facts series Een wetenschappelijke analyse van de rattenstudie van Gilles-Eric Séralini et al.
VIB VIB (Vlaams Instituut voor Biotechnologie) is een non-profit onderzoeksinstituut in de levenswetenschappen. 1.250 wetenschappers verrichten strategisch basisonderzoek naar de moleculaire basis van het menselijk lichaam, planten en microorganismen. Via een partnerschap met vier Vlaamse universiteiten – UGent, KU Leuven, Universiteit Antwerpen en Vrije Universiteit Brussel – en een stevig investeringsprogramma bundelt VIB de krachten van 72 onderzoeksgroepen in één instituut. Hun onderzoek leidt tot een betere kennis van het leven. Met zijn technologietransfer streeft VIB ernaar om onderzoeksresultaten te vertalen in nieuwe economische activiteit en in producten ten dienste van de consument en de patiënt. VIB ontwikkelt en verspreidt een breed gamma aan wetenschappelijk onderbouwde informatie over alle aspecten van de biotechnologie. Meer info op www.vib.be.
V.U.: Jo Bury, VIB vzw, Rijvisschestraat 120, 9052 Gent oktober 2012
D/2012/12.267/2 gedrukt op Revive in België - FSC gecertifieerd - biologisch afbreekbaar - 75% gerecycleerd - ISO 14001 gecertifieerd
facts series Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
2
facts series Een wetenschappelijke analyse van de rattenstudie van Gilles-Eric Séralini et al.
Inhoud 1. De aanleiding
5
2. De proefopzet van de rattenvoedingsstudie van Gilles-Eric Séralini et al.6 3. De gebruikte rattensoort
7
4. Opmerkingen over de proefopzet
8
5. De resultaten van de proef
10
6. Andere tekortkomingen
12
7. Besluit
13
Epiloog: Analyse van een mediacampagne
14
facts series
3
Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
1. De aanleiding Op woensdag 19 september 2012 publiceerde het wetenschappelijk tijdschrift Food and Chemical Toxicology online een studie van de hand van Gilles-Eric Séralini en zijn collega’s over vermeende effecten van genetisch gewijzigde maïs en het herbicide Roundup op de gezondheid van ratten1. Volgens Séralini gaf de studie alarmerende resultaten. Hij stuurde schokkende beelden de wereld in van ratten met grote tumoren, die gretig door de media werden gekopieerd. Er volgde heel snel zware kritiek op de studie. Verschillende wetenschappers wezen op grote tekortkomingen in de studie en stelden verschillende vragen. Er werd onder andere een petitie gelanceerd met de vraag aan Séralini om alle achterliggende data van de studie vrij te geven. Ook VIB heeft geschokt gereageerd op de beelden en de boodschappen die door de studie in de media werden uitgelokt. Laat duidelijk zijn dat VIB op geen enkele wijze betrokken is bij de ontwikkeling van de in de studie gebruikte NK603 maïs, en dat VIB geen enkel belang heeft bij het herbicide Roundup. Maar VIB is wel een wereldautoriteit in het plantenonderzoek waarbij genetisch gewijzigde planten als onderzoeksmiddel worden gebruikt.
Nieuwe kennis die VIB zo opdoet kan in bepaalde gevallen bijdragen tot de ontwikkeling van genetisch gewijzigde gewassen. Om die reden acht VIB het zijn maatschappelijke plicht om nieuwe informatie over mogelijke gezondheidseffecten van genetisch gewijzigde planten grondig te bestuderen.
Hieronder volgt daarom een wetenschappelijke analyse van de studie van Séralini waarbij we een duidelijk antwoord wensen te formuleren op volgende vraag. Zijn er in de studie daadwerkelijk aanwijzingen voor negatieve effecten op de gezondheid als gevolg van het consumeren van genetisch gewijzigde voeding? JA of NEE?
