Fiscale kijk op Kredietderivaten &
(Synthetische) Securitisatie
Dr. C.P.M. van Houte
Dr. Van Houte tax law publishers
Brussels-2006
Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijke uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen.
ISBN 90-9020363-X NUR 826
Van Houte, C.P.M. Fiscale kijk op kredietderivaten & (synthetische) securitisatie © 2006 Van Houte, C.P.M., Brussel Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
2
Lijst van gebruikte afkortingen A-G art.
advocaat-generaal artikel(en)
bijv. BIS blz. BNB B.V. BW
bijvoorbeeld Bank for International Settlements bladzijde Beslissingen in belastingzaken, Nederlandse belastingrechtspraak besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Burgerlijk Wetboek
CAT CBO CDO CDS CLN CLS
Catastrophe Bond Collateralized Bond Obligation Collateralized Debt Obligation Credit Default Swap Credit Linked Note Catastrophe Linked Security
DDS diss.
Default Digital Swap dissertatie
e.v.
en volgende
Hof HR
gerechtshof Hoge Raad der Nederlanden
ISDA
International Swaps and Derivatives Association Inc.
LIBOR
London InterBank Offered Rate
MvT
Memorie van Toelichting
NJ NJB nr.
Nederlandse jurisprudentie Nederlands juristenblad nummer
Rb Rv
Rechtbank Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Stb. Stcrt. S&V SPE SPV
Staatsblad Staatscourant Tijdschrift voor Ondernemingsbestuur (voorheen geheten: Stichting, Vereniging & Vennootschap) Special Purpose Entity Special Purpose Vehicle
TRORS TRS TvI
Total Rate of Return Swap Total Rate of Return Swap Tijdschrift voor Insolventierecht
3
VaR vgl. V-N
Value-at-Risk vergelijk Vakstudie Nieuws
Wet IB 1964 Wet IB 2001 Wet Vpb 1969 Wet OB 1968 WBR WFR WPNR
Wet op de inkomstenbelasting 1964 Wet inkomstenbelasting 2001 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Wet op de omzetbelasting 1968 Wet op belastingen van rechtsverkeer Weekblad voor fiscaal recht Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie
4
Voorwoord In deze fiscale monografie worden de fiscale aspecten van kredietderivaten en (synthetische) securitisatie behandeld. Tot nu toe is er weinig geschreven over de fiscale behandeling van kredietderivaten naar Nederlands recht. De geringe belangstelling kan niet worden verklaard uit het grote financiële belang dat is gemoeid met kredietderivaten en (synthetische) securitisatie.1 In de komende jaren is een verdere groei van de handel in kredietderivaten en (synthetische) securitisatie te verwachten. Immers, in een steeds gecompliceerdere en onzekere wereld zal de behoefte aan het afdekken van allerhande risico’s alleen maar toenemen. Kredietderivaten en (synthetische) securitisatie kunnen een geschikt alternatief zijn voor traditionele verzekeringen om zich tegen risico’s in te dekken. Het financieel-economische belang, en daarmee het fiscale belang, van kredietderivaten en (synthetische) securitisatie is nauwelijks te overschatten. Dit boek is bedoeld als een eerste aanzet voor het verkrijgen van inzicht in de belangrijkste fiscale aspecten van kredietderivaten (in het bijzonder ‘credit default swaps’) en van (synthetische) securitisatie. Omdat er voor de fiscale behandeling enig inzicht in de financieel-economische betekenis van kredietderivaten en de civielrechtelijke vormgeving vereist is, wordt daarom ook aan die aspecten aandacht besteed. Het boek is niet alleen geschikt voor fiscalisten die in de praktijk werken, maar ook voor bedrijfsjuristen, advocaten, accountants, credit quants en andere krediet specialisten. Voor studenten die in deze materie zijn geïnteresseerd is dit boek een geschikte inleiding in een complexe materie. De jurisprudentie tot januari 2006 is verwerkt. Brussel, januari 2006 Dr. C.P.M. van Houte
1
Het uitstaande "notional" bedrag van credit default swaps – de belangrijkste kredietderivaat - bedroeg op 31 december 2002 US Dollar twee biljoen; ISDA Newsletter van 3 juni 2003.
5
6
INHOUDSOPGAVE Lijst van gebruikte afkortingen Hoofdstuk 1 1. 2. 3. Hoofdstuk 2
Inleiding Algemeen Plan van behandeling Doelgroep
9 10 11
Financieel-economische aspecten van kredietderivaten
2.1 Algemeen 2.2 Risico’s 2.3 Wat zijn kredietderivaten? 2.3.1 Betekenis 2.3.2 Definitie 2.4 Toepassingen 2.5 Basisstructuur 2.6 Premie (‘pricing’) 2.7 Verschijningsvormen 2.7.1 Credit Default Swap (CDS) 2.7.2 Credit Put Derivative 2.7.3 Total (Rate Of) Return Swap (TRORS/TRS) 2.7.4 Exotische Kredietderivaten 2.7.4.1 Default Digital Swap (DDS) 2.7.4.2 Rating Triggered Credit Default Swap 2.7.4.3 Credit Spread Option (CSO) 2.7.4.4 Credit Linked Note (CLN) 2.8 Conclusies
12 12 15 15 16 18 18 19 22 23 24 25 26 26 27 27 28 29
Hoofdstuk 3 Civielrechtelijke aspecten van kredietderivaten Algemeen Soort contract Credit events Verrekening/Netting Rechtskeuze Databescherming Collectieve zekerheidsarrangementen Algemeen Juridische risico’s Gedeelde zeggenschap Bankhypotheek of –pandrecht Praktische oplossingen Borgtocht Hoofdelijk schuldeiserschap Structured Finance Parallel debt Conclusies
7
30 30 33 35 36 36 37 37 38 38 39 41 41 41 42 42 43
Hoofdstuk 4 Fiscaalrechtelijke aspecten van kredietderivaten 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11
Algemeen Vennootschapsbelasting Fiscale winstbepaling Fiscale hedge-accounting Partijen bij een kredietderivaat (CDS) Positie protection buyer Positie protection seller Fiscale behandeling TRORS of TRS Positie total rate of return payer Positie total rate of return receiver Kredietderivaten en Fiscale eenheid Vpb Kredietderivaten en Deelnemingsvrijstelling Kredietderivaten en Thin Capitalisation Omzetbelasting Assurantiebelasting Internationale fiscale aspecten Conclusies
44 44 44 49 51 52 57 62 62 63 64 65 66 67 68 69 71
Hoofdstuk 5 (Synthetische) securitisatie 5.1 Algemeen 5.2 Voordelen van (gewone) securitisatie 5.3 Partijen bij een securitisatie 5.4 Voorwaarden voor securitisatie 5.4.1 Kasstroomgenererende activa 5.4.2 Werkelijke overdracht (‘true sale’) 5.4.3 Geen of lage belastingdruk 5.5 Basisstructuur 5.6 Originator 5.7 Special Purpose Vehicle (SPV) 5.7.1 Rechtsvorm SPV 5.7.2 BV versus Stichting 5.8 Pass through/Pay through SPV 5.9 Overdracht 5.9.1 Civielrechtelijke aspecten overdracht 5.9.2 Fiscaalrechtelijke aspecten overdracht 5.9.2.1 Vennootschapsbelasting 5.9.2.2 Omzetbelasting 5.10 Credit enhancement 5.11 Synthetische securitisatie 5.11.1 Vennootschapsbelasting 5.11.2 Omzetbelasting 5.11.3 Assurantiebelasting 5.12 Risico-securitisatie (‘Alternative Risk Transfer’) 5.13 Conclusies Summary Trefwoordenregister Lijst van belangrijkste aangehaalde werken ISDA Master Agreement Interessante websites
8
