EXPO 29 |04 |13 - 31 |10 |13
Het archief van de filmkeuringscommissie is geïnventariseerd: een mijlpaal voor de Belgische film- en mentaliteitsgeschiedenis. De onderzoeksmogelijkheden van dit archiefbestand zijn divers. In de tentoonstelling Kinderen Niet Toegelaten staat slechts één vraag centraal: waarom werd 70 jaar lang geknipt in films? Dat de representatie van geweld en erotiek streng gekeurd werd, verbaast niet. Maar ook scènes rond echtscheiding, problematisch ouderlijk gezag of zelfmoord werden vaak geweerd. Een analyse van de concrete keuringspraktijk van de Belgische filmkeuringscommissie geeft aan dat de commissie zich – zeker in de periode voor de Tweede Wereldoorlog – ontpopte tot een stroef overheidsapparaat dat streng toekeek op wat op de Belgische schermen werd geprojecteerd. De tentoonstelling Kinderen Niet Toegelaten focust op wat niet getoond werd. Het zijn net de geknipte scènes die interessant zijn voor de mentaliteitsgeschiedenis en die de rode draad vormen in de tentoonstelling. De selectie van motivaties van de filmkeuringscommissie wordt visueel ondersteund door een honderdtal originele filmaffiches en -brochures.
5225
KINDEREN NIET TOEGELATEN DE FILMKEURINGSCOMMISSIE, 1921-2005
CATALOGUS
ISBN 978-90-5746-587-1
9789057465871
A M E N I C ALGEMEEN RIJKSARCHIEF
D/2013/531/029
1578749
1578749
A M E N I C
KINDEREN NIET TOEGELATEN DE FILMKEURINGSCOMMISSIE, 1921-2005
Catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in het Algemeen Rijksarchief te Brussel
29 april 2013 31 oktober 2013
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF IN DE PROVINCIËN EDUCATIEVE DIENST CATALOGI
190
ISBN: 978-90-5746-587-1 Algemeen Rijksarchief D/2013/531/029 Bestelnummer: Publ. 5225 Algemeen Rijksarchief Ruisbroekstraat 2 1000 Brussel
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF
KINDEREN NIET TOEGELATEN DE FILMKEURINGSCOMMISSIE, 1921-2005
Auteur Geertrui Elaut
Brussel 2013
Catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in het Algemeen Rijksarchief te Brussel 29 april 2013 31 oktober 2013
Inleiding Film wekte van bij z’n ontstaan argwaan. Vooral voor kinderen zou het nieuwe medium “gevaarlijk” zijn. Maar wat dan met principes als liberalisme en persvrijheid? In 1920 mondde het anticinemadebat uit in de wet Vandervelde. Voortaan kon de filmindustrie op vrijwillige basis – geen opgelegde censuur! – films voorleggen aan een filmkeuringscommissie, die drie adviezen kon geven: kinderen (- 16 j.) toegelaten, kinderen niet toegelaten, of kinderen toegelaten mits knipsels. Het commercieel belang van het gezins publiek noopte de sector zich aan deze keuring te onderwerpen. De classificatie K T/KNT werd een begrip in de wereld van de Belgische cinema. In 2012 inventariseerde het Rijksarchief het archief van de Belgische filmkeuringscommissie: een mijlpaal voor de film- en mentaliteitsgeschiedenis! De filmkeuringscommissie bleek in de praktijk het meest gevoelig voor geweld/ criminaliteit en seks/erotiek. Bij de start in 1922 was haar oordeel ronduit streng en gedroeg de commissie zich als scheidsrechter tussen goed en kwaad. De volgende decennia kwam het taxeren van de invloed van cinema op het kind meer centraal te staan. In de jaren 1960 begon de invloed van de commissie te tanen, parallel met de dramatische daling van het bioscoopbezoek. Toch werd pas in 1992 de laatste coupure opgelegd. Meer dan 70 jaar lang werd knippen in films als een normale praktijk beschouwd in België. Een nuancering van het beeld van België als liberale filmmarkt dringt zich op.
7
De filmkeuringscommissie in historisch perspectief
9
; terfilm s g n a g e een ulpse t i w e ; f d l n i we maar en ge m mits e l g fi n a e a i t t k n i l a e o i h p ss met c d een ommi s g c e e n z e è e d c an as “ Z og .” n lid v mas s e n arden e e a ; e v s t n e a a n a cè bev e film rele s d o s m e r m en i coupu
034
10
Het anticinemadebat begin 20ste eeuw Eind 19de eeuw vond de eerste publieke filmvertoning plaats. Al snel bestempelden critici bioscopen als gevaarlijk: mannen en vrouwen konden er ‘samenhokken’, filmmateriaal was zeer brandbaar … De inhoud van films kon dan weer schadelijk zijn voor de ‟zwakke geest” van kinderen en van de lagere klassen. Conservatieve en katholieke drukkingsgroepen beschouwden cinema als een ‛school van verderf’ en plaatsten het controversiële thema op de agenda van pers, lokale autoriteiten en parlement. De opmars van de cinema werd er allerminst door gefnuikt: aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog telde België ongeveer 650 bioscopen. Na de oorlog ging de Belgische anticinemabeweging verder met haar lobbywerk. Opvallend is dat deze beweging mee gedragen werd door progressieve en liberale krachten. De socialistische partij zag staatsinitiatief inzake de bescherming van kinderen als een wapen tegen sociaal en economisch verval.
De wet Vandervelde, al meer dan 90 jaar! De ideologisch bont getinte anticinema-alliantie hield het thema bestendig op de politieke agenda, wat uitmondde in de filmcontrolewet van september 1920. Geconfronteerd met de argumentatie dat een filmcensuurwet strijdig zou zijn met het grondwettelijke principe van persvrijheid, maakte de socialistische minister van Justitie Emile Vandervelde er een compromiswet van. De filmsector was niet verplicht films voor te leggen aan de controlecommissie, tenzij ze films wilde vertonen aan kinderen/jongeren onder de 16 jaar. De commissie kon films niet weigeren om religieuze, ideologische, filosofische of politieke redenen. In een richtlijn van 19 april 1921 werden de eerste concrete keuringscriteria meegegeven.
11
De representatie van geweld, erotiek en angstaanjagende taferelen was uit den boze, kortom alles wat de verbeelding van kinderen kon besmetten, verstoren of vertroebelen en hun evenwichtigheid en mentale gezondheid kon schaden.
Samenstelling van de commissie De filmkeuringscommissie werd ingesteld in november 1920. De eerste voorzitter was een kinderrechter, de leden filmdistributeurs en -exploitanten, journalisten, advocaten, leerkrachten en volksvertegenwoordigers. Ze werden benoemd door de minister van Justitie en hun mandaat was hernieuwbaar (tot de leeftijd van 67 jaar). Vanaf maart 1921 konden distributeurs tegen de beslissing van de keuringscommissie in beroep gaan bij een beroepscommissie. De commissie in eerste aanleg werd aangevuld met kantonnale afgevaardigden en onderverdeeld in afdelingen. Per afdeling kwamen vijf leden samen. Het profiel van de commissieleden? In de beginperiode overwegend mannen van middelbare of hogere leeftijd. Maar het aandeel vrouwen steeg aanzienlijk mettertijd. Terugkerend punt van kritiek was/is het gebrek aan representativiteit (te weinig pedagogen, ontwikkelingspsychologen, filmcritici, enz.) en aan competentiemeting bij de leden.
Streng oordeel over goed en kwaad: 1921-1958 De Belgische filmkeuringscommissie ging van start in 1921, maar technische obstakels en protest van de filmindustrie beletten een adequate werking tot 1922. Tijdens het eerste jaar werd de commissie overspoeld met films; van 1924 tot WOII stabiliseerde het aantal rond 1000 per jaar. De richtlijn uit 1921 werd door de commissie bijzonder streng geïnterpreteerd. Sporadisch werd zelfs om religieuze of politieke redenen geknipt, en kon sprake zijn van censuur. Van april 1941 tot september 1944 was de commissie niet actief op Belgische bodem. In Londen werd op een laag pitje verder gekeurd. Toen na de bevrijding de commissie weer aan het werk ging in België was tevens een militaire censuur van kracht: een verwarrende situatie. In 1945 werden amper 418 films voorgelegd, een jaar later alweer meer dan 1000. Verklaring? De afschaffing van de militaire censuur, maar ook de grote toevloed van Hollywoodfilms. Pas in 1951 volgde een nieuwe richtlijn rond keuringscriteria. Het naoorlogse klimaat noopte tot andere accenten. Werden voortaan geweigerd: al te brutaal realisme; het ridiculiseren van de gevestigde sociale orde of ‘de autoriteiten’; het romantiseren van de vrije liefde of overspel, het bekritiseren van echtelijke trouw, het refereren aan geboortebeperking. De promotie van het christelijke familie-ideaal stond voorop en elke filosofische tendens die inging tegen de heersende moraal was verdacht. De richtlijn
12
“De uitw
erking v an het o nderwe rp is nie voor kin t gepas deren.” t
015
13
van die n é é is , van 959 men in 1 pkomst o o k e e d g t r i o u , ect Ben-Hur de films e e . m r a unteren o lms wa c fi l e e d k il a t isie w spek de telev
022
14
uit 1951 was duidelijk strenger dan die uit 1921. In 1921 was de ideoloog Vandervelde aan zet, in 1951 de pragmaticus F. De Busscher. Als voorzitter van de filmkeuringscommissie ging die laatste meer uit van de praktijk. Vermoedelijk speelde ook het wetsvoorstel-Jespers uit 1950 een rol: de CVP-senator stelde voor filmvertoningen radicaal te verbieden onder de 18 jaar. Het voorstel kwam er niet door, maar zorgde voor een strenger klimaat. Ook de evolutie van de cinema speelde een rol. Vanaf de jaren 1950 experimenteerden producenten meer en meer met controversiële thema’s. Omdat ze wisten dat dergelijke films een keuring niet zouden overleven, kreeg de commissie minder films voorgelegd. Heel wat distributeurs trachtten de strenge keuring te counteren door preventief coupures uit te voeren.
Over tanende invloed en juridisch drijfzand: 1958-2013 Het jaar 1958 was op vele vlakken een keerpunt, met onder meer de doorbraak van de televisie in België. Dat het bioscoopbezoek in die periode dramatisch begon te dalen, werd door de filmindustrie dan ook aan de televisie gewijd, deels on terecht. De toenemende diversiteit aan vrijetijdsbesteding speelde evenzeer een rol. Net als de verbrokkeling van het verzuilde gemeenschapsleven ten voordele van een meer persoonlijke levensstijl, emancipatiestreven en permissiviteit. Het aantal aan de filmkeuringscommissie voorgelegde films dook samen met het bioscoopbezoek pijlsnel naar omlaag. Om volk naar de bioscopen te lokken, zette de sector in op spektakel en sensatie, met films als Ben-Hur en The Exorcist. Ze moesten de grootsheid van de bioscoopbeleving benadrukken, als alternatief voor het “kleine scherm”. Maar ook de auteurs- en art cinema kende een bloei. Bioscopen werden steeds meer het domein van jongeren en cinefielen. In 1975 kreeg de filmkeuringscommissie nog slechts 196 films voorgelegd. Hoewel de invloed van de filmkeuringscommissie vanaf de jaren 1960 sterk afnam, werd pas in 1992 de laatste coupure opgelegd: een scène rond het “bloederig karakter van het baren” in Vijf meisjes en een touw. De tanende invloed van de filmkeuringscommissie kan ook aan een reeks technologische innovaties gelinkt worden, die de controle op filmvertoningen in grote mate ondermijnden: VHS, kabeltelevisie, dvd, video on demand, web based cinema, het downloaden en live streamen van films, You Tube... De voorspelde “dood van de cinema” bleef echter uit. Wat het filmaanbod betreft, werden reeksen zoals Harry Potter of recent de Twilight Saga erg belangrijk.Anno 2013 is de wet Vandervelde nog steeds in voege, ondanks steeds terugkerende kritiek op de globale werking van de filmkeuringscommissie en haar betwistbare motivaties. De wetsvoorstellen zijn niet meer te tellen, die de wet willen aanpassen aan de gewijzigde maatschappelijke omstandigheden, de nieuwe mediaomgeving, meer actuele opvattingen rond kinderrechten, ontwikkelingspsychologie, mediapedagogiek, cultuurparticipatie door jongeren en nu ook mediawijsheid en de internetomgeving. Vooralsnog zonder resultaat.