1 Séralini, G-E., Clair, E., Mesnage, R., Gress, S., Defarge, N., Malatesta, M., Hennequin, D. & De Vendômois J.S. (2012). Long term toxicity of a Roundup herbicide and a Roundup-tolerant genetically modified maize. Food and Chemical Toxicology 50, 4221-4231.
facts series
5
Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
2. De proefopzet van de rattenvoedingsstudie van Gilles-Eric Séralini et al. Gilles-Eric Séralini en een team van collega’s wilden onderzoeken of het continu consumeren van een bepaalde genetische gewijzigde maïsvariant en/of het herbicide Roundup schadelijk is voor de gezondheid. Om die vraag te beantwoorden zetten ze een twee jaar durende voedingsproef op met ratten. Twee jaar is zo ongeveer de levensduur van een rat. Séralini voerde de volgende testdiëten aan zijn ratten: 1. Een dieet dat voor een deel bestond uit genetisch gewijzigde NK6032 maïs, waarbij hij drie verschillende verhoudingen testte: 11%, 22% en 33% genetisch gewijzigde maïs. De overige 89, 78 en 67% van het dieet was een standaard, commercieel verkrijgbaar laboratoriumrattenvoer van de firma Safe. 2. Een dieet dat net als het eerste dieet voor een deel bestond uit genetisch gewijzigde NK603 maïs, maar waarbij de maïs in het veld bespoten werd met het herbicide Roundup. Weer testte hij dezelfde drie verhoudingen: 11%, 22% en 33% genetisch gewijzigde maïs. Of, en zo ja, hoeveel restanten van Roundup er op de gevoerde maïs aanwezig was weten we niet, omdat dat niet gemeten is. 3. Een dieet zónder genetisch gewijzigde maïs, maar waarbij de ratten vrije toegang kregen tot drinkwater dat de volgende concentraties van het herbicide Roundup bevatte: 50 ng/l, 400 mg/l of 2.25 g/l Roundup. Opvallend: Er is sprake van een enorme sprong in concentratie van de 1e naar de 2e concentratie (een verschil van een factor 107) 4. Een dieet waarin niet-genetisch gewijzigde maïs aanwezig was die een genetische achtergrond had, lijkend op die van de NK603 maïs. Drieëndertig procent van het dieet was deze maïs, en de overige 67% bestond uit het commercieel verkrijgbare laboratoriumrattenvoer.
de proeven werden uitgevoerd met NK603 maïs
Séralini et al. voerden elk testdieet aan een groepje mannelijke en aan een groepje vrouwelijke dieren. Op deze manier testte hij in totaal 10 verschillende diëten, waarvan één de controle was. Per dieet testte hij 10 dieren van elk geslacht, ofwel 200 ratten in totaal. Alle dieren kregen vrije toegang tot het voer en het drinkwater. Er stond met andere woorden geen restrictie op de hoeveelheid calorieën die de dieren konden innemen.
2 NK603 is een genetisch gewijzigde maïsvariant van Monsanto die bestand is tegen de werking van het herbicide Roundup. Roundup is een zogenoemd breedspectrum herbicide dat in principe alle planten doodt. De genetisch gewijzigde NK603 maïs heeft de eigenschap ongevoelig te zijn voor Roundup, wat betekent dat Roundup op deze maïs gespoten kan worden om alle onkruid te bestrijden zonder dat de maïs eronder lijdt.
facts series Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
6
3. De gebruikte rattensoort Séralini et al. gebruikten in hun studie ‘Sprague-Dawley ratten’. Dit is een laboratoriumstam waarvan bekend is dat ze gevoelig is voor het spontaan ontwikkelen van tumoren (zie www.harlaneurope.com onder life span and disease). De hoeveelheid tumoren die de ratten spontaan ontwikkelen, blijkt af te hangen van de hoeveelheid voer dat ze krijgen3. Wanneer deze ratten zonder enige restrictie calorieën tot zich kunnen nemen, is het aantal spontane tumoren het hoogst4. Er worden verschillende hoeveelheden spontane tumoren gerapporteerd. Bij vrouwelijke dieren zijn er publicaties die spreken over 42 tot 72%5 6. Bij mannelijke dieren liggen de gerapporteerde getallen
iets lager maar is er ook een studie die over 86% spreekt7. Het feit dat deze dieren een hoge gevoeligheid hebben voor het spontaan ontwikkelen van tumoren vermelden Séralini et al. niet in hun artikel, noch hoe zij in de proefopzet hiermee rekening hebben gehouden. De ratten kunnen ook al zeer vroeg spontaan tumoren ontwikkelen. Schardein et al. (1986)8 rapporteerde dat 6 op de 3.000 ratten al binnen drie maanden spontaan tumoren ontwikkelen, 10 op de 700 binnen 6 maanden, 20 op de 400 binnen 9 maanden, enz., oplopend tot getallen binnen de 18 maanden die in de buurt komen van de hierbovengenoemde percentages op 2 jaar.