73 74 75 75 75 76 76 77 77 78 79 79 83 87 87 89 89 92 93 95 96 97 97 97 99 101 103 105 108 133
Hoofdstuk 1. Inleiding 1. Algemeen Ondernemers zijn bij uitstek managers van risico’s. Er zijn twee geijkte manieren om er mee om te gaan. De eerste is proberen ze zoveel mogelijk te vermijden door bepaalde handelingen na te laten. En de tweede, als het niet anders kan, door de gevolgen van bepaalde risico’s – voor zover mogelijk – op anderen over te dragen.2 Bij op geld waardeerbare risico’s is het mogelijk deze tegen betaling van een overeengekomen premie door een ander te laten overnemen.3 Dat overnemen is de traditionele taak van (her)verzekeraars. Inmiddels zijn er echter nieuwe spelers op de markt gekomen die risico’s tegen betaling overnemen. In de twee laatste decennia zijn er alternatieve vormen van risico-overdracht (‘alternative risk transfer’; ART) ontwikkeld. Eén van die alternatieven is ontwikkeld met het oog op de kredietrisico’s, die samenhangen met bepaalde activa, in het bijzonder obligatieleningen en kredietverstrekkingen (leningen).4 Het betreft hier zogenoemde kredietderivaten. Met dergelijke financiële instrumenten is het mogelijk risico’s over te dragen van de ene partij (de ‘credit protection buyer’) op de andere partij (de ‘credit protection seller’). Een ander alternatief voor risico-overdracht is securitisatie. Dat is een techniek om vermogensbestanddelen te bundelen en vervolgens af te zonderen door overdracht aan een ‘special purpose vehicle’ (SPV). Deze laatste kan het op die manier geconcentreerde kredietrisico op haar beurt afwentelen op de geld- of kapitaalmarkt door het uitgeven van obligaties (zoals ‘Credit Linked Notes’). In geval van een synthetische securitisatie worden de vermogensbestanddelen niet metterdaad overgedragen, maar uitsluitend het daaraan verbonden kredietrisico. Bij synthetische securitisatie wordt daarom veelal gebruik gemaakt van kredietderivaten om het risico over te hevelen zonder werkelijke overdracht (‘true sale’) van de onderliggende stukken (‘reference assets’).5 Kredietderivaten en synthetische securitisatie zijn dus onderwerpen die in de praktijk nauw samenhangen. Door het spectaculair toegenomen financieel belang van kredietderivaten6, respectievelijk (synthetische) securitisatie, is het wenselijk meer duidelijkheid te verkrijgen over de juridische en fiscale aspecten die daarmee samenhangen. 2
Zie voor een geschiedenis over risico’s: Peter L. Bernstein, Against the gods, the remarkable story of risk, John Wiley & Sons, New York, 1996 en Peter Sprent, Risico’s, Zekerheden over onzekerheden, Aramith Uitgevers, Bloemendaal, 1990; zie over verzekeringsbeslissingen: Eric J. Johnson, John Hersey, Jacqueline Meszaros en Howard Kunreuther, Framing, Probability Distortions, and Insurance Decisions, in Choices, Values and Frames, samengesteld door Daniel Kahneman en Amos Tversky, Cambridge University Press, 2000. 3 Veel risico’s, in het bijzonder die rechtstreeks ingrijpen in een fysieke toestand, zijn niet af te wentelen, omdat zij intrinsiek zijn aan een bepaalde handeling (bijv. bergbeklimmen of motorrijden). De financiële implicaties van de risico’s zijn veelal wel af te wentelen. 4 Kredietderivaten beogen uitsluitend voor kredietrisico op schuldtitels dekking te verlenen en dus niet voor aandelen e.d. 5 Ook wel ‘reference portefeuille’ of ‘onderliggende waarden’ genoemd. 6 De wereldmarkt voor kredietderivaten in 2004 is geschat op ± USD 5.000 miljard. De Nederlandse markt bedraagt meerdere honderden miljoenen Euro’s.
9
Hoofdstuk 2. Financieel-economische aspecten van kredietderivaten 2.1 Algemeen Om de fiscale aspecten van kredietderivaten goed te kunnen begrijpen, is het noodzakelijk enig inzicht te hebben in de betekenis van kredietderivaten en welke functie zij hebben. Immers, de financieel-economische realiteit vormt het uitgangspunt voor belastingheffing. Bij de fiscale uitlegging van een fenomeen in het economische leven gaat het wezen vóór de schijn. Aan de civielrechtelijke aspecten zal ook aandacht moeten worden besteed. Immers, in het belastingrecht vormt de civielrechtelijke vormgeving van een bepaald economische betrekking of verschijnsel het uitgangspunt. Slechts indien dat civielrechtelijke uitgangspunt op gespannen voet staat met de werkelijke bedoeling van partijen kan deze opzij worden gezet.7 In hoeverre dat het geval zal zijn, hangt mede af van het soort belasting. De vennootschapsbelasting is bijvoorbeeld meer economisch georiënteerd dan de belastingen van rechtsverkeer.8 2.2 Risico’s Risico Er bestaan allerlei vormen van risico.9 Deze kunnen fysiek van aard zijn, maar ook financieel. Risico’s kunnen gebonden zijn aan bepaalde activa, maar ook aan bepaalde personen.10 Bij kredietrisico gaat het om risico’s verbonden aan schuldtitels11, zoals obligaties of pakketten van obligaties (portefeuilles). Dergelijke schuldtitels zijn naast kredietrisico ook onderhevig aan algemene risico’s (marktrisico12,13).
7 Zie R.L.H. IJzerman, Het leerstuk van de wetsontduiking in het belastingrecht, Kluwer, Deventer, Fiscale monografie, nr. 54, blz. 65 e.v. 8 Voor kredietderivaten: de assurantiebelasting. 9 Zie voor een geschiedenis over risico’s: Peter L. Bernstein, Against the gods, the remarkable story of risk, John Wiley & Sons, New York, 1996 en Peter Sprent, Risico’s, Zekerheden over onzekerheden, Aramith Uitgevers, Bloemendaal, 1990; zie over verzekeringsbeslissingen: Eric J. Johnson, John Hersey, Jacqueline Meszaros en Howard Kunreuther, Framing, Probability Distortions, and Insurance Decisions, in Choices, Values and Frames, samengesteld door Daniel Kahneman en Amos Tversky, Cambridge University Press, 2000. 10 Het is denkbaar dat een bepaalde schuldenaar wel kan betalen, maar weigert te betalen. 11 Uiteraard zijn deze risico’s uiteindelijk terug te voeren naar het risico dat verbonden is aan de schuldeiser. Onder normale omstandigheden mag echter bij vermogenstitels als obligaties worden aangenomen dat een persoon die kan betalen, ook wel zal willen betalen, althans daartoe juridisch zal worden gedwongen. Een zekere mate van objectivering van het kredietrisico in een model is dus mogelijk en niet afhankelijk van de subjectieve (on)wil van de schuldenaar. 12 Hierbij gaat het dan om risico’s die samenhangen met prijsschommelingen als gevolg van onder andere de rentestand (ten opzichte van alternatieve beleggingen) en valutarisico’s. 13 De opbrengst op een portefeuille met alleen marktrisico is dan ook standaard normaal verdeeld, terwijl de verdeling van kredietrisico niet standaard normaal verdeeld is, maar een scheve verdeling kent.
