Exit de crisis? Brugge, 21 februari 2011
N. De Batselier Directeur
Internationaal
Europees
België
Conclusies
2
Bbp-groei in de voornaamste economieën (veranderingspercentages naar volume t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) p.m. 2009, aandeel van het mondiale bbp1
p.m. 2010, bijdrage tot de groei van het mondiale bbp1
2008
2009
2010
0,0
-2,6
2,8
20,7
0,58
-1,2
-6,3
4,3
6,0
0,26
0,3
-4,1
1,7
15,2
0,26
-0,3
-5,0
2,2
3,7
0,08
Andere lidstaten van de EU3
3,8
-3,7
1,7
1,5
0,03
Andere geavanceerde lidstaten van de OESO4
1,1
-0,7
2,9
3,8
0,11
China
9,6
9,2
10,3
12,7
1,31
India
6,3
5,7
9,7
5,1
0,49
Andere opkomende landen van Azië5
3,1
0,2
7,3
7,0
0,51
Latijns-Amerika6
4,2
-1,8
5,9
8,1
0,48
Voornaamste olie-exporterende landen7
4,7
-2,6
3,4
7,9
0,27
Wereld1
2,6
-0,6
5,0
100,0
p.m. Wereldhandel8
3,1
-10,7
12,0
Verenigde Staten Japan Eurogebied2 Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Zweden
5,0
Bronnen: EC, IMF, OESO. 1 De bijdrage, in procentpunt, van de beschouwde landen of groepen van Staten tot de groei van het mondiale bbp en hun procentuele aandeel in dit laatste zijn, net als de mondiale groei, berekend op basis van de koopkrachtpariteiten. 2 Met uitzondering van Cyprus en Malta. 3 Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië en Tsjechië. 4 Australië, Canada, IJsland, Nieuw-Zeeland en Zwitserland. 5 Filippijnen, Hongkong, Indonesië, Maleisië, Singapore, Taiwan, Thailand en Zuid-Korea. 6 Met uitzondering van Venezuela. 7 Het betreft de olie-exporterende landen die over de periode 2007-2009 een overschot van meer van $40 miljard op hun lopende rekening optekenden (Algerije, Angola, Irak, Iran, Koeweit, Libië, Nigeria, Noorwegen, Qatar, Russische Federatie, Saoedi-Arabië, Verenigde Arabische Emiraten en Venezuela). 8 Gemiddelde van de in- en uitvoer van goederen en diensten.
3
Internationaal goederenverkeer (seizoengezuiverde maandgegevens, gemiddelde van uitvoer- en invoervolumes, indexcijfers 2005 = 100)
Bron: CPB.
4
Saldi op de lopende rekening van de betalingsbalans in de voornaamste economieën (in % van het mondiale bbp)
Bron: IMF. 1 Filippijnen, Hongkong, Indonesië, Maleisië, Singapore, Taiwan, Thailand, Zuid-Korea. 2 Algerije, Angola, Azerbeidzjan, Bahrein, Ecuador, Equatoriaal-Guinea, Gabon, Iran, Jemen, Koeweit, Libië, Nigeria, Noorwegen, Oman, Qatar, Republiek Congo, Rusland, Saoedi-Arabië, Syrië, Turkmenistan, Venezuela en Verenigde Arabische Emiraten.
5
Prijzen van basisproducten (maandgegevens, VS-dollar, indexcijfers 2005 = 100)
Bron: HWWI.
6
Leidinggevende tarieven en activa op de balans van de belangrijkste centrale banken
Bronnen: IMF, Bank of England, Bank of Japan, Federal Reserve, People’s Bank of China, ECB. 1 Voor de leidinggevende rentetarieven wordt de lijn gesplitst als de centrale bank zich een vork tot doel heeft gesteld; het plafond van die vork wordt daarbij aangeduid door een fijnere lijn in dezelfde kleur.