15
Het archief van de filmkeuringscommissie Het archief van de filmkeuringscommissie bevat meer dan 65.000 filmtitels of een volledig overzicht van de filmproductie die tussen 1920 en 2000 in de Belgische zalen kwam. Daarbovenop komt nog de synopsis van 30.000 films uit de hele wereld, die tussen 1930 en 2005 werden vertoond. Pronkstuk is echter het handgeschreven register met alle beslissingen van de commissie, met vermelding van de Belgische titel van de film, de distributeur, het genre, de lengte, de datum van keuring en de beslissing. Een eerste optie was een film in zijn oorspronkelijke vorm het label ‘Kinderen Toegelaten’ (KT) toe te kennen. Dat deze beslissing gemotiveerd werd, kwam zelden voor. Een tweede mogelijke beslissing was een film ‘Kinderen Toegelaten mits coupures (knipsels)’ te kwalificeren. In dat geval beschreef de commissie de te knippen passages en gaf hiervoor al dan niet een motivatie mee. Derde optie was een film te weigeren en zonder meer ‘Kinderen Niet Toegelaten’ te beoordelen. In dat laatste geval was de commissie verplicht een motivatie mee te geven. De lengte van de motivaties varieert sterk: van 1 regel tot een 15-tal. In de zittingsverslagen is de titel van de film opgenomen (overwegend de Franse versie; zelden de originele titel), de datum waarop de film werd ingediend bij de commissie en de naam en de samenstelling van de afdeling van de commissie die de film keurde. Alle verslagen zijn handgeschreven en geklasseerd per afdeling. Los van dit register hield de commissie een aparte lijst bij met beschrijvingen van alle coupures die ooit werden opgelegd. Amerikaanse filmtitels kregen vaak verleidelijk klinkende Nederlandse of Franse vertalingen wanneer ze op de thuismarkt werden uitgebracht. Zo kreeg de film The Jungle Princess uit 1936 de titel Hula, fille de la brousse, met een voor die tijd gewaagde affiche om de aandacht van de bioscoopbezoekers te trekken. In de registers zijn zelden originele filmtitels terug te vinden. Waar films tot in de jaren 1960 gepromoot werden met kleurrijke affiches en programmabrochures, raakte papieren promomateriaal sinds de jaren 1970 steeds meer uit de mode. Anno 2013 wordt filmreclame overwegend op digitale dragers uitgebracht. In het archief van de filmkeuringscommissie is deze evolutie zeer merkbaar: hoe recenter, hoe minder iconografisch materiaal de dossiers bevatten.
16
De keuringscriteria van de filmkeuringscommissie
17
Seks & lichaam De kijk van de filmkeuringscommissie op Seks & lichaam maakte van alle keuringscriteria de grootste evolutie door. In de jaren 1930 werd een simpele kus nog als onaanvaardbaar voor kinderoogjes beschouwd. Volgens minister van Justitie Janson zette elke kus van langer dan 5 seconden aan tot wellust. Knippen was de boodschap. De pers nam deze richtlijn zeer zwaar op de korrel. In het kader van een huwelijksaanzoek kon een kus soms wel. Na de Tweede Wereldoorlog werd de commissie milder voor ‘de kus’. Dansscènes ondergingen eenzelfde lot: strengheid voor de oorlog en relatieve tolerantie erna. Werden ook als erotisch beschouwd: knipoogjes en “canapé-scènes”. Wat taalgebruik betreft, censureerde de commissie in de tijd van de stille film vaak suggestieve tussentitels. Vanaf de geluidsfilm werden erotische dialogen eenvoudigweg geknipt. Dat het oordeel over seks en erotiek evolueerde, betekent niet dat de commissie toleranter werd. De taboes van de commissie evolueerden mee met de taboes in de samenleving. Zelfde verhaal wat naaktscènes betreft. In 1930 mochten de kuiten van een jong meisje niet in beeld komen, in de jaren 1960 moest dat meisje al half naakt te zien zijn om geknipt te worden. Seksuele ‘techniek’ of de anatomie van de vrouw waren eveneens uit den boze. Films die ronduit pornografisch waren, in de huidige betekenis van het woord, zijn zeldzaam in de archieven van de commissie. Ze werden niet voorgelegd ter keuring. De Tweede Wereldoorlog maakte geen einde aan het burgerlijke beschavingsoffensief. De keuringscommissie bleef globaal gezien zeer preuts in de jaren 1950. Tijdens de tweede helft van de ‘stoute’ jaren 1960 nam het aantal seksfilms, op productieniveau, een hoge vlucht. De Belgische wetgeving liet politionele diensten niet toe op te treden tegen de intrinsieke inhoud van films, wel tegen de bedreiging die ze vormden voor de openbare zeden. Dat seksualiteit zich steeds nadrukkelijker manifesteerde
18
033
; heden n e g e l ge in nacht n i cènes n s e ; v ) e s l ee n et os t i t u ue; ee isch; h r q t p e s ( i h l s c a te re sje ; gedek ermei rzoek lm; te n e e fi o d m e i n n t n o e h jk na ne “Slec chteli t u s se e f te va i r n g e e nover t g i k e u k g n ; e e l e t r e o p lh d; eld ges n spee l; een moor n gew e e e n ; e n t le va tei borde rutali n over b e ; e n .” ; e g laa ouw n, enz e w u hinder ge jonge vr o vr di jonge losban
19
in maatschappij en cultuur, bleek niet zozeer uit de evoluties in besloten sekszaaltjes, maar vooral uit het reguliere filmaanbod. Films als The Graduate (1967), Edipo Re (1967) en Satyricon (1969) confronteerden ook de mainstream of cinefiele bioscoopganger met expliciete, soms gewelddadige seks. Zolang de seksualiteit ondergeschikt bleef aan de esthetische of maatschappelijke boodschap van de film, was ze aanvaardbaar. Seks als raison d’être werd verdreven naar het verdachte domein van de sekscinema’s. Omdat dit besloten milieu de maatschappelijke normen nauwelijks bedreigde, was het toezicht van de gerechtelijke diensten hierop relatief laks. Vanaf de eerste helft van de jaren 1970 nam het aanbod van seksueel getinte films ook in het gewone bioscoopcircuit aanzienlijk toe. Dat precies vanaf de vroege jaren 1970 ook de ontkerkelijking in een stroomversnelling terechtkwam, vergemakkelijkte de verspreiding van een lossere seksuele moraal. In de beeld- en filmcultuur vertaalde deze evolutie zich enerzijds in veel explicietere pornografische films. Anderzijds zette de ‘banalisering’ van seks in reguliere films zich definitief in. Tot zover seksualiteit tussen man en vrouw. Wat met homoseksualiteit? Die werd zeer zelden als motief voor afkeuring gebruikt. De verklaring is simpel: zeer weinig films rond homoseksualiteit werden voorgelegd aan de commissie. Toch gebeurde het. In Mädchen in Uniform uit 1958 wordt de liefde van enkele jonge meisjes voor een vrouwelijke leerkracht gekwalificeerd als “ziekelijk” of “ongezond”.
Familie & huwelijk Waar de representatie van seks en geweld globaal gezien tot op vandaag als criterium geldt om films al dan niet aan kinderen te tonen, staat de derde grote categorie van keuringsmotieven verder af van de morele codes anno 2013. Onder Familie & huwelijk zijn alle motieven gegroepeerd rond overspel, scheiding, vrije liefde, losbandigheid, samenwonen zonder huwelijk, prostitutie en alle andere zaken die het huwelijk desacraliseren. Overspel werd voor de Tweede Wereldoorlog resoluut afgekeurd. Ook toespelingen op het thema waren verboden. Vaak ging het zelfs om nuances in taalgebruik. Zo werd in Saxophon-Susi (1928) de dialoog “Maar schat, mijn interesse voor dat meisje is louter vaderlijk te noemen” vervangen door “Maar schat, ik ben louter geïnteresseerd in het talent van dat meisje.” Voor echtscheidingen golden dezelfde regels: pas enigszins aanvaardbaar in films vanaf de jaren 1950. Voordien was de regel: “De echtscheiding behoort niet tot de leefwereld van kinderen en mag niet besproken noch in beeld worden gebracht” (Jeunes filles en détresse, 1940). Wat ‘vrije liefde’ betreft, was de gestrengheid van de commissie ingegeven door de ‘zware gevolgen’ ervan : onwettelijke kinderen, ontvluchten van het gezin, abortus... In de tijd van de stille film werden teksten soms zo aangepast dat men deed uitschijnen dat het bijvoorbeeld om een getrouwd koppel ging, waar dat niet zo was. De term ‘losbandigheid’ verdween vanaf de jaren 1950 stilaan uit
20
061
“Gore fi lm; mina chting v huwelijk oor het en de zo rg voor kinderen .”
21
dadige
ld “Gewe
roof.” r e d n i n; k artije p d r o o rige m e d e o l rn; b weste
084
22
het vocabularium van de commissie. Samenwonen buiten het huwelijk bleef af te raden. Uiteraard waren scènes rond prostitutie ook uit den boze. Films die het huwelijk als onaantastbaar gegeven bekritiseerden of het huwelijk niet voorstelden als de enige plaats voor een normaal seksleven, werden afgekeurd. Scènes rond een bedenkelijke vaderfiguur werden eveneens door de commissie op de korrel genomen. Hoe hoger de sociale status van de vader, hoe strenger de keuring: “leugens van een vader-magistraat ten aanzien van zijn zoon” (Le coupable, 1936). Ook het prestige van de moeder moest voor de kinderoogjes onaangetast blijven. Beelden van ontwortelde of uiteengerukte families werden afgeraden, evenals blijken van gebrek aan respect naar de ouders toe. Europese opvoedingstechnieken werden superieur geacht aan Amerikaanse. Na de oorlog begon de commissie ook op dit punt milder te worden. In 1972 werd een laatste keer een scène geknipt omwille van ‘overspel’.