10
Hoofdstuk 3. Civielrechtelijke aspecten van kredietderivaten 3.1 Algemeen Aangezien de terminologie die ter zake van kredietderivaten wordt gehanteerd niet gestandaardiseerd is,14 is het noodzakelijk om een concreet contract ondanks de benaming steeds te kwalificeren volgens de Nederlandse civielrechtelijke en fiscaalrechtelijke maatstaven. Kredietderivaten zijn vanuit civielrechtelijk oogpunt wederkerige overeenkomsten die geen specifieke regeling in het Nederlands Burgerlijk Wetboek kennen.15 Bij kredietderivaten zijn in de regel twee partijen betrokken die in een bepaalde verbintenisrechtelijke relatie tot elkaar staan. De overeenkomst komt door wilsovereenstemming tot stand. Of, en zo ja in hoeverre er moet worden gepresteerd door de ene partij (de ‘(credit) protection seller’) aan de andere partij (de ‘(credit) protection buyer’) hangt af van onzekere omstandigheden. Er is dus sprake van een kanscontract.16 Of dat kanscontract ook als een verzekeringscontract kan worden aangemerkt, staat thans nog niet vast. Er zijn echter sterke aanwijzingen dat een kredietderivaat als verzekeringscontract kan worden betiteld. Die conclusie heeft belangrijke gevolgen. Immers, bescherming (‘dekking’) onder de titel van verzekeringsovereenkomsten mag in Nederland alleen door vergunnings- gerechtigde personen in de zin van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden aangeboden. Kanscontracten die geen verzekeringsovereenkomst zijn, kunnen in beginsel door iedereen worden aangegaan. In dit hoofdstuk zal onder meer de vraag worden behandeld of een kredietderivaat als een kanscontract, in het bijzonder een verzekeringsovereenkomst kan worden aangemerkt. Verder wordt vooruitlopend op hoofdstuk 5, waarin in het bijzonder de fiscale aspecten van (synthetische) securitisatie worden behandeld, een aantal civielrechtelijke aspecten van zekerheidsrechten die spelen bij een (synthetische) securitisatie besproken. 3.2 Soort contract Kanscontract Vanuit juridisch perspectief zijn bij een kredietderivaat in beginsel twee partijen betrokken, zodat het een wederkerig contract is. Enerzijds is er de partij die het kredietrisico overdraagt en anderzijds de partij die het kredietrisico overneemt. De overdragende partij zal aan de overnemende partij een (premie)betaling verrichten17 en daartegenover onder opschortende 14
Ondanks pogingen van de ISDA om een zekere standaard te ontwikkelen. Voor de publiekrechtelijke regelgeving verwijs ik naar C.M. Grundmann-van de Krol, Koersen door het effectenrecht, Beschouwingen omtrent Nederlands effectenrecht, Boom Juridische uitgevers, Den Haag, 2002, blz.422-425. Voor de implicaties van kredietderivaten en securitisatie op het kapitaalbeslag van banken verwijs ik naar het ‘third consultative paper (CP3)’ van de BIS: “Changes to the Securitisation Framework”, januari 2004 zie: http://www.bis.org/bcbs/publ.htm. 16 Artikel 7A:1811 BW. 17 Immers, een overgenomen risico (dus dat niet immanent is aan een subject) zal een subject uitsluitend willen overnemen tegen een bepaalde vergoeding (bijv. in de vorm van een premie) omdat vanuit het axioma van risicoaversie ieder subject naar een zo laag mogelijk risico streeft en overgenomen risico dus gecompenseerd dient te worden door een financiële vergoeding. 15
11
voorwaarde het recht op een prestatie verkrijgen. Hoewel bij het afsluiten van de overeenkomst de kans op (gelijk) voordeel en (gelijk) nadeel voor elk van de partijen even groot is, althans even groot wordt gewaardeerd,18 zal uiteindelijk voor één der contractanten uit de overeenkomst een voordeel ontstaan en voor de andere partij een nadeel. Er is – geabstraheerd van kosten - sprake van een ‘zero-sum-game’. De uitkomst is afhankelijk van een onzekere gebeurtenis (het al dan niet intreden van een credit event). Dientengevolge dient een overeenkomst die een kredietderivaat regelt juridisch als kanscontract te worden geclassificeerd. Indien het credit event zich niet voordoet is de protection buyer zijn premie kwijt en heeft hij dus een nadeel ten opzichte van de situatie dat hij geen kredietderivaat zou zijn aangegaan. Indien het credit event zich wel voordoet, zal het nadeel als gevolg daarvan voor de protection seller veelal groter zijn dan de ontvangen premie(s), zodat deze dan een nadeel heeft gelopen ten opzichte van de situatie dat er geen kredietderivaat zou zijn overeengekomen. Verzekeringscontract Een bijzondere vorm van een kanscontract vormt de verzekeringsovereenkomst. Een kredietderivaat, bijv. een ‘Credit Default Swap’ (CDS) vertoont grote gelijkenis met een verzekeringsovereenkomst. De protection buyer heeft een verzekerbaar belang, omdat hij in een bepaalde vermogensrechtelijke relatie tot de reference assets staat. De protection buyer wil door het kopen van een kredietderivaat komen tot een gecontracteerde risico-overname. Verder is een kredietrisico in beginsel beperkt, omdat het een correlatie heeft met een of meer specifieke crediteuren (de emittenten van de onderliggende schuldtitels (de ‘reference assets’)). Dientengevolge is het kredietrisico verzekerbaar.19 Voor een marktrisico geldt dat niet.20 In beginsel is dat risico feitelijk onbeperkt, hetgeen zichtbaar is bij bijv. een beurscrash. Uitsluitend beperkte risico’s zijn verzekerbaar. Onbeperkte risico’s zijn dat in beginsel niet. Er is daarvoor geen zinvolle premie te bepalen.21 Aangezien bij kredietderivaten, in het bijzonder de credit default swaps, het risico specifiek afgebakend is in de vorm van bepaalde ‘credit events’ onderscheidt deze overeenkomst zich van financiële instrumenten die meer op marktomstandigheden betrekking hebben, zoals putopties.22 In het laatste geval kan weliswaar vanuit een economisch gezichthoek voor de houder van de putoptie sprake zijn van een ‘verzekering’, maar niet vanuit juridisch 18
Het equivalentiebeginsel brengt mee dat de premiebetaling – geabstraheerd van kosten - exact overeenkomt met de omvang van de overgenomen risico’s. De equivalentie is echter gebaseerd op bepaalde statistisch gefundeerde verwachtingen die uiteindelijk anders kunnen uitpakken dan bij het sluiten van het contract werd voorzien. 19 Zie Baruch Berliner, Limits of insurability of risks, Prentice Hall, 1982. 20 Het risico dat voor marktrisico wordt gelopen is wel te ‘verzekeren’ via bijv. putopties. De daarvoor verschuldigde premies zijn echter veel hoger, omdat de ‘schadeoorzaken’ veel diverser en onzekerder zijn. 21 Bij een onbegrensd risico, is de kans op verlies in beginsel ook onbeperkt. Een dergelijk risico is onverzekerbaar; zie B.J.J. Alting von Geusau, Verzekering en het Kanselement in Verzekering en Kans, Preadvies 1997 van de Vereniging voor Verzekeringswetenschap, W.E.J. Tjeenk Willink, 1998, blz. 2/3. 22 Dergelijke contracten zouden onder omstandigheden als overeenkomsten tot verrekening van een koers- of prijsverschil worden opgevat. Dat geldt niet voor kredietderivaten, omdat bij de afwezigheid van een markt, geen koersverschil valt te verrekenen. Een prijsverschil wordt ook niet verrekend, indien er een credit event is dat niet leidt tot lagere prijs, bijv. bij migration of een ‘binary credit default swap’, die een vaste uitkering kent.