7
Internationaal
Europees
België
Conclusies
8
Bbp-groei in de landen van het eurogebied1 (niet voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens naar volume, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) p.m. 2009, aandeel van het 2008 2009 2010 bbp van het eurogebied Duitsland Frankrijk Italië Spanje Nederland België Oostenrijk Griekenland Finland Portugal Ierland Slowakije Luxemburg Slovenië Cyprus Malta
1,0 0,2 -1,3 0,9 1,9 1,0 2,2 1,3 0,9 0,0 -3,5 5,8 1,4 3,7 3,6 2,6
-4,7 -2,6 -5,0 -3,7 -3,9 -2,8 -3,9 -2,3 -8,0 -2,6 -7,6 -4,8 -3,7 -8,1 -1,7 -2,1
3,7 1,6 1,1 -0,2 1,7 2,0 2,0 -4,2 2,9 1,3 -0,2 4,1 3,2 1,1 0,5 3,1
26,8 21,3 17,0 11,8 6,4 3,8 3,1 2,6 1,9 1,9 1,8 0,7 0,4 0,4 0,2 0,1
Eurogebied2
0,3
-4,1
1,7
100,0
1 2
9
Bronnen: EC, OESO. De landen van het eurogebied zijn gerangschikt volgens de omvang van hun bbp in 2010. Met uitzondering van Cyprus en Malta, voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens.
Verloop van het bbp: een Europese vergelijking (veranderingspercentages van het bbp naar volume t.o.v. het voorgaande jaar)
5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6 2007
België Bronnen: EC, OESO, INR, NBB.
10
2008
Eurogebied
2009
Duitsland
Frankrijk
2010r
Nederland
Overheidsfinanciën in de voornaamste economieën van 2007 tot 20101 Financieringssaldo (in %bbp) 2 0 -2 -4 -6 -8 -10 -12 -14 2007
Verenigde Staten
1
11
2008
Eurogebied
2009
Japan
Verenigd Koninkrijk
2010
China
Bronnen: EC, IMF, OESO. Voor het eurogebied en het Verenigd Koninkrijk, overeenkomstig de regels die werden vastgesteld voor de procedure bij buitensporige overheidstekorten (EDP), met inbegrip van de nettorentewinsten van bepaalde financiële transacties, zoals swaps.
Bbp en voornaamste bestedingscategorieën in het eurogebied1 (voor kalenderinvloeden gezuiverde volumegegevens, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld)
2008
2009
2010
Finale consumptieve bestedingen van de particulieren
0,3
-1,1
0,6
Finale consumptieve bestedingen van de overheid
2,3
2,4
1,0
-1,0
-11,3
-1,0
-5,3
-10,7
-3,6
Ondernemingen
0,3
-14,9
0,7
Overheid
1,6
5,1
-3,4
0,4
-2,6
0,3
-0,2
-0,7
0,6
0,1
-0,8
0,8
Uitvoer van goederen en diensten3
1,0
-13,2
10,7
Invoer van goederen en diensten3
0,8
-11,9
8,7
0,3
-4,1
1,7
Bruto-investeringen in vaste activa Woningen
Totaal van de finale binnenlandse bestedingen Voorraadwijziging2 Netto-uitvoer van goederen en diensten2
Bbp
Bronnen: EC, OESO. 1 Ongerekend Cyprus en Malta, behalve voor de uitvoer en de invoer. 2 Bijdrage tot de verandering van het bbp, in procentpunt. 3 Niet voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens.
12
Rendementsecarts van de staatsleningen op tien jaar t.o.v. de Duitse Bund in de landen van het eurogebied (daggegevens, basispunten)
Bron: Thomson Reuters Datastream.
13
Overheidsfinanciën in het eurogebied van 2008 tot 2010 Financieringssaldo (in % bbp)
6 4 2 0 -2
LU
FI
DE
MT
AT
BE
IT
NL
SI
CY
PT
FR
SK
ES
EL
IE
-4 -6 -8 -10 -12 -14 -16
Bronnen: EC, NBB.
14
-32,3
2008
2009
2010
Gemiddelde 2008: -2,0 %
Gemiddelde 2009: -6,3 %
Gemiddelde 2010: -6,3 %
De crisis in België in historisch en internationaal perspectief: verloop van het bbp naar volume In vergelijking met vorige periodes van crisis
In vergelijking met de rest van Europa
(indexcijfers, hoogtepunten = 100)
(indexcijfers, 1e kwartaal van 2008 = 100)
102
101
101
100
100
99
99
98
98
97
97
96
96
95
95
94 0
1
2
3
4
5
6
7
9
10
2008
2009
2010
1e kwartaal van 1980
1e kwartaal van 1992
België
EU
4e kwartaal van 2000
2e kwartaal van 2008
Eurogebied
3 belangrijkste buurlanden¹
Bronnen: EC, INR. 1 Gewogen gemiddelde van Duitsland, Frankrijk en Nederland.
