Fietsreis Verdun: 26 april-3 mei 2011
1
Fietsreis Verdun: 26 april-3 mei 2011 Dag1: 26 april: Voie Verte. De trein heeft me goed en wel naar het station van Couvin gebracht. Hier worden de fietstassen aan de bagagedragers gehangen, de routebeschrijving nog eens bekeken en het feest kan beginnen. Via de niet zo drukke, maar golvende N99 wil ik naar Olloy sur Viroin. Daar kan ik dan een voormalige trambedding gebruiken die naar Oignies en Thièrache leidt. Helaas voor mij is het in de richting die ik volg op het tramfietspad gans de tijd lichtjes klimmen. Licht staat voor 3%. Op het eerste zicht is dat om te verwaarlozen, maar die constante stijging, iets meer dan het zgn. “vals plat” gaat op de duur wel in de benen kruipen hoor. Eens voorbij Oignies is het maar een boogscheut ver naar Fumay. Onderweg kom ik langs het voormalige “Middelpunt van Europa”. Dit was zo toen Europa nog uit 15 lidstaten bestond. Een mooie plek, de moeite om even af te stappen. Het huidige geografische middelpunt van de Europese Unie ligt nu in Duitsland. Bij de toetreding van Roemenië en Bulgarije in 2007 is het 180 km naar het oosten verschoven van Kleinmaischeid naar Gelnhausen (bij Frankfurt am Main). Daarna zoef ik naar beneden, steek in een flits de grens over en kom ik in Fumay aan. Langs het voormalige “Douane Françaises”. Daar wacht mij de Maas met bijhorende Voie Verte. Dit fietspad werd in 2010 terecht verkozen tot “het mooiste fietspad”. Het werd aangelegd op het voormalige jaagpad. Wegdek is supervlak asfalt en verdeeld in twee rijstroken. De Fransen hebben zeker geen half werk geleverd bij de aanleg ervan. Het begint al goed, de Maas loopt immers in een wijde bocht om het stadje heen. Dit geeft steeds weer andere vergezichten. De vallei is op zijn zachtst uitgedrukt een landschapsschilderij. Fietsen langs een bochtige rivier is heel wat anders dan een kaarsrecht kanaal. Links en rechts van mij loopt de vallei steil omhoog. De flanken zijn volledig bebost. Regelmatig kom je langs sluizen. De stevig gebouwde sluiswachterwoningen staan leeg of zijn in particulier bezit. Sluiswachters zijn nergens te bekennen. De schipper heeft de beschikking over een afstandsbediening. Hiermee stelt hijzelf de sluis waar hij door moet in werking. Efficiënt is het allemaal wel; maar de sfeer is een beetje zoek. Vroeger kon je nog een praatje maken met de sluiswachters, nu uiteraard niet meer. In geval er iets fout loopt ivm de sluisbediening kan je een noodnummer bellen. Om Revin te bereiken steek je via een fietsbrug samen met de spoorbrug de Maas over. De gratis te verkrijgen topogids toont ook “points de vue”. Te Revin waag ik me aan “La Faligeotte”. Nergens zijn wegwijzers te bekennen, een voorbijganger wijst me de weg. Het gaat verschrikkelijk steil omhoog. Tja, wie wat wil zien moet er wat voor over hebben zullen ze hier wel hebben gedacht. Onderweg passeer ik nog een oorlogsmonument, dit bekijken zal iets zijn voor op de terugweg. “Point de Vue 100m” zie ik al zwetend en puffend op een bordje staan. Maar eens daar is het afzien gauw vergeten, het uitzicht is werkelijk fantastisch. Dit ommetje was zeker de moeite waard. De Maas maakt een wijde bocht rond Revin, maar je hoeft die niet te volgen. Er werd een kanaal gegraven dat deze bocht afsnijdt. Het leuke is dat dit voor een stuk door een tunnel loopt. En laat er net voor de ingang dit te zien zijn: “Route Barrée à 100m”. Een man en zijn dochtertje komen al fietsend de tunnel uit. Van hen verneem ik dat er probleemloos kan doorgereden worden. Wat ik ook doe! Het is er kil, water sijpelt door de tunnelwand. Niettemin een heerlijk traject. Via de linkeroever gaat de weg verder. Aan de andere oever zie je Anchamps liggen. Een mooie spoorbrug is te bewonderen net voor Laifour het volgende dorp op mijn weg. Wat verder maakt de Maas enkele bochten. Na de zoveelste sluis fiets je langs een kanaal dat pal langs de Maas gegraven werd.
2
Te Monthermé is de Maas terug aan het kronkelen. Hier zoek ik het nog eens in de hoogte. Volgens de toeristische brochures is vanaf “La Longue Roche” die scherpe Maasbocht goed te overzien. Wel vergeet het maar! Bomen en struikgewas zitten lelijk in de weg om de bocht volledig te kunnen bekijken. Snoeien is hier meer dan wenselijk. Of ben ik niet ver genoeg doorgereden? Een boswandeling is uit den boze, ik heb geen zin om fiets en bagage achter te laten. Onnodig te zeggen dat je ook hier een flinke klimpartij moet doorstaan om er bij te geraken. Nee, geef me dan het eerder bezochte La Faligeotte maar! In Bogny sur Meuse begeef ik me naar “Les Quatre Fils Aymon”. Terug klimmen om van de Maas weg te geraken. Dit is ook de moeite van het afzien waard, het uitzicht is gewoon magnifiek. Aan de andere oever van de Maas kun je je wagen aan “Roche Fendue de l’Hermitage”. Deze laat ik voor wat het is. In de vallei is het warm. Azuurblauwe, wolkenloze hemel en de zon schijnt ongenadig. Bovendien heb ik grotendeels wind mee, die me het afkoelend effect tijdens het fietsen ontneemt. Een stop om wat te drinken dringt zich stilletjes aan op. Een stalletje langs de Maasoever biedt uitkomst. De man met zijn dochtertje die ik eerder tegenkwam bij de tunnel van Revin zijn hier ook aan het pauzeren. We raken in gesprek; zijn auto staat wat verderop. Hij en het meisje hebben een stuk van de Voie heen en weer gefietst tot Revin. Tja, zo kun je ook beetje bij beetje gans de Voie afrijden. Die is 85km, voor sommigen misschien wat te veel om in één dag te fietsen. Dit stalletje wordt tijdens zomerse dagen heel waarschijnlijk overrompeld. Want op deze gewone weekdag zijn er al regelmatig fietsers te zien. Ik kom ze regelmatig terug tegen, zij houden hier halt, ik wat verder en zo haal je elkaar steeds weer terug in. Op dit autovrije pad is het alleszins plezierig fietsen zo. Na een wijde bocht gevolgd door een korte kronkel kom ik in Nouzonville aan. Voor deze eerste dag is het ver genoeg, hier ga ik overnachten. Zoeken hoeft niet, “Les Temps des Cerises” ligt vlakbij, enkel de D1 oversteken. Een heel mooi huis, landhuis bijna. Mooi en gezellig ingericht. Hier sparen ze mij ook niet: mijn kamer is helemaal boven. Via een geboende eikenhouten trap, waar mijn schoenplaatjes een paar keer op uitglijden bereik ik mijn onberispelijk nette kamer. Na een verfrissende douche, ga ik op pad om iets te gaan eten. Onbegrijpelijk maar waar: in dit stadje, pal langs de Maas is niks te vinden! Maar de supermarkt biedt uitkomst: paar stukken kaas, een pain en wijn. We zijn immers in Frankrijk. Ik kan rustig eten lekker in de avondzon achteraan het huis.
