Filosofisch veldwerk met territoriale cohesie Bas Hissink-Muller , Universiteit van Amsterdam Bijdrage aan de Ruimteconferentie 2013, workshop 21: EU, Institutionele veranderingen RO Beste dames en heren, Introductie Bedankt dat jullie nu naar mij willen luisteren. Ik wil hierbij dan ook David Evers bedanken dat ik op dit podium mag staan. Echter, ik vermoed dat jullie niet weten hoe raar de positie is waarin ik nu verkeer. Ik heb bij prof.dr. Willem Salet (UvA) een fundamenteel proefschrift geschreven over territoriale cohesie voor een wetenschappelijk publiek, niet voor de praktijk, geen toegepaste wetenschap. Sterker nog, ik heb dit met een anti-technocratische houding gedaan, dat wil zeggen: er zijn geen oplossingen enkel keuzes, politieke keuzes wel te verstaan. Dat juist ik hier op deze ruimteconferentie sta is dus vrij vermakelijk te noemen. Aan de andere kant: waarom spreken voor eigen parochie? Zoals u wellicht al bemerkt ben ik reflexief. Dit kan komen doordat ik niet alleen afgestudeerd ben in de planologie (UvA), maar ook in de politieke en sociale filosofie (ook UvA). Ik voel mij dan ook thuis bij planologen als een luis in de pels: ik bied geen oplossingen maar stel kritische vragen. Ik zeg dit om de houding aan te geven van mijn presentatie. Dat wil zeggen, ik hoop dat ik u tot denken aan kan zetten…Of minder wijsgerig: ik hoop dat ik er voor kan zorgen dat u de volgende die het tegen u serieus over territoriale cohesie heeft, dat u die in het gezicht uitlacht. Inleiding Mijn presentatie gaat dus op een filosofische manier over territoriale cohesie.
Wie van jullie (naast David) kent dit concept of gebruikt het weleens? En waarvoor?
Het is dus een EU concept en heeft ook met ruimtelijke ordening te doen. Er zijn daarbij niet alleen vele verschillende manieren waarop het concept gebruikt wordt, maar ook vele verschillende betekenissen. Mijn veldwerk in de filosofie heeft beide kanten in kaart gebracht: aan de ene kant de territoriale cohesie definities en aan de andere kant de machtspelletjes die met het concept gespeeld worden. Het idee hierbij is dat beide wederzijds afhankelijk zijn. Grofweg heb ik dus gekeken naar de overeenkomsten tussen de wetenschappelijke en politieke agenda. Om u mijn methodologie te besparen: simpel gesteld is mijn aanname dat als u of uw collega’s het concept gebruiken u dit graag doet met wetenschappelijke ondersteuning/bewijs (evidence-based policy), en dat wetenschappers onderzoek doen naar territoriale cohesie omdat mensen zoals u het er over hebben. Zo was een assistent van een Member of European Parliament die ik in 2006 interviewde geïnteresseerd in mijn onderzoek omdat ze een definitieve definitie van territoriale cohesie wilden…ik heb hem snel uit die droom geholpen. Een voorbeeld van de relatie tussen politiek en wetenschap de andere kant op is: ik begeleid met David Evers scripties van Bachelor studenten binnen het thema ‘de invloed van de EU op de Nederlandse ruimtelijke ordening’. Zij hebben theorie nodig voor hun onderzoek natuurlijk…Echter, deze is slecht te vinden. Wetenschappers hebben het zelden over de invloed van de EU op lokaal niveau, maar publiceren vooral over, inderdaad, territoriale cohesie. Ik heb deze symbiose tussen wetenschap en politiek kritisch bekeken. Immers, als een expert op TV is (e.g. expert in economie, milieu, politiek, etc.etc.), en hem wordt gevraagd waarom hij zegt wat hij zegt, dan mag ik hopen dat u verbaasd zal reageren als hij niet antwoord met
1
een bewijsvoering van feiten of argumentatie, maar enkel zegt ‘ik wil het zo’. Toch lijkt dit de situatie te zijn waarin territoriale cohesie experts zich bevinden. Om dit duidelijk te maken en te bedenken wat hier grappig aan is valt de rest van mijn presentatie in twee delen: 1)
eerst de hoofdmaaltijd: de kaarten van territoriale cohesie definities/kennis, de machtspraktijken van het concept in bestuur en politiek, en hun relaties;
2)
na dit overzicht het toetje: mijn kritiek op elk van deze delen, dat wil zeggen, hoe mooi zijn “de nieuwe kleren van de keizer” wel niet?
