Gemeente Amsterdam
Economische Zaken
Factsheet dashboard Economische recessie oktober 2009
1. Ontwikkeling van de crisis 1.1 Aanleiding voor de crisis (2006 - medio 2008) Sinds het begin van deze eeuw hebben opkomende economieën in Azië (waaronder China en India) en olieproducerende landen grote overschotten op hun lopende rekening. Deze overschotten hebben hun bestemming vooral buiten deze economieën gevonden. Een substantieel deel daarvan is terechtgekomen in de financiële markten in de Verenigde Staten. Dat heeft onder meer geresulteerd in een oplopend tekort op de lopende rekening van de VS tot ruim 6% van het BBP in 2005. Het ruime kapitaalaanbod leidde tot een historisch lage rentestand en een sterke onderschatting van financiële risico’s in de Verenigde Staten. Geld was gratis beschikbaar voor iedereen, met sterk stijgende huizenprijzen en stijgende aandelenkoersen tot gevolg. De groei van de Amerikaanse economie was daarmee voor een substantieel deel gebaseerd op vertrouwen en positieve verwachtingen. In de zomer van 2007 veranderde dat beeld drastisch. De onderliggende risico’s (‘slechte’ hypotheekleningen) van financiële instrumenten bleken veel groter en veel verder verweven in de globale financiële wereld dan tot dan was aangenomen. Veel van de financiële markten die al moeilijk functioneerden sinds 2007 kwamen tot stilstand. De financiële crisis werd manifest door het faillissement van de Amerikaanse investeringsbank Lehman Brothers op 15 september 2008. Het gevolg was een wereldwijde bancaire crisis en een macro-economische recessie die elkaar versterkten en de wereldeconomie in de diepste recessie sinds de Tweede Wereldoorlog hebben gestort. 1.2 Vrije val van de economie De bancaire crisis leidde onder andere tot het opdrogen van de kredietverstrekking en het wegvallen van consumenten- en producentenvertrouwen. Als gevolg daarvan liepen investeringen en bestedingen scherp terug. De wereldeconomie kwam in een ongekende vrije val terecht. De wereldhandel kromp tussen november 2008 en april 2009 met 33%. De laatste Macro Economische Verkenning van het CPB laat zien dat we in Nederland dit jaar bijna 5% van ons nationaal inkomen inleveren. Daarnaast zal de werkloosheid, die altijd met een vertraging op een daling van de productie reageert, volgend jaar waarschijnlijk oplopen tot 8%.
1.3 Forse interventie van overheidswege Om een ‘meltdown’ van de financiële sector te voorkomen, heeft de overheid een omvangrijk pakket aan snelle steunmaatregelen genomen, zoals de nationalisaties van Fortis en ABN AMRO en de kapitaalinjecties in onder andere ING en AEGON. Door de ingrepen in de financiële sector, de internationaal gecoördineerde herstelpakketten en de automatische stabilisatoren (minder belastinginkomsten en meer uitkeringen) lijkt de vrije val van de economie gestopt en lijkt voorzichtig de weg naar het herstel te zijn ingezet. Hierin lijkt de overheid een belangrijke les geleerd te hebben van de crisis in de jaren 30, toen het overheidsoptreden de crisis verergerde door tijdens de crisisjaren fors te bezuinigen. Tegelijkertijd probeert de overheid de gevolgen van de recessie te dempen door de werkloosheid te beteugelen met stimuleringspakketten en deeltijd WW. Opvallend daarbij is dat dit jaar en volgend jaar de koopkracht generiek op pijl blijft. In totaal heeft de Nederlandse overheid al meer dan 50 miljard euro uitgegeven aan de crisis. Iets meer dan 33 miljard euro ging naar Nederlandse banken en het crisisplan voor de Nederlandse economie kost ook nog eens 17 miljard euro. Daarnaast heeft de overheid voor 200 miljard aan overheidsgaranties uitgegeven. 1.4 De eerste tekenen van herstel Door de gecoördineerde herstelpakketten en de automatische stabilisatoren lijkt het herstel ingezet, stijgt het producenten- en consumentenvertrouwen en veren de beurzen wereldwijd op. Het is echter nog te vroeg om van een structureel herstel te spreken. Daarvoor is het vertrouwen in de brede zin (financiële sector, consumenten en producenten) nog te broos, getuige het wisselende beeld dat economische indicatoren laten zien en de nog steeds aanwezige volatiliteit op de beurs. De oplopende begrotingstekorten zullen ongetwijfeld leiden tot toekomstige belastingenverhoging en/of bezuinigingen. Daarnaast zien we de afgelopen periode een aantal grondstofprijzen snel stijgen. Deze ontwikkelingen kunnen het prille herstel tenietdoen. 1.5 De gevolgen van de crisis zijn nog lang voelbaar Eerder betrof de onzekerheid vooral de vraag hoe diep de crisis zou zijn. Dat bleek niet mee te vallen. De grootste onzekerheid betreft nu de timing en de kracht van het herstel. We zien dat de periode van extreme volatiliteit en onzekerheid, die begon met de ondergang van Lehman Brothers voorbij lijkt te zijn. Het internationale beeld is dat van een gematigd herstel. De wereldhandel zal volgend jaar weer toenemen maar blijft op een lager niveau dan in 2008. De kans op deflatie lijkt geweken door stijging van de grondstofprijzen en verbeterde vooruitzichten. Het geraamde gematigde wereldwijde herstel volgt het patroon zoals dat vaker te zien was na financiële crises. Enerzijds is er reden te vrezen dat het herstel bij deze wereldwijde crisis nog trager zal verlopen: landen hebben nu immers niet de mogelijkheid zich uit de crisis te exporteren. Anderzijds geeft de enorme wereldwijde beleidsreactie enige hoop. De onzekerheid blijft hoe dan ook groot en de kans op een ‘double dip’ is significant aanwezig. De Nederlandse uitgangspositie van voor de crisis is goed. Zo kende Nederland voor de crisis een begrotingsoverschot van ongeveer 0,7%. De werkloosheid in 2008 was met 3,9% historisch laag. Deze goede uitgangspositie en het daarbij behorende ‘absorbtievermogen’ zijn er voor een belangrijk deel debet aan dat de huidige crisis zich in de werkloosheidscijfers tot nu toe eerder manifesteert als een ‘veenbrand’ dan een ‘uitslaande brand’. De vooruitzichten voor Nederland zijn op de middenlange termijn niet positief. In 2010 wordt door het CPB 0% economische groei verwacht. ING heeft recent een wat positiever scenario geschetst van een groei van 0,7% voor de Nederlandse economie. Daarbij tekent de ING aan dat het herstel vooral exogeen van aard is (exportstijging). De binnenlandse bestedingen 2
