Firmawagens : het moment van de akkoorden... R. LASSAUX 5 000 of 7 500 km, naargelang de woon-werktrajecten korter of langer zijn dan 25 km : in algemene regel zijn dit de nieuwe forfaitaire grondslagen voor de berekening van het voordeel van alle aard voortvloeiend uit het persoonlijk gebruik van een firmawagen. Deze bedragen moet men nog vermenigvuldigen met de nieuwe coëfficiënten die werden vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 10 februari 2004 (B.S. van 18 februari 2004) en waarvan, in voorkomend geval, het bedrag van de persoonlijke bijdrage van de verkrijger moet worden afgetrokken. Deze nieuwe regels die u terugvindt in de circulaire Ci.RH.241/561.364 van 5 februari 2004 die bovendien duidelijk en voorzienbaar zijn en alle belastingplichtigen een zelfde fiscale berekeningsgrondslag voor de firmawagens garanderen, kunnen voortaan worden gebruikt voor de akkoorden die met de ondernemingen worden gesloten. We overlopen even een document van de Belastingadministraties dat u op hun site kunt downloaden (http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/Voordelen_alle_aard/atnvoitsoc/inleiding.htm).
Een moeilijk te ontwarren knoop Niemand zal het ontkennen : een firmawagen die gratis mag worden gebruikt om zich elke dag naar het werk te begeven, maar ook om zich tijdens de vakantie en de weekends te verplaatsen, levert de gelukkigen (tussen de 500 000 en 1 miljoen gegadigden) aanzienlijke besparingen op vooral als ze over een voertuig van een hogere categorie beschikken. En zelfs al worden deze besparingen enigszins afgestopt doordat zij daarop een voordeel van alle aard moeten betalen – tenzij hun bijdrage in de kosten even hoog is als het bedrag van dit voordeel – toch blijft het systeem, dat overigens volkomen wettelijk is, werkelijk interessant en wel om de volgende twee redenen : enerzijds de toepasselijke coëfficiënten en anderzijds de wijze waarop de belastbare grondslag wordt bepaald. Net zoals voor andere voordelen, zoals de kosteloze terbeschikkingstelling van een woning die louter gebaseerd is op het bedrag van het kadastraal inkomen, wordt het bedrag immers forfaitair bepaald volgens een criterium dat varieert in functie van het fiscaal vermogen van het voertuig dat ter beschikking wordt gesteld (b.v. 0,3805 EUR voor een wagen van 11 PK voor het aanslagjaar 2003). Uit artikel 18 § 3 9° KB/WIB blijkt dat dit het enige relevante criterium is en dat de prijs van het voertuig, de opties, het merk, ja zelfs de gebruikskost, geen enkele rol spelen. Deze positieve vaststelling wordt nog interessanter als u weet dat de Administratie daar tot op heden nooit problemen over heeft gemaakt.
Als er een voordeel in natura is voor de verkrijger dan werd dit doorgaans bepaald op een basis van minimum 5 000 km per jaar. In dat kader lijdt het geen twijfel dat de toekenning van een firmawagen fiscaal voordelig is en dit zowel voor de onderneming die hem toekent als voor de werknemer die hem krijgt. De eerste trekt autokosten af terwijl de tweede beter af is met een wagen dan met een loutere verhoging van zijn bruto wedde voor een zelfde bedrag. Toch weet u ongetwijfeld dat deze berekeningswijze de laatste jaren op een toenemend scepticisme stuitte bij sommige ambtenaren van de Administratie wat zich, eind 2003, heeft vertaald in een verspreiding van een vragenlijst naar de ondernemingen in het Brussels Gewest die hen duidelijk in het verkeerde keelgat schoot. Ze was immers voorgesteld in de vorm van een algemene instructie die alles weg had van een officiële publicatie voorzien van een aantal nieuwe fiscale interpretaties. Zo bevatte dit document een tweeledige tabel die de belastingplichtigen in voordeelschijven opdeelde in functie van de kilometers die zij werkelijk aflegden tussen