3
Dag2: 27 april: D24. In de gezellige kamer heb ik goed geslapen. Beneden in de stijlvolle eetkamer wacht mij een uitgebreid ontbijt. Ik raak in gesprek met mijn tafelgenoten. Blijkt dat ze voor een bedrijf werken met hoofdzetel Lille en hier regelmatig voor het werk moeten zijn. Leute verzekerd wanneer ik vraag of er soms geen vacatures zijn. Tijd om de fiets klaar te maken. Die heeft ook in royale omstandigheden de nacht doorgebracht. Hier is mogelijkheid tot fietshuur, een garage werd ingericht als fietsenstalling, inclusief herstelmateriaal en gereedschap. Zelfs aan een elektrische lier waaraan je de fiets wat omhoog kunt hijsen zodat je er rugvriendelijk kunt aan werken is gedacht. Nog 6km te gaan op de Voie Verte tot Charleville-Mezieres. Om tot in het gezellige autovrije centrum te geraken is het heel eenvoudig. Waar je afscheid moet nemen van de Voie steek je de Maas over. Nergens afslaan, blijven volgen tot je nabij het park een groene voetgangersbrug opmerkt. Hier steek je de Maas over en het centrum ligt aan je voeten. Via de Rue Moulin bereik je de Place Ducale. Deze mooie plaats valt wat tegen. Overal staan tuinhuisjes opgesteld, die doen wellicht dienst als eet- of drinkstalletje tijdens festiviteiten. Ze belemmeren het zicht, vloeken met de mooie gebouwen en zien er rommelig uit. Het voetgangers gedeelte verderop is heel aangenaam om er te verpozen. Alles baadt in een gemoedelijke sfeer. Tijd om me in het minder gemoedelijke ochtendverkeer te storten. De wegbeschrijving die ik heb gemaakt om de stad te verlaten klopt wonderwel als een bus. In het centrum is er behoorlijk druk verkeer, maar dat mindert algauw naar mate ik de stad verlaat. De D5 loodst me de stad uit, de weg is breed en de Franse automobilisten nemen bijna de linkerhelft van de weg om me in te halen. Mooi zo! Wat verder moet ik rechts de D33 naar Lumes. Hier ga ik nog vlug een bakkerij binnen om me te voorzien van spijs en drank. Volgens mijn planning zou ik langs het water kunnen rijden. Maar dat lukt niet zo best: het wegdek van de te volgen weg bestaat uit losse kiezel. Hier kun je niet deftig op fietsen, dus wend ik de steven terug naar de D33. Te Nouvion sur Meuse moet ik de Maas oversteken, hier is het station gevestigd. Je kunt er de eerste elektrische (buitendienst) gestelde loc bewonderen. Er is hier nogal wat goederenverkeer, ik zie in korte tijd drie treinen voorbij denderen. Na de Maas te zijn overgestoken kom ik langs een bunker, onderdeel van de Ligne Maginot. Op zijn oude dag doet hij dienst als monument voor de gesneuvelden van mei ’40. Vanaf deze plaats overzie je de ganse vallei. Deze is hier wijd en heel breed, niet zoals het smalle V-dal van gisteren langs de Voie Verte. Via de drukke D764 gaat de route verder. Nogal wat vrachtwagens maken er gebruik van. Maar de weg is heel breed zodat ik er weinig last van heb. De titel van dit hoofdstuk zegt het al: ik moet de D24 hebben. Bij Pont à Bar passeer ik een sluisje van het Canal des Ardennes. Het 108 km lange kanaal verbindt de Maas met de Aisne en telt maar liefst 46 sluizen. Dan steek ik het riviertje de Bar dat hier in de Maas uitmondt over en ja hoor de D24 is op de afspraak. De Michelinkaart zegt het al een beetje: er loopt een groene rand langs deze weg. En die vermelding heeft de weg dubbel en dwars verdiend! Het riviertje heeft in de loop der tijden een brede, groene vallei uitgeschuurd en daar mag ik nu optimaal van genieten. Langs uitgestorven dorpjes kan ik hier in alle rust en stilte verder fietsen. Te St Aignan roept mijn maag me tot de orde: middageten! Nog wat kaas van gisteren, samen met het stokbrood dat te Lumes werd gekocht maken er een heerlijk maaltje van. Dit bij een picknickvoorziening gelegen in een groen decor dat met geen penseel is te schilderen. Een paneel met overzichtskaart van uitgestippelde wandelingen in de omgeving leert me dat ik in het “Pays des Sources au Val de Bar” ben.
4
Nadat ik het riviertje ben overgestoken wacht me een lange beklimming door een bos. Voorbij een scherpe bocht naar rechts eindigt het bos abrupt. Wat zich dan afbeeldt doet me even halt houden. Een landschap zoals een prentkaart strekt zich voor me uit. Mijn metgezel, de D24 baant er zich al kronkelend en golvend een weg doorheen. Weilanden, afgewisseld met onbewerkte akkers en gele koolzaadvelden maken er een bonte lappendeken van. Bomen en struiken geven de loop van de Bar weer. Met de auto raas je er gewoon door, gehaast om je bestemming te bereiken. Voor een fietser is deze D24 een weg zonder eind. Een zwarte loper voor hem uitgelegd. De weg is niet zomaar iets dat hem van A naar B brengt. Nee, je voelt de weg, iedere meter ervan leg je op eigen kracht af. Klimmend en puffend, dan weer zoevend in een snelle afdaling. Het stevig gebouwde kerkje van Malmy staat helemaal alleen wat verwijderd van het dorp. Het doet een beetje denken aan de versterkte kerken zoals je die in de Thièrache aantreft. Wat ik ook voel is dat het lichtjes begint te regenen. Het zat er al een tijdje aan te komen. Maar zoals onverwachts bezoek zich aandient, wel zo zijn de eerste regendruppels daar. Hamvraag: regenjas aan of niet? Een denkpiste dient zich aan. Terwijl ik de eerste regendruppels proef zit ik middenin een lange, steile beklimming. Zomaar stoppen tijdens het klimmen is niet aan te raden. Bovendien gaat het klimmen redelijk vlot, waarom halt houden? Ik ben al aan het zweten, dus gaat de regenjas mij toch niet meer droog houden. Komt nog bij dat fietskledij redelijk vlug droogt. Ervaring leert ook dat de gemiddelde regenjas meestal natter is van binnen door transpiratie dan van buiten. Terwijl ik dit zo allemaal in gedachten heb, is de top van deze beklimming bereikt. Niet zo maar een top, ik ben aangekomen aan het Memorial de Stonne. In mei 1940 werd om deze hoogte flink gevochten. De D24 loopt er in een diepe sleuf doorheen. Het dorp wisselde ettelijke keren van “eigenaar”. Liefst 5000 Franse soldaten lieten er het leven. Spijtig dat de lichte regen me het uitzicht wat ontneemt. Nog steeds via de D24 kom ik in La Berlière. Hier tref ik een zgn. “lavoir public” aan. Vroeger toen men nog geen computergestuurde wasmachine in huis had, kwamen de vrouwen hier de was doen. Deze plaatsen danken hun ontstaan aan het feit dat er meestal ’s zomers onvoldoende water bij de rivier voorhanden was, terwijl men ’s winters te kampen had met overstromingen. Er werden wasplaatsen gebouwd die gevoed werden door een constante waterbron. Dit had als voordeel dat er veel dichter bij het dorp kon gewassen worden. Men hoefde niet meer tot bij een rivier te komen. Bovendien waren deze plaatsen het ganse jaar door bereikbaar, en men zat binnen, toch ook een niet te onderschatten voordeel! Het gebruikte water werd snel afgevoerd, wat dan weer de hygiëne ten goede kwam. Vergeet niet dat de cholera epidemie in de jaren 1800 600 000 slachtoffers maakte in Frankrijk! Deze wasplaatsen zijn tegenwoordig in onbruik geraakt. Ze behoren tot erfgoed, waar niet altijd even zorgzaam mee omgesprongen wordt. Te St Pierremont tref ik een tweede wasplaats aan. Zoals het ernaar uitziet heeft de laatste vrouw die hier ooit de was is komen doen de deur dichtgegooid en is er sindsdien niets meer mee gebeurd. Of nee toch wel: een (niet werkende!) openbare telefoon is geïnstalleerd in de ingang van het gebouw. Binnenin is alles nog aanwezig. Het dakgebinte is een pareltje van vakmanschap. Die uitgesleten dorpel...Hoeveel vrouwen zouden hier ooit de was gedaan hebben daarbij de laatste nieuwtjes en roddels van het dorp uitwisselend ? Dit waren alleszins plaatsen met een sociale functie. Het is iets harder gaan regenen, ik besluit om mijn plannen wat bij te sturen en een directere koers te nemen naar Dun sur Meuse, mijn bestemming voor deze tweede fietsdag. De beklimmingen eisen hun tol: ik krijg trek! Een niet te onderschatten fenomeen is dat “la campagne” stilletjes aan het leeglopen is. Jonge gezinnen trekken weg, gaan meer in de buurt van de stad gaan wonen omwille van betere voorzieningen. Scholen, sportvoorzieningen, cultuur, winkels… De bevolking in de dorpen vergrijst, en wat als zij er eens niet meer
5
zullen zijn? Nog een gevolg van de leegloop is dat er veel leegstand is en veel huizen te koop staan. Tegen prijzen, die in vergelijking met hier in België relatief zacht zijn. Daardoor komt het dat deze fietser, die zich nog steeds laat leiden door elke bocht, helling en afdaling van de D24 niks eetbaars vindt! Mijn hoop is gevestigd op Buzancy . De plaatselijke supermarkt gaat pas om 16u terug open. Een veelvoorkomend feit in Frankrijk. Maar dan moet ik een uur wachten en dat zint me niet zo. Bij iemand die zijn auto een wasbeurt geeft kan ik mijn drinkbus vullen. Dat is toch al iets. Mijn zwarte loper, de D24 brengt me naar Sivry. Geen wereldstad, vier huizen rond een kerk is alles wat ik hier aantref. Landres et Saint Georges is ook al zoiets. Bantheville, wel het is sluitingsdag vandaag. Ondertussen ben ik al tot op 7km van Dun sur Meuse gekomen. Hier scheiden mijn reisweg en de D24 zich van elkaar. Via de wat drukke D998 zet ik koers naar Dun sur Meuse. Na een poosje ben ik het autoverkeer naast mij beu en sla ik rechtsaf naar Clery le Grand, daar via een klimmetje links naar Doulcon. Ik slaak een zucht van verlichting wanneer ik het plaatsnaambord van Dun passeer. De D998 komt uit op de D964, maar wat belangrijker is: recht op een bakkerij waar je kunt koffie drinken! Het aanbod van Franse bakkers in de koeltoonbank kan me wel bekoren. Een enorm stuk “flan nature” en een grand café brengen mijn krachten terug op peil. Dan is het tijd om mijn bed voor de nacht op te gaan zoeken. Via “Vrienden op de Fiets” kom ik terecht bij Joost en Simonne. Een Nederlands echtpaar dat hier enkele jaren geleden een groot huis heeft gekocht en tot een b&b omgetoverd. Het onthaal is hartelijk en vriendelijk. Bij een glas wijn vertel ik mijn wedervaren van vandaag. Dan is het tijd om de kamer op te zoeken en te douchen. Ik hoef niet meer op stap om ergens wat te gaan eten, ik kan immers bij Joost en Simonne terecht. Samen met nog een echtpaar dat een fietsreis onderneemt is het nog een gezellige avond geworden.
