UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2013 – 2014
Export Processing Regime als ontwikkelingsstrategie – Een goed idee voor Afrika? Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur
Isabeau Haelterman
onder leiding van
Prof. dr. B. Merlevede
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2013 – 2014
Export Processing Regime als ontwikkelingsstrategie – Een goed idee voor Afrika? Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur
Isabeau Haelterman
onder leiding van
Prof. dr. B. Merlevede
PERMISSION
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Isabeau Haelterman
I
WOORD VOORAF
Voor u ligt een Masterproef die het resultaat is van anderhalf jaar hard werken. Deze kon slechts tot stand komen dankzij de expertise en steun van enkele mensen. Vooreerst zou ik mijn Promotor, Pr. Dr. Bruno Merlevede, hartelijk willen danken om mij de mogelijkheid te bieden een Masterproef te schrijven rond een onderwerp van mijn interesse, mijn onderzoek in de juiste richting te sturen en vooral voor zijn geduld in verband met de gegevensverwerking in Stata. Zijn deur en mailbox stonden steeds open voor vragen. Verder bedank ik graag mijn vrienden (de XOXO-bende) en vriend, Julien, om mijn uren in en om de faculteit zo aangenaam te maken. De boog kan niet altijd gespannen staan! Met vele lunches in de Kantienberg, terrasjes en etentjes hebben we elkaar door de zware thesisperiode getrokken. Last but not least, en eigenlijk bovenal, bedank ik mijn ouders. Mijn papa, Luk Haelterman, voor al de tijd die hij gestoken heeft in het aanreiken van nieuwe informatie en inzichten, voor de contacten met experts in het domein van mijn Masterproef, voor het meermaals nalezen van mijn werk, en vooral voor de mentale steun. Mijn mama, Martine Geeroms, omdat ze mij onvoorwaardelijk heeft gesteund en aangemoedigd en omdat ze altijd met een luisterend oor (en een lekkernijtje) klaar stond. Het was fijn om op jullie te kunnen rekenen ook al waren we meer dan 6000km van elkaar verwijderd.
Bedankt! Isabeau Haelterman Juni 2014
II
INHOUDSTAFEL PERMISSION................................................................................................................................................................................ I WOORD VOORAF..................................................................................................................................................................... II LIJST MET AFKORTINGEN ................................................................................................................................................. IV LIJST MET FIGUREN................................................................................................................................................................V LIJST MET TABELLEN ........................................................................................................................................................ VII 1. INLEIDING .............................................................................................................................................................................. 1 2. THEORETISCHE ACHTERGROND ................................................................................................................................. 4 2.1. Export Processing Regime ...................................................................................................................................... 4 2.1.1. Export Processing Regime – Het principe ................................................................................................ 4 2.1.2. Export Processing Regime en de Wereldhandelsorganisatie ......................................................... 8 2.1.3. Gevaren van Export Processing Regimes ............................................................................................. 10 2.2. Export Processing Regime in de wereld......................................................................................................... 14 3. HISTORIEK .......................................................................................................................................................................... 17 3.1. Afrikaanse economie, het potentieel ............................................................................................................... 17 3.2. Afrika en Export Processing Regimes ............................................................................................................. 21 3.3. Gevallenstudies......................................................................................................................................................... 22 3.3.1. China – een lappendeken van export processing zones .................................................................. 22 3.3.2. Mexico – maquiladora’s, een bijdrage voor de binnenlandse economie of niet? .................. 26 3.3.3. Nigeria: hoe het niet moet ........................................................................................................................... 30 4. Kwantitatief onderzoek ................................................................................................................................................. 38 4.1. Data................................................................................................................................................................................ 38 4.1.1. Tijdreeksanalyse.............................................................................................................................................. 42 4.1.2. Paneldata methode ........................................................................................................................................ 42 4.2. Tijdreeksanalyse ...................................................................................................................................................... 46 4.2.1. Methodologie ................................................................................................................................................... 46 4.2.2. Resultaten.......................................................................................................................................................... 47 4.3. Paneldata-analyse.................................................................................................................................................... 58 4.3.1. Methodologie ................................................................................................................................................... 58 4.3.2. Resultaten.......................................................................................................................................................... 62 5. ALGEMEEN BESLUIT ...................................................................................................................................................... 86 6. BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................................................... 88
III
LIJST MET AFKORTINGEN AGOA
= African Growth and Opportunity Act
ARIMA
= Autoregressive Integrated Moving Average
ACF
= Autocorrelatie Functie
BIP
= Border Industrialisation Program
BNP
= Bruto Nationaal Product
ECOWAS
= Economic Community of West African States
EPA
= Export Processing Agreement
EPR
= Export Processing Regime
EPZ
= Export Processing Zone
ETDZ
= Economic and Technological Development Zone
FDI
= Foreign Direct Investment
FE
= Fixed Effects
FTA
= Free Trade Agreement
GDP
= Gross Domestic Product
GE
= Gravity Equation
HIDZ
= High-tech Industry Development Zone
ILO
= International Labor Office
NAFTA
= North American Free Trade Agreement
NEPZA
= Nigerian Export Processing Zone Association
OKFTZ
= Olokola Free Trade Zone
PACF
= Passive Autocorrelation Function
PPP
=Public Private Partnership
RTA
= Regional Trade Agreement
SEZ
= Special Economic Zone
SSA
= Sub Sahara Afrika
UNIDO
= United Nations Organization for Industrial Development
WEPZA
= World Export Processing Zone Association
WTO
= World Trade Organization
IV
LIJST MET FIGUREN FIGUUR 1:
HET EPR-PRINCIPE SCHEMATISCH VOORGESTELD
FIGUUR 2:
AANTAL EPR’S IN DE VERSCHILLENDE WERELDDELEN
FIGUUR 3:
GROEIVOETEN EN JAARLIJKSE OPBRENGSTEN VAN AFRIKA
FIGUUR 4:
VERDELING VAN ALLE EPR’S OVER DE WERELD
FIGUUR 5:
FIT EXPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR CHINA
FIGUUR 6:
FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR MADAGASKAR
FIGUUR 7:
FIT EXPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR INDIA
FIGUUR 8:
FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR VIETNAM
FIGUUR 9:
FIT EXPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR DOMINICAANSE REPUBLIEK
FIGUUR 10:
FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR DOMINICAANSE REPUBLIEK
FIGUUR 11:
FIT EXPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR MAURITIUS
FIGUUR 12:
FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR MAURITIUS
FIGUUR 13:
FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR NICARAGUA
FIGUUR 14:
FIT IMPORT ARIMA-MODEL MET INVOERING EPR PAKISTAN
FIGUUR 15:
EFFECT VAN EPR OP BILATERALE EXPORTSTROMEN GEDURENDE DE EERSTE 15 JAAR , EPR IN 1 LAND EN EPR IN BEIDE LANDEN
FIGUUR 16:
EFFECT VAN EPR OP BILATERALE EXPORTSTROMEN GEDURENDE DE EERSTE 15 JAAR , EPR IN 1 LAND, MET BETROUWBAARHEIDSINTERVALLEN
FIGUUR 17:
EFFECT VAN EPR OP BILATERALE EXPORTSTROMEN GEDURENDE DE EERSTE 15 JAAR , EPR IN BEIDE LANDEN, MET BETROUWBAARHEIDSINTERVALLEN
V
FIGUUR 18:
EFFECT VAN EPR OP BILATERALE EXPORTSTROMEN GEDURENDE DE EERSTE 15 JAAR , EPR IN 1 LAND EN IN BEIDE LANDEN, MET BETROUWBAARHEIDSINTERVALLEN
VI
LIJST MET TABELLEN TABEL 1:
EVOLUTIE EPR TUSSEN 1975 EN 2007
TABEL 2:
OVERZICHT LANDEN MET EPR
TABEL 3:
JAARTALLEN VAN INTRODUCTIE EPR PER LAND
TABEL 4:
BESCHRIJVENDE STATISTIEKEN
TABEL 5:
SCHATTING ARIMA-MODELLEN, IMPORTDATA
TABEL 6:
SCHATTING ARIMA-MODELLEN, EXPORTDATA
TABEL 7:
FIT ARIMA-MODELLEN MET EPR-VARIABELE, IMPORTDATA
TABEL 8:
FIT ARIMA-MODELLEN MET EPR-VARIABELE, EXPORTDATA
TABEL 9:
FIT ARIMA-MODELLEN MET EPR-VARIABELE, IMPORTDATA MET TIJDSTREND
TABEL 10:
FIT ARIMA-MODELLEN MET EPR-VARIABELE, EXPORTDATA MET TIJDSTREND
TABEL 11:
PANEL STANDAARD GRAVITY EQUATION, MET TIJDSTREND EN COUNTRY FIXED EFFECTS, BILATERAL EXPORT
TABEL 12:
PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, BILATERAL EXPORT
TABEL 13:
PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, LAGS VAN 5 JAAR, BILATERAL EXPORT
TABEL 14:
PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, LAGS VAN 10 JAAR, BILATERAL EXPORT
TABEL 15:
PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, LAGS VAN 5 EN 10 JAAR, BILATERAL EXPORT
TABEL 16:
PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, FASE1 FASE2 FASE3, BILATERAL EXPORT
TABEL 17:
PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, TIJDSTREND EN COUNTRY FIXED EFFECTS, BILATERAL EXPORT
TABEL 18:
PANEL AUGMENTD GRAVITY EQUATION, COUNTRY- EN TIME FIXED EFFECTS, BILATERALE EXPORT VII
TABEL 19:
PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, MET JAARLIJKS EPR-EFFECT EERSTE 15 JAAR, COUNTRY FIXED EFFECTS ZONDER EN MET TIME FIXED EFFECTS, BILATERAL EXPORT
TABEL 20:
PANEL AUGMENTED GRAVITY EQUATION, COUNTRY- EN TIME FIXED EFFECTS, EFFECT VAN EPR IN AFRIKA, BILATERAL EXPORT
VIII
1. INLEIDING
Afrika behoort tot de derde wereld1, een synoniem voor het geheel van alle ontwikkelingslanden en door De Velder en De Cnuydt (2009) omschreven als “een groep landen met grote armoede in vergelijking met de rijke landen, dikwijls gaat dit gepaard met technologische, economische en medische achterstand. Het betreft dan ook meestal landen die nog geen aanzienlijk niveau van industrialisatie bereikt hebben, en die geen of een slecht ontwikkelde dienstensector, een grote landbouwsector en lage levenstandaarden en BNP/capita hebben”. De Afrikaanse economie, zeker Sub-Sahara Afrika, gaat gebogen onder relatief hoge schulden, een laag aandeel in de exportmarkt, verdwijnende buitenlandse investeringen en toenemende financiële afhankelijkheid (Kahn & Ajayi, 2000). Dit is ook vandaag nog grotendeels het geval. SubSahara Afrika is een kleine speler in handel op wereldschaal. Daarbij komt nog dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen import en export van mineralen die vandaag enkel bijdragen tot de verrijking van enkele individuen enerzijds, en de import en export die wel bijdraagt aan de algemene welvaart anderzijds. Afrika wordt nog steeds geteisterd door kapitaalvlucht en de gerepatrieerde vergoedingen van Afrikaanse werknemers in het buitenland dragen maar enkele luttele percenten bij tot het BNP (Lawson-Remer & Greenstein, 2012). Bijstand, zowel financiën als voeding, is tot vandaag voor Afrika van grotere betekenis dan buitenlandse investeringen. Naast financiële problemen heeft Afrika ook te kampen met problemen op het vlak van bevolkingsgroei en verstedelijking. De bevolking van het Afrikaanse continent is de laatste vijftig jaar extreem snel gegroeid, in de tweede helft van de 20e eeuw is het bevolkingsaantal
1
Het begrip “derde wereld” werd ingevoerd in de jaren 50. Het betrof een groep landen die niet behoorden tot de twee heersende machten van dat moment: NAVO en het Warschaupact. Deze landen maakten geen deel uit van een militaire alliantie met een van bovenstaande machten. Leidende landen binnen deze beweging waren Joegoslavië, India, Egypte en Indonesië. De meeste derde wereld landen liggen in Afrika, Zuid-Amerika en Azië. Dikwijls betreft het landen die ooit werden gekoloniseerd.
1
vervierdubbeld, van 230 miljoen naar een miljard in 2010 (World Population Statistics, 2013), voornamelijk als gevolg van verbeterde zorg en hygiëne, geloofsovertuiging, onderhoud behoeftes en laag opleidingsniveau. Verstedelijking is er alom tegenwoordig, de bevolking trekt massaal naar stedelijke gebieden, zo ontstaan “miljoenensteden” zoals Lagos, Johannesburg en Nairobi, die erg lijden onder een hoge populatieconcentratie. In 2010 bedroeg het aandeel stedelingen ongeveer 36%; voorspellingen geven aan dat dit aandeel zal stijgen naar respectievelijk 50% en 60% tegen 2030 en 2050, tegen die tijd zal de helft van de Afrikaanse bevolking in een stad wonen (Ncube, 2012). Ook scholing is een struikelblok voor Afrika; slechts 76% van de kinderen volgt lager onderwijs en slechts 35% van de jongeren volgt secundair onderwijs. Bijkomend is nog het feit dat het niveau van het onderwijs ondermaats is en dat technisch vormend onderwijs zelfs grotendeels afwezig is. Dit dwarsboomt voor de schoolgaande jongeren de mogelijkheid om in onze geglobaliseerde wereld goed aan de kost te komen. Het niveau van het openbaar onderwijs is van een bedenkelijk peil door een gebrek aan financiering en leerkrachten, zij krijgen te maken met grote klassen, geen degelijke gebouwen, heel beperkt onderwijsmateriaal en slechte verloning, wat dikwijls leidt tot staking van het onderwijspersoneel. Het privéonderwijs is slechts weggelegd voor de ‘happy few’, die zich de schoolgelden kunnen veroorloven (minder dan 5% van de bevolking) (Roxburgh et Al., 2010). Echter, uit onderzoek is een mogelijke economische vooruitgang en potentie van Afrika gebleken. Er zijn een groot aantal ontwikkelingen die het continent aantrekkelijk maken voor lange termijn investeringen (Roxburgh et al., 2010). Gezien de derdewereldproblematiek al jaren een veelbesproken thema blijft, is er reeds een rijkelijke hoeveelheid literatuur voorhanden, die de oorzaak, gevolgen en mogelijke oplossingen bestudeert en beschrijft. Met deze masterproef wil ik bijdragen aan de zoektocht naar hulpmiddelen en oplossingen voor ontwikkelingslanden en de zoektocht naar een manier om het Afrikaanse potentieel een eerlijke kans te geven. Deze
masterproef
stelt
Export
Processing
Regimes
(EPR)
voor
als
een
van
de
ontwikkelingsstrategieën voor Afrika en zal nagaan welke mogelijkheden EPR’s Afrika kunnen bieden, met als illustratie een analyse van situatie in Nigeria en zijn grootste EPR-project. Deze masterproef zal aan de hand van een tijdreeksanalyse en een paneldata analyse handelsstromen bestuderen en welke invloed de invoering van een Export Processing Regime in het verleden heeft gehad op de import en export van landen verspreid over de hele wereld. Zo zal een vergelijking 2
gemaakt worden tussen Afrikaanse landen en niet-Afrikaanse landen, om te kunnen afleiden of Export Processing Regimes een mogelijke ontwikkelingsstrategie zijn voor het Afrikaanse continent. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van data uit de periode 1948-2012. Het empirisch onderzoek bouwt verder op artikels van en Carrère (2006), Baier & Bergstrand (2007) en Baier et Al. (2008). De methodologie van deze studie leunt het dichtst aan bij de twee laatstgenoemde. De voorbije 40 jaar werd het Gravity Model veelvuldig toegepast om effecten van bijvoorbeeld handelsakkoorden op handelsstromen te analyseren. Carrère, Baier & Bergstrand en Baier et Al. onderzoeken het effect van Regional Trade Agreements op handelsstromen. De onderzoeken maken gebruik van paneldata gebaseerd op de Gravity Equation. Vervolgens schat Carrère het effect van de Regional Trade Agreements op handelsstromen met Random Effects. Baier & Bergstrand en Baier et Al. daarentegen schatten het effect met behulp van Fixed Effects. Dit onderzoek gebruikt de ex post technieken van Baier & Bergstrand en Baier et Al. om de invloed van een EPR op Afrikaanse handelsstromen en economie na te gaan. Deze studie verschilt van de hierboven besproken bouwstenen in twee opzichten. Vooreerst wordt in dit onderzoek de invloed van het invoeren van een EPR op de economie en welvaart van een land onderzocht.
Bovenvermelde
werken
beschreven
de
invloed
van
verschillende
types
handelsakkoorden en handelsakkoorden in het algemeen op bilaterale handelsstromen. Daarenboven wordt er naast de controle op bilaterale handelsstromen eerst een tijdreeksanalyse uitgevoerd. Hierbij worden export- en importdata bestudeerd, om na te gaan of de aanwezigheid van EPR in een land een directe invloed heeft op de export en import in dat land. Het eerstvolgende hoofdstuk geeft een theoretische achtergrond van het principe achter EPR en beschrijft EPR op wereldschaal. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de recente historiek, meer bepaald van de Afrikaanse economie en wat EPR vandaag voor Afrika betekent en het hoofdstuk bevat enkele gevallenstudies in specifieke landen binnen en buiten Afrika. Hoofdstuk 4 voorziet in een bespreking van het kwantitatief onderzoek, de gehanteerde methodologie, de data en de resultaten. Hoofdstuk 5, tot slot, vat de belangrijkste bevindingen van deze studie samen.
3
2. THEORETISCHE ACHTERGROND 2.1. Export Processing Regime
Een Export Processing Regime kan omschreven worden als een duidelijk afgebakende industriële zone waar vrije handel kan gevoerd worden, meer specifiek buiten het binnenlandse douane- en handelsregime om. Het gaat dus om een zone waar handel gedreven kan worden onder een meer vrije wetgeving dan de wetgeving van het gastland en waar handeldrijven dus een incentive betekent voor investeerders. De geproduceerde goederen zijn voornamelijk voor export voorbestemd. In de kern is een EPR een quid pro quo tussen de overheid van het gastland en de investerende bedrijven; in ruil voor creatie van tewerkstelling, technologietransfer, economische ontwikkeling, etc. verkrijgen de investeerders fiscale incentives zoals vrijstelling van belastingen (Waters, 2013) en een zo optimaal mogelijke industriële werkomgeving.