blijven onder druk staan. Daarnaast is de verwachting dat het (mogelijke) economisch herstel te zwak is om de stijging van de werkloosheid te stoppen. Prognoses rekenen nog altijd met een stijging van 304.000 werklozen in 2008 tot 615.000 werklozen in 2010. Dat valt overigens in vergelijking tot de rest van de Eurozone nog mee. Studies geven aan dat het wel 5-10 jaar kan duren, voordat de werkgelegenheid weer in de buurt komt van het niveau van 2008. Door de ingrepen in de financiële sector, de herstelpakketten en de automatische stabilisatoren ontwikkelt de begroting in Nederland van een overschot van 0,7% in 2008 naar een tekort van 4,6% in 2009 en 6,3% in 2010, ruim boven het Europese plafond van 3%. De overheidsschuld is in het eerste halfjaar van 2009 opgelopen tot ruim 356 miljard euro, waarmee de Europese bovengrens van zestig procent is overschreden. De schuld steeg bijna tien miljard euro ten opzichte van eind vorig jaar. De schuldquote liep op tot 61,1% van het BBP. In 1999 werd voor het laatst de 60%-norm overschreden. De verwachting is dat de staatsschuld stijgt tot 66% van het BBP in 2010. De kracht van het herstel is mede afhankelijk van het beleid dat Nederland zal voeren. Gezien de grote klappen die de economie heeft opgelopen, en de stijging van de werkloosheid die daar het gevolg van zal zijn, is het van belang dat het beleid het herstel ondersteunt, en niet tegenwerkt. Het CPB waarschuwt de Nederlandse overheid en wijst op de lessen van de jaren tachtig, toen de werkloosheid een vergelijkbaar niveau bereikte als de komende jaren verwacht wordt. Lastenverzwaring, dat werken minder aantrekkelijk maakt, hindert het herstel. Dat geldt ook voor vervroegde pensioensregelingen of regelingen die mensen ontmoedigen om een nieuwe baan te zoeken of te accepteren. Daar staat tegenover dat het stimuleren van de economie een forse claim legt op de overheidsfinanciën voor de jaren na 2010, waarin de Staatsschuld weer tot aanvaardbare proporties zal moeten worden teruggebracht. 1.6 Gevolgen voor Amsterdam Ook in Amsterdam worden de gevolgen van de crisis steeds duidelijker zichtbaar. Door de wegzakkende wereldhandel is het vrachtverkeer op Schiphol in de eerste 6 maanden van 2009 met gemiddeld 27% gedaald. De totale omzetten van de Amsterdamse haven blijven relatief gezien nog op peil, mede als gevolg van het feit dat er sprake is van minder conjunctuurgevoelige vrachtstromen. Specifieke sectoren in de Amsterdamse haven hebben het echter wel moeilijk. Door de slechte economische situatie bezoeken ook steeds minder buitenlandse gasten Amsterdam. In 2008 daalde het aantal hotelovernachtingen met 6% ten opzichte van het (top)jaar 2007. Met name de terugval van Amerikaanse, Engelse en Japanse toeristen is opvallend. Daarentegen zien we wel een stijging van het aantal Nederlandse toeristen in Amsterdam. Doordat er minder buitenlandse gasten komen, hebben vooral de attracties in Amsterdam het zwaar. In het eerste kwartaal van 2009 nam het aantal museumbezoekers met 16% af en het aantal attractiebezoekers met bijna 20% ten opzichte van dezelfde periode in 2008. Ook de werkgelegenheid staat onder druk. De totale werkgelegenheid in Amsterdam blijft vooralsnog redelijk op peil. Het aantal vacatures is wel fors gedaald. Daarnaast verdwenen in de eerste helft van 2009 2.823 banen in de financiële sector en 2.480 in de industrie. Niet alle verdwenen banen leiden tot werkloosheid. Sommigen vinden werk via nog openstaande vacatures of worden zelfstandig ondernemer. Het aantal niet-werkende werkzoekenden loopt nog niet schrikbarend op. Van 7% op januari 2009 tot 7,8% naar op 1 september 2009, een gemiddelde stijging van 0,1%-punt per maand. Echter, de vooruitzichten voor 2010 zijn somber. SEO voorspelde eerder dat de Amsterdamse werkloosheid op kan 3
lopen tot tussen de 9,8% en 14,3%. Tevens staat de route naar ondernemerschap onder druk. De vooruitzichten voor ondernemers verslechteren, wat tot uitdrukking komt in een daling van het aantal starters en de toename van het aantal faillissementen en opheffingen. De verslechterende conjunctuur heeft ook zijn weerslag op de woningmarkt en de kantorenmarkt. Er staan 1,6 maal zo veel woningen te koop als in dezelfde periode een jaar geleden en de huizenprijzen vertonen een dalende trend. Op de kantorenmarkt zien we dat de leegstand toeneemt en de huurprijs per m² daalt. 1.7 Vier hoofdopgaven voor Amsterdam De crisis hebben grote effecten op de ontwikkeling van Amsterdam. Wij onderscheiden vier dominante ontwikkelingen en daarmee samenhangende hoofdopgaven voor Amsterdam als gevolg van de crisis: • Oplopende werkloosheid Werkloosheid is in de eerste plaats voor degenen die het raakt een persoonlijk drama. Het vermindert de (gezins-) inkomsten, het tast het gevoel voor eigenwaarde aan, dreigt mensen in een isolement te drijven en heeft een negatief effect op de maatschappelijke en economische toekomst van de werkloze en zijn of haar gezinsleden. Voor de stad als geheel betekent werkloosheid een verlies aan maatschappelijk en economisch potentieel, toename van maatschappelijke spanningen en verlies aan menselijk en sociaal kapitaal. De gemeente zelf zal worden geconfronteerd met hogere uitgaven in het sociale domein door een groter beroep op uitkeringen en voorzieningen. Hoewel de huidige ontwikkeling van het aantal werklozen nog meevalt, verwachten we een aanzienlijke stijging van de werkloosheid in de komende periode. • De ruimtelijke ontwikkeling van de stad stagneert Ondanks de belangstelling om te wonen in Amsterdam stagneert de woningbouw door een combinatie van het moeilijker gefinancierd krijgen van nieuwe woningbouwontwikkelingen en de begrijpelijke terughoudendheid van potentiële kopers van woningen. Ook de doorstroming op de woningmarkt blijft aanzienlijk lager dan in het verleden en de prijzen van woningen staan onverminderd onder druk. De kantorenmarkt baart op lange termijn nog meer zorgen dan de woningmarkt. De crisis heeft het al bestaande structurele overschot aan kantoorgebouwen en kantoorplannen nog verder vergroot. Langdurige leegstand dreigt in gebieden als Sloterdijk en Amstel 3. De ontwikkeling van nieuwe werklocaties zoals Zuidas en transformatie van gebieden zoals Buiksloterham dreigt te stagneren. Naast het negatieve directe werkgelegenheidseffect van afnemende bouwactiviteiten, komen daarmee ook de ontwikkelambities van de stad onder druk te staan. De vernieuwing van het stedelijk woon-, werk- en leisureklimaat dreigt te stagneren. De druk op beschikbare middelen noopt tot het maken van duidelijke keuzes en concentratie op kansrijke en beeldbepalende projecten. • Minder inkomsten Terwijl de maatschappelijke en economische opgaven toenemen, nemen de inkomsten op korte en middenlange termijn af. In 2010 gaat het vooral om verminderde autonome inkomsten van de gemeente (minder inkomsten uit gronduitgiften, lagere dividenduitkeringen, minder toeristenbelasting, minder inkomsten uit leges). Na 2010 komen daar de gevolgen van de aangekondigde bezuinigingen op de rijksbegroting bij. De aangekondigde bezuinigingen zullen in de meicirculaire 2010 duidelijk worden. De impact zal dusdanig groot zijn dat, zelfs bij een gunstige economische ontwikkeling in de komende jaren, de druk op de gemeentelijke middelen blijft bestaan. Dit zal pas echt voelbaar worden in de meerjarenbegroting vanaf 2011. 4
• Hogere uitgaven De maatschappelijke gevolgen van de crisis leiden tot extra gemeentelijke uitgaven, waarvan de extra uitgaven vanwege toenemende uitkeringslasten WBB het meest pregnant zijn. Er is dus sprake van een dubbel, zichzelf versterkend effect. De doorwerking van de economische crisis leidt langjarig tot een daling van de autonome verdiencapaciteit van de gemeente en de inkomsten van het Rijk. Tegelijkertijd stijgen de gemeentelijke uitgaven door de noodzakelijke crisismaatregelen en toenemende uitkeringslast. Zelfs als de economie zich de komende jaren weer positief ontwikkelt, zal druk op de gemeentelijke financiële middelen blijven bestaan.