U mag mij hierbij op elk moment onderbreken met vragen. Hoofdmaaltijd De hoofdmaaltijd van kaarten – let wel, mijn dataverzameling ging t/m begin 2006, dus is niet meer helemaal up-to-date. Ik heb voor mijn proefschrift het gedeelte over machtspraktijken grotendeels in de bijlagen moeten stoppen (anders werd het te lang). Ik vermoed dat dit voor jullie het interessants is, daarom heeft het hier geen ondergeschoven rol. Maar eerst, definities/kennis… Abstracte ether De kaart van territoriale cohesie definities/kennis – poëtisch gezien: de ether, want geestelijk abstract. Deze eerst, want dat biedt enige houvast in de vaagheid van territoriale cohesie. Zoals al bleek: er zijn vele definities van het concept. Om een paar specifieke te noemen die u direct weer mag vergeten (in het Engels): balanced competitivess, territorial dimension of sustianability, polycentric development, services of general interest for peripheral regions, horizontal coherence of policies with territorial impacts, territorial capital, spatial planning…en zo kunnen we nog wel even verder gaan. Het gaat mij niet zozeer om de definities, maar om het grote aantal. Hoe daar mee om te gaan? Wat ik heb gedaan is: al die definities onderverdelen in 7 soorten. Ik zal ze even vlug noemen voor de volledigheid, ik ga er verder niet op in. Je hebt: betekenissen die 1) een situatie beschrijven, die 2) normatief een ideaal naar voren brengen, die 3) een beleidsdoel opstellen of 4) niet zelf een doel zijn maar instrumenteel aan een ander doel. Je hebt ook betekenissen die 5) gaan over beleidscoherentie of 6) ruimtelijke planning, en die 7) een mentaliteit van territorial governance laten zien. Nu, alle “waslijsten” van territoriale cohesie definities kunnen zo gegroepeerd worden. Op zich geeft dit al een overzicht. Echter, als er zoveel definities zijn, wat hebben ze dan gemeen? Wanneer hebben we het over territoriale cohesie en wanneer over iets anders? Op het eerste gezicht gaat het over hoe dingen territoriaal samenhangen…Tja, maar dan? Volgens mij kunnen we grenzen trekken aan de hand van vier kwesties. Een daarvan is vrij logisch: het moet gaan over territoriale eenheden…Maar welke, dat is de vraag. Steden, regio’s, landen, de EU? Een tweede kwestie is al minder logisch: het gaat zelden over de relaties tussen territoriale niveaus…Al is territoriale cohesie territoriaal, en zou het dus over territoria en hun niveaus kunnen gaan, als je daar over praat, dan zit je gek genoeg al aan de grens: je hebt het al bijna niet meer over territoriale cohesie. Een duidelijkere grens is: heb het niet over politiek. Je kunt het blijkbaar niet tegelijk over politiek en territoriale cohesie hebben, dat wil zeggen, wel over de balans of zelfs spanning tussen sociale en competitieve beleidsdoelen, maar niet over bijvoorbeeld de overheid zelf. En de laatste kwestie die een grens trekt voor territoriale cohesie is misschien nog vreemder, zeker voor ruimtelijke ordenaars: heb het niet over tastbare dingen…Oftewel, als je het over territoriale cohesie hebt, blijf dan zo ver mogelijk weg van iets waar je je hoofd aan kunt stoten, in ieder geval letterlijk genomen. De common ground of territorial cohesion meaning wordt aldus begrensd door 4 kwesties: 1) over welke eenheden gaat het?, 2) mag je het over territoriale cohesie op verschillende niveaus hebben? en heb het in ieder geval niet over 3) politiek of 4) tastbare feiten. Deze common ground vormt de basis voor territoriale cohesie kennis. Echter, de territoriale cohesie
2
