsselse inwoners voor hun deelname aan het onderzoek en de Provincie Overijssel voor de financiering van het onderzoek.
H.B. Goettsch Directeur Sportservice Overijssel
5
6
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen In de beleidsnota ‘Samen &Overijssel. Jeugd, Sociale Infrastructuur en Cultuur 20092012’ kan het onderwerp sport uit verschillende invalshoeken worden benaderd. Sport heeft een intrinsieke waarde, maar vervult ook een belangrijke rol bij beleidsdoelen als integratie, sociale participatie en sociale cohesie. Daarbij staan sociale vorming en sociale verbindingen centraal. Sport biedt de omgeving voor meedoen, voor ontwikkelen van sociale vaardigheden en voor vorming en versterking van sociale relaties, ook tussen mensen die anders weinig met elkaar omgaan. Daarom vindt de Provincie Overijssel het belangrijk dat inwoners van Overijssel voldoende sporten en daarin gestimuleerd worden. De Provincie Overijssel wil de sportinfrastructuur versterken. Voor de ‘harde’ infrastructuur betekent dit gemeenten en sportverenigingen financieel bij te staan om te zorgen voor voldoende sportaccommodaties. Voor de ‘zachte’ infrastructuur richt de Provincie Overijssel zich op de breedtesport met Sportservice Overijssel als het provinciale servicepunt voor sport en bewegen. Sportservice Overijssel heeft als doel om zoveel mogelijk inwoners de kans te geven om (blijvend) te sporten en te bewegen. In opdracht van de Provincie Overijssel heeft Sportservice Overijssel in het voorjaar van 2010 een onderzoek uitgevoerd naar sport, bewegen en leefstijl van de volwassen Overijsselse bevolking, genaamd ‘Fit en Gezond in Overijssel’. Hieronder worden, na een korte inleiding, de belangrijkste resultaten, conclusies en aanbevelingen besproken. In samenwerking met 20 Overijsselse gemeenten heeft Sportservice Overijssel een bevolkingsonderzoek onder 25.200 inwoners (18-64 jaar) uitgevoerd, deels schriftelijk en deels via internet. De vragenlijst bestond uit vier thema’s: sportbeoefening, lichaamsbeweging, leefstijl en bekendheid met landelijke campagnes op het gebied van bewegen. Er is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van vragen en formuleringen die landelijk zijn vastgesteld. De totale respons bedroeg 34%. In totaal hebben meer dan 8500 Overijsselaars aan het onderzoek meegedaan.
Resultaten Sportbeoefening Volgens de definitie van de Richtlijn Sportdeelname-Onderzoek (RSO) kunnen personen als ‘sporter’ worden beschouwd wanneer zij in de afgelopen twaalf maanden twaalf keer of meer hebben gesport. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat 77% van de volwassen Overijsselaars geclassificeerd kan worden als sporter. Landelijk ligt dit percentage op 65%. Sportservice Overijssel is van mening dat de drempel om als sporter ‘mee te tellen’ volgens de RSO-norm laag is. Als de drempel verhoogd wordt en regelmatige sportdeelname, minimaal één keer per week, wordt verlangd, dan sport nog 59% van de Overijsselse bevolking. Fitness is de meest beoefende sport in Overijssel (27%). Hardlopen (23%) staat op een tweede plaats en wandelen en fietsen op een gedeelde derde plaats (20%). De helft van de Overijsselaars (52%) is lid van een sportvereniging, dit cijfer ligt ruim boven het landelijke percentage van 28%. Gezondheid, fitheid en het sociale aspect zijn de belangrijkste redenen waarom men een sport beoefent. De meest genoemde redenen voor non-participatie zijn vooral ‘ik heb voldoende lichaamsbeweging’, ‘andere vrijetijdsbezigheden vind ik leuker’ en ‘ik heb geen tijd vanwege werk en/of gezin’. Lichaamsbeweging In Overijssel voldoet 40% aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Dit cijfer ligt ruim onder het landelijk gemiddelde (61%). Een mogelijke verklaring voor dit grote verschil zou kunnen liggen in de aangepaste referentieperiode. Het onderzoek ‘Fit en Gezond in Overijssel’ heeft de vraag
7
8
naar de beweegnormen gericht op ‘de afgelopen maand’, terwijl TNO de vraag richt op ‘de zomer’ en ‘de winter’. Aangezien het onderzoek ‘Fit en Gezond in Overijssel’ begin april heeft plaatsgevonden, is de referentiemaand maart geworden. In de winter voldoet men minder aan de norm dan in de zomer. Overijssel scoort met de fitnorm hoger dan landelijk; In Overijssel voldoet 35% van de volwassenen aan de fitnorm. Landelijk ligt dit percentage op 24% (18 jaar en ouder). Het aantal inactieven in Overijssel ligt ongeveer gelijk aan Nederland; 5% van de Overijsselse inwoners tussen 18 en 65 jaar blijkt inactief te zijn. Landelijk is 5,5% van de volwassen bevolking (18 jaar en ouder) inactief. Fietsen en wandelen zijn dé dagelijkse lichamelijke activiteiten die het meest worden gedaan in Overijssel. Er is ook onderzoek gedaan naar de bereidheid van mensen om meer te gaan bewegen; 29% van de Overijsselaars is van plan om meer te gaan bewegen. Leefstijl Een onderwerp dat nauw in verband staat met sport en bewegen is leefstijl. De leefstijl van de Overijsselse bevolking wordt in dit onderzoek gemeten aan de hand van de BRAVO-thema’s Bewegen, Roken, Alcohol en Voeding (de O van ontspanning is niet meegenomen in dit onderzoek). In Overijssel rookt 23% van de 18-64 jarigen (landelijk: 28%) en drinkt 81% alcohol (landelijk: 81%). Gezonde voeding wordt gemeten aan de hand van de ontbijtnorm, groentenorm en fruitnorm. In Overijssel voldoet 85% aan de ontbijtnorm, 12% aan de groentenorm en 29% aan de fruitnorm. Landelijk onderzoek laat zien dat van de Nederlanders ongeveer 20% aan de groentenorm en ongeveer 30% aan de fruitnorm voldoet. Onbekend is hoeveel Nederlanders aan de ontbijtnorm voldoen. Overgewicht komt bij 43% van de volwassenen in Overijssel voor, dit percentage ligt iets lager dan het landelijke percentage van 46%. Bekendheid met campagnes In Overijssel heeft 78% van de 18-64 jarigen wel eens iets gehoord, gezien of gelezen over de campagne ‘30minutenbewegen’. Volgens NISB is deze campagne bij 65% van de Nederlanders bekend (begin 2010). In tegenstelling tot de campagne, is de boodschap over de Nederlandse Norm Gezond Bewegen in Overijssel minder goed overgekomen bij de bevolking, want iets minder dan de helft (49%) is bekend met de norm (40% in Nederland, begin 2010).
9
Conclusies en aanbevelingen Met het onderzoek ‘Fit en Gezond in Overijssel’ wordt beoogd een drietal onderzoeksvragen te beantwoorden, die hieronder worden weergegeven. Tevens worden per onderzoeksvraag aanbevelingen gedaan. 1. Hoe is het gesteld met de sport- en beweegdeelname, de leefstijl en de bekendheid met relevante campagnes van de volwassenen in Overijssel? In Overijssel sport 77% van de volwassenen volgens de RSO-norm1. Dit percentage ligt ruim boven het landelijk gemiddelde van 65%. De hogere sportdeelname van de Overijsselaars vertaalt zich ook in een hogere lidmaatschapsgraad van sportverenigingen (56% ten opzichte van 54% landelijk). In Overijssel staan dezelfde takken van sport in de top 5 van meest beoefende sporten (met verschil in plaats), namelijk fitness, hardlopen, fietsen/wielrennen, wandelsport en zwemmen. Opvallend verschil is dat schaatsen en skiën / langlaufen / snowboarden in de Overijsselse top 10 staan. De volwassen bevolking van Overijssel kent dan wel een hogere sportdeelname maar doet in het algemeen niet vaker dan de gemiddelde Nederlander aan beweging in het algemeen. In Overijssel voldoet 40% aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Dit cijfer ligt ruim onder het landelijk gemiddelde (61%), maar bij deze vergelijking moet rekening worden gehouden worden met de verschillende referentieperioden. Op de overige beweegnormen scoort Overijssel gunstiger. In Overijssel voldoet 35% van de volwassenen aan de fitnorm. Landelijk ligt dit percentage op 24% (18 jaar en ouder). Het aantal inactieven in Overijssel ligt ongeveer gelijk aan Nederland; 5% van de Overijsselse inwoners tussen 18 en 65 jaar blijkt inactief te zijn. Landelijk is 5,5% van de volwassen bevolking (18 jaar en ouder) inactief. De bereidheid om meer te gaan bewegen is aanwezig. Van de Overijsselaars is 29% van plan om meer te gaan bewegen. In Overijssel voldoet 88% niet aan de landelijke groentenorm (landelijk 80%) en 71% voldoet niet aan de landelijke fruitnorm (landelijk 70%). Verder wordt in Overijssel minder gerookt dan in Nederland (23% ten opzichte van 28%) en drinkt 81% van de volwassenen alcohol (zowel in Overijssel als in Nederland). Overgewicht in Overijssel komt iets minder vaak voor als in Nederland. Van de volwassenen heeft 33% matig overgewicht (35% in Nederland) en 10% ernstig overgewicht (11% in Nederland). Bekendheid met de campagne ‘30minutenbewegen’ is in Overijssel groter dan in de rest van Nederland (78% ten opzichte van 65%). De Norm voor Gezond Bewegen is minder bekend (49%), maar beter ten opzichte van Nederland (40% in 2010).
Aanbevelingen In het Olympisch Plan 2028 is opgenomen dat minimaal 75% van alle Nederlanders, uit alle lagen van de samenleving in 2016 regelmatig aan sport doet. Deze doelstelling is overgenomen door de Provincie Overijssel. In deze doelstelling zijn de nuances ‘alle lagen van de bevolking’ en ‘regelmatig aan sport doen’ van belang. Uit het onderzoek ‘Fit en Gezond in Overijssel’ blijkt dat het percentage ‘regelmatige’ sporters (minimaal één keer per week) momenteel op 59% ligt. Tevens wordt de RSOnorm (nog) niet in alle gemeenten gehaald en (nog) niet door specifieke doelgroepen bereikt. Er valt dus nog heel wat winst te behalen met sport- en beweegstimulering.
1
Richtlijn Sportdeelname-onderzoek (RSO), Mulier Instituut: http://www.mulierinstituut.nl/monitoring/rso/
10
De helft van de volwassenen in Overijssel is lid van een sportvereniging (56% ten opzichte van 52% in Nederland). De landelijke trend laat zien dat het percentage leden van een sportvereniging langzaam daalt. De invloed van het verenigingsleven op de maatschappelijke betrokkenheid en de sociale cohesie is van groot belang, vandaar dat de sportvereniging een belangrijke plek moet blijven houden in de breedtesport. In Overijssel voldoet minder dan de helft van de volwassenen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, is 29% van plan om meer te gaan bewegen en is voor de bekendheid van deze norm ook winst te behalen. Sportservice Overijssel is momenteel bezig met de ontwikkeling van een provinciale fietscampagne waar de boodschap ‘30minutenbewegen’ en de Nederlandse Norm Gezond Bewegen volop in de aandacht zullen komen bij een brede doelgroep. Er wordt vooral gesport vanuit gezondheidsmotief en het sociale aspect is ook een belangrijke reden om te sporten. Daarnaast zijn het lekker bezig zijn ter ontspanning en lekker buiten zijn ook belangrijke motieven om te sporten. Inspelen op de sportmotieven van de verschillende subgroepen is een belangrijke stap in sportstimulering. Preventie activiteiten gericht op overgewicht en het propageren van het eten van voldoende groente en fruit en het belang van ontbijten en voldoende bewegen vragen om (betere) samenwerking, zowel binnen als buiten de overheid, landelijk en lokaal, en om aansluiting bij lokale initiatieven vanuit sport, thuiszorg, eerste lijn, etc. 2. Bij welke groepen komt ongunstig gedrag op het gebied van een actieve en gezonde leefstijl voor? In het onderzoek zijn de resultaten per thema uitgesplitst naar verschillende achtergrondkenmerken, waardoor de risicogroepen in beeld zijn gebracht. De subgroepen die risicogedrag vertonen op meerdere thema’s zijn (in willekeurige volgorde): • 50-64 jarigen: risicogroep voor sportdeelname, lidmaatschap, voldoen aan de fitnorm, inactiviteit, alcoholgebruik en bekendheid met ‘30minutenbewegen’. • Allochtonen*: risicogroep voor sportdeelname, lidmaatschap, voldoen aan NNGB, inactiviteit, roken en bekendheid met ‘30minutenbewegen’. • Mensen met (ernstig) overgewicht*: risicogroep voor sportdeelname, lidmaatschap, voldoen aan NNGB, voldoen aan fitnorm, inactiviteit en voeding. • Mensen met een beperking en/of chronische aandoening: risicogroep voor sportdeelname, lidmaatschap, voldoen aan de fitnorm, inactiviteit, roken en bekendheid met ‘30minutenbewegen’. • Laag opgeleiden: sportdeelname, lidmaatschap, roken, voeding en bekendheid met ‘30minutenbewegen’. • Werklozen*: sportdeelname, lidmaatschap, voldoen aan NNGB, voldoen aan fitnorm, inactiviteit, roken en bekendheid met ‘30minutenbewegen’. • Eénoudergezinnen met kinderen*: sportdeelname, roken, alcohol, voeding en bekendheid met ‘30minutenbewegen’. * deze risicogroepen zijn meer dan gemiddeld van plan om meer te gaan bewegen. Aanbevelingen Aanbevolen wordt om voor bovenstaande risicogroepen interventies te ontwikkelen in samenwerking met organisaties die ervaring hebben met deze specifieke groepen (ontwikkeling op maat).
11
3. Zijn er in Overijssel significante verschillen op gemeentelijk niveau? Op het gebied van sport (sportdeelname en lidmaatschap) lopen de gemeenten Hellendoorn, Hof van Twente, Olst-Wijhe, Wierden en Zwolle voorop. In Haaksbergen en Borne zijn relatief veel sporters lid van een sportvereniging. De gemeenten Kampen, Staphorst en Twenterand blijken achter te lopen op het gebied van sport ten opzichte van de andere gemeenten. Volgens de norm (NNGB) wordt het meest bewogen in de gemeenten Almelo, Hardenberg, Hellendoorn en Tubbergen. In Borne, Kampen en Zwolle wordt het minst aan deze norm voldaan. De minste inactieven zijn te vinden in de gemeenten Dalfsen, Hardenberg en Tubbergen, terwijl in de gemeenten Kampen, Staphorst, Steenwijkerland en Twenterand relatief veel inactieven wonen. Roken gebeurt relatief meer in de gemeenten Almelo, Dalfsen, Hellendoorn en Twenterand. In de gemeenten Borne, Haaksbergen, Hof van Twente, Staphorst en Zwartewaterland zijn er relatief minder rokers. Er wordt door meer inwoners van de gemeenten Dalfsen, Haaksbergen en Tubbergen alcohol gedronken, terwijl in Almelo, Rijssen-Holten en Staphorst het percentage alcoholgebruikers lager ligt dan gemiddeld. De gemeenten die minder dan gemiddeld voldoen aan de groente- én fruitnorm zijn Hardenberg, Kampen, Twenterand en Zwartewaterland. In Twenterand wordt ook relatief minder vaak aan de ontbijtnorm gedaan. In de gemeenten Steenwijkerland, Zwartewaterland en Twenterand ligt het percentage mensen met overgewicht (matig en ernstig overgewicht) het hoogst en in de gemeenten Staphorst, Tubbergen en Dalfsen het laagst. De campagne ‘30minutenbewegen’ heeft in de gemeenten Hellendoorn, Ommen en Twenterand de meeste bekendheid en de Nederlandse Norm Gezond Bewegen in de gemeenten Ommen, Hellendoorn en Borne. Minst bekend met beide termen zijn de inwoners van Kampen, Staphorst en Steenwijkerland. Aanbevelingen Uit bovenstaande blijkt er een groot verschil te zijn tussen gemeenten op het gebied van sport en bewegen. De gemeenten die boven gemiddeld scoren is aan te bevelen om het huidige sportstimuleringsbeleid met dezelfde intensiteit voort te zetten. De ‘achterblijvers’ wordt aanbevolen om het sportstimuleringsbeleid te intensiveren om in 2016 aan de norm te voldoen. Sport, bewegen en leefstijl zijn nauw met elkaar verbonden, maar uit bovenstaande blijkt dat de ene gemeente achterloopt met sport en bewegen maar juist voorop loopt op leefstijl (bijvoorbeeld Staphorst). De aanbeveling is om dit probleem integraal aan te pakken door samenwerking te stimuleren tussen sport en gezondheid/zorg.