hun woonplaats en hun plaats van tewerkstelling. Dit totaal werd bovendien verhoogd met een forfait van 4 000 km per jaar voor de overige persoonlijke verplaatsingen, met als klap op de vuurpijl een gevoelige vermeerdering van de aldus berekende voordelen. Onnodig te zeggen dat deze handelwijze, die al snel weerklank vond in de pers, in de bedrijfswereld het effect van een koude douche had. Deze ongerustheid heeft een onmiddellijke reactie uitgelokt bij de Minister van Financiën. In twee fasen. In een persmededeling van 27 november 2003 (zie http://www.minfin.fgov.be/portail1/nl/cadrenl.htm) verklaarde hij eerst dat hij voorstander was van de toepassing van de circulaire van 1 april 1999 op de privé-sector die voor wat betreft de voertuigen van de overheid die door de houders van een overheidsopdracht, -ambt, of -mandaat worden gebruikt, de berekening van het voordeel van alle aard voortvloeiend uit het persoonlijk gebruik regelt op basis van een jaarlijks forfaitair kilometeraantal van 5 000 of 7 500 km, naargelang de afstand tussen de woonplaats van de ambtenaar en zijn werkplaats minder of meer dan 25 km bedraagt. Een principe dat we in extenso ook terugvinden in onderhavige circulaire gepaard gaand met een aantal interessante preciseringen over de begrippen woonwerkverplaatsingen alsook over de wijze waarop die bedragen in de betrokken fiches en opgaven moeten worden vermeld. De Minister van Financiën heeft in zijn antwoord op een parlementaire vraag herhaald dat de circulaires een grotere rechtszekerheid beogen, in die mate dat zij dikwijls de interpretatie van de Administratie weergeven op wettelijke en reglementaire bepalingen evenals de uitvoeringsregels betreffende deze bepalingen. Op die manier bevorderen zij de cohesie van de administratieve handeling en bieden zij de belastingplichtige een inschattingsmarge wat betreft de houding die door de Administratie zal worden aangenomen (Vraag nr. 495 van de Heer Marcel Hendrickx van 7 november 2000).
In een materie, zoals het loonbeheer, die zowel voor de werkgever als voor de werknemer erg gevoelig ligt, vormt dit ongetwijfeld een pluspunt in de mate dat deze nieuwe richtlijnen onmiskenbaar voor opheldering zorgen en de fiscale regels echt toepasbaar maken. Oordeelt u zelf. De forfaitaire raming is het basisprincipe Voor de voordelen van dit type toegekend sedert 1 januari 2004 is de basisregel de forfaitaire raming. Voor alle duidelijkheid betekent dit dat de Administratie aanvaardt dat de voordelen op jaarbasis worden bepaald door de nieuwe coëfficiënten opgenomen in de onderstaande tabel met 5 000 of met 7 500 km te vermenigvuldigen naargelang de verkrijger minder of meer dan 25 km van zijn werkplaats woont. Belastbaar vermogen in PK
Voordeel in EUR per afgelegde kilometer
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 en meer
0,1554 0,1824 0,2016 0,2230 0,2433 0,2647 0,2928 0,3210 0,3401 0,3615 0,3750 0,3908 0,4021 0,4099 0,4201 0,4280
Bron : Koninklijk Besluit van 10 februari 2004 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de voordelen van alle aard, Belgisch Staatsblad van 18 februari 2004. Uiteraard mag het aldus berekende belastbare bedrag in voorkomend geval worden verminderd met de persoonlijke tussenkomst van de verkrijger in de kosten, op basis van artikel 18 § 4 KB/WIB 92. Nieuwe precisering : in het geval, dat in de praktijk overigens nauwelijks voorkomt, dat de werknemer of de bedrijfsleider een hogere vergoeding aan zijn werkgever of aan zijn vennootschap betaalt en dat deze bijdrage volledig in mindering wordt gebracht, stelt de circulaire dat het bedrag van het belastbare voordeel van alle aard moet worden afgestemd op dat hogere bedrag zodat wordt vermeden dat er een negatief belastbaar inkomen wordt gecreëerd.