Geweld & misdaad Representatie van Geweld & misdaad vormt de hoofdcategorie van keuringscriteria, zeker tot de jaren 1950. Ook pogingen tot misdaad waren voor de commissie afkeurenswaardig. Misdaadtechnieken moesten kost wat kost verhuld worden. Representatie van strafrechtelijke feiten werd zonder pardon geweigerd: valsheid in geschrifte, chantage, verduistering van goederen, productie van vals geld, uitgeven van ongedekte cheques, zwendel, handel in verdovende middelen… Kinderen moesten behoed worden voor de ‘verdorven geest’ van misdadigers. Of een scène al dan niet expliciet aanzette tot imitatie, leek geen criterium. Het karakter van de scènes op zich was doorslaggevend. Gangsterfilms werden systematisch geviseerd. Voor de commissie vielen ook de kortfilms van Chaplin rond het personage Charlot onder deze categorie. Opvallend is dat herhaaldelijk motivaties geformuleerd werden die niet strookten met de richtlijnen van het ministerie van Justitie. In sommige motivaties staat zelfs letterlijk te lezen dat de leden niet akkoord gaan met de richtlijn Vandervelde. Zo kreeg Charlot Champion een Kinderen Toegelaten-label, ondanks volgende motivatie: “Gemene en belachelijke film, die aanstuurt op een afkeer van de bokssport. Valt helaas niet onder de redenen tot weigering” (1922). Dat representatie van moord, poging tot moord, doodsbedreigingen, foltering, wreedheid, brutaliteiten, duels (vaak “duels à l’américaine” genoemd, bv. in het geval van westerns), diefstal en poging tot diefstal, … geweigerd werden, verbaast niet. Soms werd geweld op dieren als motivatie gehanteerd. Vielen eveneens onder de noemer geweld voor de filmkeuringscommissie: vuistslagen, messen, maar vooral revolvers. In de jaren 1920 was zelfs het tonen van een revolver reden tot coupure. Vanaf de jaren
23
091
24
ge n van jon e t s e e g e die d s, ; scènes lm (executie fi n e e d g n n e r e r e b n nen le “Té impo uden kun o z r a rst subtie e w it e u d n e in e s ; en) kijker nen n, moord e t n e ad te kun m a e r d r r e a v b n m e bo age om spion ie g oorden.” lo w o t h n a r e ps y c v rdigen en rechtvaa
1930 werd het tonen op zich niet meer afgekeurd, enkel het slaan, dreigen of schieten ermee. Soms werd enkel het geluid van een geweerschot geweerd. Waar criminelen geromantiseerd of vermenselijkt werden, greep de commissie in. Angst voor imitatie speelde ook hier een rol. Het sanctioneren van geweld op het scherm was volgens de filmkeuringscommissie meer een zaak van fysieke dan van morele schade. Ze vreesde voor een schok bij kinderen, voor schade aan hun zenuw stelsel en voor nachtmerries. Vooral oorlogsfilms, westerns en politiefilms konden volgens de commissie dit effect genereren. Vóór de oorlog was de enige motivatie voor een Kinderen Niet Toegelaten-label soms dat het om een politiefilm ging. Een vermenging van humor en geweld kon al helemaal niet. Vanaf de jaren 1950 werd de commissie milder voor de (komische) gangster-/politiefilm. Doorheen de jaren bleef het percentage films waarin geknipt werd of dat werd afgekeurd omwille van de representatie van geweld en/of misdaad, vrij stabiel.
Politiek en patriottisme De filmkeuringscommissie bleek van bij haar opstart te betreuren dat ze patriottische sentimenten niet als keuringscriterium mocht gebruiken: “Onsamenhangende, stompzinnige film die de draak steekt met patriottische gevoelens. We betreuren het de film niet te kunnen afkeuren” (Par file à gauche, 1922). Uitzondering vormt Bedevaarten naar de graven van den IJzer , een propagandafilm van de Vlaamse beweging uit 1928: “Unaniem geweigerd. Deze film is erop gericht de Belgen tegen elkaar op te zetten, bij sommigen onder hen het plichtsbesef te ondergraven en de eenheid van het Vaderland in opspraak te brengen. De film zou klaarblijkelijk een schadelijke invloed uitoefenen op de geestesgesteldheid van kinderen.” De commissie nam aanstoot aan de vermeende anti-Belgische houding van de film, het gebruik van de afkorting AVV-VVK en de Vlaams-nationalistische boodschap. Zelfs in de notulen van de Ministerraad is een passage terug te vinden waarin verschillende regeringsleden zich zeer negatief uitlaten over deze film. Uitzonderlijk was een film van discutabel niveau, maar werd hij toch toegelaten omwille van uitgesproken pro-vaderlandse karakteristieken. Dit gold vooral voor oorlogsfilms. Te realistische oorlogsfilms kregen van de commissie steevast een KNT-label opgeplakt (met de representatie van geweld als argumentatie), tenzij ze het heroïsche karakter van soldaten sterk benadrukten. Zo weigerde de commissie in 1938 de film E spagne 1937 om de volgende reden : “Beelden van de burgeroorlog zonder heroïsch karakter. Tenden tieuze film die de oorlog op een eenzijdige manier voorstelt en die de geesten kan verwringen.”
25
Vanuit de bekommernis om het statelijk gezag mocht evenmin gespot worden met de parlementaire instellingen. In de film Mr. Smith Goes to Washington (1940), waarin een idealistische senator strijdt voert tegen een corrupte senaat, werden maar liefst 13 coupures geëist. Elke mogelijke controverse werd weggeknipt .
Angst en gruwel Beelden van een brand, van een doodsstrijd of van indrukwekkende natuurrampen zoals vulkaanuitbarstingen werden vaak geweigerd. Ook ‘fantasiescènes’ moesten soms geknipt worden omdat de commissie ze te aangrijpend vond voor kinderen. Zo werd in Sneeuwwitje en de zeven dwergen (1937) vijf keer geknipt: “De angstwekkende scène waarin de wortels in handen veranderen (…) . Het einde van de gedaanteverwisseling van de koningin in heks. De feeërieke scènes kunnen een ongewenste indruk maken op jonge kinderen.” Ook beelden van spoken, van paranormale fenomenen of horrorscènes werden in deze geest geweigerd. De film The Mummy (1933) vormt een mooi voorbeeld: “Film over occulte wetenschappen die door zijn mysterieuze aard en zijn griezelige enscenering te huiveringwekkend is voor kinderen (…). Beelden van waanzin, van moord op afstand. Scènes rond de voorbereidingen van de mummificatie.” In dezelfde lijn keurde de filmkeuringscommissie de vele horrorscènes in sciencefictionfilms af. Quatermass II (1958) werd omschreven als “Afgrijselijke en verbijsterende sciencefictionfilm die de neiging heeft het zenuwstelsel van kinderen aan het wankelen te brengen en bij kinderen angsten doet ontstaan waarvoor psychiaters zo waarschuwen.” Sciencefictionfilms werden dus in de eerste plaats om medische redenen geweigerd. Wanneer begin jaren 1950 de 3D-film werd uitgevonden, was die hetzelfde lot beschoren. Mélioscopil (1953) was bijvoorbeeld “Te indrukwekkend voor kinderen. Het reliëf geeft de opeenvolgende beelden een te realistisch karakter: shock, zenuwstoornissen, nachtmerries, etc. kunnen het gevolg zijn.”
Gezag Ouderlijk gezag mocht niet in vraag worden gesteld, maar ook de rechterlijke macht werd in bescherming genomen: “Gerechtelijke fout die allesbehalve onvermijdelijk lijkt. Inspanningen van de gerechtelijke autoriteiten opdat deze fout niet onthuld en hersteld zou worden” (Beyond This Place, 1960). Komische films vormden geen uitzondering op dit vlak: “Zelfs in komische films die geschikt zijn voor vertoning aan kinderen mag het prestige van justitie niet worden aangetast, wat hier niet het geval is.” ( Accusé Bach, levez-vous!, 1940). Ook het onberispelijke imago van de politie moest gewaarborgd blijven, evenals
26
uit scènes e d n e r bijste ogelijk m n “De ver o n e n.” m kunn kindere deze fil n a a n e d word vertoon
099
ehalve b s e l l a die de ke fout j i l e t gen van h n c i e n r n e a G p “ Ins ut deze fo ijk lijkt. l t e a d j d i p m o iten onver .” utorite a e worden k j i u l o e z t h d l te gerec en hers d l u h t n niet o 112
27
dat van het leger. From Here to Eternity (1953) werd zo geweigerd omdat de film “het leger voorstelt als een meedogenloze en onrechtvaardige organisatie”. Militairen die hun oversten bekritiseerden of zich immoreel gedroegen, werden eveneens geweerd: “In deze film komen scènes voor die de verbeelding van kinderen kunnen vertroebelen, met name de scène waarin luitenant Herbillon, verliefd op Denise (die verzweeg dat ze getrouwd was en eigenlijk Hélène heette), zich laat fotograferen ‘in functie’. Vervolgens, de scènes van lichte zeden en slechte smaak in de bar Chez Florence, waar de militairen zich gaan bezatten… Eveneens afkeurenswaardig zijn de scènes waarin de piloten de bevelen van een overste in vraag stellen, en andere onwaarschijnlijke situaties die niet stroken met de militaire discipline” (The Woman I Love, 1939). Zeker in de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog was men opvallend streng wat militaire discipline betrof. School was nog zo’n gezagsapparaat. Dat leerlingen respectloos met leerkrachten omgingen, werd niet getolereerd. De commissie was evenmin opgezet met leerkrachten die zich immoreel gedroegen of die belachelijk werden gemaakt: “Gebrek aan schoolse discipline. Leerkrachten die op een afkeurenswaardige manier in een slecht daglicht worden gesteld en een liefdesverhaal tussen de schooldirecteur en een leerling (verderfelijk voorbeeld). Hoewel het om een zedelijke film gaat, is hij toch niet toegelaten voor kinderen onder de 16 jaar, wiens gedachten zouden kunnen aangetast worden” (Girls’ Dormitory, 1936).
Slechte voorbeelden Een scène waarin een slaapkamer in een pensionaat werd overhoop gehaald, werd door de commissie aanvankelijk geweigerd omdat ze kinderen het slechte voorbeeld gaf. Liegen, jaloezie en bedrog werden om dezelfde reden afgekeurd. Ook fysiek gevaar was in deze context een motief: “Bevat een reeks acrobatentoeren die kinderen zouden kunnen nabootsen” ( Attention en bas, 1936). De goochelkunstjes van Houdini (1953) moesten eveneens geknipt worden: “ Alle gebruikte trucs kunnen worden nagedaan door kleine kinderen en vormen bijgevolg een werkelijk gevaar.”
Zelfmoord Tot de jaren 1950 was elke sequentie die naar zelfbeschikkingsrecht en meer specifiek naar zelfmoord, abortus of euthanasie verwees onaanvaardbaar. Vooral zelfmoord werd op regelmatige basis als keuringscriterium aangewend. In de richtlijn-Vandervelde uit 1921 werd zelfmoord ook expliciet benoemd als criterium, in de richtlijn-De Busscher uit 1951 niet meer. Met de representatie van de dood in zijn totaliteit werd evenmin gelachen: “de lach van de roddelaarster op de begrafenis verwijderen” (La malle au cadavre, 1953).
28
115
“Een in gesteld heid die voor ki totaal o nderen ngepas ; w a ngedra t is nachte g lijke thu van een iskoms meisje; ontvoe t; plan e ring; tw n poging isten tu directie to t ssen ki ; eigena n d eren en ardige en dire houding ctrice; van oud oorveg ers en; esc apade v person a n een eelslid, enz. ”
“Heel d e film a demt e bedrog en atm en leug osfeer e van n, die a wordt v l s sympat oorges hiek teld en poging eindigt tot zelf in een moord uit wan hoop.”
120
29
r en; zee d n a t s toe hikt zijn lzinnige c e s b e b g u t D “ ie en die n g o l a i d .” rauwe nderen voor ki
123
30
Drugs en alcohol Als in een film alcohol voor verstoring van de maatschappelijke mechanismen zorgde, was de commissie streng. De context was doorslaggevend: piloten die in een oorlogssituatie, onder grote stress, als ‘bijzaak’ een glaasje dronken, dat kon. Vanaf de jaren 1950 was de commissie uitgesproken milder voor scènes rond alcoholgebruik/-misbruik, tenzij het echt om braspartijen ging. Wat de representatie van drugs betreft, valt op dat vooral drugshandel expliciet aan bod komt in de motivaties van de commissie, en dat de representatie hiervan voor de commissie onder de noemer ‘misdaad’ viel.