12
1. Inleiding 1.1 Achtergrond In de beleidsnota ‘Samen &Overijssel. Jeugd, Sociale Infrastructuur en Cultuur 2009-2012’ formuleert de Provincie Overijssel het beleid zoals dat is benoemd in het Coalitieakkoord 2007-2011 ‘&Overijssel!’. Deze nota voor 2009-2012 sluit aan op de nota ‘Sociale Actie 2005-2008’ en bestrijkt de terreinen jeugd, sociale infrastructuur en cultuur.’ Het onderwerp sport in deze beleidsnota kan uit verschillende invalshoeken worden benaderd. Sport heeft een intrinsieke waarde, maar vervult ook een belangrijke rol bij beleidsdoelen als integratie, sociale participatie en sociale cohesie. Daarbij staan sociale vorming en sociale verbindingen centraal. Sport biedt de omgeving voor meedoen, voor ontwikkelen van sociale vaardigheden en voor vorming en versterking van sociale relaties, ook tussen mensen die anders weinig met elkaar omgaan. Daarom vindt de Provincie Overijssel het belangrijk dat inwoners van Overijssel voldoende sporten en daarin gestimuleerd worden. De Provincie Overijssel wil de sportinfrastructuur versterken. Voor de ‘harde’ infrastructuur betekent dit gemeenten en sportverenigingen financieel bij te staan om te zorgen voor voldoende sportaccommodaties. Voor de ‘zachte’ infrastructuur richt de Provincie Overijssel zich op de breedtesport. Om het provinciale sportbeleid goed te kunnen meten en te kunnen beoordelen op welke onderdelen van de breedtesport op bovenlokaal niveau nieuwe methodieken en formats ontwikkeld kunnen worden, zijn gegevens over sport en bewegen in Overijssel nodig. Die zijn er nu nauwelijks. Opdracht is om een geografische kaart en cijfermateriaal op het gebied van sport te ontwikkelen. Sportservice Overijssel voert bovenstaande opdracht uit middels de uitvoering van een provinciaal onderzoek naar sport, bewegen en leefstijl, genaamd ‘Fit en Gezond in Overijssel’. Dit onderzoek dient als provinciale nulmeting met als doel om tweejaarlijks een hermeting te doen. Tevens biedt Sportservice Overijssel met dit onderzoek een benchmark voor gemeenten, zodat gemeenten de resultaten op het gebied van sport, bewegen en leefstijl onderling kunnen vergelijken. 1.2 Doel- en vraagstelling Het onderzoek ‘Fit en Gezond in Overijssel’ heeft als doel om inzicht te krijgen in de sport- en beweegdeelname en leefstijl van 18-64 jarigen in Overijssel, om: • een geografische kaart te ontwikkelen en cijfermateriaal op het gebied van sport voor de Provincie Overijssel te verzamelen; • de Provincie Overijssel te ondersteunen bij haar beleidsvorming; • de deelnemende Overijsselse gemeenten te ondersteunen met een benchmark. Sportservice Overijssel vindt het relevant om naast het verstrekken van informatie over sport- en gezondheidskenmerken van de Overijsselse bevolking ook inzicht te geven in de bekendheid van relevante campagnes. In het onderzoek stonden drie vragen centraal: 4. Hoe is het gesteld met de sport- en beweegdeelname, de leefstijl en de bekendheid met relevante campagnes van de volwassenen in Overijssel? 5. Bij welke groepen komt ongunstig gedrag op het gebied van een actieve en gezonde leefstijl voor? 6. Zijn er in Overijssel significante verschillen op gemeentelijk niveau? 1.3 Indeling rapport Hoofdstuk 2 beschrijft de onderzoeksopzet, hoofdstuk 3 de respons en achtergrondkenmerken van de onderzoeksgroep. Vervolgens worden de resultaten voor sportbeoefening (hoofdstuk 4), lichaamsbeweging (hoofdstuk 5), leefstijl (hoofdstuk 6) en de bekendheid met landelijke campagnes (hoofdstuk 7) beschreven. De conclusies en aanbevelingen staan samen met de samenvatting in het begin van dit rapport. Tenslotte zijn in de bijlagen per onderwerp gedetailleerde resultaten te vinden. Hiernaar wordt verwezen in de desbetreffende hoofdstukken.
13
14
2. Onderzoeksopzet 2.1 Onderzoeksgroep Van de 25 Overijsselse gemeenten hebben 20 gemeenten deelgenomen aan dit onderzoek. Vier gemeenten hebben niet meegedaan omdat zij in 2009 een sportdeelname onderzoek hebben uitgevoerd. De resultaten van deze vier gemeentelijke onderzoeken worden, waar mogelijk, meegenomen in de gemeentelijke vergelijkingen. Eén gemeente heeft niet meegedaan aan het onderzoek vanwege andere prioriteiten. Per gemeente is een op leeftijd aselecte steekproef getrokken uit de bevolkingsregisters van inwoners van 18 tot en met 64 jaar. Er worden hierbij drie leeftijdscategorieën onderscheiden: 18 t/m 34, 35 t/m 49 en 50 t/m 64 jaar. Per gemeente zijn 1200 personen geselecteerd. 2.2 Procedure De geselecteerde personen van negentien gemeenten (in totaal 22.800 personen) werden in april 2010 via een ansichtkaart uitgenodigd tot deelname. Op deze kaart stond een unieke inlogcode vermeld waarmee toegang verkregen kon worden tot de website van het onderzoek. Er is maximaal twee keer een herinnering gestuurd waarop de inlogcode vermeld stond. Bij de eerste herinnering is de papieren vragenlijst meegestuurd. Een respondent die de papieren of online vragenlijst had ingevuld, werd verwijderd uit het aanschrijfbestand zodat geen herinnering gestuurd werd. In paragraaf 2.4 (analyse) wordt beschreven hoe gegevens geanonimiseerd zijn. De gemeente Hardenberg kon als enige gemeente vanuit privacyoverwegingen geen adressen uit het bevolkingsregister aanleveren, maar wilde wel graag deelnemen aan het onderzoek. Voor deze gemeente is een uitzondering gemaakt; de steekproef (opgehoogd naar 2400 inwoners van Hardenberg) ontving de uitnodiging voor deelname aan het onderzoek middels een brief van de gemeente Hardenberg met daarbij de schriftelijke vragenlijst. De totale steekproefgrootte bedroeg 25.200 personen. 2.3 Vragenlijst Naast een deel over achtergrondgegevens, zoals geslacht, leeftijd, opleiding en afkomst, bestond de vragenlijst uit vier thema’s: sportbeoefening, lichaamsbeweging, leefstijl en landelijke campagnes. De thema’s en onderwerpen zijn in overleg met het Mulier Instituut, SportDrenthe en Spectrum CMO Gelderland gekozen en voorgelegd aan de ambtenaren Sport van de deelnemende gemeenten. Vanwege praktische overwegingen is besloten om één uniforme vragenlijst te hanteren voor alle 20 gemeenten. Uiteindelijk zijn binnen de vier thema’s de volgende onderwerpen gekozen: 1. sportbeoefening: • sporttak, frequentie, lidmaatschap, beeld als sporter en motieven om wel of niet te sporten; 2. lichaamsbeweging: • intensieve lichaamsbeweging: fitnorm; • matig intensieve lichaamsbeweging: Nederlandse Norm Gezond Bewegen, frequentie van wandelen, fietsen, tuinieren en klussen en bereidheid tot meer bewegen; 3. leefstijl: roken, alcohol en voeding; 4. landelijke campagnes: NNGB, 30 minuten bewegen. Indien mogelijk zijn de onderwerpen uitgevraagd met behulp van vragen en formuleringen die landelijk zijn vastgesteld, de zogenaamde standaardvraagstellingen, zoals de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek2. Op deze manier is vergelijking met landelijke cijfers mogelijk. Voor onderwerpen waarvoor geen geschikte standaardvraagstelling voorhanden was, zijn onderzoeken van andere organisaties gebruikt, zoals bij chronische aandoeningen (GGD Regio Twente), beweegvragen (TNO) en leefstijl (Mulier Instituut).
2
Richtlijn Sportdeelname-onderzoek (RSO), Mulier Instituut: http://www.mulierinstituut.nl/monitoring/rso/
15
16
2.4 Analyse Een data-entrybureau heeft de ingevulde vragenlijsten gescand en in een bestand aangeleverd aan Sportservice Overijssel. De gegevens zijn door Sportservice Overijssel geanalyseerd met het statistische programma SPSS. Hoewel er gebruik is gemaakt van een aselecte steekproef is dit geen garantie voor een representatief beeld van de provincie Overijssel. Sommige leeftijdsgroepen kunnen bij de respondenten ondervertegenwoordigd zijn of in sommige gemeenten juist oververtegenwoordigd. Om representatieve informatie te krijgen voor de provincie is het mogelijk om de respons voor een aantal demografische kenmerken terug te wegen naar de werkelijke populatie. Voor dit onderzoek is een randtotalenweging uitgevoerd door het Mulier Instituut. Hierbij is gewogen naar geslacht, leeftijd en gemeente. Hierdoor zijn de uiteindelijke resultaten representatief voor de hele volwassen bevolking (18-64 jaar) van Overijssel. Van de verschillen die in de tekst worden beschreven is vastgesteld op basis van tabelanalyse dat deze significant zijn, waarbij een betrouwbaarheid van 95% is gehanteerd (p<.05). 2.5 Kanttekening methode Bij vragenlijstonderzoek gaat het om zelfgerapporteerd gedrag, waarbij de kans op sociaal-wenselijke antwoorden en een verkeerde inschatting van het eigen gedrag mogelijk is. Daarnaast bestaat de kans op selectieve non-respons. Het is waarschijnlijk dat respondenten gezonder en actiever zijn dan nonrespondenten. Bij het opstellen van de landelijke standaardvraagstellingen en door de data te wegen wordt zoveel mogelijk geprobeerd deze kanttekeningen te ondervangen.
3. Respons en achtergrondkenmerken
17
3.1 Respons In totaal zijn 25.200 personen aangeschreven voor deelname. Van deze groep hebben 48 personen de vragenlijst niet kunnen invullen door verhuizing, handicap, ernstige ziekte of overlijden. Uiteindelijk zijn 8.540 vragenlijsten gebruikt voor de analyse, wat een respons betekent van 34%. Gestreefd is naar minimaal 8000 respondenten om een beeld per gemeente te kunnen schetsen (400 respondenten per gemeente). In tabel 3.1 is de respons per gemeente weergegeven. De responspercentages lopen uiteen van 27% tot 40%. Tabel 3.1 Respons per gemeente
Gemeente
Verzonden aantal
Respons n (%)
Almelo Borne Dalfsen Haaksbergen Hardenberg Hellendoorn Hengelo Hof van Twente Kampen Losser Olst-Wijhe Ommen Rijssen-Holten Staphorst Steenwijkerland Tubbergen Twenterand Wierden Zwartewaterland Zwolle
1.200 1.200 1.200 1.200 2.400* 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200
320 370 434 405 838 448 349 405 355 346 450 477 435 400 375 433 412 450 433 405
Totaal
25.200
8.540 (34)
(27) (31) (36) (34) (35) (37) (29) (34) (30) (29) (38) (40) (36) (33) (31) (36) (34) (38) (36) (34)
* Grotere steekproef in opdracht van gemeente Hardenberg
Van de respondenten heeft 36% meegedaan via internet. Tabel 3.2 geeft de verdeling weer van deelname via de papieren vragenlijst en via internet uitgesplitst naar geslacht en leeftijd. Uit de tabel blijkt dat mannen meer via internet hebben deelgenomen aan het onderzoek dan vrouwen en dat de leeftijdscategorie 35-49 jarigen een hoger percentage internetdeelname heeft dan de andere leeftijdscategorieën. Tabel 3.2 Respondenten via papieren vragenlijst en via internet naar geslacht en leeftijd (%)
Geslacht
Papier Internet
Leeftijdscategorie
Totaal (n=8.540)
Man (n=3.601)
Vrouw (n=4.939)
18-34 jr (n=2.158)
35-49 jr (n=2.022)
50-64 jr (n=4.360)
64 36
59 41
68 32
64 36
62 38
65 35
18
3.2 Achtergrondkenmerken Voor de achtergrondkenmerken leeftijd en geslacht is gewogen, zodat deze gegevens de bevolkingsopbouw weerspiegelen. De andere kenmerken die hieronder worden beschreven, maken de opbouw van de responsgroep inzichtelijk. Leeftijd en geslacht In de provincie Overijssel is de man-vrouwverdeling 51%-49%, in Nederland is deze verdeling 50%-51%. De Overijsselse leeftijdsverdeling is vergelijkbaar met Nederland, maar verschilt tussen de gemeenten (figuur 3.1). In de gemeenten Hardenberg, Rijssen-Holten en Zwolle is de jongste leeftijdsgroep groter dan in andere gemeenten. In Dalfsen, Staphorst en Tubbergen is de middelste leeftijdsgroep groter en in Almelo, Borne en Olst-Wijhe wonen verhoudingsgewijs meer 50-64 jarigen.
18-34 jaar
50-64 jaar
35-49 jaar
100%
80%
60%
40%
20%
Zwolle
Zwartewaterland
Wierden
Twenterand
Tubbergen
Steenwijkerland
Staphorst
Rijssen-Holten
Ommen
Olst-Wijhe
Losser
Kampen
Hof van Twente
Hengelo
Hellendoorn
Hardenberg
Haaksbergen
Dalfsen
Borne
Almelo
Overijssel
NL
vrouw
man
0%
Figuur 3.1 Leeftijd naar geslacht en gemeente
Opleiding In de vragenlijst is gevraagd naar de hoogst voltooide opleiding. Vervolgens is een onderverdeling gemaakt naar opleidingsniveau laag, midden1, midden2 en hoog. De groep respondenten met een lage opleiding is erg klein (2,5%), vandaar dat in verdere analyse de categorieën ‘laag’ en ‘midden1’ zijn samengenomen (zie tabel 3.3). Van de respondenten is 27% laag opgeleid, 38% midden opgeleid en 35% hoog opgeleid. Volgens het CBS had in 2008 ruim een kwart van de Nederlandse bevolking het hoger beroepsonderwijs of de universiteit met succes afgerond. Overijssel ligt met 35% hoog opgeleiden dus hoger dan het landelijk gemiddelde.
