Evenementenbeleid gemeente Sint-Michielsgestel 2012 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot (als de vervaldatum is vastgesteld) Onderwerp
gemeente Sint-Michielsgestel Evenementenbeleid gemeente Sint-Michielsgestel 2012 Evenementenbeleid gemeente Sint-Michielsgestel 2012 Het college van Burgemeester en wethouders
Evenementenbeleid
Opmerkingen m.b.t. de regeling Dit evenementen beleid komt in de plaats van het Evenementenbeleid van 2 april 2010
Grondslagen 1. Algemeen Plaatselijke Verordening gemeente Sint-Michielsgestel 2012
Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) 1. Richtlijn Brandveiligheid tijdens evenementen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum inwerkingtreding
17-8-2012
Terugwerkende kracht
Betreft
Ontstaansbron: Inwerkingtreding: Voorstel datum ondertekening; datum ondertekening; gemeenteraad bron bekendmaking bron bekendmaking
nieuwe regeling
10-4-2012 10-4-2012 B en W-notulen De Brug 16 augustus De Brug 16 augustus 10 april 2012 2012 en website 2012 en website
1
Geconsolideerde tekst van de regeling Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen 1. Begripsomschrijvingen In deze beleidsregels verstaan we onder: a. de burgemeester: de burgemeester van de gemeente Sint-Michielsgestel; b. evenement: een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de APV; c. vergunning: de in artikel 2:25, lid 1 van de APV bedoelde vergunning; d. organisator: - de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de burgemeester een vergunning voor het houden van een evenement verleent; - de natuurlijke of rechtspersoon die een melding doet voor het houden van een evenement; - degene die binnen de organisatie van een evenement fungeert als aanspreekpunt voor de gemeente; e. feestdag: Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide kerstdagen, Hemelvaartsdag, de dag waarop we de verjaardag van de Koningin vieren en de vijfde mei; f. commercieel: evenementen die een bedrijf beroepsmatig organiseert en daarmee winst probeert te maken; g. APV: de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Sint-Michielsgestel; h. gemeentelijke dorpen: de dorpen Sint-Michielsgestel, Den Dungen, Berlicum, Gemonde; i. dit evenementenbeleid is nadrukkelijk niet van toepassing op horeca inrichtingen. Zij kunnen gebruik maken van de artikelen 4:2 en 4:3 van de APV; j. dit evenementenbeleid is nadrukkelijk ook niet van toepassing op evenementen in de open lucht van of in accommodaties van verenigingen in de gemeente, georganiseerd door die verenigingen zelf. Zij kunnen gebruik maken van de artikelen 4:2 en 4:3 van de APV.
Hoofdstuk 2: Soorten evenementen 2. Verdeling evenementen in categorieën 1. 2. 3.
Vergunningsplichtige evenementen Meldingsplichtige evenementen Meldingsvrije evenementen
Artikel 2:25, eerste lid APV
Vergunning
Artikel 2:25, tweede lid APV
Algemene regels met melding
Artikel 2:25, derde lid APV
Algemene regels zonder melding
In de APV hebben wij het volgende opgenomen over evenementen: Artikel 2:24 Begripsbepaling evenement 1. In deze afdeling verstaan wij onder een evenement: elke vorm van vermaak die voor publiek toegankelijk is. Met uitzondering van: a. bioscoopvoorstellingen; b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening; c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen; d. het in een gelegenheid in de zin van de Drank en Horecawet de mogelijkheid geven tot dansen;
2
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:40 van deze verordening. 2. Onder evenement verstaan wij ook; a. een braderie; b. een optocht, als dit geen betoging is als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg; c. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg. Artikel 2:25 Evenement 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. De burgemeester kan dagen/evenementen aanwijzen die slechts meldingsplichtig zijn. 3. De burgemeester kan dagen/evenementen aanwijzen die meldingsvrij zijn. 4. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg, als dit al geregeld is in artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994. Toelichting evenementen waarvoor een vergunning verplicht is: Voordat wij de evenementenvergunning verlenen, vindt overleg plaats met de afdeling Uitvoering over de op - en afbouw van het evenement. Voorwaarde is dat u bij de op- en afbouw de overlast voor de omgeving zoveel mogelijk beperkt (denk hierbij aan afsluiten parkeerplaats, geluidsoverlast en dergelijke). De organisator heeft vaak een persoon die namens hem gedurende de gehele periode verantwoordelijk is voor de volledige gang van zaken. Deze persoon moet gedurende alle activiteiten (dus ook de op- en afbouw ) bereikbaar en beschikbaar zijn. Daarom moet de organisator zorgen dat het mobiele nummer van deze persoon bekend is. De organisator stelt door middel van een brief omwonenden op tijd van te voren op de hoogte van de geplande activiteiten. Op de gemeentelijke website staat een evenementenkalender. Op deze kalender plaatsen wij alle “vergunningsplichtige” evenementen met de data waarop zij plaatsvinden. De gemeente stelt geen maximum aan het aantal evenementen op een bepaalde locatie. Dit betekent ook dat wij geen rustweekenden en minimumperioden tussen evenementen vastleggen.
Toelichting evenementen waarvoor een melding verplicht is: Een meldingsplichtig (en dus vergunningsvrij evenement) evenement, is een evenement dat voldoet aan de volgende criteria: 1. Het evenement is niet commercieel 2. Het aantal aanwezigen op een (af)gesloten terrein bedraagt niet meer dan 400 personen 3. Het evenement vindt plaats: van maandag tot en met donderdag tussen 09.00 en 24.00 uur van vrijdag tot en met zaterdag tussen 09.00 en 02.00 uur op zon- en feestdagen tussen 13.00 en 01.00 uur 4. De live en/of versterkte muziek die ten gehore wordt gebracht: van maandag tot en met donderdag niet langer duurt dan tot uiterlijk 23.30 uur van vrijdag tot en met zaterdag niet langer duurt dan tot 01.00 uur op zon- en feestdagen niet langer duurt dan tot 24.00 uur. Ook meldingsplichtig zijn de volgende jaarlijks terugkerende evenementen: Bouwdorpen / Kindervakantieweken Carnavalsoptochten
3
-
Activiteiten die worden georganiseerd in de open lucht van of accommodaties van verenigingen in de gemeente (met uitzondering van de activiteiten zoals omschreven in artikel 1, lid j van dit beleid)
Voldoet een evenement aan de bovenstaande criteria, dan hoeft u dus geen vergunning aan te vragen. U hoeft het alleen te melden. U moet minimaal tien dagen van tevoren de melding indienen als de gemeente geen aanvullende ontheffingen/besluiten moet verlenen/nemen. U moet minimaal 6 weken van te voren de melding indienen als de gemeente wel aanvullende ontheffingen/besluiten moet verlenen/nemen. De burgemeester kan binnen vijf werkdagen (geen aanvullende ontheffingen/besluiten) of 15 werkdagen (wel aanvullende ontheffingen/besluiten) na ontvangst van de melding besluiten om het te organiseren evenement te verbieden. Dit gebeurt als naar zijn oordeel de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu in gevaar komt. (artikel 1:8 van de APV). Het op- en afbouwen van het evenement moet zo kort mogelijk voor de starttijd van het evenement en zo kort mogelijk na de eindtijd van het evenement plaatsvinden. Hierbij moet u de overlast voor de omgeving zoveel mogelijk beperken (denk hierbij aan afsluiten parkeerplaats, geluidsoverlast en dergelijke). De organisator heeft vaak een persoon die namens hem gedurende de gehele periode verantwoordelijk is voor de volledige gang van zaken. Deze persoon moet gedurende alle activiteiten (dus ook de op- en afbouw ) bereikbaar en beschikbaar zijn. Daarom moet de organisator zorgen dat het mobiele nummer van deze persoon bekend is. De organisator stelt door middel van een brief omwonenden tijdig van te voren op de hoogte van de geplande activiteiten. Als een evenement niet aan de genoemde criteria voldoet dan moet u hiervoor wél een vergunning aanvragen. Heeft u dit evenement niet op tijd aangemeld (minder dan twaalf weken van tevoren), dan kan de burgemeester besluiten de vergunningaanvraag niet meer in behandeling te nemen. In dat geval kan het geplande evenement niet doorgaan. Het is dus raadzaam dat u op tijd een evenement aanmeldt bij de gemeente, minimaal 12 weken van te voren. Heeft u dan toch nog een evenementenvergunning nodig, dan is er voldoende tijd om de vergunningaanvraag te behandelen. De gemeente stelt geen maximum aan het aantal evenementen op een bepaalde locatie voor “meldingsplichtige” en “meldingsvrije” evenementen. Deze evenementen zijn kleinschalig en geven daarom relatief weinig overlast voor omwonenden.
Toelichting “meldingsvrije” evenementen: Naast evenementen waarvoor een vergunning of een melding verplicht is, kunt u ook een “meldingsvrij” evenement organiseren. Een evenement is meldingsvrij als: 1. Het evenement niet commercieel is 2. Het aantal aanwezigen op een (af)gesloten terrein niet meer bedraagt dan 100 personen 3. Het evenement plaatsvindt: van maandag tot en met donderdag tussen 09.00 en 24.00 uur van vrijdag tot en met zaterdag tussen 09.00 en 02.00 uur op zon- en feestdagen tussen 13.00 en 01.00 uur 4. De live en/of versterkte muziek die ten gehore wordt gebracht: van maandag tot en met donderdag niet langer duurt dan tot uiterlijk 23.30 uur van vrijdag tot en met zaterdag niet langer duurt dan tot 01.00 uur op zon- en feestdagen niet langer duurt dan tot 24.00 uur. De volgende evenementen zijn ook “meldingsvrij”: de intocht van Sint-Nicolaas wandeltochten/avondvierdaagse
4
-
de dodenherdenking de oranjeoptocht de (vrij)markt op 30 april en 5 mei kerstmarkten die niet commercieel en beperkt in omvang zijn.
Hoofdstuk 3: Uitgangspunten evenementen 3. Evenemententerreinen De gemeente Sint-Michielsgestel heeft geen aparte terreinen aangewezen waarop evenementen kunnen worden georganiseerd. Toelichting groene gemeente: De combinatie van een mooie landelijke omgeving, centraal gelegen in een gebied dat steeds verder verstedelijkt, is bijzonder. In deze omgeving die steeds voller en drukker wordt, wil SintMichielsgestel een rustpunt zijn, ‘de Groene Gemeente’. Een ‘Groene Gemeente’ waar dynamiek, comfort en rust samengaan. Fijn om te verblijven, te ondernemen of te wonen. Een prima plek voor recreanten, toeristen of nieuwe bedrijven maar vooral voor de mensen die in onze gemeente wonen. Voor het in stand houden van deze Groene Gemeente is het van belang dat we behoedzaam omgaan met deze groene ruimte in relatie tot evenementen. Concreet houdt dit in dat we milieuen/of omgevingbelastende evenementen niet toestaan binnen de gemeente. Onder milieu- en/of omgevingsbelastend verstaan we: (de omgeving of in de invloedssfeer van) natuurgebieden, stiltegebieden, gebieden met landschappelijke waarde . Maar ook gebieden waar de toeloop van mensen en het produceren van geluid niet acceptabel is vanwege de flora en fauna (bijvoorbeeld motor- of autocrosswedstrijden of truck- en tractor pulling evenementen). Onder deze weigeringsgrond valt ook bijvoorbeeld het broedseizoen voor vogels e.d. In bijlage 1 bij dit beleid is een kaart opgenomen. Wilt u een evenement organiseren dat in een groen gearceerd gebied zal plaatsvinden, neemt u dan even contact op met de gemeente. In gezamenlijk overleg zal bekeken worden of het te organiseren evenement daar plaats kan vinden.
