Kinderopvang met extra zorg Verslag van een inventarisatie NIZW/Expertisecentrum Kinderopvang, juni 2004 Inleiding In de afgelopen periode kreeg het Expertisecentrum Kinderopvang/ NIZW Jeugd regelmatig te maken met vragen en signalen over knelpunten bij de financiering van extra zorg voor de opvang van kwetsbare kinderen in reguliere kindercentra. Door middel van een inventarisatie hebben we geprobeerd om zicht te krijgen op de financiering van extra zorg in de kinderopvang, en de knelpunten daarin. Al jaren zijn er in het land diverse initiatieven waarin de betrokkenen een aanbod voor kwetsbare kinderen in de kinderopvang realiseren. Veel ouders met een kind dat extra zorg nodig heeft zoeken naar een passende opvangplek. Soms blijkt tijdens de opvangperiode dat een kind zich niet goed ontwikkelt. Algemeen leeft de overtuiging dat kinderen die problemen ondervinden bij het opgroeien gebaat kunnen zijn bij het spelen in een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang (BSO). Wel is duidelijk dat er meestal wat extra zorg nodig is voor de kinderen en ondersteuning voor de groepsleiding. Kinderopvang met extra zorg voor kwetsbare kinderen is er in vele verschijningsvormen en voor verschillende doelgroepen. De financiering is divers en complex. Naar aanleiding van signalen over knelpunten rond de opvang van kinderen met een handicap in de kinderopvang heeft de commissie-Torenstra op verzoek van het ministerie van VWS advies uitgebracht. Er is nog geen vervolg geweest op het advies. Momenteel zijn er belangrijke ontwikkelingen gaande op het gebied van de kinderopvang en de zorg die consequenties kunnen hebben voor de financiering van extra zorg in de kinderopvang. De ontwikkelingen waar het om gaat zijn de volgende: Wet Kinderopvang De Wet Kinderopvang gaat naar verwachting in 2005 in. De invoering van de Wet heeft vooral invloed op initiatieven in kinderdagverblijven en BSO waarbij gemeenten (mee-) financieren. Belangrijkste verschil met de huidige situatie is dat met de Wet de subsidierelatie van gemeenten en kinderopvang komt te vervallen. De rol die gemeenten nog wel hebben betreft de financiering van het werkgeversdeel voor de bijzondere doelgroepen, waaronder de kinderen met een sociaal-medische indicatie. AWBZ De tweede ontwikkeling betreft de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Er is sprake van AWBZ-financiering als een AWBZ-gefinancierde instelling begeleiding biedt in de kinderopvang (bijvoorbeeld ambulante begeleiding door een Kinderdagcentrum voor een kind met een handicap) of als het Persoonsgebonden Budget (PGB) van de ouders gebruikt wordt voor extra begeleiding of zorg in het kindercentrum. Met de invoering van het nieuwe stelsel van de AWBZ verandert er veel in de financiering van de zorg. Er is altijd een indicatie voor het kind nodig om AWBZ-gefinancierde zorg te krijgen. Er zijn aanwijzingen dat voor extra zorg in de kinderopvang in veel gevallen geen indicatie kan worden verkregen. Wet op de Jeugdzorg Invoering van de Wet op de Jeugdzorg kan consequenties hebben voor de projecten waar jeugdzorginstellingen bij betrokken zijn. De jeugdzorg kan dan in principe alleen nog geïndiceerde zorg bieden die beschreven is in de vorm van een module. De belangrijkste conclusies De initiatieven die hebben meegedaan aan de inventarisatie proberen in een samenwerkingsverband van verschillende sectoren extra zorg in de inderopvang te realiseren voor kwetsbare kinderen. De initiatieven vervullen een belangrijke functie op het gebied van signalering, preventie en integratie. Veel initiatieven ervaren knelpunten met betrekking tot de financiering. Een aantal initiatieven wordt op korte termijn in zijn voortbestaan bedreigd, vrijwel alle initiatieven zijn onzeker over de toekomst. Financiering gebeurt altijd vanuit meerdere geldstromen, via regelingen voor onder meer kinderopvang, jeugdzorg, AWBZ. Recente ontwikkelingen maken het steeds moeilijker om financiering te vinden voor extra zorg in de kinderopvang.
