Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
Antwoordmodel
Aan dit antwoordmodel kunnen geen rechten worden ontleend. Over de antwoordindicaties kan niet worden gecorrespondeerd voordat de uitslag van het examen bekend is. Bent u het niet eens met de beoordeling, dan kunt u na ontvangst van de uitslag bezwaar indienen (zie Examenreglement, artikel 30). De paginaverwijzingen in dit antwoordmodel zijn gebaseerd op het reguliere materiaal. Indien u de module in de e-Learningvariant heeft gevolgd, kunnen de paginaverwijzingen afwijken. De verwijzingen naar de hoofdstukken blijven wel gelijk.
Open vragen (50 punten) 1. Aanbieden is het ‘als wederpartij’ aangaan van overeenkomsten inzake een financieel product. Het gaat hier om de banken en verzekeraars, de ‘makers’ van de producten. Bemiddelen is het tot stand brengen van overeenkomsten tussen cliënten en aanbieders. Het optreden als tussenpersoon, die zelf geen partij is in de overeenkomst. IFK, Wft Basis (2009), hoofdstuk 5, paragraaf 5.3.1.1 en 5.3.1.2 Aantal punten: 2 Voor elke correct beschreven activiteit 1 punt. 2. De mogelijk te noemen organisaties zijn: -
6050 12165.17.v1.0
-
NCOI Opleidingsgroep
FIU-Nederland: plek waar ongebruikelijke transacties gemeld moeten worden; Ministerie van Financiën: aanwijzen risicolanden, verantwoordelijk ministerie voor de Wwft; Ministerie van Justitie: aanwijzen risicolanden; De Nederlandsche Bank (DNB): toezichthouder banken (en geldtransactiekantoren, levensverzekeraars, trustkantoren, creditcardmaatschappijen en casino’s); Autoriteit Financiële Markten (AFM): toezichthouder beleggingsinstellingen en tussenpersonen voor levensverzekeringen; Belastingdienst Holland-Midden, unit MOT/Ordening: toezichthouder op handelaren in zaken van grote waarde; Bureau Financieel Toezicht: toezichthouder vrije beroepsgroepen; FIOD-ECD: belast met opsporing van overtredingen van de Wwft; Openbaar Ministerie: bestraffing van overtredingen.
1
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
IFK, Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (2009), p. 19/20 en 24-26 Aantal punten: 3 Voor elke correcte organisatie en beschrijving 1 punt. 3. a. In het boek genoemde risico’s: Financiële instellingen
Beleggende consumenten
- kredietrisico = debiteurenrisico of solvabiliteitsrisico Risico dat het geld niet terugbetaald wordt door degene aan wie het is toevertrouwd. - renterisico = renterisico Risico dat koersen door renteverandering fluctueren. -valutarisico = valutarisico Risico dat de koers van een munt waarin belegd is, daalt ten opzichte van de euro. -liquiditeitsrisico = liquiditeitsrisico Risico dat belegging niet goed verhandelbaar is op het moment dat het geld nodig is. - marktrisico = beursrisico (inclusief politiek risico) Risico dat koersen op de beurs dalen. b. Koopkrachtrisico (of inflatierisico) speelt alleen bij de consument: de kans dat in de toekomst minder met het belegde geld kan worden gekocht. Als de inflatie (geldontwaarding) hoger is dan het rendement dat het beleggingsobject genereert, zal de koopkracht na verloop van tijd afnemen. IFK, Wft Basis (2009), hfdst. 4, paragraaf 4.7 en hoofdstuk 6, paragraaf 6.6. Aantal punten: 3 a. Voor elk correct beschreven risico: 1 punt, met een maximum van 2. b. Voor het beschrijven van het juiste risico voor consument: 1 punt. 4. Het vakantiehuisje valt als vermogen in box 3, net als het bedrag dat hiervoor via de hypotheek geleend is (onder aftrek van de doelmatigheidsdrempel). De hypotheekrente is daarom niet aftrekbaar. Omdat de bron van de inkomsten in box 3 valt, kunnen de huurinkomsten niet in box 1 vallen. In box 3 zijn de werkelijke inkomsten niet belast, maar een fictief rendement. De huurinkomsten zijn dan ook niet als zodanig belast.