4. Eindtijden voor evenementen 1. De eindtijd voor alle evenementen in de periode van maandag tot en met donderdag is uiterlijk 24.00 uur. De geluidsproductie en ook de drankverstrekking moeten om 23.30 uur zijn beëindigd. 2. De eindtijd voor alle evenementen op een vrijdag, zaterdag of feestdag is uiterlijk 02.00 uur. De geluidsproductie en ook de drankverstrekking moeten om 01.00 uur zijn beëindigd. 3. De eindtijd voor alle evenementen op een zondag is uiterlijk 01:00 uur. De geluidsproductie en ook de drankverstrekking moeten om 24.00 uur zijn beëindigd. 4. De eindtijden als bedoeld in het tweede lid gelden eveneens voor alle evenementen die worden gehouden op de avond die voorafgaat aan de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd. Toelichting eindtijden voor evenementen: Een belangrijk instrument om hinder en overlast van een evenement te begrenzen, is het stellen van eindtijden. Het vaststellen van vaste eindtijden bij evenementen heeft een aantal voordelen. Zo is het voor alle betrokkenen zoals organisatoren, bezoekers, omwonenden, politie en andere hulpverleningsdiensten duidelijk wanneer activiteiten beëindigd moeten zijn.
5
Daarnaast zijn overtredingen van eindtijden op eenvoudige wijze vast te stellen. Hierdoor kunnen we ook beter handhaven. Het beëindigen van verschillende activiteiten op verschillende tijdstippen bij een evenement draagt er toe bij dat de bezoekers geleidelijk en niet massaal het evenement verlaten. Daardoor is eventuele overlast of hinder van het vertrekkende publiek minder. Naar aanleiding van ervaringen in de praktijk kiezen wij voor een stapsgewijze afbouw van de verschillende evenementactiviteiten. U moet eerst de muziek beëindigen en mag u geen zwakalcoholische dranken meer schenken. Daarop volgt de definitieve eindtijd waarop het evenement moet zijn beëindigd. Dat laatste houdt in dat er op dat moment géén bezoekers meer aanwezig mogen zijn op de locatie waarop u het evenement houdt. De tijden waarop de verschillende activiteiten moeten zijn beëindigd staan in onderstaande tabel. Ontheffing op deze eindtijden is niet mogelijk. Dagen Ma t/m do Vrij t/m za Zon- en feestdagen
Tijdstip einde muziek 23.30 uur 01.00 uur 24.00 uur
Tijdstip einde drankverstrekking 23.30 uur 01.00 uur 24.00 uur
Tijdstip einde evenement 24.00 uur 02.00 uur 01.00 uur
Voor alle evenementen op maandag t/m zaterdag geldt een begintijd van 09.00 uur. Voor evenementen die u op een zondag houdt geldt een begintijd van 13.00 uur. Om op zondag eerder een evenement te organiseren moet u een ontheffing op grond van de Zondagswet aanvragen (artikel 4).
5. (Brand)veiligheid 1. De organisator van het evenement zorgt ervoor dat de aspecten van brandveiligheid in overeenstemming zijn met de Brandveiligheidsvoorschriften. Deze zijn opgenomen in de richtlijn Brandveiligheid tijdens Evenementen van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. U vindt dit terug in bijlage 2 en in de geldende NEN - normen. 2. Bij plaatsing van een tent met grondpennen en/of als u andere materialen gebruikt die 30cm of dieper in de grond bevestigd worden, moet u altijd circa twee weken vóór het plaatsen van de tent, een KLIC - melding doen. Toelichting (brand)veiligheid: De Veiligheidsregio Brabant-Noord heeft een richtlijn Brandveiligheid tijdens Evenementen opgesteld. In deze richtlijn, het Gebruiksbesluit en de geldende NEN-normen, zijn de brandveiligheidsvoorschriften opgenomen die gelden bij het organiseren van evenementen. De richtlijn Brandveiligheid tijdens Evenementen maakt integraal onderdeel uit van het Evenementenbeleid gemeente Sint-Michielsgestel en is opgenomen in bijlage 2. In de bodem van Sint-Michielsgestel liggen vele kabels en leidingen. Om schade te voorkomen en de veiligheid van uitvoerders en de directe omgeving te bevorderen is het belangrijk om bij het plaatsen van grondpennen of andere materialen in de grond, een KLIC - melding te doen. Na het doen van de melding weet u of u de werkzaamheden kunt starten op de betreffende locatie.
6. Drankverstrekking 1. Voor het verstrekken van zwakalcoholische dranken buiten een horeca-inrichting is op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet een ontheffing van de burgemeester vereist. Deze ontheffing verlenen wij als u voldoet aan alle onderstaande voorwaarden: a. de aard van het evenement verzet zich niet tegen het daarbij verstrekken van alcoholhoudende drank;
6
b. wij verwachten geen verstoringen van de openbare orde, gevaar voor de verkeersveiligheid e.d. als gevolg van het plaatsen van de tapinstallaties; c. u voldoet aan de bepalingen van de Drank- en Horecawet. 2. Aan een ontheffing op grond van artikel 35 Drank- en Horecawet kunnen wij voor vergunningplichtige evenementen onder meer de volgende voorschriften verbinden: a. U moet evenementenbier schenken (dwz: alcoholarm bier); b. U gebruik plastic glas in plaats van gewoon glas; c. U sluit in principe de tapinstallatie uiterlijk een half uur (maandag tot en met donderdag) of een uur (vrijdag tot en met zondag) vóór de eindtijd van het evenement. Op advies van de politie kunnen we echter besluiten tot een andere eindtijd. 3. Voor “meldingsvrije” evenementen is het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank toegestaan zonder toestemming van de burgemeester. De verstrekking moet in eigen beheer plaatsvinden en dus niet bedrijfsmatig en/of commercieel.
Toelichting drankverstrekking: Het is mogelijk om bij evenementen, buiten de reguliere horeca-inrichtingen, zwakalcoholhoudende dranken te verstrekken. U heeft hiervoor op grond van artikel 35 van de Drank- en horecawet een ontheffing van de burgemeester nodig. Een dergelijke ontheffing kan worden aangevraagd door de organisator van een evenement of door horecaondernemers. Bij “meldingsplichtige” en “meldingsvrije” evenementen is het verstrekken van zwakalcoholhoudende dranken toegestaan zonder ontheffing als dit in eigen beheer plaatsvindt en niet commercieel is. Zo mogen de organisatoren van een straatbarbecue of buurtfeest bijvoorbeeld bier of wijn aan de bezoekers verstrekken. Dan moet het evenement wel een besloten karakter hebben en de verstrekking niet-commercieel zijn (bijvoorbeeld gezamenlijke inkoop na ontvangst van een bijdrage aan het feest).
7. Geluidsnormen 1. Het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) (=gemiddelde geluidsniveau) bij een “meldingsplichtig” en “meldingsvrij” evenement mag niet meer dan 70 dB(A) / 83 dB(C) op de gevel van een geluidsgevoelig gebouw zijn. Dit geldt gedurende de tijden dat dit is toegestaan op grond van artikel 2:25 APV. 2. Het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) (=gemiddelde geluidsniveau) bij een “vergunningsplichtig” evenement mag niet meer bedragen dan 80 dB(A) / 93 dB(C) op de gevel van een geluidsgevoelig gebouw. Dit geldt gedurende de tijden dat dit is toegestaan op grond van de verleende vergunning. 3. Het langtijd gemiddeld beoordelingsniveau gemeten in een C-weging mag maximaal 13 dB hoger zijn dan gemeten in de A -weging. Het rekenen en meten van het (muziek)geluid bij evenementen moet gebeuren volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, VROM, internet uitgave 2004. De metingwaarde mag niet worden gecorrigeerd voor eventuele bedrijfsduur- , gevel- , muziek- , tonaal- , impuls- , of meteocorrectie(s). De strafcorrectie van 10 dB (A) voor muziekgeluid passen wij dus niet toe. 4. Bij de aanvraag van “vergunningplichtige” evenementen moet u een situatieschets bijvoegen. U geeft daarop een indeling van het terrein aan en de aanwezige geluidbronnen. Toelichting geluidsnormen: Bij het houden van een evenement is altijd sprake van geluid: stemgeluid van bezoekers, muziek (al dan niet versterkt), gebruik van omroepinstallaties, geluid van attracties, gebruik van voertuigen van komende en vertrekkende bezoekers, enzovoorts. Geluidshinder of -overlast als gevolg van een evenement is een zeer belangrijk aspect. Zeker omdat geluidshinder subjectief is.
7
Geluid dat de een als prettig ervaart, wordt door de ander als hinderlijk ervaren. Met het oog op de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid heeft de wetgever normen gesteld (uitgedrukt in geluidsdruk dB(A)) om het geluid objectief te berekenen en te meten. Op basis van bedoelde normen zijn maximumgrenzen gesteld aan het te produceren geluid tijdens een evenement. De in het evenementenbeleid opgenomen geluidsnormen is een uitwerking van het bepaalde in artikel 4:6, derde lid, van de APV in combinatie met de nota ‘Evenementen met een luidruchtig karakter’. De bovenstaande geluidnormen gelden op de gevel van het dichtstbijzijnde geluidgevoelige object (zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder, dus doorgaans woningen). De eis met betrekking de C-weging is opgenomen om hinder van laagfrequent muziekgeluid op grotere afstand te voorkomen. Een verschil van maximaal 13dB tussen de A- en C-weging is opgenomen om evenementen niet te veel in te perken. dB(A): Eenheid voor geluid (de decibel), gecorrigeerd naar de gevoeligheid van het menselijk oor (de A-correctie). dB(C): Eenheid voor geluid (de decibel), De C-correctie is met name geschikt voor metingen van hoge geluidniveaus. Het frequentiespectum onder de 1000 Hz wordt veel beperkter gecorrigeerd dan bij de A-correctie, waardoor de bijdrage van het laagfrequentie geluid beter kan worden beoordeeld.