6
Dag drie 28 april: naar Verdun. Niks aan te doen, het is flink aan het regenen. Denkpistes ivm al dan niet aandoen van regenjas, komen er niet aan te pas. Er is geen twijfel mogelijk: aandoen! In de ruime, gezellige eetkamer wacht me een flink ontbijt. Samen met Joost en Simonne en de andere gasten laat ik het me goed smaken. Ondertussen babbelen we over koetjes en kalfjes. Om in deze streek rond te trekken met de fiets is een Michelin 1/200 000 voldoende. De Franse bewegwijzering is uitstekend: nummer van de weg en het volgende dorp; meer hoeft niet. Knooppunten zijn hier ver te zoeken. Langs de Maas via de D164 kom ik in Brieulles sur Meuse. Voor de Mairie staat een monument dat de slachtoffers van WO1 herdenkt. Even buiten het stille dorp wacht me een Franse begraafplaats. Enorm groot, een infobord geeft tekst en uitleg bij wat zich hier in 1916 heeft afgespeeld. Hier rusten 2572 Franse soldaten, 1 Brit, 123 Russen en 35 Belgen. Lange rijen kruisen, die bovendien met twee rug aan rug staan. Graven van landgenoten kun je gemakkelijk herkennen aan het medaillon met Belgische vlag. Door de regen heb ik niet veel zin om hier lang te blijven staan, ik ga verder. Na een goeie 7km sta ik helemaal paf wanneer ik de Amerikaanse begraafplaats bij Romagne bereik. Je kunt die niet missen: de weg loopt er dwars doorheen. De toegang aan weerszijden van de begraafplaats, wordt gevormd door twee gigantische witte torens met daarop de Amerikaanse adelaar Het terrein van het b ligt in de oude frontlinie van het Meuse-Argonne-offensief dat zich afspeelde tussen 26 september en 11 november 1918. Het stuk grond werd op 14 oktober 1918 in gebruik genomen als begraafplaats nadat het net daarvoor was ingenomen door de Amerikaanse 32ste infanterie-divisie. Het terrein werd door de Franse regering in permanente bruikleen gegeven aan de VS. Aan de noordzijde van de begraafplaats bevindt zich het bezoekersgebouw. Verspreid over acht velden zijn hier 14.246 gesneuvelden begraven. Deze vormen eindeloze rijen witte kruisen. Ik ben hier alleen, het regent nog altijd en dat maakt de sfeer hier wel heel speciaal. Jammer dat de stilte verbroken wordt door arbeiders die met benzinemaaiers het gras maaien. Onwillekeurig moet ik denken aan de documentaire van Michael Palin. Deze gaat over de laatste dag van WO1. Op deze dag werd er ook nog behoorlijk slag geleverd, soms totaal nutteloos maar wel met gesneuvelden als gevolg. Terwijl ik langs de kruisen wandel, valt mijn oog op het graf van soldaat Jess L. Henderson. Ja hoor gesneuveld op… 11 november. De regen maakt dat ik het bezoek voortijdig afbreek. Bovendien begin ik het koud te krijgen en dat is niet zo best. Wat verder in Romagne kun je “Romagne 14/18” het privé museum bezoeken van Jean-Paul De Vries. Enkel ’s namiddags helaas. Even voorbij het dorp is er een Duitse begraafplaats te bezoeken. Zoals gebruikelijk bij Duitse begraafplaatsen is ook deze heel ingetogen, somber van sfeer. De donkergrijze kruisen zetten dit extra in de verf. Hier rusten 1412 soldaten. Zo heb ik op relatief korte tijd drie totaal verschillende begraafplaatsen bezocht. Elk met hun eigen specifieke inrichting en sfeer. Een smalle golvende weg slingert zich door een kleurrijke lappendeken van velden. Het is gestopt met regenen, de hoogten rondom mij verstoppen zich achter nevel. De complete stilte, op het suizen van de brede 26” banden na maakt er iets geheimzinnigs van. Ik bereik het verstilde Nantillois. Hier staat het Pennsylvania monument ter herdenking aan het 80e American Expeditionary forces. Volgende doel is het Memorial de Montfaucon. Van in de verte priemt de 46m hoge granieten toren boven het bos uit. Nog steeds langs kleurrijke velden is de heuvel bereikt en mag ik de vrij steile beklimming aanvatten. De heuvel ligt 280m boven zeeniveau. Maar zoals het hier nu steil omhoog gaat denk ik dat het oneindig veel
7
hoger is! Mijn gevoel van oriëntatie laat me wat in de steek. Sterke twijfels maken zich meester van mij, is dit wel de juiste weg? Net wanneer ik dit wil vragen aan bouwvakkers bij een huis in aanbouw, wordt het monument door de bomen heen zichtbaar. Een infobord van de heuvel en omgeving leert me dat de weg naar het monument een wijde boog maakt. Montfaucon viel tijdens de Eerste Wereldoorlog al snel in Duitse handen. Van het dorpje zelf bleef weinig over, van de kerk en het klooster die boven op de heuvel lagen ook niet. Van de resten van de gebouwen bouwden de Duitsers diverse observatiebunkers. Op 26 en 27 september 1918, de eerste twee dagen van het Meuse-Argonne-offensief, werd de heuvel aangevallen door de 37ste en 79ste Amerikaanse divisie en bijna 200 tanks. Na zware gevechten wisten de Amerikanen de heuvel (Hill 336) op de Duitsers te veroveren. Het offensief zou doorgaan tot het eind van de oorlog. : Om de overwinning te herdenken werd besloten een monument op te richten. De ruim 54 meter hoge toren is gemaakt van graniet in de vorm van een Dorische zuil. Bovenop staat een beeld dat de vrijheid symboliseert. De top van de toren is te bereiken door 234 treden te beklimmen. Vanuit de toren is het grootste gedeelte van het slagveld zichtbaar. Op heldere dagen kan men zo ver zien als het Ossuaire van Douaumont. Maar niet vandaag, de nevel is niet voldoende opgeklaard om optimaal van vergezichten te kunnen genieten. Niettemin begin ik toch aan de beklimming. De draaitrap geeft wel een mooi effect wanneer je in de toren omhoog kijkt. Een oriëntatietafel wijst je de verschillende plaatsen aan waar destijds strijd werd geleverd. De toren biedt de bezoeker een fantastisch zicht op de resten van de kerk en klooster. Veel schiet er niet van over alleszins. Terug beneden kun je de verschillende observatieposten die toen door de Duitsers werden gebouwd gaan bekijken. Overwoekerd door klimop en struikgewas, de tand des tijds doet zijn werk. Herinnert me eraan dat het allemaal bijna honderd jaar geleden begon. De overwoekerde bunkers symboliseren dit feit nog meer. Ik raak aan de praat met een Belgisch echtpaar dat hier ook rondwandelt. Van hen verneem ik dat er een Belgisch café is te Montfaucon. Het oude dorp boven op de heuvel werd totaal vernietigd en nooit heropgebouwd. Een “nieuw” Montfaucon verrees aan de voet ervan, een snelle afdaling brengt me ernaartoe. Du Coq d’Or is een prima plaats om even het fietsen te onderbreken. Binnen staan vitrinekasten opgesteld met daarin allerhande vondsten uit de buurt. Een koppel uit Essen baat deze rustig gelegen b&b uit. Bij een kop koffie eet ik hier mijn broodjes op. Hier aan tafel kan ik rustig de kaart bekijken en de route bepalen naar de volgende bezienswaardigheden. Ik kan me geen grote afwijkingen van mijn reisplan permitteren. En daar komt nog de sterk heuvelachtige omgeving bij. Met de auto ben je overal veel vlugger, kun je uiteraard veel meer bezoeken. Maar wat blijft er nadien nog van hangen? De D15 brengt me naar Malancourt. Onderweg kom ik langs een stukgeschoten Franse bunker. “Versierd” met twee Franse helmen en obussen. Een naamplaat leert me dat (als ik het goed begrijp) 6 compagniën van het 69e regiment infanterie volledig zijn weggevaagd tijdens de verdediging van het dorp tussen 30 maart en 5 april 1916. Langs Haucourt “village detruit” gaat de mooi onderhouden weg door een bos. Geen verkeer te bekennen, ik ben moederziel alleen. Op het fluiten van de vogeltjes en het geruis dat een rijdende fiets nu eenmaal produceert na is het hier muisstil. In 1916 zal dat hier wel anders zijn geweest. Een wegwijzer doet me linksaf slaan naar de Côte 304. Een sombere zuil, die schreeuwt om een opknapbeurt herdenkt de 10 000 doden die hier vielen. Dit cijfer doet me duizelen. In de bossen zijn de granaatinslagen nog altijd goed te zien. Elke vierkante meter werd
8
omgewoeld door beschietingen om de Fransen te verdrijven. Hiervoor zetten de Duitsers maar liefst 75 batterijen in. Met dit nog in mijn achterhoofd zet ik me op weg naar een andere beruchte plaats: de Mort Homme. Daarvoor moet ik linksaf te Chatancourt. Mort-Homme is de naam van een oud gehucht, bestaande uit drie heuvels met hoogten van 295 en 265 meter. Op 5 maart wordt het met veel heftigheid aangevallen en op de 14de bezetten de Duitsers de noordoostelijke flank. Er wordt verschrikkelijk man-tegen-man gevochten. De door de artillerie omgewoelde en bestookte top kan door geen van beide legers worden ingenomen. “Ils nont pas passé” luidt het. Twee divisies hebben in deze sector bijzonder zware offers gebracht: de 69ste, waarvan de oud-strijders het zogenaamde monument van het Geraamte (beeldengroep van Froment-Meurice) hebben opgericht, en de 40ste. Het bijhorende dorp “Cumieres le Mort Homme” is een van de negen dorpen die totaal werden verwoest en nooit heropgebouwd. Ook hier is het muisstil, en dit maakt dit allemaal nog veel pakkender. Terug naar Chatancourt en links de D38 nemen. Een wegwijzer toont me dat het nog slechts 15 km is tot Verdun. Het verkeer wordt geleidelijk aan wat drukker, maar het valt nog goed mee. Dan ja hoor; ik passeer plaatsnaambord “Verdun”. Oef. Maar eerst ga ik het Office du Tourisme opzoeken. Ik sprokkel wat folders ivm te bezoeken zaken uit WO1. Die ga ik vanavond op de kamer rustig bekijken, zodat er een programma kan gemaakt worden voor morgen. Ik krijg nog een stadsplannetje mee. Het vriendelijke meisje aan de balie duidt aan waar hotel Le Tigre gesitueerd is. Ik steek de Maas over. Aan de overzijde wacht me de stadspoort “Porte Chaussée” waar toen zoveel duizenden jonge mannen zijn doorgemarcheerd om nooit meer terug te keren. Quai de Londres is een gezellige plek langs de Maas, cafeetjes en restaurants nodigen uit. Langs de Citadel waar de soldaten na een lange reis over de Voie Sacrée tot rust konden komen alvorens zich tot de hel van het slagveld te begeven. Het hotel is gelegen langs de Voie Sacrée, dit was trouwens de reden waarom ik het uitkoos. Hier ga ik twee nachten verblijven. Het onthaal is vriendelijk, de kamer gewoon en zonder franjes. De fiets mag in de garage. Na me wat te hebben opgefrist begeef ik me naar de stad om wat te gaan eten. Mijn keus valt op “La Toscane” gelegen net voor de “Porte Chaussée”. Hier zet ik mijn fiets, vanaf mijn tafel kan ik die in het oog houden. En heerlijke spaghetti sluit deze derde dag af. Een dag waar veel te zien en te beleven viel en die ik niet zo licht zal vergeten.