19
Tabel 3.1 Respons per gemeente
Opleidingsniveau – antwoordmogelijkheden)
Onderverdeling naar opleidingsniveaus
Herverdeling
Geen onderwijs / basisonderwijs LBO, VBO, VMBO kader- en beroepsgerichte leerweg MAVO, VMBO theoretische en gemengde leerweg HAVO, VWO MBO (Middelbaar Beroeps Onderwijs) HBO (Hoger Beroeps Onderwijs) WO (Wetenschappelijk Onderwijs)
Laag
Laag
Midden1
Laag
Midden1 Midden2 Midden2 Hoog Hoog
Laag Midden Midden Hoog Hoog
Figuur 3.2 toont dat er tussen gemeenten verschillen bestaan in opleidingsniveau. In Zwolle, Borne en Hengelo is een relatief hoog percentage van de bevolking hoog opgeleid (respectievelijk 51%, 46% en 42%), terwijl in Zwartewaterland, Staphorst en Hardenberg relatief minder mensen hoog opgeleid zijn (respectievelijk 22,5%, 23,2% en 23,1%).
laag
midden
hoog
100%
80%
60%
40%
20%
Figuur 3.2 Opleidingsniveau naar gemeente
Zwolle
Zwartewaterland
Wierden
Twenterand
Tubbergen
Steenwijkerland
Staphorst
Rijssen-Holten
Ommen
Olst-Wijhe
Losser
Kampen
Hof van Twente
Hengelo
Hellendoorn
Hardenberg
Haaksbergen
Dalfsen
Borne
Almelo
Overijssel
0%
20
Samenstelling van huishouden Tabel 3.4 toont de samenstelling van het huishouden naar leeftijd en geslacht. De meeste Overijsselse volwassenen wonen in een huishouden met of zonder thuiswonende kinderen (respectievelijk 49% en 31%). In Overijssel leeft 13% alleenstaand, dit zijn vaker mannen dan vrouwen en 18-34 jarigen (17%). In Overijssel maakt 3% deel uit van een éénoudergezin, dit zijn vaker vrouwen en komt het vaakst voor in de middelste leeftijdscategorie (5%). Cijfers van het CBS (2009) laten zien dat het percentage alleenstaanden in Nederland op 16% ligt en het percentage paren met/zonder kinderen op 28%.
Tabel 3.4 Samenstelling van het huishouden naar geslacht en leeftijd (%)
Geslacht
Alleenstaand Twee volwassenen zonder (thuiswonende) kinderen Twee volwassenen met thuiswonend(e) kind(eren) Eénouder met thuiswonend(e) kind(eren) Anders
Leeftijdscategorie
Totaal
Man
Vrouw
18-34 jr
35-49 jr
50-64 jr
13
16
11
17
10
13
31
31
30
24
12
61
49
47
52
49
72
24
3 4
3 4
4 4
3 8
5 1
2 1
De samenstelling van het huishouden verschilt per gemeente (zie bijlage 1). In Zwolle wordt twee keer zo vaak in een eenpersoonshuishouden gewoond (26%) als in de andere gemeenten. Eenoudergezinnen komen het vaakst voor in Hengelo (5%) en het minst vaak in Dalfsen (1%). In Borne en Hengelo woont men het vaakst in een huishouden zonder kinderen (respectievelijk 42% en 38%), in Staphorst het minst vaak (18%). Etniciteit Er is gevraagd naar het geboorteland van de respondent en naar het geboorteland van zijn of haar vader en moeder. In Overijssel is 92,5% autochtoon3. Volgens het CBS was in 2009 in Nederland 80% autochtoon. Het percentage mensen van Nederlandse herkomst in Overijssel ligt dus hoger dan het landelijk gemiddelde. In Almelo is het percentage allochtonen relatief het hoogst (17%) en in Zwartewaterland het laagst (1%) (zie bijlage 2). Van de respondenten die niet van Nederlandse herkomst zijn, heeft 1% een Turkse herkomst, 0,1% een Marokkaanse, 0,4% een Surinaamse, 0,2% een Nederlands Antilliaanse, 4% een ‘overig westerse herkomst’ en 1% heeft een ‘overig niet-westerse herkomst’. De groep ‘anders/weet ik niet’ bestaat uit 0,8% van de respondenten. In tabel 3.5 is af te lezen dat er ongeveer evenveel mannen als vrouwen van Nederlandse herkomst zijn. Herkomst verschilt wel in de leeftijdscategorieën: bij de 50-64 jarigen is het percentage allochtonen het laagst (6%). Overijssel ligt met 7% ver onder het landelijke percentage van 20% (CBS, 2009).
3
Volgens de definitie van CBS is iemand autochtoon als beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het geboorteland van de persoon zelf. Allochtonen zijn personen waarvan ten minste één ouder in het buitenland is geboren.
21
Tabel 3.5 Etniciteit naar geslacht en leeftijd (%)
Geslacht
Autochtoon Allochtoon
Leeftijdscategorie
Totaal
Man
Vrouw
18-34 jr
35-49 jr
50-64 jr
93 7
51 49
49 51
92 8
92 8
94 6
Maatschappelijke positie Gevraagd is naar de maatschappelijke situatie. Van de respondenten heeft 71% een baan, 9% studeert, 8% is huisvrouw/-man, 6% is gepensioneerd/vervroegd uitgetreden en 5% is werkloos/arbeidsongeschikt. In de maatschappelijke positie bestaan per gemeente verschillen. In Hengelo, Losser en Zwolle zijn de meeste werklozen/arbeidsongeschikten (7%), in Dalfsen en Olst-Wijhe het minst (2%). In OlstWijhe en Kampen is 8% met (vervroegd) pensioen en in Dalfsen en Tubbergen is dit percentage het laagst (3%) (zie bijlage 3). Volgens CBS ligt het percentage werklozen in Nederland op 6%. Tabel 3.6 geeft de maatschappelijke situatie naar geslacht en leeftijd weer. Hieruit is op te maken dat mannen vaker betaald werk van 21 uur of meer per week hebben dan vrouwen (respectievelijk 73% en 44%). Verder zijn mannen relatief vaak met (vervroegd) pensioen (8%) en zijn vrouwen relatief vaak huisvrouw (15%). Logischerwijs zijn er verschillen in de maatschappelijke positie tussen de leeftijdscategorieën: de groep met betaald werk loopt sterk terug in de oudste leeftijdscategorie (van 69% bij 19-34 jarigen en 86% bij 35-50 jarigen tot 57% bij 50-64 jarigen). Werkloosheid/arbeidsongeschiktheid neemt toe met de leeftijd, van 3% onder 18-34 jarigen tot 9% onder de 50-64 jarigen.
Tabel 3.6 Maatschappelijke positie naar geslacht en leeftijd (%)
Geslacht
Scholier/student Werkzaam, 1-20 uur per week Werkzaam, 21 uur of meer per week Huisvrouw/-man Werkloos/arbeidsongeschikt Gepensioneerd/vervroegd uitgetreden Anders
Leeftijdscategorie
Totaal
Man
Vrouw
18-34 jr
35-49 jr
50-64 jr
9 13
9 3
8 24
24 8
0 18
0 13
58 8 5
73 0 5
44 15 5
61 3 3
68 7 5
44 14 9
6 2
8 2
3 1
0 2
0 1
18 2
22
Beperking en/of chronische aandoening In de vragenlijst is gevraagd naar het hebben van een beperking en/of chronische aandoening. Van de respondenten heeft 24% een beperking en/of chronische aandoening. De meest voorkomende beperkingen/aandoeningen zijn een chronische aandoening (67%), lichamelijke beperking (13%) en een psychische aandoening, zoals ADHD, depressie, dementie of angststoornis (12%). Van de chronische aandoeningen wordt hoge bloeddruk het vaakst genoemd (15%), daarna gewrichtsslijtage met 11%, astma/COPD met 10%, rugaandoening met 10%, diabetes mellitus met 8%, nek- of schouderklachten met 7% en migraine/ernstige hoofdpijn met 7%. Deze vraag uitgesplitst naar gemeenten laat zien dat in de gemeenten Almelo, Borne en Losser de meeste mensen wonen met een beperking en/of chronische aandoening (28%) en dat in de gemeente Dalfsen dit percentage het laagst is (17%) (zie bijlage 4). In tabel 3.7 is af te lezen dat iets meer vrouwen dan mannen een beperking en/of chronische aandoening hebben, respectievelijk 26% en 23%. Het hebben van een beperking en/of chronische aandoening neemt toe met de leeftijd van 15% bij 19-34 jarigen en 20% bij 35-49 jarigen tot 40% bij 50-64 jarigen. Eén op de drie 50-64 jarigen heeft een chronische aandoening ten opzichte van bijna één op de tien 18-34 jarigen. De enige aandoening waarbij dit leeftijdseffect niet opgaat, is een psychische aandoening. Deze aandoening komt het vaakst voor bij 18-34 jarigen (4% ten opzichte van 3% bij 35-49 en 50-64 jarigen).
Tabel 3.7 Beperking naar geslacht en leeftijd (%)*
Geslacht
Geen beperking en/of chronische aandoening Wel beperking en/of chronische aandoening Lichamelijke beperking Auditieve beperking (doof, slechthorend) Visuele beperking (blind, slechtziend) Verstandelijke beperking Chronische aandoening Psychische aandoening (o.a. ADHD, depressie)
Leeftijdscategorie
Totaal
Man
Vrouw
18-34 jr
76
77
74
24 4
23 4
26 4
1
1
1
1
1
2
1 1 18
1 1 17
1 1 20
1 1 9
1 0 15
1 0 33
3
3
3
4
3
3
85 Geslacht 15 2
* Totaalpercentage kan meer dan 100 zijn, vanwege respondenten die meerdere beperkingen hebben
35-49 jr
50-64 jr
80 61 Leeftijdscategorie 20 40 3 6
23
Lengte en gewicht In de vragenlijst is gevraagd naar lengte en gewicht. Aan de hand van deze gegevens is de Body Mass Index (BMI) bepaald. Aan de hand van de BMI kan bepaald worden of er sprake is van overgewicht4. Een kanttekening bij zelfgerapporteerde gegevens over lengte en gewicht is dat lengte over het algemeen wordt overschat en gewicht onderschat, waardoor het percentage personen met overgewicht in werkelijkheid hoger zal liggen dan hieronder wordt gerapporteerd. Bij 2% van de volwassenen is sprake van ondergewicht, 55% heeft een gezond gewicht en 43% heeft overgewicht (33% matig overgewicht en 10% ernstig overgewicht) (zie tabel 3.8). Tussen gemeenten zijn verschillen in overgewicht. In de gemeenten Steenwijkerland, Zwartewaterland en Twenterand ligt het percentage mensen met overgewicht (matig en ernstig overgewicht) het hoogst (respectievelijk 52%, 49% en 47%) en in de gemeenten Staphorst, Tubbergen en Dalfsen het laagst (respectievelijk 37%, 38% en 39%) (zie bijlage 5). Mannen hebben vaker overgewicht (48%) dan vrouwen (37%) en overgewicht neemt toe met de leeftijd (zie tabel 3.8). De landelijke cijfers liggen iets hoger volgens CBS: matig overgewicht bij 35% en ernstig overgewicht bij 11% van de Nederlanders (CBS, 2008).
Tabel 3.8 BMI naar geslacht en leeftijd (%)
Geslacht
Ondergewicht (BMI < 18,5) Gezond gewicht (18,5< BMI > 25) Matig overgewicht (25< BMI > 30) Ernstig overgewicht (BMI > 30)
4
Leeftijdscategorie
Totaal
Man
Vrouw
18-34 jr
35-49 jr
50-64 jr
2 55 33 10
1 50 39 9
2 60 26 11
3 68 23 6
1 54 34 11
1 41 44 14
BMI = gewicht (in kilogram) gedeeld door lengte (in meters) in het kwadraat.
4. Sportbeoefening
25
4.1 Sportdeelname De vragen over sportbeoefening zijn gebaseerd op de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO) van het Mulier Instituut. Allereerst is gevraagd welke sport(en) men in de afgelopen twaalf maanden heeft beoefend. In totaal beoefent 81% minstens één keer per jaar een sport. Om als sporter te boek te staan, moet minstens twaalf keer per jaar worden gesport. Dit is de norm volgens het Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO-norm). Resultaten voor Overijssel en gemeenten Volgens de RSO-norm mag 76,5% van de Overijsselse bevolking zich sporter noemen. Deze sporters hebben gemiddeld 100 keer in de afgelopen twaalf maanden een sport beoefend (min. 12 – max. 800). Landelijk liggen de sportdeelname-cijfers lager; totale sportdeelname 65% 5. Sportservice Overijssel is van mening dat de drempel om als sporter ‘mee te tellen’ volgens de RSO-norm laag is. Als de drempel verhoogd wordt en regelmatige sportdeelname, minimaal één keer per week, wordt verlangd, dan sport nog 59% van de Overijsselse bevolking. De sportdeelname volgens de RSO-norm verschilt per gemeente. In Hof van Twente, Zwolle, Hellendoorn en Olst-Wijhe wordt meer gesport in vergelijking met Overijssel (respectievelijke 81% en 80%). In Staphorst, Twenterand en Kampen ligt het percentage sporters beduidend lager (respectievelijk 67%, 68% en 70%). Zie bijlage 6 voor alle gemeentelijke percentages. De gemeenten Deventer, Enschede, Raalte en Oldenzaal die niet hebben deelgenomen aan ‘Fit en Gezond in Overijssel’ hebben in 2009 een eigen sportdeelname onderzoek laten uitvoeren en de sportdeelname volgens de RSO-norm ligt voor deze gemeenten hoger dan gemiddeld, respectievelijk 80%, 80% (16-79 jaar), 80% (15-65 jaar) en 78% (18-80 jaar). Sportdeelname van minimaal één keer per week blijkt in de gemeenten Wierden (64%), Hellendoorn (63%) en Zwolle (62%), Hof van Twente (62%), Olst-Wijhe (62%) en Almelo (62%) hoger te liggen dan het provinciale gemiddelde (59%). Gemeenten waar minder inwoners dan gemiddeld één keer per week of meer sporten, zijn Staphorst (48%), Kampen (52%), Twenterand (52%), Zwartewaterland (55%), Hengelo (56%), Steenwijkerland (56%) en Rijssen-Holten (57%). Resultaten naar achtergrondkenmerken In onderstaande figuur staat de sportdeelname uitgesplitst naar achtergrondkenmerken weergegeven. 100%
80%
60%
40%
20%
Figuur 4.1 Percentage sporters (volgens RSO-norm) naar achtergrondkenmerken
5
Rapportage Sport 2008. Sociaal en Cultureel Planbureau / W.J.H. Mulier Instituut. Den Haag, december 2008
geen beperking/ chronische aandoening wel beperking/ chronische aandoening
ernstig overgweicht
matig overgewicht
gezond gewicht
pensioen
werkeloos
huisvrouw
werkzaam
student
eenoudergezin met kinderen
gezin met kinderen
gezin zonder kinderen
alleenstaand
allochtoon
autochtoon
hoog opgeleid
midden opgeleid
laag opgeleid
50-64 jaar
35-49 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
0%
26
Uit figuur 4.1 is op te maken dat evenveel mannen als vrouwen minimaal twaalf keer per jaar sporten (77%) en dat leeftijd van invloed is op de sportdeelname. Op jongere leeftijd wordt meer gesport dan op oudere leeftijd. Van de 18-34 jarigen sport 82%, driekwart van de 35-49 jarigen sport en van de mensen van 50 tot 64 jaar sport nog 71%. Uit de resultaten komt verder naar voren dat de sportdeelname verschilt naar opleidingsniveau; laag opgeleiden sporten minder dan midden en hoog opgeleiden (respectievelijk 64%, 77% en 86%). Allochtonen doen minder aan sport dan autochtonen (respectievelijk 66% en 77%). Ook blijkt dat de sportdeelname van éénoudergezinnen met thuiswonend(e) kind(eren) (65%) lager is dan de sportdeelname van alleenstaanden (75%) en van gezinnen met of zonder (thuiswonende) kinderen (respectievelijk 78% en 77%). Verder is nog gekeken of er een verschil is in sportdeelname naar maatschappelijke situatie. Werklozen/arbeidsongeschikten en huisvrouw of –mannen sporten minder dan werkenden, gepensioneerden en scholieren/studenten (respectievelijk 60% en 63% ten opzichte van 77%, 77% en 90%). Negen van de tien scholieren/studenten sporten minimaal twaalf keer per jaar. De BMI heeft een negatieve invloed op de sportdeelname. Mensen met ernstig overgewicht sporten minder dan mensen met een gezond gewicht (respectievelijk 63% en 81%). Tot slot blijkt dat 68% van de mensen met een beperking en/of chronische aandoening sport. Dit percentage ligt lager dan de sportende mensen zonder beperking (79%). Uitsplitsing naar chronische aandoening en overige beperkingen is als gevolg van een kleine n niet mogelijk.