8. Parkeren 1. De organisatie van “vergunningsplichtige” en “meldingsplichtige” evenementen moet er voor zorgen dat er voldoende en adequate parkeergelegenheid voor bezoekers is. Bij de parkeergelegenheid moeten medewerkers van de organisatie aanwezig zijn om het parkeren in goede banen te leiden en toezicht te houden. Ook moet de organisatie ervoor zorgen dat er voldoende bewegwijzering is aangebracht naar het parkeerterrein. 2. De hulpdiensten moeten altijd vrije doorgang hebben. Als het nodig is stellen de gemeente en de politie verdere voorwaarden of adviseren hierover. Het indienen van een parkeerplan kunnen wij als voorwaarde stellen. 3. Omwonenden mogen gedurende de evenementen geen onevenredige overlast ondervinden van geparkeerde auto's van bezoekers. 9. Verkeersregelaars 1. Bij iedere activiteit op de openbare weg, waarbij het verkeer voor de veiligheid van de deelnemers en weggebruikers geregeld moet worden, zijn verkeersregelaars vereist. 2. De verkeerskundige medewerker van de gemeente bepaalt of u verkeersregelaars moet inzetten. Aan de hand van de route stelt hij, in samenspraak met de organisatie, het aantal verkeersregelaars vast. Het werven van verkeersregelaars is een eigen verantwoordelijkheid van de organisatie. 3. Verkeersregelaars die per evenement worden aangesteld moeten een opleiding tot verkeersregelaar hebben gevolgd. De organisatie moet de verkeersregelaars verplicht verzekeren. De gemeente heeft per 1 januari 2007 een collectieve verzekering afgesloten voor alle vrijwilligers die bij de gemeente zijn aangemeld. De verkeersregelaar is binnen deze verzekering “naar behoren” verzekerd. 4. De verkeersregelaar mag uitsluitend optreden als hij/zij als zodanig herkenbaar is. Eventueel kan de organisatie hesjes, (indien beschikbaar) lenen bij de gemeente. De verkeersregelaar bij evenementen kan alleen optreden onder direct toezicht van de politie. Toelichting verkeer: Op grond van de wegenverkeerswet geldt een specifieke procedure in geval van verkeersmaatregelen. Het college van burgemeester en wethouders neemt hiervoor een verkeersbesluit dat wordt gepubliceerd op de voor de gemeente gebruikelijke wijze.
8
Als naar het oordeel van de burgemeester verkeersregelaars moeten worden aangesteld, is de aanvrager van een evenementenvergunning verplicht het aangegeven aantal verkeersregelaars aan te stellen. Een verkeersregelaar is een persoon die na een mondelinge of schriftelijke instructie door de politie op grond van artikel 56 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) door de burgemeester wordt aangesteld. Op basis van artikel 82, lid 1, aanhef en sub c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1999 (RVV 1999) zijn weggebruikers verplicht de aanwijzingen op te volgen die mondeling of door middel van gebaren worden gegeven door verkeersregelaars.
10. Wegafsluitingen 1. Voor een “meldingsvrij” evenement moet u een wegafsluiting aanvragen als er doorgaande wegen en/of busroutes afgesloten moeten worden. Deze doorgaande wegen en/of busroutes zijn opgenomen in bijlage 1. Wij weigeren een wegafsluiting als: - op die locatie wegwerkzaamheden plaatsvinden; - locaties of panden in het afgesloten gebied voor de hulpverleningsdiensten onvoldoende bereikbaar zijn; - de afsluiting een grote verkeersader of gebiedsontsluitingsweg betreft. Tenzij u op andere wijze in de functie hiervan kunt voorzien en u (financiële) belangen van derden hierdoor niet onevenredig schaadt. 2. Bij een vergunning voor een wegafsluiting moet de organisator aan algemene voorwaarden voldoen zoals: - Hij/zij stelt (eventuele) bewoners of bedrijven tijdig op de hoogte van de afzetting; - Hij/zij overlegt op tijd met de betreffende busmaatschappij om een en ander op elkaar af te stemmen. Voor zover de te organiseren activiteit samenvalt met bus routes; - Hij/zij zorgt ervoor dat de doorgaande routes voor hulpverlenende diensten vrij zijn van auto’s, wegafzettingen en andere obstakels, voor zover deze obstakels betrekking hebben op het aangevraagde evenement; - Hij/zij zorgt in overleg met de gemeente ervoor dat eventuele omleidingsroutes zijn aangegeven, dat borden worden geplaatst en dat de hulpdiensten geïnformeerd zijn; - Hij/zij voegt een duidelijke situatieschets toe bij de aanvraag. 11. Gebruik van gemeentegrond, gemeentelijke materialen en voorzieningen en ook van door de gemeente verleende diensten 1. De organisator van een commercieel evenement moet een huurprijs voor het evenemententerrein aan de gemeente betalen als hij/zij gebruik maakt van gemeentegrond. 2. Na afloop moet de organisator het evenemententerrein in originele staat en schoon achter laten. Bij “vergunningsplichtige” evenementen vindt een voor- en na controle plaats door de gemeente (afdeling Uitvoering). Bij “meldingsplichtige” evenementen is dit afhankelijk van de omvang van het evenement. 3. Als wij de nodige mankracht en/of machines in moeten zetten om het evenemententerrein in de originele staat te brengen of schoon te maken, brengen wij de daaraan verbonden kosten in rekening bij de organisator. 4. Als het mogelijk is kunt u tegen betaling gebruik maken van de gemeentelijke stroom en watervoorziening. De kosten hiervoor bestaan uit een vast deel voor het gebruik van de voorziening. 5. De gemeente stelt, indien voorradig, aan de organisator van een niet-commercieel evenement kosteloos materialen ter beschikking. De organisator van een commercieel evenement kan materialen, als ze in voorraad zijn, tegen vergoeding huren van de gemeente. Als er schade is aan de ter beschikking gestelde materialen dan moet u dit
9
vergoeden. Als u de goederen niet terugbrengt, steelt of onherstelbaar beschadigd moet u de schade op basis van nieuwwaarde vergoeden. 6. De gemeente stelt de materialen ter beschikking, maar levert ze niet op locatie. De materialen zijn in overleg met de afdeling Uitvoering op te halen. 7. Als de gemeente diensten verleent en werkzaamheden verricht ten behoeve van een commercieel evenement is een vergoeding verschuldigd. Dit is gebaseerd op het aantal uren dat met deze diensten is gemoeid en de voor de werkzaamheden gemaakte kosten. 8. De verschuldigde bedragen en tarieven als bedoeld in dit artikel hebben wij opgenomen als bijlage 3. Daarbij hebben wij ook de manier van betaling aangegeven. Toelichting gebruik gemeente-eigendommen: In de te verlenen evenementenvergunning nemen wij voorschriften op om te voorkomen dat u de evenementenlocatie (inclusief groenvoorzieningen) beschadigt. Die voorschriften nemen wij voor een deel ook op in het beleid. De herstelkosten van eventuele schade aan de locatie en/of andere kosten zijn voor rekening van de organisator / vergunninghouder. Op de evenementenlocatie moet u na afloop van het evenement het afval opruimen en het terrein in oorspronkelijke staat terug brengen.. Ook voor “meldingsplichtige” en “meldingsvrije” evenementen geldt dat u het afval moet opruimen. Eventuele schade aan gemeente-eigendommen verhalen wij op de organisator. Verder brengen wij voor het gebruik van sommige gemeentelijke materialen en voorzieningen een huurprijs in rekening. Zie hiervoor bijlage 3 bij dit evenementenbeleid.
12. Aankondigingsborden Om reclame te maken voor evenementen die in de gemeente plaatsvinden, kunt u gebruik maken van de gemeentelijke aankondigingsborden. Wij verbinden het gebruik van de borden aan enige gebruiksregels (o.a. dat het gebruik is toegestaan voor maximaal twee weken voorafgaand aan het evenement). 13. Overige algemene beleidsuitgangspunten 1. De organisator moet ervoor zorgen dat het mobiele telefoonnummer van de verantwoordelijke persoon die namens organisator gedurende de activiteiten bereikbaar en beschikbaar is, bekend is. 2. De organisator is verantwoordelijk voor een goede gang van zaken en een ordelijk verloop van het evenement. 3. De organisatie moet omwonenden vooraf op de hoogte stellen van het evenement. 4. De organisatie is verantwoordelijk voor het voldoende inzetten van personeel voor het houden van toezicht gedurende de festiviteiten. Deze toezichthouders moeten duidelijk herkenbaar te zijn. 5. Binnen de organisatie moet één persoon fungeren als aanspreekpunt die tijdens het gehele evenement, inclusief op- en afbouw, bereikbaar is. 6. De organisatie kan, al dan niet op verzoek van de burgemeester, bij een vergunningplichtig evenement bewaking inzetten. Aan de gemeente (afdeling Integrale Veiligheid op
[email protected]) moet u doorgegeven wie fungeert als aanspreekpunt. Voor bewaking mag u uitsluitend personen inzetten die voldoen aan de voor beveiligingswerkzaamheden gestelde eisen. In de ‘Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus’ staan deze eisen. 7. De hulpverleningsdiensten moeten altijd vrije doorgang hebben. 8. Voorzieningen voor brandweer (bluswater) mogen nooit belemmerd worden. Deze voorzieningen moeten altijd bereikbaar zijn. De organisatie mag hier geen gebruik van maken. 9. De beplanting moet u ontzien. Eventuele schade komt voor rekening van de organisatie.
10
10. Er moeten voldoende sanitaire voorzieningen aanwezig zijn (in overleg met de gemeente te bepalen). 11. Het is niet toegestaan om afvalwater te lozen in de bodem of op het oppervlaktewater. Voor lozingen van onder andere evenemententoiletten op het openbare riool is een aparte toestemming nodig. Voor de feitelijke afvoer is een aansluitleiding naar het riool nodig. De gemeente heeft maar op een paar locaties stroom- en watervoorzieningen. Deze voorzieningen worden onder andere gebruikt door de weekmarkt. Organisaties van evenementen mogen hier in overleg met de gemeente ook gebruik van maken. 12. Eventuele schade die voortvloeit uit het gebruik maken van de evenementenvergunning is voor rekening van vergunninghouder. Deze vrijwaart de gemeente geheel van aanspraken van derden op schadevergoeding. 13. Het in strijd handelen met een van de voorschriften uit de evenementenvergunning kan ertoe leiden dat we de vergunning onmiddellijk intrekken. Dit betekent dat u het evenement moet beëindigen. De gemeente is hierbij op geen enkele wijze aansprakelijk voor de gevolgen daarvan. 14. Alle aanwijzingen van daartoe aangewezen beambten van politie, brandweer, de GHOR (Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen) of gemeente moet u stipt en onmiddellijk opvolgen. Op eerste aanwijzing van de politie moet u alle activiteiten stilleggen. 15. Het terrein waarop en de omgeving waarbinnen het evenement plaatsvindt, moet u meteen na het beëindigen van het evenement schoon en in de oorspronkelijke staat terug brengen. Eventueel door de gemeente te maken kosten verhalen wij op de organisator van het evenement. Toelichting overige algemene beleidsuitgangspunten: In het belang van de openbare orde en veiligheid en de volksgezondheid tijdens evenementen stelt de burgemeester eisen zoals: informeren omwonenden, bereikbaarheid hulpdiensten en aanwezigheid sanitaire voorzieningen. De organisator van een evenement is en blijft eerstverantwoordelijk voor een veilig en ordelijk verloop van het evenement.
Hoofdstuk 4: Melding en aanvraag 14. Meldingsplichtig evenement 1. Een melding moet u schriftelijk indienen op het formulier ‘Melding evenement’. U vult dit volledig en naar waarheid in, gedateerd en ondertekend. 2. Als de gemeente geen aanvullende ontheffingen/besluiten moet verlenen/nemen, moet u minimaal tien werkdagen voor de geplande datum van het evenement het formulier indienen. 3. Als de gemeente wel aanvullende ontheffingen/besluiten moet verlenen/nemen, moet u het formulier minimaal zes weken voor de geplande datum van het evenement indienen. 4. U ontvangt altijd een reactie van de gemeente. 5. U krijgt bericht als een melding niet voldoende is en een vergunning nodig is. 15. Aanvraag vergunning 1. Een vergunning vraagt u schriftelijk aan op het formulier ‘Evenementenvergunning’. U vult dit volledig en naar waarheid in, gedateerd en ondertekend. 2. Met de aanvraag stuurt u in ieder geval mee: - een plattegrond op schaal. Hier geeft u de locatie waar u het evenement wilt houden, duidelijk op aan.; - een zo volledig en duidelijk mogelijke omschrijving van de activiteiten die in het kader van het evenement plaatsvinden; - een draaiboek.