5
2. Het dashboard Figuur 1 Conjunctuurbeeld Amsterdam, september 2009 Selecteer indicatoren Verkochte woningen Passagiers Schiphol Vracht Schiphol Havenoverslag Bezoek musea Bezoek attracties Hotelovernachtingen Werkgelegenheid Vacatures Startende bedrijven Opheffingen bedrijven Faillissementen Werkloosheid Bijstandsuitkeringen
Bron: www.os.amsterdam.nl
Amsterdam Ten opzichte van augustus hebben zich geen grote veranderingen voorgedaan in de Amsterdamse economie, maar de meeste veranderingen die zich voordeden waren ofwel een stabilisatie ofwel een verslechtering. Stabilisatie Het aantal passagiers en het vrachtverkeer op Schiphol nemen nog steeds af, maar de afname ten opzichte van een jaar geleden wordt wel kleiner dan in de eerste helft van 2009. De hotelovernachtingen zijn in de zomermaanden gestabiliseerd, na een forse eerdere daling. Ook op de woningmarkt verandert er weinig, al blijven de huizenprijzen wel dalen. Verslechtering De werkloosheid blijft gestaag toenemen, sinds april 2008. Per saldo zijn er tussen april 2008 en september 2009 7.500 extra nww-ers bijgekomen in Amsterdam. De werkloosheid neemt gemiddeld met 0,1% per maand toe en bedraagt nu 7,8%. De toename van het aantal mensen met een bijstandsuitkering is van recentere datum. In augustus en september was er voor het eerst sprake van een toename, ten opzichte van dezelfde periode in 2008. Tot slot blijkt het aantal aanmeldingen voor schuldhulpverlening in de zomer van 2009 15% hoger te liggen dan in 2008.
6
Figuur 2 Conjunctuurbeeld macro-economie en vertrouwen Nederland, september 2009 Producentenvertrouwen Orders Consumentenvertrouwen Grote aankopen Rente Consumptie Uitvoer Investeringen Productie BBP Arbeidsvolume Werkloosheid Vacatures Uitzenduren Faillissementen
Bron: www.cbs.nl
Nederland Voor heel Nederland ziet het conjunctuurbeeld er wat positiever uit, zowel ten opzichte van augustus als ten opzichte van Amsterdam. Hierbij moet vermeld worden dat vergelijking met Amsterdam niet zuiver is, aangezien de figuren grotendeels verschillende indicatoren laten zien. Vooral de vertrouwensindicatoren laten een stijgende lijn zien. Dit is vermoedelijk het gevolg van de herstelmaatregelen die op rijksniveau getroffen zijn. Voor andere indicatoren, zoals de uitvoer en consumptie, geldt dat de eerder geconstateerde afnamen nu kleiner worden. Toch is het nog te vroeg om van herstel te spreken. Het overgrote deel van de indicatoren, waaronder de werkgelegenheid, uitzenduren, vacatures en werkloosheid bevinden zich in het rode kwadrant. Dit betekent dat de groei van deze indicatoren lager ligt dan de trendmatige groei en dat de groei op korte termijn afneemt.
7
Toelichting op de figuren De ontwikkeling van de conjunctuur in de tijd (vanaf januari 2007) kan online bekeken worden op www.os.amsterdam.nl. De ontwikkeling voor heel Nederland is te vinden op www.cbs.nl.
Algemeen De figuren, die geïnspireerd zijn door de conjunctuurklok van het CBS, bevatten de meest recente cijfers van een aantal indicatoren die weergeven hoe de Amsterdamse economie ervoor staat. In de figuren zijn de conjunctuurcycli te zien: hoogconjunctuur (groen), afname (oranje), laagconjunctuur (rood) en herstel (geel), zie ook figuur 3. In een periode van hoogconjunctuur zal de meerderheid van de indicatoren zich in het groene kwadrant (boven de trend) bevinden, in een periode van laagconjunctuur in het rode kwadrant (onder de trend). Voor iedere indicator is bepaald wat de positie is ten opzichte van de lange termijn trend (verticale as) en ten opzichte van de korte termijn ontwikkeling (horizontale as). Hoe dichter bij het nulpunt, hoe kleiner de verandering. Lange termijn trend Waar mogelijk vormt de ontwikkeling tussen 2001 en 2007 (een periode van laagconjunctuur, herstel en hoogconjunctuur) de trend. Overigens deed de Amsterdamse economie het heel goed in deze periode, dit maakt het moeilijk om de trend te evenaren. Zie de tabel achterin voor de cijfers per variabele. Boven de trend betekent dat de variabele er relatief goed voor staat, onder de trend het tegenovergestelde.