9
Dag vier: 29 april: Champs de Bataille Pech voor mij wanneer ik ’s morgens bij het ontwaken een blik door het venster werp: er hangt een dikke mist. Och dat loopt wel los, tegen dat ik me heb klaargemaakt en ontbeten zal die wel zijn opgetrokken zeker? De zon heeft er deze tijd van het jaar alleszins voldoende kracht voor. En ja hoor, anderhalf uur later, wanneer ik de fiets buitenhaal om te vertrekken is de mist zo goed als opgetrokken. Mooi zo! Ik verlaat Verdun via een grote boog zuidwaarts. Daartoe neem ik de D34, wat verder links naar Belleray. Het loopt goed mis nabij het “centre commercial” even buiten Verdun. Ik raak er kompleet het noorden kwijt in dit bonte allegaartje van rotondes. Een voorbijganger zet me op het juiste spoor, maar ik beland op de behoorlijk drukke D903. Het daalt als een speer, maar als blijkt dat ik hier verkeerd ben gereden.. Of nee niet aan denken. Gelukkig kan ik verder deze weg verlaten door linksaf naar Belrupt te rijden. Een felle klim langs een smal weggetje brengt me op het juiste pad. Ik bevind me nu op een der hoogtes rond Verdun. De stad is goed te zien, ze baadt in de ochtendzon. Graag had ik de tunnel van Tavannes bezocht, maar hoe gek dit ook mag klinken: ik weet ze niet te vinden! Wegwijzers: “Champs de Bataille, Fort Vaux, Fort Doaumont” tonen het doel van vandaag. Een bord met overzichtskaart maakt het kompleet. Net als voorbijgaande dagen is het ook hier erg rustig. Perfecte wegen, stille bossen: kortom heerlijk fietsen hier. En de hellingen krijg je er zomaar bij! Ik bereik de afslag naar Fort Vaux, een lange beklimming brengt me ernaartoe. Onderweg zijn om de haverklap wegwijzers te vinden naar abri’s en wat nog allemaal. Elk van deze plaatsen heeft zijn eigen verhaal, hier zagen de soldaten de dood voor ogen. Best interessant, maar ik durf mijn fiets niet achter te laten. Trouwens dit was de bedoeling niet van deze reis. Nu wil ik de gekende zaken gaan bezoeken en daar is al genoeg van. Overal zijn ook hier granaatinslagen te bespeuren, resten van loopgraven… Dit is hier het zgn “rode vierkant” een bijna vierkant gebied aan van enkele kilometers in omtrek tussen Douaumont en Vaux in het noordoosten en Thiaumont en Chapelle St. Fine in het zuidwesten. Dat rood doet me denken aan het vele bloed dat hier vergoten werd, de vreselijke gevechten die hier plaatsvonden : man tegen man, met handgranaten, met bajonetten, scherp geslepen pionierschoppen, met de blote vuist. En boven alles het vernietigende artillerievuur dat niets of niemand ontzag, vriend en vijand uiteenreet in bloederige hompen mensenvlees. Dit alles vaak om maar een paar meter terreinwinst... Op 23 juni trok over een front van zes kilometer breedte een Duitse legermacht van 50.000 soldaten in 16 linies van elk 3000 man in de richting van de Franse loopgraven. Bepakking op de rug en de bajonet op het geweer. Met de simpele opdracht om de Fransen eruit te jagen en de weg naar Verdun open te leggen. Generaal Robert Nivelle (die in mei Pétain als bevelhebber was opgevolgd) schreef in zijn dagorder de gevleugelde woorden: "Ils ne passeront pas!". 'Ze zullen er niet doorkomen'. En zijn soldaten hebben dat waargemaakt. Op de parking nabij het fort staan hoop en al twee auto’s en een autocar. Deze laatste behoort toe aan een groep scholieren. Men kan hier kaartjes verkrijgen aan gereduceerde prijzen voor fort Doaumont, het Ossuaire en het Memorial. De ontvangsthal is goed voorzien van folders en natuurlijk boeken over Verdun. Ik hou het op een bezoekersgids waarin alle bezienswaardigheden op een rijtje worden gezet. Het fort van Vaux maakt net zoals dat van Douaumont deel uit van de fortengordel rond Verdun. Op 7 juni 1916 viel het fort in Duitse handen nadat enkele dagen ervoor de Duitsers zich toegang hadden verschaft tot de onderaardse gangen via een van de buitenste batterijen. Er volgden hevige gevechten in het
10
fort waarbij gebruik werd gemaakt van gifgas en vlammenwerpers. Op 2 november 1916 werd het fort heroverd door de Fransen. Met deze feiten in gedachten treed ik het fort binnen. Een geplastificeerd A4 tje met Nederlandstalige uitleg wordt meegegeven. Zelfs in vredestijd is het hier geen pretje. Het is kil, koud en vochtig. In een der zijgangen die was ingericht als slaapplaats voor de soldaten staan verroeste bedden. Duitse opschriften vanuit de periode dat zij hier de plak zwaaiden. In gangen werden muurtjes gemetseld, voorzien van schietgaten en in geschrankte positie van elkaar zodat de soldaten dekking hadden. In een nis staat een grafkruis, het symboliseert het lijden van alle Franse soldaten. In een zijgang is een gebedsruimte of kapel ingericht door oud-strijders die de herinnering een hun gesneuvelde makkers in ere willen houden. Dan is er de kooi met opgezette duif. In de nacht van 5 op 6 juni stuurde Raynal een laatste postduif naar het Franse opperbevel in Verdun, waarin hij berichtte dat hij het fort niet langer kon behouden. De duif stierf minuten na aankomst door een gasvergiftiging. Nadat Raynal zijn 100 overlevenden had teruggetrokken viel Fort Vaux op de ochtend van 7 juni 1916. Het bloedige hoogtepunt van de slag om Verdun stond voor de deur. Door de gebrekkige sanitaire voorzieningen heerste er in het fort een ondraaglijke stank. Tel daar nog kruitdamp bij, het gifgas dat de Duitsers gebruikten toen zij het fort binnendrongen en je begrijpt dat de soldaten het hier verre van gemakkelijk hadden. Kortom: van dit fort word je niet vrolijk. De hoekbatterij de zgn Casemate de Bourges tref je twee 75mm stukken aan. Toen was dat wel anders, na de vernieling van de forten rond Luik, dacht de Franse legerleiding dat forten geen rol van betekenis meer konden spelen en werd het geschut weggehaald. Wat ze uit het oog verloren is dat de Franse forten veel sterker gebouwd waren. Het dak bv was twaalf meter dik, voorzien van een dikke laag aarde die inslagen moesten opvangen. Het fort is niet zo groot en algauw ben ik buiten en begeef ik me op het dak. De ene inslag naast de andere, bomtrechters overal. Dit fort is inderdaad heel sterk gebouwd. De stalen koepels tonen nog sporen van de strijd. Van een volledig verwoeste koepel kun je goed zien uit welk dik staal deze vervaardigd was. Maar zo te zien toch kapot te krijgen! Het uitzicht dat je hebt van op het dak toont de strategische waarde van het fort. Bomen belemmeren het uitzicht wel een beetje, toen was dat wel het geval niet. Terugkeren langs dezelfde weg, op naar fort Doaumont. Onderweg staan hier en daar kleine grafzerken, elk is een tragedie, een triest verhaal in deze slag waar honderdduizenden het leven lieten. Overal gesneuvelden want het was door de constante beschietingen niet altijd mogelijk ze te begraven. Dit was een groot openlucht kerkhof. De stille bossen, met hun resten van loopgraven, abri’s, bomtrechters doen wat mysterieus aan. Er werden wandelpaden uitgezet van de ene abri naar de andere, maar zoals eerder gezegd ik laat mijn fiets niet achter. Ooit eens terugkomen met de auto dan maar? Fort Souville staat er wat verweesd bij. Bordjes verbieden de toegang, ik kan ze niet helemaal ongelijk geven. Maar, aan de andere kant is net dan juist aantrekkelijk om er stiekem eens binnen te gaan. Met de zaklamp in de aanslag waag ik me naar binnen. Ik heb wat ervaring met het betreden van bunkers. Altijd eerst met de zaklamp de eerste meters aftasten, kwestie van niet voor verrassingen komen te staan. En ja hoor een vierkant gapend gat, zijde vijftig cm. Daaronder, een diepe ruimte of een onderaardse gang. Voldoende om degene die