12
Hoofdstuk 4. Fiscaalrechtelijke aspecten van kredietderivaten 4.1 Algemeen Het is interessant om te bezien hoe het belastingrecht met kredietrisico’s omgaat. Vanwege het onzekere element dat inherent is aan risico zal de belastingheffing niet zonder meer en acuut aan de orde zijn. Het voorzichtigheidsbeginsel als leidraad bij de fiscale jaarwinstbepaling bevat een belangrijke beperking voor acute belastingheffing. Een andere interessante vraag is hoe een bepaalde premie als kost bij de fiscale winstbepaling in aanmerking moet worden genomen. De fiscale behandeling van een kredietderivaat kan vanuit het perspectief van ieder van de partijen – de (credit) protection seller en de (credit) protection buyer – worden bezien. Daar de partijen bij een kredietderivaat (nagenoeg) altijd rechtspersonen zijn, wordt niet ingegaan op de inkomstenbelastingsaspecten van kredietderivaten.23 In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de fiscale winstbepalingsaspecten van kredietderivaten voor de vennootschapsbelasting.24 Vervolgens zal worden stilgestaan bij de vraag of ter zake van kredietderivaten al dan niet omzetbelasting verschuldigd is. Daar kredietderivaten vaak door financiële instellingen worden afgenomen, is de heffing van omzetbelasting funest voor de verkoop van kredietderivaten. Immers, financiële instellingen verrichten veelal vrijgestelde prestaties zodat in rekening gebrachte omzetbelasting niet aftrekbaar is. Dat laatste leidt tot een verhoging van de kostprijs van kredietderivaten. Verder zal worden stilgestaan bij de vraag of een kredietderivaat gezien haar verzekeringsachtige karakter is onderworpen aan assurantiebelasting. Tot slot ga ik in op de fiscale aspecten van grensoverschrijdende kredietderivatentransacties. 4.2 Vennootschapsbelasting 4.2.1 Fiscale winstbepaling Goed koopmansgebruik De totale winst van een onderneming wordt op grond van dat gebruik verdeeld over de verschillende belastingjaren. De toerekening van baten en lasten aan de opvolgende boekjaren vormt de essentie van de
23
Daar echter het fiscale winstbegrip voor rechtspersonen is gebaseerd op dat van de inkomstenbelasting (artikel 8 Wet Vpb 1969) geldt hetgeen ik opmerk over de vennootschapsbelasting mutatis mutandis voor de inkomstenbelasting. Het sluiten van een TRORS/TRS door een aanmerkelijk belanghouder met zijn ‘eigen’ BV kan in een terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.92, lid 1, letter a Wet IB 2001 resulteren, indien deze zijn wisselende inkomsten op grond van de TRORS/TRS ruilt voor een vaste vergoeding van zijn BV. Voor de beleggers/natuurlijke personen (niet-ondernemers) in een credit linked note vormt die belegging een bezitting in de zin van artikel 5.3, lid 2, sub f Wet IB 2001. Indien een credit linked note vererft of wordt geschonken zal daarover in beginsel successierecht respectievelijk schenkingsrecht zijn verschuldigd (artikel 1 Successiewet 1956). Kansspelbelasting is niet verschuldigd, omdat geen sprake is van een mededinging naar een prijs of een premie. Indien er vanwege het risico-element een extra rendement wordt behaald, wordt dat naar rato van de omvang van de belegging over de beleggers verdeeld. 24 De fiscale aspecten van (synthetische) securitisatie behandel ik in hoofdstuk 5.
13
Voor de fiscale winstbepaling is het goed jaarwinstbepaling.25 koopmansgebruik (gkg) uitgangspunt.26 Het goed koopmansgebruik neemt de bedrijfseconomische grondslagen voor de resultaatbepaling als uitgangspunt. In zijn arrest van 8 mei 195727 overweegt de Hoge Raad: “… als regel kan worden aangenomen, dat een stelsel van jaarlijkse winstberekening voor de belastingheffing als strokende met goed koopmansgebruik behoort te worden aanvaard, indien dat stelsel is gegrond op hetgeen de bedrijfseconomie omtrent de juiste wijze van winstbepaling leert, doch deze regel uitzondering moet lijden niet alleen in geval het volgen van het bedrijfseconomische inzicht tot strijd met enig voorschrift der belastingwetgeving zou voeren, maar evenzeer indien daardoor aan den algemenen opzet of een beginsel van de belastingwet om welker toepassing het gaat te kort zou worden gedaan.”
Aan het goed koopmansgebruik ligt een aantal beginselen28 ten grondslag, zoals: - veroorzakingsbeginsel; - voorzichtigheidsbeginsel; - realisatiebeginsel. Volgens het veroorzakingsbeginsel dienen baten en lasten te worden verantwoord in het jaar waarin zij door de bedrijfsuitoefening worden opgeroepen. Het voorzichtigheidsbeginsel brengt mee dat een ondernemer zich voorzichtig dient te gedragen en zich dus niet rijker hoeft te rekenen dan hij zich in redelijkheid kan voelen. Dat betekent dat verwachte winsten pas op het moment van realisering genomen hoeven te worden, en verwachte verliezen al terstond in aanmerking mogen worden genomen. Het realisatiebeginsel houdt in dat baten eerst verantwoord behoeven te worden, wanneer zij zijn gerealiseerd. Lasten mogen worden verantwoord wanneer zij worden onderkend. De vraag is nu hoe het goed koopmansgebruik, en de daaraan ten grondslag liggende beginselen, dienen te worden toegepast bij het nemen van een longof shortpositie29 in kredietderivaten. Schadeverzekeringen Aangezien kredietderivaten als doel hebben kredietrisico over te hevelen, lijken zij financieel qua doelstelling op verzekeringscontracten. Het ligt dan ook voor de hand om voor de fiscale winstbepaling aan te sluiten bij de fiscale
25
Rapport van de Commissie ter bestudering van de verhouding tussen goed koopmansgebruik en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, Geschriften van de Vereniging voor Belastingwetenschap, no. 189, Kluwer, Deventer, 1992, blz.37. 26 Artikel 8 Wet op de vennootschapsbelasting 1968 jo. artikel 3.25 Wet inkomstenbelasting 2001. 27 BNB 1957/208. 28 Er worden ook nog andere beginselen genoemd, zoals eenvouds-, liquiditeits- en realiteitsbeginsel; Supra 146, blz. 37; zie ook J.C.M. van Sonderen, Fiscale aspecten van opties, Fiscale monografie, nr. 64, Kluwer, Deventer, 1993, blz. 75 e.v. 29 De protection buyer neemt een ‘long’ positie, terwijl de protection seller een ‘short’ positie neemt.
