1
Ferdinand Foch benoemd tot geallieerd opperbevelhebber Door Eric R.J. Wils Vanaf september 1914 hadden Britse en Franse legers tevergeefs geprobeerd de Duitsers uit België en het noorden van Frankrijk te verdrijven. Elke afzonderlijk voorbereidde aanval draaide op vrijwel niets uit. Na drieënhalf jaar tevergeefs inbeuken op de Duitse verdediging nam, op 21 maart 1918, het Duitse leger het initiatief over met het grootste offensief van de oorlog, bekendstaand als ‘Der Kaiserschlacht’. Omdat ‘onder druk alles vloeibaar wordt’ besloten de Britten en Fransen eindelijk, na vijf dagen, tot het aanstellen van één opperbevelhebber. Een half jaar later vroeg Duitsland om een wapenstilstand. In het stadhuis van de Franse stad Doullens wordt de herinnering aan de historische bijeenkomst van 26 maart 1918 levend gehouden in de ‘Salle du Commandement Unique’. Moeizame Brits-Franse samenwerking Toen in augustus 1914 de strijd aan het Westelijk Front losbarstte was dit voornamelijk een confrontatie tussen de Duitse en Franse miljoenenlegers. Het Belgische leger probeerde tegenstand te bieden maar was geen partij voor de Duitse oorlogsmachine. Het Britse leger was klein en de zes divisies welke zich op 23 augustus, onder bevel van veldmaarschalk John French, groepeerden rond Mons konden de Duitsers slechts een dag vertragen in hun opmars. Het was de Franse generale staf onder leiding van generaal Joseph Joffre die bepaalde wat er gebeurde. Joffre had echter geen enkele formele zeggenschap over het Britse leger en kon slechts verzoeken richten aan French om mee te vechten in de beslissende slag aan de Marne in september 1914. Ondanks het steeds in omvang groeiende Britse leger bleef het toch de ‘junior partner’. Joffre belegde in 1914 en 1915 enkele conferenties in zijn Grand Quartier Général te Chantilly, gelegen op zo’n 40 kilometer ten noordoosten van Parijs. Daar werden de plannen voor de strijd tegen de Duitsers besproken. Voor 1916 werd een gezamenlijk offensief aan de Somme afgesproken maar de Duitse aanval op Verdun in februari verstoorde die opzet. Het zwaartepunt van de op 1 juli begonnen strijd aan de Somme kwam daardoor bij de Britten, onder hun nieuw aangetreden opperbevelhebber generaal Douglas Haig te liggen. Het jaar 1916 met de strijd om Verdun en die aan de Somme werd een rampjaar voor de Britten en de Fransen. De Duitsers waren er dan wel niet doorgekomen bij Verdun, maar de zo gewenste ‘The Big Push’ aan de Somme was op een mislukking uitgelopen. De Franse politiek greep eind 1916 in. Het móest anders, en zij stuurde opperbevelhebber Joffre de laan uit. Hij werd vervangen door generaal Robert Nivelle die succesvol was geweest in de strijd om Verdun en beweerde de formule te hebben om de beslissende doorbraak in het voorjaar van 1917 te forceren. De Britse premier David Lloyd George wilde na de bloedige verliezen aan de Somme wel af van Haig, maar had niet de moed om door te pakken. Haig werd zelfs tot veldmaarschalk
2
bevorderd. In de winter van 1917 werden er voor het eerst serieuze afspraken gemaakt over een gezamenlijke Brits-Franse bevelvoering. Lloyd George was nogal onder de indruk van het zelfverzekerde optreden van Nivelle en bedong dat Haig tijdens het voorjaarsoffensief van Nivelle diens orders diende op te volgen. Dit werd afgesproken op 26 februari tijdens een Brits-Franse bijeenkomst in Calais. Haig was woedend maar moest zijn ondergeschikte rol aanvaarden. De Fransen vielen in april aan bij de Chemin des Dames en de Britten bij Arras. Het Franse offensief liep vast en Nivelle werd op 15 mei vervangen door generaal Philippe Pétain. Haig en het Britse leger hadden hun handen weer vrij en openden in de zomer een nieuw offensief bij Ieper. Na maanden vechten in de modder was zo’n 10 kilometer terreinwinst geboekt zonder definitieve doorbraak. Maar Lloyd George durfde nog steeds niet Haig weg te sturen. Op 6 april 1917 verklaarde Amerika de oorlog aan Duitsland en, hoewel de troepenmacht nog gering was, wilde het land wel meepraten. Op 1 december vond in Versailles de eerste vergadering plaats van een nieuw overlegorgaan, het ‘Conseil supérieur de la guerre alliée’. In deze Opperste Oorlogsraad waren militairen van alle geallieerde landen vertegenwoordigd. De raad had als officiële opdracht de gang van de oorlogsvoering in de gaten te houden maar was meer een praatclub dan een operationeel orgaan. Generaal Ferdinand Foch vertegenwoordigde Frankrijk.