11
er zou in sukkelen serieus te verwonden. Tot hier en niet verder zijn de Duitsers geraakt. En ook niet voor lang want ze werden eraf geschoten, door de Fransen. Verder tref ik dan de casemates Pamart aan met hun karakteristieke stalen koepels. Deze stonden in verbinding met het fort. Infobord in het Frans, Engels of Duits helaas. Maar ik raak er wel aan uit. Dan kom ik langs het monument van de gewonde leeuw. In het zachte zandsteen zijn allerlei berichten gekrast. e Ter aandenken aan de gesneuvelden van het 14 regiment infanterie. Fleury-devant-Douaumont is een der negen “villages detruits”. Een klein monumentje herinnert daar nog aan. Waar ooit het station stond werd in 1967 het “Musée Memorial de Fleury” gebouwd. Het mooie museum geeft heel goed weer welke wapens er werden aangewend, uitrusting er gebruikt werd en hoe de uniformen van vriend en vijand eruit zagen. Er is een stuk loopgraaf , slagveld nagebouwd. Elk zijn mening hierover, maar ik vind het toch knap gedaan. Erboven hangen twee vliegtuigen die in een luchtgevecht verwikkeld zijn. Een vrachtwagen zoals ze werd gebruikt om de Fransen te bevoorraden via de Voie Sacrée ontbreekt niet evenals koetsen ed. Er is een filmzaal waar een film over Verdun wordt getoond. Kortom hier ben je wel een tijdje zoet. Terug buiten waar borden waarschuwen voor autodieven. Mijn fiets staat er nog, wie zou die willen stelen in dergelijke heuvelachtige streek? Even slikken wanneer ik bij het ossuaire aankom. Bezoek is voor later, ik wil eerst naar Fort Doaumont, want dit is het verste punt. De bouw van dit fort heeft dertig jaar geduurd. 3ha groot, 400m lang en een dak van maar liefst twaalf meter dik! Het bestaat uit lagen gewapend beton afgewisseld door een laag aarde. Het heeft twee ondergrondse verdiepingen en een uitgebreid gangenstelsel. Het kon 800 man huisvesten, maar gedurende oorlog zat er een veelvoud van dit aantal in. Omstandigheden waren verre van ideaal. Gebrek aan verse lucht, gebrekkig of ontbrekend sanitair waren oorzaak van een helse stank. Zoals fort Vaux werd ook dit fort van zijn wapens ontdaan in het begin van de oorlog. Het fort werd bezet door oudere soldaten. Zij waren belast met het onderhoud. Hoeft het gezegd dat de Duitsers het zonder slag of stoot konden innemen? Maar liefst tienduizenden Fransen sneuvelden bij de herovering ervan. Net zoals bij Fort Vaux is ook hier een uitgebreide infobalie aanwezig. Boeken allerhande, souvenirs en prullaria je vindt het allemaal. Ik ben enkel geïnteresseerd in het fort. Het maakt nog een beklemmender indruk dan Vaux. Eindeloze gangen, donkere zijgangen, waarvan enkele half ingestort. Verroeste bedden in een zgn chambree. Trappen leiden je naar beneden, er zijn immers twee ondergrondse verdiepingen. Kil en koud, vochtig bah. Dan in een zijgang, een eindeloos vierkante betonnen koker. Meet twee meter in het vierkant en is maar liefst veertig meter diep! In de hoeken zijn stalen sporten aangebracht om erin te kunnen afdalen. Ik word wat duizelig, dergelijke dieptes zijn aan mij niet besteed. Deze diepe koker is het resultaat van de noodzaak om zich dieper te gaan verschansen. Het fort kreeg het door het steeds zwaarder geworden geschut hard te verduren en men betrouwde niet meer op de dakconstructie. De koker geeft beneden uit op een kruispunt van gangen. Soms kon men erin afdalen via een soort lift. Op 8 mei 1916 explodeerde per ongeluk een handgranatendepot dat door de Duitsers was ingericht. Minstens 650 Duitse soldaten kwamen hierbij om het leven. Daar er geen mogelijkheid bestond de overledenen te begraven, werd besloten om de ruimte met de lichamen dicht te metselen.
12
Tegenwoordig is er voor deze wand een kapel ingericht. De lichamen rusten nog steeds achter de gemetselde muur. Hier word je evenmin vrolijk van. De primitieve latrines, die volgens het Nederlandstalig geplastificeerd A4 tje achteraf werden ingericht. Indrukwekkend is de koepel van het 155m geschut. Deze ruimte is verwarmd en het ruikt er naar metaal en olie. Zo te zien wordt het complexe mechanisme goed onderhouden. Op het dak is goed te zien dat het fort er flink van langs heeft gekregen. De ene bomtrechter na de andere, sommige zijn nogal diep. Maar het twaalf meter dikke dak heeft wonderwel stand weten te houden. Net als bij Fort Vaux wordt het uitzicht belemmerd door de bomen, maar er is niet veel fantasie nodig om te beseffen dat dit fort uiterst strategisch gelegen is. De stalen koepels hebben er ook flink van langs gekregen, er zijn flinke inslagen waar te nemen. Op de terugweg hou ik even halt bij Boyau de Londres. Wat nog rest van de loopgraaf slingert zich door het bos. Er zijn nog ettelijke abri’s te bekijken, maar ik laat het voor wat ze zijn. Op wat steenbrokken her en der verspreid na is er van Fleury niets meer te zien. Het dorp wisselde ettelijke keren van “eigenaar” en is kompleet verwoest. Er werd een kapel opgetrokken, zuiltjes tonen wie ooit op die bepaalde plaats woonde. De mairie is ook op die manier aangeduid. Het macabere Ossuaire komt dichterbij. Het Ossuarium van Douaumont is een monument waarin zich de resten van 130.000 ongeïdentificeerde Franse en Duitse soldaten bevinden. De toren "La Tours de Morts" staat in de steigers. De eindeloze rijen kruisen, elk met zijn eigen verhaal daar wordt een mens toch wel even stil van. 15000 doden zijn hier begraven. Een apart stuk is gereserveerd voor islamitische militairen, de graven staan de juiste kant op gericht. Het monument dat op 7 augustus 1932 werd geopend is 137 meter lang. Het merkwaardige uiterlijk van het gebouw kan worden verklaard via de symboliek van een tot het gevest in de grond gestoken zwaard. Waarbij de toren kan worden gezien als de greep. De muren zijn versierd met de wapens van de steden die geld hebben geschonken voor de bouw. Het midden van het monument, waar zich de toegangspoort bevindt, staat onder een 46 meter hoge toren met daarin een 200 treden tellende trap. Bovenin bevindt zich een bijna twee en een halve ton wegende bronzen bel en een baken met vier draaiende lichten in de kleuren rood en wit. De toren zelf geeft uitzicht over het slagveld, een bord geeft aan naar welk gedeelte gekeken wordt. Dan zijn er de raampjes nog waar de beenderen van de niet geïdentificeerde soldaten werden verzameld. Wat een slachting is dit hier geweest. Doordat de toren in de steigers staat is het uitzicht boven wat belemmerd. Niettemin toch krijg je toch een mooi overzicht van het immense kerkhof dat zich voor het Ossuaire bevindt. Vlakbij het ossuaire bevindt zich de Ouvrage de Thiaumont. Een ouvrage kun je beschouwen als een klein fort tussen twee grotere in. Ook hier de ene inslag na de andere, er schiet niet veel meer van over. Wat verder kom ik langs de Tranchée des Bajonettes. Het verhaal luidt dat Franse soldaten na een beschieting zouden zijn bedolven toen hun loopgraaf instortte. Hun geweren, voorzien van bajonet stonden rechtop en alleen de bajonetten staken boven de aarde nog uit. Een rijke Amerikaanse zakenman hoorde hiervan en prompt kwam hij met geld over de brug om hier een overkapping te laten bouwen. Vlakbij de weg is Abri Caverne des Quatre Cheminées te bekijken. Het dankt zijn naam aan de vier luchtkokers die wat aan schoorstenen doen denken. Bordjes met de vermelding dat je er niet in mag. Mij best maar het hek staat wagenwijd open. Dus waag ik me aan een kort bezoekje. Links en rechts van de ingang zijn lange gangen waar te nemen. Alles ziet er nog in redelijke staat uit. Verdun was goed beschermd met dergelijke fortengordel.
