Notitie Betreft: Datum: Ref.:
Peutz bv Paletsingel 2, Postbus 696 2700 AR Zoetermeer Tel. (079) 347 03 47
[email protected]
Reactie op verzoek tot aanvulling QRA Schenk Papendrecht bv 24 november 2011 KvdN/KvdN/ /F 19422-3-NO
Lindenlaan 41, Molenhoek Postbus 66, 6585 ZH Mook Tel. (024) 357 07 07
[email protected] L. Springerlaan 37 Postbus 7, 9700 AA Groningen Tel. (050) 520 44 88
[email protected]
1. Inleiding In de voorliggende notitie wordt in opdracht van Schenk Papendrecht bv een reactie gegeven op het d.d. 3 november 2011 door de gemeente Papendrecht verstuurde verzoek tot het aanvullen van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de inrichting van Schenk Papendrecht bv aan de Burgemeester Keijzerweg 6 te Papendrecht. In deze notitie wordt specifiek ingegaan op de opmerkingen die zijn geplaatst bij de Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) zoals opgenomen in de Peutz rapportage met kenmerk F 19422-4-RA d.d. 10 mei 2011. Naar aanleiding van het verzoek tot aanvullen heeft d.d. 8 november 2011 telefonisch overleg plaatsgevonden met de heer Jongerius van de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Waar dit telefoongesprek heeft geleid tot het plaatsen van kanttekeningen bij het schrijven van de gemeente wordt dat in deze notitie aangegeven. Hierna wordt puntsgewijs ingegaan op het verzoek tot aanvullen van de aanvraag. Waar nodig wordt aanvullende informatie (als bijlage bij deze notitie) verstrekt. Tevens wordt als bijlage bij dit schrijven een nieuwe versie van de QRA aangeleverd. 2. Reactie op verzoek tot aanvullen Paragraaf 3.2 – Omschrijving huidige bedrijfsactiviteiten Opmerking omgevingsdienst: Er ontbreekt deels een opgave van de typering van de te vergunnen passanten ADR wagens (afbakening ADR-klasse lading passanten). Zo wordt er bijvoorbeeld geen uitsluitsel gegeven of er bij passanten geen sprake van giftige lading zal zijn. Er wordt gesproken over de WMS (Wet milieugevaarlijke stoffen). Deze wet bestaat niet meer. Reactie Peutz: Binnen de inrichting zal geen sprake zijn van aanwezigheid van tankwagens met voor externe veiligheid relevante giftige stoffen. Dit geldt ook voor de passanten. In de bijgevoegde nieuwe versie van de QRA onder paragraaf 3.2 is dit nu expliciet opgenomen. Hetzelfde geldt voor de klassering van de aanwezige stoffen. De Wms klassering is uit de rapportage verwijderd.
Montageweg 5 6045 JA Roermond Tel. (0475) 324 333
[email protected] www.peutz.nl
Opmerking omgevingsdienst: Tankwagens (insluitsystemen) specificeren (waar voldoen ze aan, inhoud, aantal compartimenten, grootste aansluiting compartiment, situering grootste aansluiting enz.). Reactie Peutz: De voor de risicoberekening relevante uitgangspunten met betrekking tot de insluitsystemen zijn gebaseerd op eerder zowel in opdracht van Schenk Papendrecht B.V. als in opdracht van de gemeente uitgevoerde risicoberekeningen. Deze uitgangspunten zijn beoordeeld en accuraat bevonden door de heer A. Schenk van Schenk Papendrecht B.V. Aan de rapportage, onder (een nieuwe) paragraaf 4.4 is een tabel toegevoegd waarin deze gegevens zijn opgenomen. Paragraaf 3.3.3 – Uitbreiding stalling ADR/WMS geklasseerde stoffen Opmerking omgevingsdienst: Er wordt hier gesproken over de stalling van 59 ADR geklasseerde tankwagens (alle klassen). Dit is een uitbreiding ten opzichte van hetgeen onder 3.2 staat vermeld m.b.t. de te stallen ADR-klasse tankwagens. Er dient een overzicht van aantallen te stallen tankwagens per ADR-klasse (en de stallingslocaties hiervan) na uitbreiding verstrekt te worden met opgave van de voorbeeldstoffen die hiervoor in de risicoanalyse worden betrokken en een parkeerplan met opgave van aangevraagde ADR-klasse per parkeerplek. Er wordt verwezen naar de Peutz notitie F 19422-2-NO d.d. 26 oktober 2010. Over deze notitie kon niet worden beschikt (niet bijgevoegd) en kon dus niet meegenomen worden in de beoordeling of een uitbreiding van het aantal te stallen LPGtankwagens als gevolg van hittewerende coating legitiem is. Reactie Peutz: 1. Als bijlage bij deze notitie is een parkeerplan gevoegd waarin de ADR klasse per parkeerplek is opgenomen (bijlage II). 