2.1.1. Export Processing Regime – Het principe
Redenen van invoering voor EPR’s zijn verscheiden. Sommige landen doen het voor de opbrengsten uit wisselkoersen, terwijl anderen als doel hebben de productie van “niet-traditionele” exportproducten zoals elektronica en auto-industrie te laten toenemen, daarnaast worden ze ook gebruikt om werkloosheid aan te pakken, buitenlands kapitaal aan te trekken en knowhow en technologie het land binnen te brengen. Bepaalde landen maken onderscheid tussen EPR’s op basis van de uitgevoerde activiteiten en/of de geldende regelgeving en maken dit ook duidelijk met behulp van de naamgeving. Zo zijn development zones, free trade zones, free investment zones, free economic zones, economic and technology development zones, industrial estates,… andere benamingen voor export processing regime. EPR biedt een oplossing voor de conflicterende belangen van het gastland, die tewerkstelling en wisselkoersopbrengsten willen genereren, de buitenlandse producenten, die goedkoop willen in4
en uitvoeren, en de lokale producenten die niet kunnen concurreren op wereldschaal (Schrank, 2001). Schrank ziet EPR als een middel om buitenlandse exportgerichte producenten aan te trekken en tegelijkertijd de binnenlandse industrie te beschermen. Dit basisconcept is over de jaren heen door verschillende landen gepersonaliseerd. Zo wordt EPR in sommige landen gebruikt als hulpmiddel bij een economische hervorming. Elders, wordt er niet langer gefocust op fiscale voordelen om buitenlandse investeerders aan te trekken, maar worden EPR’s aangeboden als een internationaal competitief ‘business environment’. De voorziening van goede transport, logistiekeen drijfkrachtinfrastructuur, goede communicatienetwerken, efficiënte douaneprocedures, efficiënte administratie, etc. worden gebruikt om buitenlandse investeerders aan te trekken (Engman et Al., 2007). Om de bestaande industrie van het gastland te beschermen wordt wel opgelegd dat op de verkoop van binnen het EPR geproduceerde goederen aan het gastland wel invoerrechten worden geheven om valse concurrentie met de in het land gevestigde industrieën te voorkomen (uiteraard alleen op het ingevoerde materiaalgedeelte van deze geproduceerde goederen); deze protectionistische regelgeving kan wel variëren van land tot land. EPR’s brengen voordelen voor zowel de investeerders als het gastland waarin de EPR gevestigd wordt:
Het voornaamste doel voor de investeerder is zijn opbrengst maximaliseren. Een EPR kan daar toe bijdragen door het feit dat investeringskosten gedrukt worden doordat in vele gevallen infrastructuur reeds voorzien is en ontwikkeld tot een zeer bevorderend niveau. Meestal genieten de bedrijven gevestigd in een EPR van de voordelen van het clusterprincipe, vele zaken zijn gemeenschappelijk binnen het EPR zoals bijvoorbeeld veiligheid, IT en supply chainvoordelen. De investeerder kan veel besparen door het wegvallen van douanerechten en belastingen op invoer, van zowel zijn investeringsgoederen als van de materialen. Men kan eigenlijk spreken over een low-cost-center voor investeringen. De investeerder bespaart tijd door te opereren in een EPR aangezien import- en exportlicenties overbodig zijn, douanecontroles achterwege worden gelaten en men geen last ondervindt van allerhande bureaucratische formaliteiten. Meestal fungeert het Zone Management als een ‘one stop shop’ voor alle bureaucratische beslommeringen zoals oprichting van een vennootschap, aankoop of leasen van gronden, registreren van zekerheden, etc. Het EPR biedt de investeerders een betrouwbaar communicatiesysteem, constante energie- en waterbevoorrading, veiligheid en een duurzaam en kwaliteitsvol werkterrein. Ook een voordelig inkomstenbelastingenregime en een (in de meeste gevallen) recht tot uitkering
5
van 100% van de gereserveerde winsten zijn elementen die een investeerder als muziek in de oren klinken. De regelgeving is afhankelijk van regime tot regime, maar er zijn een drietal algemene kenmerken:
taksvrije invoer van grondstoffen en productiemateriaal
taksvrije uitvoer van afgewerkte producten
een aantrekkelijk systeem van inkomstenbelastingen
Ook het gastland heeft tal van voordelen bij de invoering. EPR’s dragen bij tot de sociale en economische ontwikkeling van het gastland. In een EPR draait het hoofdzakelijk om exporthandel, dit genereert samen met de kapitaalinbreng opbrengsten uit wisselkoersen. EPR’s creëren werkgelegenheid, voor Afrika betekent dit een kans voor aangroei in de beschikbare arbeid en voor de vele werknemers in de landbouwsector een kans om over te stappen naar een beter betaalde job in de industrie. Zo kan verdere fractionering van het landbouwareaal vermeden worden, en kan de landbouwproductiviteit verhoogd worden (m.a.w. een overgang van landbouwen als levensonderhoud naar een meer gerichte agricultuur). Zowel binnenlandse als buitenlandse ondernemingen worden aangetrokken, wat leidt tot een diversificatie van de economische activiteiten binnen het land. Voor Afrika is dit een zeer interessant pluspunt omdat in veel Afrikaanse landen de economie enkel gericht is op slechts een of enkele producten (monoculturen), aan andere sectoren wordt geen of weinig aandacht besteed, en dit leidt dan in de meeste gevallen tot enkele rijke machthebbers en armoede voor de rest van de bevolking en een lage economische productiviteit. Een EPR bevordert ook de binnenlandse handel aangezien er beroep wordt gedaan op lokale ondernemers. Bijvoorbeeld voor de telecommunicatie en de constructie van de infrastructuur en voor andere toeleveringen. De lokale ondernemers moeten dan naar voldoende kwaliteitsniveaus evolueren om te leveren naar internationaal aanvaarde standaardnormen. Industrieën buiten het EPR kunnen zo hun voordeel halen uit het feit dat ze gedwongen worden om op zeer hoog niveau te opereren als ze competitief willen blijven; dit vraagt scholing van de werknemers en management. Niet te vergeten is de wetenschap en technologie, die door buitenlandse ondernemingen worden meegebracht naar EPR’s. De rest van het land zal daar wel bij varen omdat werknemers
deze
kennis
kunnen
overdragen
naar
binnenlands
personeel
en 6
ondernemingen. Zeker in landen waar de educatieve sector onderontwikkeld is, zoals in het merendeel van de Sub Sahara Afrikaanse landen, nemen deze buitenlandse investeringen een groot deel van de technische opleidingen voor hun rekening. Meer en meer raken de gastlanden zich bewust van dit fenomeen en ze ontwikkelen van langs om meer een ‘local content’-policy, die er vooral op gericht is om over een gespecifieerde periode de meeste expatriates te vervangen door lokale werkkrachten.
Echter, men moet wel inzien dat de belastingvoordelen zich vaak beperken tot een bepaalde duur van bijvoorbeeld 10 jaar. De overheid van het gastland hoopt natuurlijk dat de bedrijven na het verstrijken van deze periode in het land gevestigd zullen blijven. Aangezien het voor de bedrijven veelal om het belastingvoordeel te doen is, verhuizen de multinationals na het verstrijken van de gunstige periode dikwijls naar een ander land om in een ander EPR van de fiscale voordelen te profiteren.
FIGUUR 1 Het EPR-principe schematisch voorgesteld (Jayanthakumaran, 2003)
Rest of the world
Domestic economy
Intermediate and capital goods, management and technical knowledge
Labor, capital goods, raw materials, utilities and subsidies EPR
Profit remittance
Taxes, processed goods, profit and external effects
7
2.1.2. Export Processing Regime en de Wereldhandelsorganisatie
Het World Trade Organization (WTO) is de organisatie die instaat voor de regelgeving omtrent handel tussen landen, wereldwijd. Centraal staan de WTO overeenkomsten, onderhandeld en ondertekend door het merendeel van de handel voerende landen over de hele wereld. Hun doel is om wereldwijd producenten, exporteurs en importeurs probleemloos internationale handel te laten drijven, algemeen gezien heffen ze handelsbarrières op tussen landen van het WTO. Export Processing Regimes worden niet specifiek behandeld in een van de WTO overeenkomsten, toch vallen incentives die EPR’s bieden, zoals besproken in hoofdstuk 2.1.1., onder de WTO regelgeving. Landen die bij het WTO aangesloten zijn, moeten aan de volledige WTO regelgeving voldoen, ook hun EPR’s (Creskoff, Walkenhorst, 2008). EPR-incentives kunnen in drie categorieën onderverdeeld worden:
incentives die voldoen aan de WTO overeenkomsten
incentives die WTO overeenkomsten verbreken
incentives waarvan het van situatie tot situatie afhangt of ze aan de WTO overeenkomsten voldoen of niet
Rekening houdend met het feit dat weinig ontwikkelde leden van het WTO (BNP/capita lager dan US$1000 (in 1990 dollars)) worden vrijgesteld van de regelgeving omtrent subsidies en andere compensaties (Agreement on Subsidies and Countervailing Measures) en het feit dat momenteel nog een 16-tal landen voor bepaalde redenen nog vrijgesteld worden van de WTO-regelgeving tot en met 2015, kan men concluderen dat de WTO-regelgeving vooral slaat op WTO-leden met een gemiddeld inkomen. Volgende WTO-incentives voldoen aan de WTO-regelgeving:
vrijstelling van invoerrechten op exportgoederen
vrijstellen van indirecte belasting op exportgoederen
vrijstelling van invoerrechten en indirecte belastingen op grondstoffen en afval wanneer deze gebruikt worden/voortkomen voor/uit de productie van exportgoederen
vrijstelling van heffingen en indirecte belastingen op goederen opgeslagen in EPR’s
8
Volgende WTO-incentives verbreken de WTO-regelgeving:
subsidies op export
voorkeursbehandeling voor transport en kosten van transport voor export
gebruik van binnenlandse grondstoffen i.p.v. geïmporteerde grondstoffen, wanneer het gebruik van binnenlandse grondstoffen voordeliger blijkt
subsidies op het gebruik van binnenlandse grondstoffen i.p.v. geïmporteerde grondstoffen
vrijstelling of vermindering van directe belastingen of maatschappelijk welzijn wanneer gerelateerd aan export
etc. (Creskoff, Walkenhorst, 2008)
In volgende gevallen is het afhankelijk van land tot land of de EPR-incentives voldoen aan de WTOregelgeving of niet:
vrijstelling van belastingen en heffingen op productieapparatuur in EPR’s
voorzieningen voor materialen en onderdelen in ruil voor een vergoeding die niet gelijk is aan de marktwaarde
overheidssubsidies voor de ontwikkeling van de EPR-infrastructuur
Men moet wel in gedachten houden dat de WTO-regelgeving enkel slaat op maatregelen/incentives opgelegd door WTO-leden, met andere woorden, maatregelen/incentives aangeboden door overheden. Een meerderheid van de EPR’s in de wereld is private eigendom, werd privé ontwikkeld en wordt privé uitgebaat. Maatregelen en incentives in deze EPR’s zijn niet onderhevig aan de WTO-regelgeving, tenzij een bepaalde incentive uitgaat van de overheid (Creskoff, Walkenhorst, 2008). Het is belangrijk in te zien dat een EPR niet zomaar van de ene dag op de andere kan ingevoerd worden en aan alle stakeholders voordelen kan aanbieden met als doel de lokale economie een boost te geven en de welvaart te verbeteren. Export Processing Regimes vallen nog steeds onder de WTO-regelgeving.
9
2.1.3. Gevaren van Export Processing Regimes
Naast de brede waaier van nagestreefde positieve effecten (tewerkstelling, buitenlandse investeringen, winst uit wisselkoersen, overdracht van knowhow, vorming, industriële discipline,....) kunnen EPR’s ook aanleiding geven tot zeer uiteenlopende negatieve gevolgen, o.a. het verstoren van bepaalde maatschappelijke evenwichten. Zeker aangaande de arbeid gerelateerde gevaren bestaat heel wat literatuur, de problematiek werd ook ruim aangekaart door het International Labour Office (ILO) (2003). De gevaren kunnen opgedeeld worden in arbeid gerelateerde effecten, sociologische, financiële en economische (gesprek met de heer Sina Agboluaje (vorig Managing Director van NEPZA), 12 april 2014, Lagos (Nigeria)).
a. Arbeid en sociale politiek:
de voornaamste kritiek is hier zeker de veel voorkomende beperking in de vrijheid tot vereniging (“freedom of association”), waardoor vakbonden niet toegelaten zijn in EPR en dus ook de verdediging van de rechten van de werknemers in het gedrang kunnen komen. Dikwijls laat het niveau van sociale dialoog tussen werkgevers en werknemers daardoor veel te wensen over. Verscheidene studies hebben dit fenomeen onderzocht en voor enkele landen werd dit effect aangetoond door middel van een vergelijking van de vergoedingsevolutie binnen EPR en erbuiten. De verloning is hier natuurlijk slechts één van de elementen naast bescherming van de arbeid, gezondheid en veiligheid, discriminatie naar geslacht, kinderarbeid, ....
uitvoergeoriënteerde industrialisering in de EPR’s is in vele gevallen nog zeer sterk op vrouwelijke arbeidskrachten gericht omdat deze export zich meestal situeert in laag technische sectoren zoals textiel en machinebouw (UN, 1999). Dit geeft in eerste instantie de kans aan deze vrouwen om te ontsnappen aan de uitermate lage lonen in landbouw en huishouding, maar de combinatie van de bovengenoemde beperking in vrijheid van vereniging en de tweederangs rol, die in de meeste van deze ontwikkelende landen nog wordt toebedeeld aan vrouwen, maakt hun nog een gemakkelijker slachtoffer voor uitbuiting. 10
een terugkerend fenomeen is ook dat de gecreëerde arbeidsplaatsen zeer tijdelijk zijn. Laag kapitaalintensieve sectoren, bijvoorbeeld textielateliers, leiden er immers toe dat de industrie zich relatief gemakkelijk kan verplaatsen als reactie op veranderende internationale handelsstromen, wijzigende factoren in EPR (bijvoorbeeld arbeidskost, milieuregels, taks wetgeving, etc.), met als gevolg zware reducties in tewerkstelling. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld de terugloop in tewerkstelling in de Mexicaanse maquiladora’s als gevolg van de verhoogde concurrentie uit China juist na de eeuwwisseling (Hall, 2002), de 70% reductie in tewerkstelling als gevolg van de onlusten in Madagaskar in dezelfde periode, de verplaatsing van tewerkstelling van Azië naar Afrika als gevolg van het “Multivezelakkoord” (African Growth and Opportunity Act (AGOA)).
een laatste fenomeen dat we willen vermelden betreffende de arbeidsrelaties is dat de EPR’s meestal gekenmerkt zijn door een hoge turnover in werknemers. Dit zal zonder meer te maken hebben met de intensiteit van de productie , met culturele factoren en met contracten van beperkte termijn. Maar de grote werkgeversvrijheid in de relatie met de werknemers , die dikwijls resulteert in weinig human relations beleid en slechte arbeidsverhoudingen, is hier zeker ook niet vreemd aan.
b. Maatschappelijke impacten:
zeker in landelijke gebieden kunnen EPR’s resulteren in een aanslag op de maatschappelijke structuren. De rurale agrarische gebieden ondervinden al vlug urbanisatiedruk, met als gevolg dat de voorheen eenvoudige landbouwbevolking kleine winkels en commerciële activiteiten starten of in de industrie gaan werken. Meestal worden bij de onteigening van de gronden aan de bewoners van de streek grote verbeteringen in infrastructuur, gezondheid, opleiding, etc. beloofd, maar de bewoners beseffen niet dat ze hierdoor een cultuur- en maatschappelijke verandering zullen ondergaan, en blijken dan ook bij latere navraag niet overtuigd dat ze er zijn op vooruitgegaan.
in bepaalde gevallen leiden EPR’s ook tot zware migratiegolven. Dit kan zoals hiervoor gezegd tot grote cultuurveranderingen leiden, maar in de meeste gevallen 11
komen deze migranten ook in een zeer zwakke maatschappelijke positie terecht. Dit fenomeen werd aangetoond in onder andere de Chinese provincies Shenzhen en Guangdong en Mauritius(ILO, 2003).
er werd ook vastgesteld dat sommige van deze EPR’s een stijging veroorzaken in de prostitutie en de misdaad. Dit is het gevolg van het aantrekken van industriële werkkrachten, die over een vast inkomen beschikken en heel dikwijls ook voor langere periodes van huis zijn.
c. Financiële aspecten:
de zwakkere overheidscontrole in de EPR’s kan ook leiden tot een verhoging van het smokkelrisico. De meeste goederen in de zone zijn immers niet-gededouaneerde goederen en deze overbrengen naar het gebied errond brengt natuurlijk de besparing van de douanerechten (die soms zeer hoog kunnen oplopen, bv. kent Nigeria een toeslag van 110 % op de invoer van rijst, 70 % op de invoer van auto’s).
in het verleden werd ook vastgesteld dat deze EPR’s al eens gebruikt werden voor het witwassen van geld via de investeringen en op basis van de weinige controle op de mobiliteit van kapitalen.
door de incentives, die de staten introduceren bij de oprichting van EPR’s, moet men er wel opletten dat de netto-voordelen van EPR’s opwegen tegen de gemiste inkomsten voor de staat (inkomstenbelasting, indirecte belastingen, douanerechten, voorheffingen allerhande). Dit is des te meer waar als men vaststelt dat industrieën worden aangetrokken, die anders ook in het land zouden aanwezig zijn (bijvoorbeeld olie- en gasverwerking in de buurt van de vindplaatsen).
d. Economische impacten:
een eerste probleem kan ontstaan bij de onteigening van de gronden voor de EPR door de staat. Het betreft hier meestal agrarische gronden, die echter niet noodzakelijk structureel verbouwd zijn (bv. savannegebied of woud). De 12
onteigenende staat is verondersteld om de gronden ,eigenlijk de oogsten, te compenseren en, indien er verhuizing noodzakelijk is, de onteigenden minstens evenwaardige levensomstandigheden te bezorgen. In de beginperiode is het wat dit betreft zeker hier en daar fout gelopen, maar grote inspanningen van de Wereldbank om hiervoor standaarden op te stellen, die als minimum conditie gelden voor een eventuele financiering, en ook onderschreven werden door de bankwereld, hebben tot een sterke verbetering geleid.
natuurlijk leidt het creëren van een EPR, een zone waar een concentratie van industrie komt, tot grondspeculatie in de wijde omgeving van het project. Gewiekste speculanten misbruiken dikwijls de onwetendheid van de oorspronkelijke nietontwikkelde bevolking om reuze winsten te maken. Dit resulteert er dan in dat de lokale bevolking bij de nieuw geldende grond- en woningprijzen zich niet meer kan handhaven en dus de vruchten van de ontwikkeling niet kan plukken en eerder, althans gevoelsmatig, verarmt of, zelfs, moet verhuizen. Het leidt natuurlijk ook tot een verdere vermindering van het landbouwareaal en mogelijks tot een moeilijkere voedselvoorziening.
EPR’s kunnen ook aanleiding geven tot grote verschillen in welvaart, niet alleen tussen individuen, maar ook tussen regio’s onderling (dit leidde bv in China tot zware interregio concurrentie, zie hoofdstuk 3.3.1). Deze interregionale verschillen kunnen volgens Balasubramanyan (1988) ook resulteren in een duale economische structuur met mogelijks negatieve gevolgen: enerzijds een export-georiënteerde enclave, waar de investeringen vooral arbeidsintensief zijn, en anderzijds een binnenlandse markt, die vooral kapitaalsintensieve investeringen kent gericht op importsubstitutie. Dit leidt tot een inefficiënte bedeling van de middelen op nationaal niveau en bijgevolg tot een overall verlies aan welvaart.
Het is dus duidelijk dat er hier sprake is van een groeiproces, waarbij de beleidsbepalers moeten leren uit de ervaringen van andere ontwikkelende landen. Een meer flexibele benadering van de EPR-instrumenten kan hier veel onheil voorkomen en het comparatief voordeel van het land veiliger stellen.
13
2.2. Export Processing Regime in de wereld
Het concept van EPR is bijna zo oud als onze westerse beschaving gezien EPR reeds werd toegepast in 300 voor Christus op het Griekse eiland Delos, dat later ten andere één van de rijkste eilanden werd. Sinds het begin zijn ze een doorn in het oog van het niet-economische staatsapparaat wegens te zelfstandig, het Romeinse rijk trachtte dergelijke zones te onderdrukken omdat ze zogezegd destructief
waren
voor
het
centralisme
in
het
Rijk.
Tot
vandaag
blijven
vele
overheidsdepartementen felle tegenstanders van EPR. Export Processing Regimes in hun huidige vorm bestaan reeds een halve eeuw. Puerto Rico en Ierland waren de eerste landen om EPR te implementeren. Het Ierse Shannon Free Zone staat bekend als model voor EPR. Shannon Free Zone werd opgericht in 1959 door de Ierse overheid met het oog op het verhogen van de tewerkstelling in landelijk gebied, het in gebruik nemen van een kleine lokale luchthaven en inkomsten genereren voor de Ierse economie (OECD, 2009). Het project was uitermate succesvol. Sindsdien heeft het EPR principe zich golfsgewijs verspreid over de rest van de wereld. In Azië was India de pionier met zijn eerste EPR in 1965, ongeveer gelijktijdig met China. De Republiek Korea volgde in 1970, vervolgens Maleisië in 1971, de Filipijnen in 1972 en Indonesië in 1973 Ook Bangladesh, Sri Lanka en Thailand volgden in de jaren ’77 tot 1980 (World Bank, 1992). Mauritius was het eerste Afrikaanse land om het principe van EPR in te voeren, in 1970. Verscheidene andere Afrikaanse landen, onder andere Liberia, Ghana en Senegal volgden in de jaren ’70. De EPR-golf bereikte Latijns Amerika sneller, daar werd het eerste EPR ontwikkeld in Colombia in 1964. Daarna volgden Dominicaanse Republiek in 1965, Mexico in 1070, Guatemala en Honduras in 1972, El Salvador in 1973, Jamaica in 1976 en Costa Rica in de jaren ’80. De golf zette zich verder over de hele wereld, Oost-Europa en Sub Sahara Afrika kwamen erbij in de jaren ’90 (Engman, Onodera, Pinali, 2007). Tabel 1 geeft een overzicht van de EPR-evolutie sinds 1975. Van de 3500 bestaande EPR in 2007 bevinden er zich 3126 in ontwikkelingseconomieën en deze voorzien 64,9 miljoen van de 66 miljoen tewerkstelling (Stein, 2008).
14
TABEL 1 Evolutie EPR tussen 1975 en 2007 (Engman et Al., 2007) 1975
1986
1997
2002
2007
No. countries with EPR
25
47
93
116
130
No. EPR’s
79
176
845
3000
3500
N/A
N/A
22,5
43
66
Employment (millions) -
of which China
N/A
N/A
18
30
40
-
of which other countries with figures available
0,8
1,9
4,5
13
26
Tabel 2 (infra, p31) geeft een overzicht van alle 132 landen die een vorm van EPR hebben. De sterke groei van het aantal EPR’s betekent echter niet dat ze plots een groot deel van de wereldwijde tewerkstelling gaan betekenen. De grote percentages van aandeel in tewerkstelling zijn eerder uitzondering dan regel en eerder beperkt tot kleinere landen (uitzondering op de regel is China). In 2002 bereikte de EPR-tewerkstelling 18% van de totale tewerkstelling in Mauritius en ongeveer 10% in Hong Kong en Tunesië (Milberg, Amengual, 2008). Voor alle landen met EPR ligt het gemiddelde eerder bij 3%, de under-performers inbegrepen. Dit is macro-economisch nog altijd een zeer betekenisvolle tewerkstelling, en uiteraard mag men niet vergeten dat de voordelen zich niet beperken tot tewerkstelling alleen.
15
FIGUUR 2 Aantal Export Processing Regimes in de verschillende werelddelen, met de verdeling tussen private eigendom of eigendom van de overheid (Akinci, Crittle, 2008)
16
3. HISTORIEK
In wat volgt wordt de recente Afrikaanse economie en het potentieel van het Afrikaanse continent besproken, en daarna enkele gevallenstudies.