kennis de geproduceerd wordt, door ESPON bijvoorbeeld, wordt eigenlijk vooral bepaald door de common ground of meaning, daarom ga ik er verder niet op in. Praktische grond Dan, na deze abstracte ether, de kaart waar jullie je wellicht meer in thuis voelen, die van machtspelletjes van het concept – poëtisch gezien: niet de ether maar de grond, want “met de laarzen in de modder”. Dit zodat we wat vaste grond onder de voeten krijgen. Ik heb 4 speelvelden in de EU onderscheiden waarin territoriale cohesie wordt gebruikt. Het raadselachtige daarbij is, is dat het onbekend is wat de regels van het territoriale cohesie spel zijn. Wel heb ik 4 soorten machtspelletjes onderscheiden, waardoor gebruikers van het concept een soort simultaan schaak kunnen spelen, of beter: Stratego, ganzenborden, schaak, en/of Risk. De vier speelvelden zijn namelijk: 1) intergouvernementele conferenties (over wat de EU mag doen), 2) het informele Europese ruimtelijke beleid (jullie zijn bekend met het EROP en de Territoriale Agenda?), 3) het formele regionaal/cohesie beleid van de EU (de EU heeft mag dus geen ruimtelijke ordeningsbeleid voeren, maar nu wel territoriale cohesie beleid), en 4) de Europese Fondsen (jullie zijn bekend met EFRO?). Territoriale cohesie speelt dus een rol als het gaat om het uitbreiden van Europese competenties, de promotie van Europees ruimtelijk ordeningsbeleid, het uitbreiden van regionaal/cohesie beleid, en het sluizen van EU gelden. Nu, in elk van deze 4 velden vinden naast deze grote ontwikkelingen vele machtspelletjes plaats, details die door de tijd heen veranderen. Om jullie deze chaos te besparen ga ik daar nu niet op in. Ik zal enkel eerst apart per speelveld de hoofdconclusies geven, waarna ik de spelen relateer. De intergouvernementele conferenties geven, vrij sec, de officiële ruimte waarbinnen het concept territoriale cohesie gebruikt kan worden. Dit lijkt voor mij het meest op Stratego: statisch en recht toe recht aan. Hierbij was de competentie voor territoriale cohesie eerst alleen gemoeid met diensten van algemeen belang, nu staat het op gelijke voet met economische en sociale cohesie – ook coördinatie van beleid? Let wel, u hoort nu inderdaad territoriale cohesie betekenissen die ook in “de ether” te vinden zijn. Vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening gezien was er dan een drievoudig bestreden gebruik van het concept: 1) voor/tegen een EU competentie voor territoriale cohesie beleid, 2) voor/tegen een formele EU competentie voor ruimtelijk ordeningsbeleid, en 3) voor/tegen de overeenstemming van beide. Oftewel, de vraag is nu: in hoeverre mag de EU ruimtelijk ordeningsbeleid voeren en, essentieel, zonder het zo te noemen? En natuurlijk Strategoed men gewoon verder. Het informele Europese ruimtelijke ordeningsbeleid geeft de inhoudelijke grenzen aan waarbinnen het concept gebruikt kan worden, informeel natuurlijk. Denk dan ook aan dingen als: de doelstelling van policentrische ontwikkeling, mensen bewust maken van de ruimtelijke dimensie van EU beleid en het coördineren ervan, en het observeren van de ruimte/het territorium. Het grappige hierbij is: er is hier geen tegenspraak, territoriale cohesie wordt enkel gebruikt om vele onderwerpen van Europese ruimtelijke ordening op de agenda te zetten, oftewel, om op vele manieren Europese ruimtelijke ordening te promoten. Daarom lijkt dit voor mij het meest op ganzenborden: iedereen rent zo snel mogelijk zonder elkaar lastig te vallen, sommigen zijn al binnen, anderen nog niet. Let wel op, want er is dus een spanning tussen hoe het concept gebruik wordt in intergouvernementele conferenties en het informele Europese ruimtelijk ordeningsbeleid: een soort van Stratego voor en tegen Europees ruimtelijk ordeningsbeleid en een soort ganzenborden waar alles enkel en alleen er voor gaat. Beide speelvelden komen ook terug in het gebruik van territoriale cohesie