Excedentregelingen voor UTA-werknemers in de sector Bouw
Inhoudsopgave
Waarom hebben we excedentregelingen nodig? Het verband tussen excedentregelingen en aanvullingsregelingen Welke excedentregeling voor welke werknemer? Uitgebreide individuele excedentregeling Beperkte individuele excedentregeling Uitgebreide collectieve excedentregeling De vorm van individuele excedentregelingen Rekenvoorbeelden Belangrijke begrippen Wilt u extra informatie? Werkgevers- en werknemersorganisatie Colofon
Waarom hebben we excedentregelingen nodig?
3 5 8 10 14 16 17 20 28 28 29 31
Op 1 januari 2006 is een nieuwe pensioenregeling voor de bouwnijverheid ingevoerd. Daarmee kwam een eind aan de vroegpensioen- en VUT-regelingen. Dankzij de nieuwe pensioenregeling kunnen werknemers nog steeds vóór hun 65ste uittreden. Dit komt doordat deze regeling op een aantal punten van de oude verschilt: • De jaarlijkse pensioenopbouw is hoger. • De vakantietoeslag telt mee bij de berekening van de pensioengrondslag. • De franchise is lager. • Deelnemers bouwen voortaan een nabestaandenpensioen op. Dit biedt hen de mogelijkheid om het uit te ruilen tegen een hoger ouderdomspensioen. Daarnaast kunnen werknemers deelnemen aan een levensloopregeling en het gespaarde geld gebruiken om eerder te stoppen met werken.
Maximum pensioenloon In de nieuwe pensioenregeling geldt een maximum bedrag, waarover deelnemers pensioen kunnen opbouwen. Dit maximum pensioenloon bedraagt in 2006 e 46.720,12. Dat is lager dan in de oude vroegpensioenregeling voor UTA-werknemers. Daar lag het op ruim e 67.000. Werknemers met een salaris boven het nieuwe maximum pensioenloon kunnen hierdoor pensioenverlies lijden. Zij bouwen immers geen pensioen meer op over hun salarisdeel boven deze grens. Zij dreigen hierdoor van hun 62e tot 65e een lagere pensioenuitkering te ontvangen dan wanneer zij hadden kunnen blijven deelnemen aan de oude vroegpensioenregeling. Pensioenopbouw blijft op peil Een zogeheten excedentregeling zorgt er echter voor dat hun pensioenopbouw op peil blijft.
Uittredingsleeftijd De uittredingsleeftijd voor UTA-werknemers is 62. Overigens treden ze niet precies op hun verjaardag uit, maar op de eerste dag van de maand waarin zij 62 jaar worden.
Eerder of later met pensioen Willen werknemers voor hun 62ste uittreden? Of misschien juist erna? Dat kan onder bepaalde voorwaarden. In dat geval wordt de hoogte van hun uitkering op basis van een excedentregeling herberekend.
Veel werkgevers zijn hier al mee bekend. De vorige ouderdomspensioenregeling (die voorzag in de pensioenuitkering vanaf het 65e levensjaar) hanteerde immers ook een maximum pensioenloon. Dat bedroeg ongeveer e 40.000. Hoewel het toen niet verplicht was, heeft een groot aantal werkgevers excedentregelingen aangeboden aan UTAwerknemers met een hoger salaris. Deze bouwden hierdoor ook ouderdomspensioen op over hun salaris boven de streep. Verplicht In de nieuwe CAO voor de Bouwnijverheid 200420071 is een bepaling opgenomen die werkgevers verplicht een excedentregeling te treffen voor de opbouw van het vervroegd pensioen. Dus voor het pensioen tot het 65ste levensjaar. In deze brochure krijgt u informatie over de verschillende soorten excedentregelingen, de voorwaarden en de kosten.
1 De CAO voor de Bouwnijverheid is de samenvoeging van de
voormalige CAO voor het Bouwbedrijf en de UTA-CAO.
Het verband tussen excedentregelingen en aanvullingsregelingen We maken even een sprongetje van excedent regelingen naar aanvullingsregelingen. Op het eerste gezicht lijken dat verschillende zaken. Toch hebben deze regelingen een onderlinge samenhang. De CAO voor de Bouwnijverheid maakt onderscheid tussen drie excedentregelingen. Wilt u weten voor welke van deze regelingen een werknemer in aanmerking komt? Dan is het antwoord op de volgende vraag medebepalend: voldoet deze werknemer aan de voorwaarden van de aanvullings regeling voor zijn leeftijdsgroep? Waarom hebben we aanvullingsregelingen nodig? Werknemers kunnen voor hun vervroegd pensioen ‘sparen’ sinds de invoering van de vroegpensioen regeling op 1 januari 1998. Ze bouwden in deze regeling een persoonlijk kapitaal op om voor hun 65ste te kunnen stoppen met werken. We
noemden de vroegpensioenregeling daarom een kapitaalgedekte regeling. De regeling onderscheidde zich hiermee van een VUT-regeling. Dat was een omslagstelsel. Dat wil zeggen dat alle werkenden meebetaalden aan de uitkering van degenen die met de VUT waren gegaan. De vroegpensioenregeling is afgeschaft, maar werknemers kunnen nog steeds pensioen opbouwen om voor hun 65ste te stoppen met werken. Namelijk door extra pensioen op te bouwen in de nieuwe pensioenregeling van BPF Bouw. De nieuwe pensioenregeling is ook een kapitaal gedekte regeling. Dat betekent dat werknemers alleen een volledig pensioen (70% van hun gemiddelde pensioenloon) kunnen opbouwen als ze er 40 jaar aan deelnemen.Voor een aantal werknemers is dat niet mogelijk. Ze waren bij de invoering van de vroegpensioenregeling te oud om er nog 40 jaar
aan te kunnen deelnemen. Het gevolg zou zijn dat ze onvoldoende kapitaal zouden opbouwen om voor hun 65ste te kunnen uittreden met een volledig pensioen. CAO-partijen wilden dit voorkomen. Ze hebben daarom afgesproken dat deze werknemers recht hebben op een aanvulling. Die moeten daarvoor echter wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Er zijn aparte aanvullingsregelingen voor: • Werknemers die vóór 1950 zijn geboren. • Werknemers die ná 1949 zijn geboren. U ziet in kader 1 en 2 hoe de voorwaarden van deze aanvullingsregelingen luiden.Voor de exacte formulering verwijzen we u naar het reglementen waarin de aanvullingsregelingen zijn opgenomen. U vindt deze op www.bouwpensioen.nl.