Ferdinand Foch De op 2 oktober 1851 in de Zuid-Franse plaats Tarbes geboren Ferdinand Foch had voor de Eerste Wereldoorlog al een lange legercarrière achter de rug. Van onderluitenant in 1873 was hij opgeklommen tot divisiegeneraal in 1913. Van 1895 tot 1901 was hij bovendien leraar aan de Hogere Krijgsschool geweest. Foch was een vertegenwoordiger bij uitstek van de Franse school van de aanval desnoods tot het uiterste. En dat bracht hij vanzelfsprekend over op zijn leerlingen aan de krijgsschool. Foch voerde het bevel over het 20e Legerkorps toen de oorlog uitbrak. Reeds in de slag aan de Marne, in september 1914 werd hij belast met het commando over het Franse Negende Leger. De toen door hem uitgebrachte boodschap aan Joffre: ‘mijn centrum wijkt, ik val aan via de flank’ is mogelijk een mythe maar is wel tekenend voor zijn instelling in een veldslag. Persoonlijk leed ondervond hij ook, want in het begin van de oorlog sneuvelden zijn zoon en schoonzoon. Foch kreeg na de slag aan de Marne het bevel over de Noordelijke Legergroep die streed in de Vlaamse Westhoek en vervolgens in de Artois. In die Noord-Franse streek stuurde hij in 1915 zijn manschappen aan in de bloedige veldslagen om heuveltoppen zoals de NotreDame-de-Lorette ten noorden van Arras. De huidige begraafplaats op die heuvel is, met meer dan 40.000 graven de grootste van Frankrijk. In 1916 was Foch de commandant van de Franse troepen die, aan de zijde van de Britten, tevergeefs een doorbraak trachtten te forceren aan de Somme. Samen met Haig leidde hij het offensief dat resulteerde in 420.000 Britse en ruim 200.000 Franse slachtoffers (dood, gewond en vermist). Nadat Joffre was vervangen door Nivelle, was Fochs positie eveneens onhoudbaar geworden en werd hij op een zijspoor gezet. Geen frontcommandant meer en afgescheept met een adviserende taak in het Franse leger. Even leek het erop dat zijn loopbaan definitief was afgelopen, maar in mei 1917 werd hij benoemd tot hoofd van de generale staf van het Franse leger. En die functie bekleedde hij nog toen op 21 maart 1918 de hel losbarstte.