Vulgaire taal Alle ‘vuile woorden’ hadden volgens de commissie een anti-educatieve waarde en werden dus systematisch geknipt. ‘Vuil’ bleek voor de commissieleden overigens een ruim begrip: in 1928 moest in de film Buffalo Bill het woord ‘flirten’ vervangen worden door ‘koketteren’. Ten tijde van de stille film werden op regelmatige basis tussen- of ondertitels geschrapt of vervangen. Met de invoering op grote schaal van de gesproken film, vooral vanaf 1933, werd de focus van de commissie op taalgebruik nog groter. En niet alleen in de films zelf werden dialogen geschrapt en vervangen. Ook op publicitair materiaal zoals affiches en brochures greep de commissie soms in door zinnen, zinsdelen of woorden onleesbaar te maken.
Onbegrijpelijk Sporadisch werd een film toegelaten eenvoudigweg omdat de commissie er niets van begreep. Meestal ging het dan om stille films: “Goedgekeurd want onbegrijpelijk voor kinderen onder de 16 jaar en voor de leden van de filmkeuringscommissie” (Le masque, 1922). Taal kon in deze redenering eveneens doorslaggevend zijn: “In deze film wordt uitsluitend Pools gesproken. Wij wensen de exacte vertaling te ontvangen, zoals beloofd door de verhuurder, en een garantie van de Poolse legatie dat deze vertaling correct is. Dit is uiterst belangrijk gelet op het zeer grote aantal Poolse kinderen in de arbeiderswijken en de scholen van de industriële centra: Anderlecht, Luik, de kolenmijnen van de Kempen en van Bergen, waar zelfs de bakkers Poolse uithangborden hebben” (La Roulotte, 1933).
31
Religie Het inroepen van religieuze motieven om een film tegen te houden, gebeurde zeer zelden. Slechts in 1 op 1000 geknipte scènes werd religie als hoofdreden aangehaald om een film Kinderen Niet Toegelaten te labelen. Toch werd La Mauvaise Prière (1940) geweigerd omdat “men niet kan toelaten dat God wordt ingeroepen in het kader van een oproep tot wraak.” In La Duchesse de Langeais (1942) moest de scène geknipt worden waarin een vrouwelijke geestelijke haar liefde verklaart aan een man.
Vreemde zeden De representatie van ‘Amerikaanse zeden’ was voor de commissie een voldoende argument om scènes af te keuren: “Onze kinderen zijn geen Amerikaanse kinderen voor wie het huwelijk niet dezelfde waarde heeft als bij ons” (The Bride Wore Boots, 1948). Ook Duitse zeden werden als minderwaardig beschouwd. In 1933 oordeelde de filmkeuringscommissie naar aanleiding van de film Sag’ mir, wer Du bist dat de zeden die gangbaar zijn in Duitsland niet geschikt zijn voor onze kinderen.”
32
Tentoongestelde stukken
33
41
43
43
34
42
46
44
46
47
47
35
48
51
48
52
54
36
55
52
56
58 60
59
59 62
63
37
65
66
64 67
68
38
69
69
70
71 73
75
72 76
78
77
39
79
81
82
86
88
40
90
92
93
95 97
96
98
41
100
101
102
104 103
42
105
107
106
108
109
110
43
113
114 117
116 119
118
44
121
“Deze fi
lm is te overwe door de ldigend perman voor ki nderen ente sf zelfmoo , e er van rd, geh a uil, scè ngs t , d e nes van waanzi n, enz.”
122 45
Samenstelling van de commissie 1. Ministerieel besluit van 17 december 1946 betreffende de benoeming van commissieleden. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 37. 2. Briefwisseling tussen commissievoorzitter De Busscher en het ministerie van Justitie, 1957. Aanleiding is de kandidatuur van W.B. uit Gent om lid te worden van de filmkeuringscommissie. De Busscher meent dat het om praktische redenen noodzakelijk is dat commissieleden gedomicilieerd zijn in de Brusselse agglomeratie. Nooit eerder werd afgeweken van dit principe. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 10. 3. Brief van de heer J.L., directeur van kindertehuis ‘Les Cailloux’, aan de minister van Justitie, 17 maart 1958. J.L. stelt zijn kandidatuur als commissielid van de filmkeuringscommissie en beargumenteert waarom hij goed geplaatst is voor deze functie. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 10. 4. Briefwisseling tussen commissievoorzitter De Busscher en het ministerie van Justitie over de kandidatuur als commissielid van de heer E.C., eerste adjunct-secretaris van de Hogere Raad voor het Onderwijs bij het ministerie van Koloniën, april 1958. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 10. 5. Brief van commissievoorzitter T. Smets aan S. Huynen, directeur-generaal van de Dienst voor Jeugdbescherming bij het ministerie van Justitie, 22 augustus 1975. Smets beantwoordt vragen van het kabinet omtrent het personeelsbeleid van de filmkeuringscommissie: selectie van leden, vertegenwoordiging vanuit de verschillende sectoren, talenbeleid, afwezigheden. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 12. 6. Lijst van commissieleden, op 11 juni 1982 door commissievoorzitter Ph. Schittecatte overgemaakt aan de minister van Justitie, met vermelding van de functie van de commissieleden. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 12. Streng oordeel over goed en kwaad: 1921-1958 7. Brief van het ministerie van Justitie aan de voorzitter van de filmkeuringscommissie, 3 augustus 1945. De minister stipuleert dat de keuringen die tijdens de oorlog in Londen hebben plaatsgevonden, van kracht blijven. KT-films hoeven niet opnieuw voorgelegd te worden. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 23. 8. Afschrift van een Besluit van de Regent van 28 mei 1947 betreffende een ‘keurloon’ dat door de eigenaar, de verdeler of de uitbater vooraf betaald moet worden aan de commissie door middel van fiscale zegels. In een brief van filmverdeler Les Artistes Associés s.a. (Belgische verdeler van United Artists) komt de toepassing van dit Besluit tot uiting, 5 april 1948. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 24 en 612. 9. Bij elke vertoning van een Kinderen Toegelaten-film moest de officiële toelating van de filmkeuringscommissie kunnen worden voorgelegd. Daartoe dienden de ‘roze fiches’. De trailer van Cry
46
of the City (1948) werd in eerste aanleg afgekeurd, maar werd in beroep toch Kinderen Toegelaten bevonden. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1400. 10. Briefwisseling rond de afkeuring van de film Ostatni etap (La Dernière Etape), 1948-1949. Verdeler Filmsonor benadrukt tevergeefs bij de commissie dat de film aanbevolen wordt door de Nationale Confederatie van Politiek Gevangenen en Rechthebbenden van België en dat het om een uniek document over het concentratiekamp van Auschwitz gaat. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 978. 11. Brief van Warner Bros. aan de filmkeuringscommissie, 23 mei 1950. De voorafgaande coupures in Cry Wolf maken duidelijk van welke scènes de sector vermoedde dat ze volgens de filmkeuringscommissie niet geschikt voor kinderen zouden zijn. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1514. 12. Century Pictures toont in een brief aan de filmkeuringscommissie over de film La vendetta di Aquila Nera (De wraak van de zwarte arend) van 13 december 1952 aan dat de sector soms ver ging in zijn pogingen een film KT te laten labelen. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 707. 13. Briefwisseling tussen commissievoorzitter De Busscher en directeur-generaal Jeugdbescherming S. Huynen, mei 1953, over de propagandafilm Appel au Public, een project van de Vereniging van B elgische bioscoopuitbaters (Association des Directeurs de Théâtres cinématographiques de Belgique). De kortfilm is een reactie op het wetsvoorstel Jespers om de leeftijdsgrens voor filmvertoningen op te trekken tot 18 jaar. Huynen vraagt, in naam van de minister van Justitie, een verklaring voor de goedkeuring van deze kortfilm – in beroep – door de filmkeuringscommissie. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 9. 14. Commissievoorzitter De Busscher maakt op 3 april 1954 een persbericht over aan de minister van Justitie ter verspreiding. Het persbericht is een reactie op de perceptie bij de bevolking dat de filmkeuringscommissie verantwoordelijk is voor elke film die in België vertoond wordt, en dus ook voor “immorele” films. De Busscher benadrukt in het bericht dat filmcensuur niet bestaat in België, en dat filmverdelers niet verplicht kunnen worden films voor te leggen aan de commissie. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 9. 15. Doorheen de jaren werd herhaaldelijk kritiek geuit op de vage motivaties van de filmkeuringscommissie. Enkele voorbeelden: “Heel de film ademt een verderfelijke sfeer, vooral voor kinderen” (A Window in London), uit het proces-verbaal van de zitting van 7 december 1949, 3de afdeling. Over de film Stazione termini was in het proces-verbaal van de zitting van 11 januari 1954, 1ste afdeling, enkel het volgende te lezen: “De uitwerking van het onderwerp is niet gepast voor kinderen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 362 en 380. 16. Brief van commissievoorzitter De Busscher aan de minister van Justitie, 16 juli 1954. De Busscher pareert de kritiek op de commissie die door de Ligue Nationale de Moralité publique aan de minister werd overgemaakt. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 9.
47
17. L. Slachmuylder, L’Enfant et le Cinéma. Extrait de la Revue ‘L’Enfant’ de l’O.N.E., nr. 3, 1957. Kinderrechter Slachmuylder focust in deze bijdrage op de – overwegend negatieve – invloeden van cinema op kinderen en gaat o.m. de invloed van filmvertoningen op jeugddelinquentie na. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, 8 C° 907. 18. Brief van West Films aan de filmkeuringscommissie, waarin het commercieel belang van het Kinderen Toegelaten-label – zeker voor kleine, onafhankelijke verdelers – expliciet wordt benadrukt, 3 december 1957. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1541. 19. Ministerieel besluit tot vaststelling van het bedrag van het presentiegeld toegekend aan de voorzitter en aan de leden van de filmkeuringscommissie, 24 februari 1969. In 1951 bedroeg het presentiegeld 75 Belgische frank met een maximum van 12.000 BEF op jaarbasis. In 1969 werd dat opgetrokken naar respectievelijk 125 en 20.000 BEF. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 11. Over tanende invloed en juridisch drijfzand: 1958-2013 20. Afschrift van een wetsontwerp van 12 mei 1953 ter vervanging van de wet van 1 september 1920. Het wetsontwerp beoogde de invoering van twee leeftijdscategorieën: -14 en -18 jaar. Het is één van de talrijke wetsontwerpen ter vervanging van de initiële filmkeuringswet van 1920 dat zonder resultaat bleef. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 25. 21. Commissievoorzitter De Busscher stelt in een brief aan de minister van Justitie van 31 januari 1958 de vertoning van films via televisie in vraag. Niet alleen krijgen kinderen via televisie niet-gecontroleerde films voorgeschoteld, ook voor de filmsector is dit een kwalijke evolutie, niet in het minst op financieel vlak. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 10. 22. Ben-Hur, uitgekomen in 1959, is één van die spektakelfilms waarmee de filmsector de opkomst van de televisie wilde counteren. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/545. 23. Uit deze brief van filmverdeler Discibel aan de filmkeuringscommissie, 29 augustus 1960, blijkt dat films niet altijd werden aangepast tussen vertoning in eerste aanleg en in beroep. Discibel legde Orfeu Negro in ongewijzigde vorm voor in beroep. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 869. 24. Jean Geerts, ‘Qu’est-ce que la commission de contrôle des films cinématographiques?’, in Cahiers JEB (Jeunesse, Education populaire, Bibliothèques publiques). Bulletin trimestriel de documentation. Numéro spécial: Le Cinéma, vol. 6, nrs. 3-4, Brussel, 1962, p. 211. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, B 8° 27343. 25. Ongedateerde brief van Universal Film S.A. (ca. 1965) omtrent voorafgaande coupures (uitgevoerd door de producent alvorens de film voor te leggen ter keuring) in de film Art of Love (1965): “Inkorting van de scène waarin de terechtstelling wordt voorbereid.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1471.