Sprague-Dawleyrat
3 Davis R. K., Stevenson G. T. and Busch K. A. (1956). Tumor incidence in normal Sprague-Dawley female rats. Cancer Res 16:194-197. 4 Keenan K. P., Soper K. A., Smith P. F., Ballam G. C. and Clark R. L. (1995). Diet, overfeeding, and moderate dietary restriction in control Sprague-Dawley rats: I. Effects on spontaneous neoplasms. Toxicol Pathol 23: 269-286. 5 Prejean J. D., Peckham J. C. and Casey A. E., Griswold D. P., Weisburger E. K. and Weisburger J. H. (1973). Spontaneous Tumors in Sprague-Dawley Rats and Swiss Mice. Cancer Res 33:2768-2773. 6 Kaspareit J. and Rittinghausen S. (1999) Spontaneous neoplastic lesions in Harlan Sprague-Dawley rats. Exp Toxic Pathol 51: 105-107. 7 Suzuki H., Mohr U. and Kimmerle G. (1979). Spontaneous endocrine tumors in Sprague-Dawley rats. J Cancer Res Clin Oncol 95:187-196. 8 Schardein J.L., Fitzgerald J.E., Kaump D.H. (1968). Spontaneous tumors in Holtzman-source rats of various ages. Pathol Vet 5:238-252 facts series
7
Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
4. Opmerkingen over de proefopzet De Sprague-Dawley ratten Het is niet ongebruikelijk om Sprague-Dawley ratten te gebruiken voor voedingsproeven. Er zijn bijvoorbeeld al heel wat voedselveiligheidsstudies met verschillende genetisch gewijzigde gewassen uitgevoerd waarbij die gewassen gedurende 90 dagen aan dergelijke ratten werden gevoerd. Ook worden de ratten vaak gebruikt voor het testen van de veiligheid van chemische stoffen in vergelijkbare 90-dagen voedingsproeven. De OESO heeft richtlijnen opgesteld over de manier waarop dergelijke proeven moeten worden uitgevoerd (OECD guidelines for the testing of chemicals; health effects; test no.4089; Repeated Dose 90-day Oral Toxicity Study in Rats). In 90-dagen voedingsproeven speelt het feit dat de ratten gevoelig zijn voor het ontwikkelen van spontane tumoren een ondergeschikte rol. Dat verandert echter wanneer je er een tweejarige studie mee gaat uitvoeren. Dan speelt dat een veel grotere rol. Want hoe ga je in zo’n langdurig experiment een onderscheid kunnen maken tussen tumoren die spontaan zijn ontstaan en tumoren die zijn ontstaan als gevolg van het eten van genetisch gewijzigde maïs, of het drinken van Roundup? Experten in het domein van de toxicologie, voedingsproeven en statistiek geven heel duidelijk aan dat het aantal dieren per groep in dat geval drastisch omhoog moet, naar minimaal 50 of zelfs 70 dieren per groep. Want met maar 10 dieren per groep
kun je niet met zekerheid zeggen of een tumor een spontane tumor is, of een tumor die het gevolg is van het specifieke dieet. Het aantal controlegroepen en de hoeveelheid controledieren Séralini et al. gebruiken in hun experiment niet alleen weinig dieren per groep, ze gebruiken bovendien slechts 10 controledieren (1 groep) per geslacht ten opzichte van 90 behandelde dieren. Deze controlegroep krijgt een dieet waarin niet-genetisch gewijzigde maïs aanwezig is in een verhouding van 33%, aangevuld met 67% standaard laboratoriumrattenvoer. Dezelfde controlegroep wordt dus als referentie gebruikt voor alle behandelingscombinaties. Op deze manier zijn de controledieren minder representatief voor de in hoofdstuk 3 genoemde natuurlijke variatie die in de populatie aanwezig is. Op basis van een eenvoudige kansberekening kan al geconcludeerd worden dat de kans op het vinden van spontane tumoren in de groep van behandelde dieren veel groter is dan het vinden van spontane tumoren in de controlegroep. Dit is een fundamentele fout in de proefopzet: er zijn te weinig controlegroepen ten opzichte van behandelde groepen. Er had op zijn minst per type van behandeling een controlegroep moeten zijn ingevoegd, dus een controlegroep voor de