3
Kaiserschlacht Vanaf 1916 bepaalden veldmaarschalk Paul von Hindenburg en kwartiermeester-generaal Erich Ludendorff met succes de Duitse strategie. Op 21 januari 1918 gaf Ludendorff het bevel tot de voorbereiding voor wat het beslissende offensief in het westen moest worden. Daarvoor had hij uitvoerig overlegd met zijn legercommandanten. Het strategische doel van de aanval was het splijten van de samenhang tussen de Britse en Franse legers. De Britten moesten vervolgens worden vastgepind op de Kanaalkust, waarna met de Fransen diende te worden afgerekend. En dit alles voordat het Amerikaanse leger daadwerkelijk aan geallieerde zijde ging meestrijden. Na de overwinning op Rusland was Duitsland verlost van de tweefrontenoorlog en had voor het eerst in het westen een overwicht aan troepen. Meer dan 70 divisies konden worden ingezet in het voorgenomen offensief dat de codenaam Michael kreeg, maar meer bekend is geworden als ‘Der Kaiserschlacht’, de Keizerslag. Ludendorff had na rijp beraad de plaats van de aanval uitgekozen en wel het oude Sommefront van 1916. Daar stond aan de noordkant, ten zuiden van Arras, het Britse Derde Leger met 14 divisies onder bevel van de ervaren generaal Julian Byng. Het grootste deel van het gebied echter werd verdedigd door het Britse Vijfde Leger onder bevel van generaal Hubert Gough. Zijn leger bestond uit slechts 12 infanterie- en drie cavaleriedivisies waarmee hij een frontlijn van zo’n 65 kilometer, met in het centrum daarvan de stad Saint-Quentin, moest zien te houden. Het was de zwakste plek van het Britse front.
Duitse legerleiding in 1918: veldmaarschalk Paul von Hindenburg En kwartiermeester-generaal Erich Ludendorff.
4
Donderdag 21 maart 1918 was het eindelijk zover. Het werd de grootste veldslag tot dan toe in de militaire geschiedenis en één waarbij al de offensieven van 1916 en 1917 in het niet vielen. Zo’n 750.000 militairen in drie Duitse legers trokken ten aanval en werden daarbij gesteund door een omvangrijke artillerie van 4.500 lichte en 2.500 zware kanonnen en 2.600 vliegtuigen. Het was een enorme macht maar géén gemotoriseerde macht. Het Duitse leger had te laat ingezien dat het tankwapen een rol van betekenis zou gaan spelen. Maar, mogelijk nog belangrijker was dat de kanonnen getransporteerd moesten worden met paarden en dat de logistiek was gebaseerd op paard en wagen. Paarden, waaraan in 1918 een groot tekort was. Het offensief begon vroeg in de mistige ochtend met een vijf uur durend, zeer intensief bombardement. Daarna kwamen de stormtroepen in actie en braken door de Britse linies. Er was nauwelijks reserve beschikbaar en de Britten moesten achteruit. De Britse historicus Martin Middlebrook heeft de totale verliezen op de eerste dag van de Keizerslag nauwkeurig becijferd op meer dan 78.000 slachtoffers (dood, gewond en vermist). Het merendeel viel weliswaar aan Duitse kant, maar ook de Britse verliezen van meer dan 38.000 man waren enorm.
Duitse troepenconcentratie in Saint-Quentin voor de grootscheepse aanval op 21 maart 1918.
Ludendorff bleef zijn legercommandanten aansporen door te zetten en paste de aanvalsplannen aan indien dat in zijn ogen nodig was. Op 25 maart was het Duitse leger, gerekend vanaf Saint-Quentin, al zo’n 30 kilometer opgerukt. Aan het Westelijk Front was dat ongekend. Rond Arras hielden de Britten nog redelijk stand, maar Bapaume en Péronne waren genomen. Albert werd bedreigd en, nadat de Britten zich op 26 maart hadden terug getrokken achter de rivier de Ancre viel die stad de volgende dag. De Duitsers waren op weg naar het belangrijke verkeersknooppunt Amiens.
5
Met de achteraf kennis dat Duitsland uiteindelijk de oorlog verloor, wordt de Keizerslag wel eens omschreven als een ‘wanhoopsoffensief’ of de ‘laatste gok’. Zo zagen de Britten en Fransen dat zeker niet, gezien de paniek in hun gelederen. De Britten verdachten de Fransen ervan dat ze zich zouden concentreren op de bescherming van Parijs en de Fransen waren op hun beurt bang dat de Britten zich zouden terugtrekken op de Kanaalhavens. Op 26 maart was het duidelijk tijd voor een spoedoverleg over hoe men dit grote Duitse offensief zou kunnen stoppen. Besloten werd in Doullens, ongeveer halverwege de steden Amiens en Arras, bijeen te komen.
