Fabrieksschoorstenen in Nederland Een dwarsblik van monumenten van bedrijvigheid
december 2005 Stichting Fabrieksschoorstenen (STIF)
Colofon Onderzoek en samenstelling: A.J. Barnard en drs. J.J. Havelaar Stichting Fabrieksschoorstenen (STIF) Secretariaat Jacob Schorerlaan 72 2525 ZA Den Haag tel: 070 - 389 75 08 email:
[email protected]
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
Inleiding
5
De selectie
9
Uitgangspunten waardestelling
13
Waardestellende criteria voor fabrieksschoorstenen
17
Bijlagen: Overzicht geselecteerde fabrieksschoorstenen Overzicht overige bijzondere fabrieksschoorstenen Dwarsblik fabrieksschoorstenen
2
Voorwoord De schoorsteen moet roken is in sommige kringen nog steeds een gevleugelde uitspraak om aan te geven dat er productie geleverd moet worden, wil men het hoofd boven water kunnen houden. Dit is in zekere zin ook de bedoeling van dit rapport waarin de productie is geleverd van een selectie van het Nederlandse bestand van fabrieksschoorstenen met de bedoeling om in ieder geval een selecte groep schoorstenen veilig te stellen. Het Nederlandse taalgebruik kent diverse spreekwoorden en gezegden waarin de schoorsteen figureert. Deze bekende en soms minder bekende gezegden zijn niet toevallig in onze taal terecht gekomen. Tot enkele decennia geleden was de fabrieksschoorsteen immers een bekend fenomeen. Iedere zichzelf respecterende stad pronkte met haar industrie als symbool van haar welvaart. Als beeldmerk hiervan was het de schoorsteen, die de skyline van deze steden domineerde. De omslag in dit beeld vond plaats in de jaren zestig toen de fabrieksschoorsteen een geheel andere connoUit:Het Marshall-plan en U, 1950. tatie kreeg, die als symbool van de milieuvervuiling. Doordat tegelijk de traditionele industriële bedrijfstakken wegvielen, kon de fabrieksschoorsteen niet aan de sloperswoede ontkomen. Bijna leidde dit tot de totale ondergang van het fenomeen fabrieksschoorsteen. Gelukkig is in de jaren 90 een tegenbeweging in gang gezet, die het belang van dit cultuurhistorisch zo interessante object centraal stelt. De fabrieksschoorsteen is namelijk bij uitstek het symbool van het industrialiserende Nederland in de 19de en 20ste eeuw. In kringen van industrieel erfgoedgroepen werd dit al langer onderkend en leidde dit in 1997 tot de oprichting van een aparte stichting voor fabrieksschoorstenen: STIF. De Stichting Fabrieksschoorstenen is nu al weer enige jaren actief en heeft zich gespecialiseerd in de waardestelling van fabrieksschoorstenen op basis van een uitgebreide landelijke inventarisatie van schoorstenen en op basis van onderzoek naar de bouw en de cultuurhistorische context. Als kenniscentrum wordt STIF regelmatig geraadpleegd en dient zij monumenteninstanties van advies. Eigenaren, gemeenten en ook de Rijksdienst voor de Monumentenzorg verleende diverse malen een opdracht voor waardestelling van een specifieke fabrieksschoorsteen. Zo langzamerhand werd echter duidelijk dat er een algemeen kader moest komen dat het mogelijk maakt om schoorstenen vanuit een landelijke optiek te kunnen beoordelen. Ook bij andere categorieën bedrijfsgebouwen, zoals steenfabrieken en silogebouwen werden in opdracht van de RDMZ de afgelopen tijd verkenningen gedaan om een waardestelling mogelijk te maken. Een dwarsblik voor de fabrieksschoorstenen in Nederland kon dus niet uitblijven. Het voorliggende rapport, dat in opdracht van RDMZ is tot stand gekomen, wil aan deze wens tegemoet komen, zodat bij een selectie op een verantwoorde wijze kan worden besloten of er witte of zwarte rook uit de schoorsteen mag komen. In dit rapport wordt na een korte inleiding uitvoerig stilgestaan bij de wijze van selectie en uitgangspunten voor de waardestelling. De criteria hiervoor worden nog eens specifiek aangescherpt voor fabrieksschoorstenen. Na deze beschrijvende paragrafen volgen de inventarisatieformulieren van de geselecteerde schoorstenen op alfabetische volgorde. Overigens betekent de selectie geenszins dat de overige fabrieksschoorstenen hiermee ‘ v ogel v r i j ’wor denv er kl aar d.Ookdi eschoor s t enen,di eni etz i j ngesel ec t eer dv oordez e dwarsblik hebben hun waarde. Hier speelt de lokale optiek een belangrijke rol. De bijgevoegde tweede selectielijst mag dan ook gezien worden als een stimulans voor de
3
gemeenten of lokale cultuurhistorische organisaties om zich hiervoor sterk te maken en tot actie over te gaan. Het biedt tevens de mogelijkheid een kader te scheppen om het behoud van voor deze gemeenten van belangzijnde schoorstenen te redden van de mogelijke sloop. De selectie is een momentopname op basis van de huidige kennis over fabrieksschoorstenen en de stand van zaken rond het huidige schoorstenenbestand. Dit betekent dat er in de loop van de tijd zich veranderingen kunnen voordoen, die leiden tot andere standpunten en aanpassingen van de selectie. Niet geselecteerde fabrieksschoorstenen kunnen aan betekenis winnen door nieuwe kennis of veranderingen in het schoorstenenbestand. Deze inventarisatie is dan ook geen statisch gegeven, maar een open lijst waaraan nieuwe inzichten kunnen worden toegevoegd of eerdere standpunten kunnen worden her overwogen. STIF wil tot slot de hoop en verwachting uitspreken dat deze dwarsblikselectie van Nederlandse fabrieksschoorstenen mag leiden tot behoud en waar nodig de bescherming van deze topstukken van industrieel erfgoed en hoog(s)tepunten uit onze cultuurhistorie.
A.J. Barnard en J.J. Havelaar, december 2005 Voorzitter en secretaris STIF
4
Onder de rook vandaan Tot voor kort was het voortbestaan van de fabrieksschoorsteen als cultuurhistorisch waardevol object in nevelen gehuld. Inmiddels is door alle publiciteit en aandacht een andere mentaliteit ontstaan en is de rook rond de fabrieksschoorsteen wat opgetrokken. Zo is het beeld ontstaan van een gewaardeerd en cultuurhistorisch belangrijk object vol van historische betekenissen en symbolische waarden. De fabrieksschoorsteen is als symbool van de industrialisatie en daarmee van het werkzame en nijvere aspect van onze cultuurhistorie een rol gaan spelen in de monumentenzorg. Dit is wat de oprichters van STIF in 1997 voor ogen stond. Op het fabrieksschoorstenen symposium in Tilburg dat toen werd georganiseerd door de Federatie Industrieel Erfgoed Nederland (FIEN) zag de kersverse stichting het licht. Door het overhandigen van de publieksfolder aan de voorzitter van FIEN trad de STIF naar buiten en begon de officiële start van haar werkzaamheden. De doelstellingen van STIF zijn kort samengevat: het behouden van een representatieve selectie van fabrieksschoorstenen in Nederland en het verzamelen van documentatie en het doen van onderzoek op dit terrein. Daarbij wil STIF bij een algemeen publiek bekendheid geven aan het fenomeen fabrieksschoorsteen om zo een breed draagvlak te creëren voor behoud. Hiertoe geeft STIF het nieuwsbulletin Rookpluimen uit en organiseert een tweejaarlijkse schoorsteenprijs: Het Klimijzer. Deze prijs wordt uitgereikt voor een spraakmakend en welgeslaagd initiatief op het gebi edv anr est aur at i een‘ her gebr ui k’v anf abr i ekss choor s t enen.Het Klimijzer is sinds de oprichting van STIF al drie maal uitgereikt. STIF is ook verder gegaan met het onderzoek naar de geschiedenis van de fabrieksschoorsteen dat al in gang is gezet vóór de oprichting van de stichting. De resultaten van dit onderzoek vormen de basis om tot een verantwoorde selectie te kunnen komen uit het nog aanwezige bestand van circa 650 fabrieksschoorstenen in Nederland. Voorafgaand hieraan is het noodzakelijk om een schets te geven van de bouw van de fabrieksschoorsteen tegen het licht van de historische ontwikkeling in deze sector.