De functie van controles in een wetenschappelijk experiment
Een goed wetenschappelijk experiment heeft altijd voldoende negatieve controles in het experiment zitten, en als ze voorhanden zijn, ook positieve controles. Een positieve controle is een behandeling waarvan je van tevoren weet dat ze gegarandeerd een significant effect zal hebben, en liefst weet je ook nog hoe groot dat effect zal zijn. Positieve controles worden bij kankerstudies niet of zeer zelden gebruikt. De controles worden aan het experiment toegevoegd om na te gaan of het experiment goed is verlopen. Een negatieve controle is een behandeling waarvan je verwacht of weet dat deze geen effect zal hebben. Geeft de negatieve controle toch een effect, dan weet je dat er iets mis is gegaan in het experiment. Misschien heb je iets vergeten toe te voegen, heeft een apparaat niet goed gewerkt, of waren de stalen gecontamineerd. Het is in ieder geval reden om de resultaten te negeren en het experiment helemaal opnieuw te doen. Elke kritische analyse van de uitkomsten van een wetenschappelijk experiment start met een analyse van de resultaten van de controles.
9 http://www.oecd-ilibrary.org/environment/ test-no-408-repeated-dose-90-day-oraltoxicity-study-in-rodents_9789264070707-en
facts series Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
8
‘behandeling GGO-maïs’, een controlegroep voor de ‘behandeling GGO-maïs + Roundup’ en een controlegroep ‘behandeling Roundup’, en dat per geslacht. Andere negatieve controles die de kwaliteit van het experiment nog verder zouden hebben verbeterd, zijn: • 100% standaard laboratoriumrattenvoer. • Enkele niet-genetisch gewijzigde maïsvariëteiten die een andere genetische achtergrond hebben dan NK603, die op enige wijze representatief zijn voor de maisvariëteiten die veel verbouwd worden. Wanneer een laboratorium nog niet beschikt over statistieken van de spontane tumorincidentie in de door hen toegepaste omstandigheden wordt in de meeste gevallen een nog veel grotere controlegroep in de proef meegenomen, vaak minstens 2x zo groot als de behandelde groep. Zo verkrijgt men een correcte interne standaard voor spontane tumoren. Dat wordt gedaan omdat de spontane tumorincidentie sterk beïnvloed wordt door experimentele omstandigheden, door de dissectie en voorbereiding van weefsels voor histopathologie, èn door de gehanteerde criteria voor herkenning en indeling van tumoren.
Wat betekent het feit dat per behandeling slechts 10 dieren werden getest? Laten we de oefening concreet doen. We starten met 200 willekeurige jonge Sprague-Dawley ratten, 100 mannetjes en 100 vrouwtjes, die voor de start van het experiment ingedeeld worden in groepjes van 10. Als we er van uitgaan dat onder de omstandigheden die we ze gaan opleggen, los van enige specifieke behandeling, tot 60% van de vrouwtjes en tot 50% van de mannetjes spontaan tumoren gaan ontwikkelen, dan betekent dat, dat we de dieren zodanig in groepen van 10 moeten indelen dat bij de vrouwtjes in elke groep zes dieren spontaan tumoren zullen gaan ontwikkelen en bij de mannetjes vijf. We weten echter van tevoren niet welke dieren spontaan tumoren zullen gaan ontwikkelen. De kans dat we bij de vrouwtjes groepen van 10 zullen hebben gemaakt waarin in het ene geval er twee en in het andere geval er negen dieren spontaan een tumor zullen ontwikkelen, of vier en acht, in plaats van zes, is bijzonder groot. Pas wanneer je de groepsgrootte substantieel omhoog trekt, zal de kans dat je de dieren verkeerd indeelt serieus afnemen. Dit is de tweede fundamentele fout in de proefopzet van Séralini et al. Ze gebruiken veel te weinig dieren per behandelingsgroep.