Kader 1
Kader 2
Voorwaarden van de aanvullingsregeling voor werknemers die zijn geboren voor 1950
Voorwaarden van de aanvullingsregeling voor werknemers die na 1949 zijn geboren
• De werknemer heeft in de tweede helft van 2005 een actief dienstverband in de bouw gehad. Bovendien moet de werkgever toen vroegpensioen- of VUT-premie hebben afgedragen. • De werknemer is tussen 1 oktober 1997 en 1 april 1998 minstens 1 dag werkzaam geweest onder de UTA-CAO. • De werknemer is deelnemer aan Pensioenregeling Bouwnijverheid op het moment dat hij met vervroegd pensioen gaat of - als hij voorafgaand levensloopverlof opneemt - op het moment dat hij met levensloopverlof gaat. • De werknemer is deelnemer aan de aanvullingsregelingen. • De werknemer blijft voldoen aan de voorwaarden van de oude VUT-regeling.
• De werknemer is tussen 1 oktober 1997 en 1 april 1998 minstens 1 dag werkzaam geweest onder de UTA-CAO. • De werknemer heeft in de tweede helft van 2005 een actief dienstverband in de bouw gehad. Bovendien moet de werkgever toen vroegpensioen- of VUT-premie hebben afgedragen.
Gevolgen voor de excedentregeling van een werknemer De vraag of een werknemer voldoet aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor zijn leeftijdsgroep bepaalt mede welk type excedentregeling zijn werkgever hem moet aanbieden. In het volgende hoofdstuk gaan we hier nader op in.
Welke excedentregeling voor welke werknemer?
UTA-excedentregelingen Inkomen hoger dan maximum pensioenloon?
Er bestaan verschillende soorten excedent regelingen. Als u wilt vaststellen voor welke excedentregeling een werknemer in aanmerking komt, moet u de volgende vragen beantwoorden: • Wanneer is de werknemer geboren? Was dat voor 1950 of na 1949? • Kan de werknemer aanspraak maken op de aanvullingsregeling voor zijn leeftijdsgroep? Vervolgens kijkt u welk soort excedentregeling bij de werknemer hoort. Er zijn drie mogelijkheden: Uitgebreide individuele excedentregeling: voor werknemers die na 1949 zijn geboren en voldoen aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor deze leeftijdsgroep (zie kader 2 in het vorige hoofdstuk). U vindt een toelichting op pagina 10.
Beperkte individuele excedentregeling: voor werknemers die niet voldoen aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor hun leeftijdsgroep (zie kader 1 en 2 in het vorige hoofdstuk). Werknemers uit beide leeftijdsgroepen kunnen in aanmerking komen voor deze excedentregeling. U leest hier meer over op pagina 14. Uitgebreide collectieve excedentregeling: voor werknemers die vóór 1950 zijn geboren en voldoen aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor deze leeftijdsgroep (zie kader 1 in het vorige hoofdstuk). U leest een toelichting op pagina 16. Het stroomschema op pagina 9 helpt ook om te bepalen voor welke excedentregeling een werknemer in aanmerking komt.
NEE
Geen excedentregeling nodig
JA
Voldoet aan alle voorwaarden in kader 1?
NEE
JA
JA
Voldoet aan alle voorwaarden in kader 2?
JA
Uitgebreide individuele excedentregeling
NEE
Geboren vóór 1950?
NEE
Beperkte individuele excedentregeling
Uitgebreide collectieve excedentregeling
A - Uitgebreide individuele excedentregeling
Een uitgebreide individuele excedentregeling is bedoeld voor werknemers die: • zijn geboren na 1949. • voldoen aan alle voorwaarden van de aanvullingsregeling voor deze leeftijdsgroep. • meer verdienen dan het maximum pensioenloon.
verschil tussen het maximum pensioenloon en hun pensioenloon (= hun salaris plus 8% vakantietoeslag). Deze werknemers ontvangen daarnaast ook een uitkering op basis van de ‘gewone’ pensioen regeling. Tevens hebben zij vroegpensioenrechten over de periode 1998-2005.
De werkgever is verplicht alle werknemers die aan deze voorwaarden voldoen een uitgebreide individuele excedentregeling aan te bieden. Dat is een regeling die er ten minste toe leidt dat werknemers op hun 62ste kunnen uittreden onder financiële voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die van de oude vroegpensioen- en aanvullingsregeling.