2. In paragraaf 5.1 van de nieuwe QRA is toegevoegd dat voor LPG en benzine respectievelijk als voorbeeldstof propaan en x-hexaan zijn gehanteerd. 3. In bijlage III is de betreffende notitie (Peutz kenmerk F 19422-2-NO d.d. 26 oktober 2010) opgenomen. Paragraaf 4.3 – Specifieke faalscenario's Opmerking omgevingsdienst: In Tabel 1 worden de uiteindelijk in de modellering SAFETY NL toegepaste faalfrequenties (gecorrigeerd op tijd en aanwezige aantallen wagens) niet weergegeven. De handleiding Risicoberekeningen bepaald dat ieder afzonderlijk insluitsysteem (worst case; alle te vergunnen aanwezige tankwagens) in de faalfrequentie meegenomen moeten worden. Deze dienen als zodanig eveneens in de tabel opgenomen te worden. De in tabel 1 onder "tankwagen Schenk benzine door de week" opgegeven faalfrequenties per jaar gecorrigeerd over de tijd zijn in 2 gevallen niet juist bepaald De in de modellering SAFETY NL voor benzinetankwagens toegepaste faalfrequenties zijn
F 19422-3-NO Concept
2
niet gecorrigeerd voor het aantal gestalde tankwagens. Dit dient alsnog te gebeuren. In de modellering is de fakkelinstallatie alleen als ontstekingsbron opgenomen en niet als risicobron met eigen faalscenario hetgeen wel gesuggereerd wordt in het aanvullingdocument (pag 7). Reactie Peutz: 1. Telefonisch zijn met de heer M. Jongerius van de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid de in tabel 1 opgenomen faalfrequenties doorgenomen. Tijdens dit gesprek is naar voren gekomen dat deze wel juist tot stand zijn gekomen en dat de faalfrequenties wel zijn gecorrigeerd voor tijd en aantallen aanwezige tankwagens). 2. De voornoemde faalfrequenties (verdeeld over de verschillende clusters van parkeerplaatsen) zijn in de risicoberekening opgenomen (waarvan het model d.d. 6 oktober 2011 per e-mail verstuurd is aan de omgevingsdienst). In deze risicoberekening is de totale faalfrequentie per ADR klasse voor alle maximaal mogelijk aanwezige insluitsystemen bepaald. Vervolgens is deze naar verhouding verdeeld over de (clusters) van parkeerplaatsen. Voor de volledigheid is dit overzicht als bijlage bij de QRA gevoegd (zie ook bijlage I). 3. De fakkelinstallatie zal niet worden uitgevoerd met een buffertank. Het middels stikstof verdreven LPG zal meteen worden afgefakkeld. Er is om deze reden geen sprake van een relevant insluitsysteem. De aanvraag wordt op dit punt aangepast. Paragraaf 6.1 – Plaatsgebonden risico Opmerking omgevingsdienst: Gelet op de opmerkingen onder 4.3 is het gepresenteerde plaatsgebonden risico voor de toekomstige te vergunnen situatie niet volledig juist in het rapport weergegeven. Het rapport dient hier op aangepast te worden. Er wordt hier verwezen naar de Peutz rapportage met kenmerk F 19422-3- RA d.d. 23 december 2010. Dit betreft vermoedelijk een verouderde rapportage daar er een rapportage van 7 februari 2011 beschikbaar zou moeten zijn. Deze werd niet aangetroffen bij de aanvraag. Het PR beschouwend moet geconcludeerd worden dat de gebouwen van het bedrijf van Wilchem BV, Burg Keijzerweg 12 (beperkt kwetsbaar object) deels binnen de PR 10-6 contour zijn gelegen en dus onderdeel van deze rapportage dienen te zijn. Het scenario catastrofaal falen van een LPGtankwagen is met name voor dit bedrijf het meest relevant. Aangegeven dient te worden wat de toename van het aantal te stallen LPG-tankwagens hierbij heeft betekent voor de PR 10-6 contour bij van Wilchem BV en gemotiveerd moet worden waarom dit acceptabel zou zijn. Reactie Peutz: 1. Zoals hiervoor reeds aangegeven is geen sprake van een onjuiste weergave van het plaatsgebonden risico (zie reactie op opmerkingen op paragraaf 4.3). 2. De verwijzing dient inderdaad naar de rapportage van 7 februari 2011 te zijn. Dit is aangepast. Deze rapportage is – zo is af te leiden uit de opmerkingen – reeds in bezit van de omgevingsdienst.