Figuur 3 Conjunctuurcyclus
afname
laagconjunctuur
hoogconjunctuur
herstel
Korte termijn ontwikkeling Als er sprake is van een positieve ontwikkeling ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder, dan is er sprake van een verbetering, anders van een verslechtering. Vooroplopende indicatoren Bij een aantal indicatoren wordt de economische recessie eerder zichtbaar dan bij andere. Voorbeelden van vooroplopende variabelen zijn de AEX-index, het producenten- en consumentenvertrouwen, passagiers en vracht op Schiphol, bezoek aan attracties en musea, hotelovernachtingen en vacatures. Variabelen met omgekeerde ontwikkeling (in het rood) Bij een aantal variabelen (in de legenda weergegeven in rood) wordt een positieve ontwikkeling als een afname gepresenteerd. Een voorbeeld is het aantal opgeheven bedrijven. Een toename van de opheffingen wordt gepresenteerd als verslechtering en een afname als een verbetering. De omgekeerde ontwikkeling maakt de interpretatie van deze variabelen wat ingewikkelder. In juni zijn er iets meer bedrijven opgeheven dan in dezelfde maand een jaar eerder, maar wel minder bedrijven dan in mei en bovendien tendeert het aantal meer in de richting van de trendmatige ontwikkeling. Hierdoor is de indicator ten opzichte van juni vanuit het rode kwadrant naar rechts verschoven, bijna naar het nulpunt (zie conjunctuurbeeld juli). Andere voorbeelden van variabelen met een omgekeerde ontwikkeling zijn werkloosheid, bijstandsuitkeringen en faillissementen.
Hierna volgt een toelichting voor de volgende thema’s: macro-economie, vertrouwen, woningmarkt, economie, werkloosheid en veiligheid.
8
Macro-economie Wereldhandel Nederland heeft een open economie, dat wil zeggen dat veranderingen op mondiaal niveau relatief veel invloed hebben. Dit geldt ook voor Amsterdam, die hier door de aanwezigheid van de haven, Schiphol en internationale bedrijven nog extra gevoelig voor is. In juni nam het handelsvolume toe met 1,6% ten opzichte van mei, na acht maanden van krimp. In juli zette deze groei door met 3,5% ten opzichte van juni. Het volume ligt nog wel een stuk lager dan in de zomer van 2008. De oorzaak voor de groei ligt vooral in Azië, waar de invoer alweer een paar maanden aantrekt. Voor Nederland heeft dit nog weinig effect. Onze export gaat vooral naar de rest van de EU.
Figuur 4 Wereldhandel (volume), in indexcijfers (1998=100) volume 2000=100 170 165 160 155 150 145 140 135 130 125
2008
ju l
ap r
ja n
ok t
ju l
ap r
ja n
120
2009
Bron: CPB
9
BBP Er zijn geen nieuwe gegevens beschikbaar sinds de vorige meting in augustus.
Figuur 5 B ruto binnenlands product ten opzichte van hetzelfde kwartaal van vorig jaar (procenten)1 5
%
4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6
I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009*
*) voorlopige cijfers.
Bron: CBS
Vertrouwen AEX De Amsterdam Exchange Index (AEX) is de belangrijkste Nederlandse beursindex die de koersontwikkeling van de 25 grootste aandelen op de Amsterdamse effectenbeurs weergeeft. De AEX wordt berekend als het gewogen gemiddelde van de koersen van deze aandelen. Sinds het einde van 2007 is de waarde van de AEX-index aan het afnemen, met als voorlopig laagste punt maart 2009. Sinds april is er weer sprake van een opgaande lijn. Begin oktober stond de index op 306, ongeveer vergelijkbaar met het niveau van oktober 2008.
1H et gaat hier om de bestedingsbenadering van het BBP. Bij de bestedingsbenadering wordt het binnenlands product
gemeten als de som van de consumptie plus investeringen plus de uitvoer minus de invoer.
10
Figuur 6 AEX index (dagkoers) 600
500
400
300
200
100
9 ok t-0
9 l- 0 ju
9 ap r-0
09 nja
8
08 ok t-
l- 0 ju
8 ap r-0
8 -0 ja n
ok t-
07
7 l-0 ju
07 ap r-
ja n
-0
7
0
Bron: finance.yahoo.com
Producentenvertrouwen Het CBS houdt het producentenvertrouwen bij van industriële ondernemingen. Dit is samengesteld uit drie indicatoren: de verwachte productie in de komende drie maanden, het oordeel van ondernemers over de orderportefeuille en het oordeel over de voorraden gereed product. Maandelijks wordt aan een vast panel van 1.700 ondernemers enkele vragen gesteld verdeeld over diverse branches binnen de industrie, klein en groot.
Figuur 7 Producentenvertrouwen, Nederland 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20
20 01 -2 00 ja 7 n0 fe 8 b08 m rt0 ap 8 r-0 m 8 ei -0 ju 8 n0 ju 8 l-0 au 8 g0 se 8 p08 ok t0 no 8 vde 08 c0 ja 8 n09 fe b0 m 9 rt09 ap r-0 m 9 ei -0 ju 9 n09 ju l-0 au 9 g0 se 9 p09
-25
Bron: CBS
In figuur 7 is het saldo gepresenteerd van positieve en negatieve antwoorden. Sinds maart gaat het producentenvertrouwen langzaam weer omhoog, al blijft het nog wel negatief. Het niveau van augustus en september is vergelijkbaar met het niveau van november 2008. 11
In aanvulling op het maandelijkse onderzoek onder industriële bedrijven onderzoekt het CBS op kwartaalbasis hoe het totale bedrijfsleven oordeelt over de economische situatie. De uitkomsten zijn ook op regionaal niveau beschikbaar, voor het gebied van de Kamer van Koophandel Amsterdam. De vragen richten zich op de belangrijkste conjunctuurrelevante aspecten voor het bedrijfsleven. Zo worden ondernemers gevraagd of hun omzet in het komende kwartaal zal stijgen, dalen of gelijk zal blijven, ten opzichte van de huidige situatie.
Figuur 8 Verwachting van ondernemers over de omzet in het komende kwartaal
jul-09
Amsterdam
Nederland
apr-09 jan-09 okt-08
jul-09 apr-09 jan-09 okt-08 % 0
20
afname
40
gelijk
60
80
100
toename
Bron: CBS
De verwachtingen van Amsterdamse ondernemers zijn in juli 2009 iets positiever gestemd dan in april 2009 (zie figuur 8). Dit blijkt uit het kleinere aantal ondernemers dat een afname van de omzet verwacht en een groter deel dat een toename verwacht. Amsterdamse ondernemers oordelen daarmee ook wat gunstiger dan de Nederlandse ondernemers. Consumentenvertrouwen Het CBS houdt bij hoe het vertrouwen van consumenten zich ontwikkelt. Elke maand worden een kleine 1.000 burgers gebeld en een vaste set van vragen voorgelegd om een indruk te krijgen van de mening over de algehele economische situatie van de afgelopen en komende 12 maanden, de eigen financiële situatie, verwachte ontwikkeling van de werkloosheid en verwachte prijsdalingen. De index van het consumentenvertrouwen wordt berekend als het gemiddelde van de saldi van de positieve en negatieve antwoorden op de vragen en kan een waarde aannemen van -100 tot +100.