Duitse terreinwinst van 21 maart tot 5 april 1918.
6
Doullens 26 maart 1918 De vergadering in het stadhuis van Doullens begon tegen het middaguur op dinsdag 26 maart. De dag ervoor was er al contact geweest tussen enkele hoofdrolspelers waarin werd besloten tot de bijeenkomst. Eén voor één draaiden de auto’s van de militaire en politieke leiders de straat naar het stadhuis in, later omgedoopt tot Rue du Commandement Unique. Het kanongebulder in de verte was te horen. Niet iedereen kwam op dezelfde tijd aan en, voordat de vergadering begon, overlegden de deelnemers in groepjes in de tuin achter het stadhuis. Dat is een van twee scènes die later zijn vastgelegd door de Franse oorlogsschilder Lucien Jonas in de zaal op de eerste verdieping van het stadhuis. De delegaties werden verwelkomd door burgemeester Rousé, tevens senator van het departement Somme. Aan Franse kant namen deel: president Raymond Poincaré, premier en minister van Oorlog Georges Clemenceau, minister voor de bewapening Louis Loucheur, generaal Pétain, generaal Foch en zijn adjudant, de generaal Maxime Weygand. De laatste zat niet aan de tafel maar nam achter Foch plaats. Er waren meer ‘backbenchers’ zoals o.a. generaal Henri Mordacq van het ministerie van Oorlog.
De Franse hoop in de bange dagen van 1918: de 76-jarige premier Georges Clemenceau (‘le Tigre’) en de tien jaar jongere generaal Ferdinand Foch.
Aan Britse kant namen deel: lid van het oorlogskabinet en beoogd minister van Oorlog Lord Alfred Milner, de kort voordien tot hoofd van de Imperiale Generale Staf benoemde generaal Henry Wilson, veldmaarschalk Haig en zijn stafchef generaal Herbert Lawrence, en
7
generaal Archibald Montgomery. De laatste verving generaal Henry Rawlinson, de Britse vertegenwoordiger in de Opperste Oorlogsraad. Haig had ook zijn legercommandanten opgetrommeld behalve de al in ongenade gevallen generaal Gough van het zo bedreigde Vijfde Leger.
Drie Britse generaals die in 1918 de directieven van Foch dienden te volgen. Van links naar rechts: Herbert Plumer, Herbert Lawrence en Douglas Haig.
De tafelschikking was niet vijf Fransen tegenover vijf Britten. Volgens de memoires van Loncheur en van Lord Milner zat president Poincaré tussen Haig en Milner in, recht tegenover premier Clemenceau. In de Franse politiek stonden ze ook dikwijls lijnrecht tegenover elkaar, al waren beiden verenigd in hun haat tegen de Duitsers. Het was een feitelijk informele bijeenkomst zonder voorzitterschap en notulen. Wat er precies allemaal gezegd is en door wie valt niet meer te reconstrueren. De deelnemers van de beide landen overlegden ook af en toe apart in onderonsjes. En eenieder gaf later in zijn memoires zijn eigen versie weer van de bijeenkomst die tot in de middag duurde. Pétain zag de militaire situatie somber in en daarvoor was ook alle reden. Foch daarentegen hield een vurig pleidooi voor doorvechten en samenwerken. Dat is de tweede scène die door Lucien Jonas is vereeuwigd en die ook in de zaal hangt. De stoelen en de tafel op het schilderij zijn wel aanzienlijk eenvoudiger dan die er nu in de zaal staan. Haig had zich altijd fel verzet om onder Frans commando te staan maar veranderde van mening, gezien de omstandigheden waarin zijn leger zich bevond. Hij realiseerde zich terdege dat zonder afdoende Franse steun een fatale nederlaag dreigde. Haig wilde Foch dan wel aanvaarden als commandant maar in ieder geval niet Pétain. Het resultaat was een
8
overeenkomst die opgeschreven werd door Clemenceau. Een in een slecht handschrift geschreven tekst met doorhalen op een blaadje papier. Maar eindelijk werd een serieus begin gemaakt om in samenhang tegen de Duitsers te vechten in plaats van ieder voor zich. In het andere deel van de zaal bevindt zich een schoorsteen en in de schoorsteenmantel is een beeld van het Franse nationale symbool Marianne aangebracht. Haar blik was schuin gericht op het gedeelte van de zaal waar de vergadering plaatsvond, zodat haar zegen er duidelijk op heeft gerust.