1
De vragenlijsten We hebben vragenlijsten per e-mail verstuurd aan 20 bij ons bekende initiatieven. We hebben 20 ingevulde vragenlijsten teruggekregen. Dat dekt niet het volledige aantal van de 20 door ons benaderde initiatieven. In een enkel geval kregen we namelijk meerdere vragenlijsten over één project terug, namelijk zowel over het project als geheel, als van de deelnemende kinderopvang-instellingen. In de uitkomsten van de inventarisatie hebben we ook informatie verwerkt over Okido, een Amsterdams initiatief, waarvoor het Expertisecentrum Kinderopvang een evaluatieonderzoek heeft uitgevoerd. De inventarisatie heeft betrekking op de volgende initiatieven: • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Project Kinderopvang plus - GGD Roterdam (lichte en zware variant) Project BSO plus - GGD Rotterdam (lichte en zware variant) Sociaal medisch kinderdagverblijf Dikkertje Dap / BSO Eigen Wijs Rotterdam (deelnemer kinderopvang plus en BSO plus project Rotterdam) Kinderdagverblijf De Kijkdoos Rotterdam (deelnemer kinderopvang plus project Rotterdam) Prinses Amalia kinderdagcentrum Rotterdam (deelnemer kinderopvang plus project Rotterdam) Kinderdagverblijf Rolykids Rotterdam (geïntegreerd kinderdagverblijf voor kinderen met of zonder extra zorgbehoefte) Meldpunt Integratie kinderen met een handicap (MIK) Apeldoorn - MEE Veluwe Pilotproject BSO plus - B4KIDS Leiden Speciale peutergroep voor kwetsbare peuters – stichting Peuterspeelzalen Zeewolde Project Zorgenkinderen in de Haagse kinderopvang Steunpunt geïntegreerde kinderopvang - MEE West-Brabant Project Gewoon en speciaal Zeeland Kinderopvang plus Zwolle Kinderopvang Irene Utrecht (kinderopvang voor kinderen met een handicap of ontwikkelingsachterstand) NSO voor kinderen met een verstandelijke beperking – stichting de kleine burcht Sittard Project Kinderen met extra zorg – stichting Kinderopvang Amersfoort NSO plus project – Kwink Kinderopvang Veenendaal Kinderopvang plus project Stichting Kinderopvang Enschede Meldpunt Integratie en Integrale Vroeghulp Twente – MEE Twente Wiele Wiele Stap (kinderopvang voor kinderen met een handicap) van Korein Kinderopvang Eindhoven Okido Amsterdam1 (samenwerkingsverband kinderopvang, gehandicaptenzorg, jeugdzorg) voor ondersteuning van kindercentra bij de opvang van kinderen met een handicap
De initiatieven hebben betrekking op verschillende vormen van kinderopvang: peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang. Sommige initiatieven functioneren als een coördinatie- of meldpunt, waar kindercentra uit de gemeente of regio een beroep kunnen doen op ondersteuning of extra zorg voor kwetsbare kinderen. Doelgroepen De initiatieven richten zich op een uiteenlopende groep kinderen. De leeftijdsgroep varieert van 0 - 4, 4 - 12 en 0 - 12. Eén initiatief, de NSO plus voor kinderen met een verstandelijke handicap in Sittard, richt zich op 4 – 18 jarigen. Ook de groep kwetsbare kinderen varieert. In grote lijnen is een onderscheid te maken tussen enerzijds de initiatieven die zich primair richten op kinderen met een handicap of chronische ziekte, anderzijds initiatieven (vaak kinderopvang-plus projecten genoemd) waarbij het accent ligt op kinderen met gedrags-, ontwikkelings- of opvoedingsproblematiek. Ter illustratie hieronder enkele omschrijvingen van de doelgroepen. Een deel van de initiatieven richt zich op een brede doelgroep, bijvoorbeeld: Kinderen die in hun ontwikkeling bedreigd worden door aanleg, gezinsfactoren of omgevingsfactoren. O.a.: kinderen met