3.1. Afrikaanse economie, het potentieel
Zoals beschreven door Roxburgh et Al. (Mckinsey Global Institute, 2010) is de Afrikaanse economie er de laatste jaren al sterk op vooruit gegaan. Afrika heeft veel baat gehad bij de commodity-boom van het voorbije decennium. Niet alleen de olieprijzen, maar ook de prijs van andere mineralen, graan en andere grondstoffen zijn gestegen als gevolg van de wet van vraag en aanbod. Ook andere sectoren zoals retail, transport en telecommunicatie waren in het algemeen een bron van vooruitgang. Aan de basis van deze vooruitgang liggen meer politieke en macro-economische stabiliteit en micro-economische hervormingen. Schulden en kastekorten werden afgebouwd, de inflatie is gematigd, ondernemingen in handen van de staat werden grotendeels geprivatiseerd, handelsbarrières zijn afgezwakt en de vennootschapsbelastingen zijn verlaagd. De vraag blijft natuurlijk of deze vooruitgang blijvend is en of deze zal standhouden. Bij de olie-boom, die in Afrika plaatsvond in de jaren ’70, hebben we gedurende de eerste tien jaar een duidelijke vooruitgang gezien, maar gedurende de volgende twee decennia heeft Afrika opnieuw een sterke achteruitgang gekend. Gezien de veranderingen van het laatste decennium niet alleen te danken zijn aan prijsstijgingen, maar ook aan politieke veranderingen, is er reden te veronderstellen dat de vooruitgang zich dit maal zou kunnen verderzetten, ook al moeten we er blijven op wijzen dat de situatie per land sterk kan verschillen. Goede leerlingen waren in een recent verleden Ghana, Ivoorkust, Ethiopië en Botswana, minder succesvol zijn landen als Nigeria, Zimbabwe en Congo. Het geloof in een blijvende economische verbetering voor Afrika en alle Afrikanen wordt gesterkt door de groeiende band met de rest van de wereld, gecreëerd door de vraag naar olie, gas, mineralen en andere grondstoffen. Handel met de rest van de wereld is 200% toegenomen sinds 2000, ook al loeren hier echter wel enkele beperkende toekomstfactoren om de hoek, zoals bv. de 17
zoektocht naar alternatieve energiebronnen in het Westen, zo liep bv. de export van olie en gas vanuit Nigeria naar de V.S. terug van 53% naar 24% als gevolg van de resultaten van investeringen in de ontwikkeling van schalie-gas en schalieolie, en ook de zoektocht naar natuurlijke energie, zoals zon en wind-toepassingen, zullen de uitvoer beperken. De arbeidsproductiviteit neemt jaarlijks zo een 2,7% toe en tijdens de jaren 90 is inflatie gezakt met 22% en het laatste decennium met 8% (The Economist, 2011). Een verdere motivatie is zeker dat Afrika meer en meer buitenlands kapitaal ter zijner beschikking krijgt. In 2012 namen de Foreign Direct Investments (FDI) met 5% toe tot 50 miljard US$ terwijl wereldwijd FDI met 18% afnam (UNCTAD, 2013).
FIGUUR 3 Groeivoeten en jaarlijkse opbrengsten van Afrika (Roxburgh et Al, Mckinsey Global Institute., 2010)
18
Figuur 3 toont aan dat het potentieel van Afrika niet onderschat mag worden. De studie geeft aan dat Afrikaanse organisaties tegen 2020 een mogelijke jaarlijkse opbrengst van $2.6 triljoen kunnen genereren. Het grootste potentieel zit in de verbruiksgoederen, de telecommunicatie- en de bankensector. De vijf grootste consumentenmarkten op het Afrikaanse continent in 2020, Alexandrië, Caïro, Kaapstad, Johannesburg en Lagos, zullen elk jaarlijks 25 miljard dollar aan gezinsuitgaven hebben, en zullen in grootte vergelijkbaar zijn met Mumbai en New Delhi. En meer dan een tiental andere Afrikaanse steden, onder andere Dakar, Ibadan en Rabat, zullen consumentenmarkten hebben van meer dan 10 miljard dollar (Roxburgh et Al, Mckinsey Global Institute., 2010). De voorbije tien jaar werd de groei van de East Asian Tigers overtroffen door de groei van de Lion Economies. Zes van de tien snelst groeiende landen in de wereld zijn Afrikaans (Gordon, 2012). Handel tussen West Afrika en Azië alleen al is voorspeld om jaarlijks met 14% toe te nemen het komende decennium. Als Sub-Sahara Afrika in de toekomst grondig investeert in infrastructuur om handel te drijven, staat hen een toename van wel liefst 51% in export en daarbij een jaarlijkse toename van 20 miljard US$ in GDP te wachten (Spies, 2012). Echter, men moet wel in gedachten houden dat de demografische groei zeer hoog is, dit maakt dat bovenstaande spectaculaire vooruitzichten sterk gerelativeerd moeten worden als men het over welvaart heeft. Echter, Afrika blijft lijden onder de zogenaamde “resource curse”, ook wel “paradox of plenty” genoemd. Deze paradox stelt dat landen met een overvloed aan natuurlijke grondstoffen neigen tot een kleinere economische groei en ontwikkeling. Redenen voor dit fenomeen zijn onder andere de volatiliteit van de opbrengsten van deze grondstoffen wegens fluctuaties in de wereldwijde commoditymarkt, het slecht beheer van de grondstoffen door de overheid en
de
alomtegenwoordige corruptie. De zogenaamde “Dutch disease” is nog een oorzaak van de resource curse. De Dutch disease geeft een relatie weer tussen de toename in de exploitatie van grondstoffen en de afname van de productiesector en agricultuur. De opbrengsten van de natuurlijke grondstoffen zorgen ervoor dat de koers van de lokale munt sterker wordt in vergelijking met die van andere landen wat er op zijn beurt toe leidt dat het duurder wordt voor andere landen om exportgoederen van het land te kopen. Dit alles leidt ertoe dat de agricultuur en landbouwsector veel minder competitief worden, en resulteert dus ook in een toenemende ongelijkheid van inkomen binnen het land, zowel tussen regio’s als tussen individuen. Algemeen gezien zijn er twee mogelijke manieren om de Dutch disease te voorkomen:
19
Enerzijds kunnen de opbrengsten van de natuurlijke grondstoffen op geleidelijke wijze het land ingebracht worden in plaats van ineens. Door op bovenstaande wijze te werk te gaan wordt inflatie niet alleen afgezwakt, het levert het land ook een constante, stabiele stroom van inkomsten op. Echter, voor ontwikkelingslanden is dit een eerder lastig uit te voeren oplossing aangezien zij het liefst alle opbrengsten zo snel mogelijk spenderen, enerzijds om problemen zoals armoede aan te pakken en anderzijds wegens corruptie. De resource curse wordt niet voor niets een vloek genoemd, het is een vloek voor het volk. De wensen van het volk en de regering (in handen van een elite, politiek en/of economisch)verschillen op vele vlakken; er woedt een strijd tussen verschillende partijen binnen de overheid om inkomsten te spenderen binnen hun departement, en dit ten koste van problemen die bestaan onder het volk.
Anderzijds kan sparen gestimuleerd worden, onder andere door de belastingen op inkomen en winst te drukken. Door te sparen kan een land de nood aan financiering van het overheidstekort en FDI verlagen. Daarbovenop kan de competitiviteit van de productiesector gestimuleerd worden door te investeren in onderwijs en infrastructuur. De overheid kan ook terugvallen op protectionisme, op zijn minst als een tijdelijke maatregel, dit is één van de redenen waarom de ondertekening van het Export Processing Agreement (EPA) tussen Europa en ECOWAS reeds twaalf jaar aansleept. Echter, dit kan ook het Dutch disease-effect verergeren. Namelijk, de grote instromen van buitenlands kapitaal zijn grotendeels afkomstig van de exportsector en worden opgekocht door de importsector. Wanneer door het protectionistische regime tol geheven wordt op ingevoerde goederen, doet dit de vraag naar buitenlandse munt dalen, wat leidt tot een nog meer toenemende wisselkoers.
Maar, zoals Gordon (2012) het zo mooi formuleert kunnen we eigenlijk voor Afrika in de huidige omstandigheden concluderen: “Many problems remain, but the rhetoric has quickly changed from aid case to investment opportunity, not least from Wall Street and other investors in flat-line northern economies”.
20
3.2. Afrika en Export Processing Regimes
De EPR-groeitendenzen zoals beschreven in hoofdstuk 2.2., kunnen we spijtig genoeg niet terugvinden in Afrika. Volgens een studie van het ILO (Milberg, Amengual, 2008) stond Afrika in 1990 voor ongeveer 9% van alle zones in ontwikkelingslanden. Een achttal landen hadden EPR opgenomen in hun economische politiek, maar slechts een drietal (Egypte, Mauritius en Tunesië), hadden er een tewerkstelling van enige significantie. In 2006 waren er reeds een twintigtal landen met echter een eerder beperkte totale tewerkstelling van 1 miljoen werknemers in 91 zones (slechts 2,6% van het totaal voor de ontwikkelingslanden (zie figuur 4)) en daarvan was dan nog meer dan 51% van de tewerkstelling in Sub-Sahara Afrika terug te vinden in één land, nl. ZuidAfrika. Daarnaast hadden enkel Mauritius, Lesotho, Kenia, Nigeria en Madagaskar volgens officiële cijfers een EPR-tewerkstelling van meer dan 35000 werknemers. Waar in de meeste landen de tewerkstelling in de EPR’s snel tot een paar procent van de totale tewerkstelling is geëvolueerd, bleef Sub Sahara Afrika steken op 0,2% (Milberg, Amengual, 2008).
FIGUUR 4 Verdeling van alle EPR’s over de wereld (Thahaya)
114 4%
Sub Sahara Afrika
365 15%
1034 41%
Zuid-Oost Azië Latijns Amerika
240 10%
741 30%
Europa en Centraal Azië Midden Oosten en Noord Afrika
21
Deze zeer trage ontwikkeling is teleurstellend, maar biedt anderzijds een kans om de gevolgde politieken in een vroeg stadium bij te sturen. Het grote probleem ligt hier duidelijk in het feit dat in de andere continenten (Azië, Latijns-America) de EPR-politiek een deel vormde van een breder industrieel geheel van maatregelen, daar waar in Afrika in heel veel gevallen EPR werd gezien als een doel op zichzelf dikwijls gedreven door hulpinstellingen en toegang tot donor-programma’s (Stein, 2008). Daarenboven worden de Afrikaanse douane en andere bestuurlijke organismen maar al te vaak gekenmerkt door een zware bureaucratie en corruptie, en is er een groot gebrek aan continuïteit en stabiliteit in de politiek betreffende het aantrekken van buitenlands investeringskapitaal. Dit wordt nog versterkt door een bijna algemeen zeer laag niveau van ontwikkeling van het menselijk kapitaal, vooral wat betreft technische vorming. In vele gevallen ontbreekt ook de nodige infrastructuur om van ‘acceptabele’ industriële omstandigheden te kunnen praten.
3.3. Gevallenstudies
3.3.1. China – een lappendeken van export processing zones
In de jaren ’50 en ’60 waren EPR’s populair in bepaalde Aziatische ontwikkelingslanden. Deze populariteit is volgens F.S. Victor (1985) gedeeltelijk te wijten aan de teleurstellende resultaten van de ingevoerde importsubstitutie2 strategie en aan de interesse in buitenlandse investeerders. Importsubstitutie veroorzaakte in deze landen een trage economische groei terwijl op hetzelfde
2 Importsubstitutie
staat ook wel bekend als import-substituting industrialization. Dit is een handelspolitiek gebaseerd op
de hypothese dat een land er naar zou moeten streven haar afhankelijkheid van het buitenland te reduceren door lokaal goederen te produceren, die anders ingevoerd zouden moeten worden. Importsubstitutie werd in de periode tussen 1930 en de late jaren 80 van de twintigste eeuw toegepast in veel Latijns-Amerikaanse landen, en vanaf de jaren '50 in enkele Aziatische en Afrikaanse landen. (Wikipedia)
22
ogenblik andere regio’s, die een exportgerichte strategie toepasten
(zoals Hong Kong en
Singapore), wel een gestage economische groei kenden. Enkele Aziatische ontwikkelingslanden zoals Sri Lanka en Thailand hebben de economische draad terug trachten op te nemen door EPR’s te ontwikkelen. Uit een onderzoek uit 1975 bleek dat de redenen voor het invoeren van een EPR voornamelijk waren: 1) toenemen van de overheidsinkomsten 2) exportmarkt uitbreiden en economische activiteiten diversifiëren 3) afnemen van de werkloosheid 4) overdracht van technologie en wetenschap Aangezien deze bestaansredenen voor de meeste Aziatische EPR’s golden en ze zich allemaal op dezelfde klanten richtten, was er een zeer sterke onderlinge competitie. Zoals Victor (1985) opmerkt in zijn paper is het eerder vreemd dat een land dat relatief sterk geïndustrialiseerd is en volledig op zijn binnenlandse markt gefocust is, zich ineens open stelt voor buitenlandse investeerders. Tot voor 1978 aanvaardde China geen buitenlandse investeringen door hun antikapitalistisch beleid en de import en export droegen maar voor 10% bij aan het nationaal inkomen. China opende pas in 1976 haar deuren voor de rest van de wereld en in 1979 werd toestemming gegeven voor de ontwikkeling van vier SEZ’s (Shenzhen, Zhuhai, Shantou en Xiamen). Dit ter ondersteuning van het invoeren van het “open door policy”3. De eerste SEZ’s waren niet alleen afgebakende zones, die buitenlandse investeringen dienen aan te trekken, maar bovenal was de invoering van SEZ’s een methode om de Chinese bureaucratie en economie te hervormen met als doel een verbetering van de levensomstandigheden van de Chinese bevolking te creëren. Voor de Chinezen is het dat wat hun SEZ zo onderscheidt van een EPR. De voorbije decennia hebben de bestaande SEZ’s sterk bijgedragen tot het aantrekken van buitenlandse investeringen en het uitbouwen van de export. De eerdergenoemde SEZ’s ontwikkelden zich zeer snel en ze slaagden er al snel in, begin de jaren ’80, om mooie economische resultaten te behalen. Al snel besloot de Chinese overheid om ETDZ’s (economic and technological development zone) op te bouwen, het verschil met EPZ zit hem in de ontwikkelingsmogelijkheden. SEZ’s worden beschouwd als onafhankelijke steden, dergelijke zones bestaan niet alleen uit industriezone maar bieden een totaalpakket aan. Een ETDZ daarentegen is een louter economische
3
In 1979 ontwikkelde de Volksrepubliek China het opendeurbeleid met als doel de Chinese economie en markt open te
stellen voor de rest van de wereld.
23
zone, ze zijn afhankelijk van bestaande steden en dorpen voor arbeidskrachten en infrastructuur en daarbovenop hebben ze slechts een beperkte autonomie. Aan het einde van jaren ’80 nam China het succes van de hightechindustrie waar en installeerde verschillende HIDZ’s (hightech development zone), uitgerust met de meest hoogstaande infrastructuur. De voorbije twintig jaar werden bestaande ETDZ’s en HIDZ’s versmolten, om de zones multifunctioneel en nog aantrekkelijker te maken voor buitenlandse investeerders. EPR’s hebben in China zeer sterk bijgedragen aan de openstelling naar de wereld toe, de ontwikkeling van de exportmarkt en aan de ontwikkeling van technologische en wetenschappelijke knowhow. Alle activiteiten, die in de EPZ’s ontstaan zijn dankzij buitenlandse investeerders, brachten een toename van tewerkstelling van de lokale bevolking en een toename van de grondstoffenconsumptie met zich mee. Het voorgaande belicht echter enkel de rooskleurige kant van het verhaal. Zoals Wong en Tang (2005) beschrijven in hun onderzoek, is er over de jaren heen een SEZ-boom ontstaan, deze overschaduwt deels de positieve kant van het SEZ-verhaal. Deze SEZ-boom word ook wel ‘zone fever’ genoemd en wordt toegeschreven aan het slechte bestuur, misbruik van de voordelen die SEZ’s bieden, misbruik van het Chinese administratief systeem en speculatie in onroerend goed. Laatstgenoemde bracht veel problemen met zich mee, zo ging er o.a. veel landbouwgrond verloren en kregen bepaalde regio’s met milieuverontreiniging te maken. Schattingen geven aan dat tussen 1986 en 1995
maar liefst 6% van de Chinese landbouwgronden werd opgeëist voor niet-
landbouwactiviteiten. Zoals eerder vermeld opende China haar eerste development zone in 1984. Tegen Januari 1985 waren reeds in 15 andere kuststeden gelijkaardige projecten opgestart. De eerste development zones zijn opgestart in opdracht van de centrale regering, maar de lokale Chinese overheden zagen al snel in dat deze development zones heel sterk kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun gebied. Dat was de start van het opbouwen van talrijke development zones in opdracht van de lokale overheden. Eind 1992 stond de teller al op 1951 zones, goed voor 15300 vierkante kilometer. Om de groei van het aantal zones te kunnen laten toenemen zijn de lokale overheden moeten overstappen van het gebruik van eigen grond naar het gebruik van private grondeigendom. Landbouwgrond werd massaal opgekocht. Development zones popten massaal op uit het niets met als gevolg dat velen nooit investeerders vonden en dus grote oppervlakten nuttige landbouwgrond 24
bleven braak liggen. De centrale overheid voerde daarna een nieuwe maatregel in: de ontwikkeling van een nieuwe zone op lokaal niveau moest eerst goedgekeurd worden, bijkomend werden een heleboel bestaande niet-productieve zones opgedoekt. Echter, deze maatregelen baatten niet, het aantal zones bleef massaal toenemen, in 1996 sprak men van 4120 zones. In 1997 en 1998 werd de omzetting van landbouwgrond naar bouwgrond uiteindelijk verboden. Desondanks deze maatregel begon het vanaf 2000 toch weer fout te lopen. Het afkopen van landbouwgrond van kleine boeren tegen lage prijzen werd gewoon verder gezet. Dit fenomeen wordt “enclosure movement” genoemd. In 2003 stond de teller op 6866, verspreid zo’n 38600 vierkante kilometer innemend. In 2003 kwam er dan finaal een einde aan de oncontroleerbare boom toen de centrale overheid een limiet van 1 development zone per provincie heeft opgelegd. Alle bestaande zones gemachtigd door een andere overheid dan de centrale werden verplicht opgedoekt en het land werd teruggegeven om dienst te doen als landbouwgrond. Ook de zones die operationeel mochten blijven, moesten de bezette oppervlakte terugschroeven. Eind 2006 kon deze opkuis afgerond worden en het aantal development zones was teruggebracht tot 1568, goed voor 9949 vierkante kilometer. De vraag rijst natuurlijk wat de oorzaak van deze boom was? Het antwoord ligt eigenlijk bij de hervorming van China als socialistische staat naar een staat met fiscale decentralisatie: Voor 1980 controleerde de centrale overheid alle bronnen van inkomsten, zowel haar eigen als die van de provincies en die van sub-provinciale regeringen. Met andere woorden de lokale regeringen hadden geen eigen budget. De fiscale decentralisatie creëerde een systeem met fiscale contracten. Lokale regeringen ondertekenden een contract dat stelde dat ze vanaf dat ogenblik een eigen budget beheerden en een bepaald percentage dienden af te dragen aan de centrale regering. Bijkomend werd aan de lokale
regeringen
ook
een
grotere
autonomie
toegekend
inzake
grondstoffen-
en
investeringsbeslissingen. De lokale overheden werden dus sterk gestimuleerd om economische groei na te streven. Zij zagen in de development zones een grote bron van inkomsten. In 1994 werd afgestapt van het systeem met fiscale contracten. Men ging over op een “tax sharing system”, waarin bepaalde taksen volledig naar de centrale overheid gaan en de overige volledig inkomsten voor de lokale regering zijn. Dit nieuw systeem had als doel de fiscale positie van de centrale regering te versterken, maar het zwakte de incentives voor lokale regeringen om 25
economische groei na te streven niet af. Dit statensysteem heeft een heftige concurrentiële strijd tussen lokale regeringen opgewekt om hun lokale economie te laten opbloeien. Ze werkten hard om kapitaal voor hun regio aan te trekken (Zhang, 2011). Zo is China een lappendeken van development zones geworden. In 2001 is China toegetreden tot de World Trade Organisation. Volgens S-W Wong en B-S Tang (2005) bracht dit zowel positieve als negatieve gevolgen voor de EPR’s met zich mee. Enerzijds zou het buitenlands kapitaal, binnengebracht door investeerders, en de handel nog toenemen, o.a. door de toegang tot nieuwe sectoren. EPR’s hebben hier een groot competitief voordeel omwille van de zeer kwaliteitsvolle aangeboden infrastructuur en wegens de rijke ervaring in het beheren van buitenlandse investeringen. Anderzijds kunnen de regelgevingen binnen bepaalde EPR’s niet voldoen aan de WTOovereenkomsten. De Chinese regering heeft voor de toetreding tot de WTO bepaalde regels in de ERP-wetgeving omtrent belastingvoordelen en privileges moeten aanpassen om aan de WTOovereenkomsten te kunnen voldoen, maar ook om de binnenlandse industrie te beschermen opdat deze competitief zou kunnen blijven. Door deze wijzigingen hebben de EPR’s in China wat aan aantrekkelijkheid verloren.