13
Het volgende op mijn weg is Ouvrage de Froideterre. Dezelfde bordjes, het wagenwijd openstaande hek nodigt uit… Naar binnen! Ook hier is voor zover ik kan zien alles nog in redelijke staat. Het eerste wat ik tegenkom zijn de latrines. De geschutskoepel met al wat erbij hoort is er nog, zij het sterk verroest. Buiten zijn de inslagen niet te tellen. Kogelinslagen in de muren en op een ijzeren koker. De stalen koepels hebben er flink van langs gekregen, sporen van de strijd zijn overduidelijk zichtbaar. Terwijl ik onderweg was naar hier pakten donkere wolken zich samen. De wind stak een tandje bij. Voorbode van onweer? Dan… plots een lichtflits die wordt gevolgd door een enorme knal! Beschieting? Nee doodgewoon onweer, maar het galmt in het lege fort dat het geen naam heeft! Ik schrik me een hoedje, bijna laat ik de zaklamp vallen. De lucht zit zwart maar het regent nog niet. Dalend bereik ik de Maas. Via de D964 rij ik naar Verdun. Gelukkig heb ik wind mee zodat de 7km in geen tijd is afgelegd. Het begint te gieten, maar gelukkig is er de stadspoort om wat te schuilen. Mijn hotel ligt helemaal aan de andere kant van de stad. Ik besluit om toch maar eerst te gaan eten en daarna mijn kamer te gaan opzoeken. Beetje tegen mijn zin in, maar het weer doet me deze beslissing nemen. In hetzelfde restaurantje “La Toscana” van gisteren laat ik het me goed smaken. Gezellig is het wel, een groep jongeren uit Nederland nemen deel aan “Expeditie Verdun” en hebben eveneens dit restaurant uitgekozen. En mijn fiets, wel net als gisteren staat die weer onder de stadspoort!
14
Dag 5: 30 april: terug naar Dun sur Meuse. Ik ben nogal vroeg uit de veren. Om 7u30 ben ik beneden in de eetzaal. Er is geen kat te bekennen, er staat niks klaar om te ontbijten. Geen nood ik vind wel iets in de stad. Terug op mijn kamer maak ik me klaar om te vertrekken. Wanneer ik even voor acht uur met mijn bagage beneden kom staat alles klaar om te ontbijten! Blijkbaar was ik wat te vroeg. Ik laat het me dubbel zo goed smaken. Afrekenen, fiets uit de garage en dag vijf kan beginnen. Ik neem de route die de soldaten destijds namen om zich naar de slagvelden te begeven. Mijn hotel is gelegen langs de Voie Sacrée (N3), dat is een prima start. Je moet namelijk weten dat Verdun slechts via één weg kon worden bevoorraad. Spoorwegen waren vernield of lagen binnen het bereik van de Duitse artillerie. Het front rond Verdun lag in een boogvorm “salient”, dus enkel vanuit het zuiden was de stad nog enigszins veilig te bereiken. Deze weg vervulde in de strijd een belangrijke rol; het was namelijk de belangrijkste aanvoerlijn voor het Franse leger. Vanaf februari 1916 tot september 1916 reden de vrachtwagens af en aan in twee eindeloze rijen. Rechts naar Verdun toe, links van Verdun af. In de acht dagen tot 6 maart reden 3500 vrachtwagens 190.000 man en 23.000 ton munitie naar het slagveld. Men heeft berekend dat op het hoogtepunt van de slag elke 14 seconden een voertuig voorbij reed, wat neerkomt op 250 vrachtwagens per uur. Steengroeven werden aangelegd, en 24 uur per dag gooiden hulptroepen steenslag op de weg die vervolgens door de massieve banden van de vrachtwagens werd vastgereden. Grondtroepen en vliegtuigen beveiligden de weg tegen vijandelijke aanvallen. Wanneer een voertuig autopech kreeg, reed het onmiddellijk indien nog mogelijk de weg af. De weg bestaat nog, de kilometerpaaltjes dragen de vermelding: “Voie Sacrée”. Je merkt hier ook paaltjes die te maken hebben met WO2. “Voie de la Liberte 1944”. Eerst kom ik langs de citadel waar de soldaten even op adem konden komen na de zware reis in een hobbelige vrachtwagen op de Voie Sacrée. De citadel is te bezoeken, maar ik heb het niet gedaan. De citadel werd tijdens de slag om Verdun gebruikt om 2000 manschappen op te kunnen nemen. Gezeten in een automatisch door infraroodstraling voortbewogen karretje krijgt de bezoeker een rondleiding door de citadel, waar het dagelijks leven van de soldaten, de poilus, wordt opgeroepen door geluid, bewegende taferelen en virtuele beelden van onder meer het hoofdkwartier en de bakkerij en reconstructies van het leven in een loopgraaf. De smalle Rue Mazel voert me naar de Porte Chaussée. Hier zijn duizenden en duizenden poilu’s doorgemarcheerd naar de slagvelden en nooit meer teruggekeerd; gesneuveld in vaak bittere gevechten, velen zonder bekend graf. . Gesneuveld in de bittere gevechten, meestal niet eens kunnen worden begraven. Eens de poort uit wacht aan de overzijde het standbeeld dat de stad overziet: de redder van Verdun: generaal Philippe Petain. Toen werd hij gevierd als een held, de overwinnaar van Verdun. Zijn activiteiten tijdens WO2 hebben een onuitwisbare smet op hem geworpen. Zie link. De D630 leidt me verder de stad uit en even later kom ik bij het immense militaire begraafplaats van Verdun. Hier zijn 4884 soldaten begraven. De ingang is mooi opgemaakt: netjes bebloemd en vier kanonnen of houwitsers van diverse pluimage staan er opgesteld.
15
Een beetje verder moet ik linksaf: de D112 of Rue de Tavannes. De weg gaat steil omhoog, je verlaat de Maasvallei en zet koers naar de hoogten rond Verdun. De stad is goed te overzien, de kathedraal met zijn dubbele toren steekt erboven uit. Er zijn nog wat graven te zien van het voormalige militair kerkhof van de Caserne Marceau. Een infobord ter plaatse enkel in het Frans geeft tekst en uitleg. Ook hier zijn resten van loopgraven aanwezig, er is een picknickplaats aanwezig. De loopgraaf loopt er kris kras doorheen. Langs het monument voor Andre Maginot. In januari 1930 verdedigt Maginot minister van oorlog een wet, die voorziet in de aanleg van een verdedigingslinie langs de Frans-Duitse grens. Na zijn overlijden in 1932 krijgt het project zijn naam: Maginotlinie. Je fietst langs quasi ondoordringbare bossen, hoeft het nog gezegd dat elke vierkante meter omgewoeld is? Inslag naast inslag, dit was de hel op aarde toen. Even voorbij de vijver van Vaux merk ik een grafsteen voor piloot Guy Dussumier Latour, neergehaald op 2 juni 1916. Daarna kom ik bij een der negen verwoeste dorpen: Vaux devant Damloup. Steenbrokken in het gras is al wat nog rest. Inslag naast inslag, het arme dorp moet er duchtig van langs hebben gekregen. Het zal waarschijnlijk pal op de frontlijn hebben gelegen en steeds weer gewisseld van bezetter. Er werd een kapel opgericht en een monument draagt het beroemde bevel: “On ne passe pas”! Ik kom een demarcatiepaal tegen zoals je ze ook bij ons vindt: met de vermelding: Vaux. Zoals wel meer gebeurde werd de tekst "Ici fut repoussé l'envahisseur, 1918" afgekapt tijdens WO2. Te Mogeville, nabij het noordelijkste punt van de salient rond Verdun zijn Franse loopgraven te bezoeken en dat mag ik niet missen. Aan het huis waar je moet aanmelden bel ik aan maar ik vang bot. Bezoeken kan slechts vanaf 14u, het is nu 11u30. Ik kan zolang niet wachten helaas. De man ziet mijn zwaarbeladen fiets, hij overweegt me binnen te laten. Maar de felle regen van gisteravond hebben een deel van de tranchée onder water gezet en die is hij aan het leegpompen. Dit gooit mijn plannen in de war. Met de fiets kan ik geen grote wijzigingen aan. De Michelinkaart moet uitsluitsel geven. Alternatief wordt Camp Marguerre gelegen hier in de omgeving. Een oude vrouw zit voor haar huis te genieten van het mooie weer. Symbool voor de vergrijzing van het Franse platteland. Door een wondermooi groen landschap zet ik me op weg naar Camp Marguerre. Weiland is afgeboord met “zwijnestaartjes”. Eerst naar Senon en Loison. Daar tref ik een wegwijzer aan. Een lange klim brengt me naar het Bois d’Hingry. De laatste meters gaan via een hobbelige bosweg en dan ben ik er. Hier tref je geen inslagen of loopgraven aan. Hier experimenteerde men met betonfabricage. Ook was dit een centrum voor opslag. Wat het ook moge zijn geweest, hier staan erg mooie bunkers. Het groen, de klimop maakt er zich beetje bij beetje meester van. Alles baadt in een sfeer die zijns gelijke niet kent. De verblijven zijn erg knap geconstrueerd, mooi gevormde raamopeningen. Binnen werd zelfs een fries aangebracht, dit geeft het betonnen gebouw iets huiselijks. De manschappen hadden het hier niet slecht zo te zien. De hobbelige bosweg loopt verder, deze volgen zou een flinke afkorting kunnen zijn. Ik vraag aan wandelaars of ik deze weg kan blijven volgen; maar ze moeten het antwoord schuldig blijven. Ik voel er niet veel voor om me in een avontuur te storten waarvan de afloop uiterst twijfelachtig is. Dus langs dezelfde weg terug naar Loison.