in het regionaal/cohesie beleid. Natuurlijk laat dit formele beleid de grenzen zien waarbinnen het concept formeel gebruikt wordt, dat lijkt me vrij eenvoudig. Echter, hierbij worden ook de officiële grenzen opgezocht die de intergouvernementele conferenties stellen (waarvoor geven de Verdragen nu precies een competentie?). Ook vind je daardoor opeens Europees ruimtelijk ordeningsbeleid terug in het gebruik van territoriale cohesie in regionaal/cohesie beleid. Wat informeel was wordt dan via het concept opeens formeel, zoals het beleidsdoel van policentrische ontwikkeling. Oftewel, voor mij is dit een soort schaakspel: het veld lijkt statisch, met de beleidsdoelen van
3
economische en sociale cohesie bijvoorbeeld, maar tijdens het spelen zijn er vele opstellingen mogelijk, zoals territoriale cohesie als territoriale dimensie van beleidsdoelen of als beleidsdoel in zichzelf. Territoriale cohesie wordt in dit schaakspel gebruikt om belangen door te sluizen. Het lijkt er zelfs op dat het concept geen eigen belangen kent, want dezelfde belangen vind je terug zonder dat het over territoriale cohesie gaat….En mijn schaakt rustig verder. Deze Stratego-, ganzenbord-, en schaakdynamieken vindt je ook terug in de Europese Fondsen: de Structuurfondsen volgen natuurlijk het regionaal/cohesie beleid, maar niet elke gebruik van het concept is formeel, informeel gebruik vindt ook plaats (voor Europees ruimtelijk ordeningsbeleid in Interreg, jullie welbekend?). Vandaar dat het voor mij op Risk lijkt: onoverzichtelijker of in ieder geval een complexer speelveld, waarop men de ene keer met elkaar speelt en de andere keer tegen elkaar. Het concept speelde echter haast geen rol in de verdeling van de gelden voor de periode 2007-2013, eerder andersom: waar het geld naar toe ging bepaalde waarvoor het concept werd gebruikt. Wellicht is dat anders in de huidige strijd om het geld in de aankomende periode … In ieder geval, voor de huidige funding period 2007-2013 zag dit speelveld er zo uit: het gebruik van territoriale cohesie in de Europese fondsen leek opportunistisch, het concept te splitsen, en te overcompliceren, en de invloed van het concept op geldstromen werd in vijfvoud bestreden. Ik licht elk van deze punten even kort toe. Het opportunisme in het gebruik van territoriale cohesie kwam naar voren doordat heel veel verschillende belangen soms onder de vlag van het concept terugkwamen, wel of niet tegengesproken werden, en altijd ook gepromoot werden zonder territoriale cohesie te gebruiken. Denk daarbij bijvoorbeeld aan perifere regio’s of territoriale samenwerking, what have you. Oftewel, het gebruik van territoriale cohesie was voor belangen een van de vele kansen, en daarbij geldt: baat het niet, schaad het niet. Het gevaar van splitsen van het concept komt doordat territoriale cohesie toen enkel formeel gebruikt werd in het Rural Development Fund (NL?). De gelden van dit fonds gaan grotendeels naar andere gebieden dan het geld van de meer urbane Structuur Fondsen, zoals het Cohesie en Regionale Ontwikkelingsfonds waarin het concept ook voor gebruikt kan worden, zoals in het regionaal/cohesie beleid staat bijvoorbeeld. Territoriale cohesie staat dan financieel gezien in een spagaat, waardoor het concept kan splitsen. Het overcompliceren van het concept kwam dan doordat het niet alleen voor vele belangen wordt gebruikt, maar deze belangen ook gezamenlijk optreden, en er zelfs wordt gesproken over beleidscoördinatie van die vele verschillende beleidsdoelen, zelfs inclusief agrarisch beleid. Ga er maar aan staan. Dit opportunisme in het gebruik van territoriale cohesie, de spagaat en overcomplicering komen dan terug bij de invloed van het concept op