“Nieuw onderzoek toont aan dat Nederlanders meer dan twee keer zo vaak blauwe ogen hebben dan Vlamingen”
Een onderzoeker selecteert tien willekeurige Vlamingen en tien willekeurige Nederlanders en hij neemt objectief waar dat er bij de Vlamingen drie mensen blauwe ogen hebben en bij de Nederlanders zeven. Hij trekt vervolgens de conclusie dat Nederlanders meer dan twee keer zo vaak blauwe ogen hebben dan Vlamingen. Maar is wat hij concludeert juist? We nemen de proef op de som en herhalen de proef. Wij vinden vervolgens zes Vlamingen met blauwe ogen en vier Nederlanders met blauwe ogen. Wat betekent dit? Dit betekent dat de onderzoeker onvoldoende waarnemingen heeft gedaan om een herhaalbaar en dus relevant resultaat te verkrijgen en dat de conclusie van de onderzoeker voorbarig was. Groepsgrootte en aantal herhalingen zijn belangrijk indien je over dergelijke zaken met enige zekerheid uitspraken wil doen.
Nederlandse dame met blauwe ogen.
Dit is de reden waarom bij elk wetenschappelijk experiment een statistische onderbouwing moet worden gegeven van de gekozen groepsgrootte, en zaken zoals variantie en standaarddeviatie altijd vermeld moeten worden.
facts series
9
Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
5. De resultaten van de proef Ondanks de hiervoor genoemde fundamentele fouten in de opzet van de proef, gaan we de resultaten toch aan een nadere analyse onderwerpen. Wat vinden we dan? De negatieve controle in vergelijking met de behandelingen De resultaten van de experimenten van Séralini et al. laten zien dat er bij de mannelijke dieren waarvan het voedsel uit 22 of 33% genetisch gewijzigde maïs bestond minder sterfte is dan bij de dieren die niet-genetisch gewijzigde maïs (= de negatieve controle) hebben gegeten (het linkerdeel van figuur 1). Dit is bijzonder vreemd aangezien
moeten aanzien en moeten weten dat het experiment niet klopt. Want als die uitkomsten juist zouden zijn, dan zou het in grote hoeveelheden consumeren van genetisch gewijzigde NK603 maïs of Roundup een methode zijn om langer te overleven. Deze vreemde uitkomsten zijn niet interpreteerbaar omdat er, zoals eerder aangegeven, iets fundamenteels mis is in de opzet van de proef.
figuur 1
R
GMO
Het aantal dieren dat tijdens de proef gestorven is in de groepen die genetisch gewijzigde NK603 maïs hebben gegeten (linker figuur) en die Roundup hebben gedronken (rechter figuur). De blauwe balk geeft het aantal dieren aan dat tijdens de proef gestorven is, en de gele aanduiding daarbinnen geeft het aantal dieren aan dat gedood is om hen uit hun lijden te verlossen.
9
9
7
7
5
5
3
3
1
1
0
11
22
33
11 = 11% NK603 in het voer 22 = 22% NK603 in het voer 33 = 33% NK603 in het voer
de genetisch gewijzigde maïs een herbicidetolerantie als extra eigenschap draagt, en geen nieuwe eigenschappen die een gezondheidsvoordeel voor de ratten zouden kunnen opleveren. Eenzelfde resultaat zien we bij de toediening van Roundup aan het drinkwater. Bij de mannelijke ratten die de hoogste concentratie Roundup hebben gedronken is er minder sterfte dan bij de ratten die zuiver water drinken (het rechterdeel van de figuur 1). En dat terwijl van Roundup geen levensverlengende eigenschappen bekend zijn. De onderzoekers hadden deze waarnemingen als waarschuwing facts series Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
Maar ook hier speelt de proefopzet weer parten in de analyse. Want door het geringe aantal controlegroepen en controledieren ontbreekt het in de studie aan betrouwbare gegevens over de spontane sterfte. Wanneer Séralini et al. per type van behandeling een controlegroep hadden ingevoegd, of een controlegroep die twee keer zo groot was als de behandelde groep om te compenseren voor het gebrek aan interne standaarden, dan zouden zij in het aantal sterftes in de controlegroepen waarschijnlijk een variatie gevonden hebben die ze nu vermeden hebben. Of de
10
Analyse van de sterfte In het manuscript wordt het aantal sterfgevallen niet statistisch onderzocht. Gebruikmakend van de gerapporteerde aantallen kunnen er bij de mannetjes vrijwel geen betrouwbare verschillen in sterfte worden gevonden. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat de gemiddelde sterfte binnen de controlegroep ongeveer gelijk is aan het gemiddelde van alle behandelde groepen samen. Bij de vrouwelijke dieren worden wel verschillen gevonden, maar dat is vermoedelijk omdat de gemiddelde sterfte van de controlegroep laag is in vergelijking met de behandelde groep, maar ook half zo laag is als bij de mannelijke dieren.
