EXTRA STENCIL 3 SUBJUNTIVO Alle werkwoordsvormen die je tot nu toe geleerd hebt (de t.t., v.t.t, v.v.t, prét, imperf. Futuro en condicional) horen bij wat in het Spaans de ‘INDICATIVO’ genoemd wordt. Echter, er bestaat in het Spaans (net zoals in het Frans en het Latijn) nog een vorm naast deze indicativo, de zogeheten SUBJUNTIVO. De SUBJUNTIVO wordt vaak in bijzinnen gebruikt en kent zijn eigen regels. Er bestaat in de SUBJUNTIVO dus ook een tegenwoordige tijd en een verleden tijd. (In het Nederlands wordt de SUBJUNTIVO wel ‘aanvoegende’ wijs genoemd).
Voordat je met de subjuntivo begint is het uitermate belangrijk dat je alle andere vormen van de INDICATIVO goed kent, en dat je de accentregel nog eens GOED nakijkt!!! DE VORMING VAN DE SUBJUNTIVO. 1. Je neemt de yo-vorm van de o.t.t. indicativo en haalt daar de –o van af. 2. De werkwoorden veranderen van uitgang : -ar Æ -er -er + -ir Æ -ar 3. Als de yo-vorm ónregelmatig is, blijft dat zo in de HELE SUBJUNTIVO! 4. De ‘ie’ en ‘ue’ veranderingen blijven hetzelfde in de SUBJUNTIVO!
HABLAR Hable Hables Hable
VENDER Venda Vendas Venda
SUBIR Suba Subas Suba
TENER Tenga Tengas Tenga
DECIR Diga Digas Diga
CERRAR(IE) Cierre Cierres Cierre
Hablemos Vendamos Subamos Tengamos Digamos Cerremos Habléis Vendáis Subáis Tengáis Digáis Cerréis hablen vendan suban tengan digan cierren
PONER Ponga Pongas Ponga
PODER(UE) Pueda Puedas Pueda
Pongamos Podamos Pongáis Podáis pongan puedan
Wat is de SUBJUNTIVO van: Ik doe Hij koopt Jullie lunchen Wij drinken Zij kennen Ik kom
jij begint hij zoekt wij komen aan jullie moeten zij produceren U(mv) ziet
(let dus goed op de eventuele verandering in de schrijfwijze!!) 1
(vervolg stencil 3)
Werkwoorden stencil SUBJUNTIVO
Eten
Subjuntivo 1e persoon Coma
lavar
Wassen
Lave
hacer
Doen/maken
Haga
Zijn
Sea (onregelmatig!)
Gaan
Vaya (onregelmatig!)
Betekenis: comer
ser Ir
Vervoeging 1 (ww op –er/-ir) -a -as -a -amos -áis -an
Vervoeging 2 (ww op –ar) estar saber
Zijn/ zich bevinden Weten
Esté (onregelmatig!) Sepa (onregelmatig! Zie vervoeging onder!)
venir
Komen
Venga
poner
Zetten/leggen
Ponga
salir
Uitgaan
Salga
Pedir
Verzoeken/om iets vragen Openen
Pida
Zingen
Cante
abrir cantar
-e -es -e -emos -éis -en let op: ie/ ue werkwoorden (Bijv: querer, poder) houden de klinkerverandering in de stam net zoals bij de gewonen werkwoorden. Maar niet bij de wij/jullie vorm! Zelfde geldt voor iwerkwoorden zoals pedir.
Abra
Want: (gaat ie weer) dar
Geven
Conducir Rijden decir escribir
Zeggen Schrijven
Dar: Dé Des Dé Demos Deis den
Dé (onregelmatig! Zie vervoeging onder!) Conduzca
De i in de stam verschijnt, als de beklemtoonde i in de uitgang verdwijnt!
Diga Escriba
saber:
(Je mag deze regel boven je bed hangen ;-)
sepa sepas sepa sepamos sepáis sepan 2
(vervolg stencil 3)
GEBRUIK SUBJUNTIVO ALGEMENE REGELS!! 1. Gevoel Wil Twijfel Enz.
HOOFDZIN:
2. Voorwaarde (in de bijzin)
BIJZIN: SUBJUNTIVO
+ SUBJUNTIVO
3. TWIJFEL + onzekerheid + SUBJUNTIVO LET OP! Creer/ pensar/ suponer Æ GEEN SUBJUNTIVO in de bijzin! 4. ONTKENNENDE MENINGEN+ SUBJUNTIVO LET OP: No creer/ no pensar/ no suponer Æ hier WEL SUBJUNTIVO! 5. NA BEPAALDE VOEGWOORDEN: para que (opdat..) sin que (zonder dat..) de modo que (zodat …) antes de que (voordat…) después de que (nadat… ) todo lo que (alles wat…) etc. 6. ‘CUANDO…” (engelse: “When….maar in de toekomende tijd!) Wanneer/ als (als je het hebt over de toekomst… iets wat nog gaat gebeuren. Ezelsbruggetje: Als je in de zin die begint met ‘cuando’: ‘straks’, ‘later’, ‘zometeen’ kunt zetten dan komt er een SUBJUNTIVO! Voorbeeld: Als jullie (straks) naar huis gaan… Æ Cuando vayáis a casa… 7. “MISSCHIEN…”
‘tal vez’ ‘Acaso’ ‘Quizá(s)
+ SUBJUNTIVO
MAAR: ‘a lo mejor’ heeft GEEN SUBJUNTIVO!!!