geldstromen, of beter, het gebrek aan invloed. Dit werd namelijk bestreden op 5 manieren: 1) moet territoriale cohesie überhaupt wel gebruikt worden in de fondsen, 2) in hoeverre is het dan formeel, 3) welk overzicht is er eigenlijk, 4) voor welke belangen wordt het concept dan stabiel gebruikt, en 5) staat een invloed van territoriale cohesie niet te ver weg van de geldstromen? Moge duidelijk zijn dat dit Riskspel wordt beïnvloed door wat er gebeurd op de andere speelvelden: zo leidde het Stratego tot een territoriale cohesie competentie van de EU, komen er op het ganzenbord steeds meer Europese ruimtelijke ordeningsbelangen binnen, en wordt in het regionaal/cohesie beleid nu formeel verder geschaakt met het concept in handen. Er zijn dan vele relaties tussen deze vier speelvelden te leggen. Een ordentelijk overzicht is er niet echt van te geven. Wel kun je met het perspectief van een speler, zoals de Nederlandse rijksoverheid, kijken waar territoriale cohesie raakt aan jouw belangen en het concept er voor gebruiken. De enige orde die voor mij naar boven komt is abstracter: territoriale cohesie geeft een strijdtoneel aan, en wel een strijdtoneel dat een corridor vormt tussen de verschillende speelvelden. Hierbij gelden er niet echt eigen regels, maar zeker wel die van de speelvelden die het verbindt: de intergouvernementele conferenties geven aan waarvoor het concept gebruikt mag worden, de informele Europese ruimtelijke ordening zorgt voor de inhoud, regionaal/cohesie beleid selecteert hieruit en maakt posities daardoor formeel, en de Europese fondsen reflecteert deze 3 speelvelden zonder dat dit tot veel leidt….Althans, nog niet, want de corridor verplaatst zich: onder territoriale cohesie komen meer ruimtelijke ordeningsstandpunten in het regionaal/cohesie beleid, maar in welke vorm? Ook zouden meer standpunten uit zowel het informele Europese ruimtelijke ordeningsbeleid als het formele regionaal/cohesie beleid in de Europese fondsen kunnen komen. Wat gebeurt er dan?
4
De horizon Okay, helaas was de omweg nodig, maar nu zijn we eindelijk daar waar mijn onderzoek over gaat: de wederzijdse afhankelijkheid tussen de territoriale cohesie definities/kennis en het gebruik van het concept. Ik kan hier heel kort over zijn: bij territoriale cohesie impliceert elke intellectuele keuze een politieke keuze – poëtisch gezien: de horizon, want hier komen de abstracte ether en praktische grond samen. Immers, zo goed als elke betekenis die je aan territoriale cohesie geeft speelt een rol in machtspraktijken. Om twee voorbeelden van machtkenniseffecten hiervan te noemen: als territoriale cohesie kennis de competitiviteit van alle regio’s weergeeft, werkt het de promotie van de belangen van specifieke regio’s met het concept tegen, en dat vinden dunbevolkte of gebergte gebieden misschien niet zo leuk, want met minder specifieke indicatoren krijgen ze minder geld van de EU. En als je territoriale cohesie gebruikt om eindelijk het beleid van de EU eens territoriaal te coördineren, wat kan, dan spreek je wetenschappers tegen die het concept invullen als zijnde balanced development. Oftewel, terwijl we spelen is het spelen met de regels van de spel nog steeds bezig. Al ligt het spel erg open, als je mee wil doen, dan moet je je toch aan 4 regels houden: 1) heb het niet over politiek of tastbare dingen, 2) denk niet na over wat je aan het doen bent maar speel gewoon je rol in het Stratego, ganzenborden, schaak, en/of Risk van de EU, 3) sta er altijd open voor om jouw belangen te koppelen met wat andere spelers zeggen, en 4) bedenk niks zelf maar gebruik al bestaande kennis. Zijn er vragen over deze hoofdmaaltijd, of kan ik aan het toetje beginnen? Toetje Als toetje mijn