6050 12165.17.v1.0
IFK, FFP Module 2 – Sparen en Beleggen (2009), hoofdstuk 10, paragraaf 10.2 en 10.3
2
NCOI Opleidingsgroep
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
IFK, Wft Basis (2009), hfdst. 2, paragraaf 2.1
Aantal punten: 3 -
huisje en hypotheek in box 3 (1 punt) verhuurinkomsten niet belast (1 punt) hypotheekrente niet aftrekbaar (1 punt)
5. a. Als Petra haar zaak in de vorm van een eenmanszaak giet, is ze persoonlijk aansprakelijk met haar hele vermogen. Ze zijn gehuwd in gemeenschap van goederen, dus hun hele gezamenlijke vermogen (inclusief de woning) kan dan aangesproken worden door schuldeisers van de zaak. (2 punten) b. Dat kan voorkomen worden door een BV te starten, maar daar zitten nogal wat haken en ogen aan de beperking van de aansprakelijkheid. (1 punt) Een andere optie is, om voordat de zaak opgericht wordt alsnog huwelijksvoorwaarden te laten opstellen. (1 punt) IFK, FFP Module 5 – Ondernemer - DGA (2009), hoofdstuk 1 en IFK, Wft Basis (2009), hoofdstuk 1, pagina 6 Aantal punten: 4, zie bovenstaande puntenverdeling 6. Drie persoonlijke zekerheidsstellingen: -
borgstelling garantie mede hoofdelijk schuldenaar
Verhaalsrecht: -
borgstelling: automatisch verhaalsrecht garantie: geen automatisch verhaalsrecht mede hoofdelijk schuldenaar: verhaalsrecht niet van toepassing, voor medeschuldenaar betreft het de eigen schuld en niet het betalen van de schuld van een ander.
IFK, Wft Basis (2009), hoofdstuk 9, paragraaf 9.2.1 Aantal punten: 3 Per genoemde zekerheid en juiste motivatie 1 punt.
6050 12165.17.v1.0
7. In box 1 is de hypotheekrente over de eigenwoningschuld 30 jaar lang aftrekbaar. Door deze fiscale aftrek zijn hypotheekvormen waarop niet wordt afgelost netto per maand gunstiger dan hypotheekvormen waarop wel elke maand een bedrag wordt afgelost. De consument gaat doorgaans voor de laagste netto maandlasten en kiest er
NCOI Opleidingsgroep
3
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
daarom voor kapitaal op te bouwen voor aflossing, in plaats van werkelijk af te lossen op de lening. IFK, Wft Basis (2009), hfdst. 12, paragraaf 12.2.5.1 Aantal punten: 2 -
netto maandlast lager (1 punt). kapitaal opbouwen in plaats van aflossen houdt hypotheekrenteaftrek maximaal / schuld in stand houden voor maximaal belastingvoordeel / werkelijk aflossen verkleint belastingvoordeel (1 punt).
8. Persoonsgebonden aftrek (aftrekposten): bedragen die in mindering komen op het inkomen (allereerst in box 1), ze verlagen het belastbaar inkomen. Heffingsvrij vermogen: bedrag aan vermogen dat vrijgesteld is, waarover geen belasting wordt geheven. Vrijstellingen: bezittingen in box 3 die zijn vrijgesteld van vermogensrendementsheffing. Heffingskortingen: bedragen die in mindering komen op het te betalen bedrag aan inkomstenbelasting. IFK, Wft Basis (2009), hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.6.1 – 2.1.7 – 2.1.8 Aantal punten: 3 Voor elke juiste maatregel inclusief toelichting 1 punt. Niet goed: -
Schulden. Deze verminderen de belastingheffing wel, maar zijn geen maatregelen in het belastingstelsel. Toeslagen. Dit zijn vergoedingen vanuit de Belastingdienst, maar staan los van de inkomstenbelasting. Voorlopige teruggave. Dit is geen vermindering van de te betalen belasting.