16
Even twijfel ik om terug te keren naar Mogeville en de Franse tranchées. Om hier te geraken was het zowat een uur fietsen vanuit Mogeville. Reken daar dan nog een uur bij voor het bezoek. Nee dit zal niet meer voor vandaag zijn. Want in Mogeville verwijder ik me dan weer van Dun sur Meuse, mijn eindbestemming voor vandaag. Ik stippel een route uit. Deze levert me heel mooie fietskilometers op langs uitgestorven wegen. Via de D14 naar Billy sous Mangiennes. Voorbij het dorp wacht me een lange klim. Boven staat een kleine watertoren met zitbank. Hier plof ik me neer, eet wat en geniet van het mooi uitzicht in de zon. Verder de D16 naar Mangiennes. Hier neem ik even de tijd om het Duits militair kerkhof te bezoeken. Er liggen 3690 gesneuvelden. Het baadt in een sombere sfeer, niet in het minst door de donkergrijze arduinen kruisen. Even voor Merles sous Loison ga ik linksaf. Een smalle weg voert door het bos van Merles en Damvillers. Heerlijke verkoelende kilometers. Langs een flink uit de kluiten gewassen honderjarige eik. Wat verder kom ik in Damvillers. Hier is nog een Duits kerkhof met 1113 gesneuvelden. Bij één der kruisen is een krans neergelegd. De supermarkt is geopend, goed zo! Een paar appels, flesje water om in de drinkbus te kieperen en een blikje frisdrank. Zo ver is het niet meer naar Dun sur Meuse, dus zal dit wel volstaan. Na een poosje kom ik tot de vaststelling dat ik het blikje voor de winkel heb laten staan. Rechtsomkeer en wanneer ik bijna bij de supermarkt ben hoor ik de bekende klik van een blikje dat wordt geopend. En ja hoor, twee straatjochies zagen het blikje staan en drinken het nu met grote slokken uit! Ik heb geen ander meer gekocht.. Damvillers verlaat ik via de D102. Voorbij Réville au Bois staat eenzaam op een hoogte “La Grande Montagne” het herdenkingsmonument voor het 316e infanterie A.E.F. Een lastige klim op een kiezelweg leidt er naartoe. Rechts en door een mooi aangelegde dreef kom ik bij het monument. Het eindeloze uitzicht doet de klim op de kiezelweg gauw vergeten. De zuil geeft een aantal wapenfeiten weer. Beetje verwarrend, maar ik leid af dat in deze sector 78 officieren en 3128 soldaten zijn gesneuveld. Tegenwoordig zou men dergelijke cijfers onaanvaardbaar vinden. Via dezelfde kiezelweg daal ik af naar de Maas. In het eerste dorp Sivry sur Meuse is de brug die me over de Maas zou moeten brengen onvindbaar! Dan maar verder naar Velosnes. Hier lukt het me wel de Maas met zijn brede vallei over te steken. Het monument dat WO1 herdenkt is verweerd en aan een poetsbeurt toe. In de buurt is een watermolen die tegenwoordig dienst doet als b&b. Langs de D123, later D164 met heel weinig verkeer heb ik vol wind mee. Het gaat snel en voor ik het goed en wel weet ben ik terug in Dun sur Meuse. Bij Simonne en Joost ga ik nu twee keer overnachten. Beiden zijn uiterst nieuwsgierig naar hetgeen ik heb bezocht en meegemaakt. We drinken een frisse pint op het terras samen met nog een vakantiefietser die hier zal overnachten.
17
Dag 6: zondag 1 mei: Ondergronds. Dit is de Koninginnedag van mijn fietsreis. Elke eerste zondag van de maand kan je onder begeleiding van een deskundige gids de Franse en Duitse tunnels van Butte de Vauqois betreden. Mijn eeuwige verstrooidheid zorgt voor een verwarrend begin van deze dag. Om 9u30 begint men aan de rondleidingen. Met mijn eigen Vlaamse manier indachtig om de klok te lezen (9en een half) zeg ik tegen Joost: ik moet er om half negen zijn. Zodoende heb ik iedereen ten huize hier op een zondag notabene een vol uur te vroeg doen opstaan! De Butte is 35 km ver. Joost brengt me in zijn wagen er naartoe, waarvoor mijn dank. Terugkeer gebeurt met de fiets. Uiteraard is hier nog geen kat te bekennen, ik ben immers een uur te vroeg. Dit stelt me in de gelegenheid de omgeving goed in me op te nemen. Want hier is een en ander gebeurd hoor. Het is een hele klim naar de top van de heuvel, maar als je boven komt, word je getrakteerd op een slagveld dat zijn gelijke niet kent. Wat hier te zien is doet afgelopen dagen in het niets zinken. Van het kleine dorp Vauqois schiet helemaal niks meer over. Het lag bovenop een heuvel, strategisch perfect gelegen. Vriend en vijand hadden er dus alle belangstelling voor. Aanvankelijk verliep de strijd bovengronds. Omdat dit niet opschoot besloot men de heuvel te ondermijnen en elkaar doodgewoon eraf te blazen. Daartoe werden er tunnels gegraven, deze dienden ook als verblijf- en verzorgingsplaats. De tunnels hebben een lengte van 27km. Het telkens weer opblazen heeft als gevolg dat de heuvel gewoon in tweeën is gespleten. Diepe kraters de een na de andere geven de hardnekkigheid weer waarmee men deze heuvel hoopte in handen te krijgen. Overal tref je resten van loopgraven aan, prikkeldraadversperringen, tunnelingangen. Ondertussen is het bijna tijd en begeef ik me naar het onthaal. Hier krijg je een ontsmette helm op je hoofd gedrukt evenals een zaklamp. De gids is een wat oudere man die aan een stuk door vertelt over deze heuvel. Hij praat nogal zacht en ik begrijp hem niet altijd even goed. Hij loodst de groep mee naar een ingang. We begeven ons in de heuvel! Beetje zoals bij de eerder bezocht forten: kil, koud en vochtig. Overal slingeren nog uitrustingsstukken rond. Kompleet verroeste geweren waarvan de kolf allang is verdwenen. Drinkbussen met gaten in geroest. Verroeste helmen, ik ontdek eentje met een kogelgat in! Lange boren waarmee men de heuvelwand te lijf ging. De verblijven zijn uitgehakte holen. De helm is niet overbodig, op sommige plaatsen zit er al eens een balk in de weg of is het plafond laag. Er was voorzien in elektriciteit, daar zorgde een generator voor. De isolatoren waar de draden aan bevestigd werden zijn nog altijd. Redelijk veel lege wijnflessen, blijkbaar lustten de soldaten wel een slokje. Kortom, dit bezoek heeft grote indruk op me gemaakt. Doet tevens nadenken: hoe erg moet het bovengronds niet zijn geweest om net zoals een mol zijn heil ondergronds te gaan zoeken? Ik neem even de tijd om het kleine maar zeer verzorgde museum te bezoeken. Foto’s van het verdwenen dorp; de plaat die aan de muur van het toenmalige café ging zie je in het echt en op foto. Verder nog wapens; allerlei uitrustingsstukken allemaal gevonden in de omgeving en in de tunnels.
18
Verder ben ik niet echt van plan om op deze mooie zondag van het ene naar het nadere te hollen. Ik hou het op een rustige fietstocht terug naar Dun sur Meuse. Op het 14/18 museum te Romagne na. Te Varennes en Argonne haal ik frisdrank en een ander om het middagmaal mee te maken. Op het grasplein voor de kerk kan ik rustig picknicken. Ik begeef me richting Romagne via kleine, verstilde dorpjes als Cheppy, Epinonville. Langs kleurrijke velden en rustige wegen. Zondagsrust betekent nog iets in Frankrijk. Maar aan hellingen ontsnap ik niet! Ik moet een klein stukje langs de iets drukkere D998. Bovenaan een weiland tref ik een kleine bunker aan. Ik begeef me ernaartoe. Veel is er niet te zien, alleen wie hier ook moge gezeten hebben, wel die had alleszins een fabelachtig zicht! Oef, Romagne is bereikt. Alleen aan het museum is het verdacht stil… een minuscuul briefje aan de poort verklaart hoe dat komt:” Fermée le 1mai”! Plannen bijsturen dan maar. Ik zal een toertje maken via Bantheville, Aincreville. Om niet de ganse tijd langs deze drukke weg te moeten rijden, ga ik een ommetje maken via het Amerikaans kerkhof en dan vanuit Cunel naar Bantheville. Nu in de blakende zon is het kerkhof op zijn mooist. De witte kruisen contrasteren met het groene gras. Ik blijf er niet zolang, ben er immers al eens geweest. Te Aincreville neem ik een stijgende weg naar Villers devant Dun. Dan naar Montigny devant Sassey. Op de heuveltop staat een mooie kapel; maar ik heb er geen klimpartij voor over. Ondertussen is mijn drinkbus leeg en snak ik naar iets te drinken. Maar die stille dorpen, wel daar is niets meer. Het laatste waar ik iets kon vinden was deze middag te Varennes. Of bij het gesloten 14/18 museum, dat een cafetaria heeft. Mijn redding vind ik in Sassey. Hier is een rommelmarkt gaande. Mijn interesse gaat uit naar het drankstalletje op het einde van de hoofdstraat. Ik krijg bekijks dat het geen naam heeft. Aan mijn manier van Frans te spreken horen ze dat ik geen Fransoos ben. Bij een verfrissende pint, die ik voel lopen tot mijn kleine teen vertel ik mijn wedervaren van de afgelopen dagen. De sfeer is erg gezellig, de mensen uiterst vriendelijk wel dit me doet me hier langer blijven dan ik van plan was. Of anders gezegd: ik blijf ”plakken”. De laatste vijf kilometer naar Dun sur Meuse worden in een lichte zig zag koers gereden. Maar door het vele zweten verdampt het gerstenat algauw! Bij Joost en Simonne wordt er nog eens gelachen met de Belg die de Hollanders deze zondagmorgen een uur te vroeg heeft doen opstaan. Na een deugddoende douche kunnen we aan tafel. Een overheerlijke maaltijd sluit deze Koninginnedag op passende wijze af.