11
3. Betreft het een aanvraag waarbij het aantal aanwezigen op een (af)gesloten terrein 1.000 of meer is, dan is ook een veiligheids- en calamiteitenplan vereist. 4. Een aanvraag kan betrekking hebben op particulier terrein. In dat geval overlegt u een schriftelijke verklaring van de eigenaar waaruit blijkt dat deze tegen het houden van het evenement geen bezwaar heeft. 16. Aanvraagtermijn 1. Een evenementenvergunning moet u tenminste 12 weken voor aanvang van het evenement aanvragen; 2. Aanvragen voor evenementen, die u minder dan 12 weken voor aanvang van het evenement indient, nemen wij niet in behandeling als; - er onvoldoende gelegenheid is voor advisering door derden (zoals hulpverleningsdiensten); - voor een zorgvuldige afweging van belangen, waaronder die van derden, naar het oordeel van de burgemeester onvoldoende tijd beschikbaar is. 17. Leges 1. Het verschuldigde bedrag aan leges voor een aanvraag van een evenementenvergunning is opgenomen in de op het moment van aanvraag geldende Legestabel bij de Legesverordening. 2. Voor meldingsplichtige en meldingsvrije evenementen zijn geen leges verschuldigd. Hier hoeft u immers geen vergunning voor aan te vragen. Voor eventuele aanvullende ontheffingen/besluiten heffen wij wel leges . Toelichting tijdstip indienen aanvraag: Vergunningsplichtige evenementen moet u tenminste 12 weken voor aanvang van het evenement aanvragen. Dan heeft de gemeente voldoende tijd om de aanvraag in overleg met brandweer, politie, de GHOR en eventueel andere betrokken partijen te beoordelen. Daarnaast kunnen wij dan belanghebbenden de kans geven om een reactie te geven op de aanvraag. Als u een vergunning minder dan 12 weken voor aanvang van het evenement aanvraagt, nemen wij de aanvraag alleen in behandeling als wij het evenement zorgvuldig binnen die termijn kunnen beoordelen. Dit is ter beoordeling aan de burgemeester. Financiële gevolgen van activiteiten die u verricht voordat een besluit op de aanvraag is genomen, zijn geheel voor uw eigen rekening en risico.
Termijn ≥ 12 weken Melding tijdig ingediend Vergunning tijdig aangevraagd
12 weken - 10 dagen
≤ 10 dagen Melding te laat, het evenement kan dus niet plaatsvinden
Vergunning te laat aangevraagd en in beginsel geweigerd. Als we de aanvraag wel in behandeling nemen, dan geldt een verhoogd legestarief. Dit is opgenomen in de legesverordening
18. Publicatie en zienswijzen 1. De vergunning voor een evenement publiceren wij, conform afdeling 3:4 van de Awb op de voor de gemeente gebruikelijke wijze.
12
2. De burgemeester kan bepalen dat een aanvraag voor een vergunning voor een evenement gedurende een kortere periode dan de Awb voorschrijft ter inzage wordt gelegd als: - dit in het belang is van de vergunningaanvrager en; - de belangen van derden door de kortere inzage termijn niet onevenredig worden geschaad en; - een zorgvuldige afweging van belangen bij het beoordelen van de vergunningaanvraag hierdoor niet in gevaar komt. 3. De burgemeester maakt het in het eerste lid bedoelde besluit op de gebruikelijke wijze bekend. 19. Advisering over aanvraag 1. Bij iedere aanvraag vragen wij in ieder geval advies aan de politie, de brandweer en de GHOR. Een uitzondering hierop is als het onmiddellijk duidelijk is dat we geen vergunning kunnen verlenen. 2. Naast de in het eerste lid bedoelde adviezen kunnen wij ook advies vragen aan andere betrokken instanties en personen. Toelichting indieningsvereisten: Voor een goede beoordeling van een melding of vergunningaanvraag is het noodzakelijk dat de gemeente beschikt over de juiste, actuele en volledige informatie. Om over deze informatie te beschikken heeft de gemeente Sint-Michielsgestel een model formulier opgesteld. Voor een goede beoordeling van de veiligheid door brandweer en politie is het verder noodzakelijk dat wij beschikken over een plattegrond met daarop de indeling van het terrein waarop het evenement plaatsvindt. Deze plattegrond moet op schaal zijn en moet u tegelijkertijd met de vergunningaanvraag indienen. Wij doen allereerst een administratieve toetsing op de ingediende aanvraag. Op basis hiervan bepalen wij of de aanvraag ontvankelijk is. Wij stellen de organisator op de hoogte als deze nog niet ontvankelijk is en aanvullende stukken nodig zijn. U kunt de aanvraag aanvullen binnen de gestelde termijn waarna wij de aanvraag in behandeling nemen. Als u niet binnen de gestelde termijn reageert, dan is de aanvraag niet ontvankelijk. De aanvraag nemen wij dan niet meer in behandeling.
Hoofdstuk 5: Soorten evenementen 20. Evenementen waarvoor geen vergunning wordt verleend Voor het in stand houden van de Groene Gemeente is het van belang dat er behoedzaam omgegaan wordt met deze groene ruimte in relatie tot evenementen. Concreet houdt dit in dat wij milieu- en/of omgevingbelastende evenementen niet toestaan binnen de gemeente. Wij weigeren een aanvraag, met het oog op de belangen als bedoelt in artikel 1:8 van de APV, als het gaat om een: 1. Vechtevenement zoals kooigevecht, ultimate fight, en daarmee vergelijkbare evenementen. In het belang van openbare orde, zedelijkheid en veiligheid van personen is dit verboden. 2. Wegrace (races op de weg met auto’s en andere gemotoriseerde voertuigen waarbij het gaat om snelheid). 3. Wedstrijden in de omgeving of in de invloedssfeer van natuurgebieden, stiltegebieden, gebieden met landschappelijke waarde. Maar ook andere gebieden waar de toeloop van mensen en het produceren van geluid niet acceptabel is vanwege de flora en fauna. Een voorbeeld hiervan zijn motor- of autocrosswedstrijden of truck- en tractorpulling evenementen.
13
4. Evenement waarbij een groot risico bestaat voor de gezondheid van de deelnemers in verband met het gebruik van drugs of andere geestverruimende middelen (zoals houseparty’s). 5. Evenement met dieren als het geen circus is in verband met aantasting van de openbare zedelijkheid. 21. Circussen (met dieren) 1. Een aanvraag voor een vergunning om een circus te organiseren moet aan de voorwaarden voldoen zoals wij vermelden bij onderdeel 15 van dit evenementenbeleid. 2. Voor circussen die optreden binnen de gemeente is het niet toegestaan dieren letsel of pijn toe te brengen. 3. Voor het organiseren van een circus geldt dat: - Per dorp jaarlijks één circus is toegestaan; - De gemeente de aanvragen uiterlijk 31 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor u de vergunning aanvraagt, moet ontvangen; - Wij een vergunning alleen verlenen aan circussen die zijn aangesloten bij de VNCO (Vereniging voor Nederlandse Circusondernemingen); - Circussen aan dienen te tonen dat zij het bevorderen van het welzijn van hun dieren hoog in het vaandel hebben staan. Toelichting evenementen met kermisattracties: Ten aanzien van deze evenementen geldt dat vanaf 6 weken voorafgaand aan de kermis in een dorp er geen evenementen met kermisattracties mogen plaatsvinden. We hanteren deze regel om verzadiging van kermisattracties te voorkomen. En op die manier het voortbestaan van de kermissen in de gemeente te garanderen. Dit betekent voor: Den Dungen niet tussen half april en half juli Berlicum en Middelrode respectievelijk niet tussen begin augustus en begin november en niet tussen eind maart en eind juni Sint-Michielsgestel niet tussen half augustus en half november Gemonde niet tussen eind augustus en eind november Bovendien verlenen wij per evenement toestemming voor maximaal 3 kermisattracties. Deze attracties moeten gericht zijn op kinderen, zoals: draaimolen, mini-scooter, mini-zweefmolen, etc. om de suggestie van een kermis te vermijden (risico van overvoerd worden door kermissen).
22. Onvoorziene en bijzondere omstandigheden 1. De burgemeester kan in bijzondere gevallen of op grond van specifieke omstandigheden bij een evenement afwijken van de bepalingen zoals wij die hebben opgenomen in dit evenementenbeleid. Dit kan voorkomen als strikte toepassing van het evenementenbeleid leidt tot een onrechtvaardige situatie. Maar ook als de afwijking niet tot gevolg heeft dat sprake zal zijn van onaanvaardbare aantasting van de openbare orde. 2. De burgemeester is ook bevoegd om altijd bij onvoorziene en bijzondere omstandigheden het evenement af te gelasten. 3. In de gevallen waarin dit evenementenbeleid niet voorziet beslist de burgemeester. Dit is op grond van artikel 4:84 van de Awb (voor zover dit mogelijk is binnen de daarin aangegeven grenzen). 4. Onvoorziene en/of bijzondere omstandigheden kunnen ertoe leiden dat wij een vergunning wijzigen of intrekken.
14
Hoofdstuk 6: Controle en handhaving 23. Controle en handhaving U bent verplicht zich te houden aan voorschriften en beperkingen die verbonden zijn aan de vergunning. Wij kunnen het nakomen hiervan controleren en bij overtreding moeten wij handhaven. De aandachtspunten in het kader van tegengaan van overlast zijn: handhaving van de eindtijden, de geluidsnormen en verstoringen van de openbare orde. Wij voeren de handhaving uit conform het handhavingsbeleid van de gemeente SintMichielsgestel. Bestuursdwang Wij passen bij ernstige overtreding van de voorschriften van een evenementenvergunning op grond van artikel 125 van de Gemeentewet bestuursdwang toe. De burgemeester kan dan een eind aan de overtreding maken. Meestal betekent dat het beëindigen van het evenement. Strafrechtelijke handhaving Het overtreden van een voorschrift van een evenementenvergunning is ook strafbaar op basis van de APV. Op grond van artikel 6:1 van de APV bestraffen we overtreding van onder meer artikel 2:25 van de APV met hechtenis of geldboete. Eventueel maken wij de rechterlijke uitspraak openbaar. Als wij constateren dat u een vergunning of ontheffing met de daarbij horende voorschriften of beperkingen overtreedt of niet naleeft handelen wij als volgt: 1. de vergunninghouder krijgt een mondelinge waarschuwing / aanzegging . Wij bieden de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn de overtreding, als dat mogelijk is, ongedaan te maken; 2. als u de overtreding niet ongedaan kan maken en/of aan de waarschuwing geen gehoor geeft, maken wij proces-verbaal op. Daarnaast is het mogelijk dat wij het evenement stil leggen.