14
behandeling van schadeverzekeringen.30
verzekeringscontracten,
in
het
bijzonder
Verzekeraars plegen aan de hand van ervaringscijfers de schadelasten te begroten.31 Voor de overname van risico berekenen zij premies. De ontvangen premies – bij kredietderivaten de credit protection payments – dienen fiscaal te worden verantwoord. Uitgangspunt is een verantwoording van baten pro rata temporis. In zijn arrest van 15 oktober 198032 overwoog de Hoge Raad: “dat de prestaties van een schadeverzekeraar – te weten het overnemen van schaderisico’s – tijdens de gehele duur van de premietijdvakken wordt verricht; dat dit …, gezien de werking van de wet van de grote aantallen, met zich brengt dat de winst in beginsel tijdsevenredig aan de premietijdvakken dient te worden toegerekend; dat dit anders zou kunnen zijn indien het schadeverloop gedurende de premietijdvakken anders dan tijdsevenredig zou zijn.”
Hoewel bij kredietderivaten, in tegenstelling tot schadeverzekeringen, in de regel sprake zal zijn van één wederpartij en de wet van de grote aantallen dus niet op het niveau van de contractspartijen speelt, is er wel veelal sprake van een groot aantal onderliggende activa (bijv. leningen of obligaties) waarvoor risico wordt gelopen. Ter zake van het risico ter zake van die onderliggende activa geldt dan vaak wel de werking van de wet van de grote aantallen. Dat betekent dat het risico wanneer het niet tijdsevenredig afneemt, fiscaal mag worden verantwoord naar gelang zich de schade voordoet, bijv. wanneer zich een ‘credit event’ voordoet dat tot een betalingsverplichting voor de protection seller leidt, of wanneer de markt de shortpositie ter zake van het kredietrisico hoger waardeert vanwege bijv. een buiten de credit events om ontstane verslechtering van de kredietwaardigheid van de schuldenaren van de reference assets, die de kans op een toekomstig credit event verhoogt. Een ander verschil met schadeverzekeringen is dat de premiebetaling bij een verzekering veelal op één jaar ziet. Indien zich na afloop van dat jaar geen schade heeft gerealiseerd, zal de betaalde premie door de verzekeraar verdiend zijn en tot zijn fiscale winst bijdragen. Bij een kredietderivaat kan een periodieke betaling worden afgesproken. Dat zal aan de orde komen bij langlopende contracten. Het is ook mogelijk dat er slechts één premiebetaling up front plaatsvindt. Bij kredietderivaten met een langere looptijd kan de premie op meerdere jaren betrekking hebben. Bij contracten met een langere looptijd dan één jaar zal na afloop van het boekjaar het kredietrisico ter zake van de onderliggende activa (de reference assets) in beginsel niet zijn gerealiseerd. Een credit event kan zich nog steeds voordoen, zodat de protection seller nog steeds risico loopt om aangesproken
30 Hierbij dient wel de restrictie te worden gemaakt dat verzekeringsbedrijven een bijzondere wettelijke positie innemen vanwege de hoge solvabiliteitseisen, waardoor een prominentere rol voor het voorzichtigheidsbeginsel is weggelegd in vergelijking met andere bedrijven; zie A. Oosenbrug, Levensverzekeraar en Vennootschapsbelasting, Gouda Quint, Arnhem, 1993, blz. 89, 31 N. van Beelen, J. Hoogendoorn en G.W. de Wit, Vennootschapsbelasting Verzekeraars, Fed fiscale brochure, 1995, blz. 84. 32 BNB 1981/85 en HR 20 juli 1999, BNB 1999/338.
15
Hoofdstuk 5. (Synthetische) Securitisatie 5.1 Algemeen In het huidige financieringsklimaat bezorgt het aantrekken van nieuw vermogen veel ondernemingen behoorlijk wat kopzorgen. Niet alleen moet met het oog op de rentabiliteit over het vermogen een verantwoorde keuze worden gemaakt tussen (de verhouding van) eigen en vreemd vermogen,33 maar vooral is het aantrekken van vermogen op zich zelf al een probleem. Het aantrekken van vermogen door uitgifte van aandelen of een beursintroductie, dan wel obligatie-emissies, kan tegenwoordig op minder enthousiasme onder het beleggend publiek rekenen dan enkele jaren geleden. Ook banken zijn in het huidige economische klimaat minder snel bereid om (vreemd) vermogen te verstrekken aan bestaande of nieuwe klanten. Zeker niet als de actuele ‘exposure’ al aan het plafond zit. Bancaire financiering kan in dat geval ook gewoonweg te duur zijn, omdat een verhoging van de ‘exposure’ van de huisbankier door deze laatste zal worden gecompenseerd met een relatief sterke stijging van de door zijn klant verschuldigde rente. Reden waarom alternatieve financieringsinstrumenten worden ingezet. Securitisatie is één van de financieringsinstrumenten die de afgelopen jaren, ook in Nederland, steeds meer in de belangstelling is komen te staan. Securitisatie is – kort samengevat - het proces van het overdragen van vermogensbestanddelen (zoals vorderingen) aan een derde (een SPV) die vervolgens de verkregen vermogensbestanddelen tot een homogeen pakket bundelt ('pooling') en deze op haar beurt doorverkoopt op de geld- of kapitaalmarkt.34 Sinds het midden van de jaren ’80 van de vorige eeuw is de risicosecuritisatie (ook wel verzekeringssecuritisatie genoemd) opgekomen. Bij een risicosecuritisatie worden (verzekerings)risico’s naar de kapitaalmarkt overgedragen door middel van de uitgifte van vermogenstitels (‘catastrophe bonds’ of, kortweg ‘CATs’) door een SPV die als ‘special purpose reinsurer’ functioneert. 35 In dit hoofdstuk zal ik naast de fiscale en juridische aspecten van securitisatie ook ingaan op de fiscale aspecten van synthetische securitisatie in de Nederlandse praktijk. Synthetische securitisatietransacties worden in de praktijk vaak opgezet met gebruikmaking van kredietderivaten, zodat het onderwerp een zekere verwantschap heeft met de in vorige hoofdstukken behandelde problematiek. Eerst zal de ‘gewone’ securitisatie worden behandeld. Daarna zal ik de synthetische securitisatie bespreken, die een variant is van de gewone securitisatie. Bij een synthetische securitisatie worden de vermogensbestanddelen niet zelf overgedragen, maar uitsluitend het 33 Deze keuze wordt mede bepaald door fiscale regelgeving, die vreemd vermogen begunstigt ten opzichte van eigen vermogen; zie o.a. J.A.G. van der Geld, Het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen in de Nederlandse vennootschapsbelasting, opgenomen in Over de grenzen van de vennootschapsbelasting, Deventer, Kluwer, 1992, blz. 84 e.v. 34 Zie hierover o.a. P.R. Broholm, Securitisatie. An Introduction, TvI 2001/3, blz. 78-83. 35 Herverzekering en Securitisatie, Rapport van de ASTIN-werkgroep Herverzekering, Securitisatie en Zware en Catastrofe Risico’s, November 2001, blz. 18.