9. Om de totale kosten te berekenen, moeten de cashflows (maandelijkse betalingen en de eindbetaling) contant gemaakt worden, en opgeteld bij de eerste aanbetaling. Het contant maken kan op twee manieren: -
Contante waarde van gelijke cashflows + Contante waarde eenmalige storting, OF Contante waarde van ongelijke cashflows
6050 12165.17.v1.0
De contante waarde van de gelijke cashflows (36 maanden van € 150,-) wordt als volgt berekend:
4
NCOI Opleidingsgroep
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
(1 punt)
Dan de contante waarde van de eindbetaling. In de 36 maanden is 36 * € 150-, = € 5.400,- betaald, er is dus een restbetaling nodig van € 3.600,-. Deze maken we contant met de formule:
Bij afrekening ineens zou ze moeten betalen: € 1.000,- + € 4.786,64 + € 2.857,80 = € 8.644,44 Reader Financiële rekenkunde (handmatig / calculator) Aantal punten: 4 Bij handmatige berekening: -
2 punten voor contant maken maandelijkse bedragen. 1 punt voor contant maken eindbedrag. 1 punt voor berekening totaalbedrag.
Bij gebruik financiële rekenmachine:
6050 12165.17.v1.0
-
NCOI Opleidingsgroep
2 punten voor de juiste einduitkomst. 2 punten voor de correcte toelichting.
5
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
10. a. Met het Basel II akkoord is afgesproken, dat het kapitaal dat banken minimaal opzij moeten zetten bij het verstrekken van een krediet niet meer alleen afhankelijk is van de omvang, maar ook van het risico van het krediet. Ratings geven een inschaling van het risico dat banken lopen bij het verstrekken van kredieten. Met een ratingsysteem gaan de banken na of de kredietnemer wel in staat zal zijn om het afgenomen krediet in de toekomst terug te betalen. Ratings spelen daardoor een rol bij het bepalen van de kapitaaleisen waar de banken aan moeten voldoen. b. De volgende verbanden zijn er: -
Bij een slechtere rating loopt de bank meer risico en zal vanuit dat gegeven een hogere rente vragen voor het krediet (debiteurenrisico). Bij een slechtere rating moet er meer kapitaal gereserveerd worden door de bank. Dat maakt het krediet duurder voor de bank, en dat is terug te zien in het krediettarief.
Europese Commissie, Hoe omgaan met de nieuwe credit ratings, pagina 10. Aantal punten: 4 a. uitleg rating (1 punt) kapitaaleisen Basel II (1 punt) b. debiteurenrisico (1 punt) kosten gereserveerd kapitaal (1 punt) 11. Als een erflater zijn kind bij testament wilde onterven, kan dat kind een beroep doen op de legitieme portie. Die legitieme portie moet verplicht toegekend worden. Pas daarna wordt de rest van de wensen van de erflater uitgevoerd. Zo kan de legitieme portie inbreuk maken op de gemaakte legaten. Anders zou een erflater zijn nalatenschap zodanig kunnen uithollen door het maken van legaten, dat het bestaan van een legitieme portie geen zin meer heeft. IFK, Wft Basis (2009), hoofdstuk 1, paragraaf 1.3.2 en 1.3.3. Aantal punten: 3
6050 12165.17.v1.0
-
6
legitieme portie verplicht (1 punt) gemaakte legaten uitgevoerd na toekenning legitieme portie (1 punt) niet genoeg over om alle legaten uit te voeren (1 punt)
NCOI Opleidingsgroep
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
12. a. Elise en Debbie kunnen – onder voorwaarden – allebei aanspraak maken op Anw. b. Debbie is de echtgenote van Tom. Zij kan aanspraak maken op Anw als zij voldoet aan een van de volgende drie voorwaarden: -
ze heeft de zorg voor een kind onder de 18 jaar ze is geboren vóór 1 januari 1950 ze is 45% of meer arbeidsongeschikt Of ze ook werkelijk een Anw-uitkering krijgt, is dan nog afhankelijk van haar eigen inkomen. Elise is de ex-echtgenote van Tom. Zij kan aanspraak maken op een Anw-uitkering, als ze van hem alimentatie voor zichzelf ontving. Deze valt door het overlijden immers weg. Verder moet ze ook voldoen aan een van de drie bovengenoemde voorwaarden. Stimulanz, De kleine gids voor de Nederlandse sociale zekerheid (2009.2), hoofdstuk 13, pagina 98-99 Aantal punten: 5 -
1 punt als beide als gerechtigde zijn genoemd. Geen punt als alleen Debbie is genoemd. 1 punt voor het noemen van elk van de drie basisvoorwaarden, met een maximum van 3. 1 punt voor de aanvullende voorwaarde voor Elise dat ze van Tom alimentatie voor zichzelf ontving. (Overigens: zwangerschap hoeft niet genoemd te worden, maar is wel juist en moet dus goed gerekend worden).