De fabrieksschoorsteen in historisch perspectief Een schoorsteen is een kanaal of buis, die dient voor de afvoer van verbrandingsgassen. De door vuur verwarmde en van zuurstof beroofde lucht is qua soortelijk gewicht lichter dan de omringende lucht, de zogenaamde rookgassen stijgen daarom omhoog en door deze luchtcirculatie kan de verbranding door gaan. De oudste schoorstenen stonden bij bedrijven met een productieproces waar veel warmte of vuur noodzakelijk was. Voorbeelden daarvan zijn steenbakkerijen, maar ook ijzergieterijen en glasfabrieken. Deze bedrijven gebruikten al schoorstenen voor de komst van de stoommachine. Wanneer er bij bedrijven schoorstenen van een klein formaat gebouwd Prijswinnaar Boxtel werden, wat in de beginperiode van de schoorsteen zeer waarschijnlijk Het Klimijzer 2001. was, werden deze meestal in vierkante vorm opgetrokken. Dit type schoorstenen werd ook door de aannemer van de gebouwen meegebouwd. De doorsnee aannemer bouwde ook woonhuizen met schoorstenen voor verwarming en deze techniek verschilde niet veel. Het werd anders na de introductie van de stoommachines. De techniek van het plaatsen van een stoommachine vergde andere kwalificaties. De stoommachines hadden een bepaalde capaciteit, in latere jaren aangeduid met een aantal meters (m²) verwarmend vloeroppervlak. De hoogte en diameter van de schoorsteen moesten daaraan aangepast worden. De leverancier van de ketel, en de dienst van het stoomwezen hadden hiervoor richtlijnen. De term fabrieksschoorsteen kwam in zwang bij het benutten van een schoorsteen als afvoer-
5
kanaal van rookgassen, die niet voor kleinschalige verwarmingsdoeleinden of voor huishoudelijke gebruik dienden. In de jaren na 1900 moet deze term anders worden geïnterpreteerd. Toen werden er een of meerdere aparte schoorstenen bij instellingen met speciale ketelhuizen voor verwarmingsdoeleinden gebouwd, zoals bij ziekenhuizen of stations of musea. Ook schoorstenen behorende bij deze overige instellingen kunnen als fabrieksschoorstenen worden beschouwd.
Ontwikkeling in de bouw van fabrieksschoorstenen De periode vanaf het in gebruik nemen van het eerste stoomgemaal van Nederland nabij de Oostpoort van Rotterdam in 1775, tot de introductie van de radiaalsteen in de schoorsteenbouw, (buiten Nederland) rond 1844-1854, kan als de eerste ontwikkelingsperiode in de schoorsteenbouw worden aangeduid. In de jaren tussen 1775 en 1820 werden hoofdzakelijk vierkante schoorstenen gebouwd zodat van een echte voet eigenlijk geen sprake is. Na 1820 werden naast de geheel vierkante schoorstenen ook vierkante sokkels met ronde schachten gebouwd. De vroegste overgangsvormen waren voorzien van de hoge vierkante sokkels, soms reikend tot de helft van de totale hoogte van de pijp. Met het verstrijken van de tijd werd de afmeting van deze sokkels steeds lager. Vanaf 1850 werden sokkels met een hoogte van meer dan een kwart van de totale hoogte van de pijp een uitzondering.
Uit: M. Sirag jzn., Fabrieksschoorsteenen, Arnhem 1923.
De komst van de radiaalsteen De vroegste schoorstenen werden van gewone stenen gebouwd, een enkele keer ook van zgn. putstenen, die men ook voor waterputten gebruikte, iets gebogen van vorm. De radiaalsteen is een soort taartpuntvorm en was uitermate geschikt om ronde schoorstenen te bouwen. Deze steenvorm komt een enkele keer voor als handvormsteen, maar vooral als machinaal gevormde steen, die met de strengpers werd vervaardigd. De uitvinding van de strengpers, een machine om klei in de juiste vorm te persen, vormde een enorme innovatie in de steenfabricage. Na diverse verbeteringen door de Duitser Carl Friedrich Schilckeysen werd de strengpers in 1855 in Duitsland geïntroduceerd en ook in de schoorsteenbouw toegepast. In 1880 kwam de eerste strengpers in Nederland in bedrijf. De door een strengpers gevormde steen kon met gaten worden uitgevoerd waardoor deze gelijkmatiger gebakken kon worden, lichter in gewicht was en een betere hechting bij het metselen gaf. Met de komst van de radiaalsteen kwam er een geheel andere techniek van schoorstenen bouwen in zwang. Wanneer men de kunst van het metselen van ronde schoorstenen met radiaalstenen goed verstond was de bouw in Radiaalstenen feite veel gemakkelijker dan bij een vierkante pijp. De radiaalstenen waren veel groter van formaat en er kon veel sneller gebouwd worden. Men leerde deze schoorstenen van binnenuit op te metselen, zonder het gebruik van een buitenwerkse steiger. Omdat pas na 1880 de Nederlandse speciaalbedrijven ( Canoy-Herfkens en De Ridder ) op het
6
gebied van de schoorsteenbouw ontstonden, is de periode van 1850 tot 1880 als een overgangsperiode te beschouwen, waarin vooral Belgen en Duitsers de grote schoorstenen bouwden. Dit kwam mede doordat Nederlandse bouwers nog weinig ervaring hadden, en daardoor nog gepasseerd werden. De firma Canoy-Herfkens uit Venlo werd in 1880 opgericht als steenfabriek, met onder andere een eigen schoorsteenbouw-afdeling. De firma De Ridder werd opgericht rond 1900 door B.C.de Ridder Hij was eerst als een soort vertegenwoordiger van Belgische schoorsteenbouwers op de Nederlandse markt actief. Hij begon zelfstandig de productie van radiaalstenen in Merk De Ridder een fabriek op de grens van Leiden en Oegstgeest met een kantooradres in Den Haag. Gezien de grote opdrachten, die in 1898 en daar voor al werden uitgevoerd, op naam van De Ridder, moet het bedrijf al ruim voor die tijd in Nederland actief zijn geweest. Merk Canoy Herfkens
Vormgeving van schoorstenen De gangbare vorm voor de oudste fabrieksschoorstenen was vierkant. Nadat men meer ronde schachten ging bouwen bleven vierkante sokkels echter tot 1900 nog veelvuldig voorkomen. Na de jaren twintig van de 20ste eeuw werd een ronde sokkel regel en een vierkante uitzondering. In de vormgeving van sokkels valt, in tegenstelling tot de koppen, vrijwel geen standaardisatie waar te nemen. Met name door de komst van de radiaalsteen en daarmee de ronde schoorstenen werd er meer aandacht aan de vormgeving van de kop gegeven. Voor 1860 is een uitkragende top een uitzondering, na 1880 wordt dit een regel. Vanaf 1880 tot 1916 kan veelal van een standaardkop worden gesproken. In het begin van de 20ste eeuw ontstonden er door de grotere aantallen te bouwen schoorstenen standaardtypes voor kleinere pijpen tot ongeveer 20 meter hoogte. De koppen kregen een zeer karakteristiek uiterlijk met gebogen stenen zodat de uitkraging een vloeiende lijn krijgt. Tot de tweede wereldoorlog veranderde er weinig aan de vormgeving, alleen versieringen in de vorm van gekleurde stenen als ornament of letters konden een schoorsteen een fraaier uiterlijk geven. Na de tweede wereldoorlog ontstond er een korte opleving in de bouw door de vervanging van de in de oorlog verwoeste schoorstenen. Na 1970 werden er bijna geen nieuwe bakstenen schoorstenen meer gebouwd. Kop schoorsteen Rijen
7