12
Figuur 9 Consumentenvertrouwen, Nederland 10 5 0 -5 -10 -15 -20 -25 -30 -35
ja nfe 08 bm 08 rtap 08 r m -08 ei -0 ju 8 n0 ju 8 lau 08 g se -08 pok 08 tno 08 vde 08 c0 ja 8 nfe 09 bm 09 rtap 09 rm 09 ei ju 09 n0 ju 9 l-0 au 9 gse 09 p09
20 0 20 1 02 20 0 20 3 04 20 0 20 5 06 20 07
-40
Bron: CBS
Het vertrouwen van consumenten in de Nederlandse economie is nog steeds laag, maar de stemming is wel verbeterd sinds het dieptepunt in maart. In augustus en september blijft het vertrouwen met -17 op hetzelfde niveau. Dit betekent dat er nog steeds meer negatieve dan positieve antwoorden worden gegeven. Alleen bij mannen en mensen met een hoog inkomen waren de optimisten in de meerderheid. Vrouwen en mensen met een laag inkomen hadden juist het minste vertrouwen in de Nederlandse economie. 2 Inflatie De inflatie is in september 2009 iets gestegen en komt uit op 0,4 procent. Dat is 0,1 procentpunt hoger dan in augustus en 0,2 procentpunt hoger dan in juli. De inflatie is momenteel erg laag. In juni was de inflatie nog 1,4 procent. 3
2C BS, oktober 2009 3C BS, 2009
13
Vastgoed Woningmarkt De overspannen woningmarkt, waar Amsterdam de afgelopen jaren mee kampte, is veranderd van een markt waarin de verkopende partij de dienst uitmaakte in een vragersmarkt. Het aanbod is ruimer en woningen worden weer vaker onder de vraagprijs verkocht. Sinds oktober 2008 worden er minder woningen verkocht, afgezien van de gebruikelijke piek aan het einde van het jaar. In het eerste kwartaal van 2009 bereikte het aantal verkochte woningen een dieptepunt. Sinds maart is de verkoop weer iets aangetrokken en ligt nu rond de 500 woningen per maand, ten opzichte van ruim 700 eerder. De gemiddelde verkoopprijs daalt nog steeds. Goedkopere woningen worden nog het beste verkocht.
Figuur 10 H et aantal per maand verkochte woningen, voor en tijdens de economische recessie 1.000 900 800 700 600 500 400
gemiddelde per maand in periode 2006 - 2008
us st au gu
ju li
ni ju
ei m
ap ril
t aa r m
ri fe br ua
jan ua ri
m
be
r
r de ce
ve
m
be
r no
be to ok
se pt
em
be r
300
september 2008 - augustus 2009
Bron: Vastgoedregister Amsterdam/O+S
Het aantal verkochte woningen wordt bijgehouden op basis van het Vastgoedregister Amsterdam en het Kadaster. Het duurt meestal enkele maanden voordat de officiële koopakte wordt afgesloten zodat de gegevens over de verkopen in augustus 2009 de marktstemming van het einde van het tweede kwartaal van 2009 weergeven.
14
Figuur 11 Het aantal en de groei van de verkochte woningen in Amsterdam
20
groei %
verkochte woningen
1.000 900
10
800 700
0
600 500
-10
400 -20
300 200
-30
100 0
9 l-0
9
ju
ap r-0
ja
ok
n-
t-0
09
8
8 ju
l-0
8 ap r-0
nja
ok
t-0
08
7
7 l-0 ju
7 ap r-0
ja
n-
07
-40
groei verkochte woningen (in % t.o.v. dezelfde maand vorig jaar) verkochte woningen (abs.) Bron: Vastgoedregister Amsterdam/O+S
Ook is er nog geen einde gekomen aan de daling van de verkoopprijzen. De gemiddelde verkoopprijs per m² van de verkochte woningen ligt nu op € 3.658, terwijl deze in de zomer van 2008 nog rond de € 4.200 schommelde. In een eerdere factsheet is al uitgelegd dat de daling van de gemiddelde prijs voor een belangrijk deel veroorzaakt wordt doordat er minder dure maar nog wel goedkopere woningen verkocht worden.
Figuur 12 Gemiddelde prijs verkochte woningen � per m2 4.400 4.200 4.000 3.800 3.600 3.400 3.200
9 ju l -0
09 ap r-
09 nja
8
8 ok t -0
ju l -0
8 ap r-0
08 nja
07 ok t-
7 ju l -0
7 ap r-0
ja
n-
07
3.000
Bron: Vastgoedregister Amsterdam/O+S
15
Kantorenmarkt Er zijn geen nieuwe gegevens beschikbaar sinds de vorige meting in augustus.
Figuur 13 Leegstand op de kantorenmarkt 18
%
16 14 12 10 8 6 4 2 0 2007
2 0 08 Nederland
toe na me in %
Amsterdam
Bron: Nederland compleet, DTZ Zadelhoff
Figuur 14 Maximale huurprijzen kantoorruimten
400
€ per m²
350 300 250 200 150 100 50
ar
k
s Bu
sin
es
W rd am st e
A
m Bron: Nederland compleet, DTZ Zadelhoff
medio 2009
sP
di er ot
po le Te
/C id Zu
ultimo 2008
16
es ta
jk
t os do
rt/ Sl
er
Zu i
ld
er
po
ld
ek
ite Bu
Ri
nv e
-o IJ
on
er t
s er ev
ru
m
l
nt
m O e
Ce
va
s da D
Zu i
ce
rtg
eb
ou w
0
Economie Werkgelegenheid Er zijn geen nieuwe gegevens beschikbaar sinds de vorige meting in augustus. De cijfers over het derde kwartaal worden medio november verwacht en afzonderlijk aan college, commissie en raad aangeboden.