19
Dag 7: maandag 2 mei: Naar Nouzonville. Na ontbijt reken ik af en neem afscheid van Joost en Simonne. Niet voor lang, na een paar km kom ik tot de vaststelling dat ik iets vergeten ben, en dus zie ik ze nog een keer. Ik verlaat Dun via een steile weg naar Stenay. Ik passeer een versterkte boerderij. Een plomp vierkant gebouw met op elke hoek een stevig uitziende toren. Te Stenay steek ik de Maas over. Mijn eerste doel is een deel van de Maginotlinie te Villy. Te Luzy St Martin tref ik een wegwijzer aan: “Monuments 14/18”. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt, hup ernaartoe. Dat hup neem je best niet letterlijk, want het is serieus klimmen! Boven tref ik een monument aan dat zijn beste tijd heeft gehad. Het staat op een droom van een locatie: de ganse omgeving vanwaar je komt en waar je straks naartoe gaat is heel goed te overzien. Als ik het verweerde Duitse opschrift goed begrijp dan gaat het hier om een graf waar 18 Duitsers en 22 Fransen begraven zijn. Boven in het bos bevindt zich een mooi grafmonument. Eveneens in het Duits: hier rusten 118 Duitse en 82 Franse soldaten, gesneuveld in gevechten tussen 26 en 28 augustus 1914. Beide monumenten waren de moeite van het bezoeken waard. De Maas over en ik beland te Inor. Een onmenselijke klim voert me het dorp uit. Zo steil heb ik afgelopen dagen nog niet moeten klimmen. Maar zoals steeds wordt je eenmaal boven getrakteerd op een weergaloos uitzicht. Ik ben te Villy. Om de Maginotlinie te bereiken moet ik rechtsaf. Terug klimmen geblazen! Tja een fort bouw je nu eenmaal niet beneden in de vallei! Eens bij fort is onmiddellijk te zien dat hier in mei ’40 flink is gevochten. Voor het fort zijn spoorstaven de grond in gestopt om tanks de doorgang te beletten. Van sommige staven zijn stukken afgeschoten! Bij het fort dragen de stalen koepels sporen van de strijd. Een overzichtskaart toont de troepenbewegingen van toen. Een koepel heeft een treffer mogen incasseren van een ’88. Elke eerste zondag kun je ook hier met een gids mee. Nu is alles afgesloten, je kunt er wel rondwandelen. Ik ben toch tevreden met dit bezoek. Ik begeef me naar Sedan via rustige wegen. Onderweg tref ik nog meer delen van de Maginotlinie aan. Ze bevinden zich in weiland en te ver van de weg. Te Bazeilles kom ik langs “Maison de la dernière cartouche”. Dit stamt uit de Pruis-Franse oorlog van 1870. Gesloten helaas. Pas thuis bij het opzoeken van extra informatie hierover merk ik dat er een Ossuaire bijhoort. De Bakker doet de deur pas om 16 u terug open. Ik vind soelaas en een frisse slok in “Café de la Poste” beetje verder. De aardige vrouw vult tevens mijn drinkbus terug bij. Sedan kan me niet bekoren. Te druk autoverkeer. De bekende citadel bezoek ik niet omdat het prijzig is en omdat enkele zalen afgesloten werden wegens herstellingswerken na een storm van paar jaar geleden. Terwijl ik me te goed doe aan een ijsje bekijk ik het vervolg van de route. Charleville Mezieres is mijn volgende bestemming. Nouzonville indachtig zal ik er wat boodschappen doen voor het avondeten. In de b&b kan ik dan terug in de tuin eten. Vanaf Charleville kan ik terug op de Voie Verte naar Nouzonville. Niettegenstaande ik windop heb is de afstand ernaartoe vlug overbrugd. Een aangename verassing is dat een pizzawagen halt heeft gehouden vlakbij de b&b. De man vertelt dat hij elke dag een andere standplaats heeft maar op maandag te Nouzonville.
20
Mooi zo! Vlug de douche in. Kaas en stokbrood zal morgen zijn weg wel vinden. Ik haal een enorme pizza, tover de meegebrachte fles wijn tevoorschijn (bij de gastvrouw leen ik een wijnglas) en in de tuin van de b&b laat ik me het goed smaken.
Dag 8: dinsdag 3 mei: Wolfsschlucht 1. Na ontbijt en afrekenen verlaat ik Les Temps de Cérises. Dit is een prima adres om te overnachten. Geen Voie Verte deze keer voor mij. Ik wil Rocroi bezoeken, dat is een versterkt stadje en te Bruly de Pesche het hoofdkwartier van Hitler. Vandaar is het dan nog slechts een steenworp ver naar het station van Couvin. Ik had het kunnen denken. Een vallei verlaten is klimmen! Zo ook hier, en dit langs een onaangename weg. Pas gestart, koude spieren en mijn beentjes pruttelen wat tegen. Het gaat niet al te vlot helaas. Eens ik buiten Nouzonville ben beland ik tussen de bomen en wordt het aangenamer. Mijn benen zijn ondertussen opgewarmd benen en draaien nu, als een goed geoliede machine de pedalen vlotjes rond. Maar het klimt nog altijd, er komt maar geen einde aan. Dan volgt een korte afdaling, gevolgd door een veel langere klim. Ik moet even denken aan die heerlijk vlakke Voie Verte. Rocroi is bereikt. Wat ik daarstraks door het bos nog niet echt heb ondervonden is dat er een felle koude noordenwind waait. Mijn bezweet lijf rilt van de kou. Op het vierkante marktplein tref ik een cafe met terras aan. In de zon en uit de wind voel ik me terug opwarmen, ondertussen genietend van een “grand café”. Het stadje is de moeite van een bezoek waard. Op de vrijwel intacte wallen is het heerlijk wandelen. Terug het zadel in, bij een voormalig douane gebouwtje steek ik de grens over. Terug in België. Ik beland op een slecht onderhouden weg. Bulten van pas gestrooid asfalt dempen putten. De kleine steentjes die nu eenmaal deel uitmaken van asfalt rammelen vrolijk in de spatborden. In al die tijd in Frankrijk heb ik geen dergelijke weg onder mijn fietsbanden gehad! Ik bemerk een wegwijzer: “Abri Hitler”. Ik zet me via de N964 naar Bruly. Wat verder sla ik linksaf naar het dorpje. Nergens wegwijzers te bekennen, behalve bij het plaatsnaambord: “Site historique” en “Pavillons de la memoire”. Niks dat naar het hoofdkwartier verwijst. Algauw ben ik bij de laatste huizen van het dorp. De weg daalt nu flink. Maar niet met mij hoor, als ik me vergis mag ik terug klimmen! Nood breekt wet: ik besluit aan te bellen. Een oud mannetje doet open. “Naar de abri zeker? Staat niet aangegeven, maar bij de kerk moet je zijn”. Inderdaad, in een hoek van het plein loopt er een breed bospad naar omlaag. Beneden tref ik het onthaal aan. Na betaling bij de niet al te vriendelijke bediende begeef ik me naar binnen. Je komt er alles te weten vanaf het uitbreken van WO2 tot en met de capitulatie van Frankrijk. Het houten gebouw waar je nu in bevindt is een replica van een officierenverblijf van toen. Wanden met fotomateriaal geven het verloop weer van de strijd. Ook komt Hitler zelf behoorlijk aan bod. In de filmzaal kun je een film bekijken over dit alles. Desgewenst met Nederlands commentaar. Alles wordt glashelder uitgelegd, wie tot hiertoe onwetend was hierover is alleszins heel wat wijzer geworden. IK laat een steekje vallen: vergeten mijn dicteerapparaatje te ontsteken. Vandaar is een wandelroute uitgestippeld, die je naar een uit stenen gemetselde omèga leidt. Op deze plek heeft Hitler gestaan als hij zijn commandanten toesprak. Voor die vorm is heel bewust gekozen, omdat dan de commandanten in een halve cirkel om Hitler stonden. Indien de bomen hier zouden kunnen spreken… Er wordt zeer veel aandacht besteed aan de activiteiten van het verzet in deze regio. Vitrinekasten met allerhande materiaal maken je daarin heel wat wijzer. Hoe spoorrails werden gesaboteerd bv.
21
Je passeert een stroompje, er wordt geneeskrachtige werking aan toegekend. Een eind verder is nog een schuilkelder. Gebouwd van stenen en zandzakken, hebben eerst dus de manschappen van Hitler gezeten. Nadat hij hier weg was, is deze schuilkelder in gebruik genomen door de verzetsbeweging. Dan de bunker: binnenin de afmetingen van een gemiddeld kippenhok. Alleen zijn de muren en plafond hier iets dikker! De stalen toegangsdeuren zijn vervaardigd uit twee helften. Indien er puin voor de deur zou liggen, dan kon men via de bovenste helft nog uit de bunker klauteren. Dan is er het dorpje nog. De kerk is een verhaal apart. In 1940 is op last van Hitler de kerkklok eruit gehaald en in de kerktoren is een watertank geplaatst. Er worden hier nog regelmatig herdenkingsdiensten gehouden. Het is in het uitgesleten portaal van de kerk dat ik het middagmaal nuttig. De koude noordenwind heeft hier geen vat op me. Kaas en brood van gisteren evenals een slokje wijn gaan erin als koek. Het interessante bezoek zit erop. Op naar station Couvin, waar deze reis begon en ook zal eindigen.
22