15
8
Internationale vergelijking van het saldo van de lopende rekening met de rest van de wereld1 (in % bbp)
Bronnen: EC, INR. 1 De gegevens zijn afkomstig van de nationale rekeningen.
16
Netto financiële positie van de overheid en van de private sector in de landen van het eurogebied1 (gegevens eind 2009, tenzij anders vermeld; in % bbp)
Bronnen: EC, NBB. 1 Verschillen tussen de uitstaande bedragen aan financiële activa en passiva. Er zijn geen gegevens beschikbaar voor Luxemburg en Malta. Gegevens van 2005 voor Cyprus.
17
Internationaal
Europees
België
Conclusies
18
Bbp en conjunctuurindicator (voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens, tenzij anders vermeld)
Bronnen: INR, NBB. 1 Saldo van de antwoorden op de maandelijkse enquête, niet voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens.
19
Bbp en voornaamste bestedingscategorieën in België1 (kwartaalgegevens; bijdragen tot de verandering op jaarbasis van het bbp naar volume, in procentpunt, tenzij anders vermeld)
Bronnen: INR, NBB. 1 Voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde volumegegevens. 2 Jaarlijkse veranderingspercentages.
20
Werkloosheid in België en in de gewesten (veranderingspercentages van het aantal niet-werkende werkzoekenden t.o.v. de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar)
Bron: RVA.
21
Werkloosheid volgens de werkloosheidsduur in België en in de EU (gegevens voor de 1ste jaarhelft van de beschouwde jaren, in % van de bevolking op arbeidsleeftijd)
p.m. EU
België 8
8
7
7
6
6
5
1,5
4
1,5
3
0,7 0,7
2 1
1,5
1,7 1,0
0,8
1,1
2,1
1,8
1,1
5 4
0,8
1,2
3
1,1 0,8
0,9
1,4
1,2
1,5
3,1
2,9
2009
2010
0,8 2 1
2,2
0
0 2008
2009
2010
2008
Minder dan 6 maanden Tussen 6 en 11 maanden Tussen 12 en 23 maanden 2 jaar en langer Bron: EC.
22
Werkloosheid volgens de werkloosheidsduur in België en in de EU (procenten van de beroepsbevolking, jaargemiddelden) België
EU
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0 2007
2008
2009
2007
Brussel 20
20
15
15
15
10
10
10
5
5
5
0
0 2008
2009
0 2007
2008 Minder dan 1 jaar
Bron: EC.
23
2009
Wallonië
Vlaanderen
20
2007
2008
2009
2007
2008
2009
Arbeidsmarkt Bbp, binnenlandse werkgelegenheid en arbeidsvolume
Geharmoniseerde werkloosheidsgraad
(voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens, indexcijfers 2de kwartaal 2008 = 100)
(voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens)
11
102
10 100 9 98
8 7
96
6 94 5 92
4 3
90 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2005
2006
2007
Bbp
België
Werkgelegenheid in aantal personen
Eurogebied
Arbeidsvolume
Vereingde Staten
2008
2009
Jaargemiddelde voor België Jaargemiddelde voor het eurogebied Jaargemiddelde voor de Verenigde Staten Bronnen: EC (februari 2011), INR, NBB.