1
De gegevens over Okido zijn afkomstig uit een evaluatieonderzoek dat het Expertisecentrum Kinderopvang in 2003 heeft uitgevoerd
2
een handicap of chronische ziekte, emotionele of gedragsproblemen, ontwikkelingsachterstand, problematische thuissituatie. Met name de plus-projecten geven met de aanduiding van de doelgroep vaak aan dat zij zich in het grensgebied tussen kinderopvang en hulpverlening begeven: Kinderen die tussen de wal en het schip van de kinderopvang en de (jeugd-)hulpverlening dreigen te raken. Meer specifiek gaat het om kinderen met relatief lichte gedrags- of ontwikkelingsproblematiek, kinderen die nog niet of niet meer in aanmerking komen voor behandeling. Een aanduiding die voor een BSO plus project wordt gegeven: Kinderen die voor BSO in aanmerking komen maar wel kwetsbaar zijn, door bijvoorbeeld gezinssituatie, ontwikkeling (achterstand, handicap, AMA, speciaal onderwijs). Soms wordt in de aanduiding van de doelgroep de complexiteit aangeduid: Kinderen van 0 – 4 jaar waarbij sprake is van meervoudige problematiek ten aanzien van gedrag, ontwikkeling en/of opvoeding. Naast kindproblemen worden ook wel problemen bij de ouders expliciet genoemd als criterium voor de doelgroep, bijvoorbeeld: Vermoedens of dreiging van verwaarlozing, mishandeling, incest, opvoedingsproblemen, psychiatrische problematiek, verslaving, zwakbegaafdheid, isolement Vaak is bij jonge kinderen nog niet duidelijk wat er aan de hand is. Soms benoemt een initiatief zich juist dit aspect in de aanduiding van de doelgroep: Kinderen die wat extra zorg nodig hebben, waarvan nog niet duidelijk is wat er precies aan de hand is en welke speciale zorg nodig is. Betrokken instellingen In vrijwel alle initiatieven is sprake van samenwerking met instellingen uit diverse sectoren zoals gehandicaptenzorg, gezondheidszorg, jeugdzorg, onderwijs, sociaal-cultureel werk, thuiszorg. Door de initiatieven wordt een diversiteit aan samenwerkingspartners genoemd, waaronder: Bureau Jeugdzorg, MKD, voogdij-instellingen, RIAGG, instellingen voor verstandelijk gehandicapten, revalidatiecentrum, centrum voor logopedie, MEE (voorheen SPD), Integrale Vroeghulp, Kinderziekenhuizen/artsen, Algemeen Maatschappelijk Werk, consultatiebureau, (speciaal) onderwijs. Aanbod extra ondersteuning en zorg In de opvang van kwetsbare kinderen wordt op verschillende manieren iets extra´s gerealiseerd. Het kan zowel gaan om leidstergerichte ondersteuning (bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering of advies/begeleiding) of kindgerichte ondersteuning (iemand die speciaal met het kind werkt). Vaak lopen deze vormen ook door elkaar. Bij de initiatieven die meededen aan de inventarisatie komen de volgende vormen van ‘extra´s’ voor: • Een extra groepsleidster gedurende een deel van de opvangtijd (extra handen in de groep) • Deskundigheidsbevordering groepsleiding • Inzet van een leidster met speciale deskundigheid (plusleidster) • Ondersteuning