Laatste bakstenen fabrieksschoorstenen De oorlog bracht op verschillende plaatsen schade toe aan de industrie en haar gebouwen. Ook schoorstenen hebben als hoge punten aan de horizon, waardoor ze uitstekend als oriëntatiepunten kunnen dienen, veel te lijden gehad. Vanaf 1945 ontstond een korte opleving in de bouw van bakstenen schoorstenen, die ter vervanging van verwoeste of beschadigde exemplaren in de plaats kwamen. Door de nadruk in de eerste naoorlogse jaren op het herstel van de economie kreeg de bedrijvigheid en de wederopbouw ervan voorrang. In eerste instantie trad een opleving op van de vooroorlogse traditionele industrietakken, zoals de textielnijverheid, de leer- en schoenenindustrie, de zuivelfabrieken en baksteenindustrie. Voor de fabrieken in deze branches werden veelal sobere fabrieksschoorstenen gebouwd zonder veel decoratieve of kleurige elementen. Een enkele schoorsteen kreeg nog wel een ingemetselde of geschilderde firmanaam, maar de strakke wederopbouwvormgeving die zich ook elders manifesteerde, deed hier ook zijn intrede. Ook bij andere categorieën, zoals energiecentrales of zorginstellingen, werden de schoorstenen gekenmerkt door een zelfde soberheid. De laatste echte bakstenen schoorstenen werden begin jaren 70 gebouwd. Door invloeden vanuit techniekontwikkelingen en bijvoorbeeld door de introductie van het aardgas werd het gebruik van fabrieksschoorstenen in zijn historische vorm - van steen en hoog - nagenoeg overbodig. In de jaren 50 vond de uitbouw plaats van de nieuwe industrieën, waarbij kan worden gedacht aan de petrochemische en chemische industrie, die een ware vlucht zouden gaan nemen in de decennia die volgden. Waren de eerste schoorstenen hier nog van baksteen al snel was het bouwen in beton en met metaal de enige bouwwijze. Ook bij nieuwe energiecentrales koos men veelal voor beton, zoals de bekende zeer hoge schoorstenen van de UNA in Utrecht, de centrale van Groningen en de IJsselcentrale in Zwolle. In Den Haag daarentegen werd bij de elektriciteitscentrale een reeks metalen pijpen op de bestaande bebouwing geplaatst te vervanging van de oude bakstenen schoorstenen. Schoorsteen TU Eindhoven, 1960. Door de toenemende milieurichtlijnen werden de eisen aan uitstoot van gassen steeds scherper en daarmee de schoorstenen steeds hoger. Dit gaf mede een reden om meer in beton te gaan bouwen, want boven de 100 meter wordt bouwen in baksteen niet meer haalbaar. De nieuwe schoorstenen van de jaren 60 en later verschenen echter nauwelijks meer in de stadscentra. De opkomst van het industriegebied aan de grenzen en uitvalswegen van de stad bracht ook hierin verandering. Mede door de ineenstorting van de belangrijke industriële bedrijfstakken in de jaren 60 en 70 in Nederland werd veel gesloopt. Dat daarbij de fabrieksschoorstenen niet werden gespaard, is een duidelijke zaak als nu, anno 2005, kan worden geconstateerd dat van de ooit gebouwde 10.000 fabrieksschoorstenen in Nederland er slechts een kleine 700 resteren.
8
De selectie De cijfers Dit rapport wil een landelijk overzicht schetsen van het nog bestaande fabrieksschoorstenenbestand met daarin de meest markante voorbeelden, die representatief zijn voor de collectie Nederland. Om tot deze collectie te komen is het noodzakelijk om te weten hoeveel en welke schoorstenen er in ons land hebben gestaan. Een complete inventarisatie is echter niet mogelijk, omdat naar schatting 10.000 fabrieksschoorstenen in de loop van de tijd werden gebouwd door een groot aantal bedrijven. Er waren twee landelijk opererende schoorsteenbouwbedrijven: Canoy Herfkens in Venlo en De Ridder & Co in Den Haag. Beide bedrijven beschikten over eigen steenfabrieken waar de radiaalstenen voor eigen gebruik bij schoorsteenbouw werden vervaardigd, maar ook stenen voor levering aan derden. Uit ar chi ef gegev ensv andez egr ot ef i r ma’ si seenl i j stsamengest el dv andebouwpr oduct i ev an schoorstenen. Het aantal dat hier uit te voorschijn kwam ligt zo rond de 5.500 fabrieksschoorstenen verspreid over heel het land. Daarnaast hebben middelgrote aannemers/ schoorsteenbouwers, zoals Teeuwen in Tegelen, Peters in Breda, Soentgerath in Rotterdam en Belvedère in Maastricht en kleinere schoorsteenbedrijven zoals Van Aarsen in Amsterdam, Ferbeek & Co in Arnhem, Hotze in Leiden, Joh. Kijzerwaard & Zn te Berkel en Rodenrijs, P.J. Geelen te Neer en Van der Stap te Poeldijk ook een aanzienlijke hoeveelheid schoorstenen gebouwd. Uit de STIF-inventarisatie blijkt dat met name veel kleinere schoorstenen, zoals die voor de lokale bakker of wasserij en vooral ook voor de tuindersbedrijven, door deze kleinere aannemers werden gebouwd. Een ruwe schatting van de pijpen die zij bouwden komt uit op rond de 3.500. Naast de kleinere aannemers waren er in de grensstreken ook noggr ot eger enommeer deBel gi scheenDui t sef i r ma’ sac t i ef .Ookdeouds t e hoge schoorstenen werden veelal door buitenlandse bedrijven gebouwd. Het totaal bestand van ooit in Nederland gebouwde fabrieksschoorstenen komt daarmee uit op een geschat totaal van 10.000 exemplaren. Een aanzienlijk aantal, dat vergelijkbaar is met het windmolenbestand van Nederland. Van deze molens resteert nog 10% en die worden nu gekoesterd door monumentenzorgers en lokale beheersorganisaties. Logisch gezien de cultuurhistorische waarde van de windmolen. Van de 10.000 ooit gebouwde fabrieksschoorstenen, die toch ook een bijzondere cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen als symbool van de industrialisatie van Nederland en de economische vooruitgang, zijn anno 2005 slechts circa 650 exemplaren overgebleven. Bovendien worden er nog regelmatig schoorstenen gesloopt. Dit aantal steekt nogal schril af tegen dat van de windmolens. Kennelijk is de waardering voor de fabrieksschoorsteen te laat opgekomen en ontbreekt ook het romantische gevoel voor deze categorie industriële monumenten. Ook een functie van de schoorsteen als nationaal symbool, zoals dit is te onderkennen bij de windmolen, is geen sprake bij de fabrieksschoorsteen. Logisch daar dit type bouwwerk zeker niet specifiek Nederlands kan worden genoemd, maar overal ter wereld in dezelfde periode werd gebouwd. Het is nu tijd om deze onwaardering in positieve zin om te buigen. STIF wil tegen dez eacht er gr ondbenadr ukkendatdev oor l i ggendesel ect i esl echt seen‘ bov enl aag’i sui t het bestand van fabrieksschoorstenen, maar dat de overige schoorstenen zeker ook hun waarde hebben al is dat vaak alleen op lokaal niveau. Dit betreft dan meestal de cultuurhistorische waarde en de zeldzaamheid voor de regio. Derhalve is een tweede lijst (bijlage 2) aan dit rapport toegevoegd, die een ruimere selectie vertegenwoordigd en waar ook een deel v andez e‘ t weedecat egor i e’ f abr i ekss choor s t eneni ni sopgenomen.Hopel i j kv or mtdez el i j st een stimulans voor de gemeenten of lokale cultuur historische organisaties om zich hiervoor sterk te maken en tot actie over te gaan. Het biedt tevens de mogelijkheid een kader te scheppenom hetbehoudv andev oordez er egi o’ sv anbel angz i j ndeschoor st enent er edden van een mogelijke sloop.