kritiek op de praktische grond van het concept, de abstracte ether van territoriale cohesie, en de horizon die ze samen vormen. Ik hoop genoeg redenen tot lachen te geven. Ik kan kort zijn over de machtspelletjes van territoriale cohesie: tot nu toe vooral luchtkastelen. Dat wil vooral zeggen, veel mooie woorden op papier, maar weinig actie…weinig praktisch grond onder de voeten dus. Deze mooie woorden laten een reorganisatie zien van Europese ruimtelijke ordening en regionaal/cohesie beleid waarin ze op onduidelijke wijzen samengaan. Ook laten de mooie woorden een institutionalisering van zowel formeel als informeel samenwerken zien, dit met een flexibiliteit in de te gebruiken processen. Dit alles laat voor de lagere bestuursniveaus een wazigheid over. Wat actie dan in de weg staat, is dat als je beslissingen over territoriale cohesie wilt, dat je dan niet alleen niet weet waarover die genomen moeten worden, maar ook niet wie ze neemt. En hier laat ik de rest aan jullie over… Dan de abstracte ether van territoriale cohesie betekenis/kennis, “mijn wereld”. Moge duidelijk zijn: met zoveel verschillende betekenissen van territoriale cohesie is het volstrekt willekeurig om de ene boven de andere te verkiezen. Minder duidelijk is dat de betekenissen elkaar impliciet tegenspreken. Hoe kan territoriale cohesie tegelijkertijd een beschrijving en ideaalbeeld zijn? Het schijnt in beleidskringen de gewoonste zaak van de wereld te zijn om Sein en Sollen daar elkaar te gooien: wat we willen bestaat al of wat bestaat willen we. Er is solidariteit en dat wensen we, etc. Wetenschappelijk gezien is dit je reinste flauwekul natuurlijk. Ook is het uitermate vreemd dat territoriale cohesie zowel een beleidsdoel als beleidscoördinatie zou zijn. Een doel is immers inhoudelijk en coördinatie een proces, het is onmogelijk om tegelijk beide te zijn. Kijk, je kunt met een doel de neuzen dezelfde kant op krijgen, wat dus coördinatie inhoud, maar dan leidt het een tot het andere en kunnen dus niet hetzelfde zijn. Nog verbazingwekkender is dat deze arbitraire keuzes en contradicties de basis vormen van territoriale cohesie kennis. Wat hierbij tot glimlachend hoofdschudden leidt, is dat er geen argumentatie aan te pas komt. Ik was bijvoorbeeld eens op een AESOP Congress (AESOP is bekend?), daar sprak, in een workshop als deze, de ene professor eerst en zei ‘territoriale cohesie is X’, daarna sprak een andere professor en die zei ‘territoriale cohesie is Y’ of ‘niet-X’. Ik keek om mij heen en verwachte een discussie…alas, tevergeefs.
5
De vraag is echter of wij het hierbij wel over territoriale cohesie kennis kunnen hebben. Ik heb namelijk nog nooit iets gelezen over territoriale cohesie feiten, laat staan dat ik ze gezien heb. Wel heb ik gelezen over data van ESPON die dan later als belangrijk voor territoriale cohesie wordt genoemd. Maar dit hangt natuurlijk af van de betekenis die je aan het concept geeft, en is dus arbitrair. Zeker sinds de sociaalpsycholoog Stapel ligt de status van wetenschappelijk onderzoek onder vuur. Bij territoriale cohesie bedenkt men geen data zoals Stapel deed, maar leent ze voorhanden feiten door ze territoriale cohesie te noemen...in ieder geval minder creatief, maar wellicht nog onnozeler. Het lijkt mij dan dat er zonder feiten geen kennis bestaat, wel? Bon, ondanks veel territoriale cohesie onderzoek bestaat er dus nog geen territoriale cohesie kennis, soit. Nu, voor mij zijn de luchtkastelen en de zogenaamde territoriale cohesie “kennis” niet het hoofdprobleem. Hun relatie is dat wel. Je kunt ook bij territoriale cohesie namelijk experts onderscheiden van leken. Naar wie wordt wel geluisterd en naar wie niet? Echter, de status van deze