De vroegpensioenrechten, de mogelijkheid om het ouderdomspensioen te vervroegen en de uitgebreide individuele excedentregeling zorgen er samen voor dat werknemers van hun 62ste tot 65ste in principe kunnen rekenen op een uitkering die 70% van hun totale pensioenloon bedraagt.
Wat houdt dit concreet in? Een uitgebreide individuele excedentregeling voorziet werknemers van hun 62e tot 65e van een uitkering. Deze bedraagt in de regel 70% van het 10
Jaarlijkse opbouw De CAO voor de Bouwnijverheid bepaalt dat er jaarlijks een reservering moet worden getroffen voor werknemers die aanspraak kunnen maken op deze excedentregeling.
Let op! Als werknemers van hun 62e tot 65e recht willen hebben op een volledige uitkering, moeten ze vanaf 1 januari 2006 15 jaar onafgebroken in de sector hebben gewerkt. Is die periode korter, dan leidt dit tot een evenredig lagere uitkering. Dit geldt overigens niet als ze binnen 15 jaar de 62-jarige leeftijd bereiken. Dus als ze voor 1 januari 2021 62 worden. In dat geval kúnnen ze de periode van 15 jaar immers niet volmaken. Dan geldt alleen de eis dat ze onafgebroken in de sector moeten hebben gewerkt in de periode van 1 januari 2006 tot de eerste dag van de maand waarin ze 62 worden.
Verschil tussen maximum pensioenloon en salaris schommelt Het is mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat het verschil tussen het maximum pensioenloon en het salaris van werknemers jaarlijks varieert. Beide worden immers jaarlijks op verschillende wijze geïndexeerd. Bovendien kunnen werknemers meer of minder gaan verdienen. In het laatste geval is het zelfs mogelijk dat ze één of meerdere jaren onder het maximum pensioenloon terechtkomen. In die periode hoeft er geen reservering voor hen te worden getroffen. Dit kan ertoe leiden dat hun uitkering op 62-jarige leeftijd lager is.
Bovengrens Voor het salaris dat voor de excedentregeling in aanmerking komt, geldt een bovengrens van e 74.032,18. Dit is het zogeheten maximum excedentloon. Het maximum excedentloon van 2006 is het geïndexeerde maximum pensioenloon van 2005 in de oude vroegpensioenregeling, inclusief vakantietoeslag. Is het salaris van een werknemer, inclusief vakantietoeslag en eventuele andere vaste inkomensbestanddelen, hoger dan het maximum excedentloon? Dan hoeft de werkgever het meerdere niet te betrekken bij de excedentregeling die hij deze werknemer aanbiedt.
11
Kader 3
Hoeveel moet er sinds 1 januari 2006 jaarlijks voor een werknemer worden gereserveerd in een uitgebreide individuele excedentregeling? • Bereken voor elk jaar het éénveertigste deel van het verschil tussen 70% van het maximum pensioenloon bij BPF Bouw en 70% van het pensioenloon* van de werknemer. • Vermeerder dit met éénvijftiende deel van {[40 – (62 – L)] x 1,7234% x het verschil tussen het geldende maximum pensioenloon bij BPF Bouw op 31 december 2005 en het op 31 december 2005 geldende pensioenloon* van de werknemer, dat jaarlijks moet worden aangepast overeenkomstig de samengestelde wijziging van de salarissen van de UTA-werknemers volgens de CAO voor de Bouwnijverheid over het voorafgaande kalenderjaar}. L = leeftijd van de werknemer op 31 januari 1998. * = d e werkgever hoeft het eventuele loondeel, dat boven het maximum excedentloon ligt, niet in de excedentregeling te betrekken. Bereikt hij vóór 2021 de 62-jarige leeftijd? Dan wordt éénvijftiende vervangen door 1/A. A = aantal jaren van 1 januari 2006 tot de eerste van de maand waarin de werknemer 62 wordt.
12
Is er al een excedentregeling? In veel ondernemingen zullen al excedentregelingen bestaan. Deze zijn gebaseerd op het maximum pensioenloon van de ouderdomspensioenregeling, die van kracht was tot 2006. Is deze regeling minstens gelijkwaardig aan de hierboven beschreven regeling? Dan hoeft de werkgever geen nieuwe excedentregeling aan te bieden.
De kosten worden gedeeld De kosten van een excedentregeling komen in gelijke mate voor rekening van werkgever en werknemer.
Wanneer hoeft een werkgever geen excedentregeling aan te bieden? • Vanaf het moment dat een werknemer uit dienst treedt. • Als een werknemer 62 of ouder is. Let op: het is mogelijk dat een werkgever na 1 januari 2006 een nieuwe werknemer in dienst heeft genomen, voor wie door de vorige werkgever(s) geen excedentregeling was getroffen. Hij is dan alleen verplicht een excedentregeling aan te bieden voor de periode vanaf het moment dat de werknemer bij hem in dienst is getreden. Hij hoeft geen excedentregeling aan te bieden over de periode vóór de indiensttreding. Werkgever en werknemer kiezen samen vorm van excedentregeling Er zijn verschillende vormen voor een excedentregeling mogelijk. U vindt hierover meer informatie op pagina 17.
Parttime werk Werkt een werknemer parttime? Dan moet u alle bedragen die in deze brochure worden genoemd door de parttimefactor delen. Dit geldt ook voor het maximum pensioenloon en de excedentuitkering.