9
Selectie De selectie in deze dwarsblik van fabrieksschoorstenen in Nederland wordt gevormd uit de schoorstenen, die naar het oordeel van STIF, voor rijksbescherming in aanmerking behoren te komen. Het totale aantal van deze selectie bedraagt circa 130 exemplaren (bijlage 1). De methodiek die door STIF is gevolgd, is primair gebaseerd op archiefgegevens en veldonderzoek en een beperkt literatuur- en documentatieonderzoek. Dit laatste is vooral gebruikt om de cultuurhistorische context te kunnen schetsen. Doel van deze rapportage is om beleidsaanbevelingen te formuleren voor behoud en bescherming van een representatieve selectie v anf abr i eksschoor st enen;de‘ col l ect i eNeder l and’ .I nsommi gegev al l enz alhetf abr i eks complex waarvan de schoorsteen deel van uitmaakt al een beschermd monument zijn, maar de vraag is dan wel of in de redengevende omschrijving de schoorsteen wel voldoende is beschreven en als bijzonder object is aangeduid. Het verdient aanbeveling om de betreffende redengevende omschrijvingen hierop na te laten lopen en zonodig aanpassingen te maken.
Uitzonderingen In de uiteindelijke selectie zijn een aantal categorieën van schoorstenen niet opgenomen, die op dit moment niet direct in aanmerking komen voor een voordracht als rijksmonument. Toch is het raadzaam om hier stil te staan bij deze bijzondere categorieën, waarvan er enkele waarschijnlijk op langere termijn beschermingswaardig zullen zijn of worden. De basisselectie, die STIF heeft gemaakt, beperkt zich tot de in bak(radiaal)steen gebouwde fabrieksschoorsteen. De laatste schoorstenen in dit bouwmateriaal gebouwd, verrezen in de jaren zestig en zeventig. Al eerder deed een nieuw bouwmateriaal in deze sector van zich spreken: metalen pijpen verschenen aan de horizon. De eerste schoorstenen van dit type kwamen voor in de chemische sector en bij bijvoorbeeld elektriciteitscentrales. Een vroeg voorbeeld hiervan zijn de vier schoorstenen, die in 1957 op de elektriciteitscentrale in Den Haag werden geplaatst. Op dit moment resteren hiervan nog twee exemplaren, die overigens nog in gebruik zijn. Voor de historische ontwikkeling van de fabrieksschoorsteen zijn dit type schoorstenen van belang en zal op niet al te lange termijn zeker moeten worden bekeken of dergelijke schoorstenen voor behoud in aanmerking kunnen komen. Het risico bestaat dat anders onverhoopt een schakel in een ontwikkeling van de schoorsteenbouw verloren zal gaan. Een andere categorie, die enkele Elektriciteitsfabriek Den Haag decennia eerder opkwam, zijn de betonnen fabrieksschoorstenen, die vooral herkenbaar zijn door hun grote hoogte. Een hoogte van 100 tot 250 meter is zeer gebruikelijk. Een markant voorbeeld is de 175 meter hoge schoorsteen van DSM in Geleen. Een dergelijk hoogte is in baksteen eenvoudig weg niet te realiseren, daar dit materiaal de hoge druk van de schoorsteen niet kan dragen. De betonnen schoorstenen van dit formaat verschenen het eerste bij de raffinaderijen van de chemische industrie in Pernis en later in de Botlek en in Europoort en bij de energiecentrales. In deze laatste categorie zijn enkele voorbeelden: de kerncentrale van Doodewaard en de atoomreactor van de Technische Universiteit Pernis Delft van het architectenbureau Van den Broek en Bakema. Ook meer conventionele energiecentrales, zoals de centrale van Buggenum, zijn voorzien van betonnen pijpen. Het verdient aanbeveling om ook deze categorie op niet al te lange termijn 10
nader te onderzoeken en te inventariseren. Een wel zeer bijzondere groep vormen de fabriekscomplexen in Nederland waar nog meerdere schoorstenen op het terrein staan. In het verleden was dit beeld niet uitzonderlijk. Een grootstedelijke gasfabriek bijvoorbeeld kende over het algemeen diverse fabrieksschoorstenen en ook bij andere fabriekscomplexen was hier sprake van. Dit leverde ook bij uitstek het kenmerkende historische industriële beeld op met rijen rokende schoorstenen, dat in ieder geval een bekende schoolplaat te weeg bracht van bijvoorbeeld de textielstad Enschedé. Het beeld van de vooruitgang in die tijd werd juist met dit type afbeeldingen geïllustreerd. Tegenwoordig zijn er slechts een handvol locaties bekend waar het beeld van meerdere schoorstenen op een site zich nog voordoet. Dit is dus als uitzonderlijk en uniek te kwalificeren. Voor de selectie leverde dit echter wel problemen op daar hier meestal geen sprake is van een bijzondere type fabriekschoorsteen, maar het hier over het algemeen ‘ sl echt s ’om eendoor sneet y pepi j phandel t .Tochi ser v oorgekoz enom dez ecompl ex enwel op te nemen in de selectie. Het meest markante voorbeeld van deze categorie is de Puritfabriek te Klazienaveen. Dit fabriekscomplex wordt nog gesierd door zes forse bakstenen schoorstenen. Het geeft een beeld vergelijkbaar met historische situaties en zou daarom een aparte bescherming verdienen ondanks de matige kwaliteit van de gebouwen als ensemble. Een iets kleinschaliger beeld biedt de locatie van de voormalige steenfabriek te Hazerswoude-Rijndijk. Door de grotere belangstelling voor het fenomeen fabrieksschoorsteen doet zich de laatste jaren ook een nieuw verschijnsel voor. Bij historische en vaak monumentale complexen worden op basis van oude tekeningen reeds verdwenen schoorstenen herbouwd. Inmiddels is er al een groot aantal voorbeelden te noemen: de schoorsteen van de Tuut te Appeltern, restaurant de Kas (voormalige stadstuinderij) te Amsterdam, zuivelfabriek Freija te Veenwouden (i nz ’ ngeheel herbouwd in het Openluchtmuseum Arnhem), een stoomwasserij in het Buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen en een tuindersschoorsteen bij het Westlands Museum te Naaldwijk. Stuk voor stuk interessante locaties, die zeker een schoorsteen behoren te bezitten, maar die vanwege het nieuwbouwkarakter niet in de selectie van STIF zijn opgenomen. Het groeiende draagvlak onder een breed publiek voor behoud van fabrieksschoorstenen heeft er ook toe geleid dat soms 'afgeschreven' schoorstenen toch nog werden gered van de sloop. Twee markante voorbeelden zijn de schoorstenen van de Nooitgedagtfabriek te IJlst en een tuindersschoorsteen in De Lier, die beiden voor sloop in aanmerking kwamen maar door lokaal initiatief uiteindelijk behouden zijn.