van de groepsleiding, bijvoorbeeld door: MEE, Bureau Jeugdzorg, RIAGG, MKD • Maatschappelijk werk voor de ondersteuning van de ouders Financiering De opvang van kwetsbare kinderen in reguliere kindercentra brengt extra kosten met zich mee. De basiskosten zoals die voor alle kinderen gelden, worden via de gangbare kanalen gefinancierd. Bij de extra kosten kan het gaan om de kosten van: extra groepsleiding (extra handen in de groep), inzet van deskundigen voor de extra zorg aan het kind of ondersteuning van de groepsleiding, deskundigheidsbevordering, maatschappelijk werk. Ook zijn er vaak projectkosten, soms is in de projectkjosten een deel van bovengenoemde kosten opgenomen. Bij alle initiatieven is sprake van gedeelde financiering vanuit verschillende geldstromen. We brengen hieronder de geldstromen in kaart. Gemeente Bij de meeste initiatieven draagt de gemeente bij in de financiering. Dat is het geval in Rotterdam, Leiden, Zeewolde, Den Haag, Zwolle, Utrecht, Veenendaal, Enschede, Eindhoven en Amsterdam. In Sittard heeft de gemeente in de projectfase bijgedragen in de financiering. In de meeste gevallen is
3
sprake van (tijdelijke) projectsubisie. In een enkele gemeente, zoals Zwolle en Amsterdam, heeft de financiering een meer structureel karakter. De gemeenten dragen meestal bij in de financiering van de kosten voor de coördinatie en vaak ook de extra kosten die de kinderopvang maakt. In Amsterdam financieren de stadsdelen de extra formatieuren voor de groepsleiding. De betreffende gemeenten subsidieren de projecten en initiatieven onder verschillende noemers. Vaak gebeurt dat in het verlengde van haar subsidietaak voor de kinderopvang. Daarnaast worden ook de volgende beleidskaders wel genoemd: ‘Stedelijke visie’, Grote Steden Beleid, jeugdbeleid, VVE en GOA. Vrijwel alle initiatieven die subsidie krijgen van de gemeente melden knelpunten op het gebied van de gemeentelijke financiering. Er is in veel gevallen sprake van stopzetting van de (tijdelijke) projectsubsidie of van bezuinigingen. Een aantal van de initiatieven, namelijk die in Rotterdam, Den Haag, Utrecht (Kinderopvang Irene), Enschede geeft expliciet aan dat de gemeentelijke subsidiëring van het project dreigt te vervallen als gevolg van de nieuwe Wet Kinderopvang in 2005. Met de Wet Kinderopvang beëindigt de subsidietaak van gemeenten, waardoor de subsidiëring van de projecten in gevaar komt. Ook een specifieke vorm van financiering in Leiden, namelijk het dubbel tellen van een kwetsbaar kind, komt hierdoor te vervallen. Soms kwam de gemeentelijke subsidie uit de gelden van de Stimuleringsmaatregel Kinderopvang en is, met het aflopen van de Stimuleringsmaatregel, ook deze subsidie stopgezet. Een bijzondere situatie ontstaat in Rotterdam, waar in de huidige situatie de verantwoordelijkheid voor de kinderopvang bij de deelgemeenten ligt. Als de Wet Kinderopvang in werking treedt, wordt de overblijvende gemeentelijke taak, namelijk die voor de bijzondere doelgroepen, uitgevoerd door het centraal stadsbestuur. De verantwoordelijkheid van de deelgemeenten voor kinderopvang vervalt hiermee. Het gevolg is dat de financiering van de kosten van extra zorg in de kinderopvang door de deelgemeenten allesbehalve