48
26. Films Paramount achtte het oordeel van de filmkeuringscommissie over de western The Sons of Katie Elder veel te streng en legde de film in ongewijzigde vorm voor aan de beroepsafdeling, 26 oktober 1965. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1190. 27. Briefwisseling tussen commissievoorzitter T. Smets en S. Huynen, directeur-generaal van de Dienst voor Jeugdbescherming bij het ministerie van Justitie, juni 1970. Huynen vraagt zich af of het geen tijd is de richtlijnen van De Busscher uit 1951 aan te passen aan de gewijzigde tijdsgeest. Smets meent dat de toepassing van de richtlijnen uit 1951 voldoende geëvolueerd is, maar dat eventuele kritiek op de werking van de commissie eerder toe te schrijven is aan de verouderde wetgeving. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 11. 28. Briefwisseling tussen commissievoorzitter T. Smets en directeur-generaal Jeugdbescherming S. Huynen n.a.v. een parlementaire vraag van M. Baudson op 6 december 1973. De filmkeuringscommissie blijkt sinds 1955 geen jaarverslagen meer over te maken aan het ministerie van Justitie, wat door Huynen op de korrel wordt genomen. Smets geeft daarop een overzicht van de activiteiten van de commissie tijdens de jaren 1971-1973. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 11. 29. De film The Blob werd in 1958 een eerste keer voorgelegd aan de filmkeuringscommissie en werd Kinderen Niet Toegelaten gelabeld. In 1977 legde Belga Films de film opnieuw voor ter keuring, dit keer onder de titel Danger planétaire. 20 jaar later keurde de commissie de film opnieuw af. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 658. 30. Lijst van de films die tijdens de maand oktober 1987 aan de filmkeuringscommissie werden onderworpen. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 560. 31. Lijst van de films die tijdens de maand september 1992 aan de filmkeuringscommissie werden onderworpen. Vijf meisjes en een touw is de laatste film waarin coupures werden gevraagd. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 565. 32. Geanonimiseerde brief van een lid van de filmkeuringscommissie aan de voorzitter, 10 december 1992. Bij de controle van een bioscoopzaal in Brugge bleek het personeel ter plaatse niet bepaald positief te staan ten opzichte van het werk van de filmkeuringscommissie. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 21. Seks & lichaam 33. Marked Woman, Proces-verbaal van de zitting van 5 november 1937, 3de afdeling (archief BFC, nr. 323): “Slechte film; te realistisch; het leven in nachtgelegenheden; gesprekken tussen animeer meisjes (prostituees); scènes in bordelen; een speelhol; uitgifte van een ongedekte cheque; een hinderlaag; een overval; een moord; een gerechtelijk onderzoek; losbandige jonge vrouwen; brutaliteiten en geweld tegenover jonge vrouwen, enz.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1510.
49
34. L’Aventurière des Champs-Elysées, Proces-verbaal van de zitting van 23 juli 1956, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 387): “Zogezegd een politiefilm maar in feite een gangsterfilm; bevat een massa scènes met chantage en geweld; wulpse en immorele scènes; een lid van de commissie kan mits coupures de film aanvaarden.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1325. 35. C’est une fille de Paname, Proces-verbaal van de zitting van 25 november 1957, 2de afdeling (archief BFC, nr. 392): “Immorele film. Lichte zeden.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 595. 36. Suicide Battalion (Het Zelfmoordbataljon), Proces-verbaal van de zitting van 3 oktober 1958, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 395): “Talloze scènes met dodelijke gevechten, met brutaal realisme uitgebeeld; talrijke scènes met soldaten en meisjes van lichte zeden (vrijpostigheden, enz.); chantage; vechtpartijen tussen officieren omwille van een vrouw.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1193. 37. Voorafgaande coupures in Orfeu Negro, meegedeeld door distributeur Discibel in een brief van 7 november 1960 (archief BFC, nr. 869): “Deel van de scène waarin het nichtje zegt: Hij wil met jou naar bed; wulpse scène met het koppel; scène waarin Orfeus zijn mes trekt; Mira die Euridice achter volgt; zicht op het doodshoofd; Orfeus die de schakelaar omdraait; de hysterische dansen van de dame in het wit; de lijkenhuisscène op het moment dat Orfeus de sluier oplicht; Mira die de steen gooit waarmee Orfeus gedood wordt.” Proces-verbaal van de zitting van 25 augustus 1960, 2de afdeling (archief BFC, nr. 404): “Ademt een sfeer van collectieve hysterie, die soms – vooral in het tweede deel – macaber is en kinderen uit hun evenwicht zou kunnen brengen. Angstaanjagende scènes.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 869. 38. Liberté 1 (De Heilige Baobab), Proces-verbaal van de zitting van 14 september 1962, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 409): “1. De volledige scène op het vliegplein tussen Michiel en de ‘hostess’; 2. De scène waarin Michiel vraagt om binnengelaten te worden bij Anna en waarin hij zegt: “Welke pyjama heb je?” tot de woorden “Goede nacht, Michiel”; 3. In de scène tussen Malick en Aminata, van op het ogenblik waarop hij ze kust in de hals, tot het einde; 4. De woorden van Michiel: “Het is niet zo gemakkelijk te doen geloven aan een vrouw dat men niet meester is van zijn gevoelens”; 5. Heel de strijd, ’s nachts in het dorp, vanaf het ogenblik dat de aanvallers in actie komen, na de vlucht van de drie mannen rond het vuur, tot de aankomst van de soldaten; 6. De woorden in de bar: “Deze avond slaap je bij mij.” Proces-verbaal van de zitting van 19 oktober 1962, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 411): “De ongezonde atmosfeer in de film kan schadelijk zijn voor kinderen, vooral door de uitbeelding van losbandig leven en nogal primitief geweld.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1204. 39. The Third Day (De Derde Dag), Proces-verbaal van de zitting van 13 december 1965, 2de afdeling (archief BFC, nr. 419): “Toegestaan mits coupures: 1. De bedscène tussen man en vrouw inkorten; 2. De volledige geweldsscène met Aldrick en zijn vrouw op het strand.” Proces-verbaal van de zitting van 5 januari 1966, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 423): “De actie speelt zich af in een milieu van gestoorde figuren zonder moraliteit; geweldpleging; poging tot verkrachting; het personage van de plaatselijke rechter stemt helemaal niet overeen met wat de jeugd mag verwachten van een wets dienaar.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/643.
50
40. The Professionnals, Proces-verbaal van de zitting van 19 december 1966, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 421): “Talrijke wreedheden, koelbloedige moorden en erotische scènes die realistisch worden uitgebeeld; gewaagde dialogen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 813. 41. Le fate (Les Ogresses), Proces-verbaal van de zitting van 15 september 1967, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 424): “Immorele onderwerpen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 813. 42. Je t’aime je t’aime, Proces-verbaal van de zitting van 30 oktober 1968, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 427): “De passies van een zenuwzieke maniak.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1404. 43. The Fox (De Vos), uitgekomen in 1968, werd niet voorgelegd ter keuring. De affiche bevat de vermelding: “Een film die breekt met alle taboes!! Kinderen streng verboden.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/377 en 379. 44. Fellini’s Satyricon (1969) is een schoolvoorbeeld van de opgang in de jaren 1960 van expliciete seksscènes in speelfilms voor het reguliere bioscoopaanbod. De film werd niet voorgelegd ter keuring, en was bijgevolg automatisch Kinderen Niet Toegelaten. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/2445. 45. De erotische klassieker Histoire d’O (1975) werd niet voorgelegd ter keuring waardoor vertoning van de film aan kinderen onder de 16 jaar automatisch verboden was. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/2837. Familie & huwelijk 46. Dodsworth, Proces-verbaal van de zitting van 27 februari 1937, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 321): “Een onafgebroken reeks van dubbelzinnigheden onder echtelieden. De vrouw flirt en provoceert in een mate die voor kinderen onaanvaardbaar is.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 611. 47. A woman rebels (De weerspannige vrouw), Proces-verbaal van de zitting van 1 juli 1937, 4de afdeling (archief BFC, nr. 324): “De sfeer die wordt neergezet is onaanvaardbaar voor kinderen: opstandige kinderen, verzet tegen gezag, ernstige ongehoorzaamheid, geheime afspraakjes van een meisje, verleiding dochter/moeder, omwisseling van kinderen, zelfmoord van een kindmoeder, pijnlijke ruzies tussen ouders en kinderen. ” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 953. 48. Le Secret d’une Vie, Proces-verbaal van de zitting van 19 augustus 1937, 5de afdeling (archief BFC, nr. 325): “Dubbelzinnige toestanden; de teksten en conversaties zijn zodanig ontstellend dat de film onmogelijk aan kinderen kan worden vertoond; Onwettig kind; Gebrek aan eerbied voor de ouders, enz.; Een lid zou de film kunnen aanvaarden indien twee teksten worden weggeknipt.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 977.
51
49. Der Scheidungsgrund, Proces-verbaal van de zitting van 26 oktober 1937, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 321): “Film gebaseerd op listen; speelhol; scènes van dronkenschap; immoreel van begin tot eind.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 770. 50. It’s Love I’m After, Proces-verbaal van de zitting van 23 maart 1938, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 332): “Huwelijksaangelegenheden worden in deze film met veel nonchalance behandeld en kinderen zijn niet in staat de ironie ervan te bevatten. Voor hen is het de werkelijkheid en die wordt zeer kunstmatig voorgesteld. Er worden overigens heel wat choquerende uitdrukkingen gebruikt.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 332. 51. Beloved Brat, Proces-verbaal van de zitting van 7 oktober 1938, 2de afdeling (archief BFC, nr. 328): “Een lid kan de film aanvaarden mits coupures. Er zou veelvuldig kunnen worden geknipt in deze prent, maar dan zou het kind minder stout en opstandig overkomen en de ouders en huisbedienden des te hatelijker (brandstichting ; leugens ; vals getuigenis voor de rechtbank ; auto-ongeluk veroorzaakt door de opstandigheid, slecht voorbeeld.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1511. 52. Second Honeymoon (Tweede huwelijksreis), Proces-verbaal van de zitting van 9 mei 1939, 3de afdeling (archief BFC, nr. 335): “Negatieve sfeer; lichtzinnige scènes; ongeoorloofde passies; discussies en twisten van gescheiden echtgenoten, enz. ” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1398. 53. Frédérica, Proces-verbaal van de zitting van 12 april 1945, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 347): “Deze film is niet geschikt voor kinderen; het huwelijk wordt in het belachelijke getrokken; een lid kan de film aanvaarden mits coupures. ” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 657. 54. Love before Breakfast, Proces-verbaal van de zitting van 4 juni 1947, 2de afdeling (archief BFC, nr. 353): “De leden hebben de tekst niet kunnen vatten; in deze film wordt het huwelijk tot koopwaar herleid; er wordt de spot gedreven met de huwelijksceremonie.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1464. 55. Gone with the Wind (Gejaagd door de wind), Proces-verbaal van de zitting van 4 september 1947, 2de afdeling (archief BFC, nr. 353): “Redenen van de weigering: deze film verhaalt de schuldige liefde van een vrouw die alle middelen aanwendt om de echtgenoot van haar vriendin in te pikken. De prent is bovendien doorspekt met huiselijke twisten, geweld en de uiting van werkelijk immorele principes.” BEVEREN, Rijksarchief te Beveren, Archief Van Den Bosch (Cinéma Léopold e.a.), nr. 839. 56. Scènes de ménage (Huiskrakeel), Proces-verbaal van de zitting van 28 oktober 1954, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 380): “Opeenvolging van dialogen die helemaal niet geschikt zijn voor kinderen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 813. 57. Sor Angélica, Proces-verbaal van de zitting van 22 november 1957, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 394): “Het verhaal is absoluut ongepast voor kinderen: een verloofde wordt gedumpt voor een cafézangeres; een geboorte buiten het huwelijk; moeder en kind worden in de steek gelaten.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1541.