F 19422-3-NO Concept
3
3. Ter hoogte van het bedrijfs Wilchem BV is inderdaad sprake van een (zeer beperkte) overschrijding van het plaatsgebonden risico van 10 -6 per jaar. Aan paragraaf 6.1 van de QRA is een onderbouwing toegevoegd waarom deze overschrijding van de richtwaarde als acceptabel kan worden beschouwd. Paragraaf 6.2 – Groepsrisico Opmerking omgevingsdienst: Gelet op de opmerkingen onder 4.3 is het gepresenteerde groepsrisico voor de toekomstige te vergunnen situatie wellicht niet geheel juist in het rapport weergegeven. Het rapport dient hier op aangepast te worden In het rapport dient de hoogte van het groepsrisico en het daarmee samenvallende aantal slachtoffers expliciet te worden vermeld. Het scenario catastrofaal falen van een LPG-tankwagen draagt in belangrijke mate bij aan de hoogte van dit groepsrisico. Gelet op de verwachte hoogte van het groepsrisico zal bij vergunningverlening verantwoord moeten worden waarom resp onder welke voorwaarden dit acceptabel wordt geacht door het bevoegd gezag. Reactie Peutz: Zoals in deze notitie reeds eerder is aangegeven is het groepsrisico wel geheel juist weergegeven. Aanpassing van het rapport op dit punt is derhalve niet aan de orde. De hoogte van het groepsrisico is af te leiden uit de Fn-curve en bedraagt 1,05 * OW met een maximum aantal dodelijke slachtoffers van circa 100. Aangezien geen sprake is van een (significante) toename van het groepsrisico (zoals weergegeven in figuur 4 in de QRA) is een uitgebreide(re) verantwoording niet noodzakelijk. Een afweging m.b.t. Het groepsrisico heeft al meerdere malen plaatsgevonden. Aangezien het groepsrisico niet significant wijzigt kan hier mee worden volstaan. Hoofdstuk 7 conclusie Opmerking milieudienst: Vermelding van Wilchem BV binnen de PR 10-6 ontbreekt. Reactie Peutz: Er is sprake van een marginale overschrijding van de richtwaarde van 10 -6 per jaar ter hoogte van het beperkt kwetsbare object Wilchem BV, zo blijkt ook uit figuur A die is opgenomen in de QRA. Een beoordelingspositie ter hoogte van de erfgrens tussen de inrichting van Schenk Papendrecht BV en Wilchem BV laat zien dat sprake is van een plaatsgebonden risico van 1,09x10-6 per jaar. Er is aldus sprake van een marginale overschrijding (feitelijk gezien is afgerond geen sprake van een overschrijding). Het risico wordt veroorzaakt door de stalling van LPG tankwagens en in het bijzonder door het scenario catastrofaal falen van een LPG tankwagen. Om de volgende redenen
F 19422-3-NO Concept
4
wordt een overschrijding van de richtwaarde ter hoogte van Wilchem BV als acceptabel beschouwd: – Wanneer ingezoomd wordt op het plaatsgebonden risico dan blijkt dat dit vooral wordt bepaald door de aanwezigheid van LPG tankwagens die in het weekend worden gestald (circa 60% van het PR). – In het weekend is bij Wilchem BV geen of in zeer beperkte mate sprake van de aanwezigheid van werknemers. In het weekend is sprake van maximaal 4 LPG tankwagens. Wanneer geborgd wordt dat deze ter hoogte van de noordelijke LPG parkeerplaatsen worden gestald is reeds sprake van een significante afname van het plaatsgebonden risico. Immers, in de risicoberekening is nu een positie gekozen die op het midden van de parkeerplaatsen (noord-zuid) is gelegen waardoor sprake is van een overschatting van het werkelijke risico ter hoogte van Wilchem BV. – Er is slechts sprake van een toename van