Bijlagen 1. Kaart Groene Gemeente en doorgaande routes Een kaart waarop alle doorgaande routes zijn aangegeven, evenals gebieden zijn ingekleurd in het kader van de Groene Gemeente. 2. Richtlijn Brandveiligheid tijdens evenementen Een richtlijn van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. 3. Gebruik gemeentegrond, gemeentelijke materialen en voorzieningen Overzicht van de kosten voor het gebruik van gemeentegrond, gemeentelijke materialen en voorzieningen
15
Aldus besloten in de vergadering van het college van Burgemeester en wethouders gehouden op 10 april 2012 burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel, de secretaris, de burgemeester,
mr. A.H.P.G. van de Kerkhof
mr. J.C.M. Pommer
16
Bijlage 2 bij het Evenementenbeleid
17
Richtlijn Brandveiligheid tijdens Evenementen
18
VOORWOORD Het afgeven van vergunningen voor evenementen is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Eenduidige landelijke voorschriften en richtlijnen op het gebied van onder andere brandveiligheid ontbreken. De voorwaarden die op dit moment in vergunningen voor evenementen zijn worden opgenomen zijn daarom divers en per gemeente vaak totaal verschillend. Deze diversiteit van voorwaarden is niet alleen verwarrend voor de aanvrager maar kan rechtsongelijkheid in de hand werken. Om ten aanzien van de evenementen eenduidigheid in regels te bewerkstelligen is deze handreiking met brandpreventieve veiligheidsvoorschriften opgesteld. De voorschriften uit deze handreiking kunnen worden opgenomen in vergunningen die worden verleend ten aanzien van evenementen. Naast deze handreiking is er de “handreiking inzet hulpverleningsdiensten bij evenementen”. Deze handreiking bevat een opsomming van preparatieve maatregelen te nemen door overheidshulpdiensten (brandweer, politie en GHOR). Beide handreikingen hebben tot doel een eenduidige en gelijkluidende advisering op het gebied van evenementen binnen het gebied van de Hulpverleningsdienst Brabant-Noord mogelijk te maken. Toepassing van beide handreikingen biedt de mogelijkheid om de (brand)veiligheid ten aanzien van een groot deel van de veiligheidsketen te waarborgen. Met deze handreiking kan, mits deze gemeentelijk wordt vastgesteld en gepubliceerd, worden voldaan aan de eisen die de wetgever stelt voor gemeentelijk beleid. NOOT: Het voorliggende beleid Brandveiligheid Evenementen voldoet op het moment van schrijven aan de huidige geldende wettelijke regelgeving. Een wijziging in de regelgeving of het ontstaan van nieuwe inzichten kan aanleiding zijn om deze handreiking aan te passen. Jaarlijks, of indien noodzakelijk vaker, zal een nieuwe versie uitgebracht worden waarin deze aanvullingen en/of wijzigingen zijn verwerkt.
19
Inhoudsopgave Uitgangspunten brandveilig gebruik ................................................................................ 22 INLEIDING ........................................................................................................................................ 22 EVENEMENT..................................................................................................................................... 22 WETTELIJK KADER ............................................................................................................................ 23 RISICO’S EN MAATSCENARIO’S .......................................................................................................... 24 VOOROVERLEG. ............................................................................................................................... 25 EVENEMENTENPLAN ......................................................................................................................... 25 BEGRIPPEN. ..................................................................................................................................... 25
Brandveiligheidsvoorschriften (mobiele) bakkramen/wagens........................................ 28 ALGEMEEN....................................................................................................................................... 28 BAKRUIMTE ...................................................................................................................................... 28 OPSTELLEN MOBILE BAKKRAMEN VOOR GEVELS VAN GEBOUWEN ........................................................ 29 GASINSTALLATIE .............................................................................................................................. 29 AFVOER VAN VERBRANDINGSGASSEN EN DAMPEN .............................................................................. 30
Brandveiligheidsvoorschriften voor het gebruik van tijdelijke bouwwerken ................. 31 ALGEMEEN WAARONDER BEREIKBAARHEID/OPSTELLING ..................................................................... 31 VLUCHTMOGELIJKHEDEN .................................................................................................................. 31 ELEKTRISCHE INSTALLATIES INCLUSIEF NOODVERLICHTING. ................................................................ 32 INSTALLATIES VOOR VERWARMING EN KOOKDOELEINDEN.................................................................... 33 GASINSTALLATIE .............................................................................................................................. 33 BLUSMIDDELEN ................................................................................................................................ 34 BRANDWACHTEN .............................................................................................................................. 34 ROOKVORMING ................................................................................................................................ 35 MATERIAAL INRICHTING .................................................................................................................... 35 OPSLAG VAN MATERIALEN................................................................................................................. 35 3.12 DOORLOPEND TOEZICHT ........................................................................................................ 36
Brandveiligheidsvoorschriften braderieën in de buitenlucht.......................................... 37 ALGEMEEN WAARONDER BEREIKBAARHEID/OPSTELLING ..................................................................... 37 ELEKTRICITEIT ................................................................................................................................. 37 BLUSMIDDELEN. ............................................................................................................................... 37 GASINSTALLATIE .............................................................................................................................. 38
Brandveiligheidsvoorschriften evenementen in gebouwen ............................................ 40 Brandveiligheidsvoorschriften voor het gebruik van (kermis-)terreinen ....................... 42 VRIJHOUDEN VAN TERREINGEDEELTEN VOOR DE BRANDWEER ............................................................ 42 TERREININDELING ............................................................................................................................ 42 INDELING EN CONSTRUCTIE VAN DE TIJDELIJKE INRICHTING(EN) .......................................................... 42 ELEKTRISCHE INSTALLATIES.............................................................................................................. 42 BLUSMIDDELEN. ............................................................................................................................... 43 GASINSTALLATIE .............................................................................................................................. 43
Brandveiligheidsvoorschriften heteluchtballon/helikopter ............................................. 45 Brandveiligheidsvoorschriften kabelballon ..................................................................... 46 Brandveiligheidsvoorschriften ballonnen met helium..................................................... 47 Brandveiligheidsvoorschriften (straat)barbecues ........................................................... 48 Brandveiligheidsvoorschriften kampvuur/vreugdevuur .................................................. 49 Brandveiligheidsvoorschriften voor tent- en schuurfeesten .......................................... 50
20
ALGEMEEN WAARONDER BEREIKBAARHEID/OPSTELLING ..................................................................... 50 ELEKTRICITEIT ................................................................................................................................. 50 SCHUURFEEST ................................................................................................................................. 50 TENTFEEST ...................................................................................................................................... 51
Brandveiligheidsvoorschriften voor motorcross en trekker-trekwedstrijden ................ 52 ALGEMEEN WAARONDER BEREIKBAARHEID/OPSTELLING ..................................................................... 52 ELEKTRICITEIT ................................................................................................................................. 52 VEILIGHEIDSMAATREGELEN RENNERSKWARTIER(BUITENTERREIN)....................................................... 53 VEILIGHEIDSMAATREGELEN RENNERSKWARTIER(BINNEN IN SPORTCOMPLEX) ...................................... 53 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN PUBLIEKSTOEGANKELIJKE GEDEELTEN .................................................. 53
BIJLAGE 1
Impregneren van brandbare materialen ................................................ 54
BIJLAGE 2
Bedrijven gespecialiseerd in brandblusmiddelen ................................ 54
BIJLAGE 3
Normeringen (NEN, NEN-EN, NEN-ISO en DIN) .................................... 55
Stroomdiagram vergunningverlening brandveiligheid evenement APV* nee
evenementenvergunning vereist op basis van: APV
ja
ja
Als (en/of), 1. meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn; 2. bedrijfsmatig de in de regeling bouwbesluit 2003 bedoelde stoffen worden opgeslagen; 3. aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft; 4. aan meer dan tien personen jonger dan twaalf jaar, of aan meer dan tien lichamelijk en/of geestelijk gehandicapten dagverblijf zal worden verschaft.
nee standaardeisen uit bouwverordening en brandbeveiligingsverordening zijn van toepassing
ja bouwwerk Woningwet
ja
gebruiksvergunning vereist op basis van: bouwverordening
ja
gebruiksvergunning vereist op basis van brandbeveiligingsverordening
nee inrichting brandbeveiligingsverordening
* APV = Algemene Plaatselijke Verordening
21
Uitgangspunten brandveilig gebruik Inleiding Deze handreiking is bedoeld om de brandveiligheid tijdens evenementen te waarborgen. De brandveiligheid bij evenementen wordt in diverse regelgeving, met name gemeentelijke verordeningen, geregeld. Brandveiligheidsmaatregelen zijn onder te verdelen in preventieve, preparatieve en repressieve maatregelen. Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen door de vergunninghouder en door de overheid te nemen maatregelen. Het is belangrijk dit helder te formuleren in vergunningen zodat duidelijk is wie waar verantwoordelijk voor is en welke kosten dit met zich meebrengt. Zo kan bijvoorbeeld de aanwezigheid van een blusvoertuig enerzijds nodig worden geacht als preventieve maatregel en als vergunningvoorwaarde worden opgenomen. Anderzijds kan dit ook noodzakelijk zijn uit overwegingen van bereikbaarheid (zorgnormen). In het eerste geval is de aanvrager verantwoordelijk (ook financieel) voor het ter plaatse aanwezig zijn van het blusvoertuig, in het tweede geval zal de gemeente hiervoor zorg moeten dragen. Men moet zich echter terdege bewust zijn dat het beschikbaar stellen van een gemeentelijk blusvoertuig als preventieve maatregel bij een evenement gevolgen kan hebben voor de reguliere brandweerzorg. Of de overheid extra preparatieve of repressieve maatregelen moet nemen kan bepaald worden door gebruik te maken van de “Handreiking inzet hulpverleningsdiensten bij evenementen”. Hierbij moet niet alleen aandacht worden besteed aan het evenement zelf maar ook aan de omgeving van het evenement. Denk aan het bereikbaar blijven van bebouwing tijdens festiviteiten waarbij grote delen van bebouwde kom onbereikbaar worden. De omgeving is nadrukkelijk een verantwoordelijkheid van de overheid wanneer een evenement wordt toegestaan. Deze handreiking biedt standaardvoorschriften voor door de organisator te nemen preventieve en preparatieve maatregelen en gaat verder niet in op door de overheid te nemen maatregelen. Voordat wordt ingegaan op de van toepassing zijnde regelgeving volgt hieronder eerst een toelichting op de term “evenement”. Evenement Onder een ‘evenement’ wordt (in de Algemene Plaatselijke Verordening) verstaan: elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak. Een evenement is dus een publieke gebeurtenis. Een evenement kan zowel binnen als buiten plaatsvinden. De volgende activiteiten zijn bijvoorbeeld als evenement te benoemen: tenten < 50 personen (kampeerterrein); tenten > 50 personen (circustent en tentfeest); evenementen in de open lucht (braderie, bazaar, fancyfair, antiekbeurs, rommel- en vlooienmarkt, straatspeeldag, straattheater); evenementen in gebouwen ( braderie, bazaar, fancyfair, antiekbeurs, -rommelen vlooienmarkt, speeldag, theater, toneel); circus; kermis; bakkramen (vast en los);
22
-
luchtvaart (helikoptervlucht, ballonvaart); buurtfeest/ barbecue, vullen ballonnen; stoken open vuur (kampvuur); grootschalige evenementen (popfestival, marathon, groot sport evenement); trekker- trek wedstrijden (wedstrijd met zware landbouwvoertuigen).