O
A
B
C
A = 1.1 x 10-8% Roundup in het drinkwater B = 0,09% Roundup in het drinkwater C = 0,5% Roundup in het drinkwater
dieren in alle gevallen gestorven zijn aan een tumor is niet duidelijk. De conclusie is dat Séralini et al. helemaal geen betrouwbare verschillen in sterftes tussen behandelde en onbehandelde dieren vinden. Analyse van de tumoren Séralini et al. maken een ongebruikelijk onderscheid tussen kleine en grote tumoren en tussen uitwendig palpateerbare en inwendige tumoren. In carcinogeniteitsstudies worden normaal altijd de tumoren van elke soort apart in rekening genomen en wordt de incidentie per type van tumor apart bekeken en vergeleken met de incidentie in de
controledieren en met de historische incidenties van het lab zelf (wat in deze studie ontbreekt). Séralini et al. vinden verschillen in het aantal grote tumoren. Onder andere verschillen in aantal tussen de mannelijke en vrouwelijke dieren van de controlegroep. Ook een verschil tussen het aantal grote tumoren bij de behandelde en controle vrouwelijke dieren. De grootte van een tumor is echter niet een-op-een gerelateerd aan de ernst ervan. Zo hebben Séralini et al. alle vrouwelijke dieren in de controlegroep die tumoren ontwikkelden, allemaal voor het einde van de proef moeten afmaken om hen uit hun lijden te verlossen, wat een maat is voor de ernst van die tumoren. De in hoofdstuk 3 genoemde fundamentele problemen in de opzet van de proef, met name de grote kans op foutieve indeling van de dieren in groepen, en de onevenwichtige verdeling tussen het aantal dieren in controlegroep en behandelde dieren, laten niet toe om met betrekking tot de tumorvorming enige statistisch onderbouwde besluiten te formuleren. Dosis-effect relatie Een verdere analyse van de gegevens in de studie laat zien dat er geen relatie is gevonden tussen de dosis (de hoeveelheid GGO en/of Roundup) en het effect (tumoren / pathologieën / sterfte). Séralini et al. erkennen dat in hun artikel en verklaren dit door te stellen dat
“As is often the case for hormonal diseases, most observed effects in this study were not proportional to the dose of the treatment (GM maize with and without Roundup application, Roundup alone), non-monotonic, and with a threshold effect.” Wat ze echter niet vermelden is dat de waargenomen effecten in veel gevallen overlappen met de effecten die in de controlegroepen worden waargenomen. Als er dan al een beroep gedaan wordt op niet-dosis gerelateerde effecten als verklaring, dan kan dat alleen maar wanneer die effecten in de controlegroepen niet worden waargenomen, en dat is niet het geval. Daarenboven nog het volgende: in zijn conclusie schrijft Séralini de niet-dosis gerelateerde effecten toe aan de nietlineaire endocrien-verstorende effecten van Roundup. Het feit dat vergelijkbare niet-lineaire effecten ook gezien worden in de behandelingen waarin geen Roundup aanwezig is, negeren ze. Wellicht omdat dit hun besluit onderuit zou halen. En zoals eerder aangehaald, is er voor verschillende behandelingen sprake van de laagste mortaliteit bij de hoogste toedieningsdosis. Bij echt kankerverwekkende stoffen stijgt de mortaliteit met de dosis. Omdat door het geringe aantal dieren en de afwezigheid van voldoende controles de ruis in de beperkte data groot is, gaan Séralini et al. heel ver in het zoeken van verklaringen voor hun bevindingen.