het stallen van één extra LPG tankwagen in het weekend ten opzichte van de vergunde situatie. – Het gebouw van Wilchem BV dat op circa 5 meter van de erfgrens met Schenk Papendrecht BV is gelegen is onder te verdelen in een opslaglocatie (begane grond) en op de 1e verdieping gelegen kantoren. Deze kantoren ligging op circa 7 meter van de noordgevel. Dit betekent dat op circa 12 meter van de erfgrens sprake is van de aanwezigheid van personen. – Ter hoogte van die locaties in het gebouw waar mensen (gedurende langere tijd) aanwezig zijn (op 12 meter van de erfgrens) volgt uit de berekening een plaatsgebonden risico van net geen 1x10-6 per jaar. Opmerking milieudienst: Bijlage 1, populatie- en bebouwingsgegevens is onvolledig De opgenomen bijlage en de gehanteerde bebouwingsgegevens zijn gebaseerd op risicoberekeningen die zijn uitgevoerd in opdracht van de gemeente Papendrecht. Deze gegevens zijn, in de vorm van het in de bijlage bij de QRA opgenomen overzicht, door de milieudienst aangeleverd. Wij beschikken niet over de ontbrekende gegevens. Graag zien wij deze tegemoet zodat deze kunnen toevoegen aan de rapportage. Zoetermeer, Deze notitie bestaat uit: 5 pagina's en 3 bijlagen.
F 19422-3-NO Concept
5
BIJLAGE I
Invoer scenario's QRA
F 19422-3-NO-BY1
I.1
BIJLAGE II
Parkeerplan
F 19422-3-NO-BY2
II.1
BIJLAGE III
Notitie F 19422-2-NO d.d.29 oktober 2010 inzake LPG stalling
F 19422-3-NO-BY3
III.1
Notitie Betreft: Datum: Ref.:
Peutz bv Paletsingel 2, Postbus 696 2700 AR Zoetermeer Tel. (079) 347 03 47
[email protected]
Beoordeling afstandseisen stalling LPG-vervoerseenheden in relatie tot gebruik hittewerende bekleding 29 oktober 2010 KvdN/KvdN/CJ/F 19422-2-NO
1. Inleiding en samenvatting In opdracht van Schenk Papendrecht B.V. (hierna: Schenk) wordt onderzocht of het toepassen van hittewerende bekleding op de vervoerseenheden met stoffen van de ADR klasse 2F (waaronder hoofdzakelijk LPG) een aanpassing van de huidige wijze van stallen/parkeren van deze vervoerseenheden rechtvaardigt. De vigerende omgevingsvergunning van Schenk stelt eisen aan het stallen/parkeren van LPG-vervoerseenheden (noot: onder LPG-vervoerseenheden worden in deze notitie vervoerseenheden met stoffen van ADR klasse 2F stoffen verstaan). De LPGvervoerseenheden dienen enigszins geïsoleerd opgesteld te worden. Er dient onder andere een onderlinge afstand van 10 meter aangehouden te worden. Een dergelijke wijze van stallen kent een groot en daarmee ongewenst ruimtebeslag. Doel van deze wijze van stallen is het reduceren van de kans op het optreden van eventuele ongewenste domino-effecten. Al enige tijd zijn bijna alle LPG-vervoerseenheden die bij Schenk parkeren voorzien van een hittewerende bekleding. Schenk heeft aangegeven dat op korte termijn alle LPG-vervoerseenheden zijn voorzien van een dergelijke bekleding. Deze bekleding heeft tot doel om domino-effecten te reduceren en kunnen daarmee als veiliger dan onbeklede vervoerseenheden worden beschouwd. Beoordeeld wordt of de toepassing van een hittewerende bekleding een eventuele reductie van de voornoemde afstandseisen rechtvaardigt. Op basis van het voorliggende onderzoek wordt geconcludeerd dat met het aanhouden van 3 meter als onderlinge afstand tussen de LPG-vervoerseenheden, daar waar conform de vigerende omgevingsvergunning 10 meter is vereist, uitgaande van de toepassing van een hittewerende bekleding, tot