3.3.2. Mexico – maquiladora’s, een bijdrage voor de binnenlandse economie of niet?
Sinds het begin van de jaren ’80 gebruikt Mexico maquiladora’s, de Mexicaanse vorm van een EPR, als ontwikkelingsstrategie. De ontwikkeling van de maquiladora’s was gebaseerd op de EPR’s in Azië (Thailand, Sri Lanka,..) en de stimulans was het Border Industrialization Program (BIP). Tijdens de tweede wereldoorlog was er in de VS een groot tekort aan arbeidskrachten. Ten gevolge van dit tekort is het “Bracero Program” ontstaan; miljoenen Mexicaanse arbeiders kregen het recht om in de VS als seizoenarbeider te werk te worden gesteld. Dit bracht een verhuis naar grenssteden met zich mee, zo zijn steden als Tijuana, Mexicali en Matamoros ontstaan. In 1964 is het “Bracero Program” door de VS stopgezet, met een groot werkloosheidsprobleem in Mexico als gevolg. Het BIP werd in 1965 ingevoerd als poging om dit probleem op te lossen; het 26
moest aan duizenden seizoenarbeiders woonachtig in de grenssteden een job bieden. Deze tewerkstelling moest gecreëerd worden door arbeidsintensieve producenten uit de VS, die zich aan de grens in Mexico kwamen vestigen. Het BIP liet hen toe fabrieken neer te zetten in een twintig kilometer lange strook langs de grens met de VS, grondstoffen te importeren zonder er te worden op belast wanneer de afgewerkte producten bestemd waren voor export, en daarbovenop bood de Mexicaanse overheid subsidies aan voor het bouwen van fabrieken en industriezones. In 1973 werd het gebied dat aan de Amerikanen werd voorgelegd, uitgebreid en de grenzen werden opgeheven. In de jaren ’80 kende Mexico een economische crisis, dit heeft bijgedragen aan de snelle groei van de activiteiten in de maquiladora’s. Deze crisis bracht economische hervormingen met zich mee; handelsbarrières werden afgezwakt, overheidsbedrijven werden geprivatiseerd en de munt werd gedevalueerd. Deze hervorming heeft de arbeidskost zwaar laten dalen en aangezien de kost van arbeid een bestaansreden is van deze EPR’s, heeft dit een grote rol gespeeld in de ontwikkeling (Biles, 2004). Een van de Mexicaanse staten waar maquiladora’s gevestigd zijn is Yucatán. Tot aan de jaren 80 werd de industrie in Yucatán gedomineerd door de productie van henequen4. Door de ontwikkeling van synthetische vezels en het opduiken van concurrenten in Zuid-Amerika, Afrika en Azië is de vraag naar henequen in Mexico zeer sterk gedaald. In de jaren ’80 werd besloten dat er iets moest gedaan worden aan de ondergang van de henequenindustrie. Het Henequen Zone Restructuring Program werd in 1984 ingevoerd. In Yucatán werd de ontwikkeling van maquiladora’s door dit programma gestimuleerd. Yucatán had 1.7 miljoen inwoners (2002), waarvan 40% in de hoofdstad, Mérida, woonden. Ook de helft van alle tewerkstelling bevond zich in Mérida. Het BNP binnen de staat Yucátan was zo een 82% lager dan het gemiddelde BNP van alle Mexicaanse staten (32 staten). Een hoge graad van ongeletterdheid en een laag scholingsniveau zijn bijkomende factoren, die aangeven dat Yucatán
4
Henequen (Agave fourcroydes Lem.) is an agave, whose leaves yield a fiber also called henequen, which is suitable for
rope and twine, but not of as high a quality as sisal. It is the major plantation fiber agave of eastern Mexico, being grown extensively in Yucatán, Veracruz, and southern Tamaulipas. It is also used to make Licor del henequén, a traditional Mexican alcoholic drink. (Wikipedia)
27
balanceerde op de rand van de marginaliteit. In 1995 was Yucatán dan ook opgenomen in een lijst van 12 Mexicaanse regio’s met een hoog tot zeer hoog niveau van marginaliteit. Van 1995 tot 2001 heeft de overheid dan het State Development Plan ingevoerd waarin export georiënteerde industrie werd gepromoot. De maquiladora’s werden verplaatst naar meer landelijke gebieden binnen de staat om zo de tewerkstelling en de overbevolking van Mérida af te zwakken. In 2000 droegen de maquiladora’s 4% van het staatsinkomen bij (Biles, 2004). In 1994 is de North American Free Trade Agreement (NAFTA), ingevoerd. NAFTA, een vrijhandelszone die Mexico, de VS en Canada omvat, is een overeenkomst omtrent het verlagen of afschaffen van importtarieven, en het afschaffen van restricties op buitenlandse bezittingen en investeringen. Het NAFTA bracht zowel positieve als negatieve gevolgen voor de maquiladora’s met zich mee. Het doel was enerzijds om de maquiladora’s zo veel mogelijk in de binnenlandse economie te integreren en anderzijds Mexico zo veel mogelijk open te stellen voor handel met de VS en Canada. NAFTA heeft de belastingvrijstelling op ingevoerde goederen afkomstig uit landen, die niet aan de NAFTA-regels voldoen, opgeheven. Voordien konden goederen afkomstig van bijvoorbeeld Japan geïmporteerd worden in de VS en samen met andere Amerikaanse producten naar Mexico verder doorgevoerd worden. Zo werden deze Japanse producten belastingvrij in Mexico ingevoerd. Wanneer het afgewerkt product terug naar de VS verscheept werd, werden er wel belastingen op geheven. Vanaf de invoering van NAFTA had Mexico het recht om belastingen te heffen op de invoer van buitenlandse producten. Echter, NAFTA staat Mexico toe om de belastingen, die door de maquiladora’s aan de VS en Canada werden betaald, gedeeltelijk terug te vorderen. Deze laatste maatregel was voor de maquiladora’s een onvoldoende tegemoetkoming en zij kwamen in opstand. Dit leidde tot de invoering van de Sectoral Promotion Programs; bepaalde specifieke industrieën kregen het recht verlaagde tarieven toe te passen (Truett, Truett, 2007). Volgens J. Biles (2004) telde Mexico in 2001 3600 exportgerichte organisaties, zij boden een job aan ongeveer 1.3 miljoen arbeiders. In 1999 was 26% van alle industriearbeiders in de maquiladora’s tewerkgesteld. Aan het begin van de jaren 2000 brachten de maquiladora’s meer dan twee derden van alle Mexicaanse export op. Guajardo Quiroga (1998) daarentegen houdt er een meer negatieve mening op na. Hij schat namelijk dat de economische effecten teweeggebracht door de maquiladora’s relatief gezien meer dan de helft minder zijn dan de economische effecten van binnenlandse organisaties.
28
Maquiladora’s zijn een specifieke toepassing van het export processing regime; de handel beperkt zich zowat tot de VS en Canada. In 2009 is men tot de constatatie gekomen dat de dalende tewerkstelling in de maquiladora’s samenhangt met economische schommelingen in de Verenigde Staten. Aangezien Mexico in 2006 zijn rapporteringswetgeving heeft aangepast, zijn er sindsdien geen exacte cijfers i.v.m. tewerkstelling meer te vinden. Niettemin is het zeer duidelijk dat voor 2006 de laatste grote afname in tewerkstelling plaatsvond tussen 2000 en 2003. Meer dan 200.000 jobs, 15,3% van de totale tewerkstelling, werden opgezegd in de maquila industriesector. Dit was de vierde keer in de geschiedenis dat de afvloeiingen meer dan 10% van de tewerkstelling bedragen. Opmerkelijk is dat deze afvloeiingen keer op keer samenvallen met een economische recessie in de VS. Ongeveer 80% van de export die uit de maquiladora’s voortkomt, is immers bestemd voor de VS; ze zijn dan ook onlosmakelijk verbonden aan de Amerikaanse economie. De maquiladora’s hebben ook te kampen met andere knelpunten; de financiële crisis en de dreiging van China. “The China threat” is het grootste probleem waar Mexico mee te maken heeft sinds de toetreding van China tot het WTO in 2001. China biedt goedkopere arbeid aan en bezit het voordeel van economics of scale en economics of scope. China biedt zijn klanten volledige oplossingen aan, ze kunnen het product van grondstof tot afgewerkt product vervaardigen. Mexico daarentegen is voor zijn productie grotendeels afhankelijk van de invoer van half afgewerkte producten. Echter, “the China threat” is niet van toepassing op alle producten en, China staat ook bekend om piraterij en slechte bescherming van intellectuele eigendommen. De voornoemde gebeurtenissen hebben als effect dat de maquiladora’s de productie moeten terugschroeven naar een lager niveau, minder kunnen exporteren en minder FDI’s ontvangen (Hadjimarcou, Brouthers, McNicol, Michie, 2013). Het hele Mexicaanse export processing regime wordt gedreven door het overgrote aanbod van arbeid verspreid over heel Mexico. Families migreren naar Noord-Mexico met hoop op een goed betaalde job in een maquiladora, en daarbij een kans op een beter leven (maquiladora’s keren een ietwat hoger loon uit dan de binnenlandse werkgevers). Het ogenblik dat een maquiladora een job of project misloopt volgen er honderden ontslagen, de werknemers zijn van de ene dag op de andere terug bij af. Deze tijdelijke welvaart en om de hoek glurende werkloosheid leidt tot een lage toeweiding en motivatie bij de werknemers. De Mexicaanse versie van export processing regime, de maquiladora, zou eens grondig moeten herzien worden in het belang van de Mexicaanse economie en bevolking. Enkele mogelijke strategieën worden aangereikt door J. Hadjimarcou et. Al (2013).
29
3.3.3. Nigeria – hoe het niet moet
(gesprek met de heer Yagyavalkya Misra, 8 april 2014, Lagos (Nigeria)).
a. Nigeria binnen Afrika Als gevolg van een recente rebasing-oefening staat het Nigeriaanse BNP nu op 510 miljard dollar, dit is ongeveer 38 % groter dan de tweede grootste Sub Sahara Afrikaanse economie Zuid-Afrika. De economie van Nigeria is de vierentwigste in de wereld, juist na Polen en Noorwegen, en juist voor België en Taiwan. De economische groei was gedurende het laatste decennium jaarlijks ongeveer 7%. Nominaal trekt Nigeria ook de tweede hoogste waarde van FDI aan in Afrika. Volgens recente UNCTAD-cijfers voor 2013, een totaal van $5,5 miljard, wat echter wel een sterke daling is tegenover vorige jaren). Het land kent een continu hoge bevolkingsgroei, ongeveer 3% per jaar, en met zijn 174 miljoen inwoners betekent dit dat één op vijf SSA-Afrikanen in Nigeria woont. UN-experten verwachten dat er tegen 2050 ongeveer 440 miljoen inwoners zullen zijn, wat ruim meer is dan de 400 miljoen Amerikanen. Het land is dan misschien wel een reus, maar het kent daarnaast heel wat problemen die typisch zijn voor de meeste landen in SSA. Op de UN’s Human Development Index-rangschikking bekleedt Nigeria de 153-ste plaats op 187 landen. De aanhoudende groei van het laatste decennium kan niet beletten dat de werkloosheid gestaag toeneemt, de officiële 23% moet minstens met een hoop korrels zout worden genomen, en ook al staat het BNP per capita vandaag op 2700 dollar (ter vergelijking Zuid-Afrika heeft in 2012 7300 dollar en België 43400 dollar per capita volgens World Bank), toch brengt de zeer grote span in inkomen mee dat 66% van de bevolking leeft met een inkomen van minder dan 1.25 dollar per dag, wat gecatalogeerd wordt als ‘extreem arm’. De gemiddelde levensverwachting hangt dan ook nog altijd beneden de 50 jaar. De Mo Ibrahim Index, een index die ‘good governance’ tracht te beoordelen op basis van veiligheid, wettelijkheid, participatie en mensenrechten, economische kansen en human development, plaatste Nigeria als 43ste op 52 Afrikaanse landen. Na een verslechtering tegenover het vorige jaar, net zoals in de andere Afrikaanse grootheden: Zuid-Afrika, Egypte en Kenya. In alle grote landen van Afrika was er een verslechtering voor mensenrechten, politieke vrijheid, openheid en 30
aanrekenbaarheid. Nigeria heeft daarnaast een groot probleem qua veiligheid (zie onlangs de kidnapping van meer dan 200 schoolmeisjes), bureaucratie en corruptie. Door het lekke inningssysteem bedragen de belastinginkomsten slecht 12% van het BNP. Het land is ook een typisch voorbeeld van de Dutch disease (zie hoofdstuk 3.1.). De rijkdom aan olie en gas en de export ervan heeft de agrarische en chemische sector en de lichte verwerkende productie zoals textiel, die in de eerste decennia na de onafhankelijkheid sterk waren toegenomen, zwaar teruggedrongen. De uitvoer van niet-olieproducten daalde van 97% bij de onafhankelijkheid (1960) naar 42% in 1970 en naar 2 % in 2005. Dit probleem werd nog versterkt door de voorkeur van Nigerianen voor buitenlandse ingevoerde producten. Dit alles leidde tot een zeer hoge invoerfactuur en zware nood aan vreemde sterke munt, waar de regering op heeft gereageerd met protectionistische douanetarieven om de binnenlandse industrie van de totale ondergang te redden. In recente jaren nam de verwerkende industrie en de dienstensector toe, maar bepaalde sectoren kennen pas nu een wedergeboorte en vragen dus nog om enige (tijdelijke) bescherming om van de grond te kunnen komen in de wereldmarkt . Dit laatste is vandaag vooral het geval voor landbouwproducten zoals rijst, suiker, palmolie, etc. Al het bovenstaande maakt duidelijk dat het belichten van Nigeria in verband met een economische topic als EPR , zeker representatief is voor het geheel van Sub Sahara Afrika.
b. Evolutie van EPR in Nigeria
Als deel van een pakket maatregelen tot hervorming van de economie werd in 1989 het EPRconcept ingevoerd in Nigeria: de NEPZA-Act 63 (Nigerian Export Processing Zone Association), onder ander op basis van een UNIDO-rapport (United Nations Industrial Development Organization). Deze wet werd later uitgebreid en gedetailleerd door een decreet in 2004: Investment procedures, Regulations and Operational Guidelines for Free Zones in Nigeria. De eerste zone in Nigeria was de Calabar Free Trade Zone die, alhoewel opgericht in 1989, slechts operationeel werd einde 2001. Daarna volgde een lange rij van andere Free Trade Zones, in totaal 26 op vandaag, waarvan echter slechts een beperkt aantal echt operationeel werd. De grootste projecten zijn zonder meer Olokola Free Trade Zone (OKFTZ) en Lekki free Trade Zone, de meest succesrijke is Onne Free Trade Zone. De voornoemde drie zones zijn in tegenstelling tot Calabar, 31
maar wel zoals de meerderheid van de andere zones Public Private Partnerships (PPP) met een minderheid voor de staat (in de meeste gevallen niet de federale staat, maar één van de 36 deelstaten). Enkele uitzonderingen zijn zuiver privé-zones. Voor wettelijke regelgeving en economische transacties moet elke zone in Nigeria beschouwd worden als een ‘offshore’ locatie, dus afgescheiden van de rest van Nigeria. De vrijstellingen en incentives zijn in de basiswet voorzien: -
in de tijd onbeperkte vrijstelling van alle taksen en belastingen, zowel federaal, staats als lokaal
-
douanerechtvrije invoer van kapitaalgoederen, verbruiksgoederen, ruwe materialen en componenten
-
vrijstelling van pre-invoer inspectie voor goederen bestemd voor de zone
-
vrijstelling van de wettelijke voorschriften betreffende belastingen, heffingen, taksen en vreemde munt regelgeving
-
vrije repatriatie van buitenlandse kapitaalinvesteringen en interesten
-
vrije distributie van winsten en dividenden voor buitenlandse investeerders
-
vrijstelling van in- en uitvoervergunningen
-
huurvrij land gedurende de bouwperiode
-
geen beperking van eigendomspercentage voor buitenlanders
-
geen beperking van tewerkstelling van buitenlands personeel.
Het ‘offshore’ karakter brengt natuurlijk ook mee dat (1) verkopen vanuit de zone naar het Nigeriaanse hinterland en (2) verkopen vanuit het hinterland naar de zone, beide betaald moeten worden in vreemde munt (dollar) en ook onderhevig zijn aan de normale regels van invoer en repatriatie van opbrengsten. Rond 2000 werd besloten dat een zuiver EPR-regime niet in staat zou zijn om het industriële en commerciële landschap van Nigeria structureel te veranderen als dergelijke zones er niet zouden in slagen hun deel van de internationale investeringen aan te trekken, alleen al omdat de meeste zones wereldwijd flexibel werden gemaakt voor alle commerciële, industriële en diensten industrieën, ook deze die een (al of niet) belangrijk deel van hun productie uitvoeren naar het nationale hinterland. De zones werden dus toegestaan ook grotere hoeveelheden op de binnenlandse markt te verkopen.
32
c. Gebreken van EPZ in Nigeria
Het gebrek aan succes van de EPR-regimes in Nigeria is tekenend voor het falen ervan in de meeste Afrikaanse landen en de oorzaken kunnen samengevat worden in een drietal groepen: de politieke en maatschappelijke omstandigheden, de wettelijke regelgeving, en de voorziene industriële infrastructuur.
politieke en maatschappelijke omstandigheden: -
de lange geschiedenis van Nigeria als een land met een incompetent economisch bestuur, een hoog niveau van corruptie, bureaucratie en economische criminaliteit, politieke en sociale instabiliteit zijn zeker een rem.
-
de afwezigheid van een duidelijk comparatief voordeel van de Nigeriaanse economie, die eigenlijk weinig voorziet voor export door gebrek aan o.a. goed technisch geschoold personeel, grondstoffen voor industriële verwerking, ondersteunende diensten (bijvoorbeeld banken en verzekeringen handelen niet op een internationaal niveau).
-
de ‘wafelijzer’-politiek van de regering (Nigeria is een federaal land met 36 staten, 6 regio’s en een viertal overheersende volkeren) heeft er toe geleid dat een deel van de bestaande EPR-zones werden opgericht in onmogelijke locaties. Zo zijn er zones op 800 km van elke grens of haven, het moge duidelijk zijn dat dit niet de ideale plaats is voor een EPR gericht op export en dan nog meestal, deels, op basis van ingevoerde basismaterialen of componenten. Er is zelfs een EPR-zone op een eiland zonder haven of brug, die dus enkel verbonden is met het vasteland via een kleine veerpont.
-
de alomtegenwoordige bureaucratie blijft er steeds voor vechten om ook op de transacties van de EPR’s vat te krijgen. Ook al zijn de wettelijke voorschriften duidelijk, de wettelijke afdwingbaarheid laat veel te wensen over, en in elk geval blijft het slachtoffer zitten met de vervelende verdedigingslast. Hier doelen we op de douane en belastingautoriteiten, de politie en de immigratiediensten voor vergunningen voor expatriates. Dit heeft uiteraard te maken met de typisch Afrikaanse toestand waarbij ambtenaren hun meestal laag en soms onbetaald 33
salaris proberen aan te vullen met ‘aanmoedigingspremies’ om een dossier te behandelen. -
de perceptie van onveiligheid, die Nigeria in de gehele wereld heeft, is zeker geen stimulans om investeringen en de daarmee gepaard gaande ex-pats aan te trekken.
wettelijke regelgeving: -
ondanks de lange lijst van voordelen en incentives voor de EPR-zones blijft er toch een afwezigheid van voordelen voor de investeerders in EPR’s, gezien gelijkaardige voordelen worden verleend op soms willekeurige basis aan startende bedrijven in het binnenland. Alles heeft te maken met de politieke druk die men kan uitoefenen, bijvoorbeeld in olie en gas zijn er decennialange vrijstellingen van belastingen.
-
de verplichting om alle transacties in en met de EPR’s in vreemde munt (dollar) te houden heeft natuurlijk het voordeel dat het de investeerder afschermt van devaluaties van de Naira en dat het ook een influx betekent van broodnodige harde wisselkoers, maar het creëert terzelfdertijd een barrière voor het aanboren van lokaal investeringskapitaal. De wet voorziet in dit verband in een verbod op (1) het toestaan van leningen in Naira, (2) het opnemen van Naira-leningen van Nigeriaanse ingezetenen, inclusief banken en (3) het sourcen van vreemde munt via de binnenlandse forex-markt. De investerende bedrijven zijn dus voor hun financiering gedwongen naar buitenlandse forex-markten.
-
de Nigeriaanse wetgeving is niet altijd compleet en soms zelfs tegenstrijdig. De wetgeving betreffende de EPR’s is om verschillende redenen niet sluitend zoals bijvoorbeeld betreffende de rechtspersoon (de verwoording van de NEPZA-Act is zodanig dat interpretatieverschillen mogelijk zijn, waarbij een EPR-entiteit geen erkende rechtspersoon zou vormen buiten de zone), de registratie van gronden (de Land Act is deel van de grondwet en dus niet wijzigbaar door de NEPZA-Act, die een normale parlementaire wet is, dus van een lager hiërarchisch niveau), bepaalde taksen en rechten worden geheven door de staat en eigenlijk kan het federaal parlement niet beslissen over vrijstellingen ervan, etc.
34
voorziene infrastructuur: -
de logistieke infrastructuur van het land in het algemeen laat veel te wensen over. De Nigeriaanse havens zijn niet aangepast aan de huidige internationale normen betreffende diepgang van de toegang tot de grote oceaan en het management ervan verloopt op zijn minst weinig efficiënt, sinds meer dan een decennium strijden een zevental locaties om een nieuwe diepzeehaven te bouwen, maar door de interne concurrentie en het gebrek aan focus bij de overheid is er tot vandaag geen enkel project in geslaagd om de financiering rond te krijgen. Het wegennetwerk is niet echt uitgebreid en zeer slecht onderhouden. Het spoorwegnet is omzeggens onbestaande en verouderd. Ook de luchthavens zijn niet ‘up to standard’, ook al wordt daar nu wel aan gewerkt.
-
de elektriciteitsvoorziening in het land staat werkelijk op een onwerelds laag niveau, wat de meeste bedrijven en inwoners ertoe dwingt om te investeren in generatoren (en back-up’s), die draaien op basis van diesel of benzine, en zeer kostinefficiënt werken.