Figuur 15 Ontwikkeling aantal werkzame personen, Amsterdam 6
x1.000 personen
groei %
460 455
5
450 445
4
440 435
3
430 425
2
420 415
1
410 0
405 jan-07
apr-07
jul-07
okt-07
jan-08
apr-08
jul-08
okt-08
jan-09
apr-09
jul-09
groei werkzame personen (in % t.o.v. dezelfde maand vorig jaar) werkzame personen (abs.) Bron: O+S
Effect wetswijziging De toename van de werkgelegenheid is voor een deel het gevolg van de nieuwe Wet op het Handelsregister. Deze is medio 2008 ingevoerd en schrijft voor dat alle vestigingen zich moeten inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Deze wetswijziging veroorzaakt een verhoging van het aantal vestigingen in Amsterdam en dientengevolge een verhoging van de werkgelegenheid. Deze verhoging versluiert de reële ontwikkeling van de werkgelegenheid, die als gevolg van de economische recessie aan het afnemen is. Dit blijkt uit figuur 16. Zonder de wetswijziging was het aantal werkzame personen in het eerste kwartaal van 2009 gedaald en zou de groei in het tweede kwartaal beperkt zijn gebleven tot 460 arbeidsplaatsen. De wetswijziging wordt ook zichtbaar als ingezoomd wordt op de werkgelegenheid naar sector (zie figuur 17). De werkgelegenheid nam vooral toe in de sector cultuur, sport en recreatie en in iets mindere mate in de sector advisering en onderzoek. Juist in deze twee sectoren kwamen er veel nieuwe vestigingen bij vanwege de wetswijziging.
17
Figuur 16 Verandering werkgelegenheid naar oorzaak 10.000
8.000
6.000
4.000 wetswijziging groei (reëel) 2.000
groei (saldo)
0
-2.000 kw 1 08
kw 2 08
kw 3 08
kw 4 08
kw 1 09
kw2 09
Bron: O+S
Figuur 17 V erandering aantal werkzame personen naar sector, eerste helft 2009 (procenten) %
20 15 10 5 0 -5
al ta to
bo uw
a in du za st ke rie lij ke di en st v ov
ho re c
rz oe k ov er he id fi n an ci ee gr l oo th en an er de gi eb l ha ed nd rij ve el ,v n er hu ur og
de on
en
in g
se r
ad vi
cu l tu ur
,s po
rt,
re
cr e
at ie
-10
Bron: O+S
1e kwartaal
2e kwartaal
Uitzenduren Een indicator die al snel aangeeft dat er sprake is van een verandering in het economisch tij is het aantal gewerkte uitzenduren. Uitzendkrachten zijn flexibele werknemers, waar snel en pijnloos afscheid van genomen kan worden als er bezuinigd moet worden op personeel. Er zijn geen gegevens over het aantal uitzenduren dat in Amsterdam gewerkt wordt, wel van het aantal uren in de provincie Noord-Holland. Sinds het begin van 2008 neemt het aantal 18
uitzenduren af. Tussen januari en mei 2009 werd de afname steeds groter, tot 28% in mei. In juli was de daling van het aantal uitzenduren 21%, en in augustus 15%, steeds ten opzichte van een jaar eerder.
Figuur 18 U itzenduren t.o.v. zelfde periode vorig jaar met correctie voor werkdagen, Noord-Holland, (procenten) 20
%
15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 -25
9 l- 0 ju
9 ap r-0
ja
ok
n-
t- 0
09
8
8 l- 0 ju
ja
ap r-
n-
t- 0 ok
08
08
7
7 l- 0 ju
ja
ap r-
n-
07
07
-30
Bron: ABU
Vacatures De economische crisis komt eveneens op korte termijn tot uitdrukking in de afname van het aantal vacatures. UWV Werkbedrijf houdt het aantal vacatures bij dat men daar doorkrijgt. Dit is echter maar een deel van het totale aantal vacatures. Veel banen worden opgevuld via advertenties, Internet (al dan niet via een Intermediair) of via via.
Figuur 19 Ontwikkeling aantal vacatures per maand, Amsterdam groei %
aantal openstaande vacatures
80 70 60 50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50
4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500
2008
l au g se p
ju
ap r m ei ju n
rt
b
m
fe
ok t no v de c ja n
p
au g
se
l ju
n
ju
ap r m ei
rt m
b fe
ja
n
0
2009
groei vacatures per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar openstaande vacatures per maand Bron: UWV
19
Het aantal vacatures dat bij UWV Werkbedrijf geregistreerd staat loopt sinds het einde van 2008 terug, met als voorlopig laagste punt augustus 2009. In september waren er 2.568 openstaande vacatures, iets meer dan in augustus, maar nog steeds veel minder dan in september 2008. Starters Sinds mei 2009 is het aantal starters aan het afnemen. Ook in augustus zijn er relatief weinig bedrijven gestart, 27 procent minder dan in augustus 2008.
Figuur 20 Ontwikkeling aantal starters per maand, Amsterdam 30
groei %
aantal starters
20
1.000 800
10 600 0 400 -10 200
-20
0
20 0 7
l ju
ei
rt
2 00 8
m
m
n ja
no v
l
p se
ju
rt
n
ei m
m
ja
p
no v
se
l
ei
ju
m
m
ja
n
rt
-30
2 0 09
groei starters per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar starters per maand (driemaandelijks voortschrijdend gemiddelde) Bron: O+S
Schiphol Schiphol Group publiceert maandelijks het aantal passagiers en het volume aan vracht. Wat passagiers betreft is er sprake van een duidelijk seizoenspatroon, dat voor een dip zorgt in de laatste maanden van het jaar. Normaal volgt er daarna een forse opleving, maar niet in 2009. In de eerste helft van 2009 is het aantal passagiers met 11,3% afgenomen ten opzichte van dezelfde periode in 2008.
20
Figuur 21 Aantal passagiers op Schiphol ten opzichte van dezelfde maand vorig jaar % 10 5 0 -5 -10 -15
2008 Europa
l ju
ap r
n ja
ok t
l ju
ja
n
ap r
-20
2009 Intercontinentaal
Bron: Schiphol Group
In juli en augustus lag het aantal passagiers lager dan een jaar eerder maar de ergste krimp lijkt voorbij. Mogelijk gaat het om een tijdelijke verbetering, die het gevolg is van de zomervakantie. Figuur 22 Groei van de vracht op Schiphol ten opzichte van dezelfde maand vorig jaar % 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 -25
rt08 ap r-0 8 m ei -0 8 ju n08 ju l-0 8 au g08 se p08 ok t-0 8 no v08 de c08 ja n09 fe b09 m rt09 ap r-0 9 m ei -0 9 ju n09 ju l-0 9 au g09
m
b08
fe
ja
n08
-30
Bron: Schiphol Group
Het vrachtvervoer vertoont de afgelopen twee maanden dezelfde ontwikkeling als de passagiers: er is sprake van een afname ten opzichte van dezelfde maand een jaar eerder, maar de afname is wel kleiner dan in de eerste helft van 2009. 21
Haven Er zijn geen nieuwe gegevens beschikbaar sinds de vorige meting.
Figuur 23 Havenoverslag per kwartaal, Amsterdam x 1 mln. ton 25
20
15
10
5
0 I
II
III 2007
IV
I
II
III 2008
IV
I
II 2009*
*) voorlopige cijfers.