Risicogroepen voor sportdeelname Achtergrondkenmerk
Risicogroepen
Geslacht
-
Leeftijd
50-64 jarigen
Opleiding
Laag opgeleiden
Etniciteit
Allochtonen
Huishoudensituatie
Eénoudergezinnen met kinderen
Maatschappelijke positie
Huisvrouwen of –mannen en werklozen
BMI
Mensen met ernstig overgewicht
Beperking en/of chronische aandoening
Mensen met een beperking en/of CA
4.2 Populaire sporten Fitness is de meest beoefende sport door de Overijsselse bevolking (27%). Hardlopen (23%) staat op een tweede plaats en wandelen en fietsen op een gedeelde derde plaats (20%), gevolgd door zwemsport (14%). De overige tien meest beoefende sporten zijn aerobics (incl. steps, spinning, zumba of andere groepslessen op muziek) (12%), schaatsen (11%), voetbal (10%), skiën (incl. langlaufen en snowboarden) (10%) en tennis (8%). Zowel bij mannen als vrouwen is fitness de populairste sport. Verder doen mannen liever aan hardlopen, wielrennen en voetbal, terwijl vrouwen eerder wandelen, hardlopen en aerobics (groepslessen op muziek) beoefenen. Onder jong volwassenen (18-34 jaar) zijn hardlopen en fitness het populairst. Naarmate men ouder wordt, doet men meer aan wandelen, fietsen en zwemmen, maar fitness blijft in de top drie staan (zie tabel 4.1).
27
Tabel 4.1 Top 10 meest beoefende sporten naar geslacht en leeftijdscategorie
Geslacht
Fitness Hardlopen, joggen, trimmen Wielrennen, mountainbiken, toerfietsen Wandelsport Zwemsport Aerobics, steps, spinning Schaatsen (Zaal) voetbal Skiën, langlaufen, snowboarden Tennis
Leeftijdscategorie
Totaal
Man
Vrouw
18-34 jr
35-49 jr
50-64 jr
27 23
32 33
23 17
49 50
32 33
13 6
20 20 14 12 11 10 10 8
33 18 13 7 15 22 14 11
10 21 14 16 8 2 7 5
27 17 22 24 18 28 16 10
28 29 18 18 17 10 13 12
13 17 8 4 5 1 4 5
* biljart, bowling en volleybal staan in de top 10 bij mannen en 18-34 jarigen.
In Overijssel worden gemiddeld 2,9 verschillende sporten beoefend (landelijk ligt dit op 2,7). Mannen beoefenen gemiddeld meer verschillende sporten dan vrouwen (respectievelijk 3,2 en 2,6). Daarnaast verschillen de leeftijdsgroepen in het gemiddeld aantal beoefende sporten. Naarmate men ouder wordt, gaat dit gemiddelde omlaag (3,4 sporten bij 18-34 jarigen, 2,7 sporten bij 35-49 jarigen en 2,4 sporten bij 50-64 jarigen). Er is sprake van te kleine aantallen van de verschillende sporten per gemeente. Daarom worden geen gemeentelijke verschillen vermeld. 4.3 Lidmaatschap Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel is 52% van de volwassen bevolking lid van een sportvereniging (landelijk: 28% volgens referentiecijfers van RSO). Van de sporters (volgens RSO-norm) is 56% lid van een sportvereniging. Dit percentage ligt iets hoger dan het landelijke cijfer van 54% (SCP, 20076). De gemeenten Hellendoorn, Haaksbergen, Borne en Wierden hebben meer sporters die lid zijn van een sportvereniging (respectievelijk 66%, 64% en 63%). Minder sporters met een lidmaatschap wonen in de gemeenten Staphorst (44%), Twenterand (48%) en Rijssen-Holten (48%) (zie bijlage 7). Resultaten naar achtergrondkenmerken Interessant om te weten is welke specifieke groepen wel of geen lid zijn van een sportvereniging. Het lidmaatschap van sporters (volgens RSO-norm) is in figuur 4.2 uitgesplitst naar achtergrondkenmerken.
6
Facstsheet Sportdeelname in Nederland, SCP 2010
28
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
wel beperking/chronische aandoening
geen beperking/chronische aandoening
ernstig overgweicht
matig overgewicht
gezond gewicht
pensioen
werkeloos
huisvrouw
werkzaam
student
eenoudergezin met kinderen
gezin met kinderen
gezin zonder kinderen
alleenstaand
allochtoon
autochtoon
hoog opgeleid
midden opgeleid
laag opgeleid
50-64 jaar
35-49 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
0%
Figuur 4.2 Percentage sporters (volgens RSO-norm) met lidmaatschap van een sportvereniging naar achtergrondkenmerken
Bovenstaande figuur laat zien dat meer mannen (59%) dan vrouwen (53%) lid zijn van een sportvereniging, dat het lidmaatschap afneemt met de leeftijd en juist toeneemt qua opleiding. Het lidmaatschap ligt lager bij allochtonen (44%), bij gezinnen zonder kinderen (52%) en bij huisvrouw/-man, werklozen/arbeidsongeschikten en bij gepensioneerden (42%, 41% en 46%). Als laatste blijkt dat het hebben van ernstig overgewicht en een beperking en/of chronische aandoening een negatieve invloed heeft op het lidmaatschap (respectievelijk 52% en 49%).
Risicogroepen voor lidmaatschap van een sportvereniging Achtergrondkenmerk
Risicogroepen
Geslacht
Vrouwen
Leeftijd
50-64 jarigen
Opleiding
Laag opgeleiden
Etniciteit
Allochtonen
Huishoudensituatie
Gezinnen met kinderen
Maatschappelijke positie
Huisvrouwen of –mannen, werklozen en gepensioneerden
BMI
Mensen met ernstig overgewicht
Beperking en/of chronische aandoening
Mensen met een beperking en/of CA
29
4.4 Zelfbeeld In de vragenlijst is gevraagd of men zichzelf als sporter ziet. Van de sporters geeft de meerderheid ‘enigszins’ als antwoord (33%). De antwoorden ‘ja, tamelijk’ en ‘ja, zonder meer’ worden door respectievelijk 22% en 20% van de sporters beantwoord. Van de sporters is er ook nog een aantal respondenten dat zich niet als sporter ziet; 8% ziet zich in het geheel niet als sporter en 18% ziet zich nauwelijks als sporter. Dit beeld wordt vooral bepaald door de sportfrequentie; hoe meer men sport, hoe meer men zichzelf als sporter ziet. 4.5 Sportmotivatie Interessant is om te weten wat de belangrijkste redenen zijn om te sporten. Deze vraag is gesteld en uit de resultaten blijkt dat gezondheid en het sociale aspect van sporten belangrijk zijn voor mensen om te sporten.
sporters
mannen
vrouwen
Lichaamsbeweging/gezondheid Advies opvolgen van arts/fysiotherapeut Afslanken Opbouw van conditie, kracht en/of lenigheid Competitie, meten met anderen Prestatie, jezelf verbeteren Leuke activiteit/plezier Uitlaatklep voor dagelijkse leven/ontspanning Gezelligheid/sociale contacten Lekker buiten zijn Niet duur
0
20
Figuur 4.3 Meest genoemde redenen om te sporten, uitgesplitst naar geslacht
40
60
80
100
30
In figuur 4.3 staan de redenen om te sporten uitgesplitst naar geslacht. Vrouwen sporten meer in het kader van gezondheid/afslanken en mannen meer voor competitie/prestatie. In bijlage 8 staat de sportmotivatie uitgesplitst naar leeftijd, opleiding, etniciteit en BMI weergegeven. Opvallende resultaten uit de figuren in deze bijlage zijn: • relatief veel 50-64 jarigen (12%), laag opgeleiden (11%) en mensen met overgewicht (16%) sporten op advies van de arts/fysiotherapeut; • relatief veel allochtonen (29%) en mensen met ernstig overgewicht (46%) sporten om af te slanken; • relatief veel 18-34 jarigen sporten voor de opbouw van conditie (58%), voor prestatie (19%) en deze groep samen met hoog opgeleiden vinden het belangrijk dat een sport leuk, gezellig en een uitlaatklep kan zijn; • allochtonen en mensen met overgewicht vinden het sociale en leuke aspect aan sport veel minder belangrijk; • relatief veel 50-64 jarigen sporten om lekker buiten te zijn (32%); • relatief veel allochtonen vinden het belangrijk dat sport niet duur is (7%) en goede voorzieningen heeft (5%). 4.6 Motivatie van niet-sporters In totaal voldoet 23% van de Overijsselse volwassenen niet aan de RSO-norm van minimaal twaalf maal per jaar actief zijn (landelijk: 35%). In paragraaf 4.1 wordt kort ingegaan op specifieke groepen die niet aan de RSO-norm voldoen: het aandeel niet-sporters is onder volwassenen (35-64 jarigen) beduidend groter dan onder de 18-34 jarigen (36% vs. 28%). Naast leeftijd hangen ook andere achtergrondkenmerken samen met sportgedrag, zoals opleiding en etniciteit. In de vragenlijst is ook gevraagd naar de redenen waarom mensen geen sport beoefenen. Uit de antwoorden blijkt dat het hebben van voldoende lichaamsbeweging, andere vrijetijdsbezigheden en geen tijd de meest weergegeven, uitgesplitst naar geslacht.
31
niet-sporters
mannen
10
20
vrouwen
Ik vind het niet nodig om te sporten Ik weet het eigenlijk niet, het is geen gewoonte Ik heb voldoende lichaamsbeweging Te duur Heb geen tijd voor vanwege werk en/of gezin Andere vrijetijdsbezigheden vind ik leuker Laat mijn gezondheid momenteel niet toe Ik kan niet goed sporten Ik weet niet welke sport bij mij past Ik ben niet op de hoogte van sportmogelijkheden in omgeving Ik ken geen mensen om mee te sporten
0
30
40
Figuur 4.4 Meest genoemde redenen om niet te sporten, uitgesplitst naar geslacht
Uit bovenstaande figuur blijkt dat meer mannen dan vrouwen het niet nodig vinden om te sporten, sporten niet als gewoonte zien en andere vrijetijdsbezigheden belangrijker vinden. Vrouwen geven meer dan mannen als reden aan om niet te sporten dat ze voldoende lichaamsbeweging hebben, sporten te duur vinden en geen tijd hebben. De motivatie om niet te sporten is naast geslacht ook uitgesplitst naar de achtergrondkenmerken leeftijd, opleiding, etniciteit en BMI (zie bijlage 9). Wat opvalt uit de figuren in deze bijlage is dat relatief meer jongere volwassenen (18-34 jarigen) aangeven niet te weten welke sport bij ze past en niet goed op de hoogte zijn van de sportmogelijkheden. Geen tijd is bij 18-34 jarigen, bij 35-49 jarigen en bij hoog opgeleiden de belangrijkste reden om niet te sporten. Relatief veel 50-64 jarigen geven aan voldoende lichaamsbeweging te hebben en om die reden geen sport te beoefenen en het gezondheidsaspect speelt bij deze doelgroep een grotere rol. Allochtonen vinden het kostenaspect (te duur) de belangrijkste reden om niet te sporten. Tevens kennen relatief veel allochtonen geen mensen om mee te sporten en zijn ze niet op de hoogte van de sportmogelijkheden. Ten slotte laat de uitsplitsing naar BMI zien dat de belangrijkste reden voor mensen met ernstig overgewicht om niet te sporten het kostenaspect en de mindere gezondheid is.
50
5 Lichaamsbeweging 5.1 Beweegnormen Kennis over de feitelijke hoeveelheid lichaamsbeweging van de bevolking gerelateerd aan de vigerende normen voor voldoende beweging is essentieel om een goed beleid te kunnen formuleren om lichaamsbeweging te bevorderen. In 2000 werd de Nederlandse Norm Gezond Bewegen gepubliceerd die aangeeft dat 30 minuten matig intensieve beweging gedurende tenminste vijf dagen per week gewenst is voor de gezondheid7. Daarnaast bestaat de zogenaamde fitnorm die aangeeft dat driemaal per week tenminste 20 minuten intensieve beweging gewenst is voor het onderhouden van een goede cardiovasculaire conditie8. Schema 5.1 geeft een beschrijving van de onderscheiden beweegnormen.
Schema 5.1 Definities beweegnormen Nederlandse norm gezond bewegen (NNGB) Jongeren (jonger dan 18 jaar) Dagelijks 60 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit (5 MET (bv. aerobics of skateboarden) tot 8 MET (bv. hardlopen)), waarbij de activiteiten minimaal tweemaal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijk fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie).
Volwassenen (18-55 jaar) Minstens 30 minuten matig intensieve activiteit (tussen de 4 en 6,5 MET), op minimaal 5 dagen per week. Matig intensief betekent voor volwassenen bijvoorbeeld stevig wandelen (5 km/uur of fietsen (16 km/uur). Oudere volwassenen (55 jaar en ouder) Minstens 30 minuten matig intensieve activiteit (tussen de 3 en5 MET), op minimaal 5 dagen per week. M atig intensief betekent voor 55-plussers bijvoorbeeld wandelen in een tempo van 4 km/uur of fietsen met een snelheid van 10 km/uur. Voor niet-actieven, zonder of met beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging zinvol, onafhankelijk van intensiteit, duur, frequentie en type.
Fitnorm Ten minste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve activiteit.
Combinorm Iemand voldoet aan de combinorm wanneer hij/zij voldoet aan de NNGB en/of de fitnorm.
Inactief Geen enkele dag in zomer en winter ten minste 30 minuten matig intensief lichamelijk actief.