11
12
Uitgangspunten waardestelling Diverse factoren In de beoordeling van de nog bestaande Nederlandse fabrieksschoorstenen zijn een aantal factoren van belang. Er zijn diverse primaire uitgangspunten: cultuurhistorie, het industriële complex, de architectonische vormgeving, de hoogte van de pijp, het bouwjaar en de mate van uniciteit. Als secundaire uitgangspunten kunnen worden benoemd: de stedenbouwkundige uitstraling, de branche-indeling, de landelijke spreiding en de gaafheid van de pijp. Het cultuurhistorische aspect heeft bij fabrieksschoorstenen misschien wel meer dan bij welk ander monument een doorslaggevende betekenis bij eventuele selectie voor behoud. Een schoorsteen is bijna altijd een onderdeel van een fabriekscomplex of geweest. De relatie met de fabriek is in de eerste plaats functioneel, maar vaak ook architectonisch. De pijp geeft het complex een extra accent of draagt de naam van de firma. In sommige bedrijfsbranches, vooral bij de textielindustrie, is de schoorsteen bij uitstek het object om zich mee te onderscheiden van de concurrentie. De rigoureuze sloop van schoorstenen in het tijdperk dat deze nog als symbool van de milieuvervuiling werden beschouwd, heeft tot gevolg gehad dat in sommi ger egi o’ seenl aat st e‘ v er dwaal de’f abr i eks schoor s t een het enige teken van het industriële tijdperk vormt. Een schoorsteen staat dan voor een bepaalde fase in de plaatselijke sociaal-economische geschiedenis en kan in dit opzicht van belang zijn voor de lokale bevolking. De schoorsteen refereert aan een vroegere situatie waarin een bepaalde fabriek van belang is geweest als werkverschaffer en daarmee onlosmakelijk verbonden was met het dagelijkse bestaan. Het industriële complex heeft naast de eerdergenoemde aspecten natuurlijk ook haar uitstraling als bouwwerk. In de eerste plaats zijn dit typologische aspecten, zoals sheddaken, watertorens, fabrieksmuren, etagebouw, poorten, directiewoningen, kantoorgebouwen, fabriekswoonwijken, etc. Daarnaast kan het bijzondere architectonische aspect een rol spelen, wat zeker niet het geval is bij iedere fabriek. Andere primaire uitgangspunten voor de selectie zijn een aantal basale gegevens, zoals de hoogte van de schoorsteen, vooral extreme afmetingen (boven de 45 meter), het bouwjaar (voor 1900) en de mate van uniciteit. Dergelijke gegevens kunnen een schoorsteen tot een behoudswaardig object maken. De secundaire uitgangspunten voor selectie zijn minder gebruikt voor de beslissing voor het al dan niet toewijzen aan de selectie. Het gaat hierbij om aanvullende criteria die de eerdere uitgangspunten extra steun geven. Zo kan een pijp in het stedenbouwkundige concept van een wijk, stad of op het platteland een dermate belangrijke uitstraling hebben, dat het een extra dimensie geeft aan de skyline van het betreffende gebied. Op de achtergrond heeft ook de branche-indeling een zekere rol gespeeld. Het zou redelijk zijn om in ieder geval een zekere afspiegeling van de branches in de selectie naar voren te laten komen. Dit geldt eveneens voor de landelijke spreiding van de fabrieksschoorstenen. Tenslotte heeft ook de mate van gaafheid van de pijp een rol gespeeld, waarbij vooral is gekeken in hoeverre de schoorsteen nog haar oorspronkelijke bouwkundige vorm of lengte heeft behouden.
Branches Bij het bepalen van de selectie is in eerste instantie uitgegaan van de branche-indeling, die door het Projectbureau Industrieel Erfgoed is aangehouden. Daar dit te veel sectoren opleverde waar geen schoorstenen in voorkwamen, zijn diverse samenvoegingen tot grotere clusters gemaakt en is uiteindelijk een indeling in 25 branches ontstaan. De PIE-indeling leverde een zevental sectoren op, die niet meer vertegenwoordigd zijn in het huidige schoorstenenbestand en een vijftal sectoren waar slechts 1 of 2 pijpen over zijn gebleven. Hieruit blijkt eens te meer dat ook voor bedrijfstakken geldt: er is een tijd van komen en van gaan. Het BEKA Textielfabriek
13
voor de selectie toegepaste brancheoverzicht is hieronder in cijfers weergegeven. De eerste rij getallen geven het aantal schoorstenen aan, die zijn vertegenwoordigd in het huidige totale bestand.Det weeder i j geef thetaant alweer ,datdef i r ma’ sDeRi dderenCanoy Herfkens samen hebben gebouwd. Hierbij kan worden opgemerkt dat dit circa 70% van de totale bouwproductie is. De laatste rij laat de verdeling in de selectie van de dwarsblik zien. Tussen haakjes zijn de indexcijfers vermeld. __________________________________________________________________________________________ Branche-indeling Slachthuizen/vlees- en visverwerkende industrie Zuivelindustrie Suikerindustrie Groente en fruit productenindustrie Tuinderijen Zetmeelindustrie Brood en meelindustrie Koffie-/ cacaobranderijen Alcoholsector Tabaksindustrie Textielindustrie Papier- + kartonindustrie Chemisch industrie Wasserijen Grofkeramische industrie Fijnkeramische industrie Cement, kalk industrie Glasindustrie Metaalindustrie Diamantbewerkingsindustrie Nutsproducten Houtindustrie
3 47 7 48 84 4 1 2 10 2 25 7 40 10 68 5 6 5 31 1 27 14
(-) (7) (1) (7) (13) (1) (-) (-) (2) (-) (4) (1) (6) (2) (11) (1) (1) (1) (5) (-) (4) (2)
60 600 50 15 400 10 180 50 60 5 120 55 260 250 180 6 45 30 150 2 200 150
(1) (11) (1) (-) (7) (-) (3) (1) (1) (-) (2) (1) (5) (5) (3) (-) (1) (-) (3) (-) (4) (3)
1 7 2 1 9 1 3 1 4 2 15 2 10 1 23 4 1 3 1 5 4
(1) (5) (1) (1) (7) (1) (2) (1) (3) (1) (11) (1) (8) (1) (17) (3) (-) (1) (2) (1) (4) (3)
Gemalen Badhuizen/zwembaden Instituten
17 7 17
(3) (1) (3)
80 5 100
(2) (-) (2)
10 4 4
(8) (3) (3)
Overige 142 (23) 2400 (44) 15 (11) __________________________________________________________________________________________ 630 (100) 5463 (100) 131 (100)
Werkwijze Het vooronderzoek naar fabrieksschoorstenen loopt al vanaf 1985. Al voor de oprichting van STIF in 1997 werd er onderzoek op het terrein van fabrieksschoorstenen gedaan. Dit langlopende onderzoek is geïntegreerd in het STIF onderzoek. Het eerste inzicht in de fabrieksschoorsteenbouw in Nederland leverden de archieven van de twee grote schoorsteenbouwers Canoy Herfkens in Tegelen en De Ridder & Co in Den Haag.Bei def i r ma’ sbouwdenni etal l eenschoor s t enen,maarpr oduceer denz el fookbakstenen en meer specifiek de radiaalsteen, die over het algemeen door de bedrijven werd gebruikt voor het bouwen van schoorstenen. Van Canoy Herfkens zijn alleen de lijsten bewaard gebleven van schoorstenen die ooit door het bedrijf werden gebouwd. Ook van De Ridder is een lijst bewaard gebleven, maar van deze firma is daarnaast ook een groot gedeelte van het bedrijfsarchief nog aanwezig. Dit biedt niet alleen informatie over het bouwvolume maar ook specifieke documentatie over een groot aantal gebouwde fabrieksschoorstenen, zoals berekeningen en tekeningen. De twee bedrijfsproductielijsten zijn door STIF samengevoegd, waarmee een eerste inventarisatie gestalte kreeg, die een globaal overzicht geeft van welke fabrieksschoorstenen in Nederland werden gebouwd. Daarnaast zijn er uiteraard nog door tientallen kleinere bedrijven schoorstenen gebouwd. Om hier een volledig landelijk beeld van te krijgen is bijna