16
kredietrisico dat daaraan verbonden is. Het gevolg is dat de belastingheffing ter zake van de overdracht van vermogenbestanddelen bij een synthetische securitisatie in beginsel kan worden vermeden. Aangezien uitsluitend het kredietrisico wordt overgedragen en niet de vermogensbestanddelen zelf, is de synthetische securitisatie te beschouwen als een vorm van ‘alternative risk transfer’ en ligt dus in het verlengde van een kredietrisico-overdracht door middel van kredietderivaten 5.2 Voordelen van (gewone) securitisatie Securitisatie dankt haar populariteit vooral aan de mogelijkheid om goedkoper vermogen aan te trekken dan bij traditionele financieringsvormen het geval is. Bij securitisatie wordt zonder tussenkomst van banken een beroep op de geldof kapitaalmarkt gedaan.36 Op die wijze wordt rentemarge van de bank bespaard. Bovendien zal door securitisatie het kredietrisico voor de verschaffer van vermogen dalen,37 zodat de rentevergoeding eveneens daalt. Voor de onderneming (de originator) betekent dat een verlaging van zijn financieringslasten. Een ander voordeel van securitisatie is dat door het uitschakelen van banken als intermediairs een grotere flexibiliteit ontstaat. Zo kan de originator in hoge mate zelf de financieringsvoorwaarden bepalen, terwijl bij een lening van een bank een ondernemer in de regel wordt geconfronteerd met adhesie-contracten. Er kan dus voor de originator een zekere diversificatie in de vermogensbronnen worden bereikt. Securitisatie heeft verder nog als voordeel dat het beslag op het vermogen van de te financieren onderneming kleiner wordt (balansverkorting).38 Hierdoor kan de solvabiliteit van de onderneming worden verhoogd.39 Door een verbetering van de solvabiliteit kan de rating van een onderneming stijgen, waardoor deze tegen een lagere rente vreemd vermogen kan aantrekken. Tevens kan het rendement op het eigen vermogen stijgen door een verhoging van de bezettingsgraad van het geïnvesteerde vermogen.40 Door securitisatie van toekomstige inkomensstromen, zoals uit intellectuele eigendomsrechten, 36
Uiteraard moet de rol van het (investment) bankwezen bij een securitisatie niet worden onderschat. Vanwege haar financiële deskundigheid en netwerk vervult het (investment) bankwezen een belangrijke rol bij het opzetten van een securitisatie-structuur. Daarnaast vervult het bankwezen een belangrijke, ondersteunende functie (credit enhancement) bij het 'matchen' van de kasstroom uit de 'asset pool' en de rente- en aflossingverplichtingen uit hoofde van de door het SPV uitgegeven effecten. 37 Immers, de vermogensbestanddelen worden juridisch afgescheiden van het vermogen van de originator in een default remote SPVen zullen dus niet langer blootstaan aan de eigenlijke ondernemingsrisico (waaronder default) van de originator. 38 Zogenoemde 'off balance'-financiering, waarbij de te securiseren activa buiten de risico-sfeer van de onderneming worden gebracht als dekking voor aan te trekken vermogen. Het beslag op het vermogen van de originator wordt derhalve kleiner en kan voor andere doeleinden worden aangewend. Voor banken kan het van de balans afvoeren van leningen onder omstandigheden tot een verlaging van de eigen vermogenseisen leiden, waardoor het rendement op het eigen vermogen verder kan worden opgevoerd. 39 Bijv. indien de overgedragen vorderingen lager zijn gewaardeerd dan de door het SPV betaalde prijs of in geval van overdracht van zelfontwikkelde (niet-geactiveerde) intellectuele eigendomsrechten of goodwill. Verder kan door aflossing van schulden door de voor de overdracht van de activa ontvangen koopsom de balans worden verkort en bij verlaging van het vreemd vermogen zal dan de omvang van het eigen vermogen relatief stijgen, zodat de solvabiliteit verbetert. 40 Voor banken is off balance-financiering via securitisatie aantrekkelijk omdat door balansverkorting het aan te houden eigen vermogen daalt. Volgens het eerste Bazels akkoord dient namelijk ten minste 8% van de uitgeleende gelden als eigen vermogen te worden aangehouden; zie hierover A. Saunders en L. Allen, Credit Risk Measurement, John Wiley & Sons, Inc., 2002, blz. 23 e.v. Bij een kortere balans kan de hefboomwerking (‘leverage’) hoger worden en dus de rentabiliteit over het eigen vermogen stijgen.
17
kunnen deze toekomstige inkomsten terstond liquide worden gemaakt en kan op die manier een voorschot worden genomen op toekomstige winsten.41 5.3 Partijen bij een securitisatie Bij een securitisatie-structuur spelen verschillende partijen een rol. Naast uiteraard de originator, het SPV en de beleggers, vervullen banken, adviseurs en 'back up servicers' een functie van betekenis. De rol van de originator verandert door een securitisatie niet wezenlijk. Vanwege het feit dat hij het beheer over de overgedragen activa het beste zelf kan uitvoeren, zal hij zich daarmee in de regel ook gewoon blijven bezig houden. Aangezien de originator veelal een duurzame relatie met zijn debiteuren heeft en zijn bedrijf maakt van het onderhouden en opbouwen van deze relaties ligt dat ook voor de hand. Het SPV is daarentegen relatief lijdelijk. In feite is de taak van het SPV beperkt tot het in ontvangst nemen van door de originator geïnde gelden en het doorbetalen daarvan aan de effectenbezitters.42 Het SPV is dan ook niet meer dan een doorstroom-vehikel. Aan deze constatering zijn belangrijke fiscale implicaties verbonden, die hierna zullen worden behandeld. De beleggers zorgen voor het benodigde kapitaal waarmee het SPV de financiële activa van de originator kan overnemen en betalen. 5.4 Voorwaarden voor securitsatie 5.4.1 Kasstroomgenererende activa Voor securitisatie komen in beginsel alle financiële activa in aanmerking die een zekere kasstroom opleveren, zoals leningen, hypothecaire vorderingen, credit card leningen, inkomsten uit intellectuele eigendomsrechten en zelfs premie-inkomsten uit levensverzekeringen.43 In de ideale situatie is er een perfecte parallellie tussen de kasstroom vanuit de 'asset pool' door het SPV naar de beleggers. De werkelijkheid is echter verre van ideaal. Er zal terdege rekening moeten worden gehouden met wanbetalingen door debiteurs of voortijdige betalingen (‘prepayment risk’).44 Aangezien het voor een hoge rating van de uitgegeven effecten van prominent belang is dat het wanbetalingrisico minimaal is, zal het SPV maatregelen moeten treffen om het risico voor de beleggers te minimaliseren. Eén van de mogelijkheid is een overeenkomst met een bank die inhoudt dat bij wanbetaling het SPV toch liquide middelen verkrijgt om aan haar verplichtingen te voldoen (de
41
Zie hierover J.Thomas Mullen, Joan L. Long and Thomas S. Kiriakos, Has David Bowie Started a New Era of Celebrity Securitizations?, The Financier, Vol. 4, No. 5, December 1997 en C.P.M. van Houte, Securitisatie van intellectuele eigendomsrechten, WFR 2002/6491, blz. 1093-1101. 42 Deze doelstelling wordt uitdrukkelijk vastgelegd in de statuten van het SPV. Er dient te worden voorkomen dat het SPV risicovolle activiteiten ontplooit, die tot een faillissementsrisico kunnen leiden. 43 Zie J. David Cummins, Securitization of Life Insurance Assets and Liabilities, Wharton School, 2003 en Richard W. Gorvett, Insurance Securitization: The Development of a New Asset Class, 1999, Casualty Actuarial Society “Securitization of Risk” Discussion Paper Program. 44 Dat risico treedt op wanneer de rente daalt en veel schuldenaren hun hoog rentedragende schulden omzetten in laag rentedragende schulden.