7
Kemper HGC, Ooijendijk WTM, Stiggelbout M. Consensus over de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen. Tijdschr Soc Gezondheidsz 2000; 78:180-183
8
Haskell WL, Lee IM, Pate RR, Powell KE, Blair SN, Franklin BA, et al. Physical activity and public health: updated recommendation for adults from the American College of Sports Medicine and the American Heart Association. Medical Science in Sports and Exercise, 2007; 39(8): 1423-34.
33
34
Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) In de vragenlijst is gevraagd op hoeveel dagen per week er tenminste 30 minuten matig intensief lichamelijk actief bewogen is. De vraagstelling is overgenomen uit TNO onderzoek en in overleg met het Mulier Instituut aangepast door de referentieperiode te veranderen in ‘de afgelopen maand’ in plaats van ‘in de winter en in de zomer’. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In totaal voldoet 40% van de Overijsselse bevolking (18-64 jaar) aan de NNGB. Dit cijfer ligt ruim onder het landelijk gemiddelde, volgens de TNO-cijfers9. Hieruit blijkt dat in 2009 61% van de volwassen Nederlanders aan de NNGB voldoet. Een mogelijke verklaring voor dit grote verschil zou kunnen liggen in de aangepaste referentieperiode. Het onderzoek ‘Fit en Gezond in Overijssel’ heeft de vraag naar de beweegnormen gericht op de afgelopen maand, terwijl TNO de vraag richt op de seizoenen zomer en winter. Aangezien het onderzoek Fit en Gezond in Overijssel begin april heeft plaatsgevonden, is de referentiemaand maart geworden. In de winter voldoet men minder aan de norm dan in de zomer. Gemeenten verschillen onderling in het voldoen aan de NNGB. In de gemeenten Hellendoorn, Hardenberg, Almelo en Tubbergen voldoen meer inwoners aan de NNGB, respectievelijk 48%, 46%, 43% en 43%. Minder dan gemiddeld wordt er in de gemeenten Borne (35%), Kampen (35%) en Zwolle (36%) aan de NNGB voldaan (zie bijlage 10). Resultaten naar achtergrondkenmerken In onderstaande figuur wordt ‘voldoen aan de NNGB’ uitgesplitst naar achtergrondkenmerken. 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
9
Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2008-2009, TNO 2010.
wel beperking/chronische aandoening
ernstig overgweicht
matig overgewicht
gezond gewicht
pensioen
werkeloos
huisvrouw
werkzaam
student
eenoudergezin met kinderen
geen beperking/chronische aandoening
Figuur 5.1 Voldoen aan NNGB naar achtergrondkenmerken
gezin met kinderen
gezin zonder kinderen
alleenstaand
allochtoon
autochtoon
hoog opgeleid
midden opgeleid
laag opgeleid
niet-sporter
sporter
50-64 jaar
35-49 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
0%
35
Uit figuur 5.1 blijkt dat meer vrouwen dan mannen (44% t.o.v. 37%) aan de NNGB voldoen. Er is geen significant verschil in NNGB naar leeftijdscategorieën gevonden. Hoog opgeleiden voldoen minder aan de norm dan laag opgeleiden. Tevens blijkt dat sporters minder aan de NNGB voldoen dan niet-sporters (respectievelijk 38% en 45%). Dit komt niet overeen met landelijk onderzoek. Verder blijkt nog uit de figuur dat allochtonen, alleenstaanden en gezinnen zonder kinderen, werkenden, werklozen en gepensioneerden en mensen met ernstig overgewicht specifieke groepen zijn die minder vaak aan de norm voldoen. Mensen met een beperking en/of chronische aandoening voldoen in tegenstelling tot mensen zonder beperking en/of chronische aandoening meer aan de norm.
Risicogroepen voor voldoen aan NNGB Achtergrondkenmerk
Risicogroepen
Geslacht
Mannen
Leeftijd
-*
Sportbeoefening
Sporters
Opleiding
Hoog opgeleiden
Etniciteit
Allochtonen
Huishoudensituatie
Alleenstaanden en gezinnen zonder kinderen
Maatschappelijke positie
Werkenden, werklozen en gepensioneerden
BMI
Mensen met ernstig overgewicht
Beperking en/of chronische aandoening
-
* geen significant verschil
Fitnorm In de vragenlijst is naast de NNGB ook gevraagd naar de fitnorm, oftewel het aantal keren per week dat men minstens 20 minuten inspannende sporten of zware lichamelijke activiteiten beoefent. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel voldoet 35% aan de fitnorm. Dit Overijsselse percentage ligt hoger dan het landelijke percentage van 24%4 (Nederlanders van 18 jaar en ouder). Meer dan gemiddeld wordt aan de norm gedaan in de gemeenten Hellendoorn, Losser, Haaksbergen en Tubbergen (allen 39%). In de gemeenten Hengelo en Borne wordt het minst aan de fitnorm voldaan ten opzichte van de andere Overijsselse gemeenten (respectievelijk 31% en 32%) (zie bijlage 11). Resultaten naar achtergrondkenmerken In onderstaande figuur staat de fitnorm uitgesplitst naar achtergrondkenmerken.
36
60% 50% 40% 30% 20% 10%
wel beperking/chronische aandoening
ernstig overgweicht
matig overgewicht
gezond gewicht
pensioen
werkeloos
huisvrouw
werkzaam
student
geen beperking/chronische aandoening
Figuur 5.2 Voldoen aan fitnorm naar achtergrondkenmerken
eenoudergezin met kinderen
gezin met kinderen
gezin zonder kinderen
alleenstaand
allochtoon
autochtoon
hoog opgeleid
midden opgeleid
laag opgeleid
niet-sporter
sporter
50-64 jaar
35-49 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
0%
Figuur 5.2 laat zien dat mannen (41%) vaker aan de fitnorm voldoen dan vrouwen (29%). Verder is te zien dat jongeren (43%) vaker intensieve activiteiten beoefenen dan volwassenen (31%) en ouderen (29%) en dat gezinnen (34%), werklozen (21%), gepensioneerden (28%) en huisman en –vrouwen (28%) minder vaak aan de fitnorm voldoen. Tenslotte is uit de figuur op te maken dat mensen met ernstig overgewicht en een beperking en/of chronische aandoening minder vaak aan de fitnorm voldoen (respectievelijk 32% en 31%).
Risicogroepen voor voldoen aan fitnorm. Achtergrondkenmerk
Risicogroepen
Geslacht
Vrouwen
Leeftijd
35-49 jarigen en 50-64 jarigen
Sportbeoefening
-*
Opleiding
-*
Etniciteit
-*
Huishoudensituatie
Gezinnen zonder kinderen
Maatschappelijke positie
Werklozen, gepensioneerden en huisvrouw/man
BMI
Mensen met ernstig overgewicht
Beperking en/of chronische aandoening
Mensen met een beperking en/of CA
* geen significant verschil
37
Inactief Inactief wil zeggen niet voldoende actief (minimaal 30 minuten) op geen enkele dag in de afgelopen maand. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel blijkt 5% van de inwoners tussen 18 en 65 jaar inactief te zijn. Landelijk is 5,5% van de volwassen bevolking (18 jaar en ouder) inactief10. In de gemeenten Steenwijkerland (9%), Twenterand (8%), Staphorst (7%), Kampen (7%), Hengelo (6%) en Haaksbergen (6%) zijn de meeste inactieven, terwijl in Hardenberg (2%), Dalfsen (2%) en Tubbergen (2%) de minst inactieven wonen (zie bijlage 12). Resultaten naar achtergrondkenmerken Welke specifieke groepen zijn inactief? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is een uitsplitsing naar achtergrondkenmerken gemaakt.
14 12 10 8 6 4 2
In bovenstaande figuur is af te lezen dat de inactieven vooral vallen onder de niet-sporters (13%), allochtonen (8%), werklozen (11%) en mensen met ernstig overgewicht (9%).
10
Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2008-2009, TNO 2010.
wel beperking/chronische aandoening
geen beperking/chronische aandoening
ernstig overgweicht
matig overgewicht
gezond gewicht
pensioen
werkeloos
huisvrouw
werkzaam
student
eenoudergezin met kinderen
Figuur 5.3 Inactieven naar achtergrondkenmerken
gezin met kinderen
gezin zonder kinderen
alleenstaand
allochtoon
autochtoon
hoog opgeleid
midden opgeleid
laag opgeleid
niet-sporter
sporter
50-64 jaar
35-49 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
0
38
Risicogroepen voor inactiviteit Achtergrondkenmerk
Risicogroepen
Geslacht
Vrouwen
Geslacht
Mannen
Leeftijd
35-49 jarigen en 50-64 jarigen
Sportbeoefening
Niet-sporters
Opleiding
-*
Etniciteit
Allochtonen
Huishoudensituatie
-*
Maatschappelijke positie
Werklozen
BMI
Mensen met ernstig overgewicht
Beperking en/of chronische aandoening
Mensen met een beperking en/of CA
* geen significant verschil
5.2 Lichamelijke activiteiten Naast de beweegnormen is in het onderzoek ook geprobeerd inzicht te krijgen in de tijdsbesteding van de meest relevante categorieën dagelijkse lichamelijke activiteiten. Daarbij is gevraagd naar de frequentie (aantal keren per week of maand) en duur (aantal minuten per keer) dat besteed is aan lopen (naar school, werk, winkels of halte openbaar vervoer), wandelen als ontspanning, fietsen (naar school, werk, winkels of halte openbaar vervoer), fietsen als ontspanning, tuinieren en klussen/doe-het-zelven. Resultaten voor Overijssel en gemeenten Uit onderstaande figuren wordt duidelijk aan welke lichamelijke activiteiten de meeste tijd wordt besteed in Overijssel.
100% minder/niet
80%
1-3 keer per maand 1-4 keer per week
60% 5-7 keer per week
40%
20%
0% lopen (naar school, werk of winkel)
wandelen als ontspanning
fietsen (naar school, werk of winkel)
Figuur 5.4 Dagelijkse lichamelijke activiteiten naar frequentie
fietsen als ontspanning
tuineren
klussen
39
In Overijssel wordt relatief vaak gewandeld en gefietst naar school, werk en/of de winkel. Van de volwassen bevolking fietst 68% wekelijks (1-7 keer) naar school, werk of de winkel. Wekelijks (1-7 keer) wandelen naar school, werk of winkel wordt door 63% gedaan. Wekelijks wandelen als ontspanning (42%) en fietsen als ontspanning (28%) wordt vaker 1-3 keer per maand gedaan, respectievelijk door 30% en 35%. Er wordt door de meerderheid van de volwassen bevolking 1-3 keer per maand of minder in de tuin gewerkt (72%) of geklust (77%).
100% nvt
80%
meer dan 60 minuten per keer
60%
30-60 minuten per keer tot 30 minuten
40%
per keer
20%
0% lopen (naar school, werk of winkel)
wandelen als ontspanning
fietsen (naar school, werk of winkel)
fietsen als ontspanning
tuineren
klussen
Figuur 5.5 Dagelijkse lichamelijke activiteiten naar duur
In figuur 5.5 is af te lezen dat de lichamelijke activiteiten die het vaakst worden gedaan (fietsen en wandelen naar school, werk of winkel; zie figuur 5.4) relatief minder lang van duur zijn. In Overijssel wordt er langer dan 60 minuten per keer vooral gefietst als ontspanning (22% van de volwassen bevolking) en geklust (21%). Wat opvalt uit de vergelijking in de frequentie van de dagelijkse lichamelijke activiteiten tussen gemeenten is dat er meer gefietst wordt naar school, werk of winkel in de grotere steden (Almelo, Zwolle en Hengelo) en dat er juist minder getuinierd wordt in deze steden. In de gemeenten Almelo, Ommen en Tubbergen wordt meer dan gemiddeld aan de dagelijkse lichamelijke activiteiten gedaan (zie bijlage 13). Resultaten naar achtergrondkenmerken De belangrijkste resultaten uit de analyse van de lichamelijke activiteiten naar achtergrondkenmerken staan weergegeven in tabel 5.1. Hieruit zijn subgroepen af te lezen die vaker dan gemiddeld wekelijks lichamelijk actief zijn: vrouwen (behalve bij fietsen als ontspanning en klussen), 50-64 jarigen (behalve bij lopen naar school, werk of winkel), sporters (behalve bij klussen en tuinieren), laag opgeleiden (behalve bij lopen naar school, werk of winkel) en autochtonen. Mensen met matig en ernstig overgewicht lopen en fietsen relatief vaker ter ontspanning.
40
Tabel 5.1 Lichamelijke activiteiten (1-7 keer per week) naar achtergrondkenmerken
Overijssel mannen vrouwen 18-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar sporters niet-sporters laag opgeleid midden opgeleid hoog opgeleid autochtoon allochtoon gezond gewicht matig overgewicht ernstig overgewicht
lopen naar school, werk of winkel
wandelen
lopen naar school, werk of winkel
fietsen
tuinieren
klussen
63 58 68 71 59 55 64 56 58 63 66 63 * 66 * 66 59 53
42 34 50 34 43 53 43 38 49 42 38 42 * 41 * 41 45 44
68 62 75 68 68 69 71 60 67 68 69 69 63 72 64 62
28 29 26 19 27 40 29 22 36 27 22 28 21 26 31 29
27 27 * 28 * 14 30 42 26 32 36 25 24 28 21 75 68 74
23 33 12 19 24 28 21 29 33 23 17 23 18 21 27 23
* * *
* * *
* niet significant
5.3 Bereidheid tot meer bewegen In de vragenlijst is gevraagd naar de bereidheid tot meer bewegen. Resultaten voor Overijssel en gemeenten De antwoorden op deze vraag zijn erg verdeeld. Van de respondenten is 29% van plan om meer te gaan bewegen, is 21% op dit moment bezig om meer te gaan bewegen, is 18% al langer dan een half jaar meer aan het bewegen en is 32% niet van plan om meer te gaan bewegen. Er is geen significant verschil in de bereidheid tot meer bewegen tussen gemeenten, maar gemeenten met meer inwoners dan gemiddeld die van plan zijn om meer te gaan bewegen zijn Steenwijkerland (32%), Zwolle (32%), Borne (31%), Tubbergen (30%), Hengelo (30%) en Olst-Wijhe (30%). In de gemeente Wierden is het minste percentage inwoners van plan om meer te gaan bewegen (25%). Opvallend is dat in de gemeente Tubbergen het percentage mensen dat niet van plan is meer te gaan bewegen het hoogste ligt (39%; zie bijlage 14). Een verklaring voor dit hoge percentage kan liggen in het feit dat er in de gemeente Tubbergen al veel gesport en bewogen wordt (beide percentages liggen boven het provinciale gemiddelde). Resultaten naar achtergrondkenmerken Het is interessant om te weten welke groep wel of niet van plan is meer te gaan bewegen. Hiervoor zijn de resultaten uitgesplitst naar de achtergrondkenmerken (zie figuur 5.4).
41
niet van plan meer te bewegen
van plan om meer te bewegen
50
40
30
20
10
wel beperking/chronische aandoening
ernstig overgewicht
gezond gewicht
matig overgewicht
pensioen
werkeloos
huisvrouw
student
werkzaam
gezin met kinderen
eenoudergezin met kinderen
alleenstaand
geen beperking/chronische aandoening
Figuur 5.4 Bereidheid om meer te gaan bewegen naar achtergrondkenmerken
gezin zonder kinderen
allochtoon
autochtoon
hoog opgeleid
laag opgeleid
midden opgeleid
sporters
niet-sporters
50-64 jaar
35-49 jaar
18-34 jaar
mannen
vrouwen
Overijssel
0
Wat uit bovenstaande figuur valt af te lezen is dat vooral niet-sporters (40%), éénoudergezinnen (40%), mensen met ernstig overgewicht (35%), werklozen (33%) en allochtonen (32%) hoger dan gemiddeld (28%) scoren op de bereidheid om meer te gaan bewegen. De bovengemiddelde groep die niet van plan is om meer te gaan bewegen bestaat uit gepensioneerden (42%), niet-sporters (38%), 50-64 jarigen (37%) en laag opgeleiden (37%). Opvallend is dat bij de niet-sporters 40% wel van plan is om meer te gaan bewegen, maar dat een bijna net zo’n grote groep (38%) dit niet van plan is.