14
een onmogelijke opgave, omdat in deze sector sprake is van een grote diversiteit aan bedrijven; van middelgroot schoorsteenbouwbedrijf tot de kleine aannemer in een tuinbouwgebied. Del i j stv andet weegr ot ebedr i j v enbi edti nf or mat i eov erdef i r ma’ swaar v oorwer dgebouwd. Dit bestaat uit de bedrijfsnaam, vaak het bedrijfstype, de plaats van vestiging en de hoogte van de pijp en bijzondere details over bijvoorbeeld de decoratieve elementen die in de schoorsteen werden aangebracht. Helaas geeft de lijst niet altijd duidelijkheid om welke schoorstenen het precies gaat omdat de straatnaam ontbreekt. De bedrijfsnaam kan dan helpen, maar is veelal een historische bedrijfsnaam geworden, die niet meer actueel is. Dit levert soms problemen op door bijvoorbeeld naamswijzigingen gedurende het bestaan van het bedrijf of door overnames. Ook kan er onduidelijkheid ontstaan doordat Emaillereclameplaat De Ridder op een bepaalde locatie een eerste, tweede of soms derde vervanging van de schoorstenen heeft plaats gevonden. Met andere woorden de 6.000 schoorstenen die Canoy Herfkens en De Ridder hebben gebouwd, hebben er nooit allemaal tegelijk gestaan. De lijst geeft derhalve vooral een bouwvolume aan door de tijd heen. Toch is deze inventarisatie van essentieel belang voor het verdere onderzoek geweest, want de lijst biedt namelijk aanknopingspunten en mogelijkheden voor nader veldonderzoek. Het belangrijkste gedeelte van het STIF-onderzoek is dan ook dit veldonderzoek. In de loop van jaren is door STIF-onderzoekers het land afgezocht naar nog bestaande fabrieksschoorstenen. Op locatie is steeds een door STIF ontwikkeld inventarisatieformulier ingevuld waarbij de basisgegevens werden genoteerd. De belangrijkste gegevens zijn: adres, type steen, hoogte van de schoorsteen, firmanaam, beschrijving decoraties, originaliteit en het stedenbouwkundige aspect werd bekeken. Aan de hand van een puntenwaardering werd vervolgens hiermee een eerste classificatie gegeven. Op basis van deze inventarisatie is een lijst opgesteld met circa 650 fabrieksschoorstenen waar vanuit de voorliggende selectie is gemaakt. Ter onderbouwing is nader literatuuronderzoek gedaan en documentatie verzameld vooral op lokaal niveau (nieuwsbladen e.d.). Daarnaast is ook dankbaar gebruik gemaakt van informatie, kennis en documentatie van l okal ecul t uur hi st or i s cheor gani sat i esenpar t i cul i er en,di ez i ch‘ t oev al l i g’meteenbepaal de
Voorbeelden lokale acties
fabrieksschoorsteen bezig hielden in het kader van een behoudsactie. Vooral de laatste jaren heeft de toenemende bekendheid van STIF, onder meer dankzij de tweejaarlijkse prijs ‘ HetKl i mi j z er ’ ,er t oegel ei ddatder gel i j keor gani sat i esenpersonen de weg naar STIF gemakkelijk wisten te vinden. De volgende stap in het selectieproces is geweest: het tegen het licht houden van gangbare selectiecriteria van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg inzake selectie bij zowel het Monumenten Selectie Project als het project rond de wederopbouw architectuur. Op basis van eigen specifieke kennis van de fabrieksschoorsteen zijn deze criteria nader toegespitst of verfijnd, zodat ze beter hanteerbaar werden voor de uiteindelijke selectie voor de STIFschoorstenen dwarsblik.
15
16
Waardestellende criteria voor fabrieksschoorstenen 1. Cultuurhistorische waarden De bouw van fabrieksschoorstenen hangt nauw samen met de introductie van de stoommachine aan het eind van de 18de eeuw in Nederland. Voor het opwekken van stoom was een ketel waarin werd gestookt en het water tot stoom werd verhit, noodzakelijk. De afvoer van de verbrandingsgassen, die bij dit proces vrij kwamen, vond plaats via een schoorsteen. Daarnaast zorgde de pijp voor voldoende trek. De hoogte van de fabrieksschoorsteen werd bepaald volgens vaste berekeningen waarbij onder meer het verwarmend vloeroppervlak van de ketel en de ligging ten opzichte van de bebouwing van de fabriek van belang waren. De fabrieksschoorsteen heeft als fenomeen een historische betekenis gekregen. Lange tijd werd deze gezien als symbool van welvaart en vooruitgang. Een rijke industriestad werd gekenmerkt door een woud van schoor-stenen. Daardoor hebben de overgebleven schoorstenen in het land vanuit cultuurhistorisch oogpunt een belangrijke betekenis. Zij vertegenwoordigen een bijzonder aspect van het gemeenschappelijke verleden van Nederland; de periode van de industrialisatie en industriële samenleving tot zo rond 1970. Voordi tt i j dper kv anz o’ n150j aargol d zonder meer: de schoorsteen moet roken! Tegen de achtergrond van het totaal aantal van 10.000 schoorstenen die ooit Schoolplaat Enschedé in Nederland zijn gebouwd, kan worden gesteld dat een representatieve selectie derhalve behouden zou moeten worden. De fabrieksschoorsteen heeft als bouwwerk over het algemeen minder karakteristieke aspecten dan een complete fabriek of woongebouw. Juist het cultuurhistorische aspect is voor een fabrieksschoorsteen daardoor van groot belang. De locatie waar de pijp staat speelt hierbij vanzelfsprekend ook een belangrijke rol. In een gebied dat gekenmerkt werd door vele fabrieken, soms van een zeer eigen bedrijfssector zoals de textiel, zal het beeld van de schoorsteen in het stadsbeeld blijvend dienen te zijn. Dit geldt ook wanneer in een bepaald gebied een specifieke industrie voor grote betekenis is geweest voor de locale sociaaleconomische historie en soms ook dit locale niveau oversteeg. De schoorstenen van historische bedrijven, die een zekere naamsbekendheid in Nederland hebben, krijgen hierdoor een extra dimensie. Belangrijke namen waaraan kan worden gedacht zijn bijvoorbeeld: de textielfabriek Jansen en Tilanus in Vriezenveen, de textielfabriek BEKA in Tilburg, de turfverwerkende fabriek van de Purit in KLazienaveen, de brouwerij De Drie Hoefijzers in Breda, de meelfabriek van Meneba in Rotterdam en Mosa in Maastricht. Ook in het landschappelijke gebied kan de schoorsteen een rol spelen als onderdeel van specifieke gebouwen, zoals bij gemalen. Na de introductie in Nederland van de centrale verwarming, zo rond het eind van de 19de eeuw, werden voor dit doel ketelhuizen met grote bakstenen schoorstenen gebouwd. Deze zijn typologisch gezien identiek aan de fabrieksschoorstenen uit die tijd. Deze categorie verrees met name bij grote instellingen en openbare gebouwen, die ook cultuurhistorisch van betekenis zijn. Voorbeeld van dit type instellingen zijn onder meer badhuizen en zwembaden, ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen en scholen. In andere sectoren –niet fabrieksmatige productie - van het bedrijfsleven en de cultuursector kwamen ook wel grote schoorstenen voor ten behoeve van verwarmingssystemen. Enkele markante voorbeelden zijn bijvoorbeeld de Beurs van Berlage in Amsterdam, het bankgebouw van de NHM (latere ABN) in Den Haag en het Haags Gemeentemuseum.