-
de infrastructuur in en rond de zones laat meestal ook te wensen over. Dit gaat van een
degelijk
wegennet
zowel
binnen
de
zone
(dit
valt
onder
de
verantwoordelijkheid van de zone management vennootschap) als rond de zone (valt onder de verantwoordelijkheid van de overheid), tot het voorzien van elektriciteit of ten minste de bron om elektriciteit te genereren.
d. OKFTZ – historiek en link naar voorgaande gebreken De Olokola Free Trade Zone werd gestart in 2004 in de geboortestreek van toenmalig president Obasanjo. De zone ligt gespreid over de grens van twee staten (Ondo en Ogun), aan de kust en op minder dan honderd kilometer van Lagos, de grootste stadsagglomeratie van Afrika. In oppervlakte is OKFTZ het grootste EPR-project van Nigeria met 10000 hectaren in een eerste fase, uitbreidbaar tot ongeveer 22500 hectares (225 vierkante km). De zone zou ook worden vergezeld van een nieuw te bouwen diepzeehaven. Het ligt in een zeer onderontwikkeld gebied met een relatief lage bevolking, maar was bedoeld als een ontlastingsproject voor Lagos.
35
Tot 2007 gebeurde heel weinig, slechts één project werd opgetekend, OKLNG een reusachtige LNGgas productie, deels gesponsord door Shell, Chevron en British Gas, en daarom werd besloten een privé-partner in te brengen. Eind 2007 werden hiervoor akkoorden getekend met het Belgische Rent-A-Port NV, ontwikkelaar en manager van haven- en industriële zones en een dochter van Ackermans-van Haaren. Wegens vooral politieke beslommeringen werd de ontwikkeling verder belet en zelfs het aantrekken en optekenen van drie andere reuze-projecten, die daardoor de gehandtekende investeringen op 26 miljard dollar stelden, bracht geen ontwikkeling. Het eerste project werd steeds maar uitgesteld, voornamelijk wegens het niet stemmen van de noodzakelijke wetgeving en wordt nu waarschijnlijk irrealistisch als gevolg van de evolutie in de wereldmarkt van gas (schaliegas en nieuwe gasvindingen op de oostkust van Afrika). De andere projecten gingen recentelijk verloren wegens het ontstaan van een conflict tussen de gouverneur van de staat Ogun en de hoofd-investeerder (de Dangote-Group, de grootste Afrikaanse industriële groep), die ook Rent-A-Port als aandeelhouder verving. Deze laatste projecten werden verplaatst naar een andere EPZ, en zijn dus niet verloren voor Nigeria. De conclusie blijft dezelfde, nl. dat na 10 jaar deze, voor Nigeria zeer belangrijke zone, nog steeds geen ontwikkeling kent. Een blik in het intern strategisch plan bevestigt de in de vorige bladzijden beschreven problemen van de Nigeriaanse EPR-toepassing. Een uittreksel eruit (New Proposed Strategy, 2014), een lijst van sterktes en zwakten van het project, spreekt voor zichzelf: Strengths: Free Zone Status Available Land on a very good location Only large industrial zone with a water link to the major existing ports Link to the major east-west highway Proximity of recent off shore oil and gas fields Rather good soil conditions compared to other coastal industrial zones Weaknesses: No connection to (and far from) the gas grid and no other power source No connection to Ogun, nor to Lagos, the major market The only road connection to the zone is not completed and (partly) dilapidated No connection to the sea or to ports and no immediate plan for an own port No internal infrastructure because of lack of means (funding) 36
No complete legal structure for FZE’s in Nigeria No skilled labour availability Necessary costs to prepare the land (reclamation and levelling) No clear and uniform approach between the shareholders, partly due to a not updated shareholders’ agreement The duration of the existing lease is reduced to less than 34 years. This is far below other industrial zones (example Lekki offers a remaining lease period of 91 years). Dit weerspiegelt de meeste redenen voor het falen van EPR’s in Nigeria, die we ook terugvinden in de literatuur betreffende de zwakheden van EPR’s in Afrika (op een paar uitzonderingslanden na). Er blijft dus nog een lange weg af te leggen.
37
4. Kwantitatief onderzoek
In dit hoofdstuk wordt het kwantitatief onderzoek van deze masterproef besproken, beginnend bij de beschrijving van de gebruikte data gevolgd door achtereenvolgend de methodologie en resultaten van de tijdreeks analyse en de paneldata analyse.
4.1. Data
Om het effect van de aanwezigheid van EPR te bestuderen, werden in dit artikel data verzameld van het tijdstip van oprichting van EPR over de periode 1960 – 2012. Hiervoor werd gebruik gemaakt van zowel de World Economic Processing Zone Association (WEPZA), de nationale Export Processing Zone Associations, de International Labor Organisation (ILO), alsook de websites van de verschillende landen en hun ambassades. WEPZA geeft een overzicht van alle landen die een vorm van EPR hebben, zie Tabel 2. TABEL 2 Overzicht landen met EPR (WEPZA) Country or
WA
SA
IS
Territory
PS
Country or
WA
SA
IS
PS
Territory
ALGERIA
x
LYBIA
x
AMERICAN
x
LIECHTENSTEIN
x
SAMOA
LITHUANIA
x
ANGOLA
x
MACAO
x
ARGENTINA
x
MADAGASKAR
x
ARUBA
x
MALAWI
x
AUSTRALIA
x
MALAYSIA
x
AUSTRIA
x
MAURITIUS
x
x
BAHAMAS
x
MEXICO
x
x
BANGLADESH
x
MOLDOVA
x
BELIZE
x
MONACO
BERMUDA
x
MONGOLIA
x x
38
BOLIVIA
x
MOROCCO
x
x
MOZAMBIQUE
x
BULGARIA
x
NAMIBIA
x
BURUNDI
x
NEW ZEALAND
x
CAMEROON
x
KUWAIT
x
CAPE VERDE
x
KYRGYZSTAN
BRAZIL
x
CAYMAN
x
ISLANDS CHILE CHINA
x x
x
x
(MAINLAND)
x
x
LATVIA
x
LEBANON
x
LESOTHO
x
LIBERIA
x
NICARAGUA
x
COLOMBIA
x
NIGERIA
x
COSTA RICA
x
NORTH KOREA
x
CROATIA
x
OMAN
x
CUBA
x
PAKISTAN
x
CURACAO,
x
PANAMA
x
NETHERLANDS
PERU
x
ANTILLES
PHILIPPINES
x
x
CYPRUS
x
POLAND
x
DENMARK
x
PORTUGAL
x
DJIBOUTI
x
PUERTO RICO
x
DOMINICAN
x
ROMANIA
x
x
REPUBLIC
RUSSIA
x
x
ECUADOR
x
SENEGAL
x
EGYPT
x
SERBIA
x
EL SALVADOR
x
SEYCHELLES
x
FIJI
x
FINLAND
x
FRANCE
x
GABON
x
GAZA STRIP
x
ADMNSTD BY ISRAEL
SINGAPORE x
x
x
SLOVAKIA
x
SLOVENIA
x
SOUTH AFRICA
x
SPAIN
x
SRI LANKA ST. KITTS-NEVIS
x
x
x x 39
GERMANY
x
GHANA
ST. LUCIA
x
x
SUDAN
x
GIBRALTAR
x
SWEDEN
x
GREECE
x
SYRIAN ARAB
x
GUADELOUPE
x
REPUBLIC
GUAM
x
TAIWAN
x
GUATEMALA
x
TANZANIA
x
HAITI
x
THAILAND
x
HONDURAS
x
TOGO
x
TRINIDAD AND
x
HONG KONG
x
x
x
x
HUNGARY
x
TOBAGO
ICELAND
x
TUNISIA
x
TURKEY
x
INDIA
x
x
x
x
INDONESIA
x
UKRAINE
x
IRAN
x
UNITED ARAB
x
IRELAND
x
EMIRATES
ISRAEL
x
UNITED
ITALY
x
KINGDOM
IVORY COAST
x
URUGUAY
x
JAMAICA
x
USA
x
JAPAN
x
JORDAN
x
KAZAKHSTAN
x
KENYA
x
KOREA,
x
REPUBLIC OF
x
x
x
x
x
VANUATU
x x
VENEZUELA
x
VIETNAM
x
WEST BANK
x
ADMNSTD BY ISRAEL YEMEN
x
YUGOSLAVIA
x
ZIMBABWE
x
40
WEPZA definieert vier mogelijke types van EPR:
SA: small area: zones kleiner dan 1000 hectare
WA: wide area; grote zones met eigen bevolking
IS: industry specific; zones gecreëerd speciaal voor een bepaalde sector zoals olie, textiel, etc. Het gaat hier niet om een afgebakend gebied waarbinnen participerende bedrijven zich moeten vestigen, vb. Indiase “Jewelry Zones”
PS: performance specific; zones die enkel investeerders toelaten die aan bepaalde vereisten voldoen zoals exportniveau, niveau van technologie en knowhow, bedrag van investering, etc. Ook hier gaat het niet om een afgebakend gebied waarbinnen de participerende bedrijven zich moeten vestigen, vb. Indiase “export oriented factories”
In dit onderzoek wordt er gefocust op een selectie landen, 35 om precies te zijn, behorende tot de twee eerst genoemde categorieën. Tabel 2 geeft een overzicht met daarbij de jaartallen waarin EPR’s er hun intrede hebben gedaan.
TABEL 3 Jaartallen van introductie EPR Land Kenia India China Dominicaanse Republiek Mauritius Togo Honduras Bangladesh Costa Rica Mexico Ghana Indonesië Madagaskar Maleisië Namibië Nigeria Oman Kameroen Tanzania
Jaartal introductie EPR 1990 1965 1979 1965 1970 1989 1972 1983 1981 1970 1995 1986 1995 1985 1996 1989 2006 1990 2006
Land Vietnam Argentinië Burundi Djibouti Gabon Guatemala Filipijnen Jordanië Senegal Liberia Nicaragua Thailand Pakistan Jamaica Ukraine Malawi
Jaartal introductie EPR 1991 1994 1992 1994 2000 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1981 1983 1976 1996 1995
41
4.1.1. Tijdreeksanalyse
Om het effect van de aanwezigheid van EPR op import- en exporttijdreeksen te bestuderen, controleren we de tijdreeksen van de 35 landen beschreven in Tabel 2. De afhankelijke variabele, de variabele die bestudeerd wordt, is het eerste verschil van het natuurlijk logaritme van de import- en exportdata van bovenstaande 34 landen over een periode van 64 jaar, van 1948 tot en met 2012. Deze data werden verkregen van de UNCTADSTAT database. De EPR variabele is een dummy variabele die varieert over de tijd. Ze neemt waarde 1 aan vanaf het jaartal waarop EPR is ingevoerd in een bepaald land, EPR is 0 voor de jaartallen waarin het land nog geen EPR heeft ingevoerd.
4.1.2. Paneldata-analyse
Om het effect van de aanwezigheid van EPR op bilaterale exportstromen te bestuderen, controleren we de bilaterale handelsstromen tussen 147 landen, waaronder zowel landen met EPR als landen zonder. Van deze 147 landen zijn er 99 die op een bepaald moment in de tijd een EPR hebben geïntroduceerd, de overige 48 landen niet. Van de 99 landen met EPR kennen we voor slechts 35 landen het jaar waarin EPR werd geïntroduceerd. Daarom is er beslist om de testen uit te voeren op 83 landen, 35 met EPR en 48 zonder EPR. De afhankelijke variabele, de variabele die bestudeerd wordt, is het natuurlijk logaritme van de bilaterale exportstromen tussen de 83 landen. Voor dit onderzoek zijn een oneindig aantal controlevariabelen beschikbaar. Aangezien het niet mogelijk is deze allemaal op te nemen, worden in dit onderzoek alleen de meest gangbare en meest verklarende controlevariabelen opgenomen. De controlevariabelen worden opgesplitst in drie categorieën: geografische, economische en EPR variabelen. Tabel 4 geeft een overzicht van de beschrijvende statistieken.
42
TABEL 4 Beschrijvende statistieken Variabele
Aantal
Gemiddelde
Observaties
Standaard
Minimum
Maximum
Afwijking
Afhankelijke Bilaterale Export
29670
6.108
3.182
-6.908
15.676
Area reporter
30296
12.692
2.132
5.756
16.116
Area partner
30044
12.096
2.285
3.970
16.116
30296
0.104
0.305
0
1
30044
0.138
0.345
0
1
Contingent
27092
0.054
0.226
0
1
Distance
27092
8.620
0.873
4.656
9.868
Language
27633
0.200
0.400
0
1
GDP reporter
29319
10.901
1.889
4.372
14.641
GDP partner
29635
9.489
2.187
3.924
14.641
Crossrate
27059
-0.507
3.829
-22.333
22.486
Agreement
30332
0.228
0.420
0
1
EPR reporter
30332
0.558
0.497
0
1
EPR partner
30332
0.411
0.492
0
1
Geografische
Landlocked reporter Landlocked partner
Economische
EPR
Area wordt gedefinieerd als het natuurlijk logaritme van het totale geografische landoppervlak. Landlocked duidt aan of het land al dan niet volledig omgrensd wordt door landoppervlak. Derhalve neemt ze de waarde 1 aan wanneer een land geen rechtstreekse toegang heeft tot de zee. De coëfficiënt van Landlocked wordt verwacht negatief te zijn (Grigoriou, 2007), aangezien een land makkelijker zal kunnen handel drijven als het vrije toegang tot de zee heeft. Contingent neemt de waarde 1 aan wanneer de partnerlanden een grens gemeenschappelijk hebben. De coëfficiënt van deze variabele wordt verwacht positief te zijn aangezien buurlanden sneller handel zullen drijven (Márquez-Ramos et al., 2011). Distance geeft het natuurlijk logaritme afstand tussen beide handeldrijvende landen weer. Distance wordt verondersteld een negatieve determinant te zijn. 43
Language neemt de waarde 1 aan wanneer de handeldrijvende landen een gemeenschappelijke landstaal hebben en 0 in het andere geval. Taal wordt verondersteld een positieve determinant te zijn. De data ter constructie van bovenstaande geografische variabelen is afkomstig van de CEPII dataset (Mayer & Zignago, 2011). Het Bruto Binnenlands Product , GDP, wordt gebruikt als maatstaf voor de economische grootte van een land. Mansfield et al. (2002) stellen dat landen met een grote thuismarkt minder afhankelijk zouden zijn van internationale handel. De variabele GDP wordt gedefinieerd als het natuurlijk logaritme van het Bruto Binnenlands Product van het land. Ook een variabele die het bevolkingsaantal en de tewerkstelling van het land weergeeft zou interessant voor dit onderzoek, maar we kiezen ervoor om ze niet op te nemen om dat ze sterk samenhangen met GDP. Crossrate geeft het natuurlijk logaritme van de bilaterale wisselkoersen tussen twee landen. Bij een panel die vele jaren overspant, in dit geval 27 jaar, is het belangrijk om de evolutie van competitiviteit op te nemen. Een toename van de bilaterale wisselkoers tussen 2 landen betekent een verzwakking van de munt van de importeur t.o.v. de wisselkoers van de exporteur. Men verwacht dat crossrate als een negatieve determinant wordt geschat. De data ter constructie van bovenstaande variabelen is afkomstig van de UNCTADSTAT database. Agreement
is
een
controlevariabele
die
weergeeft
of
er
tussen
twee
landen
handelsovereenkomsten, Free Trade Agreements (FTA), bestaan. De data is afkomstig van de World Trade Organisation. Bestaat er een akkoord tussen twee landen, vastgesteld door het WTO, dan neemt de variabele Agreement de waarde 1 aan, bestaat er geen akkoord tussen de twee landen dan neemt Agreement de waarde 0 aan. De aanwezigheid van een handelsakkoord tussen twee landen wordt verondersteld een grote invloed te hebben op de bilaterale exportstromen tussen beide, vandaar is het belangrijk om deze variabele op te nemen in de panel. Een voorbeeld van een FTA opgenomen in de variabele Agreement is het handelsakkoord tussen Canada en Costa Rica inzake handel van goederen dat in werking is getreden in 2002 (GATT: article XXIV). De verschillende EPR-variabelen zijn dummyvariabelen, die meer informatie geven over de aanwezigheid van EPR in een land. De basis EPR-controlevariabele neemt waarde 1 aan vanaf het jaartal waarop EPR is ingevoerd in een bepaald land, EPR is 0 voor de jaartallen waarin het land nog geen EPR heeft ingevoerd. In de paneldata analyse worden verschillende afgeleiden van deze dummyvariabele gebruikt. EPRL5 en EPRL10 geven de EPR dummy vertraagd over respectievelijk vijf en tien jaar. 44
EPRFASE1, EPRFASE2 en EPRFASE3 zijn ook afgeleiden van de EPR-variabele, deze geven weer in welke fase het EPR zich bevindt. Fase 1 is de eerste vijf jaar dat EPR aanwezig is, fase 2 zijn de jaren tussen het vijfde en het tiende jaar en EPR is in fase 3 vanaf tien jaar bestaan.
45
4.2. Tijdreeksanalyse
4.2.1. Methodologie
In de tijdreeksanalyse worden tijdreeksen van export- en importdata bestudeerd om na te gaan of de aanwezigheid van EPR in een land een directe invloed heeft op de export en import in dat land. We testen de import- en exportdata van 35 landen met een EPR over een periode van 64 jaar, van 1948 tot en met 2012. Een tijdreeks wordt gekenmerkt door auto-regressieve processen, processen met voortschrijdend gemiddelde , seizoeneffecten, en/of een combinatie van voorgaande. Een tijdreeks kan beschreven worden met behulp van een ARIMA-model (autoregressive integrated movingaverage). De eerste stap in deze tijdreeksanalyse is het schatten van een ARIMA-model voor elke tijdreeks voor elk land. Voor het bepalen van het passende ARIMA-model doorlopen we drie stappen. Eerst bepalen we aan de hand van de autocorrelatie functie (ACF), partial autocorrelatie functie (PACF) en unit roots de parameters d, p en q van het ARIMA(p,d,q)-model. De parameter p geeft een maat van autoregressie weer, q is een maat voor het voortschrijdend gemiddelde en d geeft het aantal differentiaties weer die nodig zijn om de data stationair te maken. Vervolgens testen we de significantie van het bekomen model gebruik makend van de arima-functie in STATA. Bijkomend wordt er gecontroleerd of de residuen zich op correcte wijze gedragen, er wordt met andere woorden nagegaan of er white noise is. Vervolgens worden de geschatte ARIMA-modellen per land gecontroleerd of er een significante verandering optreedt vanaf de invoering van EPR. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een EPR variabele die per land aangeeft in welk jaar EPR er werd ingevoerd. De ARIMA-modellen voor de import- en exportdata worden gefit met deze EPR variabele. Omdat de aanwezigheid van factoren die we niet kunnen voorspellen/betrekken in de tijdreeksanalyse ook een invloed kan hebben op de tijdreeks wordt ook de fit van het ARIMA-model met de EPR variabele getest in aanwezigheid van een tijdstrend.
46
4.2.2. Resultaten
Tabel 5 en tabel 6 geven de resultaten weer van de schatting van ARIMA-modellen voor respectievelijk de import- en exporttijdreeksen voor de 35 eerder vermelde landen. Voor de importtijdreeksen kon slechts voor 19 van de 35 landen een ARIMA-model worden geschat. Voor de exporttijdreeksen kon voor 18 landen een ARIMA-model geschat worden. Voor import zijn 7 van de 19 landen Afrikaanse landen, voor export 9 van de 18. Dit is voldoende om aan het einde van de tijdreeksanalyse een besluit te nemen omtrent de Afrikaanse import en export als een geheel in vergelijking met de rest van de wereld, gebaseerd op deze 7 en 9 landen. Voor alle geschatte modellen van zowel export- als importtijdreeksen is er sprake van white noise, wat erop wijst dat er geen autocorrelatie aanwezig is.
TABEL 5 Schatting ARIMA-modellen, importdata Land
Startjaar EPR
ARIMA-model
p-waarde AR
p-waarde MA
White noise*
Argentinië
1994
(1,0,1)
0
0
0.304
Bangladesh
1983
(0,0,1)
-
0.005
0.557
Burundi
1992
(1,0,0)
0.004
-
0.803
China
1979
(2,0,2)
0
0
0.311
Djibouti
1994
(1,0,2)
0.004
0.026
0.978
Dominicaanse
1965
(3,0,0)
0.003
-
0.962
Ghana
1995
(0,0,1)
-
0.005
0.173
India
1965
Indonesië
1986
Jordanië
1973
(2,0,2)
0.01
0
1
Kameroen
1990
(0,0,2)
-
0.005
0.156
Liberia
1975
Madagaskar
1995
(1,0,2)
0
0.003
0.433
Malawi
1995
Maleisië
1985
(0,0,1)
-
0.015
0.608
Mauritius
1970
(2,0,2)
0
0.007
0.976
Rep.