52
58. So Angelt Man Sich Keinen Mann, Proces-verbaal van de zitting van 2 februari 1960, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 403): “De film is moeilijk aanvaardbaar voor jongeren. Te veel dubbelzinnige situaties; bedrog; manipulatie; leugens; …” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 676. 59. Dokter Zhivago, Proces-verbaal van de zitting van 22 november 1966, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 423): “Heel de film is gebaseerd op een verhouding die voorrang krijgt op de echtverbintenis; zonder dat sprake is van overmacht worden een vrouw en twee kinderen in de steek gelaten.” BEVEREN, Rijksarchief te Beveren, Archief Van Den Bosch (Cinéma Léopold e.a.), nr. 1480. 60. Les Créatures, Proces-verbaal van de zitting van 7 februari 1967, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 424): “Een gevaarlijke dubbelzinnigheid tussen goed en kwaad, werkelijkheid en verbeelding. Overspel, diefstal, brutaliteiten, enz.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 813. 61. Divorce American Style (Echtscheiding op z’n Amerikaans), Proces-verbaal van de zitting van 4 januari 1968, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 427): “Gore film; minachting voor het huwelijk en de zorg voor kinderen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/129. Geweld & misdaad 62. Thirty-Six Hours To Kill, Proces-verbaal van de zitting van 12 februari 1937, 5de afdeling (archief BFC, nr. 325): “Politiefilm, georganiseerde bende, gewapende gevechten, moord.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1397. 63. Public Enemy’s Wife, Proces-verbaal van de zitting van 24 maart 1937, 5de afdeling (archief BFC, nr. 325): “Politiefilm; overval met een revolver; geweldplegingen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1510. 64. Charlie Chan at the Race Track, Proces-verbaal van de zitting van 14 april 1937, 4de afdeling (archief BFC, nr. 324): “1ste deel: Jackey speelt vals en wint geld. 4de deel: moordpoging op Chan. 5de deel: omwisseling van de paarden; tot degene die dat heeft opgemerkt : “Wil je geld?” Ik heb Jackey gevraagd het paard in te houden. 2de moordpoging ; gesjoemel met het register, enz. enz. Kortom, gekonkel van een bende boeven.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1397. 65. The Last of Mrs. Cheyney, Proces-verbaal van de zitting van 18 oktober 1937, 4de afdeling (archief BFC, nr. 324): “Film over een bende dieven; gesitueerd in de onderwereld. Dialogen tussen medeplichtigen. Voorbereidingen van een diefstal en de diefstal zelf.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1108. 66. Isle of Fury, Proces-verbaal van de zitting van 12 november 1937, 5de afdeling (archief BFC, nr. 325): “Moord en geweldpleging; een lid kan de film aanvaarden mits talrijke coupures in het 5de en 6de deel.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1510.
53
67. Guard That Girl, Proces-verbaal van de zitting van 22 december 1937, 4de afdeling (archief BFC, nr. 324): “Film over bedrog om een erfenis te verkrijgen, doodsbedreigingen, moordpoging.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 801. 68. Armored Car, Proces-verbaal van de zitting van 4 oktober 1938, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 327): “Gangsters en moorden; een bommenlegger.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1462. 69. Jesse James, Proces-verbaal van de zitting van 12 juni 1939, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 333): “Meerdere moorden; gewapende overval; vernieling van een spoorweg. Overvallen door bendes; overval op een trein. Het gooien van een granaat zet een huis in brand en doodt een persoon. Oplichting en afpersing rond de verkoop van hoeves. Slagen en verwondingen. Kortom, deze film vormt een geheel van slechte voorbeelden die een zeer nefaste invloed kunnen hebben op de jeugd.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1398. 70. Flight to Fame, Proces-verbaal van de zitting van 7 december 1939, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 337): “Hoewel de film vanuit wetenschappelijk oogpunt interessant kan zijn, kan hij niet aanvaard worden omwille van het feit dat de assistent van de uitvinder uit laaghartige wraak begint te moorden. Een lid kan de film aanvaarden mits coupure van de criminele scènes, en is klaarblijkelijk van mening dat de coupures die reeds werden doorgevoerd onvoldoende zijn.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 801. 71. Promesse à l’inconnue, Proces-verbaal van de zitting van 20 juni 1943, 2de afdeling (archief BFC, nr. 344): “De daden van de walgelijke bankier zijn onaanvaardbaar. Hij bedreigt de vrouw in de bioscoop; hij dreigt ermee Cartier dood te schieten. Afperser Lussac speelt een schandalige rol.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 657. 72. La Belle et la Bête (Het Meisje en het Monster), Proces-verbaal van de zitting van 16 december 1946, 2de afdeling (archief BFC, nr. 349): “Mits coupures: 1. De scène waar de lakenhandelaar het cabaret binnenkomt en zijn geld eist (vuistslag, diefstal van het uurwerk, enz.); 2. Diefstal van de sleutel door de zus.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1299. 73. Homicide, Proces-verbaal van de zitting van 25 juni 1951, 3de afdeling (archief BFC, nr. 370): “Gangsterfilm: moord en moordpogingen, gewelddadige gevechten, wreedheden die grenzen aan sadisme.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1515. 74. La vendetta di Aquila Nera (De wraak van de zwarte arend), Proces-verbaal van de zitting van 6 augustus 1952, 2de afdeling (archief BFC, nr. 373): “De rode draad doorheen de film bestaat uit geweldsscènes en wraaklust; een reeks moorden; duels.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 707 75. Il lupo della frontiera, Proces-verbaal van de zitting van 21 oktober 1952, 2de afdeling (archief BFC, nr. 373): “Moorden; brutaliteiten; close-up van lijf-aan-lijfgevechten; haat-en wraakgevoelens; twee leden kunnen de film aanvaarden mits coupures.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 855.
54
76. Match contro la morte (Match contre la mort/Wedloop met de dood), Proces-verbaal van de zitting van 12 september 1960, 2de afdeling (archief BFC, nr. 404): “De film gaat over een kidnapping, gepaard met moord, doodsbedreigingen, enz.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1204. 77. Satan Never Sleeps (Missie in Rood China), Proces-verbaal van de zitting van 7 mei 1962, 2de afdeling (archief BFC, nr. 410): “Verkrachting, veel te realistische brutale oorlogsscènes, plunderingen, moorden.” Proces-verbaal van de zitting van 30 mei 1962, 2de afdeling (archief BFC, nr. 410): “De versie van de film die nu voorligt, is niet nieuw en verschilt niet van de vorige. De twee bijkomende coupures zijn onvoldoende om de vertoning toe te laten. De leden stellen unaniem vast dat de aangekondigde coupures niet werden doorgevoerd. De leden die de film zouden kunnen aanvaarden, vragen dat bijkomende coupures worden uitgevoerd naast de reeds aangekondigde.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1403. 78. Flesh and the Spur (Bloedige sporen), Proces-verbaal van de zitting van 10 september 1962, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 409): “Te veel moordpartijen.” Proces-verbaal van de zitting van 12 oktober 1962, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 411): “Zelfde reden: te veel moorden, brutaliteiten, geweldpleging.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1193. 79. Se tutte le donne del mondo (Het stuift in Rio), Proces-verbaal van de zitting van 19 januari 1967, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 424): “Een lid kan de film aanvaarden mits coupures. Brutaliteiten, wreedheden, moorden en aangrijpende scènes.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 813. 80. Superseven chiama Cairo (Super 7 roept de Sfinx), Proces-verbaal van de zitting van 21 juni 1967, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 424): “Brutaliteiten, afpersing, moorden, enz.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1193. 81. Hotel, Proces-verbaal van de zitting van 21 augustus 1967, 2de afdeling (archief BFC, nr. 425): “Herhaaldelijk uitbeelden van diefstal en corruptie.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1518. 82. Where Eagles Dare (Arenden vallen aan), Proces-verbaal van de zitting van 11 februari 1969, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 430): “Gewelddadige scènes, waarvan de vertoning aan jongeren niet kan getolereerd worden. Een lid kan de film aanvaarden mits coupures.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1115. 83. Che!, Proces-verbaal van de zitting van 25 november 1969, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 430): “Een ononderbroken reeks gewelddaden, moorden, brandstichtingen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1510. 84. Big Jake, Proces-verbaal van de zitting van 6 september 1971, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 436): “Gewelddadige western; bloederige moordpartijen; kinderroof.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1515.
55
85. Diamonds are forever, Proces-verbaal van de zitting van 1 december 1971, 2de afdeling (archief BFC, nr. 437): “Misdaden, geweld, moorden.” BEVEREN, Rijksarchief te Beveren, Archief Van Den Bosch (Cinéma Léopold e.a.), nr. 762. 86. Zappa, Proces-verbaal van de zitting van 31 augustus 1983, 2de afdeling (archief BFC, nr. 473): “Geweldpleging.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1330. Politiek & patriottisme 87. Bedevaarten naar de Graven van den IJzer, Proces-verbaal van de zitting van 20 februari 1928, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 266): “Deze film is van aard de Belgen tegen malkander op te hitsen, bij eenigen de getrouwheid aan plicht te doen wankelen en zelfs de éénheid van het Vaderland in gevaar te stellen. Hij zou dan ook klaarblijkelijk eenen noodlotigen invloed hebben op den geest der jeugd (sic).” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 266. 88. The Plough and the Stars, Proces-verbaal van de zitting van 14 mei 1937, 5de afdeling (archief BFC, nr. 325): “Horrorfilm die veel te zwaar is voor kinderen. Burgeroorlog, scènes waarin massaal wordt geplunderd door heel de bevolking, enz.; griezelige scènes ; terechtstelling van een zwaargewonde.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 953. 89. Espagne 1937, Proces-verbaal van de zitting van 31 mei 1938, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 332): “Scènes uit een burgeroorlog, zonder heldhaftigheid. Vooral de vernieling van kunstwerken wordt in beeld gebracht. Tendentieuze film, die een eenzijdig en vertekenend beeld brengt over oorlog.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 332. 90. The Drum (Alarm in Indië), Proces-verbaal van de zitting van 17 november 1938, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 332): “Unaniem aanvaard op voorwaarde dat in de twee laatste stukken het aantal moordscènes strek wordt verminderd, vooral deze die zich afspelen in het paleis van prins Ghul. De passages die moeten verdwijnen zijn meer bepaald deze met een close-up van de schietende mitrailleurs, de revolverschoten en de scène met de moord op de wrede Ghul. Nota: Een groot deel van deze film vormt een uitstekende documentaire over Engelse bezettingstroepen en hindoe gewoontes. Er kunnen ook humanitaire lessen en lessen over dapperheid uit getrokken worden die een gunstige invloed kunnen hebben op onze jeugd.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 597. 91. Decision Before Dawn (Het legioen der gedoemden), Proces-verbaal van de zitting van 12 maart 1952, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 372): “3 stemmen tegen 2. Mits diverse coupures zouden de leden deze film kunnen aanvaarden. Redenen voor weigering: de film is te imponerend, te angstwekkend en verwarrend vanuit patriottisch oogpunt. Onaanvaardbare scènes zoals : executie van een spion; levensrelaas van een soldatenhoertje in de kamer van een jonge man; ook sommige teksten zouden moeten worden weggeknipt.” Proces-verbaal van de zitting van 14 maart 1952, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 375): “Té imponerende film; scènes die de geesten van jonge kijkers in de war zouden kunnen brengen (executies, bombardementen, moorden); een uiterst subtiele psychologie om spionage en verraad te kunnen rechtvaardigen en verantwoorden.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1401.