Ze negeren echter de meest voor de hand liggende verklaring, namelijk dat de vastgestelde variabiliteit in de data niet wordt opgevangen door een correcte proefopzet, waardoor een correcte interpretatie van de data onmogelijk is. Ze hanteren daarbij bovendien een onorthodoxe statistische methode (two class discriminant analysis) die er op gericht is verschillen te vinden in plaats van verschillen te onderzoeken tussen de behandelde dieren en de controlegroep. Ze zijn met andere woorden precies alleen maar op zoek naar interpretaties die hun stelling kunnen onderbouwen. Misleiding In de publicatie is er ook op andere plaatsen sprake van foutieve interpretatie van resultaten of een eenzijdige presentatie ervan. Zo worden alleen foto’s getoond van behandelde ratten die tumoren ontwikkeld hebben. Een foto van een controlerat ontbreekt. Het zijn precies deze foto’s van de behandelde ratten die wereldwijd in de media zijn uitgesmeerd. En om details van de ontwikkelde pathologieën meer in detail te tonen, werden uit de controlegroep ratten geselecteerd zonder tumoren, terwijl er uit de behandelde groepen ratten werden geselecteerd met tumoren. Op basis van eerdere publicaties alsook van de gegevens in de studie van Séralini weten we dat de ratten in de controlegroep ook dergelijke tumoren ontwikkelen.
Achtergrond van Gilles-Eric Séralini
Gilles-Eric Séralini is werkzaam aan de universiteit van Caen in Frankrijk. Hij werkt er aan het laboratorium Oestrogenen en Reproductie van het Institut de Biologie en is co-directeur van de Pôle Risques, Qualité et Environnement Durable - MRSH-CNRS. Séralini is mede -oprichter van CRIIGEN, het ‘Committee for Research &
Independent Information on Genetic Engineering’ (www.criigen.org). Dit is een organisatie die er een zeer negatieve opinie op na houdt als het over genetisch gewijzigde gewassen gaat en daar zeer actief campagne tegen voert. Séralini heeft al enkele keren eerder met collega’s een studie gepresenteerd waarvan de resultaten volgens hen
duiden op potentieel schadelijke effecten als gevolg van GGO’s. Maar al die eerdere studies werden door wetenschappers en officiële adviesorganen zoals EFSA naar de prullenbak verwezen omdat er voor de conclusies die ze in die studies presenteerde geen wetenschappelijke onderbouwing aanwezig was. facts series
11
Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
6. Andere tekortkomingen Naast de in de vorige hoofdstukken beschreven zaken hebben verschillende wetenschappers op allerlei andere tekortkomingen gewezen en meerdere vragen opgelijst, waaronder: • De proef voldoet niet aan de OECD richtlijnen voor carcinogeniteitsproeven in ratten. • Er zijn geen gegevens voorhanden over de kwaliteit van de gebruikte maïs. Maïs kan, wanneer hij in vochtige omstandigheden worden geteeld, last hebben van schimmels die mycotoxinen kunnen produceren waarvan gekend is dat ze hepatotoxisch zijn, toxisch voor de nieren, carcinogeen en effecten van oestrogenen kunnen nabootsen. • Er is niet gerapporteerd hoe de nutritionele balans in stand is gehouden in de verschillende diëten. Als je 22 of 33% van het voer vervangt door maïs, verander je het percentage of de hoeveelheid koolhydraten, eiwitten, vetten, vezels, vitamines, etc. in het dieet. Je moet dat dan terug corrigeren om te voorkomen dat je effecten gaat meten die het gevolg zijn van deze gewijzigde nutriëntenbalans. • Het ontbreekt aan gegevens over het lichaamsgewicht van de dieren, de toename van het lichaamsgewicht, en een bespreking ervan. • Er is geen enkel idee of de genetisch gewijzigde maïs afkomstig van het perceel dat bespoten werd met Roundup, resten of afbraakproducten van Roundup bevatte, zo ja, hoeveel dat was, en hoe die hoeveelheid zich verhield tot de hoeveelheden Roundup die aan de dieren werd gevoerd. Roundup bestaat bovendien uit verschillende componenten: de werkzame stof glyfosaat en enkele andere stoffen (o.a. een stof die de sproeistof op het blad goed doet uitvloeien). Op de bespoten maïs die aan de dieren werd gevoerd, kunnen deze verschillende componenten en hun afbraakproducten in heel andere verhoudingen aanwezig zijn dan in ‘verse’ Roundup. Sommigen worden heel snel afgebroken. Met andere woorden: Roundup in de behandeling ‘Roundup’ kan iets heel anders zijn dan Roundup in de behandeling ‘GGO-maïs + Roundup’. • Het ontbreekt in de studie aan toepasselijke statistische analyse van mortaliteit, tumorincidentie en algemene pathologische bevindingen. Wanneer dit wel was gedaan had er uitgekomen wat in hoofstuk vier naar voor is gekomen: onder andere dat er geen significante verschillen in mortaliteit zijn. • Het type statistiek dat is gebruikt wordt nooit gebruikt in de interpretatie van tumor data. • Het is niet duidelijk of de NK603 maïs die niet werd bespoten met Roundup, met andere herbiciden werd bespoten en zo ja, dewelke.