17
2. Architectuurhistorische waarden De doorsnee fabrieksschoorsteen kent vanuit architectonisch oogpunt een beperkt aantal esthetische criteria, die snel zijn benoemd met hoogte en omvang. Toch zijn bij nadere beschouwing ook andere criteria te noemen, welke de schoorsteen een bijzonder uiterlijk kunnen gegeven waardoor de betreffende pijp zich onderscheidt van anderen schoorstenen. Een fabrieksschoorsteen is opgebouwd uit drie onderdelen: de voet, de schacht (technisch gezien opgebouwd uit diverse trommels) en de kop. Daarmee is een zekere parallellie te geven met de vormgeving van de klassieke zuil, die ook een dergelijk indeling heeft met een basement, een schacht en het kapiteel. Deze driedeling bij de zuil vond plaats volgens een bepaalde verhouding. Bij de fabrieksschoorsteen is dit ook meestal het geval en werd dit in ieder geval door de grotere schoorsteenbouwers als uitgangspunt gehanteerd. Bij enkele fabrieksschoorstenen is de overeenkomst met de vorm van de zuil wel zeer nadrukkelijk aanwezig. Als voorbeelden kunnen hier worden genoemd de schoorstenen van de textielfabriek Van Puyenbroek te Goirle, Arenahotel te Amsterdam, de wolstoffenfabriek te Delden en textielfabriek BEKA in Tilburg. Opvallend genoeg is dat bij deze selectie veel textielfabrieken zitten. Dit is niet zo verwonderlijk, want ook in Nederland kreeg de fabrieksschoorsteen juist in deze bedrijfssector, net zoals in Engeland, een bijzondere vormgeving. De bedrijven gaven hiermee hun visitekaartje af en probeerden ook de concurrent hiermee af te troeven. Belangrijk voor het uiterlijk van de schoorsteen is het bouwmateriaal dat is gebruikt. Hiervoor waren enkele mogelijkheden. De meest voorkomende was na circa 1850 de radiaalsteen, een speciaal type hoge en brede baksteen in een taartpuntvorm met een rondverlopende buitenkant en binnenin voorzien van gaten. Een andere mogelijkheid bood de baksteen, die door zijn rechte vorm in de ronding mee gekapt moest worden en daardoor de bouw van een schoorsteen veel bewerkelijker maakte. Vooral in de fabrieksschoorstenen van steenfabrieken, die daarvoor hun eigen product konden gebruiken, vond de baksteen veel toepassing. Ook door bedrijven die minder gespecialiseerd waren in schoorsteenbouw werd de baksteen veel gebruikt. Het zal duidelijk zijn dat het uiterlijk sterk verschilt tussen deze twee bouwmethoden. Daarnaast zijn er ook nog schoorstenen gebouwd in een type betonsteen. Een zeer bijzondere fabrieksschoorsteen in deze categorie is die van de Van Nellefabriek in Rotterdam. In het Westland werden voor tuindersschoorstenen ook wel betonstenen gebruikt, die op locatie in een vorm werden vervaardigd. Een ander aspect van de schoorsteen is de bijzondere ornamentiek, die op diverse onderdelen kan worden toegepast. Bij de voet kan sprake zijn van een vierkante sokkel, die soms decoratieve randen of regels heeft of een ronde basis met een verspringing, die is benut om op die plek enkele sierranden met vorm- of rechte stenen te maken. Bij sommige schoorstenen werden ook natuurstenen elementen gebruikt op de hoeken van de sokkel. De schacht kan voorzien zijn van een afwijkende kleur stenen, die een firmanaam of een enkele keer een logo vormen. Een zeer bijzondere schacht heeft het onderste deel van de schoorsteen van de voormalige steenfabriek in Oostrom (Fr) waarin over de volle lengte verticale verdiepte gemetselde spaarvelden zijn aangebracht. De kop van de meeste schoorstenen is over het algemeen gedecoreerd. De reden hiervoor lag in het feit dat dit bouwelement verzwaard moest worden om zo een juiste mate van stevigheid te verkrijgen. De temperatuursverschillen tussen de rookgassen en de buitenlucht en de inwatering door neerslag zorgen er voor dat dit een kwetsbaar deel van de schoorsteen is. De kop wordt daarom uitgebouwd met gemetselde randen of bredere banden en vaak wordt er een stalen trekband ingemetseld. De bovenste laag wordt beschermd door natuursteen of een gietijzeren muts waar ook de bliksemafleider aan bevestigd is. Tevens heeft de vorm van de kop invloed op de neerslag van roet uit de schoorsteen onder invloed van wervelingen van de lucht. De kop is bij sommige schoorstenen tot een bijzonder architectonisch geheel uitgegroeid en heeft dan veel weg van een klassiek kapiteel, waarbij de ‘ or de’danwelz eerf ant asi er i j ki sopgev at .Fr aaie voorbeelden zijn de hierboven genoemde
18
schoorstenen, maar ook de kop van de pijp van de textielfabriek AaBe te Tilburg is een goed voorbeeld. Een aparte categorie schoorstenen vormen de pijpen die een integraal onderdeel vormen van een groter architectonisch geheel. Het zijn vaak openbare gebouwen, die in een bepaalde bouwstijl zijn opgetrokken waarbij een puur utilitair onderdeel als de schoorsteen een extra accent heeft gekregen of juist het gehele complex een extra accent geeft. Enkele voorbeelden hiervan zijn de schoorstenen van het Haags Gemeentemuseum, de Amsterdamse Beurs, beide van de architect H.P. Berlage en de schoorsteen van het voormalige badhuis in Hilversum van W.M. Dudok. Een inmiddels zeer zeldzaam fenomeen is de Zeefdruk Gemeentemuseum, F&J de Leef fabrieksschoorsteen met waterreservoir. Het waterreservoir werd vaak halverwege de schoorsteenpijp aangebracht en deed dienst als reservoir voor de sprinklerinstallatie. Alleen de schoorsteen van de gasfabriek op Feijenoord te Rotterdam is nog voorzien van een dergelijk waterreservoir. In enkele schoorstenen zijn nog wel sporen van de ophanging van deze reservoirs te herkennen. Door zijn hoogte is de fabrieksschoorsteen ook als stedenbouwkundig element niet weg te denken in menig stadsbeeld of in het landschappelijke gebied. De skyline krijgt door een of meerdere schoorstenen een bijzondere uitstraling. Ook vervult de pijp als landmark van een bepaald fabriekscomplex vaak een speciale rol.