De ‘Salle du Commandement Unique’ in het stadhuis van Doullens. Vooraan de tafel met portretten van de deelnemers. Links de scène in de tuin van het stadhuis en rechts Foch aan het woord.
Bereikt akkoord In de eerste versie van het bereikte akkoord werd Foch door de Britse en Franse regeringen belast met het coördineren van de legers voor Amiens. Dit werd veranderd in het Westelijk Front. In de notitie van Clemenceau is duidelijk te zien dat ‘devant Amiens’ is doorgestreept en vervangen door ‘sur le front occidental’. Ingezien werd dat de strijd voor Amiens slechts een tactische zet was in de Duitse strategie en dat, wanneer de situatie bij Amiens was opgelost er andere brandhaarden zouden ontstaan. Het voorstel tot deze verandering wordt zowel aan Foch als Haig toegeschreven, maar beiden kunnen natuurlijk tot hetzelfde inzicht zijn gekomen. De uiteindelijke tekst van de notitie van Clemenceau luidde:
9
‘Le général Foch est chargé par les gouvernements anglais et français de coordonner l’action des armées anglaises et françaises sur le front occidental. Il s’entendra à cet effet avec les généraux en chef sur le front, qui sons invites à lui fournir tous les renseignements nécessaires.’
Reproductie van het door premier Clemenceau opgeschreven akkoord.
Glasraam in het stadhuis van Doullens met de tekst van het bereikte akkoord en de namen van de voornaamste deelnemers.
Een gekrabbelde notitie op een blaadje papier, maar van een grote historische betekenis. De vergadering in Doullens was een Brits-Frans onderonsje waarbij de Amerikanen niet waren uitgenodigd. Hun leger was nog in opbouw met slechts vier operationele divisies die niet in de frontlinie stonden. En behalve de Amerikanen waren er ook nog de Belgen in de Westhoek en troepen van andere nationaliteiten die aan het Westelijk Front stonden zoals Italianen en Portugezen. De Amerikaanse opperbevelhebber generaal John Pershing bezocht op 28 maart Foch, beloofde steun waar mogelijk en ondersteunde de aanstelling van Foch als coördinator. Dus werd de tekst nogmaals aangepast en ‘armées anglaises et françaises’ werd vervangen door ‘armées alliées’.
10
Coördinatie is een enigszins vaag begrip, maar om Foch direct al op 26 maart tot de man te benoemen die de orders gaf, een ‘generalissimo’, was een brug te ver. Maar het ging kort daarop toch langzaam in die richting.
Generalissimo Foch Foch ging gezwind aan de slag en Pétain stuurde Franse reservedivisies naar het bedreigde gebied ter ondersteuning van de Britten. De Brits-Franse tegenstand werd sterker en tegelijkertijd verminderde de Duitse aanvalskracht door de opgelopen verliezen en de vermoeidheid van de soldaten. De afstand vanaf de startlijn van het offensief werd steeds langer, de artillerie kon de infanterie niet meer afdoende beschermen en de bevoorrading op de overvolle en kapotgeschoten wegen was ontoereikend. De Duitse troepen begonnen de rijk voorziene Britse voorraaddepots te plunderen en deden zich te goed aan drank en voedsel. Op Eerste Paasdag 31 maart was de fut er helemaal uit.