vanzelfsprekend is. De bijdrage van het centrale stadsbestuur wordt ook onzeker als de deelgemeenten niet meebetalen. Een consequentie van het vervallen van de subsidierelatie van de gemeente met kinderopvangorganisaties die door een initiatief genoemd wordt, is dat instellingen de deskundigheidsbevordering in het kader van de plusprojecten niet meer kunnen betalen als zij zonder subsidie moeten overleven. Bij een ander initiatief vervalt de gemeentelijke subsidie voor bijscholing als gevolg van bezuinigingen. Het initiatief in Zeewolde betreft een peuterspeelzaal en heeft dus niet te maken met de Wet Kinderopvang. De speciale peuterspeelzaal voor kwetsbare peuters wordt echter bedreigd door gemeentelijke bezuinigingen op het peuterspeelzaalwerk. Jeugdzorg /provincie Bij 4 van de 16 initiatieven is sprake van subsidiëring door de provincie, namelijk bij de initiatieven in Leiden, Zwolle, Veenendaal en Enschede. In de meeste gevallen is de financiering gekoppeld aan de verantwoordelijkheid van de provincie voor de jeugdzorg. Ook de grootstedelijke regio´s Amsterdam en Rotterdam zijn betrokken bij de financiering van Okido c.q. de kinderopvang plus / BSO plus projecten. Bij het NSO project in Veenendaal subsidieert de provincie het initiatief in het kader van flankerend beleid. Bij een aantal initiatieven is onzekerheid over de financiering door de provincie, in de meeste gevallen betreft het tijdelijke financiering. Door de Wet op de Jeugdzorg is nog onduidelijk hoe de rol van de jeugdzorg bij het realiseren van extra zorg in de kinderopvang eruit gaat zien. In het evaluatieonderzoek van Okido komt naar voren dat invoering van de Wet op de Jeugdzorg knelpunten kan gaan opleveren voor de inzet van het Medisch Orthopedagogisch Centrum (MOC, voorheen MKD) in de kinderopvang. Het MOC kan alleen nog door Bureau Jeugdzorg geïndiceerde zorg bieden. Dat kan betekenen dat de drempel voor ouders hoger wordt. Een ander initiatief verwacht dat de ambulante begeleiding vanuit het MKD een standaardproduct kan worden. AWBZ In de initiatieven waar de gehandicaptenzorg of Riagg bij betrokken is, is meestal sprake van AWBZfinanciering. Soms verloopt de AWBZ-financiering via de bijdrage van de betreffende instelling, soms via het PGB van de ouders. In de inventarisatie komt naar voren dat bij één van de initiatieven, namelijk de NSO voor kinderen met een verstandelijke handicap in Sittard, de extra zorg volledig gefinancierd wordt uit de PGB´s van ouders. Bij 4 initiatieven is er incidenteel, c.q. voor een deel van de kinderen sprake van financiering via het PGB.
4
Bij 5 initiatieven is sprake van indirecte AWBZ-financiering, via de inzet van Riagg en zorgaanbieders op het terrein van de gehandicaptenzorg. De AWBZ-financiering is in principe kindgebonden, en is meestal alleen beschikbaar voor kinderen die een indicatie voor AWBZ-zorg hebben. Een aantal initiatieven meldt dat het lastige wordt om indicaties te verkrijgen voor extra zorg in de kinderopvang. Eén initiatief meldt dat bij het aanvragen van indicaties kinderen worden verwezen naar Eén initiatief verwacht juist positieve ontwikkelingen, namelijk dat de kassiersfunctie van AWBZinstellingen voor reguliere kindercentra makkelijker wordt