Werkgever en werknemer bepalen samen voor welke vorm ze kiezen. Ze doen er echter verstandig aan om van tevoren na te denken over mogelijke belastingtechnische gevolgen. CAO-partijen zijn uitgegaan van fiscaalvriendelijke regelingen. 13
B - Beperkte individuele excedentregeling
Een beperkte individuele excedentregeling is bedoeld voor werknemers die: • meer verdienen dan het maximum pensioenloon. • niet voldoen aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor hun leeftijdsgroep. Opbouw begint in 2006 Een beperkte individuele excedentregeling voorziet vanaf 1 januari 2006 in een jaarlijkse reservering. Ze beoogt dat werknemers die, gerekend vanaf 1 januari 2006, 40 jaar lang in de sector hebben gewerkt op hun 62ste kunnen uittreden met een uitkering die 70% bedraagt van het verschil tussen het maximum pensioenloon en hun pensioenloon (hun salaris plus 8% vakantietoeslag).
14
Hebben ze minder dan 40 jaar gewerkt? Of hebben ze een tijd minder verdiend dan het maximum pensioenloon? Dan wordt hun uitkering evenredig lager. Hun uitkering van hun 62ste tot 65ste bestaat daarnaast uit: • Het vroegpensioen dat ze eventueel hebben opgebouwd in de periode 1998-2005. • Een vervroegde ‘gewone’ pensioenuitkering. Daarmee bedoelen we het pensioen dat ze hebben opgebouwd over hun salarisdeel onder het maximum pensioenloon.
Hoeveel moet er sinds 1 januari 2006 jaarlijks voor een werknemer worden gereserveerd in een beperkte individuele excedentregeling?
Verdere bepalingen De verdere bepalingen voor het maximum excedentloon, de bestaande excedentregelingen en de kosten van de regeling zijn gelijk aan die van de uitgebreide individuele excedentregeling. U vindt deze op pagina 10.
Bereken voor elk jaar het éénveertigste deel van het verschil tussen 70% van het maximum pensioenloon en 70% van het pensioenloon van de werknemer (maar niet hoger dan het maximum excedentloon).
15
C - Uitgebreide collectieve excedentregeling
Deze regeling is bedoeld voor werknemers die: • zijn geboren voor 1950. • voldoen aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor deze leeftijdsgroep. • meer verdienen dan het maximum pensioenloon. Vergelijkbare uitkeringsrechten Het gaat hier om een collectieve excedentregeling. Dat wil zeggen dat de vorm voor alle deelnemers gelijk is. Anders dan bij de individuele regelingen, is er dus geen keuzevrijheid. De regeling, die wordt uitgevoerd door de Stichting VUT-UTA Bouwbedrijf, voorziet echter in vergelijkbare uitkeringsrechten als de uitgebreide individuele excedentregeling.
16
Premie wordt gedeeld De premie voor de uitgebreide collectieve excedentregeling bedraagt in 2006 1% van het totale pensioenloon (met als bovengrens het maximum excedentloon; dit ligt in 2006 op e 74.032,18).
De premie wordt geheven onder alle werknemers met een salaris boven het maximum pensioenloon. Het is hierdoor mogelijk dat een werkgever geen UTA-werknemers heeft die in aanmerking komen voor de uitgebreide collectieve excedentregeling, maar toch premie voor een aantal van hen moet afdragen. Werkgever en werknemer betalen overigens ieder de helft van deze premie. De premie zal naar verwachting nagenoeg stabiel blijven totdat de regeling in 2012 niet meer nodig is en eindigt.
De vorm van individuele excedentregelingen Als een werknemer onder de uitgebreide collectieve excedentregeling valt, hoeft niemand na te denken over de vorm van de regeling. Die ligt vast. Bij de twee individuele excedentregelingen ligt dat anders. U zult zich dan op de markt moeten oriënteren en heel wat rekenwerk moeten verrichten. Misschien is het verstandig een deskundige van buitenaf in te schakelen. U bent bewust vrijgelaten bij de keuze van de vorm van een individuele excedentregeling. U kunt daardoor rekening houden met uw eigen wensen en voorkeuren enerzijds en de fiscale ruimte anderzijds. Aangezien deze per individu kunnen verschillen, is het niet mogelijk om in algemene zin aan te geven wat de beste vorm voor een individuele excedentregeling is. Om u toch op weg te helpen, bespreken we twee vormen van individuele excedentregelingen. Vervolgens geven we in het volgende hoofdstuk vijf rekenvoorbeelden. Levensloopregeling is een geschikte vorm Een levensloopregeling is een voor de hand liggende
vorm voor een individuele excedentregeling. Volgens de CAO betaalt de werkgever per jaar een levensloopbijdrage die 1% van het brutojaarloon bedraagt. Aangezien de maximale jaarlijkse inleg voor een levensloopregeling 12% van het brutojaarloon is, blijft er nog 11% fiscale ruimte over. Werknemers die op 1 januari 2005 tussen 50 jaar en 55 jaar oud waren, mogen zelfs meer dan 12% per jaar inleggen. In totaal mogen ze echter niet meer dan 210% van hun brutojaarloon sparen. Al met al is het bijna altijd mogelijk een individuele excedentregeling onder te brengen in een levensloopregeling zonder in fiscale problemen te komen. De hoogte van de jaarlijkse inleg in een levensloopregeling hangt af van het verwachte rendement. Dat bepaalt hoeveel er jaarlijks moet worden ingelegd om bij de eindstreep een uitkering op het gewenste niveau mogelijk te maken. Het spreekt voor zich dat dit niveau alleen wordt gehaald als het verwachte rendement inderdaad wordt gerealiseerd. 17
Overigens staat het een werknemer vrij om zijn levenslooptegoed voor een aantal andere doeleinden te gebruiken. Hij is niet verplicht dit tegoed te gebruiken om eerder te stoppen met werken. Pensioenachtige regelingen zijn ook mogelijk U kunt er ook voor kiezen om een individuele excedentregeling te laten aansluiten op de bestaande pensioenregeling. Daar zijn verschillende mogelijkheden voor. We geven twee voorbeelden:
Wat bedoelen we met fiscale ruimte? Werknemers in de bouwnijverheid mogen per jaar over maximaal 2,25% van hun loon onbelast pensioen opbouwen. Over een eventueel hogere opbouw moeten ze belasting betalen. Hierbij is echter niet alleen hun pensioenloon van belang. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat ze een winstdelingsuitkering ontvangen. Zo’n uitkering kan de fiscale ruimte vergroten.