Bron: Havenbedrijf
Toerisme Attracties en musea Het Amsterdam Toerisme en Congres Bureau (ATCB) houdt maandelijks bij hoeveel bezoekers Amsterdamse musea en attracties aandoen. Niet alle musea en attracties doen mee, het gaat om 34 musea (o.a. Rijksmuseum, het Tropenmuseum, het Van Goghmuseum, de Nieuwe Kerk en sinds kort de Hermitage) en 15 attracties (waaronder Artis, NEMO, Heineken Experience en rondvaarten).
22
Figuur 24 M utaties bezoekers aan musea en attracties in Amsterdam t.o.v. dezelfde maand vorig jaar 20%
10%
0%
-10%
musea
n09 ju
rt09 m
de c08
p08 se
n08 ju
rt08 m
c07 de
p07 se
ju
n07
-20%
attracties
Bron: ATCB
Het aantal bezoekers aan de Amsterdamse attracties loopt al enige tijd terug. In 2008 was er sprake van een daling met 3% ten opzichte van 2007. In het eerste kwartaal van 2009 werd de daling veel groter: het aantal attractiebezoekers nam met bijna 20% af ten opzichte van dezelfde periode in 2008. In juli en augustus heeft deze daling zich voortgezet. Het aantal museumbezoekers liep in 2008 ook sterk terug, maar is zich sinds april weer aan het herstellen. Juli en augustus waren goede maanden voor de musea. Voor een deel is dit het gevolg van de opening van de Hermitage in juni, maar ook andere musea zien de bezoekersaantallen weer oplopen. Het vermoeden bestaat dat het toegenomen museumbezoek het gevolg is van meer Nederlandse toeristen in Amsterdam. Zij gaan vaker naar een museum dan buitenlandse toeristen en het aantal Nederlandse toeristen nam toe in mei en juni (zie figuur 25). Het aantal buitenlandse toeristen nam in deze maanden nog steeds af.
23
Figuur 25 O vernachtingen in Amsterdam, vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder 15
%
10 5 0 -5 -10 -15
Nederland
-0 9 ei m
rt09 m
n08 ja
v08 no
p08
8 l-0
se
m totaal
ju
-0 8 ei
-0 8 rt m
ja
n08
-20
buitenland
Bron: CBS
Werkloosheid Voor het bepalen van de omvang van werkloosheid is van belang welke definitie wordt gehanteerd. In de factsheet van juni is uitgelegd dat er twee gangbare definities zijn, met elk een verschillende basis. In deze factsheet wordt de definitie van het aantal niet-werkende werkzoekenden gebruikt, zoals gepubliceerd door UWV Werkbedrijf. 4 Werkloosheid in Amsterdam 7,8% Na een daling sinds 2005 neemt het aantal nww-ers sinds april 2008 weer toe. Per saldo zijn er sinds april 2008 7.500 nww-ers bijgekomen. Als het aantal nww-ers (43.058) wordt gedeeld door het aantal 15-64 jarigen (de potentiële beroepsbevolking) is de werkloosheid in 2009 opgelopen van 7% op 1 januari tot 7,8% op 1 september. Tot nu toe neemt de werkloosheid in Amsterdam gemiddeld met ongeveer een tiende procentpunt per maand toe.
4B ij het UWV ingeschreven als werkzoekende, beschikbaar zijn en 12 uur of meer per week willen werken.
Actief op zoek zijn naar werk is geen verplichting.
24
Figuur 26 A antal niet-werkende werkzoekenden in Amsterdam 1 januari 2001 1 september 2009 x 1.000 nww 60
50
40
30
20
10
2008
jul
apr
jan
okt
jul
apr
2007 jan
2004
2001
0
2009
Bron: UWV
Figuur 27 Ontwikkeling aantal niet-werkende werkzoekenden, Amsterdam groei %
aantal nww
20
50.000
15 40.000 10 30.000
5 0
20.000
-5 10.000
-10 -15
2008 groei nww per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar
ju
l
ap r
n ja
ok t
l ju
ap r
ja
n
0
2009 nww per maand
Bron: UWV
De werkloosheid neemt toe omdat de instroom groter is dan de uitstroom. Dit is ook in juli en augustus van 2009 het geval. In de zomer van 2008 nam de instroom opeens heel fors toe. Dit is voor een belangrijk deel het gevolg van inburgeraars, die verplicht werden zich in te schrijven bij het UWV.
25
Figuur 28 In- en uitstroom niet-werkende werkzoekenden, Amsterdam 5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500
2008 instroom nww
l ju
ap r
n ja
ok t
ju l
ap r
ja n
ok t
ju l
0
2009 uitstroom nww
Bron: UWV
Figuur 29 Werkloosheid naar leeftijdsgroep en geslacht, Amsterdam (procenten) 12
%
11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1
mannen jul-08
totaal
55-64 jaar
jaar
45-54
35-44 jaar
25-34 jaar
15-24 jaar
totaal
55-64 jaar
45-54 jaar
35-44 jaar
25-34 jaar
15-24 jaar
0
vrouwen jul-09
Bron: UWV/O+S
De werkloosheid nam tussen 1 juli 2008 en 1 juli 2009 vooral toe onder mannen, namelijk van 6,5% naar 7,2% en dan met name bij de 25-34-jarigen, van 4,4% naar 5,7%. Hier staat tegenover dat er al meer vrouwen werkloos zijn in Amsterdam dan mannen, 8,1% per 1 juli 2009. De werkloosheid is het hoogst onder vrouwen van tussen de 35 en 55 jaar, bij mannen is de werkloosheid het hoogst onder de 45-64-jarigen. Vermoedelijk staan de oudere nietwerkende vrouwen niet meer als werkzoekenden geregistreerd. 26
UWV geen goede bron voor jeugdwerkloosheid Bij de mannen nam de jeugdwerkloosheid het afgelopen jaar toe, bij vrouwen nam deze juist af. Slechts 7% van de nww-ers is tussen de 15 en 24 jaar, dit zijn 3.000 jongeren per 1 juli 2009. Jongeren schrijven zich niet vaak in bij UWV Werkbedrijf, als ze op zoek zijn naar een baan. Ze maken vaker gebruik van andere kanalen. Dit wordt bevestigd uit een andere bron, de Regionale Enquête Beroepsbevolking. Uit de meting van 2009 blijkt dat ruim 8.000 Amsterdamse jongeren van tussen de 15 en 24 jaar actief op zoek zijn naar een baan van 12 uur of meer per week, en binnen twee weken kunnen beginnen. Overigens gaat het voor een deel van deze groep om een bijbaantje, omdat ze nog een opleiding volgen.