24
2010
Geharmoniseerde werkgelegenheidsgraden in België en de EU (%van de overeenstemmende bevolking op arbeidsleeftijd)
2006
2007
2008
2009
2010 r
Van 15 tot 64 jaar1
61,0
62,0
62,4
61,6
61,9
Van 20 tot 64 jaar2
66,5
67,7
68,0
67,1
67,4
Brussel2
57,9
59,4
60,2
59,5
58,8
Vlaanderen2
70,6
71,9
72,3
71,5
71,9
Wallonië2
61,6
62,6
62,8
61,7
61,9
Van 15 tot 64 jaar3
64,5
65,4
65,9
64,6
64,2
Van 20 tot 64 jaar4
69,1
70,0
70,4
69,1
68,6
België
Europese Unie
Bronnen: ADSEI, EC, NBB. 1 Volgens de arbeidskrachtentelling, 2 Volgens de arbeidskrachtentelling, 3 Volgens de arbeidskrachtentelling, 4 Volgens de arbeidskrachtentelling,
25
in in in in
% van % van % van % van
de de de de
bevolking bevolking bevolking bevolking
van van van van
15 20 15 20
tot tot tot tot
64 64 64 64
jaar. jaar. Voor de gewesten in 2010 gaat het om het gemiddelde van de eerste drie kwartalen. jaar. Voor 2010 gaat het om het gemiddelde van de eerste drie kwartalen. jaar. Voor 2010 gaat het om het gemiddelde van de eerste drie kwartalen.
Werkgelegenheidsgraden van personen van 20 tot 64 jaar (% van de overeenstemmende bevolking)
België
Brussel
Vlaanderen
Wallonië
EU
2006
2007
2008
2009
20101
Totaal
66,5
67,7
68,0
67,1
67,3
Mannen
74,0
75,0
74,7
73,2
73,4
Vrouwen
58,8
60,3
61,3
61,0
61,3
Totaal
57,9
59,4
60,2
59,5
58,8
Mannen
65,7
66,7
68,2
66,0
66,3
Vrouwen
50,3
52,3
52,3
53,2
51,4
Totaal
70,6
71,9
72,3
71,5
71,9
Mannen
77,7
78,8
78,3
77,2
77,1
Vrouwen
63,4
64,9
66,1
65,7
66,6
Totaal
61,6
62,6
62,8
61,7
61,9
Mannen
69,9
70,6
70,2
68,3
68,9
Vrouwen
53,5
54,6
55,4
55,2
54,9
Totaal
69,1
70,0
70,4
69,1
68,6
Mannen
77,8
78,0
75,8
61,3
75,1
Vrouwen
61,3
62,2
63,0
62,5
62,2
Bronnen: ADSEI, EC. 1 Gemiddelde van de eerste drie kwartalen.
26
Werkgelegenheidsgraden van personen van 15 tot 64 jaar (% van de overeenstemmende bevolking)
België
Brussel
Vlaanderen
Wallonië
EU
2006
2007
2008
2009
20101
Totaal
61,0
62,0
62,4
61,6
61,8
15-24 jaar
27,6
27,5
27,4
25,3
25,0
55-64 jaar Mannen Vrouwen
32,0 67,9
34,4 68,7
34,5 68,6
35,3 67,2
37,2 67,3
54,0
55,3
56,2
56,0
56,2
Totaal
53,4
54,8
55,6
55,1
54,4
15-24 jaar
20,7
19,6
21,0
19,1
16,3
55-64 jaar
36,9
38,3
39,7
42,3
39,2
Mannen
60,5
61,4
62,9
61,0
61,2
Vrouwen
46,6
48,3
48,4
49,3
47,7
Totaal
65,0
66,1
66,5
65,8
66,1
15-24 jaar
32,0
31,5
31,7
28,6
28,5
55-64 jaar
31,4
34,2
34,3
35,8
37,9
Mannen
71,5
72,3
72,0
70,9
70,8
Vrouwen
58,3
59,8
60,8
60,5
61,2
Totaal 15-24 jaar
56,1 22,2
57,0 23,1
57,2 22,3
56,2 21,8
56,5 21,8
55-64 jaar
31,9
33,6
33,6
32,7
35,3
Mannen
63,6
64,3
64,0
62,3
62,8
Vrouwen
48,6
49,6
50,4
50,2
50,1
Totaal
64,5
65,4
65,9
64,6
64,2
15-24 jaar
36,6
37,4
37,5
35,1
34,2
55-64 jaar
43,5
44,6
45,6
46,0
46,3
Mannen
71,6
72,5
72,8
70,7
70,1
Vrouwen
57,3
58,3
59,1
58,6
58,3
Bronnen: ADSEI, EC. 1 Gemiddelde van de eerste drie kwartalen.