18
Short Summary The main objective of this monograph is to present a comprehensive survey of taxation on credit derivatives and (synthetic) securitization under Dutch law. After a short review of the financial aspects of credit derivatives (chapter 2) the legal aspects of credit derivatives are described (chapter 3). Credit derivatives are transactions with a chance element. The payment under a credit derivative, especially a Credit Default Swap, is triggered by an uncertain, future event (the credit event). A credit event occurs when a reference entity default to pay. The goal of a credit derivative is to transfer this default risk from one party (the credit protection buyer) to another party (the credit protection seller). In case of a default (credit event) the protection seller have to pay a contingent protection payment to the protection buyer. The question arises whether or not such a payment can be qualified as an insurance payment. In chapter 4 the taxation on credit derivatives is treated. The main corporate income tax aspects as well as the VAT aspects are discussed. Credit derivatives can be compared with put options. An important difference however is that credit derivatives deal with credit risk, while put options try to secure market risk. Furthermore, there is a secondary market for put option with facilitates a public valuation through the players on the market. Since credit derivatives are OTC transactions public information on the pricing is in most of the cases not available. Thus a lot of mathematical models are developed to estimate the fair price of a credit derivative. Since credit derivatives and insurance products are affined it is obvious to compare the tax treatise of both products under corporate income tax. In my opinion it is defendable to depreciate the premiums paid by the credit protection buyer in a likewise manner as pure insurance premiums. The credit protection seller can reserve the received premiums until the contract is completed. In other words until the contract is terminated. In case of large premiums (e.g. more than € 5 million) it is reasonable to valuate the premium reserve at the end of each book year on the basis of mathematical models instead of depreciation on a linear basis. In principle, credit derivatives are exempted under VAT, so no non-deductible tax burden accumulates within the supply chain. Another tax that could possibly be charged is insurance tax, especially on credit default swaps. Through a precise definition of the credit events and the credit protection payment this tax threat can be evaded. Under Dutch law the credit protection payment is no subject to withholding tax. Chapter 5 deals with (synthetic) securitization. Securitization is the process of creating and selling marketable securities ‘backed’ (secured) by a pool of specific assets. Thus, securitization converts illiquid cash flow generating assets into marketable securities. Since in this process of conversion a true sale appears, tax can be levied on a capital gain.
19
Through a synthetic securitization this capital gain taxation can be avoided, since only the credit risk is transferred. In synthetic securitization structures credit derivatives are used to transfer this credit risk and no true sale is involved. The conclusion is that under Dutch tax law credit derivatives and (synthetic) securitization meet no serious tax objections and if a structure is set up properly taxation can be optimized. Thus credit derivatives and (synthetic) securitization can from a cost point of view compete with straightforward insurance instruments.
20
Registers
(Verwijzing naar onderdelen)
Alternative Risk Transfer (ART) Assurantiebelasting
5.12 3.2; 4.9; 5.11.3
Bankhypotheek Borgtocht
3.7.2.2 3.7.3.1
Cessie Collectief zekerheidsarrangement Completed contract methode Credit Default Swap (CDS)
Credit Put Derivative Credit Spread Option (CSO) Credit rating
3.7.2.2 3.7.1 4.2.1; 4.3.2; 5.11.1 2.7.1; 4.2.2; 4.3; 4.3.2;4.9; 4.10; 5.11; 5.12 5.5; 5.7; 5.8; 5.10 3.3 2.7.4.4; 3.7.1; 3.7.2.2; 4.2.2 2.7.2 2.7.4.3 2.2
Databescherming Deelneming Default Digital Swap (DDS)
3.6 4.6 2.7.4.1
Emissie
2.4; 5.1
Fiscale eenheid Fiscale transparantie
4.5 5.7.2
Goed koopmansgebruik
4.2.1; 4.3.2; 5.9.2.1
Hedge-accounting Hypotheekrecht
4.2.2 3.7.2
Intrinsieke waarde
4.3.1; 5.9.2.1
Kanscontract
3.1; 3.2
Omzetbelasting Originator Overcollateralization
4.8; 5.9.2.2; 5.11.2 5.6 5.10
Pandrecht Parallel Debt Pass through Pay through Premie Pricing Protection buyer Protection seller
3.7.2.2 3.7.4.1 5.8 5.8 2.6 2.6 4.3.1 4.3.2
Rating
2.2; 2.5; 2.6; 5.2
Credit enhancement Credit event Credit Linked Note (CLN)
21
Rating-triggered Credit Default Swap Rechtskeuze Reference assets Risico
2.7.4.2 3.5 2.3.2; 2.6; 2.7.1; 2.7.2; 2.7.3; 2.7.4; 3.2; 3.7.1 4.2.1; 4.2.2; 4.3.2; 5.11 2.2
Securitisatie Special Purpose Vehicle (SPV) Stichting Synthetische securitisatie
5.1 e.v. 5.7 5.7.2 5.11 e.v.
