Communicatie met ouderen over valpreventie
FACTSHEET
Factsheet 33 Projectnummer 10.0237 Rosemarie van Ruiten December 2013
Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid voor eventuele, in deze uitgave voorkomende, onjuistheden of onvolkomenheden. Overname van tekst of gedeelten van tekst is toegestaan, mits met de juiste bronvermelding. Indien tekst gebruikt wordt voor commerciële doelstellingen dient altijd vooraf schriftelijke toestemming verkregen te zijn.
2
Communicatie met ouderen over valpreventie Wie is uw doelgroep? Bij succesvolle communicatie is het kennen en omschrijven van de doelgroep erg belangrijk. In het geheel genomen voelen de meeste ouderen, 65+ers van nu, zich helemaal niet oud. Gezondheid heeft topprioriteit in hun leven en dan vooral in de zin van onafhankelijkheid. Ze willen graag blijven doen waar ze zin in hebben. Van zelfstandig blijven wonen tot lekker met de bus de stad in. Ouderen vinden valpreventie wel belangrijk, maar ze zijn er niet bewust mee bezig. Ze weten vaak niet dat hun conditie van invloed is op een val, maar ze kunnen zich er wel heel goed iets bij voorstellen als u ernaar vraagt. ‘U kunt wat doen om te voorkomen dat u valt…’ Och, maar zó oud ben ik nog lang niet. Indeling van ouderen in drie subgroepen Dé oudere bestaat niet. Bedenk vooraf goed op welke doelgroep binnen de groep ouderen u zich wilt richten. Om op een juiste wijze de doelgroep te benaderen en te communiceren met een juiste ‘tone of voice’ kan een nadere omschrijving en indeling van de grote doelgroep ouderen behulpzaam zijn. Een van de indelingen die gemaakt kan worden is de indeling door Onkenhout en Vlek (2009b) op basis van een clusteranalyse. Zij delen de doelgroep ouderen in drie subgroepen in. Groep 1 Welwillend en kwetsbaar De eerste groep bestaat uit ouderen die welwillend staan tegenover advies en maatregelen om vallen te voorkomen. Ongeveer een kwart van de 65-plussers valt in deze groep. Deze groep ziet weinig praktische belemmeringen om valpreventieve maatregelen te nemen en vindt ook dat het nemen van maatregelen bij hun levensstijl past. Ze veronderstellen dat maatregelen effect hebben en hebben ook al veel maatregelen genomen. Ze zien de noodzaak in om zich tegen vallen te beschermen en accepteren hulp en steun van anderen. Ze merken dat ze lichamelijk ouder
worden, maar hebben er moeite mee te accepteren dat ze ouder worden (en maken zich meer dan andere groepen zorgen over de toekomst). Het is ook de groep waarin men de meeste ervaring heeft met vallen in en om huis. Veertig procent is het afgelopen jaar één of meer keer binnenshuis gevallen. In deze groep is ongeveer de helft van de senioren 75 jaar of ouder. In deze groep vinden we de meeste senioren die hulpmiddelen gebruiken bij het lopen én het is de groep ouderen die de minste zelfstandige activiteiten onderneemt (autorijden, op vakantie gaan). We kunnen deze eerste groep karakteriseren als welwillend en kwetsbaar. Groep 2 Autonoom en berustend De tweede groep bestaat uit ouderen die meer belemmeringen zien (zowel praktisch als qua levensstijl) om maatregelen te nemen. Ruim een derde van de 65-plussers valt in deze groep. Zij hechten sterk aan hun autonomie, willen zelf kunnen beslissen, hebben geen hulp van anderen nodig en hechten aan hun zelfstandigheid. Adviezen komen bij hen al snel als betuttelend over. Ze schatten de kans om te vallen laag in en geloven ook minder sterk in het positieve effect van maatregelen. Ze vinden zich nog te jong om maatregelen te nemen en hebben in vergelijking tot groep 1 ook nog weinig maatregelen genomen. In vergelijking met de eerste groep is de ervaring met vallen beperkter. Deze groep heeft meer moeite het ouder worden te aanvaarden. Maar men maakt zich wat minder zorgen over de toekomst dan de senioren in groep 1. Opvallend is dat de senioren in deze groep weinig controle over het eigen leven ervaren. Hun zelfstandigheid en afwijzen van maatregelen gaat samen met een gevoel dat de dingen toch komen zoals ze gaan zonder dat ze daar veel invloed op hebben (externe locus of control).
3
Ook deze groep bestaat voor de helft uit senioren van 75 jaar en ouder. Ze zijn echter minder hoog opgeleid en hebben een lagere welstandsklasse dan de eerste groep. We kunnen deze groep karakteriseren als autonoom en berustend. Groep 3 Zelfstandig en actief De derde groep de we kunnen onderscheiden betreft ook ruim een derde van alle 65-plussers. De ouderen in deze groep zien weinig praktische belemmeringen om maatregelen te nemen, maar vinden die (nog) niet passen bij hun levensstijl.