experts als experts is wankel, sterker nog: partijdig, en volgens mij zonder dat ze dit zelf doorhebben. Ik sprak bijvoorbeeld laatst een nieuwe collega op de universiteit, een politiek geograaf uit India. Hij vroeg me waar mijn onderzoek over ging. Bij territoriale cohesie moest hij meteen denken aan territorialiteit, dat gaat over wat betrekking heeft op een grondgebied, waarover boekenkasten vol zijn geschreven. Hij was verbaasd toen ik zei dat het daar niet over ging, maar moest al lachen toen ik zei dat het ook niet over polity, staatsbestuur, gaat. Toen ik zei dat dit wellicht komt omdat territoriale cohesie niet over politiek mag gaan hebben we erg gelachen. Het lijkt er dus op dat keuzes binnen territoriale cohesie expertise niet alleen arbitrair zijn, maar dat kennis de experts vooral is bedoelt om ambtenaren en politici van dienst te zijn: heb het niet over bestuur maar over het bestuurde. En dit bestuur promoot vervolgens “wetenschappelijk” onderzoek. Dit past erg bij planologie. Zo sprak ik laatst prof.dr. Salet over dat onze onderzoeksgroep zowel in de wetenschap als de praktijk staat. Toen ik hem vroeg waarom met de praktijk enkel planners bedoeld worden en niet degene voor wie gepland wordt, dat wil zeggen: ik, mijn buren, mijn familie, mijn vrienden, zei hij dat wij wetenschappers het inderdaad niet meer over de gebruikers van de ruimte hebben. Oftewel, territoriale cohesie onderzoek loopt in de pas met de wensen van politici en ambtenaren: onderzoekers informeren hen over beleidsprocessen; definiëren territoriale cohesie niet strak waardoor politieke consensus behouden kan blijven, want “iedereen” mag mee doen; onderzoekers ordenen territoriale cohesie posities die politici in kunnen nemen; analyseren sociale, economische, en ruimtelijke processen om deze te besturen; bieden toolkits hiervoor aan; maar ze richten hun blik niet op het functioneren van politici en ambtenaren zelf, hun territoriale relatie met hun onderdanen, of wat er op de grond gebeurd….En ondertussen bepaalt deze expertise dat territoriale cohesie lastig is te begrijpen en daarom aan experts overgelaten moet worden….Maar dit zonder kritiek, want die is er niet of wordt buitengesloten. Bijvoorbeeld: in 2006 zei, volgens mij een (ex-?)collega van jullie, dat ESPON moeite had een deskundige outsider te vinden die met kennis van Europese ruimtelijke planning onafhankelijk ESPON kon evalueren: group think kan efficient zijn, maar waarvoor was onafhankelijk wetenschap ook alweer zinvol? Ik zou zeggen: organiseer meer kritiek. Immers, als jullie nu de verkeerde kant op zouden gaan komen jullie dat zo nooit te weten. Ondanks het falen van voorspellingen van allerhande economen (CPB) wordt beleid er bijvoorbeeld nog steeds op gebaseerd. Ik vind dit raar, wat jullie? Waarom worden er zoveel ex ante en zo weinig ex post onderzoeken gedaan? Let wel, ik promoot niet het nemen van beslissingen zonder kennis. Het gaat mij wel om de vraag: waarom heeft sommige kennis, van sommige wetenschappers, een hogere status in de praktijk dan andere kennis? In dit perspectief helpt territoriale cohesie mee de huidige relatie tussen bepaalde wetenschappelijke kennis en het gebruik ervan door ambtenaren en politici zo te laten zijn zoals die al een tijdje is: twee handen op één buik. Echter, territoriale cohesie experts hebben nu geen vaste grond onder de voeten: ze spreken over ruimte maar presenteren geen feiten, vormen een agenda waarover niet besloten kan worden, en claimen slecht doordacht hun
6
status als experts. Oftewel, ik doe graag mee met dit carnaval en zeg dat territoriale cohesie experts mooie nieuwe kleren aan hebben. Voor u de vraag of deze mooie kleren reden tot lachen zijn.
7