3. Ensemblewaarden Een belangrijk aspect bij de beoordeling van een fabrieksschoorsteen is de relatie met zijn directe omgeving. Is de fabriek waarbij deze hoorde aanwezig of is er nog een belangrijk gedeelte bewaard gebleven? Met andere woorden is de historische context van de pijp ter plaatse nog intact of is er slechts sprake van een solitair bouwelement. Daarbij speelt uiteraard ook mee of het complex een monumentale waarde heeft. Voor diverse fabrieken zal deze afweging niet zo moeilijk zijn. Zo is iedereen het er wel over eens dat de Van Nellefabriek met schoorsteen een bijzonder complex is. Al veel minder zal dit gelden voor de vele gemalen en steenfabrieken in het land waarbij de schoorsteen een bijzonder element is. Daarnaast zijn er nog diverse minder voor de handliggende voorbeelden van cultuurhistorische waardevolle industriële complexen te noemen waarbij de ensemblewaarde een belangrijke rol speelt bij de beoordeling van de schoorsteen. Enkele voorbeelden van deze categorie zijn onder meer: het complex van de Erdalfabriek te Amersfoort, de Enkafabriek in Ede, de Philipsfabriek in Eindhoven, textielfabriek Jannink in Enschede, aardappelmeelfabriek de Baanbreker te Lutten en de elektriciteitscentrale ECI in Roermond. In sommige van deze voorbeelden speelt de nog aanwezige schoorsteen niet een al te opvallende rol, maar kan deze vanwege de situering binnen het fabrieksensemble toch als karakteristiek worden bestempeld. Een bijzondere categorie binnen dit geheel vormen de zogenaamde tweeling schoorstenen. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar het totaalbeeld van het complex, maar ontstaat een meerwaarde vanwege de aanwezigheid van een tweede, Kassen in Leidschendam volstrekt identieke schoorsteen. Tweelingschoorstenen zijn
19
betrekkelijk zeldzaam en komen vooral voor bij een aantal bijzondere sectoren: de tuinbouw, zoals in Leidschendam, bij ziekenhuisbouw met als bijvoorbeeld het Medisch Centrum Alkmaar en bij individuele gevallen zoals bij het Gemeentelijk Badhuis en het Gemeentemuseum beide in Den Haag. Naast deze voorbeelden kunnen ook nog de ‘ meer l i ngen’ genoemd worden, de complexen waar nog sprake is van een aantal identieke schoorstenen tussen de fabrieksbebouwing. Hier verleent het ensemble van schoorstenen het totaal beeld van het industriële landschap een meerwaarde. Te denken valt aan het industrielandschap van de Puritfabriek te Klazienaveen, de Mosa te Maastricht, de olieraffinaderijen in Pernis en Europoort en diverse elektriciteitscentrales.
4. Gaafheid Dit criterium is op verschillende niveaus te waarderen. De belangrijkste daarbij is uiteraard de gaafheid van de schoorsteen als object. Een tweede factor kan ook de gaafheid van het ensemble in zijn totaliteit zijn, waarbij de pijp vanzelfsprekend het zwaarst wegend is in de waardebepaling. Voor de schoorsteen is het van belang dat de originele vorm met specifieke details en de opbouw met oorspronkelijk materiaal nog intact is en dat de pijp niet is ingekort. Met andere woorden, dat de fabrieksschoorsteen niet aangetast is door mensenhand of door de‘ t anddest i j ds’ .Di tkanhetgev alz i j ndoorgoedr egel mat i gonder houdof als de schoorsteen is gerestaureerd. Hierdoor kan een verantwoorde toestand zijn gecreëerd. Een gaafheid, zoals die in kunsthistorische zin wel wordt nagestreefd waarbij het oorspronkelijke materiaal, de kleur, de hand van de ontwerper e.d. essentieel zijn, is in de sector van de fabrieksschoorstenen minder belangrijk. Wel is uitgangspunt dat de herkenbaarheid als originele bakstenen fabrieksschoorsteen gewaarborgd moet zijn. Evenals in fabriekscomplexen is er ook bij schoorstenen geen sprake van een statisch object. Technische ontwikkelingen of bedrijfswijzigingen kunnen in het verleden hebben geleid tot veranderingen. Zo kan de oorspronkelijke vorm of detaillering soms zijn aangepast, maar dan kan de schoorsteen ook in waarde toenemen door de meerwaarde van de cultuurhistorische ontwikkeling die heeft plaats gevonden.
5. Zeldzaamheid De fabrieksschoorsteen in Nederland begint zo langzamerhand een zeldzaam fenomeen te worden. Tegen de achtergrond van de 10.000 exemplaren die ooit in Nederland zijn gebouwd, en de vele schoorstenen die inmiddels zijn gesloopt, is eigenlijk elke nog bestaande schoorsteen bijzonder te noemen. De eerder beschreven vergelijking met de molens geeft dat al aan, maar ook andere gebouwen zouden met gemak hier als voorbeeld kunnen dienen. Neem het kerkgebouw in Nederland. Immers welk dorp of welke stad heeft al zijn kerken aan de slopershamers opgeofferd? Een viertal factoren kunnen bij de beoordeling van de zeldzaamheid van de fabrieksschoorsteen worden gehanteerd. In de eerste plaats is dat de vorm van de pijp, die meestal rond is, maar ook andere variaties zijn mogelijk. Zo waren de vroegste schoorstenen voornamelijk vierkant, waarschijnlijk voortgekomen uit puur pragmatische redenen: de rechte baksteen. Na de introductie van de radiaalsteen is de ronde schoorsteen eigenlijk de overheersende norm in de schoorsteenbouw geworden. Toch werden ook in die periode nog wel incidenteel vierkante schoorstenen gebouwd of variaties hierop: veelhoekige pijpen. Daarnaast werden ook schoorstenen gebouwd met een vierkante voet waarop een ronde of veelhoekige pijp werd geplaatst. Tevens zijn er in details natuurlijk nog veel vormaspecten te waarderen, zoals de uitvoering van de kop en sokkel en decoraties in de schacht. Een tweede factor is de hoogte van de fabrieksschoorsteen, die veelal gerelateerd was aan de grootte van de ketel en indirect dus met de omvang van de productie. In de totale bouwproductie van fabrieksschoorstenen varieert de hoogte tussen de 10 tot 80 meter. De
20
minste hoogte komt vooral voor bij tuindersbedrijven en bijvoorbeeld ook bij kleine bakkerijen in dorp of stad. De meeste schoorstenen werden gebouwd met een hoogte tussen de 20 en 25 meter. Hogere schoorstenen werden aanmerkelijk minder gebouwd. Nog bestaande fabrieksschoorstenen met een hoogte van circa 40 meter en hoger zijn zeldzaam geworden. Dit type hoge schoorstenen komt vooral voor in sectoren als de baksteenfabricage, de elektriciteitscentrales, de textielindustrie en de zuivelindustrie. Een enigszins ondergeschikte derde factor is het type steen waarvan de schoorsteen is opgebouwd. Het overgrote deel van de pijpen is in rode radiaalsteen opgetrokken, een beperkter deel in rode baksteen en een nog geringer aantal in gele baksteen. De grote uitzonderingen vormen de fabrieksschoorstenen die in gele radiaalsteen zijn uitgevoerd. In Nederland zijn anno 2005 nog slechts drie voorbeelden van dit type te vinden: de voormalige textielfabriek van Jansen en Tilanus in Vriezenveen, het Waterleidingbedrijf te Tilburg en de voormalige meubelfabriek Sprey in Katwijk (NB). Een echt unicum vormt één van de schoorstenen van de MOSA-fabriek in Maastricht die in zwarte radiaalsteen is opgetrokken. Als vierde en laatste en ook min of meer ondergeschikte factor voor de zeldzaamheidstatus is de representativiteit voor een bepaalde bedrijfssector. In een enkel geval zal de uniciteit hier een rol spelen.
21
22