6. Leefstijl
43
6.1 Roken De leefstijl van de Overijsselse bevolking wordt in dit onderzoek gemeten aan de hand van de BRAVOthema’s: Bewegen, Roken, Alcohol en Voeding. De O van ontspanning wordt niet meegenomen in dit onderzoek. Voor het thema roken is in de vragenlijst gevraagd of men rookt en zo ja, hoeveel men dan rookt. Resultaten voor Overijssel en gemeenten Uit de analyse van de resultaten blijkt dat 23% van de respondenten rookt. Dit is gunstiger dan landelijk onderzoek laat zien, namelijk dat van alle Nederlanders van 18 jaar en ouder 28% rookt11. Van de rokers in Overijssel rookt de meerderheid dagelijks drie keer of meer (65%), rookt 19% af en toe, rookt 9% dagelijks één of twee keer en rookt de overige 7% wekelijks drie tot zes keer of wekelijks minder dan drie keer. In de gemeenten Almelo, Hellendoorn, Twenterand en Dalfsen roken de inwoners relatief meer dan in de andere gemeenten (respectievelijk 26%, 26%, 25% en 25%). Er wordt relatief minder gerookt in de gemeenten Zwartewaterland, Borne, Staphorst, Hof van Twente en Haaksbergen (18%) (zie bijlage 15). Resultaten naar achtergrondkenmerken De rokers zijn uitgesplitst naar achtergrondkenmerken, zodat een beeld van de gemiddelde roker wordt gegeven. 50
40
30
20
10
wel beperking/chronische aandoening
geen beperking/chronische aandoening
ernstig overgweicht
matig overgewicht
gezond gewicht
pensioen
werkeloos
huisvrouw
werkzaam
student
gezin met kinderen
gezin zonder kinderen
alleenstaand
allochtoon
autochtoon
hoog opgeleid
midden opgeleid
eenoudergezin met kinderen
Figuur 6.1 Rokers naar achtergrondkenmerken
laag opgeleid
niet-sporter
sporter
50-64 jaar
35-49 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
0
In bovenstaande figuur is af te lezen dat meer mannen roken dan vrouwen (27% t.o.v. 18%) en dat het aantal rokers daalt met de leeftijd, meer jongeren (18-34 jarigen: 27%) roken dan ouderen (35-49 jarigen: 21%; 50-64 jarigen: 19%). Sporters roken minder vaak dan niet-sporters (21% t.o.v. 28%). Laag opgeleiden roken vaker dan hoog opgeleiden. Andere subgroepen die vaker roken zijn allochtonen (28%), alleenstaanden (32%) en éénoudergezinnen met kinderen (38%), werklozen (36%), mensen met een beperking en/of chronische aandoening (26%).
11
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, National Kompas Volksgezondheid. Roken. Website: www.nationaalkompas.nl Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Roken. Bilthoven: RIVM, versie 3.19, 24 september 2009.
44
Risicogroepen voor roken Achtergrondkenmerk
Risicogroepen
Geslacht
Mannen
Leeftijd
18-34 jarigen
Sportbeoefening
Niet-sporters
Opleiding
Laag opgeleiden
Etniciteit
Allochtonen
Huishoudensituatie
Alleenstaanden en éénoudergezinnen met
kinderen Maatschappelijke positie
Werklozen
BMI
-*
Beperking en/of chronische aandoening
Mensen met een beperking en/of CA
* geen significant verschil
6.2 Alcohol Naast roken is alcohol ook een leefstijlfactor die in dit onderzoek is meegenomen. In de vragenlijst is gevraagd of men alcohol drinkt en zo ja, hoeveel glazen alcohol men dan drinkt. De Gezondheidsraad adviseert gezonde volwassen mannen niet meer dan twee standaardglazen alcohol per dag te drinken en gezonde volwassen vrouwen niet meer dan één standaardglas alcohol per dag12. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel drinkt 81% van de volwassenen (18-64 jaar) wel eens alcohol. Dit percentage komt overeen met het landelijke percentage, landelijk onderzoek laat namelijk zien dat 81% van de Nederlandse bevolking alcohol drinkt13. De meerderheid van de alcoholdrinkers drinkt af en toe (36%) of drinkt wekelijks vier of vijf glazen (27%), 17% van de alcoholdrinkers drinkt dagelijks één of twee glazen en 14% drinkt wekelijks minder dan vier glazen. Aan het advies voor aanvaardbaar alcoholgebruik wordt door 6% van de alcoholdrinkers niet voldaan, zij drinken namelijk dagelijks meer dan twee glazen alcohol. In Tubbergen, Haaksbergen en Dalfsen wordt vaker alcohol gedronken dan in de andere Overijsselse gemeenten (respectievelijk 88% en 86%). Minder alcoholdrinkers bevinden zich in de gemeenten Staphorst (71%), Rijssen-Holten (76%) en Almelo (75%). Zie bijlage 16 voor een overzicht van alle gemeenten.
12 13
www.alcoholinfo.nl Volksgezondheid Toekomst Verkenning, National Kompas Volksgezondheid. Alcoholgebruik. Website: www.nationaalkompas.nl Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Alcoholgebruik. Bilthoven: RIVM, versie 3.19, 24 september 2009.
45
100
80
60
40
20
wel beperking/chronische aandoening
ernstig overgweicht
matig overgewicht
gezond gewicht
pensioen
werkeloos
huisvrouw
werkzaam
student
geen beperking/chronische aandoening
Figuur 6.2 Alcoholdrinkers naar achtergrondkenmerken
eenoudergezin met kinderen
gezin met kinderen
gezin zonder kinderen
alleenstaand
allochtoon
autochtoon
hoog opgeleid
midden opgeleid
laag opgeleid
niet-sporter
sporter
50-64 jaar
35-49 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
0
Resultaten naar achtergrondkenmerken In onderstaande figuur is een uitsplitsing naar achtergrondkenmerken te zien. Mannen zijn vaker een alcoholdrinker dan vrouwen (89% t.o.v. 73%) (zie figuur 6.2). Het percentage alcoholdrinkers is voor de leeftijdsgroepen gelijk, behalve de middengroep die minder alcoholdrinkers heeft (respectievelijk 83%, 82% en 78%). De subgroepen die meer alcohol drinken zijn sporters (84%), hoog opgeleiden (86%), autochtonen (82%), studenten (86%) en gepensioneerden (88%), mensen met een gezond gewicht (83%) en mensen zonder beperking en/of chronische aandoening (83%). Uit een extra analyse (niet uit de figuur op te maken) van de ‘zware drinkers’ (dagelijks meer dan twee glazen) blijkt dat de zware drinkers vooral bestaan uit mannen, 50-64 jarigen, niet-sporters, laag opgeleiden, werklozen en gepensioneerden, alleenstaanden en mensen met ernstig overgewicht.
Risicogroepen voor alcoholgebruik Achtergrondkenmerk
Risicogroepen
Geslacht
Mannen
Leeftijd
18-34 jarigen en 50-64 jarigen
Sportbeoefening
Sporters
Opleiding
Hoog opgeleiden
Etniciteit
Autochtonen
Huishoudensituatie
(éénouder)gezinnen met kinderen
Maatschappelijke positie
Studenten en gepensioneerden
BMI
-
Beperking en/of chronische aandoening
-
46
6.3 Voeding Een gezond voedingspatroon houdt onder meer in dat men voldoende vaak ontbijt en voldoende fruit en groenten eet. Het Voedingscentrum hanteert hiervoor de volgende normen: - tenminste op vijf dagen in de week ontbijten; - tenminste 200 gram groente per dag; - tenminste twee stuks fruit per dag. In de vragenlijst is gevraagd naar het aantal dagen in een gewone week dat men ontbijt, 200 gram groenten eet, twee stuks fruit eet en andere producten eet/drinkt: bruin brood, (light) frisdrank, vruchtensap, vlees, vis, zoete en hartige tussendoortjes en snacks. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel voldoet 85% aan de ontbijtnorm, 12% aan de groentenorm en 29% aan de fruitnorm. Landelijk onderzoek laat zien dat van de Nederlanders ongeveer 20% aan de groentenorm en ongeveer 30% aan de fruitnorm voldoet. Onbekend is hoeveel Nederlanders aan de ontbijtnorm voldoen14. De overige producten die in de voedingsvraag aan de orde komen, worden in onderstaande figuur weergegeven.
nooit
1-5 dagen per week
5 of meer dagen per week
sla/rauwkost groente (200 gram) fruit (2 stuks) bruin brood lightdranken vruchtensap frisdrank ontbijt vlees vis zoete tussendoortjes friet/gefrituurde snacks hartige tussendoortjes
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Figuur 6.3 Procentuele verdeling in voedingsproducten naar dagen per week
14
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, National Kompas Volksgezondheid. Voeding. Website: www.nationaalkompas.nl Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Voeding. Bilthoven: RIVM, versie 3.19, 24 september 2009.
100%
47
Bruin brood wordt door de meerderheid op vijf of meer dagen per week gegeten (87%), zelfs door 70% op alle dagen van de week. Van de respondenten drinkt 52% nooit light dranken, 43% nooit frisdrank en 26% nooit vruchtensap. Vlees wordt door 76% op vijf dagen of meer per week gegeten (28% op zeven dagen per week) en 3% eet nooit vlees. Vis wordt daarentegen door 36% nooit gegeten, terwijl het advies van het Voedingscentrum luidt om twee keer per week vis te eten (18% eet twee keer per week vis, 36% eet één keer per week vis). Op de vraag hoeveel dagen per week men zoete tussendoortjes (koek, snoep, ijs, etc.) eet, antwoordt 25% met zeven dagen per week. Friet en andere gefrituurde snacks worden door iets meer dan de helft (53%) nooit gegeten, en 36% eet het één keer per week. De vraag naar de hartige tussendoortjes (chips, nootjes, etc.) wordt heel divers beantwoord: 21% eet het nooit, 70% op één tot vijf dagen per week (19%: één keer per week; 26%: twee keer per week; 18%: drie keer per week) en 9% eet op vijf of meer dagen per week hartige tussendoortjes (2% op zeven dagen per week). Bij de gemeentelijk verschillen is alleen gekeken naar de groente-, fruit- en ontbijtnorm. De groentenorm blijkt in de gemeenten Zwolle (18%), Hengelo (16%), Borne (14%) en Haaksbergen (14%) boven het Overijsselse gemiddelde van 12% te liggen. Gemeenten die minder dan gemiddeld voldoen aan de groentenorm zijn Hardenberg (8%), Kampen, Twenterand en Zwartewaterland (allen 7%). Aan de fruitnorm wordt in de gemeenten Almelo, Dalfsen, Zwolle, Rijssen-Holten (allen 32%) en Hellendoorn (31%) meer voldaan dan in de andere gemeenten. Het voldoen aan deze norm gebeurt het minst vaak in Borne, Zwartewaterland, Twenterand (allen 25%), Kampen en Hardenberg (beide 24%). Opvallend is dat dezelfde gemeenten zowel het minste voldoen aan de groentenorm als aan de fruitnorm, namelijk Zwartewaterland, Twenterand, Kampen en Hardenberg. De ontbijtnorm wordt in de gemeenten Olst-Wijhe (89%) en Staphorst (89%) relatief meer dan gemiddeld gehaald, terwijl deze norm in Steenwijkerland, Dalfsen en Twenterand relatief minder wordt gehaald (respectievelijk 83%, 83% en 81%). Resultaten naar achtergrondkenmerken Bij de voedingsresultaten naar achtergrondkenmerken is gekeken naar de groente-, fruit- en ontbijtnorm. Om te laten zien dat het voldoen aan de groente- en fruitnorm verschilt in geslacht, leeftijd en opleiding, staan deze groepen weergegeven in onderstaande figuur. Significante verschillen van uitsplitsing naar de overige achtergrondkenmerken en van de ontbijtnorm worden in de tekst benoemd.
48
Groentenorm
Fruitnorm
50
40
30
20
10
hoog opgeleid
midden opgeleid
laag opgeleid
50-64 jaar
35-349 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
hoog opgeleid
midden opgeleid
laag opgeleid
50-64 jaar
35-349 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
0
Figuur 6.4 Voldoen aan de groente- en fruitnorm naar achtergrondkenmerken.
Vrouwen voldoen vaker aan de groente-, fruit- en ontbijtnorm dan mannen (respectievelijk 15%, 35% en 88% t.o.v. 9%, 23% en 82%). De oudste leeftijdscategorie (50-64 jarigen) voldoet vaker aan de groenteen fruitnorm dan de jongere leeftijdscategorieën, maar de ontbijtnorm wordt juist door de middelste leeftijdscategorie het meest gehaald. Sporters voldoen vaker aan de ontbijtnorm dan niet-sporters (87% t.o.v. 80%). Aan alle drie de normen wordt vaker voldaan door de hoog opgeleiden dan door de laag opgeleiden. Allochtonen voldoen vaker aan de groentenorm, maar minder vaak aan de ontbijtnorm. Mensen met ernstig overgewicht ontbijten minder vaak dan mensen met een gezond gewicht of met matig overgewicht (79% t.o.v. 87% en 85%). Hieronder staan de risicogroepen voor de 3 voedingsnormen samen:
Risicogroepen voor gezonde voeding (groentenorm + fruitnorm + ontbijtnorm samen) Achtergrondkenmerk
Risicogroepen
Geslacht
Mannen
Leeftijd
18-34 jarigen en 35-49 jarigen
Sportbeoefening
-*
Opleiding
Laag en midden opgeleiden
Etniciteit
-*
Huishoudensituatie
Alleenstaanden en éénoudergezinnen met
kinderen Maatschappelijke positie
Studenten
BMI
Mensen met ernstig overgewicht
Beperking en/of chronische aandoening
-
* geen significant verschil
49
7. Landelijke campagnes
51
7.1 Bekendheid met de campagne ’30minutenbewegen’ De laatste twee vragen in de vragenlijst gaan over de bekendheid met landelijke campagnes op het gebied van bewegen. De landelijke campagne ’30minutenbewegen’ is een leefstijlcampagne die sport en bewegen stimuleert en wordt uitgevoerd door NISB. Het is vooral een publiciteitscampagne die via radio, TV, internet mensen wil aansporen om actiever te worden. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel heeft 78% van de 18-64 jarigen wel eens iets gehoord, gezien of gelezen over de campagne ‘30minutenbewegen’. Dit is een hoog percentage in vergelijking met het landelijke percentage van 65% volgens het OBiN (begin 2010)15. In de gemeenten Hellendoorn, Ommen en Twenterand is de bekendheid met de campagne het grootst (respectievelijk 89%, 89% en 88%). De gemeenten waar de campagne minder bekend dan gemiddeld (78%) is, zijn Staphorst (68%), Kampen (70%), Zwolle (71%), Steenwijkerland (75%) en Almelo (75%) (zie bijlage 17). Resultaten naar achtergrondkenmerken Om te weten te komen bij welke specifieke groepen de campagne ‘30minutenbewegen’ wel of niet bekend is, is een analyse gedaan naar achtergrondkenmerken. 100
80
60
40
20
Uit deze analyse is gebleken dat vooral vrouwen, jonge volwassenen (18-34 jarigen), sporters, hoog opgeleiden, autochtonen, gezinnen, studenten en werkenden en mensen zonder beperking en/of chronische aandoening wel eens iets gehoord, gezien of gelezen hebben over de campagne ’30minutenbewegen’ (zie figuur 7.1).