27
Vermogen van de huishoudens (uitstaande bedragen per einde kwartaal, in € miljard)
Bronnen: ADSEI, NBB. 1 Som van het financieel en onroerend vermogen van de huishoudens, waarvan de waarde van hun verplichtingen is afgetrokken. 2 Raming op basis van het aantal door het Kadaster geregistreerde huizen en appartementen, in de drie gewesten van het land. De voorraad woningen wordt gewaardeerd op basis van de gemiddelde prijzen van de vastgoedtransacties (huizen en appartementen) en per gewest. De waarde van de bouwgronden en van het andere vastgoed (kastelen, huurpanden, enz.) wordt bij de raming niet betrokken, evenmin als die van eventuele onroerende eigendommen in het buitenland. De raming berust daarentegen op de hypothese dat alle op het nationale grondgebied geregistreerde woningen toebehoren aan de ingezeten huishoudens.
28
Schulden van de particulieren1 (eindekwartaalgegevens, in % bbp)
Bronnen: ECB, NBB. 1 Totaal van de kredietverlening aan particulieren.
29
Schulden van de niet-financiële vennootschappen1 (eindekwartaalgegevens, in % bbp)
Bronnen: ECB, NBB. 1 Door kredietinstellingen van het eurogebied verstrekte kredieten en vastrentende effecten. Voor België, voor effectiseringsinvloeden gezuiverde gegevens betreffende de bankkredieten; voor het eurogebied wordt deze correctie niet toegepast, aangezien de daarvoor benodigde gegevens niet beschikbaar zijn (aan het einde van het derde kwartaal van 2010 bedroegen de sinds februari 2009 gecumuleerde effectiseringen van bankkredieten omgerekend 0,3% van het bbp, tegen 3,6% in België). 2 De kortetermijnschuld heeft een looptijd van ten hoogste een jaar, die op lange termijn een looptijd van meer dan een jaar.
30
Inflatieverschil tussen België, de drie belangrijkste buurlanden en het eurogebied (HICP) (veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar)
Bronnen: EC, NBB.
31
Totale inflatie in 2010 in de landen van het eurogebied (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar) Jaar 2010 Griekenland
4,7
Griekenland
5,2
Luxemburg
2,8
Malta
4,0
Cyprus
2,6
België
3,4
België
2,3
Luxemburg
3,1
Slovenië
2,1
Spanje
2,9
Malta
2,0
Finland
2,8
Spanje
1,8
Portugal
2,4
Frankrijk
1,7
Slovenië
2,2
Oostenrijk
1,7
Oostenrijk
2,2
Finland
1,7
Italië
2,1
Italië
1,6
Frankrijk
2,0
Portugal
1,4
Cyprus
1,9
Duitsland
1,2
Duitsland
1,9
Nederland
0,9
Nederland
1,8
Slowakije
0,7
Slowakije
1,3
Ierland
-1,6
Ierland
-0,2
Eurogebied
1,6
Eurogebied
2,2
Bron: EC.
32
December 2010
Inflatie in 2010: vergelijking tussen België en de drie belangrijkste buurlanden (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar) Totale inflatie België Drie belangrijkste buurlanden
Jaar 2,3 1,4
Duitsland Frankrijk Nederland
1,2 1,7 0,9
Energiedragers België Drie belangrijkste buurlanden
Jaar 10,0 5,4
Duitsland Frankrijk Nederland
3,9 9,7 0,5
Olieproducten België Drie belangrijkste buurlanden Duitsland Frankrijk Nederland
13,3 14,8 11,6
Gas België Drie belangrijkste buurlanden Duitsland Frankrijk Nederland
Jaar -1,7 -4,4 -8,6 6,0 -8,6
Elektriciteit België Drie belangrijkste buurlanden Duitsland Frankrijk Nederland
33
Jaar 18,1 13,7
Jaar 4,1 2,2 3,2 2,4 -6,7
Bronnen: EC, NBB.