1 Beschikbare premieregeling. Wat houdt dit in: • De werkgever draagt een premie af voor de pensioenopbouw. De hoogte van de premie varieert per leeftijdscategorie. • De werkgever draagt een premie af voor de uitgebreide individuele excedentregeling. Deze wordt echter per individuele werknemer bepaald en is gebaseerd op het realiseren van een verwacht rendement. Het hangt van de fiscale ruimte van de werknemer af in hoeverre dit een oplossing is. U vindt een rekenvoorbeeld op pagina 22.
Kader 5
Wat is het opbouwpercentage in een middelloon- of een eindloonregeling? U kunt een excedentregeling laten aansluiten op een bestaande ouderdomspensioenregeling. Hoe berekent u dan het opbouwpercentage? • Het jaarlijkse opbouwpercentage in een middelloon-excedentregeling met alleen ouderdomspensioen is: 1,75% x 2,7809 / [0,8516 x 11,0985] = 0,52% • Het jaarlijkse opbouwpercentage in een middelloonregeling met ouderdoms- en 70% nabestaandenpensioen is: 1,75% x 2,7809 / [0,8516 x (11,0985 + 70% x 4,3618)] = 0,40% Hierbij is uitgegaan van de grondslagen van BPF Bouw. Als u het jaarlijkse opbouwpercentage in een eindloon-excedentregeling wilt berekenen, kunt u de bovengenoemde percentages vermenigvuldigen met de factor 2,00/2,25. Heeft u reeds een excedentpensioenregeling en wilt u daarin ook het vroegpensioenverlies compenseren? Dan kunt u de bestaande toezegging met de bovengenoemde opbouw verhogen. Tenminste, in zoverre de fiscale grenzen niet worden overschreden. Voor werknemers die voldoen aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling van hun leeftijdsgroep moeten ook de gemiste dienstjaren worden gecompenseerd. U regelt dat door middel van een extra opbouw in de periode van 2006 tot de beoogde vervroegde pensioendatum (62 jaar). De opbouwperiode is maximaal 15 jaar. U bepaalt per werknemer hoe hoog de jaarlijkse extra opbouw moet zijn. Dit is afhankelijk van het geboortejaar van de werknemer.
2 Eindloon- of middelloonregeling. In kader 5 kunt u lezen hoe u het opbouwpercentage kunt bepalen in een eindloon- of middelloonregeling. 18
19
Tabel 2 - De uitgebreide individuele / collectieve excedentregeling: hoeveel moet er op 62jarige leeftijd zijn gereserveerd voor werknemers die op 1 januari 2006 22, 42, 52 en 57 jaar oud waren?
Rekenvoorbeelden
Leeftijd op 1 januari 2006
U heeft in het vorige hoofdstuk kunnen lezen dat u vrij bent om de vorm van een individuele excedentregeling te kiezen. Dit heeft als consequentie dat we niet kunnen aangeven hoe hoog de kosten en het (verwachte) rendement zullen zijn. Dat hangt immers van de gekozen vorm en aanbieder af.
Om u toch een idee te geven, hebben we in dit hoofdstuk rekenvoorbeelden opgenomen voor UTA-werknemers van 22, 42, 52 en 57 jaar. Let op: deze voorbeelden dienen slechts als indicatie.