56
92. The Longest Day (De Langste Dag) werd op de zitting van 30 oktober 1962, 2de afdeling, goedgekeurd door de filmkeuringscommissie. Hoewel bij een goedkeuring geen motivatie werd genoteerd, mag verondersteld worden dat voor de commissie het heroïsche karakter van de film als argumentatie primeerde op het oorlogsgeweld. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/2603. 93. De filmkeuringscommissie keurde niet enkel volledige langspeelfilms, ook trailers werden onder de loep genomen. In vele gevallen was de beslissing van de commissie over de trailer afwijkend van die over de film in zijn geheel. Van heel wat KNT-films werden de trailers wel goedgekeurd. In het geval van Battle of the Bulge (De Slag van de Ardennen) deed zich nog een andere situatie voor. De trailer werd goedgekeurd zonder dat de commissie hem gezien had (Proces-verbaal van de zitting van 13 april 1966: “Admis sans vision”). In de beginperiode van de werking van de filmkeuringscommissie kwam dit regelmatig voor, maar vanaf de jaren 1950 gebeurde dit slechts hoogst uitzonderlijk. Dat het hier om een oorlogsfilm gaat, een genre waar de commissie doorgaans streng over oordeelde, is des te opvallender. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/687. 94. J’ose, Proces-verbaal van de zitting van 15 februari 1984, 2de afdeling (archief BFC, nr. 476): “Eenzijdige, naar anarchie neigende maatschappijkritiek.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1242. Angst & gruwel 95. La Croisée des Chemins, Proces-verbaal van de zitting van 5 maart 1946, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 351): “Sommige scènes geven een te realistische en indrukwekkende voorstelling van gevoelsconflicten en hoewel de ontknoping een strenge moraal respecteert, is deze vertoning niet geschikt voor het bevattingsvermogen van kinderen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1006. 96. The Rats of Tobruk (De Ratten van Tobroek), Proces-verbaal van de zitting van 4 november 1955, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 384): “Veel te realistische scènes (gevechten, brutaliteiten, slachtingen, enz.).” Proces-verbaal van de zitting van 17 januari 1956, 2e afdeling (archief BFC, nr. 388): “Te veel angst- en gruwelscènes; te imponerend voor kinderen.” Proces-verbaal van de zitting van 23 februari 1956, 2e afdeling (archief BFC, nr. 388): “Bloedbaden van begin tot eind. Laat een deprimerende indruk na. Te realistisch.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 585. 97. Tokyo Joe, Proces-verbaal van de zitting van 20 december 1949, 3de afdeling (archief BFC, nr. 362): “Twee positieve stemmen, mits coupures: 1) de scène waarin Barrett wordt afgerost; 2) de scène met de kelder (kindergeschreeuw). De film is weinig geschikt voor de jeugd en vele leden oordelen dat hij helemaal niet geschikt is.” Proces-verbaal van de zitting van 30 december 1949, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 363): “Deze film gaat over een sentimenteel conflict dat door zijn buitensporig karakter ongeschikt is voor jeugdige kijkers. Bovendien zijn sommige scènes die niet kunnen worden weggeknipt overdreven realistisch en brutaal.” Proces-verbaal van de zitting van 8 februari 1950, 2de afdeling (archief BFC, nr. 365): “Vertoont een sfeer die schadelijk is voor de jeugd; brutaliteiten; overdreven realistische scènes.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 804.
57
98. Danger de mort, Proces-verbaal van de zitting van 22 maart 1948, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 356): “Te macaber voor de jeugd”. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1204. 99. Ostatni etap (La Dernière Etape), Proces-verbaal van de zitting van 30 november 1948, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 356): “De verbijsterende scènes uit deze film kunnen onmogelijk vertoond worden aan kinderen. ” Proces-verbaal van de zitting van 17 december 1948, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 359): “Angstaanjagende scènes die onmogelijk aan de jeugd kunnen vertoond worden. Coupures zijn niet mogelijk.” Proces-verbaal van de zitting van 15 februari 1949, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 360): “Veel te angstwekkende film: niet geschikt voor de zenuwen van kinderen.” Proces-verbaal van de zitting van 15 februari 1950, 2de afdeling (archief BFC, nr. 365): “Ondanks de coupures kan dit geen vertoning voor kinderen zijn. Volwassenen moeten al stalen zenuwen hebben om de film te kunnen bekijken.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 978. 100. We Were Strangers, Proces-verbaal van de zitting van 15 december 1949, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 360): “Een sfeer van terreur die niet geschikt is voor kinderen: moordpartijen, graven van ondergrondse tunnels doorheen graftomben, bommen, enz.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 803. 101. Them! (Atomische Duivels), Proces-verbaal van de zitting van 2 februari 1955, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 386): “Een horrorfilm die veel te imponerend is voor kinderen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1515. 102. Dat The Birds, een iconische thriller/horrorfilm, door de filmkeuringscommissie Kinderen Toegelaten werd gelabeld (Proces-verbaal van de zitting van 15 mei 1963, 1ste afdeling), lijkt in strijd met de geest van andere adviezen in dit genre. Een verklaring hiervoor ligt moeilijk aangezien een goedkeuring door de commissie niet gemotiveerd moest worden. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/755. 103. King Kong no gyakushu (De Wraak van King Kong), Proces-verbaal van de zitting van 19 februari 1969, 2de afdeling (archief BFC, nr. 431): “Film die een nefaste indruk kan nalaten bij kinderen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/2952. 104. The Godfather (De Peetvader), Proces-verbaal van de zitting van 7 september 1972, 2de afdeling (archief BFC, nr. 440): “Door zijn uiterst realisme is deze film ongeschikt voor kinderen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/2556. 105. The Blob, Proces-verbaal van de zitting van 25 mei 1977, 2de afdeling (archief BFC, nr. 455): “Sfeer van terreur die zou kunnen inwerken op de zenuwen van kinderen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 658. 106. Narayama-bushi kô (De Ballade van Narayama), Proces-verbaal van de zitting van 24 oktober 1983, 2de afdeling (archief BFC, nr. 473): “De film bestaat uit een aaneenschakeling van veel te realistische, wrede en gewelddadige scènes.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1242.
58
Gezag 107. San Quentin, Proces-verbaal van de zitting van 5 januari 1938, 4de afdeling (archief BFC, nr. 330): “a) de gevangenbewaarder flirt met de zus van een gedetineerde en lijkt deze te bevoordelen; b) scènes van opstand, complot en gewapende ontsnapping c) talrijke brutaliteiten, autodiefstal, moordpoging.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1511. 108. Ne le criez pas sur les toits !, Proces-verbaal van de zitting van 11 februari 1946, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 348): “Een reeks moordpogingen, afpersing, omkoperij.” Proces-verbaal van de zitting van 13 april 1946, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 351): “Zelfde redenen als de commissie in eerste aanleg; maakt bovendien het gerecht belachelijk. ” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1006. 109. Vient de paraître, Proces-verbaal van de zitting van 8 december 1949, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 360): “Actie gebaseerd op dubbelzinnige toestanden; sommige instellingen worden belachelijk gemaakt (academie, auteurs, letterkundige prijzen, enz.); de uitgever speelt een immorele rol. Een lid kan de film aanvaarden mits coupures.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 707. 110. Shockproof, Proces-verbaal van de zitting van 11 januari 1950, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 364): “Alle acteurs bevinden (en ontwikkelen) zich in een kwaadaardige omgeving; een politieman helpt een misdadigster te vluchten om met haar te gaan samenleven; moord, figuren uit het ‘milieu’, afpersing, enz.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 804. 111. From Here to Eternity, Proces-verbaal van de zitting van 8 oktober 1953, 2de afdeling (archief BFC, nr. 377): “ De film stelt het leger voor als een meedogenloze en onrechtvaardige organisatie.” BRUSSEL, Collectie Koninklijk Filmarchief. 112. Beyond This Place, Proces-verbaal van de zitting van 15 juli 1960, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 405): “Gerechtelijke fout die allesbehalve onvermijdelijk lijkt. Inspanningen van de gerechtelijke autoriteiten opdat deze fout niet onthuld en hersteld zou worden.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 1530/792. 113. The Sons of Katie Elder, Proces-verbaal van de zitting van 25 oktober 1965, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 418): “Moordpartijen, slagen en verwondingen; opstand tegen het gezag; trouweloosheid.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1190. 114. Méfiez-vous des blondes, Proces-verbaal van de zitting van 12 april 1951, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 368): “Een opeenvolging van: misdaden, moorden, chantage; lichtzinnige uitlatingen; geweld; persoonlijke afrekeningen; gebrek aan gezag door de politie; martelingen enz. ; milieu van wapen- en drugstrafikanten. Een lid kan de film aanvaarden mits meerdere coupures.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1204.
59
Slechte voorbeelden 115. Girls’ School (Pensionnat de Jeunes Filles), Proces-verbaal van de zitting van 5 juli 1939, 3de afdeling (archief BFC, nr. 335): “Een ingesteldheid die totaal ongepast is voor kinderen; wangedrag van een meisje; nachtelijke thuiskomst; plan en poging tot ontvoering; twisten tussen kinderen en directie; eigenaardige houding van ouders en directrice; oorvegen; escapade van een personeelslid, enz. ” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 801. 116. Monsieur la Souris, Proces-verbaal van de zitting van 8 oktober 1946, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 348): “Amorele film vol slechte voorbeelden voor kinderen; lessen in vervalsing; een politie die haar taken blijkbaar niet aankan.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 684. 117. Plus de vacances pour le Bon Dieu, Proces-verbaal van de zitting van 4 mei 1950, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 364): “Georganiseerde diefstal; voor kinderen een slechte film; het doel heiligt de middelen niet.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 771. 118. De pokkers unger (Kinderen van de Straat), Proces-verbaal van de zitting van 27 januari 1953, 2de afdeling (archief BFC,nr. 377): “Imiteerbare slechte voorbeelden: geraffineerde winkeldiefstal.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 737. 119. Clara et les méchants (Kinderbeulen), Proces-verbaal van de zitting van 23 april 1959, 2de afdeling (archief BFC, nr. 400): “Kidnapping met inbraak, waar het kind mee instemt omdat het voorkeur geeft aan het milieu van de ontvoerders in plaats van dat van de ouders, waarvan een karikatuur werd gemaakt; Diefstal van kledij en pluimvee; Vier moordpogingen op kinderen; Opruiende dialoog tussen een vader en een ander kind, dat wordt ten tonele gevoerd uitgedost als sympathiek gangstertje; sommige scènes pogen aan te geven dat de film een overdrijving is om hem minder kwaadaardig te doen lijken, maar dit aspect gaat het begripsvermogen van kinderen te boven. ” Proces-verbaal van de zitting van 9 november 1959, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 399): “De moeder wordt - in een satire op de rijken - afgebeeld als een onaangenaam en belachelijk personage. De kidnappers worden sympathiek neergezet, hetgeen kinderen op foute ideeën kan brengen over gangsters. Het kind stemt in met zijn ontvoering en klaagt over zijn ouders.” Proces-verbaal van de zitting van 17 november 1959, beroepsafdeling (archief BFC, nr. 402): “De leden die de film afkeuren zijn van mening dat de prent ondanks eerdere coupures bij kinderen een ondraaglijke angst blijft opwekken over het lot van het ontvoerde meisje: zullen de kidnappers haar doden of niet? Deze onzekerheid kan gevoelige kinderen ernstig schaden. ” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1325. Zelfmoord 120. Brief Encounter, Proces-verbaal van de zitting van 18 december 1946, 2de afdeling (archief BFC, nr. 349): “Heel de film ademt een atmosfeer van bedrog en leugen, die als sympathiek wordt voor gesteld en eindigt in een poging tot zelfmoord uit wanhoop.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1006.