Deze jaarlijkse forfaitaire kilometeraantallen van 5 000 en 7 500 km omvatten nog altijd de woon-werkverplaatsingen en de loutere persoonlijke verplaatsingen. Voor de werknemers en de bedrijfsleiders die geen woon-werkverplaatsingen met het ter beschikking gestelde voertuig verrichten en dit enkel voor persoonlijke verplaatsingen gebruiken (bijvoorbeeld, de handelsvertegenwoordigers) is het wettelijk minimum van 5 000 km vastgelegd bij K.B. van toepassing. Vergeet niet dat deze bepaling betrekking heeft op het voordeel voortvloeiend uit het persoonlijk gebruik van een voertuig dat de werkgever kosteloos ter beschikking stelt en niet op het persoonlijk gebruik van het voertuig door een zelfstandige, een gegeven waarop het Hof van Beroep te Gent onlangs nog heeft gewezen in zijn arrest van 14 oktober 2003. Andere constante : de regel van 5 000 (of 7 500 km) mag slechts pro rata temporis worden verminderd indien de belastingplichtige slechts gedurende een deel van het jaar over het voertuig heeft kunnen beschikken. Voor een voertuig dat vanaf 1 september ter beschikking wordt gesteld, zal het voordeel van alle aard worden geraamd op 4/12en van 5 000 of 7 500 km, naargelang, zoals u weet, de afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling minder of meer dan 25 km bedraagt. In een uitzonderlijke situatie... Uit de circulaire van de Administratie blijkt dat het systematische gebruik van het forfaitaire kilometeraantal wordt aanvaard, behalve in twee uitzonderingen : een logische en een minder logische. De eerste uitzondering betreft het geval waarin de werknemer of de bedrijfsleider zijn werkelijke beroepskosten betreffende de woon-werkverplaatsingen bewijst door toepassing van artikelen 49 en 66 §§ 4 en 5 WIB 92 : het aantal kilometers dat voor de berekening van het voordeel van alle aard in acht wordt genomen, zal dan worden berekend op basis van het kilometeraantal dat voor de berekening van de bewezen werkelijke beroepskosten wordt gebruikt. De tweede uitzondering vloeit voort uit uitzonderlijke omstandigheden vastgelegd op basis van een antwoord op een mondelinge parlementaire vraag nr. 3-115 van 18 december 2003, gesteld door Senator DEDECKER (Senaat, plenaire vergaderingen, Handelingen, 18 december 2003, namiddagvergadering, 3-31, p. 21). We stellen hierbij vast dat dit antwoord evenwel niets zegt over de aard van deze uitzonderlijke omstandigheden, maar louter stelt dat deze omstandigheden het voorwerp van een specifiek akkoord tussen een onderneming en een belastingadministratie zouden kunnen vormen. Hoe moeten deze voordelen worden vermeld op de fiches en de ermee overeenstemmende opgaven ? De circulaire wijst er niet alleen op dat de voordelen van alle aard onderworpen zijn aan de bedrijfsvoorheffing, maar verschaft ook meer duidelijkheid over de manier waarop de voordelen op de fiches 281.10 of 281.20 en de samenvattende opgaven vermeld moeten worden.
a) Werknemers Doorgaans wordt het voordeel vermeld in vak 14 c) en d) van de fiche 281.10. Indien het voertuig in het kader van het door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer (carpooling) wordt gebruikt, moet het voordeel dat betrekking heeft op deze verplaatsingen, worden vermeld in vak 14 b) en d). Voor de werknemers die geen woon-werkverplaatsingen hebben en hun voertuig voor de eigenlijke privé-verplaatsingen gebruiken, moet het voordeel worden vermeld in vak 9 c) van de fiche 281.10 en in het totaal vermeld tegenover kenletter « T ». b) Bedrijfsleiders Voor alle bedrijfsleiders moet het voordeel worden vermeld tegenover kenletter T Dir, in vak 9 c). Sluit akkoorden af Deze nieuwe richtlijnen zijn van toepassing op alle werknemers en bedrijfsleiders ongeacht de (privé- of openbare) sector waartoe ze behoren. Ze gelden enkel voor de berekening van het voordeel van alle aard voor de verplaatsingen die met een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig worden verricht tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, waarbij dit laatste begrip moet worden beoordeeld in functie van de feitelijke en juridische omstandigheden die eigen zijn aan elk geval afzonderlijk. Als voorbeeld citeert de circulaire de bepalingen van de arbeidsovereenkomst, andere contractuele of reglementaire bepalingen, de taak- of functieomschrijving, de frequentie en de regelmaat van de verrichte verplaatsingen naar een zelfde plaats van tewerkstelling, de duur van tewerkstelling op deze plaats ¼ (zie eveneens nr. 66/7.3 van de Commentaar). Deze richtlijnen zijn van toepassing sedert 1 januari 2004 en vernietigen alle bestaande akkoorden vanaf die datum. Er mogen evenwel nieuwe akkoorden op basis van de nieuwe regels worden gesloten. Een kans die u niet moeten laten liggen... in afwachting dat de nieuwe richtlijnen integraal worden bekrachtigd door de aanpassing van de tekst van artikel 18 KB/WIB.