een veilige wijze van stallen/parkeren kan worden gekomen. Zonder verder onderzoek kan worden geconcludeerd dat de afstand tussen de LPG-vervoerseenheden en aanwezige personenwagens en de erfgrens aan de oostzijde vanwege de toepassing van de hittewerende bekleding eveneens kan worden gereduceerd tot 3 meter. Het stallen/parkeren van de LPG-vervoerseenheden met een onderlinge afstand van 3 meter creëert ruimte op het terrein. Deze ruimte kan worden ingevuld met de stalling van niet ADR geklasseerd vervoerseenheden. Eventueel kan er voor worden gekozen om één of twee extra stallings-/parkeerplaatsen te realiseren voor LPGvervoerseenheden.
Lindenlaan 41, Molenhoek Postbus 66, 6585 ZH Mook Tel. (024) 357 07 07
[email protected] L. Springerlaan 37, Postbus 7, 9700 AA Groningen Tel. (050) 520 44 88
[email protected] Montageweg 5 6045 JA Roermond Tel. (0475) 324 333
[email protected] www.peutz.nl
De voorliggende notitie dient besproken te worden met de brandweer (als adviseur van het bevoegde gezag). Indien de brandweer akkoord gaat met deze wijzigingen dan dient de omgevingsvergunning (met de onderliggende QRA en het parkeerplan) aan deze nieuwe onderlinge afstand/situatie aangepast te worden. 2. Vigerende omgevingsvergunning Zoals is omschreven in hoofdstuk 1 worden er eisen gesteld aan de wijze van het stallen/parkeren van LPG-vervoerseenheden. Voor de volledigheid worden hieronder de relevante voorschriften uit de omgevingsvergunning van Schenk (verkort) weergegeven: – vervoerseenheden met ADR klasse 2, letter F stoffen (LPG en H2) moeten apart van vervoerseenheden met andere ADR geklasseerde stoffen worden gestald/geparkeerd. – De veiligheidsafstand tussen vervoerseenheden met ADR klasse 2, letter F stoffen dient onderling 10 meter te bedragen. – Binnen de inrichting mogen maximaal 4 vervoerseenheden met ADR klasse 2, letter F stoffen worden gestald/geparkeerd. – De afstand tussen de eerste vervoerseenheid met ADR klasse 2, letter F stoffen en de erfafscheiding aan de oostzijde) dient minimaal 10 meter te bedragen. – De 4 vervoerseenheden met ADR klasse 2, letter F dienen zich aan de oostkant van de inrichting te bevinden (zoals aangegeven in het parkeerplan). – Op de voornoemde parkeerplaatsen mogen geen andere vervoerseenheden worden geparkeerd anders dan vervoerseenheden beladen en/of leeg ongereinigd met stoffen van ADR klasse 2, letter F. – Passanten beladen met stoffen ADR klasse 2, letter F dienen in een apart cluster gescheiden van vervoerseenheden met ADR stoffen klasse 3 te worden geplaatst. – Er mogen niet meer dan 2 passanten beladen met ADR klasse 2, letter F stoffen aanwezig zijn. – Personenauto's dienen minimaal op een afstand van 10 meter van ADR klasse, letter F stoffen geparkeerd te worden. 3. Beoordeling veiligheidsaspecten
3.1. Algemeen Zoals is omschreven in hoofdstuk 2 gelden er beperkingen aan de stalling van LPG vervoerseenheden. Er worden vanuit de omgevingsvergunning afstandseisen opgelegd tussen de LPG-vervoerseenheden onderling, de erfgrens, parkeerplaatsen van personen-wagens en vervoerseenheden met andere ADR geklasseerde stoffen. Beoordeeld wordt of de toepassing van een hittewerende bekleding een eventuele reductie van de voornoemde afstandseisen rechtvaardigt. Voorafgaande aan deze beoordeling dienen de risico’s van het stallen/parkeren van LPG-vervoerseenheden inzichtelijk te worden gemaakt.