en AWBZ-indicaties regulier makkelijker in te zetten zijn. Een bijzondere vorm van AWBZ-financiering betreft de inzet van MEE. MEE wordt gefinancierd via een aparte regeling binnen de AWBZ. Op dit moment is een transformatieproces gaande waarbij MEE alleen nog niet-geïndiceerde taken zal uitvoeren. Het accent komt te liggen op kortdurende ondersteuning. Eén van de initiatieven meldt dat er onzekerheid is over de taakverandering voor de rol die MEE kan hebben op het gebied van extra zorg in de kinderopvang. Overige financiering Een aantal initiatieven noemt fondsen als mede-financiers. Uiteraard is deze financiering altijd tijdelijk. Knelpunten Bij de inventarisatie is aan de initiatieven gevraagd welke knelpunten zij tegenkomen bij de financiering van extra zorg in de kinderopvang. We zetten de knelpunten hieronder op een rij. Continuïteit van het aanbod Voor een aantal van de ondervraagde initiatieven geldt dat het voortbestaan in gevaar komt als gevolg van de ontwikkelingen rond de financiering. Dat kan betekenen dat er voor de kinderen die tot de doelgroep behoren geen opvang meer is: Voortbestaan in de toekomst erg onzeker door wegvallen subsidie. Kinderen die bij Irene opgevangen worden, kunnen niet binnen reguliere opvang. Er blijft een enorme behoefte van ouders aan een instelling als Irene. Binnen de sectoren Jeugdhulpverlening en Geestelijke Gezondheidszorg zijn geen extra voorzieningen getroffen met betrekking tot de doelgroep kinderen en hun ouders die tot aan januari 2005 in onze voorziening worden opgevangen. Budget ‘Dubbeltellingen’ vervalt door de komst van dde Wet Kinderopvang in 2005. Dit budget is een zeer waardevolle en noodzkelijke geldstroom die nodig is om kwetsbare kinderen te kunnen blijven opvangen. Afhankelijkheid van subsidie en wijzigingen in wet- en regelgeving (m.n. AWBZ). Samenwerking verschillende sectoren Een belangrijk knelpunt heeft te maken met de betrokkenheid van verschillende instellingen uit verschillende sectoren. Hoewel samenwerking op zich een meerwaarde betekent doordat de expertise vanuit verschillende invalshoeken kan worden ingezet, levert de samenwerking op het gebied van de financiering veel knelpunten op. Enkele uitspraken: Verkokering van gelden gehandicaptenzorg en jeugdzorg/GGZ: lange ingewikkelde weg voordat instellingen voor gehandicapten hulp kunnen inzetten voor kinderen die door BJZ gescreend zijn. Schotten zijn er nog steeds en ieder trekt zich terug achter zijn eigen schot. Wie neemt welke verantwoordelijkheid? Omdat alle partijen samenwerken en alle partijen er belang bij hebben, is het moeilijk om ook bij de verantwoordelijke organisaties de kosten neer te leggen, zeker in een tijd waarin de beurs niet goed gevuld is. Veel betrokkenen uit diverse instellingen zonder duidelijke externe financiering. Gebrek aan structurele financiering Ook het gebrek aan structurele financiering en daarmee het ontbreken van continuïteit ervaren veel initiatieven als knelpunt: Als je je buiten de gebaande wegen begeeft is projectsubsidie vaak nog wel mogelijk, maar bij structurele subsidies beroept ieder zich op het feit dat het ‘niet tot zijn verantwoordelijkheid cq doelgroep behoort’. Continuïteit en flexibiliteit is een knelpunt.