DIT STENCIL MOET JE HEEL GOED KENNEN!!!
3
(vervolg stencil 3)
OEFENZINNEN SUBJUNTIVO A. Hoofdzin (gevoel, twijfel, wen, wil enz.) Æ Bijzin (subjuntivo) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
ik wil dat jij het doet. zij eisen dat jullie komen jullie bevelen dat Pedro gehoorzaamt zij betreurt (het) dat jij nooit betaalt hij raadt mij aan dat ik beter studeer Wil jij dat ik hem sla. Hij zegt dat wij (moeten) komen 8. Hij twijfelt eraan dat jullie het weten.
B. Hoofdzin (ontkennende mening) Æ bijzin (subjuntivo) 1. 2. 3. 4. 5.
ik denk niet dat jullie komen wij hopen niet dat zij het weet jij weet niet dat juan het zegt het lijkt me niet dat jij goed werkt zij veronderstelt niet dat hij het ziet 6. zij geloven niet dat het slecht weer is.
C. hoofdzin Æ bijzin (met bepaald voegwoord= subjuntivo) 1. ik zeg het opdat je het weet 2. hij vertrekt zonder dat ik het zie. 3. ik vertel het zodat jij het weet 4. ik maat het voordat jullie het maken.
D. Zinnen met een voorwaarde; de voorwaarde zit in de bijzin!! 1. Ik zoek een auto, die zuinig is.
2. Hij wil een huis, dat tien kamers heeft.
3. Ik heb een echtgenoot nodig, die aardig is.
4. Zij hebben een boek nodig, dat niet te duur is.
4
(Vervolg stencil 3- oefenzinnen subjuntivo) E. Wanneer/als (straks/later; eng= when) + toekomst =subjuntivo 1. Zij bellen mij , als Pedro (straks) komt/ Als Pedro komt , bellen ze mij. 2. Jullie vertellen het, als wij (zometeen) opbellen/ Als wij (zometeen) opbellen, vertellen jullie het. 3. Ik bel jou als ik (straks) naar het vliegveld ga/ Als ik (straks) naar het vliegveld ga, bel ik jou. 4. Wij geven een feest, wanneer jullie (straks)aankomen/ Wanneer jullie (straks) aankomen, geven wij een feest.
F. Na ‘misschien’(behalve a lo mejor!). Hier heb je alléén een hoofdzin, maar wel een subjuntivo. 1. 2. 3. 4. 5.
Misschien kom ik om 7 uur. Misschien wint hij de wedstrijd Misschien kopen wij dit grote huis. Misschien wil hij het niet. Misschien komt Juan op jouw feest. 6. Misschien bellen wij jullie.
5
DE VERLEDEN TIJD VAN DE SUBJUNTIVO Je gebruikt deze tijd in dezelfde gevallen als de gewone (t.t.) Subjuntivo. Nu staat alles in de V.T. : Ik hoop dat jij komt Æ Espero que vengas Ik hoopte dat jij kwam Æ Esperaba que vinieras Ik hoopte dat jij zou komen Æ Esperaba que vinieras. (wat je na ‘dat’ in het Ned. zet maakt niet uit, vanwege het werkwoord in de hoofdzin (hopen) móet je een subj. gebruiken in de bijzin.)
VORMING 1. Neem altijd de 3e pers. mv van de pretérito. 2. Vervang “-ron” door : -se -ses -se -semos -seis -sen
-ra -ras -ra -ramos -rais -ran
Je mag tussen bovenstaande rijtjes kiezen. Het maakt niets uit wát je gebruikt. Voorbeeld: Cantar Æ (3e pers.mv pretérito)= cantaron = cantara, cantaras, cantara, cantaramos, cantarais, cantaran. Tener Æ (3e pers.mv pretérito) = tuvieron = tuviera, tuvieras, tuviera, tuvieramos, tuvierais, tuvieran.
Oefening 1: Zet in de verl.tijd van de subjuntivo: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
nostros – cantar ellos-beber tú – salir yo – trabajar Ud – tener Uds – comer vosotros – estar
8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
tú – hacer ellos – dar yo – decir ella – buscar ellos – venir Ud – poner yo –ir
15. 16. 17. 18. 19. 20.
él – poder nosotros – ser vosotros – traer tú – decir yo – haber él – poder
Vertaal: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Hij hoopte dat jullie hem zouden zoeken (zochten). Ik wilde dat jij het boek zou kopen. Hij deed het opdat jij het zou begrijpen. Hij ging weg alsof er niets gebeurd was. Zij begrepen niet dat jullie je zo slecht gedroegen. Ik moest de Pretérito herhalen opdat ik deze Subjuntivo kon begrijpen.
6