Britse en Franse militairen die zij aan zij in maart 1918 de Duitse opmars richting Amiens trachtten tegen te houden.
Op 23 maart kraaide keizer Wilhelm II van plezier: ‘Die Schlacht ist gewonnen, die Engländer total geschlagen’. Dat bleek toch wel wat voorbarig. De Engelsen konden dan wel verslagen zijn, er waren ook nog Australiërs geposteerd bij Villers-Bretonneux op zo’n 10 kilometer van Amiens. Daar kwam de Duitse aanval op 5 april uiteindelijk definitief tot stilstand. Het was niet gelukt het belangrijke verkeersknooppunt Amiens te veroveren, de Britse en Franse legers waren niet uit elkaar gedreven en hadden eindelijk besloten nu eens echt samen te werken. Gedwongen door de omstandigheden weliswaar, maar het was een nieuwe start.
11
Fochs formele positie als coördinator was onduidelijk en daar wilde hij toch wel verandering in brengen. Aangezien het directe Duitse gevaar was geweken, was de gelegenheid daar om over zijn positie verder te onderhandelen. Op 3 april vond ’s middags een nieuwe topontmoeting plaats in Beauvais, waar Foch zijn hoofdkwartier had gevestigd. Daaraan nam ook de Britse premier Lloyd George deel. Hij bracht eerst een bezoek aan Haig in diens hoofdkwartier en samen gingen ze in een auto op weg naar Beauvais. Gezien de grote tegenstellingen tussen beiden is dat overduidelijk geen gezellig ritje geweest. Halverwege de rit stapte Wilson bij Haig in de wagen en Lloyd George ging verder met generaal Lawrence. Naast de Britse en Franse politieke en militaire leiders was op 3 april tevens de Amerikaanse legertop uitgenodigd. Het was weer Clemenceau die aan het einde van de vergadering het bereikte akkoord opschreef waarin Foch de ‘strategische leiding van de militaire operaties’ werd toevertrouwd. Iedere legercommandant behield echter het recht om bij zijn regering bezwaar aan te tekenen tegen Fochs beslissingen. Ludendorff had echter na het aflopen van de Keizerslag de strijd nog lang niet opgegeven. Op 9 april werd een tweede offensief tegen het Britse leger begonnen ten zuiden van Armentières, op 11 april gevolgd door een aanval bij Ieper. Dit offensief met de codenaam Georgette had niet meer die slagkracht van de Keizerslag, maar de Kanaalkust werd ernstig bedreigd. Haig raakte van die aanval toch zodanig van zijn à propos dat hij op 11 april zijn veel besproken legerorder ‘With our backs to the wall’ opstelde. Ook de verhouding tussen Haig met Foch verliep nog niet echt soepel. In een bijeenkomst op 14 april in Abbeville gebruikte Foch toch iets te vaak het stopwoord ‘Bon’, waarop Haig geïrriteerd uitriep: ‘Ce n’est pas bon du tout’. Uiteindelijk kwamen de door Haig gevraagde Franse troepen het Britse leger ondersteunen om deze crisis te boven te komen die eindigde op 29 april in de slag om de Kemmelberg. Op 14 april verkreeg Foch dan uiteindelijk de officiële titel van ‘Commandant en chef des armées alliées en France’. De titel suggereert veel maar betekende beslist nog niet dat Foch, zoals bijvoorbeeld zijn Duitse evenknie Ludendorff, directe bevelen kon geven. Zijn activiteiten bestonden uit het maken van plannen, coördineren van militaire acties en legercommandanten aansporen om stand te houden of tot offensieve acties over te gaan. En vooral dat laatste deed hij met verve.