47
Mexico
1970
(2,0,0)
0
-
0.473
Nicaragua
1976
(2,0,2)
0
0.013
0.607
Oman
2006
(1,0,2)
0.002
0.001
0.978
Pakistan
1983
(2,0,1)
0.029
0.01
0.284
Filipijnen
1972
Senegal
1974
Thailand
1981
(0,0,1)
-
0.016
0.825
Togo
1989
(1,0,1)
0.001
0
0.962
Vietnam
1991
(3,0,2)
0.025
0
0.903
* De coëfficiënt voor white noise werd bepaald met behulp van de portmanteau-test. H0: geen autocorrelatie, white noise
TABEL 6 Schatting ARIMA-modellen, exportdata Land
Startjaar EPR
ARIMA-model
p-waarde AR
p-waarde MA
White noise*
Argentinië
1994
Bangladesh
1983
Burundi
1992
(0,0,2)
-
0.006
0.458
China
1979
(2,0,2)
0.000
0.000
0.311
Djibouti
1994
Dominicaanse
1965
(3,0,0)
0.003
-
0.962
Ghana
1995
(0,0,1)
-
0.005
0.173
India
1965
(1,0,1)
0.000
0.000
0.928
Indonesië
1986
(1,0,3)
0.000
0.045
0.010
Jordanië
1973
Kameroen
1990
(0,0,2)
-
0.005
0.156
Liberia
1975
(0,0,1)
-
0.033
0.994
Madagaskar
1995
(1,0,2)
0.000
0.003
0.433
Malawi
1995
(1,0,1)
0.000
0.001
0.882
Maleisië
1985
(0,0,1)
-
0.015
0.608
Mauritius
1970
(2,0,2)
0.000
0.007
0.976
Mexico
1970
(2,0,0)
0.000
-
0.473
Rep.
48
Nicaragua
1976
Oman
2006
Pakistan
1983
Filipijnen
(1,0,1)
0.002
0.000
0.968
1972
(2,0,1)
0.043
0.023
0.714
Senegal
1974
(1,0,0)
0.050
-
0.769
Thailand
1981
Togo
1989
(1,0,1)
0.001
0.000
0.962
Vietnam
1991
(3,0,2)
0.025
0.000
0.903
* De coëfficiënt voor white noise werd bepaald met behulp van de portmanteau-test. H0: geen autocorrelatie, white noise
Tabel 7 en 8 geven de resultaten weer van de fitting van de geschatte ARIMA-modellen met de EPRvariabele. De testen zijn significant voor Madagaskar en Vietnam voor import, en China en India voor export. Voor deze landen werden grafieken uitgezet die de evolutie van de export en import weergeven voor en na de invoering van een EPR, zie figuur 5, 6, 7 en 8. In India en China is een significante groei van de export zichtbaar sinds het jaar van invoering van EPR, meerbepaald, voor China wordt de EPR-coëfficiënt geschat op 0,067 en voor India op 0,104, dit is een toename van 6,9% en 10,9% in export voor China en India respectievelijk. In Madagaskar en Vietnam is een significante groei van de import zichtbaar sinds de invoering van EPR, voor Madagaskar wordt de coëfficiënt van EPR geschat op 0,058 en voor Vietnam bedraagt de geschatte coëfficiënt 0,115, dit is een toename van 5,9% en 12,2% in import voor Madagaskar en Vietnam respectievelijk.
49
TABEL 7 Fit ARIMA-modellen met EPR-variabele, importdata Land
Startjaar EPR
ARIMA model
EPR Standaard coëfficiënt afwijking
constante
pwaarde
Fit
Argentinië
1994
(1,0,1)
0.025
0.098
0.052
0.797
Nee
Bangladesh
1983
(0,0,1)
0.009
0.042
0.080
0.830
Nee
Burundi
1992
(1,0,0)
-0.042
0.049
0.096
0.396
Nee
China
1979
(2,0,2)
0.041
0.044
0.106
0.359
Nee
Djibouti
1994
(1,0,2)
-0.003
0.066
0.055
0.968
Nee
Dominicaanse Rep.
1965
(3,0,0)
0.042
0.035
0.056
0.233
Nee
Ghana
1995
(0,0,1)
0.059
0.041
0.059
0.148
Nee
India
1965
Indonesië
1986
Jordanië
1973
(2,0,2)
0.055
0.054
0.059
0.302
Nee
Kameroen
1990
(0,0,2)
-0.006
0.051
0.083
0.907
Nee
Liberia
1975
Madagaskar
1995
(1,0,2)
0.058
0.019
0.041
0.002
Ja
Malawi
1995
Maleisië
1985
(0,0,1)
-0.004
0.056
0.096
0.948
Nee
Mauritius
1970
(2,0,2)
0.058
0.035
0.037
0.100
Nee
Mexico
1970
(2,0,0)
0.070
0.049
0.052
0.152
Nee
Nicaragua
1976
(2,0,2)
-0.057
0.045
0.119
0.205
Nee
Oman
2006
(1,0,2)
0.018
0.164
0.131
0.910
Nee
Pakistan
1983
(2,0,1)
-0.012
0.072
0.082
0.870
Nee
Filipijnen
1972
Senegal
1974
Thailand
1981
(0,0,1)
-0.029
0.053
0.132
0.579
Nee
Togo
1989
(1,0,1)
-0.054
0.076
0.108
0.473
Nee
Vietnam
1991
(3,0,2)
0.115
0.049
0.066
0.019
Ja
50
TABEL 8 Fit ARIMA-modellen met EPR-variabele, exportdata Land
Startjaar EPR
ARIMA model
EPR Standaard coëfficiënt afwijking
constante
pwaarde
Fit
Argentinië
1994
Bangladesh
1983
Burundi
1992
(0,0,2)
-0.045
0.073
0.078
0.534
Nee
China
1979
(2,0,2)
0.067
0.015
0.092
0.000
Ja
Djibouti
1994
Dominicaanse Rep.
1965
(3,0,0)
0.042
0.045
0.040
0.347
Nee
Ghana
1995
(0,0,1)
0.087
0.055
0.040
0.114
Nee
India
1965
(1,0,1)
0.104
0.026
0.003
0.000
Ja
Indonesië
1986
(1,0,3)
-0.020
0.083
0.103
0.807
Nee
Jordanië
1973
Kameroen
1990
(0,0,2)
-0.029
0.053
0.087
0.581
Nee
Liberia
1975
(0,0,1)
-0.121
0.067
0.122
0.072
Nee
Madagaskar
1995
(1,0,2)
0.011
0.039
0.051
0.787
Nee
Malawi
1995
(1,0,1)
0.006
0.041
0.065
0.881
Nee
Maleisië
1985
(0,0,1)
0.012
0.041
0.084
0.762
Nee
Mauritius
1970
(2,0,2)
0.071
0.057
0.015
0.212
Nee
Mexico
1970
(2,0,0)
0.083
0.052
0.044
0.112
Nee
Nicaragua
1976
Oman
2006
(1,0,1)
0.009
0.362
0.164
0.981
Nee
Pakistan
1983
Filipijnen
1972
(2,0,1)
0.039
0.037
0.057
0.287
Nee
Senegal
1974
(1,0,0)
0.051
0.042
0.012
0.221
Nee
Thailand
1981
Togo
1989
(1,0,1)
-0.023
0.053
0.084
0.667
Nee
Vietnam
1991
(3,0,2)
0.121
0.351
0.071
0.730
Nee
51
FIGUUR 5
FIGUUR 6
Fit export ARIMA-model met invoering EPR CHINA
1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008
1.2 1 0.8 0.6 0.4 0.2 0 1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008
1.2 1 0.8 0.6 0.4 0.2 0
Fit import ARIMA-model met invoering EPR MADAGASKAR
constante
constante
EPR
EPR
constante + EPR
constante + EPR
FIGUUR 7
FIGUUR 8
Fit export ARIMA-model met invoering EPR INDIA
constante constante + EPR
EPR
1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008
1.2 1 0.8 0.6 0.4 0.2 0 1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008
1.2 1 0.8 0.6 0.4 0.2 0
Fit import ARIMA-model met invoering EPR VIETNAM
constante
EPR
constante + EPR
De resultaten van de fit van de ARIMA-modellen met de EPR variabelen rekening houdend met een tijdstrend, worden weergegeven in tabel 9 en 10. De testen zijn significant voor Bangladesh, Dominicaanse Republiek, Mauritius, Nicaragua en Pakistan voor import, en Dominicaanse Republiek en Mauritius voor export. Een tijdstrend in rekening nemen levert meer significante resultaten op, dit wijst erop dat er veel externe factoren zijn die export en import beïnvloeden. Figuren 9, 10, 11, 12, 13 en 14 zetten de evolutie van import en export uit voor bovenvermelde landen waar de invoering van EPR een significante invloed blijkt te hebben. Voor Mauritius en 52
Dominicaanse Republiek is deze invloed positief, meerbepaald, de invoering van EPR in deze landen laat de import en/of export toenemen. In Mauritius neemt de import toe met 16,8% (EPR coëfficiënt bedraagt 0,155) sinds de invoering van EPR en de export met 20% (ERP coëfficiënt bedraagt 0,182). In Dominicaanse Republiek neemt de import toe met 11,2% (EPR coëfficiënt bedraagt 0,106) en de export met 14,1% (EPR coëfficiënt bedraagt 0,132). Voor Nicaragua en Pakistan daarentegen blijkt de invoering van EPR een negatief effect op export te hebben. In Nicaragua bedraagt de EPR-coëfficiënt bij import -0,154 wat wil zeggen dat de import gedaald is met 16,7%. In Pakistan bedraagt de EPR-coëfficiënt bij import -0,157 wat wijst op een daling van de import met 17%.
53
TABEL 9 Fit ARIMA-modellen met EPR-variabele, importdata met tijdstrend Land
Startjaar EPR
ARIMA model
EPR coëff.
Standaard afwijking
constante
T coëff.
pwaarde EPR
pwaarde T
Fit
Argentinië
1994
(1,0,1)
-0.114
0.134
-8.536
0.004
0.394
0.198
Nee
Bangladesh
1983
(0,0,1)
-0.096
0.035
-6.600
0.003
0.007
0.001
Ja
Burundi
1992
(1,0,0)
-0.091
0.110
-2.998
0.002
0.408
0.588
Nee
China
1979
(2,0,2)
-0.003
0.087
0.082
0.001
0.977
0.552
Nee
Djibouti
1994
(1,0,2)
-0.009
0.136
-0.347
0.000
0.950
0.945
Nee
Dominic.
1965
(3,0,0)
0.106
0.043
0.073
-0.002
0.015
0.088
Ghana
1995
(0,0,1)
0.036
0.060
0.041
0.001
0.551
0.664
Nee
India
1965
Indonesië
1986
Jordanië
1973
(2,0,2)
0.103
0.093
3.347
-0.002
0.267
0.471
Nee
Kameroen
1990
(0,0,2)
0.003
0.086
0.088
0.000
0.974
0.883
Nee
Liberia
1975
Madagaskar
1995
(1,0,2)
0.070
0.045
0.048
0.000
0.123
0.791
Nee
Malawi
1995
Maleisië
1985
(0,0,1)
-0.076
0.088
0.051
0.002
0.389
0.333
Nee
Mauritius
1970
(2,0,2)
0.155
0.035
0.094
-0.004
0.000
0.000
Ja
Mexico
1970
(2,0,0)
0.147
0.079
0.081
-0.002
0.062
0.181
Nee
Nicaragua
1976
(2,0,2)
-0.154
0.073
-5.810
0.003
0.034
0.174
Ja
Oman
2006
(1,0,2)
0.031
0.218
0.941
0.000
0.889
0.933
Nee
Pakistan
1983
(2,0,1)
-0.159
0.065
-9.209
0.005
0.014
0.004
Ja
Filipijnen
1972
Senegal
1974
Thailand
1981
(0,0,1)
-0.092
0.087
-3.720
0.002
0.292
0.392
Nee
Togo
1989
(1,0,1)
-0.075
0.113
0.093
0.001
0.505
0.843
Nee
Vietnam
1991
(3,0,2)
0.007
0.072
-0.002
0.003
0.926
0.049
Nee
Rep.
Ja
54
TABEL 10 Fit ARIMA-modellen met EPR-variabele, exportdata met tijdstrend Land
Startjaar EPR
Argentinië
1994
Bangladesh
1983
Burundi
1992
China
1979
Djibouti
1994
Dominic.
1965
Rep.
ARIMA model
(0,0,2)
EPR coëffi.
-0.013
Standaard afwijking
constante
T coëffi.
pwaarde EPR
pwaarde T
Fit
0.127
2.167
-0.001
0.920
0.797
Nee
(2,0,2)
0.063
0.054
0.090
0.000
0.247
0.930
Nee
(3,0,0)
0.132
0.013
0.042
-0.002
0.000
0.000
Ja
Ghana
1995
(0,0,1)
0.047
0.077
0.010
0.001
0.536
0.518
Nee
India
1965
(1,0,1)
0.039
0.036
0.001
0.002
0.280
0.010
Nee
Indonesië
1986
(1,0,3)
-0.033
0.160
-0.591
0.000
0.918
Nee
Jordanië
1973
Kameroen
1990
(0,0,2)
-0.001
0.084
0.107
-0.001
0.678
Nee
Liberia
1975
0.180
-1.775
0.001
0.805
Nee
Madagaskar
1995
0.027
0.065
0.064
-0.001
0.680
0.758
Nee
Malawi
1995
Maleisië
1985
(0,0,1)
-0.064
0.070
0.037
0.002
0.362
0.130
Nee
Mauritius
1970
(2,0,2)
0.182
0.020
0.084
-0.004
0.000
0.000
Ja
Mexico
1970
(2,0,0)
0.137
0.087
0.065
-0.002
0.116
0.375
Nee
Nicaragua
1976
Oman
2006
0.466
3.423
-0.002
0.901
0.859
Nee
Pakistan
1983
Filipijnen
1972
0.057
4.442
-0.002
0.053
0.087
Nee
Senegal
1974
0.063
-0.737
0.000
0.538
0.840
Nee
Thailand
1981
Togo
1989
(1,0,1)
-0.024
0.088
0.083
0.000
0.786
0.990
Nee
Vietnam
1991
(3,0,2)
-0.139
0.371
-0.116
0.008
0.708
0.227
Nee
(0,0,1) (1,0,2)
-0.153
0.838
0.994 0.396
(1,0,1)
(1,0,1)
(2,0,1) (1,0,0)
0.058
0.111 0.039
55
FIGUUR 9
FIGUUR 10
Fit export ARIMA-model met invoering EPR DOMINICAANSE REPUBLIEK
Fit import ARIMA-model met invoering EPR DOMINICAANSE REPUBLIEK
1
1
0.5
0.5
0
0 1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008
1.5
1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008
1.5
constante
constante
EPR
EPR
constante + EPR + T
constante + EPR + T
FIGUUR 12
Fit import ARIMA-model met invoering EPR MAURITIUS
Fit export ARIMA-model met invoering EPR MAURITIUS 1.5
1
1
0.5
0.5
0
0 1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008
1.5
1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008
FIGUUR 11
constante
constante
EPR
EPR
constante + EPR + T
constante + EPR + T
56
FIGUUR 13
FIGUUR 14
Fit import ARIMA-model met invoering EPR NICARAGUA 2
Fit import ARIMA-model met invoering EPR PAKISTAN 5
-4
0 -5
1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008
-2
1948 1953 1958 1963 1968 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008
0
-6 -8
-10 constante
constante
EPR
EPR
constante + EPR + T
constante + EPR + T
De fitting kon slechts voor acht Afrikaanse landen worden uitgevoerd voor zowel import en export. Van de acht landen blijkt Mauritius het enige Afrikaanse land te zijn waar EPR een significante invloed heeft gehad op import. De import van de zeven andere Afrikaanse landen; Burundi, Djibouti, Ghana, Kameroen, Liberia, Madagaskar en Togo, blijkt onveranderd door invoering van EPR. Kijkend naar export blijkt Mauritius ook het enige van de acht Afrikaanse landen dat beïnvloed wordt door invoering van EPR. De export van de zeven andere landen, Burundi, Ghana, Kameroen, Liberia, Madagaskar, Senegal en Togo, blijkt onveranderd door invoering van EPR.
57
4.3. Paneldata-analyse
4.3.1. Methodologie
Bij de paneldata-analyse wordt gecontroleerd of de aanwezigheid van een EPR een invloed heeft op de bilaterale exportstromen tussen twee landen. De panel is opgebouwd vertrekkende van 83, landen waarin al dan niet EPR’s actief zijn. Voor de duidelijkheid spreken we van een bilaterale exportstroom tussen home en partner. De stroom van home naar de partners is export voor home, en de stroom van de partner naar home is import voor home. De afhankelijke variabele is de bilaterale exportstroom tussen deze 83 landen. Van de 83 opgenomen landen hebben er 35 minstens één actief EPR. Naast de bilaterale exportstromen zijn voor zowel home als partner verschillende controlevariabelen ingevoerd, die een invloed kunnen hebben op de bilaterale exportstromen: GDP, afstand, taal, etc. Daarnaast zijn EPRdummyvariabelen gecreëerd die meer informatie geven over het EPR, het al dan niet actief zijn van EPR in een land, het jaar van ontstaan, etc.
De controlevariabelen zijn meer gedetailleerd
beschreven in hoofdstuk 5.1. We testen over een periode van 27 jaar, van 1980 tot 2007. De datadownload was gelimiteerd, daarom werd beslist om te controleren tot aan het begin van de crisis van 2008. Voor de paneldata-analyse wordt de werkwijze van Baier en Bergstrand (2007) toegepast. We bouwen een panel (met time-series cross-sectional data) gebaseerd op de Gravity Equation (GE) en schatten het effect van EPR’s op de bilaterale exportstromen tussen landenparen gebruik makende van Country en Time Fixed Effects. In haar onderzoek naar het effect van Regional Trade Agreements maakte Carrère (2006) gebruik van Random Effects i.p.v. Fixed Effects, voor dit onderzoek wordt toch gekozen om Fixed Effects te gebruiken, zoals Baier en Bergstrand (2007). Random Effects verondersteld dat er geen enkele variabele bestaat die niet opgenomen is in de panel die gecorreleerd is met de EPR variabele en de bilaterale exportstromen. Wij gaan ervan uit dat er wel tijd invariante bilaterale variabelen bestaan die niet in de panel zijn opgenomen en die een invloed hebben op zowel de aanwezigheid van EPR als op de bilaterale exportstromen. In dit geval kan het best gewerkt worden met Fixed Effects.
58
De voorbije 40 jaar werd het Gravity Equation aanzien als dé methode om de ex-post invloed van handelsakkoorden en customs unions op bilaterale handelsstromen te onderzoeken (Baier & Bergstrand, 2007).
De GE relateert het natuurlijk logaritme van de geldwaarde van
handelsstromen tussen twee landen aan het natuurlijk logaritme van ieders GDP, en verschillende factoren die de handelsstromen tussen twee landen beïnvloeden, in dit geval de afstand tussen beide, aanwezigheid van gemeenschappelijke landsgrens en aanwezigheid van gemeenschappelijke taal. Allereerst schatten we een standaard Gravity Equation.
(1)
Vervolgens bouwen we een augmented Gravity Equation. We breiden bovenstaande functie uit met controlevariabelen die mogelijks een invloed hebben op bilaterale exportstromen: de oppervlakte van beide landen, de crossrate tussen beide landen en handelsakkoorden tussen beide landen. Bovendien wordt hier ook de controlevariabelen EPR toegevoegd die het mogelijk maken om de invloed van de aanwezigheid van EPR op exportstromen na te gaan.
(
)
(2)
In het volgende deel van de paneldata-analyse passen we de schatting van de augmented GE aan door aan te nemen dat de invloed van het EPR op de handelsstromen pas zichtbaar wordt na vijf tot tien jaar. Voorheen hebben we de basis EPR variabele gebruikt, deze geeft aan in welk jaar EPR ontstaan is in het land. Het jaar van ontstaan verschilt van het jaar van operationeel worden, in eerste instantie doordat niet alle investeringsprojecten vanaf de eerste dag worden aangevangen, de meeste zones zijn slechts compleet na vele jaren, daarnaast is er ook de bouwperiode van elk project. Aangezien het EPR pas een invloed kan hebben op de handelsstromen vanaf het moment dat het operationeel wordt passen we de EPR variabele in dit deel aan. We gaan ervanuit dat een EPR minimaal vijf jaar nodig heeft om zich operationeel-klaar te maken. We genereren vertragingen van vijf en tien jaar in de EPR-variabele en controleren zo of er een verschillend effect op exportstromen is afhankelijk van de leeftijd van het EPR. 59
(
) (
(3)
)
Vervolgens wordt gecontroleerd voor drie fasen waarin de aanwezigheid van EPR zich kan bevinden, 0-5 jaar bestaan, 5-10 jaar bestaan en langer dan 10 bestaan. Deze methode is een alternatief voor model (3), beide modellen onderzoeken of de invloed van EPR op bilaterale exportstromen afhankelijk is de leeftijd van het EPR. Model (4) gaat concreet na of EPR vooral een invloed heeft in het begin en vervolgens afzwakt, of eerder versterkt met jaren, of gelijk blijft over de jaren heen. (
)
(4)
Voor alle modellen, behalve model 1, worden vier scenario’s geschat; - het standaard model - model met tijdstrend - model met Country Fixed Effects - model met tijdstrend en Country Fixed Effects De Fixed Effects scenario’s worden gebruikt in analyses waar gecontroleerd wordt op impact van variabelen die variëren over de tijd. FE onderzoekt de relatie tussen afhankelijke en onafhankelijke variabelen binnen een entiteit, bv. een land, persoon, bedrijf. Elke entiteit, in ons geval, elk land, heeft persoonlijke eigenschappen die mogelijks een invloed hebben op de afhankelijke variabele. FE verwijdert de invloed van eigenschappen van de entiteit die niet variëren over de tijd, zodat de impact van de te onderzoeken onafhankelijke variabele zo goed mogelijk kan geschat worden (Baier et Al., 2008). Voor dit onderzoek zijn er ongetwijfeld tijd-invariante factoren, die een invloed hebben op handelsstromen en het bestaan van EPR, die niet opgenomen werden in het panel, die dus endogene bias veroorzaken. De schatting van de GE met FE zal deze invloeden absorberen zodat we de impact van EPR zo goed mogelijk kunnen schatten.