15
Ongevallen en Bewegen in Nederland (OBiN), begin 2010.
wel beperking/chronische aandoening
ernstig overgweicht
matig overgewicht
gezond gewicht
pensioen
werkeloos
huisvrouw
werkzaam
geen beperking/chronische aandoening
Figuur 7.1 Bekendheid met de 30minutenbewegen campagne naar achtergrondkenmerken.
student
eenoudergezin met kinderen
gezin met kinderen
gezin zonder kinderen
alleenstaand
allochtoon
autochtoon
hoog opgeleid
midden opgeleid
laag opgeleid
niet-sporter
sporter
50-64 jaar
35-49 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
0
52
7.2 Bekendheid met de Nederlandse Norm Gezond Bewegen De campagne ‘30minutenbewegen’ is gebaseerd op de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Een belangrijk doel van de campagne is om de boodschap ‘30minutenbewegen’ over te brengen op de Nederlanders. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In tegenstelling tot de campagne, is de boodschap over de NNGB in Overijssel minder goed overgebracht, want iets minder dan de helft (49%) is bekend met de norm. Begin 2010 was 40% van de Nederlanders bekend met deze norm16. In de gemeenten waar de bekendheid met de campagne ‘30minutenbewegen’ groot is, is ook meer kennis over de NNGB. In de gemeenten Ommen, Hellendoorn en Borne is de boodschap het best overgekomen, daar is de bekendheid met de norm respectievelijk 60%, 59% en 56%. De norm is minder bekend in Kampen (38%), Staphorst (40%) en Losser (44%) (zie bijlage 18). Resultaten naar achtergrondkenmerken Om te weten te komen welke subgroepen de NNGB niet kennen is een uitsplitsing naar achtergrondkenmerken gemaakt.
100
80
60
40
20
wel beperking/chronische aandoening
ernstig overgweicht
matig overgewicht
gezond gewicht
pensioen
werkeloos
geen beperking/chronische aandoening
Figuur 7.2 Bekendheid met Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) naar achtergrondkenmerken.
huisvrouw
werkzaam
student
eenoudergezin met kinderen
gezin met kinderen
gezin zonder kinderen
alleenstaand
allochtoon
autochtoon
hoog opgeleid
midden opgeleid
laag opgeleid
niet-sporter
sporter
50-64 jaar
35-49 jaar
18-34 jaar
vrouwen
mannen
Overijssel
0
Uit figuur 7.2 is af te lezen dat de NNGB vooral bekend is bij vrouwen, 50-64 jarigen, sporters, laag opgeleiden, gezinnen, huismannen of –vrouwen, mensen met ernstig overgewicht en mensen met een beperking en/of chronische aandoening.
16
Ongevallen en Bewegen in Nederland (OBiN), begin 2010.
Bijlagen
53
54
Bijlage Bijlage 11 Huishoudenssituatie Huishoudenssituatie naar naar gemeente gemeente Huishoudenssituatie Huishoudenssituatie Gemeente Gemeente
2 volw.geen 2 volw.geen Alleenstaand (thuiswonende) Alleenstaand (thuiswonende) kind(eren) kind(eren)
2 volw éénouder 2 volw metmet éénouder metmet thuiswonend(e) (e) (e) thuiswonend(e) thuiswonend thuiswonend kind(eren) kind(eren) kind(eren) kind(eren)
anders anders
Almelo Almelo
16,4% 16,4%
34,0% 34,0%
44,8% 44,8%
3,9% 3,9%
1,0% 1,0%
Borne Borne
7,9% 7,9%
41,9% 41,9%
44,9% 44,9%
2,6% 2,6%
2,6% 2,6%
Dalfsen Dalfsen
7,9% 7,9%
26,7% 26,7%
62,0% 62,0%
1,4% 1,4%
2,1% 2,1%
Haaksbergen Haaksbergen
8,1% 8,1%
32,7% 32,7%
49,6% 49,6%
3,1% 3,1%
6,5% 6,5%
Hardenberg Hardenberg
8,2% 8,2%
28,5% 28,5%
54,4% 54,4%
3,1% 3,1%
5,7% 5,7%
Hellendoorn Hellendoorn
7,8% 7,8%
28,2% 28,2%
57,8% 57,8%
2,1% 2,1%
4,1% 4,1%
Hengelo Hengelo
16,4% 16,4%
37,8% 37,8%
38,4% 38,4%
5,2% 5,2%
2,2% 2,2%
HofHof vanvan Twente Twente
7,3% 7,3%
31,7% 31,7%
53,4% 53,4%
3,5% 3,5%
4,1% 4,1%
Kampen Kampen
20,7% 20,7%
28,6% 28,6%
45,8% 45,8%
4,0% 4,0%
0,9% 0,9%
Losser Losser
7,3% 7,3%
32,3% 32,3%
50,8% 50,8%
2,0% 2,0%
7,7% 7,7%
Olst-Wijhe Olst-Wijhe
10,5% 10,5%
33,5% 33,5%
50,8% 50,8%
2,1% 2,1%
3,1% 3,1%
Ommen Ommen
13,5% 13,5%
28,6% 28,6%
51,6% 51,6%
1,6% 1,6%
4,7% 4,7%
Rijssen-Holten Rijssen-Holten
5,9% 5,9%
25,8% 25,8%
60,9% 60,9%
2,0% 2,0%
5,4% 5,4%
Staphorst Staphorst
9,4% 9,4%
17,6% 17,6%
64,7% 64,7%
2,4% 2,4%
5,9% 5,9%
Steenwijkerland Steenwijkerland
8,8% 8,8%
28,0% 28,0%
54,6% 54,6%
1,5% 1,5%
7,1% 7,1%
Tubbergen Tubbergen
4,8% 4,8%
24,1% 24,1%
64,5% 64,5%
3,1% 3,1%
3,5% 3,5%
Twenterand Twenterand
6,5% 6,5%
28,4% 28,4%
58,6% 58,6%
2,7% 2,7%
3,8% 3,8%
Wierden Wierden
10,9% 10,9%
26,2% 26,2%
55,5% 55,5%
2,7% 2,7%
4,7% 4,7%
Zwartewaterland Zwartewaterland 7,2% 7,2%
30,4% 30,4%
57,4% 57,4%
3,8% 3,8%
1,3% 1,3%
Zwolle Zwolle
25,6% 25,6%
32,1% 32,1%
35,1% 35,1%
4,3% 4,3%
2,9% 2,9%
Totaal Totaal
13,3% 13,3%
30,8% 30,8%
49,0% 49,0%
3,3% 3,3%
3,6% 3,6%
Bijlage 2
55
Etniciteit (allochtoon-autochtoon) naar gemeente Etniciteit Gemeente
Allochtoon
Autochtoon
Almelo
17,3%
82,8%
Borne
5,2%
94,8%
Dalfsen
2,4%
97,6%
Haaksbergen
5,3%
94,7%
Hardenberg
2,8%
97,2%
Hellendoorn
6,0%
94%
Hengelo
11,6%
88,4%
Hof van Twente
6,5%
93,5%
Kampen
6,8%
93,2%
Losser
6,9%
93,1%
Olst-Wijhe
2,6%
97,4%
Ommen
3,7%
96,3%
Rijssen-Holten
3,3%
96,7%
Staphorst
3,0%
97,0%
Steenwijkerland
3,2%
96,8%
Tubbergen
1,8%
98,2%
Twenterand
2,7%
97,3%
Wierden
3,9%
96,1%
Zwartewaterland
1,3%
98,7%
Zwolle
11,6%
88,4%
Totaal
7,3%
92,7%
56
Bijlage 3 Maatschappelijke positie naar gemeente Maatschappelijke positie
Gemeente
scholier of student
werkzaam 1-20- uur per week
werkzaam 21 uur of meer per week
huisvrouw /-man
werkloos/ Arbeids ongeschikt
gepensioneerd/ vervroegd uitgetreden
anders
Almelo
8,4%
13,1%
58,2%
8,1%
5,0%
5,6%
1,6%
Borne
9,2%
14,4%
54,1%
6,6%
6,1%
7,4%
2,2%
Dalfsen
8,3%
15,9%
61,2%
8%
2,4%
3,1%
1,0%
Haaksbergen
13,1%
15,4%
53,5%
6,9%
3,5%
6,5%
1,2%
Hardenberg
11,5%
12,9%
58,4%
8,5%
3,4%
3,9%
1,4%
Hellendoorn
10,1%
16,1%
56,2%
7,3%
5,7%
4,1%
0,5%
Hengelo
7,4%
10,8%
60,5%
6,2%
7,2%
7,2%
0,7%
Hof van Twente
10,7%
15,7%
53,3%
8,2%
4,4%
5,2%
2,5%
Kampen
3,9%
6,5%
71,2%
2,6%
6,1%
7,6%
2,2%
Losser
13,4%
16,3%
48,8%
6,5%
6,9%
6,1%
2,0%
Olst-Wijhe
9,5%
13,2%
57,9%
8,4%
1,6%
7,9%
1,6%
Ommen
9,0%
12,2%
57,7%
7,9%
5,8%
4,8%
2,6%
Rijssen-Holten
7,7%
14,9%
53,7%
13,4%
3,3%
4,9%
2,1%
Staphorst
7,6%
16,4%
50,3%
17,0%
3,5%
3,5%
1,8%
Steenwijkerland
9,7%
12,7%
56,8%
7,5%
5,2%
6,5%
1,7%
Tubbergen
11,5%
12,8%
60,2%
7,1%
4,4%
2,7%
1,3%
Twenterand
10,6%
15,7%
50,4%
11,1%
4,9%
5,1%
2,2%
Wierden
10,2%
17,3%
53,5%
8,3%
2,8%
7,1%
0,8%
Zwartewaterland
7,6%
13,9%
55,7%
13,1%
4,2%
4,6%
0,8%
Zwolle
6,3%
11,2%
64,0%
5,2%
6,8%
4,8%
1,6%
Totaal
8,7%
13,0%
58,5%
7,6%
5,2%
5,5%
1,5%
Bijlage 4
57
Mensen met een beperking en/of chronische aandoening naar gemeente Beperking en/of chronische aandoening Gemeente
nee
ja
Almelo
71,9%
28,1%
Borne
71,9%
28,1%
Dalfsen
83,3%
16,7%
Haaksbergen
80,2%
19,8%
Hardenberg
74,3%
25,7%
Hellendoorn
76,8%
23,2%
Hengelo
75,6%
24,4%
Hof van Twente
75,4%
24,6%
Kampen
77,0%
23,0%
Losser
72,1%
27,9%
Olst-Wijhe
78,6%
21,4%
Ommen
76,6%
23,4%
Rijssen-Holten
76,7%
23,3%
Staphorst
81,7%
18,3%
Steenwijkerland
77,9%
22,1%
Tubbergen
80,6%
19,4%
Twenterand
74,5%
25,5%
Wierden
78,8%
21,2%
Zwartewaterland
78,9%
21,1%
Zwolle
74,0%
26,0%
Totaal
75,9%
24,1%
58
Bijlage 5 BMI naar gemeente BMI in categorieën
Gemeente
ondergewicht BMI <18,5
gezond gewicht BMI: 18,5 – 25
matig overgewicht BMI: 25-30
ernstig overgewicht BMI > 30
Almelo
2,1%
56,0%
31,8%
10,1%
Borne
1,8%
53,9%
35,5%
8,8%
Dalfsen
1,0%
59,5%
31,8%
7,6%
Haaksbergen
1,5%
57,3%
31,5%
9,6%
Hardenberg
1,7%
55,2%
31,1%
11,9%
Hellendoorn
2,4%
51,8%
34,6%
11,3%
Hengelo
2,1%
56,9%
31,1%
9,9%
Hof van Twente
0,8%
57,2%
33,3%
9,9%
Kampen
1,3%
57,5%
29,9%
11,3%
Losser
2,0%
50,6%
36,7%
10,6%
Olst-Wijhe
1,6%
54,8%
34,0%
9,6%
Ommen
2,1%
52,4%
36,5%
9,0%
Rijssen-Holten
1,6%
53,1%
37,8%
7,5%
Staphorst
1,2%
61,7%
30,5%
6,6%
Steenwijkerland
1,9%
46,3%
38,1%
13,6%
Tubbergen
1,8%
60,7%
30,8%
6,7%
Twenterand
0,8%
52,2%
36,1%
10,9%
Wierden
0,4%
53,8%
36,3%
9,6%
Zwartewaterland
0,9%
50,0%
38,0%
11,1%
Zwolle
1,6%
58,3%
30,0%
10,1%
Totaal
1,6%
55,4%
32,9%
10,1%
Bijlage 6
59
Sportdeelname (volgens RSO-norm) naar gemeente Sporter volgens RSO norm (minimaal 12 keer per jaar) Gemeente
sporter
geen sporter
Almelo
77,7%
22,3%
Borne
77,2%
22,8%
Dalfsen
76,6%
23,4%
Haaksbergen
76,0%
24,0%
Hardenberg
78,1%
21,9%
Hellendoorn
79,5%
20,5%
Hengelo
76,7%
23,3%
Hof van Twente
80,5%
19,5%
Kampen
69,8%
30,2%
Losser
77,9%
22,1%
Olst-Wijhe
79,5%
20,5%
Ommen
77,0%
23,0%
Rijssen-Holten
73,9%
26,1%
Staphorst
66,9%
33,1%
Steenwijkerland
74,0%
26,0%
Tubbergen
77,4%
22,6%
Twenterand
67,7%
32,3%
Wierden
79,1%
20,9%
Zwartewaterland
72,4%
27,6%
Zwolle
80,2%
19,8%
Totaal
76,5%
23,5%
60
Bijlage 7 Sporters met een lidmaatschap van sportvereniging naar gemeente Lid van een sportvereniging Gemeente
lid
geen lid
Almelo
54,7%
45,3%
Borne
63,2%
36,8%
Dalfsen
51,6%
48,4%
Haaksbergen
63,9%
36,1%
Hardenberg
56,8%
43,2%
Hellendoorn
65,6%
34,4%
Hengelo
56,5%
43,5%
Hof van Twente
57,0%
43,0%
Kampen
54,1%
45,9%
Losser
55,7%
44,3%
Olst-Wijhe
52,4%
47,6%
Ommen
56,9%
43,1%
Rijssen-Holten
48,4%
51,6%
Staphorst
44,0%
56,0%
Steenwijkerland
50,6%
49,4%
Tubbergen
54,4%
45,6%
Twenterand
48,3%
51,7%
Wierden
63,1%
36,9%
Zwartewaterland
55,1%
44,9%
Zwolle
56,9%
43,1%
Totaal
55,8%
44,2%
Bijlage 8
61
Sportmotivatie naar leeftijdscategorieen sporters
18-34 jarigen
35-49 jarigen
50-64 jarigen
Lichaamsbeweging / gezondheid Advies opvolgen van arts / fysiotherapeut Afslanken Opbouw van conditie, kracht en/of lenigheid Competitie, meten met anderen Prestatie, jezelf verbeteren Leuke activiteit / plezier Uitlaatklep voor dagelijkse leven / ontspanning Gezelligheid / sociale contacten Lekker buiten zijn Niet duur 0
20
40
60
80
100
Sportmotivatie naar opleidingscategorieen sporters
laag opgeleiden
midden opgeleiden
hoog opgeleiden
Lichaamsbeweging / gezondheid Advies opvolgen van arts / fysiotherapeut Afslanken Opbouw van conditie, kracht en/of lenigheid Competitie, meten met anderen Prestatie, jezelf verbeteren Leuke activiteit / plezier Uitlaatklep voor dagelijkse leven / ontspanning Gezelligheid / sociale contacten Lekker buiten zijn Niet duur 0