Vervolg van 1918 Generalissimo Foch moest nog een grote crisis zien te overwinnen toen op 27 mei de Duitsers hun derde voorjaarsoffensief inzetten aan de Chemin des Dames gericht tegen de Fransen. Ook zij moesten wijken met als gevolg dat de Duitsers na vier jaar weer aan de Marne stonden. Opnieuw grote paniek maar nu konden de Amerikanen in significante aantallen worden ingezet. Op 18 juli konden de geallieerden dan eindelijk eens in de tegenaanval met een gecombineerde strijdmacht van Amerikanen, Britten en Fransen onder Frans commando. Toen in de aanval van het Franse Tiende Leger de Amerikaanse 1e divisie moegestreden was, nam de Schotse 15e divisie het stokje over. Zo kon een veldslag dus worden gecoördineerd. Nadat de Tweede Slag aan de Marne was beëindigd en de Duitsers waren teruggedreven naar hun uitgangspositie, werd Foch op 6 augustus tot maarschalk bevorderd. Na de Tweede Slag aan de Marne was het duidelijk dat Duitsland de oorlog niet meer kon winnen, maar de Duitsers waren nog lang niet verslagen ondanks hun enorme verliezen van
12
bijna een miljoen man in de voorjaarsoffensieven. Foch en de geallieerde legercommandanten zagen in dat de Duitsers niet in een grote, gerichte aanval te verslaan waren. De tactiek van Haig in 1916 en 1917, die aan de Somme en bij Ieper naar een doorbraak streefde en na maandenlange strijd zonder veel resultaat moest opgeven, werkte niet. Een serie offensieven op verschillende plaatsen langs het front vanaf de Westhoek tot aan Verdun moest de Duitsers op de knieën krijgen. Met daarbij gebruikmaken van het materiële en personele overwicht door de toestroom van de Amerikanen. Een eerste klap uitdelen met de inzet van veel artillerie, tanks en vliegtuigen gevolgd door de infanterie die een tiental kilometers optrok. Maar wanneer de aanval doodliep niet proberen koste wat kost door te drukken. En kort daarna op een andere plaats een nieuw offensief beginnen, zodat de Duitsers niet hun troepen gingen verplaatsten naar de bedreigde zone. Op 8 augustus was het de beurt aan het Britse leger om in de aanval te gaan en de nog bij Amiens staande Duitsers terug te drijven. Het resulteerde in wat Ludendorff de ‘zwartste dag’ van de Duitse militaire geschiedenis noemde. In de laatste honderd dagen van de oorlog werden de Duitsers over het gehele Westelijk Front teruggedreven. Dat ging echter niet zonder slag of stoot en met grote verliezen gepaard. Op 29 september brak Ludendorff. De overwinnaar in het oosten was de verliezer in het westen geworden. Op 26 oktober kreeg hij van keizer Wilhelm II te horen dat hij kon gaan. Ludendorff had echter al wel de bal bij de Duitse politiek gelegd om een wapenstilstand te vragen. Op 4 oktober werd dat verzoek bij de Amerikaanse president Woodrow Wilson gedeponeerd. Het duurde nog ruim een maand van zware gevechten voordat Foch een Duitse delegatie in zijn een treinwagon in Compiègne het wapenstilstandsverdrag deed ondertekenen. Het is toch jammer dat de twee militaire hoofdrolspelers van 1918 daarbij niet oog in oog hebben gestaan.
Meer informatie Martin Middlebrook, The Kaiser’s Battle, dateert uit 1978 en geeft een gedetailleerd verslag van de voorbereidingen en de eerste dag van de Keizerslag. Het is in 2007 in het Nederlands uitgebracht. De informatie over Ferdinand Foch is overvloedig. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag bezit 26 boeken over hem, waarvan slechts één in het Nederlands vertaald boek uit 1930. De omvangrijke oorlogsmemoires van de twee hoofdrolspelers, Foch en Ludendorff, in de strijd van 1918 zijn gedigitaliseerd en op internet te raadplegen: Maréchal Foch, Mémoires pour servir a l’histoire de la guerre de 1914-1918, Tome 1 et Tome 2, 1931. Erich Ludendorff, Meine Kriegserinnerungen 1914-1918, 1919. ___________________________________________________________________________ ▬ © 2014 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit e-mailadres aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift Wereld in Oorlog, nummer 38, 2014.