Jan. Feb. Maart Apr. Mei Juni 0,8 0,8 1,9 2,1 2,5 2,7 0,9 0,8 1,4 1,3 1,4 1,1 0,8 1,2 0,4
0,5 1,4 0,3
1,2 1,7 0,7
1,0 1,9 0,6
1,2 1,9 0,4
0,8 1,7 0,2
Jan. Feb. Maart Apr. Mei Juni -2,9 -1,9 7,0 9,8 12,5 13,7 2,0 1,2 5,0 6,6 6,5 3,8 1,0 5,9 -4,1
0,1 5,3 -4,9
4,0 9,5 -2,9
5,1 12,4 -2,1
4,9 13,2 -3,9
2,8 9,2 -5,6
Jan. Feb. Maart Apr. Mei Juni 17,5 14,6 24,4 25,1 24,8 16,6 13,3 11,6 20,6 19,2 18,5 11,7 12,9 13,3 16,4
11,0 12,0 13,2
21,5 20,1 17,5
19,2 19,8 17,1
17,8 21,1 13,1
11,3 13,3 8,4
Jan. Feb. Maart Apr. Mei Juni -29,5 -26,2 -16,1 -15,2 -10,6 9,1 -17,5 -17,0 -16,5 -7,2 -7,0 -6,7 -20,2 -9,7 -21,0
-19,6 -9,4 -20,7
-19,1 -8,9 -20,2
-9,8 7,9 -19,2
-9,2 8,1 -19,7
-8,9 8,4 -19,5
Jan. Feb. Maart Apr. Mei Juni -8,7 -4,1 -0,7 4,3 8,2 9,7 2,2 1,9 1,8 1,5 1,7 1,7 3,9 1,9 -9,1
3,4 1,9 -9,0
3,1 1,9 -8,7
2,5 1,9 -7,7
3,0 1,9 -8,6
3,0 1,9 -8,8
Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. 2,4 2,4 2,9 3,1 3,0 3,4 1,5 1,3 1,5 1,5 1,7 1,9 1,2 1,9 1,3
1,0 1,6 1,2
1,3 1,8 1,4
1,3 1,8 1,4
1,6 1,8 1,4
1,9 2,0 1,8
Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. 13,7 9,7 14,0 15,3 13,4 17,1 6,4 4,4 6,2 6,8 6,5 9,3 4,6 10,2 5,1
2,5 8,2 3,8
4,5 9,5 5,5
5,0 10,7 5,1
5,0 9,7 4,8
8,1 12,2 7,1
Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. 16,7 11,5 15,1 17,8 14,0 20,9 13,5 8,0 11,5 11,5 10,3 15,6 14,0 13,9 9,9
7,2 9,8 5,8
11,5 12,0 9,5
10,2 14,2 8,9
9,4 12,3 7,9
15,4 16,7 13,4
Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. 10,7 8,3 20,8 19,5 20,1 20,4 2,1 3,0 3,4 5,8 6,0 6,6 -5,4 13,1 4,9
-4,1 13,3 5,9
-3,5 13,2 6,2
0,8 13,7 6,2
1,3 13,7 6,3
2,5 13,8 6,1
Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. 9,1 6,2 7,2 7,6 7,1 6,0 2,0 2,6 2,6 2,6 2,7 2,7 3,0 1,9 -5,2
3,3 2,8 -4,0
3,2 3,1 -4,4
3,3 3,1 -4,9
3,3 3,1 -4,7
3,4 3,1 -5,2
Inflatie in 2010: vergelijking tussen België en de drie belangrijkste buurlanden (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar) Totale inflatie België Drie belangrijkste buurlanden
Jaar 2,3 1,4
Duitsland Frankrijk Nederland
Bewerkte levensmiddelen België Drie belangrijkste buurlanden
1,2 1,7 0,9
Jaar 1,0 0,7
Duitsland Frankrijk Nederland
Horeca België Drie belangrijkste buurlanden Duitsland Frankrijk Nederland
Bronnen: EC, NBB.