F 19422-2-NO
2
3.2. Scenario's Binnen de inrichting van Schenk worden de LPG-vervoerseenheden alleen gestald. Er vindt geen overslag van LPG plaats (geen laden of lossen). De LPG-vervoerseenheden zijn voorzien van een hittewerende bekleding. Tijdens de stalling van de LPGvervoerseenheden kunnen de volgende incidenten optreden: – Een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Bij een dergelijke explosie komt de inhoud van de tank met kracht vrij. Door de hoge druk kunnen fragmenten van de tank of de tank zelf over grote afstanden worden weggeslingerd. Er worden twee type BLEVE’s onderscheiden: – Warme BLEVE: het bezwijken van de LPG tank door een thermische inwerking op de tank. – Koude BLEVE: het bezwijken van de tank door een mechanische inwerking op de tank. Als bovendien het vrijgekomen vloeistofgasmengsel kan worden ontstoken, zoals het geval is voor LPG, kan een vuurbal ontstaan. Dit (domino) effect wordt niet nader beschouwd. Hiernavolgend wordt nader ingegaan op de bovengenoemde incidenttypes/scenario's. Koude BLEVE De kans op het optreden van een koude BLEVE kan niet worden verkleind door het opleggen van afstandseisen. Bij het optreden van een koude BLEVE kunnen slechts in beperkte mate repressieve maatregelen worden getroffen. Warme BLEVE Door het treffen van maatregelen kan de kans op het optreden van een warme BLEVE worden verkleind. Immers, om tot een warme BLEVE te komen dient er sprake van een (plas)brand onder of nabij de vervoerseenheid te zijn met voldoende stralingsintensiteit om de inhoud van de vervoerseenheid voldoende op te warmen om tot een BLEVE te komen. Het maatgevend scenario bij een incident met een vervoerseenheid met een brandbaar tot vloeistof verdicht gas is een brand in de directe omgeving van de vervoerseenheid waarbij de tank aangestraald wordt, hetgeen leidt tot een BLEVE indien de tank niet gekoeld wordt. De Handreiking adviestaak regionale brandweer (IPO08) stelt dat het tijdsbestek waarbinnen een BLEVE zich kan voordoen 20 tot 30 minuten na de start van de aanstraling van de tank is. Hierbij is uitgegaan van een niet met hittewerende bekleding uitgevoerde LPG-vervoerseenheid. Hiernavolgend wordt ingegaan op het effect van een dergelijke bekleding. 3.3. Hittewerende bekleding Alle LPG-vervoerseenheden binnen de inrichting van Schenk zijn voorzien van een hittewerende bekleding. Met een hittewerende bekleding wordt de tijd waarbinnen een
F 19422-2-NO
3
warme BLEVE zich kan voor doen, volgens opgave van Schenk verlengd tot circa 75 minuten bij een temperatuur van circa 800 °C. Dit geeft de brandweer de mogelijkheid om de brand in de omgeving van de vervoerseenheid te blussen en/of de tank van de vervoerseenheid gedurende langere tijd te koelen. Immers, zonder hittewerende bekleding kan een BLEVE zich al na 20 minuten voordoen. Om te komen tot een warme BLEVE dient er sprake te zijn van een (externe) brand waarbij gedurende langer dan 75 minuten sprake is van een temperatuur ter hoogte van de (buitenkant van de) tank van circa 800 °C (en aldus een stralingsintensitiet van 75 kW/m2). 3.4. Beoordeling maatgevend scenario