facts series Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
12
7. Besluit De twee jaar durende rattenvoedingsstudie die Gilles-Eric Séralini met zijn collega’s heeft uitgevoerd, kent vanuit wetenschappelijk oogpunt zeer grote tekortkomingen. De grootste tekortkomingen zitten in het feit dat voor deze studie per behandelingsgroep veel te weinig ratten werden gebruikt en dat er te weinig controlegroepen waren. Daarmee is in één klap het fundament voor de besluiten van Séralini et al. volledig weggeslagen. Voor elk besluit dat zij trekken zijn er bovendien in hun eigen tekst al voldoende elementen aanwezig om die besluiten onderuit te kunnen halen. Er zijn ook nog andere tekortkomingen en nog heel wat vragen die vandaag onbeantwoord zijn. Eén ding is duidelijk: Séralini et al. hebben op geen enkele wijze kunnen onderbouwen dat
genetisch gewijzigde NK603 maïs of Roundup al dan niet schadelijk zouden zijn. Het enige dat de studie bevestigt is dat Sprague-Dawley ratten, net zoals veel andere laboratoriumratten, als ze ouder worden van nature relatief veel pathologieën ontwikkelen, en dat als gevolg daarvan heel wat dieren de leeftijd van 2 jaar niet halen. Maar dat wisten we al sinds de jaren 1960.
facts series
13
Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
Epiloog: Analyse van een mediacampagne Gilles-Eric Séralini heeft de onlinepublicatie van zijn wetenschappelijk artikel aangepakt om een grootschalige mediacampagne op te zetten. Er werd een persuitnodiging verstuurd en er werd onder auspiciën van Europarlementslid Corinne Lepage een persconferentie georganiseerd in de gebouwen van het Europees Parlement. Lepage heeft zelf mee aan de basis gestaan van CRIIGEN, en is sinds juni 2012 ere-voorzitter van CRIIGEN. Journalisten die het wetenschappelijk artikel al voor het verstrijken van het embargo wilden lezen, moesten een verklaring ondertekenen dat ze het artikel voor het verstrijken van dat embargo niet aan experten zouden voorleggen voor commentaar, hetgeen strijdig is met de deontologische code
facts series Rattenstudie Gilles-Eric Séralini et al. wetenschappelijke analyse
14
van de journalistiek. Een journalist moet zich altijd het recht voorbehouden om een second opinion te kunnen raadplegen. Zo bewerkstelligde Séralini dat de eerste berichtgeving over zijn werk enkel alarmerende berichten bevatte over grote tumoren in ratten als gevolg van het eten van GGO-maïs en/of het drinken van Roundup. Kritische geluiden over de waarde van zijn studie kwamen veelal pas in tweede orde. In de persconferentie beperkten Séralini en Lepage zich niet tot uitspraken over de NK603 maïs en Roundup. Alle genetisch gewijzigde gewassen werden afgeschilderd als een gevaar voor de mensheid. De persconferentie werd ook aangegrepen voor de aankondiging van de aanstaande publicatie van een boek en het verschijnen van een film.
Het ging hier dus niet om een toelichting op de publicatie van een wetenschappelijk artikel. Er was sprake van een doelgerichte bredere campagne die genetisch gewijzigde organismen in een kwaad daglicht wil stellen.