13. Omdat heel veel financieel advieskantoren in hetzelfde parket zaten als Assurantiekantoor Borgman, is in de Wft het zogenaamde ‘Nationaal regime MiFID’ opgenomen. Onder dit Nationaal regime kunnen advieskantoren zoals dat van Marcel Borgmans, beperkte beleggingsdiensten verrichten. Met het Nationaal regime valt Assurantiekantoor Borgmans onder de vrijstellingsregeling, waardoor het verbod op het verrichten van beleggingsdiensten niet van toepassing is. AFM, Markets in Financial Instruments Directive – in 82 vragen door de MiFID (2008), hoofdstuk 3, pagina 28 Aantal punten: 3
6050 12165.17.v1.0
-
NCOI Opleidingsgroep
Nationaal regime (1 punt). vrijstelling (1 punt). verbod op het verrichten van beleggingsdiensten (1 punt).
7
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
14. a. De duur van de uitkering in maanden is net zo lang als het arbeidsverleden in jaren, met een maximum van 38 maanden. Het arbeidsverleden van Werner: -
-
fictief arbeidsverleden Hij werd 18 jaar in 1986, fictief arbeidsverleden = 1997 -/- 1986 = 11 jaar. (1 punt) werkelijk arbeidsverleden Hij werkte tot en met 2009 doorlopend, dus van 1998 tot en met 2009 = 12 jaar (1 punt)
Totaal arbeidsverleden = 11 + 12 = 23 jaar Duur loongerelateerde WW-uitkering = 23 maanden (1 punt) b. In de eerste werkloosheidsmaand is de uitkering 75% van het laatstverdiende loon. (1 punt) Het te hanteren laatstverdiende loon is gemaximeerd. Het maximumdagloon is € 185,46 (zie cijferbijlage). Het maximumdagloon per maand komt uit op 21,75 * € 185,46 = € 4.033,75. Het loon van Werner ligt boven het maximumdagloon. Zijn uitkering zal bedragen: 75% * € 4.033,75 = € 3.025,31. (1 punt) Stimulanz, De kleine gids voor de Nederlandse sociale zekerheid (2009.2), hoofdstuk 17, pagina 120-123 Aantal punten: 5, zie bovenstaande puntenverdeling 15. Ja, het is mogelijk dat een financieel planner werkt zonder Wft-vergunning. Dit kan, zolang er geen sprake is van advisering volgens de Wft. Adviseren is het aanraden van een concreet passend product van een specifieke aanbieder. Zolang een FP-er een plan schrijft zonder concrete productinvulling, is hij niet vergunningsplichtig. IFK, Wft Basis (2009), hoofdstuk 5, paragraaf 5.3.1.3. Aantal punten: 3
6050 12165.17.v1.0
-
8
advisering volgens Wft (1 punt). concreet product (1 punt). specifieke aanbieder (1 punt).