60
121. Une grande fille toute simple, Proces-verbaal van de zitting van 20 juli 1948, 2de afdeling (archief BFC, nr. 357): “Absoluut immoreel onderwerp, barstensvol verderfelijke uitspraken en wellustige gebaren; een zelfmoordpoging, enz.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 612. 122. Cry Wolf (De Wolf der drie bergen), Proces-verbaal van de zitting van 25 mei 1950, 2de afdeling (archief BFC, nr. 365): “Deze film is te overweldigend voor kinderen, door de permanente sfeer van angst, de zelfmoord, gehuil, scènes van waanzin, enz.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 1514. Vulgaire taal 123. J’y suis…j’y reste!, Proces-verbaal van de zitting van 25 januari 1954, 2de afdeling (archief BFC, nr. 381): “Dubbelzinnige toestanden; zeer rauwe dialogen die niet geschikt zijn voor kinderen.” BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 771. 124. L’eau vive, proces-verbaal van de zitting van 1 augustus 1958, 1ste afdeling (archief BFC, nr. 395): “De uitroep ‘Kop dicht ’ schrappen.” BRUSSEL, Collectie Koninklijk Filmarchief. 125. Niet alleen in de films zelf werden dialogen geschrapt en vervangen. Ook op publicitair materiaal zoals affiches en brochures greep de commissie soms in door zinnen, zinsdelen of woorden onleesbaar te maken. Hier het voorbeeld van doorhalingen in het scenario van Guard That Girl. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van de Filmkeuringscommissie, nr. 801.
61
Oriënterende bibliografie
62
♦ Aldgate A. en Robertson J.C., Censorship in Theatre and Cinema, Edinburgh, 2005. ♦ Anema R., Michelems R. en Thys M., Belgian Cinema, Gent, Ludicon, 1999. ♦B envindo B., Henri Storck, le cinéma belge et l’occupation, Brussel, Editions de l’Université de Bruxelles, 2010. ♦ Biltereyst D. e.a., Forbidden images. A longitudinal research project on the history of the Belgian Board of Film Classification (1920-2003). Gent, Academia Press, 2008. ♦ Biltereyst D. (ed.) e.a., Filmsporen: opstellen over film, verleden en geheugen, Gent, Academia Press, 2007. ♦B iltereyst D. en De Pauw L., ‘Overheidscontrole op gefilmd nieuws. De invloed van de Belgische Filmkeuringscommissie en de regering op filmactualiteiten (1919-1940)’, in Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, 39 (1-2), 2009, pp. 139-176. ♦ Biltereyst D., Maltby R. en Meers Ph. (eds.), Cinema, Audiences and Modernity. New Perspectives on European cinema history, Londen, Routledge, 2012. ♦B iltereyst D. en Meers Ph. (eds.), De verlichte stad. Een geschiedenis van bioscopen, filmvertoningen en filmcensuur in Vlaanderen, Tielt, Lannoo, 2007. ♦B iltereyst D. en Vande Winkel R., Bewegend geheugen: een gids naar audiovisuele bronnen over Vlaanderen, Gent, Academia Press, 2004. ♦B iltereyst D. en Vande Winkel R., Filmen voor Vlaanderen: Vlaamse beweging, propaganda en film, Antwerpen, ADVN, 2008. ♦B iltereyst D. en van Oort T., ‘Censuurmodaliteiten, disciplineringspraktijken en film. Een comparatieve analyse van de historische receptie van Sergej Eisensteins Pantserkruiser Potemkin (1925) in België en Nederland’, in Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis, 8 (1), 2011, pp. 53-82.’ ♦B ultinck B., ‘The idiots’ guide to censorship. De betekenis van het woord censuur en hoe die veranderen’, in G. Beulens, B. Bultinck, P. De Buysser en D. Mertens (Eds.), De militanten van de limiet. Over censuur en vrije meningsuiting, Leuven, Uitgeverij Van Halewyck, 2000, pp. 113-129.
63
♦ Collette A., Moralité et immoralité du cinéma en Belgique de 1910 à 1920, Luik, 1993. ♦D elcol G., Essai de Bibliographie Belge du Cinéma : 1896-1966. Suivi de la législation belge relative au cinéma, 3 vol., Commission Belge de Bibliographie, Brussel, 1968. ♦D elvaux A. en Thys M., De Belgische film = Le cinéma belge, Gent, Ludion, 1999. ♦ Depauw L. en Biltereyst D., ‘De kruistocht tegen de slechte cinema. Over de aanloop en de start van de Belgische filmkeuring (1911-1929)’, in Tijdschrift voor Mediageschiedenis, 8 (1), 2005, pp. 4-26. ♦D epauw L. en Biltereyst D., ‘Internationale diplomatie, film en de zaak Dawn. Over de historische receptie van en de diplomatieke problemen rond de film Dawn (1928) in België’, in Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, 36 (1-2), 2006, pp. 127-155. ♦ Depauw L. en Biltereyst D., ‘The influence of the Belgian film inspection board and the government on newsreels (1919-1940)’, in Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, 39 (1-2), 2009, pp. 139-176. ♦E ngelen L. (red.), Cinema Leuven. Een studie naar de Belgische filmaffiche aan de hand van de collectie van het Leuvens Stadsarchief, Salsa!-cahier 9, Leuven, Peeters, 2012. ♦E veraerts J., Film in België. Een permanente revolte, Brussel, Mediadoc, 2000. ♦ Gaus H. en Van Hoe J., Film en tijdgeest (1939-2004): filmgenres, conjunctuur en het gevoel van de massa, Gent, Academia Press, 2006. ♦ Gr eʼ nez S., La commission de contrôle des films cinématographiques (1920-1960), eindverhandeling Geschiedenis, ULB, 1989. ♦H ooghe M., ‘Tussen censuur en onverschilligheid’, in G. Beulens, B. Bultinck, P. De Buysser en D. Mertens (Eds.), De militanten van de limiet. Over censuur en vrije meningsuiting, Leuven, Uitgeverij Van Halewyck, 2000, pp. 47-62. ♦ J ones D. (Ed.), Censorship. A world encyclopedia, London-Chicago, Fitzroy Dearborn Publishers, 2001. ♦ Jullier L., Interdit aux moins de 18 ans. Morale, sexe et violence au cinéma, Parijs, Colin, 2008. ♦K uhn A., Cinema, Censorship and Sexuality, 1909-1925 , Londen, Routledge, 1988. ♦ L aermans R., ‘De sociale onontkoombaarheid van censuur’, in G. Beulens, B. Bultinck, P. De Buysser en D. Mertens (Eds.), De militanten van de limiet. Over censuur en vrije meningsuiting, Leuven, Uitgeverij Van Halewyck, 2000, pp. 145-153. ♦L yons C., The new censors. Movies and the culture wars, Philadelphia, Temple University Press, 1997. ♦P hillips K.R., Controversial Cinema. The films that outraged America, Westport, Praeger, 2008. ♦P oels A.-M., ‘De organisatie van het filmbedrijf tijdens de bezetting van ’40-’44: de censuur’, in Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, (27) 3-4, 1997, pp. 419-430. ♦ Popelier P., ‘Het gewicht van de vrijheid van meningsuiting. Een juridische benadering van de positie van de vrije meningsuiting in de democratische staat en de rechterlijke belangenafweging’, in G. Beulens, B. Bultinck, P. De Buysser en D. Mertens (Eds.), De militanten van de limiet. Over censuur en vrije meningsuiting, Leuven, Uitgeverij Van Halewyck, 2000, pp. 13-37. ♦ Readman M., Teaching Film Censorship and controversy, Londen, The British Film Institute, 2005. ♦R obertsen J.C., The Hidden Cinema : British Film Censorship in Action, 1913-1972, Londen, 1989.
64
♦V an den Heuvel J.H.J. en Van der Burg J., Film en overheidsbeleid. Van censuur naar zelfregulering, Den Haag, SDU Uitgeverij, 1991. ♦V an den Heuvel J.H.J., ‘Filmkeuring en confessionele dominantie’, in T. Pronk en G.A.I. Schuijt (Eds.), Hoe vrij is kunst?, Amsterdam, Otto Cramwinckel Uitgeverij, 1992, pp. 58-67. ♦V ande Winkel R. (ed.), Cinema and the swastika: the international expansion of Third Reich cinema, Hampshire, Palgrave Macmillan, 2011. ♦V ande Winkel R., De Vlaschaard 1943: een Vlaams boek in nazi-Duitsland en een Duitse film in bezet België, Kortrijk, Groeninghe, 2007. ♦V ints L., Kongo made in Belgium: Beeld van een kolonie in film en propaganda, Leuven, Kritak, 1984. ♦W ilke J. (Ed.), Cinema, State and Propaganda, 1939-1945. Contributions to its history, Londen/New York, 1998.
65
Colofon De tentoonstelling KINDEREN NIET TOEGELATEN. DE FILMKEURINGSCOMMISSIE, 1921-2005 is een organisatie van het Rijksarchief. Eindredactie teksten en selectie stukken Geertrui Elaut Vertaling Pascal Neckebrouck, met medewerking van Stéphanie Deschamps Design Liesbeth Meurs Scenografie en montage Geertrui Elaut, Liesbeth Meurs en Rachid M’Rabti Beeldmontage gecensureerde scènes Cinematek Digitalisering iconografisch materiaal Afdeling digitalisering Rijksarchief Druk catalogus Drukkerij Rijksarchief Productie tentoonstellingspanelen Diverso+ bvba en Pelegrie nv Met dank aan: De Cinematek voor de selectie van filmfragmenten en de bruikleen van filmaffiches. Prof. Daniel Biltereyst (Centre for Cinema and Media Studies, UGent) voor de wetenschappelijke ondersteuning. Het Instituut voor Publieksgeschiedenis/Cynthia Van Der Heyden voor de stage in het kader van dit tentoonstellingsproject. Referenties van publicaties waaruit de begeleidende teksten van deze tentoon stelling werden samengesteld, staan vermeld in de oriënterende bibliografie. Het Rijksarchief respecteert het auteursrecht en de naburige rechten. Voor het gebruik van beschermd materiaal blijft het Rijksarchief binnen de grenzen van de wettelijke uitzonderingen op het auteursrecht. Voor bepaalde gebruiken heeft het Rijksarchief bovendien contact opgenomen met de rechthebbenden. Sommige rechthebbenden kon het Rijksarchief echter niet contacteren of identificeren. Gelieve ons te contacteren indien u een dergelijke rechthebbende zou zijn. Les Archives de l’État respectent les droits d’auteur et droits voisins. Le matériel protégé par des droits d’auteur n’est utilisé que dans les limites des exceptions légales de ces droits. Pour certaines utilisations, les Archives de l’État ont pris contact avec les ayants droit. Les ayants droit qui n’ont pu être contactés ou identifiés sont priés de se manifester. Das Staatsarchiv hält das Urheberrecht und anverwandte Rechte ein. Bei der Verwendung von urherberrechtlich geschütztem Material handelt das Staatsarchiv innerhalb des durch die Ausnahmen zum Urheberrecht festgelegten Rahmens. Rechteinhaber, die das Staatsarchiv nicht kontaktieren oder identifizieren konnte, werden dazu eingladen, mit uns in zu Kontakt zu treten. The State Archives abides by copyright laws and related laws. When using copyright protected material, the State Archives acts within the boundaries of the legal exceptions to copyright law. Any right holder we were not able to contact or identify is invited to get in touch with us.
66