20
40
60
80
100
62
Sportmotivatie naar etniciteit sporters
autochtonen
allochtonen
Lichaamsbeweging / gezondheid Advies opvolgen van arts / fysiotherapeut Afslanken Opbouw van conditie, kracht en/of lenigheid Competitie, meten met anderen Prestatie, jezelf verbeteren Leuke activiteit / plezier Uitlaatklep voor dagelijkse leven / ontspanning Gezelligheid / sociale contacten Lekker buiten zijn Niet duur 0
20
40
60
80
gezond gewicht
matig overgewicht
ernstig overgewicht
40
60
80
100
Sportmotivatie naar BMI-categorieën sporters Lichaamsbeweging / gezondheid Advies opvolgen van arts / fysiotherapeut Afslanken Opbouw van conditie, kracht en/of lenigheid Competitie, meten met anderen Prestatie, jezelf verbeteren Leuke activiteit / plezier Uitlaatklep voor dagelijkse leven / ontspanning Gezelligheid / sociale contacten Lekker buiten zijn Niet duur 0
20
100
Bijlage 9
63
Motivatie om niet te sporten naar leeftijdscategorieën niet-sporters
18-34 jarigen
35-49 jarigen
50-64 jarigen
ik vind het niet nodig om te sporten ik weet het eigenlijk niet, het is geen gewoonte ik heb voldoende lichaamsbeweging te duur heb ik helemaal geen tijd voor vanwege werk en/of gezin andere vrijetijdsbezigheden vind ik leuker laat mijn gezondheid momenteel niet toe ik kan niet goed sporten ik weet niet welke sport bij mij past ik ben niet op de hoogte van de sportmogelijkheden in m'n omgeving ik ken geen mensen om mee te sporten 0
10
20
30
40
50
60
Motivatie om niet te sporten naar opleiding niet-sporters
laag opgeleiden
midden opgeleiden
hoog opgeleiden
ik vind het niet nodig om te sporten ik weet het eigenlijk niet, het is geen gewoonte ik heb voldoende lichaamsbeweging te duur heb ik helemaal geen tijd voor vanwege werk en/of gezin andere vrijetijdsbezigheden vind ik leuker laat mijn gezondheid momenteel niet toe ik kan niet goed sporten ik weet niet welke sport bij mij past ik ben niet op de hoogte van de sportmogelijkheden in m'n omgeving ik ken geen mensen om mee te sporten 0
10
20
30
40
50
60
64
Motivatie om niet te sporten naar etniciteit niet-sporters
autochtonen
allochtonen
ik vind het niet nodig om te sporten ik weet het eigenlijk niet, het is geen gewoonte ik heb voldoende lichaamsbeweging te duur heb ik helemaal geen tijd voor vanwege werk en/of gezin andere vrijetijdsbezigheden vind ik leuker laat mijn gezondheid momenteel niet toe ik kan niet goed sporten ik weet niet welke sport bij mij past ik ben niet op de hoogte van de sportmogelijkheden in m'n omgeving ik ken geen mensen om mee te sporten 0
10
20
30
40
50
60
Motivatie om niet te sporten naar BMI niet-sporters
gezond gewicht
matig overgewicht
ernstig overgewicht
ik vind het niet nodig om te sporten ik weet het eigenlijk niet, het is geen gewoonte ik heb voldoende lichaamsbeweging te duur heb ik helemaal geen tijd voor vanwege werk en/of gezin andere vrijetijdsbezigheden vind ik leuker laat mijn gezondheid momenteel niet toe ik kan niet goed sporten ik weet niet welke sport bij mij past ik ben niet op de hoogte van de sportmogelijkheden in m'n omgeving ik ken geen mensen om mee te sporten 0
10
20
30
40
50
60
Bijlage 10
65
Voldoen aan NNGB naar gemeente NNGB Gemeente
voldoet aan NNGB
voldoet niet aan NNGB
Almelo
43,4%
56,6%
Borne
34,7%
65,3%
Dalfsen
42,7%
57,3%
Haaksbergen
41,5%
58,5%
Hardenberg
45,5%
54,5%
Hellendoorn
47,8%
52,2%
Hengelo
39,9%
60,1%
Hof van Twente
38,0%
62,0%
Kampen
35,3%
64,7%
Losser
41,3%
58,7%
Olst-Wijhe
37,8%
62,2%
Ommen
42,5%
57,8%
Rijssen-Holten
38,2%
61,8%
Staphorst
39,0%
61,0%
Steenwijkerland
40,2%
59,8%
Tubbergen
42,9%
57,1%
Twenterand
39,4%
60,6%
Wierden
37,1%
62,9%
Zwartewaterland
41,9%
58,1%
Zwolle
36,4%
63,6%
Totaal
40,1%
59,9%
66
Bijlage 11 Voldoen aan fitnorm naar gemeente Fitnorm Gemeente
voldoet aan fitnorm
voldoet niet aan fitnorm
Almelo
33,1%
66,9%
Borne
31,7%
68,3%
Dalfsen
35,4%
64,6%
Haaksbergen
39,2%
60,8%
Hardenberg
37,6%
62,4%
Hellendoorn
38,5%
61,5%
Hengelo
31,1%
68,9%
Hof van Twente
34,9%
65,1%
Kampen
37,2%
62,8%
Losser
38,6%
61,4%
Olst-Wijhe
36,5%
63,5%
Ommen
36,6%
63,4%
Rijssen-Holten
33,5%
66,5%
Staphorst
37,2%
62,8%
Steenwijkerland
37,8%
62,2%
Tubbergen
39,4%
60,6%
Twenterand
34,2%
65,8%
Wierden
38,1%
61,9%
Zwartewaterland
33,5%
66,5%
Zwolle
33,3%
66,7%
Totaal
35,1%
64,9%
Bijlage 12
67
Inactieven naar gemeente Inactief Gemeente
ja
nee
Almelo
4,8%
95,2%
Borne
4,5%
95,5%
Dalfsen
3,2%
96,8%
Haaksbergen
6,2%
93,8%
Hardenberg
2,3%
97,7%
Hellendoorn
5,7%
94,3%
Hengelo
6,3%
93,7%
Hof van Twente
4,7%
95,3%
Kampen
6,7%
93,3%
Losser
5,1%
94,9%
Olst-Wijhe
5,4%
94,6%
Ommen
4,8%
95,2%
Rijssen-Holten
4,5%
95,5%
Staphorst
6,7%
93,3%
Steenwijkerland
8,7%
91,3%
Tubbergen
3,2%
96,8%
Twenterand
8,3%
91,7%
Wierden
4,6%
95,4%
Zwartewaterland
5,7%
94,3%
Zwolle
4,9%
95,1%
Totaal
5,3%
94,7%
68
Bijlage Bijlage 13 13 Lichamelijke Lichamelijke activiteiten activiteiten naarnaar gemeente gemeente Wekelijkse Wekelijkse dagelijkse dagelijkse activiteiten activiteiten
Gemeente Gemeente
wekelijks lopenwekelijks wekelijks wekelijks wekelijks fietsenwekelijks wekelijks wekelijks lopen fietsen wekelijks wekelijks wekelijks wekelijks (school/werk wandelen wandelen (school/werk fietsen fietsen (school/werk als als (school/werk als als tuinieren klussen klussen tuinieren /winkel) ontspanning/winkel) /winkel) ontspanning /winkel) ontspanning ontspanning
Almelo Almelo
66 66
45 45
72 72
31 31
23 23
19 19
Borne Borne
61 61
42 42
70 70
27 27
30 30
20 20
Dalfsen Dalfsen
55 55
48 48
62 62
27 27
34 34
26 26
Haaksbergen Haaksbergen
66 66
41 41
68 68
27 27
31 31
21 21
Hardenberg Hardenberg
65 65
45 45
65 65
24 24
35 35
25 25
Hellendoorn Hellendoorn
58 58
46 46
68 68
31 31
28 28
28 28
Hengelo Hengelo
64 64
37 37
75 75
28 28
23 23
21 21
Hof van Hof Twente van Twente
64 64
47 47
61 61
26 26
29 29
25 25
Kampen Kampen
63 63
39 39
67 67
28 28
26 26
30 30
Losser Losser
63 63
42 42
60 60
28 28
30 30
29 29
Olst-Wijhe Olst-Wijhe
59 59
49 49
65 65
34 34
39 39
25 25
Ommen Ommen
66 66
49 49
64 64
30 30
36 36
25 25
Rijssen-Holten Rijssen-Holten
65 65
42 42
69 69
33 33
25 25
26 26
Staphorst Staphorst
54 54
41 41
57 57
25 25
39 39
31 31
Steenwijkerland Steenwijkerland
63 63
39 39
56 56
21 21
33 33
28 28
Tubbergen Tubbergen
59 59
50 50
62 62
32 32
36 36
32 32
Twenterand Twenterand
57 57
42 42
62 62
26 26
34 34
22 22
Wierden Wierden
57 57
42 42
64 64
23 23
31 31
21 21
Zwartewaterland Zwartewaterland
56 56
50 50
74 74
27 27
26 26
25 25
Zwolle Zwolle
66 66
38 38
77 77
27 27
17 17
15 15
Totaal Totaal
63 63
42 42
68 68
28 28
27 27
23 23
Bijlage 14
69
Bereidheid tot meer bewegen naar gemeente Uitspraken over bewegen ik ben niet van plan om meer te gaan bewegen
ik ben van plan om meer te gaan bewegen
ik ben op dit moment bezig meer te bewegen
ik ben al langer dan een half jaar meer aan het bewegen
Almelo
26,8%
28,5%
23,3%
21,4%
Borne
32,9%
31,1%
20,0%
16,0%
Dalfsen
33,3%
27,1%
24,0%
15,6%
Haaksbergen
34,7%
27,4%
17,8%
20,1%
Hardenberg
34,9%
27,2%
22,0%
15,9%
Hellendoorn
36,1%
27,0%
20,3%
16,6%
Hengelo
30,6%
29,8%
20,3%
19,2%
Hof van Twente
35,8%
26,9%
20,0%
17,2%
Kampen
34,3%
26,8%
21,6%
17,3%
Losser
26,2%
27,9%
24,6%
21,3%
Olst-Wijhe
33,9%
29,6%
18,8%
17,7%
Ommen
32,3%
27,5%
22,8%
17,5%
Rijssen-Holten
28,6%
28,6%
23,1%
19,7%
Staphorst
33,3%
27,3%
23,6%
15,8%
Steenwijkerland
28,6%
31,9%
20,3%
19,2%
Tubbergen
39,4%
30,3%
15,1%
15,1%
Twenterand
31,4%
29,2%
20,1%
19,3%
Wierden
33,7%
25,2%
19,9%
21,1%
Zwartewaterland
30,0%
28,3%
24,3%
17,4%
Zwolle
31,4%
31,7%
20,9%
15,9%
Totaal
31,9%
28,9%
21,2%
18,0%
Gemeente
70
Bijlage 15 Roken naar gemeente Roken Gemeente
ja
nee
Almelo
25,7%
74,3%
Borne
17,9%
82,1%
Dalfsen
24,7%
75,3%
Haaksbergen
18,5%
81,5%
Hardenberg
24,4%
75,6%
Hellendoorn
25,6%
74,4%
Hengelo
22,8%
77,2%
Hof van Twente
18,1%
81,9%
Kampen
22,2%
77,8%
Losser
19,7%
80,2%
Olst-Wijhe
21,2%
78,8%
Ommen
21,1%
78,9%
Rijssen-Holten
21,4%
78,6%
Staphorst
17,9%
82,1%
Steenwijkerland
22,5%
77,5%
Tubbergen
23,1%
76,9%
Twenterand
25,1%
74,9%
Wierden
21,8%
78,2%
Zwartewaterland
17,6%
82,4%
Zwolle
24,1%
75,9%
Totaal
22,7%
77,3%
Bijlage 16
71
Alcohol naar gemeente Alcohol Gemeente
ja
nee
Almelo
74,9%
25,1%
Borne
82,9%
17,1%
Dalfsen
85,6%
14,4%
Haaksbergen
85,9%
14,1%
Hardenberg
80,5%
19,5%
Hellendoorn
83,7%
16,3%
Hengelo
84,2%
15,8%
Hof van Twente
84,3%
15,7%
Kampen
83,7%
16,3%
Losser
79,8%
20,2%
Olst-Wijhe
82,7%
17,3%
Ommen
80,7%
19,3%
Rijssen-Holten
75,6%
24,4%
Staphorst
71,4%
28,6%
Steenwijkerland
80,9%
19,1%
Tubbergen
87,6%
12,4%
Twenterand
77,9%
22,1%
Wierden
80,2%
19,8%
Zwartewaterland
78,1%
21,9%
Zwolle
81,3%
18,7%
Totaal
81,1%
18,9%
72
Bijlage 17 Bekendheid met ‘30minutenbewegen’ naar gemeente Bekend met campagne 30minutenbewegen Gemeente
ja
nee
Almelo
75,4%
24,6%
Borne
84,2%
15,8%
Dalfsen
80,8%
19,2%
Haaksbergen
87,1%
12,9%
Hardenberg
79,7%
20,3%
Hellendoorn
88,7%
11,3%
Hengelo
77,4%
22,6%
Hof van Twente
80,5%
19,5%
Kampen
69,8%
30,2%
Losser
79,4%
20,6%
Olst-Wijhe
76,3%
23,7%
Ommen
88,5%
11,5%
Rijssen-Holten
83,1%
16,9%
Staphorst
68,0%
32,0%
Steenwijkerland
74,6%
25,4%
Tubbergen
78,4%
21,6%
Twenterand
88,1%
11,9%
Wierden
85,5%
14,5%
Zwartewaterland
77,2%
22,8%
Zwolle
71,2%
28,8%
Totaal
78,1%
21,9%
Bijlage 18
73
Bekendheid met NNGB naar gemeente Bekend met Nederlandse Norm Gezond Bewegen Gemeente
ja
nee
Almelo
48,9%
51,1%
Borne
55,9%
44,1%
Dalfsen
50,9%
49,1%
Haaksbergen
53,5%
46,5%
Hardenberg
46,6%
53,4%
Hellendoorn
58,5%
41,5%
Hengelo
49,4%
50,6%
Hof van Twente
51,9%
48,1%
Kampen
38,3%
61,7%
Losser
44,1%
55,9%
Olst-Wijhe
46,1%
53,9%
Ommen
60,0%
40,0%
Rijssen-Holten
49,9%
50,1%
Staphorst
39,9%
60,1%
Steenwijkerland
46,6%
53,4%
Tubbergen
44,9%
55,1%
Twenterand
50,9%
49,1%
Wierden
53,5%
46,5%
Zwartewaterland
44,9%
55,1%
Zwolle
48,6%
51,4%
Totaal
48,8%
51,2%