Wettelijk kader Drie gemeentelijke verordeningen zijn van belang in het kader van brandveiligheid tijdens evenementen, de algemene plaatselijke verordening (APV), de brandbeveiligingsverordening en de bouwverordening. De evenementenvergunning op basis van de APV is de meest bekende vergunning die voor het houden van een evenement nodig is. Op het gebied van brandveiligheid kan in deze vergunning met name de bereikbaarheid voor brandweer voertuigen op de openbare weg worden geregeld. Voor het regelen van de bereikbaarheid op eigen terrein en andere brandveiligheidsmaatregelen, ook tijdens evenementen, is de gebruiksvergunning het geëigende middel. Belangrijk hierbij is waar het evenement wordt gehouden, in een bouwwerk als omschreven in het bouwbesluit of in een inrichting als omschreven in de brandbeveiligingsverordening. Dit bepaald namelijk de grondslag van de gebruiksvergunning, respectievelijk de bouwverordening of de brandbeveiligingsverordening. Een gebruiksvergunning op basis van de bouw (artikel 6.1.1)- of brandbeveiligingsverordening is vereist in de volgende gevallen: 1. er meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn; 2. er bedrijfsmatig de in de regeling bouwbesluit 2003 bedoelde stoffen worden opgeslagen; 3. er aan meer dan het aantal in de gemeentelijk bouwverordening genoemde aantal personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft; 4. er aan meer dan tien personen jonger dan twaalf jaar, of aan meer dan tien lichamelijk en/of geestelijk gehandicapten dagverblijf zal worden verschaft. 5 aan meer dan het in de gemeentelijke bouwverordening genoemde aantal personen bedrijfsmatig kamers worden verhuurd. In een gebruiksvergunning kunnen te allen tijde nadere eisen met het oog op brandveiligheid worden opgenomen. De in deze handreiking opgenomen voorschriften kunnen daarom onverkort als nadere eis in een gebruiksvergunning worden opgenomen. Bij een klein evenement waarbij geen gebruiksvergunning vereist is op bovenstaande gronden, moet worden voldaan aan de algemene eisen uit de bouw (artikel 6.2.1)- of brandbeveiligingsverordening. De vergunningverlening voor evenementen is per gemeente anders, soms wordt er gekozen voor het apart afgeven van een evenementen- en gebruiksvergunning. In het kader van de één loket gedachte is het echter wenselijk te kiezen voor een gecombineerde evenementen- en gebruiksvergunning. Het verdient de aanbeveling om te werken met de één loket gedachte. De coördinatie van de vergunningverlening kan dan bijvoorbeeld bij Publiekszaken ondergebracht worden.
23
De vergunningaanvraag moet minimaal 8 weken (Algemene Wet Bestuursrecht) voordat het evenement plaats vindt bij de gemeente ingediend worden, bij de aanvraag dient een tekening te worden bijgevoegd (schaal 1:100 of 1:200). De volgende zaken moeten hierop zijn aangegeven: Algemene eisen tekeningen. De ingang(en) en uitgang(en) van het terreingedeelte; Situatie van het terrein; De situatie van de tijdelijke inrichting en de indeling van de inrichting; Stoelenplan; Blusmiddelen; Ingang (en) met doorgangsbreedte; Uitgang (en) met doorgangsbreedte Nooduitgangen (en) met doorgangsbreedte; Aantal (te verwachten) bezoekers; Nood- en transparantverlichting; Eventueel aanwezige bluswater voorzieningen (brandkranen, geboorde putten) De terreinindeling; De (pagode-)tenten met gebruikersnaam; Het gebruik van energiebron t.b.v. koken/bakken/braden; Elektriciteitsvoorziening; Verwarmingsbron van de (pagode-)tenten; Contactperso(o)n(en) met bereikbaarheid; Naam evenement, naam vergunninghouder; Soort evenement; Eventuele aanvullende eisen tekeningen grote evenementen. Bewakingsinstelling met contactperso(o)n(en) en bereikbaarheid; EHBO-post(en); Communicatiemiddelen (i.v.m. bereikbaarheid hulpverlenende diensten) Opslagplaats van gasflessen + aangeven van de stofnaam met gevaren identificatienummer; Voorraad gasflessen; Draaiboek met betrekking tot opvang hulpverlenende diensten, en ontruiming bij calamiteit. (Calamiteitenplan) Openingstijden met betrekking tot voorstellingen; Verkeerscirculatieplan; Parkeervoorzieningen; Aan en afvoer bezoekers; Aantal aanwezige bedrijfshulpverleners (BHV-ers) Ontruimingsplan; Opslag Afval Risico’s en maatscenario’s Ieder evenement brengt zijn eigen risico´s en gevaarsaspecten met zich mee. Hierdoor zullen de brandveiligheidvoorschriften per evenement op maat moeten worden opgesteld en per evenement verschillen. De risico’s zijn bijvoorbeeld afhankelijk van: Het aantal bezoekers; Het soort evenement; De locatie waar het evenement plaatsvindt;
24
-
De bereikbaarheid van en de parkeermogelijkheden bij het evenement; De weersomstandigheden.
Door gebruik te maken van het risicoanalysemodel uit de “Handreiking inzet hulpverleningsdiensten bij evenementen” kan bepaald worden in welke mate brandpreventieve voorschriften noodzakelijk zijn. Het model gebruikt hiervoor drie risicokwalificaties te weten:”A”, “B” en “C”. Bij maatscenario “A” kan onverkort deze handreiking worden toegepast, preparatieve voorbereiding door overheidshulpdiensten is niet noodzakelijk. In het geval van risicokwalificatie “B” of “C” moet tevens de plicht tot het opstellen van een calamiteitenplan als voorschrift in de gebruiksvergunning en/of evenementenvergunning worden opgenomen. De preparatieve maatregelen van de overheidshulpdiensten (brandweer, politie en GHOR) kunnen dan hierop worden afgestemd. Vooroverleg Wanneer het een evenement uit de risicokwalificaties “B” of “C” betreft is een vooroverleg tussen de overheidshulpdiensten en de organisator altijd noodzakelijk. De vergunningverlener mag hiervan afwijken en kan ook in andere gevallen bepalen dat een vooroverleg vereist is. Evenementenplan 1. Voor de juiste beoordeling moet minimaal 15 werkdagen voor aanvang van het evenement, het definitieve evenementenplan bij de brandweer of gemeente ter goedkeuring zijn aangeboden. Hierop moet zijn aangegeven de plaats van de attracties, marktkramen en/of stands, evenals de plaatsen waar gebakken of gekookt wordt; 2. Op de dag(en) dat het evenement plaatsvindt, moeten de aanwijzingen die door of namens de commandant van de brandweer met betrekking tot de veiligheid van het publiek worden gegeven direct en stipt te worden opgevolgd; 3. Stands- en/of marktkraamhouders die niet voldoen aan de brandveiligheidvoorwaarden, die in de vergunningsvoorwaarden staan vermeld krijgen maximaal een half uur de tijd om orde op zaken te stellen. Indien na een half uur blijkt dat zij in gebreken blijven, moet hun (ondeugdelijke) apparatuur direct van het evenement verwijderd worden. Begrippen Bakkramen/bakwagens Bakkramen t.b.v. verkoop van oliebollen, patates frites, vis e.d. Deze kramen/wagens zijn door gespecialiseerde bedrijven gebouwd en moeten in het bezit zijn van een geldig keuringsrapport van de installaties. (zie voorbeeld Bijlage 4) Ballonvaarten Voor het (laten) opstijgen van hete lucht ballonnen moet een vergunning worden aangevraagd bij de rijksluchtvaartinspectie en het college van burgemeester en wethouders en moet te worden voldaan aan de voorwaarden zoals deze in de vergunningen zijn opgenomen. Bereikbaarheid De bereikbaarheid voor hulpverleningsvoertuigen is afhankelijk van de breedte van de rijbaan en de vrije hoogte boven de rijbaan. De benodigde vrije hoogte is altijd minimaal 4,2 meter. Voor de breedte ligt dit anders deze is afhankelijk van het soort
25
hulpverleningsvoertuig en de loop van de rijbaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen opstelplaats en rijroute. Voor het opstellen van een redvoertuig is bijvoorbeeld een vrije breedte van 4,5 meter benodigd terwijl voor het verplaatsen van een blusvoertuig 3,5 meter voldoende is. Als basiseis wordt in deze handreiking een minimale rijbaanbreedte van 3,5 meter gesteld. Gezien bovenstaande zal indien noodzakelijk de plaatselijke brandweer een bredere vrije rijbaan eisen. Voor meer informatie wordt verwezen naar de “Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” (2003) uitgegeven door de NVBR. (Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding) Braderieën Een tijdelijke markt met straatverkoop door winkeliers, ambachtslieden etc. Bij dit evenement wordt veelal gebruik gemaakt van marktkramen, mobile bakkramen, en zgn. vrije grond plaatsen. Deze braderieën vinden meestal plaats in de winkelstraat, -promenade of winkelcentrum. Circus Een reizende voorstelling waarbij in een tent aan het publiek een voorstelling wordt gegeven. Een circus staat vaak op een daarvoor aangewezen terrein. Het circus heeft meestal eigen voorzieningen voor wat betreft elektra e.d. Het evenement wordt vaak door de eigen organisatie afgesloten voor onbevoegden middels wagens en hekken. Helikoptervluchten Voor helikoptervluchten moet een vergunning worden aangevraagd bij de rijksluchtvaartinspectie en het college van burgemeester en wethouders. In de aanvraag moet een duidelijke opgave van type helikopter, plaats en tijd van opstijgen en/of landen alsmede op wat voor soort vlucht deze aanvraag betrekking heeft (rondvlucht; halen of brengen van passagiers e.d.)opgenomen worden. Evenementenvuurwerk Vuurwerkshows, meestal ter afsluiting van evenementen, waarbij gebruik gemaakt wordt van professioneel knal- en siervuurwerk. Dit vuurwerk wordt geheel verzorgd door professionele bedrijven. Vergunningen voor het tot ontbranding brengen van een vuurwerk moeten worden ingediend bij de provinciale overheid. Op grond van het vuurwerkbesluit zal de provincie de vergunningverlening voor het tot ontbranding brengen van een vuurwerk afwerken. Bij het tot ontbranding brengen van een vuurwerk worden veiligheidsafstanden tussen de afsteekplaats en het publiek gehanteerd tussen de 30 en 200 meter afhankelijk van het kaliber van het vuurwerk. De burgemeester dient echter te allen tijde een verklaring van geen bezwaar af te geven. Kermis Een opstelling van kramen, mobile bakwagens en mechanische attracties, vaak op een afgesloten terrein, maar ook in combinatie met een braderie op de openbare weg die voor dit doel wordt afgesloten. Overige (grootschalige) evenementen Dit zijn nader in te vullen activiteiten welke zowel binnen als buiten, al of niet op openbaar terrein kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld: muziekfestivals, ruiterdagen; speciale activiteiten t.b.v. invaliden en/of mindervalide etc. Activiteiten waarbij grote groepen mensen en/of dieren aanwezig (kunnen) zijn.