Sluit daarnaast aan bij de fase van gedragsverandering waar de ouderen zich in bevinden. Een theoretisch model dat gedragsverandering in vijf stadia onderverdeeld is het transtheoretisch model van Prochaska et al., (2009) ook wel stages of change concept genoemd (zie figuur 1). Afhankelijk van de fase van gedragsverandering waarin mensen uit de doelgroep zich bevinden, moet uw boodschap anders worden ingevuld.
Figuur 1 Fasen van gedragsverandering Ze erkennen het risico op vallen in redelijke mate, maar hebben net als de vorige groep (nog) relatief weinig maatregelen genomen. Ook deze groep heeft in vergelijking met de eerste groep minder ervaring met vallen. In tegenstelling tot de vorige groep maken zij zich weinig zorgen over de toekomst, ze lijken geen moeite te hebben met het ouder worden. Ze ervaren sterk dat ze zelf controle hebben over wat er in hun leven gebeurt. In deze groep vinden we meer jongere senioren en senioren met een hogere opleiding en hogere welstandsklasse. Dit is ook de groep die het meest zelfstandig is (zelf autorijden, op vakantie gaan). We kunnen deze groep karakteriseren als zelfstandig en actief.
Voorbeschouwing/ voorstadium Iemand ervaart zelf geen probleem / behoefte
Overpeinzing/ overweging Beginnend inzicht in noodzaak tot verandering of er ontstaat een behoefte/wens
Besluitvorming Iemand beslist wel of (nog) niet te veranderen
Wat is uw boodschap? Formuleer uw boodschap op een duidelijke, krachtige manier, die aansluit bij het type oudere waarop u zich richt (groep 1, 2 of 3). De ouderen in groep 1 (welwillend en kwetsbaar) staan bijvoorbeeld wel open om informatie te krijgen. Zij zijn ook bereid om deze informatie vervolgens te gebruiken om in actie te komen om hun gedrag te veranderen. U kunt daarom een informatieve boodschap zenden met tips hoe zij hun gedrag kunnen aanpassen. Bij de ouderen in de groepen 2 (autonoom en berustend) en 3 (zelfstandig en actief) heeft een informatieve boodschap over het nemen van maatregelen geen effect, zij ervaren dit als betuttelend. Zij ervaren daarnaast nog geen tot weinig problemen. Onderlinge informatie uitwisseling, op een niet betuttelende manier, met een leeftijdsgenoot die wel gevallen is en daarom maatregelen heeft genomen kan voor deze groepen zinvol zijn. Het kan deze ouderen helpen om hen aan het denken te zetten en de noodzaak tot verandering in overweging te nemen.
Voorbereiding Iemand wil veranderen, maar hoe?
Actie/ uitvoering Iemand gaat actief aan de slag met de gekozen strategie, de gewenste actie
Nieuw gedrag/ volhouden Iemand toont het nieuwe gedrag op een 'duurzame' wijze Actie/ uitvoering Terugval Iemand gaat actief aan de slag met de Iemand valt terug in het oude gedrag gekozen strategie, de gewenste actie wens 4
In de eerste fase, voorbeschouwingsfase, is de verandering van gedrag nog niet aan de orde. Eerst moet de persoon overtuigd raken dat de gedragsverandering meer of belangrijkere voordelen heeft dan nadelen (overpeinzing/overweging). Wanneer de persoon de gedragsverandering echt gaat plannen en proberen (voorbereiden en actie), dan moet de persoon eerst overtuigd raken dat hij/zij in staat is om het gedrag bewust te veranderen. In deze twee fasen, voorbereiden en actie, moet de communicatie zich vooral richten op het aanleren van vaardigheden die voor de gedragsverandering noodzakelijk zijn, naast inhoudelijke informatie over de uit te voeren actie(s) (Brug, 2008). Een folder met inhoudelijk informatie over aanpassingen in huis om valongevallen te voorkomen is bijvoorbeeld pas in de voorbereidings- en actiefase zinvol. Hoe formuleert u uw boodschap? Houdt daarnaast bij het formuleren van uw boodschap rekening met de volgende punten: Werk vanuit een positief standpunt. Benadruk bijvoorbeeld dat een fittest duidelijk maakt wat iemand nog allemaal wel kan, dat de bijeenkomst leuk en gezellig is of dat je fitter en zelfstandiger blijft als je blijft bewegen (Mazor, 2008).Sluit aan bij belangrijke waarden van ouderen als: gezondheid, fitheid, mobiliteit, balans, onafhankelijkheid en zelfvertrouwen. De termen valpreventie, gezondheidsbedreiging en veiligheid spreken minder aan. Versterk in de communicatie de persoonlijke relevantie van de problematiek. Dit wil zeggen dat het directe verband tussen de valproblematiek en het ouder worden inzichtelijk moet worden gemaakt. Maak daarvoor gebruik van voorbeeldsituaties die ouderen echt raken (persoonlijke situaties), geef praktische informatie over de noodzaak van valpreventie en toon de consequenties van het niet nemen van maatregelen (Voorn, 2005, Yardley, 2006). Sluit bij het geven van advies aan bij individuele en lokale mogelijkheden (Den Hartog, 2010). Benadruk onmiddellijke voordelen die passen binnen positieve zelfidentiteit (zoals onafhankelijkheid, vertrouwen in eigen functionele vaardigheden, proactieve