5
Lastig om financiering te blijven vinden voor een product als kinderopvang plus. Op het niveau van overheid/provincie is een korte termijn denken ontstaan, terwijl het voor jonge kinderen op langere termijn nodig is dat dit soort voorzieningen blijft bestaan Passend aanbod Problemen met de financiering belemmeren de initiatieven in het realiseren van een passend aanbod voor de doelgroep waarop zij zich richten. Vaak zijn regelingen bedoeld voor een duidelijk afgebakende doelgroep. Kinderen die niet binnen de bestaande regelingen passen vallen uit de boot. Een initiatief dat zich richt op kinderen met een handicap, Soms of er is geen financiering voor het aanbod dat nodig is, één initiatief meldt dat de financiering is onvoldoende voor het aantal kinderen. Moeilijk om extra zorg te financieren voor kinderen die vanwege gedrag een achterstand dreigen op te lopen. Door Wet Kinderopvang en PGB kan het voorkomen dat kinderen niet kunnen komen omdat ouders niet binnen deze regeling vallen. Geen/onvoldoende financiering voor kinderen zonder AWBZ-grondslag. Ontbreken van financiering voor extra handen en voor (geringe) orthopedagogische coaching. Kinderen die vanwege (moeilijk te hanteren) gedragsproblematiek of ontwikkelingsachterstand niet worden toegelaten op een reguliere kinder –of bso-opvang, aangewezen zijn op extra zorg en begeleiding. Werkgevers willen niet voor extra zorg en begeleiding betalen. Veel van de kinderen die op de Kijkdoos geplaatst zijn, zijn gevoelig voor prikkels van buiten af. In de sociaal medische indicatie stelling staat dat als contra indicatie genoemd. De verwachting is dat wanneer de Kijdoos wel kan blijven bestaan dat kinderen een sociaal medische indicatie en daarbovenop een plus nodig hebben om geplaatst te kunnen worden. Indien dit het geval is zullen deze kinderen niet in aanmerking komen voor een plaatsing op de Kijkdoos. Capaciteit kinderopvang plus onvoldoende, wachtlijst. Wegvallen subsidie is drempelverhogend. Indicaties Een tendens is dat er steeds vaker indicaties nodig zijn voor kinderen die extra zorg nodig hebben in de kinderopvang. Dat is vooral een knelpunt als het om jonge kinderen gaat. Bij jonge kinderen is vaak nog niet duidelijk wat er aan de hand is, het kind zit vaak nog niet in het hulpverlenings- of zorgcircuit. Voor veel initiatieven geldt ook dat het doel juist is om kinderen buiten dat circuit te houden. Ook het verkrijgen van indicaties voor kinderen waarbij wel duidelijke problematiek is, verloopt steeds moeilijker: Kinderen krijgen geen indicatie, maar worden verwezen naar VVE-peuterspeelzaal als voorliggende voorziening. Geen financiering van extra zorg voor niet-gediagnostiseerde kinderen (geen indicatie). Indicatiestelling AWBZ steeds vaker voor 2 dagdelen, terwijl meeste kinderen 4 dagdelen komen. Ingewikkelde of tijdrovende procedures Door de complexiteit van veel regelingen leidt het realiseren van extra zorg vaak tot problemen: Het duurt lang voor indicaties en financiering goed geregeld zijn. Ouders Sommige initiatieven signaleren knelpunten die te maken hebben met de inkomenspositie van ouders of met de vaardigheid van ouders om met financiringsregelingen om te gaan: Ouders die geen werkgever hebben, ouders die leven van een minimumloon, ouders met ernstige hoge financiële schulden waar ze niet meer van af komen, kunnen in de toekomst de opvang niet betalen. Regulier kinderdagverblijf duur voor ouders. Ouders zijn soms niet goed in staat om PGB te beheren. Strategieën en oplossingen De initiatieven leggen zich niet neer bij de knelpunten, maar zijn actief bezig oplossingen te zoeken. Strategieën die de initiatieven noemen zijn: • De ondersteuning van de kinderopvang onderbrengen bij de Servicecentra Opvoedingsondersteuning die in de gemeente in oprichting zijn
6
• • • • • • •
Overleg met alle partijen over gezamenlijke financiering Wettelijke erkenning zien te krijgen als vorm van ambulante hulp in het kader van jeugdhulpverlening en geestelijke gezondheidszorg Samenwerking met afdeling Stedelijke Zorg in verband met het inkopen van plaatsen voor cliënten van Stedelijke Zorg (verslaving, armoede, huiselijk geweld, onmacht) Ondersteuning door MOC/MKD als module in het kader van de jeugdzorg beschrijven Ambulante ondersteuning door herintredende orthopedagoog (tijdelijke) gemeentelijke financiering uit pot Gehandicaptenbeleid ombuigen gelden voor geïndiceerde jeugdzorg naar ambulante ondersteuning
7