Tabel 1 - De beperkte individuele excedentregeling: hoeveel moet er op 62-jarige leeftijd zijn gereserveerd voor werknemers die op 1 januari 2006 22, 42, 52 en 57 jaar oud waren? Leeftijd op 1 januari 2006 22 jaar 42 jaar 52 jaar 57 jaar Loon op 1-1-2006, inclusief vakantietoeslag 60.000 Excedentgrondslag = pensioenloon – maximum pensioenloon (vanwege het maximum excedentloon mag deze grondslag in 2006 niet hoger zijn dan D 27.312) D 13.280 Opgebouwd in vroegpensioenregeling 0% Reservering in beperkte individuele excedentregeling 70% 20
60.000
80.000
60.000
D 13.280 14,85% 35%
D 27.312 14,85% 17,5%
D 13.280 14,85% 0%
22 jaar
42 jaar
52 jaar
57 jaar
Loon op 1-1-2006, inclusief vakantietoeslag 60.000 Excedentgrondslag = pensioenloon – maximum pensioenloon (vanwege het maximum excedentloon mag deze grondslag in 2006 niet hoger zijn dan D 27.312) D 13.280 Opgebouwd in vroegpensioenregeling 0% Reservering in uitgebreide individuele excedentregeling 0% Reservering in collectieve excedentregeling 0%
60.000
80.000
60.000
D 13.280 14,85% 55% 0%
D 27.312 14,85% 55% 0%
D 13.280 14,85% 0% 55%
Tabel 3 – De beperkte individuele excedentregeling: een indicatie van de premie als u kiest voor een beschikbare premieregeling. Leeftijd Premie uitgedrukt in een percentage van de excedentgrondslag 22 jaar 32 jaar 42 jaar 52 jaar 60 jaar
1,1% 1,6% 2,4% 3,6% 5,6%
Toelichting De premie is afhankelijk van de vorm en de aanbieder van de excedentregeling. Deze tabel geeft een indicatie van de premie van een beschikbare premieregeling voor diverse leeftijdsgroepen. U ziet dat de hoogte van de inleg afhankelijk is van de leeftijd. 21
Tabel 4 – De uitgebreide individuele excedentregeling: een indicatie van de premie als u kiest voor een beschikbare premieregeling. De premie is uitgedrukt in een percentage van de excedentgrondslag. Leeftijd Werknemers zijn Werknemers zijn Werknemers zijn Werknemers zijn geboren in 1984. geboren in 1974. geboren in 1964. geboren in 1954. Wat is de premie, Wat is de premie, Wat is de premie, Wat is de premie, uitgedrukt in een uitgedrukt in een uitgedrukt in een uitgedrukt in een percentage van de percentage van de percentage van de percentage van de excedentgrondslag? excedentgrondslag? excedentgrondslag? excedentgrondslag? 22 jaar 32 jaar 42 jaar 52 jaar 60 jaar
1,1% 1,6% 2,4% 3,6% 5,6%
Niet van toepassing 1,8% 2,7% 4,1% 6,3%
Toelichting De premie is behalve van de leeftijd ook afhankelijk van het geboortejaar. Dit komt doordat zowel de pensioenopbouw als de aanvulling is ondergebracht in een uitgebreide individuele excedentregeling. Hoe hoger de leeftijd van een werknemer op 1 januari 2006, des te hoger de aanvulling die hij nodig heeft.
22
Niet van toepassing Niet van toepassing 4,2% 6,4% 10,0%
Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing 11,4% 17,8%
Let op: de tabel geeft geen voorbeeld van een 57-jarige werknemer. Deze is ondergebracht in de collectieve excedentregeling. Hierbij is aangenomen dat deze werknemer voldoet aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor werknemers die zijn geboren voor 1950.
Tabel 5 – Alle excedentregelingen: een indicatie van de premiekosten per jaar Geboortejaar
1984
1964
D 60.000 Loon op 1-1-2006, inclusief vakantietoeslag Excedentgrondslag = pensioenloon – maximum pensioenloon (vanwege het maximum excedentloon mag deze grondslag in 2006 niet hoger zijn dan D 27.312) D 13.280 Jaarlijkse kosten van beperkte individuele excedentregeling D 146 Jaarlijkse kosten van uitgebreide individuele excedentregeling Jaarlijkse kosten van collectieve excedentregeling D 600 Totaal D 746
D 60.000
D 80.000 D 60.000
D 13.280
D 27.312 D 13.280
D 558 D 600 D 1.158
1954
D 3.114 D 740 D 3.826
1949
D 600 D 600
Toelichting Deze tabel gaat over het jaar 2006. Aangenomen is dat de werknemers voldoen aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling van hun leeftijdsgroep. De vermelde bedragen zijn exclusief de kosten voor het afsluiten van de regeling.
23
Hoe moet u de tabellen lezen? U ziet aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden hoe u deze tabellen ‘moet’ lezen. U krijgt achtereenvolgens voorbeelden van: A De beperkte individuele aanvullingsregeling B De uitgebreide individuele aanvullingsregeling
C Een salaris boven het maximum excedentloon D De collectieve excedentregeling E De berekening van een toekomstige excedentuitkering
UTA-excedentregelingen Inkomen hoger dan maximum pensioenloon?
NEE
Geen excedentregeling nodig
JA
Voldoet aan alle voorwaarden in kader 2?
JA
Uitgebreide individuele excedentregeling
24
NEE
Geboren vóór 1950?
NEE
Beperkte individuele excedentregeling
JA
Voldoet aan alle voorwaarden in kader 1?
NEE
JA
Uitgebreide collectieve excedentregeling
Praktijkvoorbeeld A: beperkte individuele aanvullingsregeling
Praktijkvoorbeeld B: uitgebreide individuele aanvullingsregeling
John is op 1 januari 2006 22 jaar geworden. Zijn salaris bedroeg op dat moment e 60.000. John kan 40 jaar deelnemen aan de nieuwe pensioenregeling. Hij voldoet niet aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor werknemers die zijn geboren na 1949. Dat betekent dat hij in aanmerking komt voor de beperkte individuele excedentregeling. Zijn werkgever moet hem zo’n regeling aanbieden, met dien verstande dat daarin jaarlijks 70% van zijn excedentgrondslag wordt gereserveerd. U ziet dat in tabel 1.