Figuur 30 Werkloosheid naar etniciteit en geslacht, Amsterdam (procenten) % 25 20 15 10 5
mannen jul-08
totaal
westers
westers
ov. niet-
Surinamers*
Marokkanen
Turken
autochtonen
totaal
westers
ov. nietwesters
Surinamers*
Marokkanen
Turken
autochtonen
0
vrouwen jul-09
Bron: UWV/O+S
Onder de overige niet-westerse werkzoekenden is de werkloosheid het afgelopen jaar het meest toegenomen, zowel onder mannen als vrouwen. Meer hoger opgeleide nww-ers De werkloosheid is nog steeds het hoogst onder de 45-plussers en onder laagopgeleiden, maar dit is wel aan het veranderen. Sinds mei 2009 neemt de groei van de lager opgeleide nww-ers af, en groeit juist het aantal hoger opgeleide nww-ers en in iets minder mate ook het aantal middelbaar opgeleide nww-ers. In september heeft 37% (was 41% in mei) een afgeronde basisopleiding, 44% heeft een diploma van een middelbare opleiding (was 43%) en 19% (was 16%) is hoger opgeleid.
27
Figuur 31 G roei nww naar opleidingsniveau per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar, Amsterdam 40
%
30 20 10 0 -10 -20
2008
l ju
ap r
n ja
ok t
ju
ja n
ap r
l
-30
2009
basis
middelbaar
hbo/wo
Bron: UWV
Omdat het moeilijker wordt om een baan te vinden, blijven mensen langer ingeschreven als werkzoekend. In september staat het grootste deel van de nww-ers (58%) al een jaar of langer ingeschreven.
Figuur 32 Niet-werkende werkzoekenden naar werkloosheidsduur, Amsterdam 30.000
25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
minder dan 3 maanden
Bron: UWV
28
3 maanden tot 1 jaar
9 ju l-0
ap r-0 9
ja n09
ok
t-0
8
8 ju l-0
ja n-
08
ap r-0 8
0
1 jaar of langer
Bijstand De afname van de werkgelegenheid zal op den duur leiden tot meer mensen in de bijstand. Dit betekent een verandering ten opzichte van de afgelopen jaren, toen het aantal bijstandsuitkeringen geleidelijk afnam. Het (voorlopig) laagste punt is bereikt in januari 2009. Sindsdien loopt het aantal uitkeringen heel langzaam op. In augustus en september kwamen er 150 nieuwe bijstandsgerechtigden bij. Er zijn nu 31.510 mensen met een bijstandsuitkering in Amsterdam. In Amsterdam is het beleid er al langer op gericht om mensen die dicht bij de arbeidsmarkt staan geen uitkering maar een stagevergoeding te geven. Dit zorgt voor een vertekend beeld: het aantal mensen in de bijstand is dus eigenlijk groter dan uit figuur 33 blijkt. Houden we daar rekening mee dan zien we een stijging met circa 2.300 klanten vanaf 1 januari 2009.
Figuur 33 Ontwikkeling bijstandsuitkeringen (WWB 65-) in Amsterdam groei %
aantal uitkeringen 35.000
4 2
30.000
0 25.000
-2 -4
20.000
-6 15.000 -8 10.000
2008
rt ap r m ei ju n ju l au g se p
b fe
m
ok t no v de c ja n
l au g se p
n
ju
ei
ju
b
ap r
m
m
n ja
fe
rt
-10
2009
groei bijstand per maand t.o.v. dezelfde maand vorig jaar (%) bijstand per maand (abs.) Bron: DWI
Leefbaarheid en veiligheid De verslechterde economische situatie zal op termijn ook zichtbaar worden in het sociale domein. De nu al oplopende werkloosheid zal doorzetten en vermoedelijk leiden tot concentraties van hoge werkloosheid, bijvoorbeeld in Amsterdam West, Zuidoost en Noord. Dit zal naar verwachting leiden tot meer aanmeldingen voor schuldhulpverlening en meer beroep op de bijzondere bijstand. Op den duur kan dit ook leiden tot meer criminaliteit en gevoelens van onveiligheid. Beroep op schuldhulpverlening en bijzondere bijstand Het aantal aanmeldingen voor schulphulpverlening ligt in de zomer van 2009 zo’n 15% hoger dan in dezelfde maanden in 2008. Bovendien ligt het aantal aanmeldingen in augustus een derde hoger dan in juni. Het is onduidelijk of dit een tijdelijk dan wel een structureel effect betreft.
29
Figuur 34 Aanmeldingen voor schuldhulpverlening in de zomermaanden 2008-2009
21
aanmeldingen
%
7.000
18
6.000
15
5.000
12
4.000
9
3.000
6
2.000
3
1.000
0
0 jun
jul
aug
groei aanmeldingen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar (%) aantal aanmeldingen (abs.)
Bron: DWI
Tot kort geleden was er niet of nauwelijks sprake van wachtlijsten voor schuldhulpverlening. Recente cijfers laten een ander beeld zien. Van de in totaal 16 locaties in Amsterdam, waar schuldhulpverlening kan worden aangevraagd, hebben 9 locaties in augustus een wachtlijst. De kortste wachtlijst bedroeg 2 weken en de langste 17 weken. Wat de bijzondere bijstand betreft, is nog geen toename van het aantal aanvragen geconstateerd. Politie-aangiften Er zijn geen nieuwe gegevens beschikbaar sinds de vorige meting.
30
Figuur 35 Opgenomen aangiften in Amsterdam x 1.000 aangiften 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 jan-
mrt-
mei-
jul-
sep-
nov-
jan-
mrt-
mei-
jul-
sep-
nov-
jan-
mrt-
mei-
feb
apr
jun
aug
okt
dec
feb
apr
jun
aug
okt
dec
feb
apr
jun
2007
2008
aangiften inbraak
aangiften diefstal
aangiften vernieling
incidenten overlast
2009
aangiften geweld
Bron: Politie Amsterdam-Amstelland
Veiligheidsbeleving In het kader van de Leefbaarheid- en veiligheidsmonitor van O+S wordt aan Amsterdammers gevraagd of ze zich wel eens onveilig voelen in de stad. Het percentage dat zich wel eens onveilig voelt, wordt gebruikt als indicator voor onveiligheidbeleving. Hoe lager dit percentage, hoe veiliger Amsterdammers zich voelen. Tussen 2005 en april 2009 is de veiligheidsbeleving in Amsterdam verbeterd. Het aandeel Amsterdammers dat zich wel eens onveilig voelt daalde van 43% naar 37%. Tussen april en augustus veranderde de veiligheidsbeleving niet.
31
Figuur 36 Percentage Amsterdammers dat zich wel eens onveilig voelt in de stad 44
%
42 40 38 36 34 32 30 2001
2003
2004
2005
2006
*) gegevens voor de periode mei 2008 – april 2009 **) gegevens voor de periode september 2008 - augustus 2009
Bron: O+S
32
2007
2008
apr 2009*
aug 2009**