3.4.1. Algemeen Zoals is omschreven in paragraaf 3.2 is een incident met een LPG-vervoerseenheid een brand in de directe omgeving van de vervoerseenheid waarbij de tank aangestraald wordt, hetgeen leidt tot een BLEVE indien de tank niet gekoeld wordt. Om te komen tot een BLEVE dient, uitgaande van een hittewerende bekleding, gedurende meer dan 75 minuten sprake te zijn van een brand in de directe omgeving. Binnen de inrichting van Schenk zijn de LPG-vervoerseenheden geïsoleerd en op grote(re) afstand van aanwezige bebouwing opgesteld. De meest nabijgelegen brandbare objecten zijn de naast opgestelde LPG-vervoerseenheden. Als enige brandbare materialen (buiten de LPG tank die eveneens hittewerend is uitgevoerd) dient de nabij opgestelde vervoerseenheid (de cabine1, de banden en de gevulde dieseltank) beschouwd te worden. Een tweetal type branden kunnen zich voordoen: een diesel plasbrand en een brand van de cabine en de banden. Hiernavolgende wordt nader ingegaan op beide type branden. 3.4.2. Diesel plasbrand De dieseltank van een LPG-vervoerseenheid kent een maximale inhoud van circa 500 liter. Indien de dieseltank faalt kan na ontsteking een plasbrand ontstaan. Uitgaande van een plasdiepte van 1 cm zal de maximale omvang (bij het worst case volledig falen van een voor 75% gevulde dieseltank) van deze plas 37,5 m 2 bedragen met een diameter van 7 m. Uitgaande van een brandsnelheid2 van 1,5 kg/s, een dichtheid van 0,84 kg/liter en een ontsteking bij maximale plasomvang is deze plas binnen circa 210 seconden volledig opgebrand. Er is gedurende korte tijd sprake van een plasbrand waarbij de plas tot een afstand van circa 3,5 meter (de straal) van de vervoerseenheid af reikt. Vanwege het aanwezige 1 2
De cabine van de LPG-vervoerseenheden zijn brandvertragend uitgevoerd waardoor de kans op brand reeds is verkleind. Berekend met Safeti-NL uitgaande van de voorbeeldstof n-heptaan.
F 19422-2-NO
4
afschot wordt overigens zorg gedragen voor het van de vervoerseenheden afstromen van deze plas. De stralingsintensiteit op 1 meter boven de plasbrand bedraagt, op basis van een berekening met Safeti-NL circa 72 kW/m2. De bekleding van de vervoerseenheid heeft een hittewerend effect gedurende 75 minuten bij 800 °C (en aldus een stralingsintensiteit van circa 75 kW/m 2). Dit scenario leidt aldus bij het gebruik van een hittewerende bekleding niet tot een warme BLEVE ongeacht de onderlinge afstand tussen de LPG-vervoerseenheden. 3.4.3. Brand van cabine/banden Voor de cabine van een vervoerseenheid wordt (worst case) uitgegaan dat deze is opgebouwd uit 1.000 kg glasvezel versterkte polyester. De vervoerseenheid beschikt over maximaal circa 12 banden à 50 kg/stuk (zowel van de trekker als van de oplegger). De totale verbrandingswaarde van deze combinatie bedraagt circa 48.520 MJ. Uitgaande van een vermogensdichtheid van een brand van 2 MW/m 2 en een brandomvang van 6,25 m2 (2,5 x 2,5) is sprake van een (theoretische) brandduur van circa 65 minuten. Noot: per definitie zal een kleinere brandomvang resulteren in een langere brandduur maar een lagere stralingsintensiteit. De theoretische brandduur van de banden bedraagt circa 12 minuten per band (brandomvang circa 1 m2). Als maatgevend kan de brand van de cabine worden beschouwd. Indien sprake is van een dergelijke brand zal de aandacht van de brandweer zich in eerste instantie richten op (de cabine van) deze LPGvervoerseenheid en zal de nabij geparkeerde LPG-vervoerseenheid worden gekoeld en/of weggereden. Bij een brand met een vermogen van 12,5 MW wordt 1/3 van de energie omgezet in straling en 2/3 in convectie. Met een theoretisch uitstralend oppervlak van 20 m2 (4 zijden van de cabine) is sprake van een stralingsintensiteit van 200 kW/m 2 (dit komt overeen met een temperatuur van circa 1100 °C). De bekleding van de vervoerseenheid heeft een hittewerend effect gedurende 75 minuten bij 800 °C (en aldus een stralingsintensiteit van circa 75 kW/m 2). Op basis van de methodiek uit CPGS 23 is berekend op welke afstand een dergelijke stralingsintensiteit optreedt. De afname van de stralingsintensiteit met afstand is weergegeven in figuur 1.