60
De scenario’s met tijdstrend en Country Fixed Effects worden voor modellen 1 tot en met vier als meest realistisch beschouwd. Daarom worden in het verdere verloop van de paneldata analyse alleen nog schattingen gedaan met Country Fixed Effects en eventueel tijdstrend. We verfijnen het model tot de standaard Gravity Equation uitgebreid met alleen de controle variabelen voor EPR in home- en partnerland en tijdstrend. Vervolgens wordt dit model ook geschat met Time Fixed Effects. (
)
(5)
Vervolgens willen we het effect van EPR op bilaterale exportstromen bekijken jaar per jaar, gedurende de eerste vijftien jaar. Hiervoor wordt model (5) uitgebreid met een EPR variabele voor zowel home als partner voor elk jaar, dit resulteert in model (6). Dit model wordt geschat met en zonder Time Fixed Effects. Om tenslotte een besluit te kunnen vormen over het effect van EPR in Afrikaanse landen schatten we standaard GE uitgebreid met de basis EPR-variabelen en daarbij nog een extra variabele die het effect weergeeft van EPR in Afrikaanse landen, voor zowel home als partner. (
)
(7)
De geschatte coëfficiënt voor de EPRafrika-variabelen geeft dan het verschil in invloed van EPR op bilaterale exportstromen in vergelijking met de landen in de rest van de wereld, dit verschil kan zowel positief als negatief zijn. Dit model wordt geschat met en zonder tijdstrend en Time Fixed Effects.
61
4.3.2. Resultaten
Tabel 11 geeft de resultaten weer van de schatting van de standaard GE (model (1)) met tijdstrend en Country Fixed Effects (FE). Alle controle variabelen hebben een significante invloed op de handelsstromen tussen een EPR-land en een ander land. De coëfficiënt van GDP van home is kleiner dan 1, m.a.w. GDP beïnvloedt niet zo sterk zijn exportstromen. Het GDP van de partner heeft een grotere invloed op de exportstroom van home naar partner.
TABEL 11 Panel Standaard Gravity Equation, met tijdstrend en Country Fixed Effects, Bilateral Export Model (1) Variabele ln GDPh
Coefficiënt 0.452
p-waarde 0.00
(0.049) ln GDPp
0.996
0.00
(0 .040) ln DISThp
-
CONTIGhp
-
COMLANGhp
-
YEAR
0.0002
0.954
(0.002) Overall R²
0.239
Within R²
0.116
No. observaties
96684
62
Tabel 12 geeft de resultaten van de schatting van de augmented GE (model(2)) zonder en met tijdstrend en Country Fixed Effects (CFE). Kolom (1) geeft de schatting weer van de augmented GE zonder tijdstrend en/of CFE. Alle controle variabelen van zowel home als partner hebben een significante invloed op de bilaterale exportstromen tussen beide. De schatting levert voor EPRh een coëfficiënt op van 0,361, gebruik makend van de methode van Baier et Al. (2008); gezien e0,361= 43,5%, concluderen we dat de aanwezigheid van EPR bij het home-land zijn exportstromen significant laat toenemen met 43,5% ,de aanwezigheid van EPR bij de partner, en dus aanwezigheid van EPR in beide landen, laat de exportstromen van home naar de partner significant toenemen met 53,1%. De aanwezigheid van handelsakkoorden tussen twee landen heeft ook een sterke significante invloed op hun bilaterale exportstromen, de coëfficiënt wordt geschat op 0,840, dit betekent dat de aanwezigheid de export laat toenemen met om en beide 130%. De overige controlevariabelen worden geschat zoals werd verwacht, de afstand tussen beide landen heeft een negatieve invloed op de bilaterale handelsstromen, als beide landen een gemeenschappelijke taal hebben blijkt dit ook een positief effect te hebben op de handel tussen beide en, tot slot, het feit of twee handelspartners aan elkaar grenzen, heeft een enorme invloed op de handel tussen beide, de coëfficiënt wordt geschat op 0,890. Kolom (2) geeft de schatting weer van de augmented GE met tijdstrend. Na toevoeging van een tijdstrend aan het model is de coëfficiënt van de variabele EPRh sterk toegenomen naar een waarde van 0,530, wat betekent dat de exportstomen van home met 69,9% toenemen door de aanwezigheid van EPR. De geschatte coëfficiënt van EPRp is ook toegenomen, in aanwezigheid van EPR in beide landen neemt de exportstroom toe met 53,1%. De geschatte invloed van de aanwezigheid van handelsakkoorden is licht gestegen. De geschatte coëfficiënten voor de andere tijdsinvariabele factoren zijn zo goed als onveranderlijk gebleven na invoering van een tijdstrend. Toepassing van Country Fixed Effects op de augmented GE brengt een grote verandering aan in de resultaten. Zie de resultaten in kolom (3). De coëfficiënt van EPRh is sterk gedaald, de geschatte coëfficiënt bedraagt nog slechts 0,070. De geschatte invloed van EPRp is zo goed als onveranderlijk gebleven. De geschatte invloed van de aanwezigheid van handelsakkoorden is sterk gedaald. Door de Fixed Effects test zijn de tijd invariante controle variabelen weggevallen, dit wordt weergegeven door een streepje. Kolom (4) geeft de resultaten na toevoeging van een tijdstrend en Country Fixed Effects aan de augmented GE. De EPRh coëfficiënt is opnieuw toegenomen en heeft nu een waarde van 0,111. De inlvoed van EPRp en de aanwezigheid van handelsakkoorden tussen beide landen is zo goed als gelijk gebleven. Kolom (4) kan beschouwd worden als het optimale scenario voor het model waarin de GE wordt aangevuld met enkele relevante controlevariabelen. Algemeen kan geconcludeerd worden dat de 63
aanwezigheid van een EPR in het home-land een positief effect heeft op zijn exportstromen, concreet wordt dit effect op een toename van de export van 11,7% geschat. Wanneer ook in het partnerland EPR’s actief zijn heeft dit een toename van 57,5% tot gevolg. Baier et Al. (2008) voerden deze schatting uit om het effect van onder andere EU-lidmaatschap op bilaterale handelsstromen na te gaan. Het EU-lidmaatschap bleek een significante positieve invloed uit te oefenen op de bilaterale handelsstromen, concreet zijn ze 127,1% hoger. Tabel 13 geeft de resultaten van de schatting van de augmented GE zonder en met tijdstrend en FE en met de vertraagde EPR-variabele, een vertraging van 5 jaar, de basis EPRh en EPRp variabelen zijn weggelaten in dit model (model (3)). De vertraagde EPR variabelen worden bij elk van de vier modellen als positieve significante determinant geschat, zo wordt de EPRh-coëfficiënt met Country Fixed Effects en tijdstrend geschat op 0,319 , dit betekent dat de export van home naar partner 37,6% hoger is na de eerste vijf jaar van de invoereing van een EPR. De invloed van EPRp, de invloed op de exportstroom van home naar partner wanneer in beide landen een EPR actief is wordt geschat op 0,368, zo is de export 44,5% hoger. Dit model, waar rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat een EPR enkele jaren nodig heeft om goede resultaten te behalen en een werkelijke invloed uit te kunnen oefenen, levert betere resultaten op dan vorig model. De invloed van een EPR in het home-land na de eerste vijf jaar laat zijn bilaterale exportstromen toenemen met 37,6%, en de aanwezigheid van EPR in beide landen laat de bilaterale exportstromen van home toenemen met 44,5%. Tabel14 toont de resultaten van de schatting van de augmented GE zonder en met tijdstrend en Country Fixed Effects en met de vertraagde EPR-variabelen, met een vertraging van 10 jaar, ook hier worden de basis EPRh- en EPRp-variabelen weggelaten (model (3)). Ook in dit model worden de vertraagde EPR variabelen in alle scenario’s als significante positieve determinant geschat. Dit betekent dat de aanwezigheid van langer dan tien jaar van EPR in het home-land en in beide landen een positieve invloed heeft op de bilaterale exportstromen. De invloed van de met tien jaar vertraagde EPRh is wel heel sterk afgenomen, de coëfficiënt wordt nog maar op 0,102 geschat. De aanwezigheid van handelsakkoorden tussen twee handelspartners heeft nog steeds een significante positieve invloed op de bilaterale exportstromen. Algemeen kan uit dit scenario besloten worden dat de aanwezigheid van EPR in een of beide handelspartners na tien jaar nog steeds een positieve invloed heeft op de bilaterale exportstromen van home naar partner. Concreet is de home’s export 58,7% hoger na tien jaar activiteit van EPR in het home-land, maar slechts met 10,7% na tien jaar aanwezigheid van EPR in beide landen.
64
Tabel 15 geeft de resultaten van de schatting van de augmented GE zonder en met tijdstrend en Country Fixed Effects en met beide vertraagde EPR-variabelen voor een vertraging van vijf en tien jaar (model (3)). Kolom (4) toont dat een schatting met tijdstrend en Country Fixed Effects de met vijf jaar en tien jaar vertraagde EPRh-variabelen een significante positieve invloed hebben op de exportstromen van home naar partner, ook de met vijf jaar vertraagde EPRp-variabele wordt als significante positieve determinant geschat. Alleen de met tien jaar vertraagde EPRp-variabele is geschat als negatieve maar statistisch insignificante determinant. Algemeen kan uit de schatting van dit model geconcludeerd worden dat bij de aanwezigheid van EPR bij home van langer dan vijf jaar en zelfs tien jaar de exportstromen van home naar partner hoger zijn. Concreet is de export van home naar partner na vijf jaar EPR-activiteit 17,8% hoger en na tien jaar activiteit 76% (de som van de coëfficiënten van de met vijf en tien jaar vertraagde EPRh variabelen bedraagt 0,562, volgens de methode van Baier et Al. (2008) staat dit voor 76%). Bij de activiteit van EPR bij zowel home als partner is de export na vijf jaar zo’n 45,1% hoger. Na tien jaar activiteit in beide landen is er geen siginificant extra effect bovenop het effect na vijf jaar. Tabel 16 geeft de resultaten weer van de schatting van de augmented GE met de controlevariabelen FASE1, FASE2 en FASE3 (model (4)). Deze schatting is een alternatief voor de schattingen met de vertraagde EPR-variabelen (model (3)). In de optimale schatting (kolom (4)), worden alle fases van de EPRh-variabele als negatieve determinant geschat, echter alleen de invloed van fase 1 en 2 is statistisch significant. Met andere woorden, in de eerste twee fases van activiteit van EPR in het home-land wordt er een negatieve invloed uitgeoefend op home’s exporten naar partners. De eerste en de tweede fase van de ERPp-variabele worden als positieve determinant geschat, maar enkel de invloed van fase 2 is statistisch significant. De activiteit van EPR bij de partner in fase 3 wordt als negatieve determinant van bilaterale handelsstromen geschat maar is niet statistisch significant. Deze test toont dus aan dat de activiteit van EPR in zowel fase 1 en 2 (vanaf de start tot tien jaar activiteit) in het home-land geen positieve invloed heeft op de bilaterale exportstromen van home. Als men spreekt over actieve EPR’s in zowel het home- als het partnerland, dan heeft het gedurende fase 2 (tussen vijf en tien jaar activiteit) wel een positieve invloed. Opmerkelijk is dat deze resultaten gelijk lopen met de resultaten bekomen in model (3). In tabel 17 worden de resultaten weergegeven van de schatting met tijdstrend en Country Fixed Effects van de augmented GE (model (5)). De aanwezigheid van EPR in het home-land heeft een positieve invloed op zijn bilaterale exportstromen. De coëfficiënt wordt significant geschat op 0,126 dit betekent dat de handelsstromen 13,4% hoger zijn bij de aanwezigheid van EPR in het home65
land. EPRp heeft ook een significante positieve invloed op bilaterale exportstromen. Om precies te zijn, zijn de exporten van home 57,1% hoger bij aanwezigheid van EPR in beide landen, dit is een mooi resultaat. Tabel 18 geeft een overzicht van de schattingsresultaten van de augmented GE met tijdstrend, Country Fixed Effects en Time Fixed Effects (model (5)). De invloed van de aanwezigheid van EPR bij home neemt lichtjes toe en de invloed van EPR bij zowel home als de partner blijft zo goed als constant wanneer rekening wordt gehouden met de internationale conjunctuur. In tabel 19 wordt een schatting gemaakt van de augmented GE; met Country Fixed Effects en tijdstrend en Time Fixed Effects, waarbij we kijken naar het jaarlijks effect van EPR gedurende de eerste 15 jaar activiteit (model (6)). Uit de schatting met tijdstrend, kolom (1), blijkt dat in het eerste jaar dat het EPR bestaat bij home, zijn bilaterale exportstromen lager zijn dan zonder EPR. Vanaf het vijfde jaar is er een positieve invloed en deze wordt heel groot. Zo bedraagt de geschatte coëfficiënt in het vijftiende jaar 0,821 wat betekent dat de export 127,3% hoger is door de aanwezigheid van EPR bij home. In het geval waarin twee handelspartners allebei EPR hebben, is er een positieve invloed vanaf het eerste jaar op de bilaterale exportstromen. Hier zien we een toename van de positieve invloed op de bilaterale exporten tot en met het achtste jaar, in de latere jaren neemt de positieve invloed lichtjes af. Kolom (2) geeft de schatting van hetzelfde model (6), maar hier wordt ook rekening gehouden met de internationale conjunctuur. Dit model is het optimale model voor deze analyse. Er wordt gecontroleerd voor de jaarlijkse invloed van EPR op bilaterale exportstromen tussen twee landen, rekening houdend met andere factoren die een invloed kunnen hebben en internationale conjunctuur. Ook hier zien we dat in het eerste jaar activiteit van EPR bij home alleen een negatieve invloed op de bilaterale export wordt uitgeoefend. Vanaf het derde jaar is er een significante positieve invloed die over de jaren heen blijft stijgen. Bij de aanwezigheid van EPR bij zowel home als partner is er een positieve invloed op de bilaterale export die fluctueert rond een toename van de export van 65%. De resultaten van deze schatting zijn gevisualiseerd in figuur 15, 16, 17 en 18. In figuur 15 worden de effecten van enerzijds EPR in alleen home en anderzijds EPR in zowel home als partner tegenover elkaar uitgezet. Figuur 16 en 17 tonen de effecten van enerzijds EPR in alleen home en anderzijds EPR in zowel home als partner afzonderlijk, met betrouwbaarheidsintervallen. Figuur 18 is een combinatie van figuur 16 en 17. Als laatste geeft tabel 21 een uitbreiding van het optimale model (tabel 18), hier wordt specifiek gecontroleerd voor de invloed van EPR in Afrikaanse landen (model (7)). We zien dat rekening 66
houdend met de internationale conjunctuur het effect van EPR bij home over de hele wereld significant positief is. Gemiddeld is de export van de reporter 13,5% hoger wanneer er een EPR actief is. Voor Afrikaanse landen specifiek is er geen statistisch significant effect bovenop de bovenstaande 13,5%. De exportstromen tussen twee landen worden ook positief beïnvloed wanneer in beide landen EPR’s actief zijn. Ook hier is er voor Afrikaanse landen specifiek geen statistisch significant effect in vergelijking met andere landen in de rest van de wereld.