34
0,8 0,7 0,3
Jaar 1,9 1,0 1,1 0,7 2,1
Jan. Feb. Maart Apr. Mei Juni 0,8 0,8 1,9 2,1 2,5 2,7 0,9 0,8 1,4 1,3 1,4 1,1 0,8 1,2 0,4
0,5 1,4 0,3
1,2 1,7 0,7
1,0 1,9 0,6
1,2 1,9 0,4
0,8 1,7 0,2
Jan. Feb. Maart Apr. Mei Juni 0,5 0,5 0,5 0,5 0,8 0,8 0,7 0,7 0,8 0,7 0,8 0,5 0,7 0,8 -0,3
0,7 0,9 0,2
0,9 0,8 -0,1
0,8 0,8 -0,2
1,0 0,8 0,1
0,4 0,7 0,6
Jan. Feb. Maart Apr. Mei Juni 2,7 2,5 2,4 1,8 2,8 1,6 0,9 0,6 1,2 0,5 0,8 0,7 1,4 0,0 3,4
0,8 0,1 2,5
2,0 0,2 3,1
0,8 0,1 1,6
1,1 0,1 2,5
1,1 0,1 2,0
Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. 2,4 2,4 2,9 3,1 3,0 3,4 1,5 1,3 1,5 1,5 1,7 1,9 1,2 1,9 1,3
1,0 1,6 1,2
1,3 1,8 1,4
1,3 1,8 1,4
1,6 1,8 1,4
1,9 2,0 1,8
Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. 1,1 1,2 1,5 1,7 1,8 1,8 0,6 0,6 0,6 0,7 0,8 0,8 0,6 0,6 0,9
0,6 0,6 1,1
0,7 0,4 0,5
0,8 0,5 0,5
0,9 0,8 0,6
0,9 0,8 0,3
Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. 1,1 0,9 1,3 2,0 2,2 2,0 0,9 1,1 1,3 1,3 1,2 1,3 1,0 1,0 0,5
1,3 1,2 0,4
1,1 1,3 2,1
1,2 1,3 1,9
0,9 1,2 2,6
0,8 1,3 2,9
Inflatieverschil tussen België en de drie belangrijkste buurlanden: bijdrage van de belangrijkste componenten tot het inflatieverschil (in procentpunt)
Bronnen: EC, NBB.
35
Loonhandicap in de private sector volgens de CRB (verschillen in % t.o.v. het indexcijfer met betrekking tot de drie belangrijkste buurlanden, gecumuleerd vanaf 1996)
Bron: CRB.
36
Loonkosten per eenheid product in de landen van het eurogebied (gecumuleerd verschil t.o.v. het eurogebied sedert 2000, seizoengezuiverde gegevens1)
Bronnen: EC, NBB. 1 Voor de loonkosten per eenheid product in Portugal, eigen berekeningen voor de seizoenzuivering. 2 Gemiddelde van de eerste drie kwartalen van 2010.
37
Determinanten van het bruto-exploitatieoverschot van de vennootschappen, tegen lopende prijzen (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar) 2006
2007
2008
2009
1,2
4,0
-2,0
0,9
2,6
2,8
2,0
4,1
-3,8
4,7
Op de binnenlandse markt1
2,9
1,8
4,1
-2,3
3,4
Voor de uitvoer
2,7
2,2
4,1
-5,3
6,2
3,0
1,7
5,2
-4,6
5,1
3,4
2,0
6,6
-8,5
8,3
geproduceerde eenheid 1 2
2,2
1,0
2,6
2,4
0,2
waarvan : loonkosten per eenheid product
2,0
2,3
4,5
3,7
-0,3
Eindverkopen tegen vaste prijzen
3,7
4,0
1,9
-7,3
4,8
Op de binnenlandse markt1
2,2
3,5
2,2
-2,6
-0,4
Voor de uitvoer
5,1
4,4
1,7
-11,6
10,0
5,0
8,2
-0,1
-6,5
7,5
Bruto-exploitatiemarge per verkochte eenheid1 Verkoopprijs per eenheid
Kosten per verkochte eenheid1 Ingevoerde goederen en diensten
2010 r
Kosten van binnenlandse oorsprong per
Bruto-exploitatieoverschot van de vennootschappen
Bronnen: INR, NBB. 1 Met inbegrip van de voorraadwijziging. 2 Deze post omvat, naast de lonen, de indirecte belastingen min de subsidies, en het bruto gemengd inkomen van de zelfstandigen.
38
Financieringssaldo van de overheid1 (procenten bbp)
2008
2009
2010r
2011r
2012r
Federale overheid
-1,6
-4,2
-3,3
-3,4
-2,4
Sociale zekerheid
0,5
-0,8
-0,2
-0,3
-1,1
0,0
-0,8
-0,8
-0,3
-0,3
-0,1
-0,2
-0,4
-0,7
-0,7
-1,3
-6,0
-4,6
-4,6
-4,5
Entiteit I
Entiteit II Gemeenschappen en gewesten Lokale overheid
Gezamenlijke overheid
Bronnen: INR, FPB, NBB. 1 Voor 2001 en 2012: Federaal Planbureau (Medium-term Outlook 2009-2015, update van eind oktober 2010 in het kader van het Draft National Reform Programme).