Angeline is op 1 januari 2006 42 jaar geworden. Haar salaris bedroeg op dat moment e 60.000. Angeline voldoet aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor werknemers die zijn geboren na 1949. Ze komt daarom in aanmerking voor de uitgebreide individuele excedentregeling. Haar werkgever moet haar zo’n regeling aanbieden, met dien verstande dat daarin jaarlijks 55% van haar excedentgrondslag wordt gereserveerd. U ziet dat in tabel 2.
Volgens tabel 5 bedraagt de premie in 2006: 1,1% * (60.000 – 46.720) = e 146. Let op: dit is slechts een indicatieve berekening. De premie zal stijgen naarmate John ouder wordt.
Volgens tabel 5 bedraagt de premie in 2006: 4,2% * (60.000 – 46.720) = e 558. Let op: dit is slechts een indicatieve berekening. De premie zal stijgen naarmate Angeline ouder wordt. In 2016, als ze 52 jaar is, bedraagt de premie van de uitgebreide individuele excedentregeling (bij een gelijkblijvende grondslag) bijvoorbeeld: 6,4% * (60.000 – 46.720) = e 850. U ziet dat in tabel 4.
John en zijn werkgever moeten ook premie betalen voor de collectieve excedentregeling. Deze bedraagt: 1% * e 60.000 = e 600. Ze nemen ieder de helft voor hun rekening.
Daarnaast betalen Angeline en haar werkgever premie voor de collectieve excedentregeling: 1% * e 60.000 = e 600. Ze nemen ieder de helft voor hun rekening. 25
Praktijkvoorbeeld C: salaris boven maximum excedentloon Michiel is op 1 januari 2006 52 jaar geworden. Zijn salaris bedroeg op dat moment e 80.000. Het maximum salaris voor de excedentregeling in 2006 bedraagt echter e 74.032. Michiel kan voldoen aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor werknemers die zijn geboren na 1949. Hij komt daarom in aanmerking voor de uitgebreide individuele excedentregeling. Zijn werkgever moet hem zo’n regeling aanbieden, met dien verstande dat daarin jaarlijks 55% van zijn excedentgrondslag wordt gereserveerd. U ziet dat in tabel 2. Volgens tabel 5 bedraagt de premie in 2006: 11,4% * (74.032 – 46.720) = e 3.114. Let op: dit is slechts een indicatieve berekening. De premie zal stijgen naarmate Michiel ouder wordt. Daarnaast betalen Michiel en zijn werkgever premie voor de collectieve excedentregeling: 1% * e 74.032 = e 740. Ze nemen ieder de helft voor hun rekening.
26
Praktijkvoorbeeld D: collectieve excedentregeling Kees is op 1 januari 2006 57 jaar geworden. Zijn salaris bedroeg op dat moment e 60.000. Kees voldoet aan de voorwaarden van de aanvullingsregeling voor werknemers die zijn geboren voor 1950. Hij komt daarom in aanmerking voor de collectieve excedentregeling. De werkgever hoeft hem dus geen individuele excedentregeling aan te bieden. Kees en zijn werkgever betalen premie voor de collectieve excedentregeling: 1% * e 60.000 = e 600. Ze nemen ieder de helft voor hun rekening.
Praktijkvoorbeeld E: berekening toekomstige excedentuitkering Rob is op 1 januari 2006 22 jaar geworden. Hij is op die dag ook in dienst getreden en zal vervolgens carrière maken tot 1 januari 2046. Dan wordt hij 62 en gaat hij met vervroegd pensioen. Hoe hoog is de excedentuitkering die hij dan tegemoet kan zien? We zetten eerst een aantal feiten op een rij: Hoe is de salarisontwikkeling van Rob? 2006-2015: e 40.720 2016-2025: e 50.720 2026-2035: e 59.720 2026-2045: e 69.720 Hoe hoog is zijn excedentgrondslag? 2006-2015: e 0 2016-2025: e 4.000 per jaar 2026-2035: e 13.000 per jaar 2026-2045: e 23.000 per jaar Hoe groot is zijn totale excedentgrondslag? Deze bedraagt (10 x 0) + (10 x 4.000) + (10 x 13.000) + (10 x 23.000) = e 400.000. Hoe groot is zijn gemiddelde excedentgrondslag per jaar? Deze bedraagt 400.000 : 40 jaar = e 10.000.
Hoe hoog zijn de rechten die voor Rob worden opgebouwd in een beperkte individuele excedentregeling? 2006-2015: D 0 2016-2025: per jaar 1/40 x jaarlijkse verschil = 1/40 x e 4.000 = D 100. Per 10 jaar D 1.000 2026-2035: per jaar 1/40 x jaarlijkse verschil = 1/40 x e 13.000 = D 325. Per 10 jaar D 3.250 2026-2045: per jaar 1/40 x jaarlijkse verschil = 1/40 x e 23.000 = D 575 jaar. Per 10 jaar D 5.750 Totaal: D 10.000 Als we inflatie, indexering en netto spaar- of beleggingsrendement buiten beschouwing laten, heeft Rob van zijn 62ste tot 65ste een excedentuitkering van e 10.000 per jaar. Hoe hoog is zijn totale inkomen in deze periode? Zijn vervroegde ouderdomspensioen bedraagt dan ongeveer e 39.000 per jaar. Zijn totale inkomen van zijn 62ste tot 65e komt daarmee op ongeveer e 49.000 per jaar. Vanaf zijn 65ste heeft Rob een oudedagspensioen van ongeveer e 23.000 plus twee AOW-uitkeringen voor gehuwden. Zijn totale inkomen bedraagt daardoor ongeveer e 39.000 per jaar. We hebben hierbij overigens aangenomen dat hij dan een partner heeft van 65 jaar of ouder.