Thin capitalisation Total (Rate of) Return Swap (TRORS/TRS) True sale
4.7 2.7.3; 4.4 5.4.2
Vennootschapsbelasting Verwachtingswaarde
4.2 e.v. 4.3.1; 4.3.2; 5.9.2.1
22
Belangrijkste aangehaalde werken David F. Babbel en Frank J. Fabozzi, Investment Management for Insurers, Frank J. Fabozzi Associates, New Hope, Pennsylvania, 1999 N. van Beelen, J. Hoogendoorn en G.W. de Wit, Vennootschapsbelasting Verzekeraars, Fed fiscale brochure, 1995 Christian Bluhm, Ludger Overbeck en Christoph Wagner, An Introduction tot Credit Risk Modeling, Chapman & Hall/CRC, 2003 W. Bruins Slot, De invloed van afgeleide financiële instrumenten op de fiscale jaarwinst, WFR 1995/6137 Moorad Choudhry, Synthetic Funding Structures: Art of Complex Trading, Global Association of Risk Professionals, november/december 2004/Issue 21 J.A. Dijkman, Hedging van valuta- en renterisico’s en de fiscale jaarwinstbepaling, WFR 2000/6371
Richard W. Gorvett, Insurance Securitization: The Development of a New Asset Class, 1999, Casualty Actuarial Society “Securitization of Risk” Discussion Paper Program F.G.B. Graaf, Ontwikkelingen in het effectenverkeersrecht, Kluwer, Deventer, 1996 R.P.F.M. Hafkenscheid en J.H. Huidink, Fiscale aspecten van securitisatie, Tijdschrift voor Effectenrecht, 1999-2 P.C. Harding, Mastering the ISDA Master Agreement, Prentice Hall, London, 2002 Herverzekering en Securitisatie, Rapport van de ASTIN-werkgroep Herverzekering, Securitisatie en Zware en Catastrofe Risico’s, November 2001 C.P.M. van Houte: De stichting in het Nederlandse belastingrecht, Fiscale monografie, nr. 69, Kluwer, Deventer, 1994 De stichting als special purpose vehicle in het kader van securitization, S&V 2001/4 A Dutch Onshore SPV, International Securitization & Structured Finance Report, March 15, 2001, Volume 4, no. 5 Securitisatie van intellectuele eigendomsrechten, WFR 2002/6491 Juridische en fiscale aspecten van kredietderivaten, TvI 2003/nr 5/6 Credit default swaps belastbaar met assurantiebelasting?,WFR 6553/2003 Enige fiscale aspecten van securitisatie, TvI 2004/nr. 1 Onvolkomenheden in de nieuwe thin-capitalisationregels, Tijdschrift voor Ondernemingsbestuur 2004-4 Enige juridische en fiscale aspecten van syndicaatleningen, TvI 2005/nr. 5.
23
John C. Hull, Options, Futures and Other Derivatives, Fifth Edition, Prentice Hall, 2003 A.O. Lubbers, Goed koopmansgebruik, Fiscale geschriften, Sdu, Amersfoort, 2005. Frank Müller, Kreditderivate und Risikomanagement, Banking & Finance aktuell, Band 3, Bankakademie-Verlag GmbH, 2000 S.F. M. Niekel: Toepassing hedge accounting bij anticiperende hedges in gevaar?, WFR 2003/6530 De grenzen van het realisatiebeginsel afgetast, 2004/6587 W.A.P. Nieuwenhuizen, Securitisatie: ook in de BTW niet onaantrekkelijk, BTW bulletin, oktober 1999, nr. 10 A. Oosenbrug, Levensverzekeraar en Vennootschapsbelasting, Gouda Quint, Arnhem, 1993 M. Peters, Credit derivatives: ontwikkelingen in een fiscaal onontgonnen gebied, WFR 2000/6412 Rapport van de Commissie ter bestudering van fiscale aspecten van nieuwe financiële instrumenten, Geschriften van de Vereniging voor Belastingwetenschap, nr. 187, Kluwer, Deventer, 1991 Rapport van de Commissie ter bestudering van de verhouding tussen goed koopmansgebruik en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, Geschriften van de Vereniging voor Belastingwetenschap, no. 189, Kluwer, Deventer, 1992 M.H.E. Rongen: Securitisatie en vermogensafzondering van vorderingsrechten op naam, in Onderneming en Effecten, 1998, Serie Onderneming en Recht, deel 13 Securitisation, Wat zal het zijn: true sale, contingent perfection of secured loan?, TvI 2002/nr. 1 M. Sanders, Derivaten en Goed koopmansgebruik, WFR 1995/6133 Anthony Saunders en Linda Allen, Credit Risk Measurement, New Approches to Value at Risk and Other Paradigms, John Wiley & Sons, Inc., New York, 2002 Philipp J. Schönbucher, Credit Derivatives Pricing Models: Models, Pricing and Implementation, Wiley, 2003. J.C.M. van Sonderen, Fiscale aspecten van opties, Fiscale monografie, nr. 64, Kluwer, Deventer, 1993 Janet M. Tavakoli: Credit derivatives & Synthetic Structures, John Wiley & Sons, Inc., 2001 en Collateralized Debt Obligations & Structured Finance, John Wiley & Sons, Inc., 2003. A.C.F.G. Thiele, Collectieve zekerheidsarrangementen: de security trustee als verzekerde crediteur, Ondernemingsrecht 2001, nr. 15
24
Sofie Wildemeersch, Een overzicht van de recente ontwikkelingen omtrent de waardering van kredietderivaten, Universiteit Gent, 2002 Martin P. Wolf, Modeling Credit Risk and Pricing Credit Derivatives, Dissertation.com, USA2002 C.T.M. Wolters, Voorzieningen in het verzekeringsbedrijf, Nationale Nederlanden, Rotterdam, 1984 J.W. Zwemmer, Fiscale aspecten van optierechten en verblijvensbedingen, Fiscale monografie, nr. 45, Kluwer, Deventer, 1988
25
De auteur Mr.Dr. C.P.M. van Houte (1962) behaalde in 1980 zijn Atheneum-B-diploma aan het Keizer Karel College. Na zijn militaire opleiding aan het Koninklijk Instituut voor de Marine (technische dienst) studeerde hij notarieel recht en privaatrecht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam (cum laude), alsmede fiscaal recht aan de UvA (cum laude). Hij promoveerde in 1994 op een fiscaal onderwerp (De Stichting in het Nederlandse belastingrecht). Dr. Van Houte is sinds 1988 als (fiscaal-)jurist werkzaam in de adviespraktijk; momenteel als advocaat-belastingkundige op het terrein van het ondernemingsrecht, bank- en effectenrecht en fiscaal (straf)recht. Van zijn hand verscheen een groot aantal fiscale en juridische publicaties. In de financiële praktijk neemt het belang van allerhande vormen van alternative risk transfer door middel van kredietderivaten en synthetische securitisatie steeds verder toe. De praktijk heeft dan ook duidelijk behoefte aan een boek dat een snelle, praktische oriëntatie op dit terrein biedt. Het boek ‘Fiscale kijk op kredietderivaten en (synthetische) securitisatie’ beoogt in deze behoefte te voorzien. Aan de hand van een groot aantal praktische voorbeelden wordt voor de niet ingewijde lezer de materie snel toegankelijk gemaakt. Naast de vennootschapsbelastingaspecten van kredietderivaten en van (synthetische) securitisatie wordt tevens aandacht besteed aan onder meer de omzetbelasting en assurantiebelasting. Door verwijzing naar een aantal internetsites wordt de praktische toepassing van het boek nog verder vergroot. Dit boek biedt hierdoor voor in de praktijk werkzame fiscalisten, advocaten, accountants en credit managers de mogelijkheid van een snelle fiscale oriëntatie op het gecompliceerde gebied van kredietderivaten en (synthetische) securitisatie. Voor studenten fiscaal recht, ondernemingsrecht en bedrijfseconomie biedt het boek een fiscale inleiding op genoemd terrein.
26