3
Publicatiereek gevaarlijke stoffen (PGS) deel 2: Methods for the calculation of physical effects – due to releases of hazardous materials (liquids and gases) – ‘Yellow Book’ (voorheen: CPR 14E)
F 19422-2-NO
5
Figuur 1: Straling als functie van afstand (conform methodiek CPR 14E)
F 19422-2-NO
6
Uit figuur 1 volgt dat op 1,8 meter van de cabine sprake is van een stralingsintensiteit van 75 kW/m2. Wanneer een afstand van 1,8 meter tussen de LPG-vervoerseenheden wordt aangehouden is er een zeer kleine kans op het optreden van een warme BLEVE. Immers er is sprake van een een stralingsinsiteit van 75 kW/m 2 gedurende minder dan 75 minuten. 3.5. Repressie De inzet van de brandweer richt zich op het afschermen van de vervoerseenheid van de brand in de directe omgeving (de stralingsbron) en het koelen van de reeds aangestraalde tank ten einde de druk in de tank te reduceren. Om de cabine van de vervoerseenheid te kunnen blussen en om de naastgelegen tank(s) te kunnen koelen (indien wegrijden van deze vervoerseenheid geen optie (meer) is, is voldoende ruimte nodig. Op basis van de in paragraaf 3.4.3 berekende afstand zou theoretisch 1,8 meter voldoende afstand tussen de vervoerseenheden onderling zijn. Echter om bereikbaarheid voor de brandweer te garanderen wordt geadviseerd om een afstand van 3 meter aan te houden. Noot:
Op 3 meter is sprake van een stralingsintensiteit ten gevolge van een brandende cabine (zie paragraaf 3.4.3) van 36 kW/m2).
4. Conclusie Op basis van het voorliggende onderzoek wordt geconcludeerd dat met het aanhouden van 3 meter als onderlinge afstand tussen de LPG-vervoerseenheden, daar waar conform de vigerende omgevingsvergunning 10 meter is vereist, uitgaande van de toepassing van een hittewerende bekleding, tot een veilige wijze van stallen/parkeren kan worden gekomen. Zonder verder onderzoek kan worden geconcludeerd dat de afstand tussen de LPG-vervoerseenheden en aanwezige personenwagens en de erfgrens aan de oostzijde vanwege de toepassing van de hittewerende bekleding eveneens kan worden gereduceerd tot 3 meter. Het stallen/parkeren van de LPG-vervoerseenheden met een onderlinge afstand van 3 meter creëert ruimte op het terrein. Deze ruimte kan worden ingevuld met de stalling van niet ADR geklasseerd vervoerseenheden. Eventueel kan er voor worden gekozen om één of twee extra stallings-/parkeerplaatsen te realiseren voor LPGvervoerseenheden. De voorliggende notitie dient besproken te worden met de brandweer (als adviseur van het bevoegde gezag). Indien de brandweer akkoord gaat met deze wijzigingen dan dient de omgevingsvergunning (met de onderliggende QRA en het parkeerplan) aan deze nieuwe onderlinge afstand/situatie aangepast te worden.
Zoetermeer,
F 19422-2-NO
7
Deze notitie bestaat uit: 8 pagina's.
F 19422-2-NO
8