NCOI Opleidingsgroep
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
Case: Goed Plan (50 punten) 1. Negatieve inkomsten uit eigen woning: WOZ-waarde € 355.000 * 0,55% = Hypotheekrente € 175.000 * 6,4% = -/Negatieve inkomsten uit eigen woning:
€ 1.952,50 € 11.200,€ 9.248 (2 punten)
Dit rekenen we toe aan de partner met het hoogste inkomen, om optimaal belastingvoordeel te realiseren. Fiscaal inkomen mijnheer Negatieve inkomsten uit eigen woning -/Aftrekbare lijfrentepremie -/Belastbaar inkomen
€ 64.000 € 9.248 € 1.000 € 53.752 (2 punten)
Belasting in box 1 mijnheer: Over de eerste € 32.127 € 11.973 Over de laatste €21.625 (€ 53.752 -/- € 32.127) + € 9.082 Heffing box 1 € 21.055 (1 punt) Belastbaar inkomen mevrouw € 34.000 Belasting in box 1 mevrouw: Over de eerste € 32.127 € 11.973 786 Over de laatste € 1.873 (€ 34.000 -/- € 32.127) + € Heffing box 1 € 12.759 (1 punt) Heffing in box 3 Gezamenlijk spaargeld: gemiddeld saldo Deposito mevrouw: gemiddeld saldo+ Totaal gemiddeld vermogen Heffingsvrij vermogen gezamenlijk-/Heffing over Heffing box 3
€ 42.000 € 257.500 € 299.500 € 41.322 € 258.178 € 3.098 (2 punten)
Totale heffing: Box 1 mijnheer Box 1 mevrouw Box 3 Totaal Algemene heffingskorting 2 x € 2.007 Arbeidskorting 2 x € 1.480-/Samen te betalen aan inkomstenbelasting
€ 21.055 € 12.759 € 3.098 € 36.912 € 4.014 € 2.960 € 29.938 (2 punten)
+
6050 12165.17.v1.0
IFK, Wft Basis (2009), hoofdstuk 2 en hoofdstuk 10
NCOI Opleidingsgroep
9
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
Aantal punten: 10, zie bovenstaande puntenverdeling 2. De mogelijkheden om de keuken te bekostigen: -
van het saldo van de spaarrekening door het afsluiten van een consumptief krediet door het verhogen van de hypotheek Opnemen van de spaarrekening: Brutokosten (minder renteontvangsten): 3% = € 1.200,- per jaar. Bij het verminderen van het spaargeld betalen ze echter ook minder vermogensrendementsheffing (1,2%). Nettokosten: 1,8% = € 720,- per jaar.
Consumptief krediet afsluiten: Bruto rente: 8% = € 3.200,- per jaar. Deze rente is fiscaal aftrekbaar, want het geld wordt besteed aan de eigen woning. Aftrek tegen 42%, nettokosten: € 1.856 per jaar. Hypotheek verhogen: Brutorente 5% = € 2.000,- per jaar. Deze rente is fiscaal aftrekbaar, want het geld wordt besteed aan de eigen woning. Aftrek tegen 42%, nettokosten: € 1.160 per jaar. IFK, FFP Module 2 – Sparen en beleggen (2009), hoofdstuk 10 Aantal punten: 12 4 punten per juist nettobedrag. (voor brutobedrag maximaal 1 punt per onderdeel). 3. De looptijd is 15 jaar. Het rentepercentage bedraagt 6%. De rente wordt jaarlijks bijgeschreven, dus er is sprake van samengestelde interest. Dit kan worden berekend met een factor uit de tabel Slotwaarde eenmalige inleg (zie cijferbijlage) bij 6%. Het kan ook met de financiële rekenmachine of zelfs handmatig. Berekening met tabel:
6050 12165.17.v1.0
Het bedrag dat vrijkomt is: € 250.000 x 2,39655819 (4 punten) = € 599.139,52. (4 punten)
10
NCOI Opleidingsgroep
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