39
Normen inzake het financieringssaldo van de Belgische overheid1 (in % bbp) 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
-0,2
0,0
0,3
0,7
1,0
-1,2
-3,4
-4,0
-3,4
-2,6
-1,5
-0,7
0,0
September 2009 (aanvulling)
-5,9
-6,0
-5,5
-4,4
-2,8
-1,3
0,0
Januari 2010
-5,9
-4,8
-4,1
-3,0
-2,0
-1,0
0,0
Stabiliteitsprogramma’s April 2008 April 2009
Realisaties
-0,3
-1,3
-6,0
-4,6 r
-1,6
-2,2
-4,0
-3,8
-0,8
-1,8
-5,0
-4,2
p.m. Structureel financieringssaldo Volgens de EC-methode Volgens de
ESCB-methode2
Bronnen: FOD Financiën, INR, NBB. 1 Net als in de andere tabellen en grafieken van dit hoofdstuk, en overeenkomstig de regels van de procedure bij buitensporige overheidstekorten (EDP), met inbegrip van de nettorentewinsten van financiële transacties, zoals swaps. 2 Volgens de methodologie beschreven in Bouthevillain C., Ph. Cour-Thimann, G. van den Dool, P. Hernández de Cos, G. Langenus, M. Mohr, S. Momigliano en M. Tujula (2001), Cyclically adjusted budget balances: An alternative approach, ECB, Working Paper 77.
40
Rendementsecarts van de staatsleningen op tien jaar t.o.v. de Duitse Bund in de landen van het eurogebied (daggegevens, basispunten)
Bron: Thomson Reuters Datastream.
41
Overheidsuitgaven voor gezondheidszorg1 (gedefleerd aan de hand van de HICP, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar)
Bronnen: INR, NBB. 1 Overheidsuitgaven voor gezondheidszorg, met uitzondering van de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, de uitkeringen aan gehandicapten, de overdrachten aan de instellingen voor gehandicaptenzorg, alsook de zorgverzekeringsuitgaven. 2 De verzekering tegen « kleine risico's » inzake gezondheidszorg voor zelfstandigen is in 2008 verplicht geworden en heeft zowel de door de sociale zekerheid geïnde bijdragen als haar uitgaven verhoogd.
42
Budgettaire kosten van de vergrijzing (verandering in procentpunten bbp t.o.v. 2009) 7 6 5 4 3 2 1 0 -1
Pensioenen
1
43
Gezondheidszorg
Werkloosheid
Kinderbijslag
Brugpensioen
Bon: Studiecommissie voor de Vergrijzing (SCvV) Arbeidsongeschiktheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten, fondsen voor bestaanszekerheid en leefloon.
Overige¹
2059
2057
2055
2053
2051
2049
2047
2045
2043
2041
2039
2037
2035
2033
2031
2029
2027
2025
2023
2021
2019
2017
2015
2013
2011
2009
-2
Totaal
Geconsolideerde brutoschuld van de gezamenlijke overheid in België en in het eurogebied (in % bbp)
Bronnen: EC, INR, NBB.
44
Internationaal
Europees
België
Conclusies
45
Prioriteiten voor het economisch beleid in België Sanering van de overheidsfinanciën Maatregelen om de doelstellingen van het stabiliteitsprogramma te halen: vooral via een selectieve vermindering van de uitgaven, gelet op omvang van de te realiseren aanpassing ook supplementaire ontvangsten (niet op inkomens uit arbeid) Structureel beteugelen van de uitgaven (bv. effectieve pensioenleeftijd) Solide institutionele structuur: meerjarenplannen, deelname van alle beleidsniveaus aan de saneringsinspanning
Versteviging van het kosten-concurrentievermogen Hervormingen van de mechanismen inzake prijszetting en inkomensvorming
Verhoging van de werkgelegenheidsgraad Opleiding, mobiliteit, inschakeling van jongeren in het arbeidscircuit
Innovatiebeleid Nieuwe producten, efficiëntere productieprocessen, nieuwe markten Economische en ecologische duurzaamheid
46