27
Belangrijke begrippen
Pensioenloon: het salaris van een werknemer, inclusief 8% vakantietoeslag en eventuele andere vaste uitkeringen en inkomensbestanddelen. Maximum pensioenloon: het in het reglement van BPF Bouw vastgestelde maximum loon waarover pensioen wordt opgebouwd. In 2006 is dat e 46.720,12 (inclusief vakantietoeslag). Het bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.
Maximum excedentloon: het maximale pensioenloon, waarop een excedentregeling van toepassing is. Dit bedrag is ontleend aan het maximale pensioenloon in de oude vroegpensioenregeling. In 2006 bedraagt het e 74.032,18 (inclusief vakantietoeslag). Ook dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Excedentgrondslag: pensioenloon – maximum pensioenloon.Vanwege het maximum excedentloon mag deze grondslag in 2006 niet hoger zijn dan e 27.312.
Wilt u extra informatie? Het kan zijn dat u na het lezen van deze brochure nog met vragen zit. U kunt dan contact opnemen met uw werkgevers- of werknemersorganisatie. U vindt de contactgegevens achter in deze brochure.
28
29
Adressen CAO-partijen voor de Bouwnijverheid
30
Werkgeversorganisaties Bouwend Nederland Postbus 340 2700 AH Zoetermeer Tel. 079 325 22 52 Fax: 079 325 22 90 www.bouwendnederland.nl
[email protected]
Ondernemersvereniging Bestratingsbedrijven (OBN) Postbus 7125 3430 JC Nieuwegein Tel. 030 604 22 94 Fax: 030 602 23 52 www.obn.nl
[email protected]
Bond van Aannemers van Tegelwerken in Nederland (Bovatin) Postbus 85 7460 AB Rijssen Tel. 0548 53 85 05 Fax: 0548 53 85 01 www.bovatin.nl
[email protected]
Nederlandse Vereniging van Bouwondernemers (NVB) Postbus 620 2270 AP Voorburg Tel. 070 386 02 04 Fax: 070 387 63 26 www.nvb-bouw.nl
[email protected]
Aannemers Vereniging Metselwerken (AVM) Dukatenburg 90-03 3437 AE Nieuwegein Tel. 030 603 27 97 Fax: 030 634 20 40 www.avmmetselwerken.nl
[email protected]
Het Hellende Dak (HHD) Dukatenburg 90-03 3437 AE Nieuwegein Tel. 030 634 34 54 Fax: 030 634 20 40 www.hhd.nl
[email protected]
Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- & Oeverwerken (VBKO) Postbus 474 2800 AL Gouda Tel. 0182 56 73 67 Fax: 0182 56 73 73 www.vbko.nl
[email protected]
Vereniging Nederlandse Voegbedrijven (VNV) Dukatenburg 30-03 3437 AE Nieuwegein Tel. 030 638 19 38 Fax: 030 634 20 40 www.vnv-voeg.nl
[email protected]
Nederlandse Vereniging van Kitverwerkende Bedrijven (NVK) Postbus 41 1483 AE De Rijp Tel. 0299 68 26 12 Fax: 0299 68 26 19
[email protected]
Verbond Ondernemers Gespecialiseerde Aanneming (VOGA) Dukatenburg 90-03 3437 AE Nieuwegein Tel. 030 638 19 39 Fax: 030 634 20 40 www.voga.nl
[email protected] Vereniging van Steiger-, Hoogwerken Betonbekistingbedrijven (VSB) Postbus 190 2700 AD Zoetermeer Tel. 079 353 12 66 Fax: 079 353 13 65 www.vsb-online.nl
[email protected]
Werknemersorganisaties FNV Bouw Postbus 520 3440 AM Woerden Tel. 0348 57 55 75 Fax: 0348 42 36 10 www.fnvbouw.nl
[email protected] Hout- en Bouwbond CNV Postbus 38 3984 ZG Odijk Tel. 030 659 77 11 Fax: 030 657 11 01 www.hbbcnv.nl
[email protected]
De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening Postbus 34 2900 AA Capelle a/d IJssel Tel. 0345 85 18 51 Fax: 0345 85 15 00 www.deunie.nl
[email protected]
Vakvereniging Het Zwarte Corps Postbus 2060 3430 CH Nieuwegein Tel. 030 600 60 70 Fax: 030 606 70 44 www.hzc.nl
[email protected] 31
Colofon Dit is een gezamenlijke uitgave van partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid. Tekst: Technisch Bureau Bouwnijverheid, Postbus 717, 2130 AS Hoofddorp. Redactie, concept en realisatie: BarcC, Obdammerdijk 19, 1713 RA Obdam. Oplage: 32.500 September, 2006 Disclaimer Deze uitgave is bedoeld om u een beknopte en vereenvoudigde indruk te geven van de excedentregeling voor UTA-werknemers in de sector Bouw. U kunt er geen rechten aan ontlenen.Voor een uitputtende beschrijving van de rechten en verplichtingen verwijzen wij u naar artikel 82c van de CAO voor de Bouwnijverheid.