Berekening met rekenmachine: BEGIN 1 p/yr 15N 6 y/r 250000PV 0PMT (4 punten) FV is dan € 599.139,52 (4 punten) Reader Financiële rekenkunde Aantal punten: 8 Juiste berekening: 4 punten. Juist eindbedrag: 4 punten. 4. -
Verzekeringsmaatschappijen hebben geen verzekering tegen koersrisico’s, maar door middel van opties kan er wel een eigen zekerheid ingebouwd worden. (2 punten) Mevrouw kan putopties kopen. De uitoefenprijs van die putopties is dan het bedrag dat ze gegarandeerd voor de aandelen zal krijgen. (2 punten)
-
Aandachtspunten die genoemd kunnen worden: Beleggingsdoel: met welk doel belegt mevrouw het geld? Financiële positie: er moet niet alleen naar het te beleggen bedrag gekeken worden, maar naar de totale financiële positie. Fiscaliteit: hoe ziet de fiscale positie van mevrouw eruit? Kennis en ervaring: is de deelname aan de beleggingsclub zodanig dat van echte kennis en ervaring gesproken kan worden? Risicoprofiel: er moet een risicoprofiel opgesteld worden, om na te gaan in hoeverre haar voornemen past bij haar profiel. Execution only: mevrouw kan ook aangeven dat ze geen advies wil, zelf haar beslissingen wil nemen en daar zelf haar verantwoordelijkheid voor neemt. Spreiding: waarom alleen aandelen? Door ook te spreiden over beleggingscategorieën wordt het risico aanzienlijk verlaagd. Kosten: door individueel in aandelen te handelen en daar opties bij te kopen, lopen de kosten van het beleggen op. Alternatief: mevrouw kan ook kiezen voor beleggingsfondsen, waarmee meer spreiding tegen lagere kosten wordt bereikt. Beloning: de adviseur moet bespreken op welke manier mevrouw betaalt voor de beleggingsdienst.
-
6050 12165.17.v1.0
IFK, Wft Basis (2009), hoofdstuk 5, paragraaf 5.9 en 5.10 IFK, Wft Basis (2009), hoofdstuk 6, paragraaf 6.5
NCOI Opleidingsgroep
11
Financiële deskundigheid - Examennummer 12165 - 26 maart 2011
Aantal punten: 11 a: zie bovenstaande puntenverdeling b:1 punt per correct aandachtspunt, met een maximum van 7. 5. Berekenen percentage arbeidsongeschiktheid: het percentage arbeidsongeschiktheid is (64.000 - € 10.000) / € 64.000) * 100% = 84,38%. (3 punten) Bij een duurzame arbeidsongeschiktheid van meer dan 80% heeft men recht op een IVA-uitkering van 75% van het laatst verdiende loon. (3 punten) Dit laatstverdiende loon is echter gemaximeerd tot het maximale dagloon. De heer Kerstens verdient ruim meer dan het maximale dagloon. Zijn IVA uitkering komt uit op: 75% x € 185,46 (maximale dagloon) = € 139,09 per dag, dus 21,75 x €139,09 = € 3.025,20 bruto per maand. (3 punten) Stimulanz, De kleine gids voor de Nederlandse sociale zekerheid (2009.2), hoofdstuk 5, pagina 49-54. Aantal punten: 9, zie bovenstaande puntenverdeling.
Eindcijferberekening Maximaal aantal te behalen punten: 100 punten Totaal onderdeel open vragen:
50 punten
Totaal onderdeel case:
50 punten
Let op: conform artikel 23 van het examenreglement worden de eindcijfers op een decimaal nauwkeurig gewaardeerd. Hierbij wordt niet afgerond, maar afgebroken. Voorbeeld:
6050 12165.17.v1.0
5,45 -> 5,4 5,49 -> 5,4 5,52 -> 5,5 5,59 -> 5,5
12
NCOI Opleidingsgroep