zelfmanagement van gezondheid) (Yardley, 2007). Laat zien dat de gevolgen van niet nemen van een maatregel veel grotere belemmeringen kan opleveren dan de beperkingen/ gevolgen wegens het wel nemen van maatregelen (Mazor, 2008). Zorg dat informatie op feiten gebaseerd is. U kunt ouderen niet zomaar iets wijs maken. Geef ouderen een actieve rol en moedig zelfmanagement aan in plaats van afhankelijkheid van professionals (Yardley, 2006). Tips voor het werven van ouderen Mond tot mond reclame van ouderen tot ouderen (peer-to-peer) werkt goed. Laat bijvoorbeeld deelnemers van een kaartclub de aankondiging van een cursus mondeling verspreiden (Mazor, 2008). Spreek de oudere persoonlijk aan. Nodig een oudere persoonlijk uit voor een bijeenkomst als deze aanwezig is bij een bridge avond of een griepvaccinatie komt halen. Verwijs de oudere persoonlijk door. Thuiszorgmedewerkers, praktijkondersteuners (POH) en ouderenadviseurs kunnen ouderen persoonlijk doorverwijzen naar specifiek, lokaal aanbod. Informeer ook de partner, familie of buren van de ouderen over het gewenste gedrag of activiteit, zodat zij sociale steun en druk kunnen geven. Hoe spreekt u uw doelgroep aan? Communicatie + sociaal netwerk = gedragsverandering? Naast communicatie is sociale steun erg belangrijk om daadwerkelijk gedragsverandering te bereiken. Wanneer ouderen zijn benaderd om een cursus te volgen of om maatregelen in huis te nemen, is de volgende stap het ook daadwerkelijk gaan doen. De praktijk wijst echter uit dat ouderen wel vaak de intentie hebben om tot actie over te gaan, maar dat het bij deze intentie blijft.
5
Het is niet onwaarschijnlijk dat deze kloof juist bij ouderen groter is dan bij jongere mensen. Ouderen zijn minder flexibel om hun gedrag te wijzigen, zien de noodzaak ervan niet zo sterk en hun mogelijkheden zijn beperkter (bijvoorbeeld door mindere mobiliteit). Het gezamenlijk inschrijven voor een cursus met je buurtgenoot of de support van familie kan zorgen dat het niet bij een goede intentie blijft.
Geraadpleegde literatuur Brug, J. Van Assema, P., Lechner, L. (2008) Gezondheidsvoorlichting en gedragverandering. Een planmatige aanpak. Assen. Den Hertog, P., Pietersma, S., Stolte, E., Dijkstra, M. (2010),Valpreventie, hoe organiseer je dat? Een implementatieonderzoek naar de uitvoering van activiteiten om vallen bij senioren te voorkomen bij zeven organisaties. Amsterdam : Stichting Consument en Veiligheid. Mazor, L., Bemer, E., Bruxvoort, M. (2008), Ouderen alert op vallen : kwalitatieve consultatie onder ouderen over factoren die een rol spelen bij het wel of niet treffen van preventieve maatregelen om vallen te voorkomen. Amsterdam : TNS-NIPO Consult. Onkenhout, H., Vlek, O. (2009), Ouderen en vallen : kwantitatief segmentatie onderzoek ouderen. Amsterdam : Ruigrok | NetPanel, 2009b Prochaska, J.O., DiClemente, C.C., & Norcross, J.C. (1992). In search of how people change: Applications to addictive behaviours. American Psychologist, 47, 1102-1114. Voorn, M., van de Berg, S. (2005), Veilig oud worden : onderzoeksrapportage / Amsterdam : Motivaction. Yardley, L., Beyer, N., Hauer, K. et.al. (2007), Recommendations for promoting the engagement of older people in activities to prevent falls Quality & safety in health care 16(2007)3(June) p. 230-234. Yardley, L., Bishop, F.L., Beyer, N. et al. (2006), Older people's views of falls-prevention interventions in six European countries / Gerontologist 46(2006b)5, 650-660. Yardley, L., Donovan-Hall, M., Francis, K. et al. (2006). Older people's views of advice about falls prevention : a qualitative study Health education research (2006a)ePub.
Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid voor eventuele, in deze uitgave voorkomende, onjuistheden of onvolkomenheden. Overname van tekst of gedeelten van tekst is toegestaan, mits met de juiste bronvermelding. Indien tekst gebruikt wordt voor commerciële doelstellingen dient altijd vooraf schriftelijke toestemming verkregen te zijn.