67
TABEL 12 Panel augmented Gravity Equation, Bilateral Export Model (2) Variabele ln GDPh ln GDPp ln DISThp CONTIGhp COMLANGhp EPRh EPRp ln AREAh ln AREAp
Zonder tijdstrend of Fixed Effects
Met tijdstrend
Met Country Fixed Effects
Met tijdstrend en Country Fixed Effects
1.150*
1.174*
0.390*
0.474*
(0.011)
(0.011)
(0.035)
(0.049)
0.552*
0.583*
0.991*
1.034*
(0.010)
(0.010)
(0.037)
(0.041)
-1.168*
-1.193*
-
-
(0.024)
(0.024)
0.890*
0.843*
-
-
(0.083)
(0.082)
-0.127*
-0.126*
-
-
(0.041)
(0.041)
0.361*
0.530*
0.070
0.111*
(0.035)
(0.036)
(0.053)
(0.056)
0.426*
0.542*
0.426*
0.454*
(0.035)
(0.035)
(0.052)
(0.053)
-0.078*
-0.096*
-
-
(0.009)
(0.009)
-0.014**
-0.027*
-
-
(0.008)
(0.008)
68
ln CROSSRATEhp LANDLOCKEDh LANDLOCKEDp AGREEMENThp
0.025*
0.015*
0.010**
0.008
(0.005)
(0.005)
(0.006)
(0.006)
-0.550*
-0.456*
-
-
(0.052)
(0.052)
-0.559*
-0.489*
-
-
(0.043)
(0.043)
0.840*
0.890*
0.215*
0.226*
(0.048)
(0.047)
(0.070)
(0.070)
YEAR
-0.046*
-0.009*
(0.002)
(0.004)
RMSE
2.343
2.322
Overall R²
0.444
0.454
Within R² No. observations
23184
23184
0.170
0.188
0.120
0.120
23184
23184
* Statistisch significant op significantie niveau 5% ** Statistisch significant op significantie niveau 10%
69
TABEL 13 Panel augmented Gravity Equation, Lags van 5 jaar, Bilateral Export Model (3) Variabele ln GDPh ln GDPp ln DISThp CONTIGhp COMLANGhp EPRhL5 EPRpL5 ln AREAh ln AREAp
Zonder tijdstrend of Fixed Effects
Met tijdstrend
Met Country Fixed Effects
Met tijdstrend en Country Fixed Effects
1.138*
1.158*
0.360*
0.489*
(0.011)
(0.011)
(0.035)
(0.049)
0.546*
0.575*
0.949*
1.013*
(0.010)
(0.010)
(0.037)
(0.041)
-1.165*
-1.194*
-
-
(0.024)
(0.024)
0.891*
0.824*
-
-
(0.083)
(0.082)
-0.146*
-0.156*
-
-
(0.041)
(0.041)
0.186*
0.399*
0.272*
0.319*
(0.034)
(0.035)
(0.041)
(0.043)
0.440*
0.587*
0.330*
0.368*
(0.035)
(0.036)
(0.046)
(0.047)
-0.066*
-0.083*
-
-
(0.009)
(0.009)
-0.009
-0.022*
-
-
(0.008)
(0.008)
70
ln CROSSRATEhp LANDLOCKEDh LANDLOCKEDp AGREEMENThp
0.028*
0.017*
0.006
0.004
(0.005)
(0.005)
(0.006)
(0.006)
-0.659*
-0.552*
-
-
(0.051)
(0.051)
-0.565*
-0.489*
-
-
(0.043)
(0.043)
0.843*
0.899*
0.225*
0.243*
(0.048)
(0.047)
(0.070)
(0.070)
YEAR
-0.048*
-0.013*
(0.002)
(0.003)
RMSE
2.346
2.325
Overall R²
0.442
0.452
Within R² No. observations
23184
23184
0.168
0.196
0.121
0.121
23184
23184
* Statistisch significant op significantie niveau 5% ** Statistisch significant op significantie niveau 10%
71
TABEL 14 Panel augmented Gravity Equation, Lags van 10 jaar, Bilateral Export Model (3) Variabele ln GDPh ln GDPp ln DISThp CONTIGhp COMLANG EPRrL10 EPRpL10 ln AREAh ln AREAp
(1) Zonder tijdstrend of Fixed Effects 1.134*
(2) Met tijdstrend
(3) Met Country Fixed Effects
(4) Met tijdstrend en Coutry Fixed Effects
1.145*
0.342*
0.437*
(0.011)
(0.011)
(0.036)
(0.049)
0.540*
0.565*
0.943*
0.989*
(0.010)
(0.010)
(0.037)
(0.041)
-1.167*
-1.197*
-
-
(0.024)
(0.024)
0.894*
0.820*
-
-
(0.083)
(0.083)
-0.152*
-0.174*
-
-
(0.041)
(0.041)
0.060**
0.267*
0.436*
0.462*
(0.034)
(0.035)
(0.039)
(0.040)
0.460*
0.603*
0.081**
0.102*
(0.037)
(0.038)
(0.047)
(0.047)
-0.061*
-0.071*
-
-
(0.009)
(0.009)
-0.005
-0.016**
-
-
(0.008)
(0.008)
72
ln CROSSRATE LANDLOCKEDh LANDLOCKEDp AGREEMENT
0.031*
0.021*
0.009
0.007
(0.005)
(0.005)
(0.006)
(0.006)
-0.719*
-0.626*
-
-
(0.051)
(0.050)
-0.572*
-0.506*
-
-
(0.043)
(0.043)
0.839*
0.886*
0.212*
0.222*
(0.048)
(0.047)
(0.070)
(0.070)
YEAR
-0.045*
-0.010*
(0.002)
(0.003)
RMSE
2.348
2.329
Overall R²
0.441
0.450
Within R² No. observations
23184
23184
0.164
0.186
0.122
0.122
23184
23184
* Statistisch significant op significantie niveau 5% ** Statistisch significant op significantie niveau 10%
73
TABEL 15 Panel augmented Gravity Equation, Lags van 5 en 10 jaar, Bilateral Export Model (3)
Variabele ln GDPh ln GDPp ln DISThp CONTIGhp COMLANGhp EPRhL5 EPRpL5 EPRhL10 EPRpL10 ln AREAh
(1) Zonder tijdstrend of Fixed Effects
(2) Met tijdstrend
(3) Met Country Fixed Effects
(4) Met tijdstrend en Country Fixed Effects
1.148*
1.162*
0.296*
0.455*
(0.012)
(0.012)
(0.036)
(0.049)
0.542*
0.570*
0.940*
1.019*
(0.010)
(0.010)
(0.037)
(0.041)
-1.164*
-1.195*
-
-
(0.024)
(0.024)
0.893*
0.815*
-
-
(0.083)
(0.083)
-0.137*
-0.156*
-
-
(0.041)
(0.041)
0.376*
0.484*
0.116*
0.165*
(0.056)
(0.056)
(0.044)
(0.046)
0.286*
0.369*
0.332*
0.372*
(0.060)
(0.060)
(0.049)
(0.050)
-0.244*
-0.113*
0.375*
0.400*
(0.056)
(0.056)
(0.043)
(0.043)
0.209*
0.288*
-0.046
-0.026
(0.063)
(0.063)
(0.050)
(0.050)
-0.070*
-0.084*
-
-
(0.009)
(0.009)
74
ln AREAp
-0.008
-0.019*
-
-
(0.008)
(0.008)
0.030*
0.019*
0.008
0.005
(0.005)
(0.005)
(0.006)
(0.006)
-0.670*
-0.556*
-
-
(0.051)
(0.051)
-0.553*
-0.476*
-
-
(0.043)
(0.043)
0.859*
0.915*
0.224*
0.245*
(0.048)
(0.047)
(0.069)
(0.070)
ln CROSSRATEhp LANDLOCKEDh LANDLOCKEDp AGREEMENThp YEAR
-0.048*
-0.017*
(0.002)
(0.004)
RMSE
2.345
2.324
Overall R²
0.443
0.453
Within R² No. observations
23184
23184
0.154
0.190
0.124
0.125
23184
23184
* Statistisch significant op significantie niveau 5% ** Statistisch significant op significantie niveau 10%
75
TABEL 16 Panel augmented Gravity Equation, met EPR fase 1, 2 en 3, Bilateral Export Model (4) Variabele ln GDPh ln GDPp ln DISThp CONTIGhp COMLANG eprFASE1r eprFASE2r eprFASE3r eprFASE1p eprFASE2p eprFASE3p
(1) Zonder tijdstrend of Fixed Effects
(2) Met tijdstrend
(3) Met Country Fixed Effects 0.420*
(4) Met tijdstrend en Country Fixed Effects 0.410*
1.168*
1.176*
(0.012)
(0.012)
(0.034)
(0.049)
0.573*
0.596*
1.005*
1.000*
(0.010)
(0.010)
(0.037)
(0.041)
-1.166*
-1.182*
-
-
(0.024)
(0.024)
1.006*
0.990*
-
-
(0.083)
(0.083)
-0.068**
-0.072**
-
-
(0.041)
(0.041)
0.441*
0.376*
-0.267*
-0.268*
(0.058)
(0.058)
(0.045)
(0.045)
0.340*
0.328*
-0.277*
-0.278*
(0.054)
(0.054)
(0.040)
(0.040)
0.437*
0.454*
-0.037
-0.038
(0.054)
(0.054)
(0.037)
(0.037)
0.025
-0.003
0.076
0.076
(0.064)
(0.064)
(0.049)
(0.049)
0.171*
0.168*
0.173*
0.173*
(0.061)
(0.061)
(0.045)
(0.045)
0.189*
0.208*
-0.012
-0.012
76
(0.052) ln AREAh
(0.051)
(0.043)
(0.043)
-0.082*
-0.087*
-
-
(0.009)
(0.009)
-0.012
-0.020*
-
-
(0.008)
(0.008)
0.028*
0.024*
0.013*
0.013*
(0.005)
(0.005)
(0.006)
(0.006)
-0.654*
-0.658*
-
-
(0.049)
(0.049)
-0.677*
-0.654*
-
-
(0.042)
(0.042)
0.740*
0.755*
0.208*
0.207*
(0.047)
(0.047)
(0.070)
(0.070)
ln AREAp ln CROSSRATE LANDLOCKEDh LANDLOCKEDp AGREEMENT YEAR
-0.032*
0.001
(0.002)
(0.003)
RMSE
2.349
2.338
Overall R²
0.441
0.446
Within R² No. observations
23184
23184
0.173
0.171
0.120
0.120
23184
23184
* Statistisch significant op significantie niveau 5% ** Statistisch significant op significantie niveau 10%
77
TABEL 17 Panel augmented Gravity Equation, Country Fixed Effects en tijdstrend , Bilateral Export Model (5)
Variabele
Coëfficiënt Standaard p-waarde afwijking
ln GDPh
0.465
0.049
0.000
ln GDPp
1.043
0.040
0.000
ln DISThp
-
CONTIGhp
-
COMLANG
-
EPRh
0.126
0.055
0.021
EPRp
0.452
0.053
0.000
YEAR
-0.009
0.003
0.012
Overall R²
0.186
Within R²
0.118
No. observaties
23350
78
TABEL 18 Panel augmented Gravity Equation, Country- en Time Fixed Effects , Bilateral Export Model (5)
Variabele
Coëfficiënt
Standaard afwijking
p-waarde
ln GDPh
0.427
0.053
0.000
ln GDPp
1.027
0.041
0.000
ln DISThp
-
CONTIGhp
-
COMLANG
-
EPRh
0.161
0.056
0.004
EPRp
0.447
0.053
0.000
TIME FIXED EFFECTS
JA
Overall R² Within R² No. observaties
79
TABEL 19 Panel augmented Gravity Equation, met jaarlijks EPR effect eerste 15 jaar, zonder en met Time Fixed Effects, Bilateral Export Model (6) Variabele
Zonder Time Fixed Effects
Met Time Fixed Effects
0.413*
0.350*
(0.05)
(0.054)
1.040*
1.017*
(0.041)
(0.042)
ln DISThp
-
-
CONTIGhp
-
-
COMLANG
-
-
-0.224*
-0.214*
(0.099)
(0.101)
0.014
0.031
(0.096)
(0.098)
0.131
0.173**
(0.094)
(0.097)
0.093
0.157**
(0.096)
(0.098)
0.207*
0.247*
(0.094)
(0.097)
0.169*
0.196*
(0.088)
(0.091)
0.170*
0.159*
(0.088)
(0.09)
0.287*
0.257*
(0.091)
(0.093)
0.407*
0.380*
(0.085)
(0.087)
0.304*
0.306*
ln GDPh ln GDPp
EPR_h_year1 EPR_h_year2 EPR_h_year3 EPR_h_year4 EPR_h_year5 EPR_h_year6 EPR_h_year7 EPR_h_year8 EPR_h_year9 EPR_h_year10
80
EPR_h_year11 EPR_h_year12 EPR_h_year13 EPR_h_year14 EPR_h_year15 EPR_h_year>15 EPR_p_year1 EPR_p_year2 EPR_p_year3 EPR_p_year4 EPR_p_year5 EPR_p_year6 EPR_p_year7 EPR_p_year8 EPR_p_year9 EPR_p_year10 EPR_p_year11
(0.085)
(0.086)
0.240*
0.218*
(0.086)
(0.088)
0.421*
0.425*
(0.093)
(0.095)
0.541*
0.514*
(0.093)
(0.095)
0.610*
0.620*
(0.092)
(0.094)
0.821*
0.788*
(0.094)
(0.096)
0.962*
0.958*
(0.076)
(0.076)
0.335*
0.308*
(0.107)
(0.108)
0.243*
0.220*
(0.102)
(0.102)
0.374*
0.382*
(0.103)
(0.104)
0.463*
0.482*
(0.101)
(0.102)
0.355*
0.375*
(0.1)
(0.101)
0.626*
0.638*
(0.095)
(0.096)
0.558*
0.545*
(0.096)
(0.097)
0.632*
0.626*
(0.096)
(0.097)
0.603*
0.586*
(0.092)
(0.092)
0.585*
0.582*
(0.092)
(0.092)
0.575*
0.574*
81
EPR_p_year12 EPR_p_year13 EPR_p_year14 EPR_p_year15 EPR_p_year>15 AGREEMENT YEAR
(0.091)
(0.091)
0.558*
0.575*
(0.097)
(0.098)
0.612*
0.615*
(0.102)
(0.102)
0.436*
0.460*
(0.101)
(0.102)
0.464*
0.459*
(0.104)
(0.104)
0.776*
0.779*
(0.08)
(0.08)
0.232*
0.246*
(0.069)
(0.07)
-0.028* (0.004)
TIME FIXED EFFECTS
JA
Overall R²
0.182
0.169
Within R²
0.134
0.137
No. observations
23184
23184
82
FIGUUR 15 Effect van de activiteit van EPR op de bilaterale exportstromen van home, gedurende de eerste 15 jaar. Effect van EPR alleen in home wordt weergegeven door Home, effect van EPR in zowel home als partner wordt weergegeven door Partner. 1.2 1 0.8 0.6 Home
0.4
Partner
0.2 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
-0.2 -0.4
FIGUUR 16 Effect van de activiteit van EPR gedurende de eerste 15 jaar in home op de bilaterale exportstromen van home, met betrouwbaarheidsinterval. 1.2 1 0.8 0.6 home
0.4
ondergrens home 0.2
bovengrens home
0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16
-0.2 -0.4 -0.6
83
FIGUUR 17 Effect van de activiteit van EPR in home en partner gedurende de eerste 15 jaar op de bilaterale exportstromen van home naar partner, met betrouwbaarheidsinterval. 1 0.9 0.8 0.7 0.6
partner
0.5
ondergrens partner
0.4
bovengrens partner
0.3 0.2 0.1 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16
FIGUUR 18 Combinatie van figuur X en figuur X 1.2 1 0.8 home
0.6
ondergrens home
0.4
bovengrens home
0.2
partner ondergrens partner
0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16
bovengrens partner
-0.2 -0.4 -0.6
84
TABEL 20 Panel augmented Gravity Equation, Country Fixed Effects met specifieke controle voor het effect van EPR in Afrika met Time Fixed Effects, Bilateral Export Model (7) Variabele ln GDPh
Met Time Fixed Effects
ln DISThp
0.432* (0.055) 1.009* (0.043) -
CONTIGhp
-
COMLANG
-
ln GDPp
EPRh
ln AREAh
0.127** (0.074) 0.037 (0.106) 0.540* (0.097) -0.127 (0.113) -
ln AREAp
-
EPRh Afhika EPRp EPRp Afhika
ln CROSSRATE LANDLOCKEDh
0.008 (0.006) -
LANDLOCKEDp
-
AGREEMENT TIME FIXED EFFECTS
0.236* (0.070) JA
Overall R² Within R² No. observaties
0.179 0.123 23184
85
5. ALGEMEEN BESLUIT Het doel van deze Masterproef is te onderzoeken of Export Processing Regimes een onderdeel kunnen uitmaken van de ontwikkelingsstrategie van Afrikaanse landen in hun strijd tegen het derde wereld-syndroom. Concreet wordt in dit werk onderzocht of de aanwezigheid van EPR’s in een land een invloed heeft op zijn handelsstromen. Gelijkaardige onderzoeken werden reeds uitgevoerd door Carrère (2004), Baier & Bergstrand (2007) en Baier et Al. (2008), zij gingen het effect van “Regional Trade Agreements” op de handelsstromen van een land na. Deze drie onderzoeken bouwen elk een model met panel data gebaseerd op de Gravity Equation en schatten deze vervolgens gebruik makende van Country- en Time
Fixed Effects/Random Effects. Zowel Carrère als Baier & Bergstrand en Baier et Al.
concluderen dat de aanwezigheid van RTA’s een positieve invloed heeft op de handelsstromen tussen de landen waartussen het RTA geldt. In dit onderzoek wordt dezelfde methode toegepast om de invloed van EPR op bilaterale exportstromen na te gaan. Deze gedetailleerde analyse wordt voorafgegaan door een tijdreeks analyse om zeer algemeen te testen of de aanwezigheid van EPR in een land enige invloed heeft op zijn export en import. Deze studie vindt een indicatie dat de bilaterale exportstromen tussen twee landen hoger zijn bij de aanwezigheid van EPR in één land en nog hoger bij EPR’s in beide landen. Na invoering van Time Fixed Effects blijkt dit resultaat ook robuust te zijn. Wanneer we kijken naar het effect van EPR’s op de bilaterale exportstromen van jaar tot jaar gedurende de eerste 15 jaar van activiteit zien we dat bij de aanwezigheid van EPR in slechts 1 land de bilaterale exportstromen pas hoger worden na de eerste vijf jaar activiteit.
Bij de aanwezigheid van EPR in beide landen zijn de bilaterale
exportstromen vanaf het eerste jaar activiteit al hoger. Echter, na toevoeging van Time Fixed Effects blijken deze resultaten niet robuust. Uit het onderzoek blijkt een indicatie dat het effect van EPR in Afrikaanse landen niet verschillend is van het EPR-effect in andere landen van de wereld. Er kan geen onderscheid worden gemaakt tussen het effect van EPR in derde wereld landen en niet derde wereld landen. Om te antwoorden op de vraag “Export Processing Regimes als ontwikkelingsstrategie – Een goed idee voor Afrika?”, kan uit deze Masterproef besloten worden dat de invoering van EPR in een land bijdraagt aan een toename in de handelsstromen. Wanneer we deze bevinding nog eens ondersteunen met kennis uit de literatuur die zegt dat de invoering van Export Processing Regimes 86
tewerkstelling, ontwikkeling, onderwijs, kapitaal, winsten uit wisselkoersen, technologie en knowhow met zich meebrengt kunnen we concluderen dat EPR als deel van een ontwikkelingsstrategie bijdraagt aan de welvaart van het land. Voor Afrikaanse landen specifiek is geen indicatie gevonden dat het effect sterker of zwakker is dan in niet-Afrikaanse landen, het effect van EPR is er dus gelijkaardig aan eender welk land in de rest van de wereld. Concreet luidt het antwoord op de vraag “Export Processing Regimes als ontwikkelingsstrategie – Een goed idee voor Afrika?”, “ja”. Dit onderzoek is aan enkele beperkingen onderhevig. Ten eerste is de afleiding van een toename van handelsstromen van een land naar een verbetering van de welvaart in dat land nogal vaag, maar door een overvloed aan ondersteunende argumenten terug te vinden in deze Masterproef toch gegrond. Ten tweede is de gebruikte data beperkt doordat we slechts voor 35 van de 132 EPR-landen het jaar waarin het eerste Export Processing Regime geïnstalleerd werd hebben teruggevonden en opgenomen. Ten derde bestaan Export Processing Regimes in alle geuren en kleuren, zoals beschreven in hoofdstuk 2 en 3, maar in dit onderzoek wordt Export Processing Regime slechts door een dummyvariabele gevat. In verder onderzoek zou men dan ook kunnen controleren voor meer data en voor de effecten van verschillende types Export Processing Regimes en voor de effecten van Export Processing Regimes op andere mogelijke voordelen zoals tewerkstelling en onderwijs, die tot nu toe alleen nog maar in de literatuur beschreven worden maar nog door kwantitatief onderzoek zouden kunnen bevestigd worden.
87
6. BIBLIOGRAFIE
World Populations Statistics (2013, mei). Africa Population 2013, URL:
(06/03/2014) Ajayi, I. S., & Kahn, M. S. (2000). External debt and capital flight in Sub-Saharan Africa. IMF. Biles, J. J. (2004). Export-oriented industrialization and regional development: a case study of maquiladora production in Yucatán, Mexico. Regional studies,38(5), 517-532. Carrere, C. (2006). Revisiting the effects of regional trade agreements on trade flows with proper specification of the gravity model. European Economic Review,50(2), 223-247.
Cartier, C. (2001). 'Zone Fever', the Arable Land Debate, and Real Estate Speculation: China's evolving land use regime and its geographical contradictions. Journal of Contemporary China, 10(28), 445-469.
Cling, J. P., Razafindrakoto, M., & Roubaud, F. (2005). Export processing zones in Madagaskar: a success story under threat?. World Development,33(5), 785-803. Creskoff, S., & Walkenhorst, P. (2009). Implications of WTO disciplines for special economic zones in developing countries. De Velder, S., & De Cnuydt, I. (2009). Economie Vandaag 2009. Duflo, E. (2002). Empirical Methods. Harvard. URL: < http://web.mit.edu/14.771/www/emp_handout.pdf > (16/04/2014)
Engman, M., Onodera, O., & Pinali, E. (2007). EXPORT PROCESSING ZONES: PAST AND FUTURE ROLE IN TRADE AND DEVELOPMENT - OECD Trade Policy Working Paper No. 53. OECD Fernandes, A. P., & Tang, H. (2012). Determinants of vertical integration in export processing: Theory and evidence from China. Journal of Development Economics, 99(2), 396-414. Ge, W. (1999). Special economic zones and the opening of the Chinese economy: Some lessons for economic liberalization. World Development, 27(7), 1267-1285.
Gordon, A. (2012, May). What To Expect From The African Economy In 2063. Forbes. 88
Grigoriou, C. (2007). Landlockedness, infrastructure and trade: new estimates for Central Asian countries (Vol. 4335). World Bank Publications.
Hadjimarcou, J., Brouthers, L. E., McNicol, J. P., & Michie, D. E. (2013). Maquiladora's in the 21st century: Six strategies for success. Business Horizons, pp. 207-217. Hall, K. (2002). Jobs at risk in Mexico: Foreign companies looking elsewhere for cheaper labour. Mexico-Business. International Labour Office (2003). Employment ane social policy in respect of export processing zones (EPZ’s). URL: < http://www.ilo.org/public/english/standards/relm/gb/docs/gb286/pdf/esp-3.pdf > (08/05/2014) Jayanthakumaran, K. (2003). Benefit–cost appraisals of export processing zones: A survey of the literature. Development Policy Review, 21(1), 51-65. Jenkins, M. (2006). Sourcing patterns of firms in Export Processing Zones (EPZs): An empirical analysis of firm-level determinants. Journal of Business research, 59(3), 331-334.
Lawson-Remer, T., & Greenstein, J. (2012, August). Beating the Resource Curse in Africa. Africa In Fact. Madani, D. (1999). A review of the role and impact of export processing zones(Vol. 2238). World Bank Publications.
Milberg, W., & Amengual, M. (2008). Export Processing Zones, Industrial Upgrading and Economic Development: a survey. Geneva: International Labour Office. Ncube, M. (2012, December 13). Urbanization in Africa. Opgehaald van African Development Bank Group. URL: < http://www.afdb.org/en/blogs/afdb-championing-inclusive-growth-acrossafrica/post/urbanization-in-africa-10143>
89
Nordås, H. K., & Piermartini, R. (2004). Infrastructure and trade. Document de travail ERSD-2004-04, Organisation mondiale du commerce, (2004-04). OECD (2009), Master plan for Shannon Free Zone – Ireland. URL: < http://www.oecd.org/mena/investment/47565444.pdf > (14/04/2014)
Roxburgh, C., Dörr , N., Leke, A., Tazi-Riffi, A., van Wamelen, A., Lund, S., et al. (2010). Lions on the move: The progress and potential of African economies. McKinsey Global Institute. Sargent, J., & Matthews, L. (2004). What happens when relative costs increase in export processing zones? Technology, regional production networks, and Mexico’s maquiladoras. World Development, 32(12), 20152030.
Seshadri, T., & Storr, V. H. (2010). Knowledge problems associated with creating export zones. The Review of Austrian Economics, 23(4), 347-366. Sit, V. F. (1985). The special economic zones of China: a new type of export processing zone?. The Developing Economies, 23(1), 69-87.
Spies, J. (2012). Africa's trade potential: export opportunities in growth markets. International Trade Center. Stein, H. (2008). Africa, Industrial Policy and Export Processing Zones: Lessons from Asia. University of Michigan Thahaya, R. The pros and cons of SEZs. URL: < http://www.rakhinethahaya.org/files/3013/5039/4890/The_Pros_and_Cons_of_SEZs.pdf > (06/05/2014) The Economist. (2011). Africa's hopefull economies - The sun shines bright . The Economist. The World Bank. (2013). Economic prospects for Sub-Saharan Africa remain strong, but growth is vulnerable to a sharp decline in commodity prices. Africa's Pulse. Torres, R. A. (2007). Free Zones and the World Trade Organization Agreement on Subsidies and Countervailing Measures. Global Trade and Customs Journal 90
Truett, L. J., & Truett, D. B. (2007). NAFTA and the maquiladoras: boon or bane?. Contemporary Economic Policy, 25(3), 374-386.
United Nations. (1999). Trade, sustainable development and gender. UN. URL: < http://unctad.org/en/docs/poedm_m78.en.pdf > (06/05/2014) UNCTAD. (2013, June 26). Foreign direct investment to Africa increases, defying global trend for 2012. Geneva, Switzerland. Waters, J. J. (2013). ACHIEVING WORLD TRADE ORGANIZATION COMPLIANCE FOR EXPORT PROCESSING ZONES WHILE MAINTAINING ECONOMIC COMPETITIVENESS FOR DEVELOPING COUNTRIES. Duke Law Journal, 63(2).
Watson, P. (2001). Export Processing Zones in Sub-Saharan Africa. World Bank. Wong, S.-W., & Tang, B.-S. (2005). Challenges to the sustainability of 'development zones': A case study of Guangzhou Development District, China. Yang, D. Y.-R., & Wang, H.-K. (2008, May). Dilemmas of Local Governance under the Development Zone Fever in China: A Case Study of the Suzhou Region. Urban Studies, 1037-1054. Zhang, J. (2011). Interjurisdictional competition for FDI: The case of China's "development zone fever". Regional Science and Urban Economics, 145-159.
91