26
Rommelmarkt Markt voor tweedehands goederen. Ook wel “snuffelmarkt” genoemd. Dit type markt vindt plaats zowel met als zonder kramen. Daarnaast vindt op diverse locatie jaarlijks rommelmarkten plaats bij kerken, scholen, sportverenigingen, buurthuizen e.d. Ook hier moet men, evenals bij braderieën rekening houden met diverse (brand)veiligheidseisen qua opstelling van kramen en vrije uitstalplaatsen. Stands t.b.v. promotiewerkzaamheden Veelal zijn dit ook ingehuurde (markt-)kramen. Ook kunnen dit mobiele stands of stands gebouwd door standbouwers zijn. Straat- of buurtfeest Dit zijn feesten die direct met en door bewoners van een straat of buurt worden georganiseerd. Deze activiteiten vinden plaats op de openbare weg, die voor dit doel aan het verkeer onttrokken moet worden. Straatspeeldag Een jaarlijks terugkerend, voor kinderen georganiseerd feest, waarbij spelletjes worden georganiseerd en bijvoorbeeld een springkussen wordt neergezet. Wegafsluitingen vinden veelal in meerdere wijken tegelijkertijd plaats gedurende de middaguren, meestal op de woensdagmiddag. Straattheater of -toneel Bezienswaardig schouwspel, een op een plein of straat uitgevoerd toneelspel. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een op de betreffende plaats opgebouwd toneel en van in rijen opgestelde zitplaatsen voor het publiek. Als er tijdens de toneelvoorstelling gebruik wordt gemaakt van theatervuurwerk, dient hiervoor bij de provinciale overheid een ontbrandingsvergunning aangevraagd te worden. Trekker - Trek wedstrijden Wedstrijd met landbouwvoertuigen, in de klasse lichte, middel en zware voertuigen. In de klasse licht en middel is de gebruikte brandstof hoofdzakelijk diesel. In de klasse zwaar wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van (licht) ontvlambare brandstoffen, met een vlampunt lager dan 21°C. Wedstrijden spelen zich meestal af in de buitenlucht, soms echter in evenementenhallen of beursgebouwen. Tent en Schuurfeesten Typische plattelandsfeesten, georganiseerd door en voor met name mensen uit de buitengebieden. Dit zijn relatief grote feesten met een bepaald besloten karakter met bezoekersaantallen van enige tientallen tot soms duizenden personen. Deze feesten worden gehouden in een schuur of gebouw, wat niet primair bestemd is voor de beoogde publieksfunctie. Motorcross Wedstrijd met crossmotoren in diverse klassen, welke zowel op buitenterreinen als in sportcomplexen kunnen plaatsvinden. Dit zijn relatief grote evenementen, waarbij vaak veel publiek wordt verwacht. Het te gebruiken terrein is vaak opgedeeld in publiekstoegankelijke delen, rennersgedeelte en wedstrijdterrein.
27
Brandveiligheidsvoorschriften (mobiele) bakkramen/wagens Algemeen 1. Brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen moeten vrijgehouden worden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Bebouwingen achter bakkramen/wagens moeten bereikbaar zijn en bereikbaar worden gehouden; 2. Ten behoeve van het verkeer van de hulpverlenende diensten (politie, brandweer, ambulance) moet een doorgaande route met een breedte van 3,5 meter en een hoogte van 4,2 meter worden vrijgehouden. Eventueel geplaatste hekwerken die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijk kunnen worden verwijderd; 3. De bakkramen/wagens moeten zodanig zijn opgesteld, dat deze op generlei wijze gevaar opleveren voor de omgeving; 4. Het aanbrengen van borden vlaggen e.d. aan de luifels van bakkramen/wagens binnen voorgenoemde 3,5 meter is verboden; 5. De elektrische installatie moet voldoen aan de norm NEN 1010 (veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties) 6. De elektrische installatie moet zijn voorzien van groepszekeringen en een aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA; 7. De verplaatsbare leiding/verlengsnoer van de wagen naar het aansluitpunt moet ten minste 3 aderig zijn, met een nominale kerndoorsnede van 2½ mm², beschermd door een neopreen ommanteling. Deze leiding mag geen beschadigingen of gebreken vertonen en plaatsing moet zodanig zijn dat publiek er niet over kan struikelen. Bakruimte 1. De bakinstallatie (frituuroven) moet zodanig zijn geconstrueerd dat olie of vet niet in de verbrandingsruimte kan komen (bijvoorbeeld door overbruisen, waarbij olie over de rand of door de kieren om de rand vloeit) Frituren in oliën en vetten is alleen toegestaan in ruimtes die daarvoor ingericht zijn. 2. Elk bak- en braadtoestel moet zijn voorzien van een goed functionerende thermostaat of thermokoppel met een maximum ingestelde waarde van 190°C; 3. Een eventueel opgesteld gaskomfoor moet zijn opgesteld op een plaat van onbrandbaar en slecht warmte geleidend materiaal; 4. Het draagvlak onder bak- en braadtoestellen moet ten minste 0,1 meter buiten de toestellen onbrandbaar zijn, danwel zijn bekleed met een onbrandbare en de warmte slecht geleidend materiaal. De wanden die in de nabijheid van een toestel zijn geplaatst, moeten tot 0,5 meter rondom het toestel van onbrandbaar en slecht warmte geleidend materiaal zijn vervaardigd. 5. Elektrisch verwarmde bakpannen c.q. installaties moeten thermosstatisch tegen oververhitting zijn beveiligd met een maximum ingestelde waarde van 190°C; 6. In elke mobiele bakkraam moet nabij de toegangsdeur een blustoestel met een inhoud van ten minste 6 kg poeder; 5 kg koolzuursneeuw of gelijkwaardige vulling én een blusdeken (afm.120x90 cm) en/of goed passende deksels aanwezig zijn; 7. Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een geldige Rijkskeurmerk met rangnummer en moet overeenkomstig de norm NEN 2559 worden onderhouden.
28
8.
Een blustoestel moet zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is aangegeven. Losse verwarmingstoestellen met open vuur zijn verboden.
Opstellen mobile bakkramen voor gevels van gebouwen 1. Het opstellen van mobile bakkramen voor uit steenachtige materialen opgetrokken gevels van gebouwen waarin zich tot een afstand van 5 meter rondom de mobile bakkraam geen ramen bevinden (links, rechts en boven) is toegestaan. 2. Het opstellen van mobile bakkramen voor gevels van gebouwen waarin zich brandbare constructiedelen of raamopeningen bevinden is niet toegestaan, de minimale afstand tot deze gebouwen dient ten minste 5 meter te bedragen. 3. Voor het frituren in oliën en vetten anders dan in mobile bakkramen gelden dezelfde voorschriften. Gasinstallatie 1. De bij de bakwagen aanwezige losse gasflessen, mogen geen grotere inhoud hebben dan de benodigde dagvoorraad. Een losse gasfles mag een waterinhoud hebben van ten hoogste 115 liter en mogen niet meer dan twee gasflessen met een waterinhoud van 115 liter gelijktijdig bij de bakkraam aanwezig zijn. 2. De ruimte waarin de gasflessen staan moet in de bodem op de buitenlucht zijn geventileerd door middel van ten minste twee, zover mogelijk uit elkaar liggende, niet afsluitbare openingen. De netto doorlaat van de ventilatieopeningen moet 1/40 van het vloeroppervlak te zijn met een minimum van 100 cm² per opening. De ruimte moet gasdicht gescheiden zijn van de gebruiksruimte en mag slechts van buitenaf door middel van een deur of luik bereikbaar zijn. 3. Een flessengasinstallatie moet blijvend voldoen aan het bepaalde in NEN 3324, uitgave 1965, NEN 3324-A (aanvulling op NEN 3324), uitgave 1971 en NPR 2921; 4. De eventuele opstelling tussen de gasflessenopslag en/of overige voor verwarming bestemde brandstoffen in de tijdelijke inrichting, moet minimaal 5 meter bedragen, De opslagplaats van de gasflessen achter de bakwagen/kraam mag niet toegankelijk zijn voor publiek en moet voorzien zijn van het opschrift “ROKEN EN OPEN VUUR VERBODEN” in 8 cm; 5. LPG mag niet worden toegepast behalve voor het aandrijven van verbrandingsmotoren; 6. Gasflessen moeten voorzien zijn van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk. Het gebruik van gasflessen waarvan de keuring, blijkens de ingeslagen waarmerken, meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden zijn verboden; 7. Een lege gasfles moet gescheiden van de gevulde gasflessen worden bewaard altijd met gesloten afsluiter; 8. Afsluiters moeten tegen beschadigingen zijn beschermd. Indien de bescherming bestaat uit een afneembare kop, moet deze bij niet in gebruik zijnde gasflessen zijn opgeschroefd; 9. Het gebruik van een reduceer (drukregelaar) ouder dan 5 jaar is verboden; 10. Het verbruikstoestel mag alleen op de standplaats in werking zijn. Tijdens het transport van de bakwagen moeten de afsluiters van gasflessen en/of gastank te allen tijde gesloten zijn; 11. Alle toegepaste appendages moeten van een door Lloyds Register-Stoomwezen goedgekeurd type zijn;
29
12.
13.
14.
15.
16.
Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste (koper) leiding. Aan het einde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestel moet zich een afsluiter bevinden; Het gebruik van een gasslang is alleen toegestaan voor aansluiting van een verbruikstoestel op het leidingnet, als koppelslang tussen een tank/fles en het leidingnet en als koppelslang tussen een tank/fles en een manifold; Elke verbindingsslang tussen drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet: Zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen; Zijn bevestigd door middel van slangklemmen op slangpilaren; Vrij en ongespannen zijn aangelegd; Zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen; De gasslang mag maximaal 2 jaar oud zijn en zo kort mogelijk zijn gehouden. De maximale slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag 5,00 meter bedragen; Propaanslangen moeten zijn voorzien van de opgedrukte tekst “PROPAAN” en het jaar van fabricage. Het leidingnet en het toebehoren moeten iedere 2 jaar en zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties) worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn, welke mede door de vergunninghouder is ondertekend. De keuring en beproeving moeten bevatten: Controle op de vereiste beveiligingen van het leidingsysteem en controle op de goede werking van deze beveiligingen; Controle op de toepassing van goedgekeurd toebehoren; Beproeving met lucht of met inert gas. Het leidingsysteem en het toebehoren moeten steeds in goede staat van onderhoud verkeren;
Afvoer van verbrandingsgassen en dampen 1. Binnen een afstand van 0,3 meter van de afvoerleiding voor de bakdampen en de afvoerleiding voor de verbrandingsgassen, mogen geen brandbare stoffen aanwezig zijn. Tenzij deze zijn bekleed met een onbrandbaar en slecht warmtegeleidend materiaal; 2. De verbrandingsgassen van de bak- en braadtoestellen moeten d.m.v. afvoerleidingen van onbrandbaar en hittebestendig materiaal worden afgevoerd. De wand- of dakdoorvoeringen moeten zijn uitgevoerd met een dubbelwandige nis bus. 3. Een afvoer van bakdampen en verbrandingsgassen in één leiding is toegestaan, mits de verbrandingsgassen gemeten op de plaats van samenkomst geen hogere temperatuur hebben dan 200°C; 4. De filters van de luchtreinigingsinstallatie dienen zo vaak gereinigd/vervangen te worden als dit voor de goede werking noodzakelijk is;
30
Brandveiligheidsvoorschriften voor het gebruik van tijdelijke bouwwerken Waaronder tenten t.b.v. diverse doeleinden (inrichting e.d.) Algemeen waaronder bereikbaarheid/opstelling 1. De bereikbaarheid van de tijdelijke inrichting moet zodanig zijn dat hulpdiensten het object tot op minimaal 40 meter van de toegang kunnen benaderen; 2. Ten behoeve van toegang van hulpverlenende diensten, moet een doorgaande route met een breedte van 3,5 meter en een hoogte 4,2 meter te worden vrijgehouden. Hekwerken die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijk kunnen worden verwijderd. In deze route mogen geen losse goederen (zoals vlaggen, kledingrekken en overige) worden geplaatst; 3. Brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen moeten worden vrijgehouden en te allen tijde bereikbaar te zijn voor brandweervoertuigen. Alle toegangen tot de gebouwen achter de tijdelijke bouwsels dienen bereikbaar te zijn en bereikbaar te worden gehouden. 4. Indien het terrein (tijdelijk) is afgesloten moet duidelijk de (brandweer-)ingang zijn aangegeven en het toegangshek gemakkelijk zijn te openen, dan wel door een (eventuele) bewaking geopend te worden; 5. Rondom een tijdelijke inrichting(tent) moet een ruimte worden vrijgehouden van ten minste 7,5 meter. De inrichting mag tegen een gevel geplaatst worden, indien deze is vervaardigd van steenachtig materiaal en geen openingen heeft zoals deuren en/of ramen.; 6. Als er in de betreffende gevel ramen en deuren aanwezig zijn, of als de gevel is opgebouwd of bekleed met brandbare materialen moet er een ruimte van tenminste 5 meter voor de betreffende gevel vrij gehouden te worden. 7. (Tui-)draden, elektriciteitskabels e.d. welke over de weg/terrein zijn gespannen dienen minimaal 4,2 meter boven het straatniveau worden aangebracht. Vluchtmogelijkheden 1. In ruimten waar personen kunnen verblijven moeten voldoende vluchtmogelijkheden aanwezig zijn, waarbij wordt voldaan aan de volgende eisen: De hoogte moet minimaal 200 cm bedragen; De totale breedte van de uitgangen is gelijk aan het aantal personen vermenigvuldigd met 0,9 in cm; Bij meer dan 200 personen moeten er minimaal twee, zover mogelijk uit elkaar gelegen, uitgangen zijn (minimaal 5 meter uit elkaar); 2. De vloeren in vluchtwegen moeten zodanig zijn uitgevoerd dat deze stroef zijn en een aaneengesloten geheel vormen; 3. Vloeren in vluchtwegen en ruimten waarin personen kunnen verblijven (met uitzondering van dansvloeren) en treden van trappen die deel uitmaken van vluchtwegen, moeten steeds voldoende stroef zijn; 4. De ingangen, uitgangen, nooduitgangen, doorgangen, gangpaden, trappen en vluchtwegen moeten te allen tijde over de volle breedte zijn vrijgehouden van obstakels. 5. Aan de buitenzijde van de, op de gewaarmerkte tekening(en) aangegeven nooduitgang(en), moet duidelijk zichtbaar het opschrift: “NOODUITGANG VRIJHOUDEN” te zijn aangegeven in ten minste 8 cm hoge letters;
31
6.
7.
8.
9.
10. 11.
12.
13.
14. 15.
Deuren en andere beweegbare voorzieningen welke een brand- en/of rookwerende functie hebben, mogen niet langer in geopende stand worden gehouden, dan voor het verkeer van personen of goederen noodzakelijk is; Binnen een straal van 2 meter van de (nood-) uitgang(en) mogen geen tafels, stoelen, tuien of andere obstakels aanwezig zijn. Dit geldt eveneens voor de buitenzijde; De opstelling van meubilering moet voldoen aan het gestelde in artikel 6 van bijlage 4 uit de vigerende Bouwverordening. Tussen tafels met daar omheen gegroepeerde stoelen en/of andere opstellingen moeten ruime gangpaden aanwezig zijn, die rechtstreeks naar de uitgangen leiden. De aanvrager van de vergunning dient een stoelenplan in de schaal 1:100 bij de aanvraag te overleggen. De omgeving van een evenemententerrein moet zo ingericht zijn dat er bij calamiteiten voldoende vluchtmogelijkheden aanwezig zijn, deze moeten vrij zijn van obstakels en duidelijk zijn aangegeven; Het aantal toe te laten personen bij een evenement wat buiten plaats vindt is vastgesteld op drie personen per vierkante meter vrij vloeroppervlak; Alle kabels en overige leidingen die op de grond zijn gesitueerd t.b.v. enige voorziening in de tijdelijke inrichting, dienen op zodanige wijze te zijn beschermd, dat beschadiging, struikelen en/of vallen wordt voorkomen; Kabels die bovengronds via palen e.d. naar de tijdelijke inrichting voeren moeten bij het kruisen van een toegangspad tot de tent of vluchtweg op een minimale hoogte van 4,5 meter boven het pad worden aangebracht. Bij onvoldoende daglichttoetreding en bij avondgebruik moeten de vluchtwegen buiten de tijdelijke inrichting voldoende zijn aangelicht. De inrichting moet voorzien zijn van noodverlichting, zoals omschreven in het bouwbesluit. In de inrichting dient voldoende vluchtwegaanduiding te zijn aangebracht. Een deur in een vluchtroute wordt bij aanwezigheid van personen in het tijdelijke bouwwerk uitsluitend zodanig gesloten, dat de deur ten behoeve van deze personen van binnen uit ogenblikkelijk over de minimaal vereiste breedte kan worden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander losvoorwerp.
Elektrische installaties inclusief noodverlichting 1. Alle voorzieningen t.b.v. de elektra moeten voldoen conform het gestelde in de geldende norm NEN 1010; 2. Het gebruik van andere verlichting dan elektrische verlichting is verboden; 3. Elektrische verlichting moet zodanig te zijn aangebracht dat geen materialen in brand kunnen geraken; 4. In voor personen bestemde ruimte(n) waar onvoldoende daglicht binnentreedt, moet met het oog op het veilig kunnen verlaten van het gebouw in die ruimten tijdens het gebruik daarvan een zodanige elektrische verlichting in werking zijn, dat de verlichtingssterkte op vloerniveau ten minste 10 lux bedraagt; 5. Indien een ruimte de mogelijkheid met zich meebrengt dat deze tijdens de aanwezigheid van personen wordt verduisterd, is in die ruimte, indien er meer dan vijftig personen gelijktijdig verblijven, elektrische verlichting aanwezig van zodanige sterkte dat een redelijke oriëntering mogelijk is. De installatie moet voldoen aan de NEN-EN 1838 en de NEN 6088 (pictogrammen); 6. Transparantverlichting (vluchtrouteaanduiding) moet zodanig zijn aangebracht dat deze voor een ieder te allen tijde zichtbaar is; 7. Defecte lampen van de noodverlichting moeten direct worden vervangen;
32
8.
9.
Transparantverlichting moet gedurende de aanwezigheid van personen continu branden en dienen zodanig te zijn aangebracht dat deze voor een ieder te allen tijde zichtbaar is; De opstelling van een (nood-) stroomaggregaat moet op minimale afstand van 5 meter buiten de tijdelijke inrichting te geschieden.
Installaties voor verwarming en kookdoeleinden 1. Het is verboden een verwarmingsinstallatie of verwarmingstoestel op zodanige wijze te gebruiken, dat het gebruik gevaar oplevert voor het ontstaan van brand; 2. In tenten of kramen met een lagere brandvoortplantingsklasse dan 2 (dus klasse 3 of 4) moet er een brandwerende scheiding rondom de warmtebron aanwezig zijn (t.w. een scheiding van brandwerend materiaal tot 0,6 meter hoogte, gemeten vanaf het hart van de warmtebron) indien de warmtebron minder dan 1 meter vanaf het tentdoek/materiaal staat opgesteld, en boven het kooktoestel moet (indien het doek lager dan 2,5 meter hangt) eveneens een brandwerende scheiding te worden aangebracht. Dit materiaal moet 30 minuten brandwerend zijn. 3. Bij de bak-/kookinstallatie moet een blustoestel met een inhoud van ten minste 6 kg poeder; 5 kg koolzuursneeuw of gelijkwaardige vulling aanwezig zijn. Ten minste 1x per jaar moet aan het blustoestel, door een aantoonbaar ter zake kundige, het nodige onderhoud worden verricht; 4. Frituren in oliën en vetten in tenten is niet toegestaan. Gasinstallatie 1. De ruimte waarin de gasflessen staan moet voldoende geventileerd zijn; 2. Een flessengasinstallatie moet blijvend voldoen aan het bepaalde in NEN 3324, uitgave 1965, NEN 3324-A (aanvulling op NEN 3324), uitgave 1971 en NPR 2921; 3. De eventuele opstelling tussen gasflessenopslag en/of overige voor verwarming bestemde brandstoffen in de tijdelijke inrichting, moet minimaal 5 meter bedragen. De opslagplaats van de gasflessen moet afgesloten te zijn d.m.v. een deugdelijk hekwerk met een hoogte van 2 meter en voorzien van het opschrift “VERBODEN TE ROKEN” in 8 cm. Drukhouders dienen goed geventileerd te zijn in de buitenlucht en beschermd tegen opwarming door zonnestraling; 4. LPG mag niet worden toegepast ; 5. Gasflessen moeten voorzien zijn van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk. Gasflessen waarvan de goedkeuring, blijkens de ingeslagen waarmerken, meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden zijn verboden; 6. Een lege gasfles moet altijd met gesloten afsluiter worden bewaard; 7. Afsluiters moeten tegen beschadigingen zijn beschermd. Indien de bescherming bestaat uit een afneembare kop, moet deze bij niet aangesloten flessen zijn opgeschroefd; 8. Het gebruik van een reduceer (drukregelaar) ouder dan 5 jaar is verboden; 9. Het verbruikstoestel mag alleen op de standplaats in werking zijn. Tijdens het transport van de bakwagen moeten de afsluiters van gasflessen en/of gastank te allen tijde gesloten zijn; 10. Alle toegepaste appendages moeten van een door Lloyds Register-Stoomwezen goedgekeurd type zijn;
33
11.
12.
13.
14.
15.
Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste (koper) leiding. Aan het einde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestel moet zich een afsluiter bevinden; Het gebruik van een slang is alleen toegestaan voor aansluiting van een verbruikstoestel op het leidingnet, als koppelslang tussen een tank/fles en het leidingnet en als koppelslang tussen een tank/fles en een verdeler (manifold); Elke verbindingsslang tussen drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet: zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen; zijn bevestigd door middel van slangklemmen op slangpilaren; vrij en ongespannen zijn aangelegd; zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen; De gasslang mag maximaal 2 jaar oud zijn en zo kort mogelijk zijn gehouden. De maximale slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag 10 meter bedragen; Propaanslangen zijn er in twee uitvoeringen: de oranje/bruin gekleurde, met op de slang het jaar van aanmaak aangegeven en de zwarte slang met vaste metalen koppelingen. Het jaar van fabricage is hier ingeponst op de metalen koppeling. Het leidingnet en het toebehoren moeten iedere 2 jaar en zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties) worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende, verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn, welke mede door de vergunninghouder is ondertekend. Het leidingsysteem en het toebehoren moeten steeds in goede staat van onderhoud verkeren;
Blusmiddelen 1. In het bouwsel moeten voldoende draagbare blustoestellen zijn aangebracht. In de directe nabijheid van een kooktoestel en bij iedere uitgang moet ten minste één blusmiddel aanwezig zijn met een minimale inhoud van 6 kg bluspoeder of 6 liter sproeischuim; 2. In de onmiddellijke nabijheid van een bak-, braad- of frituurtoestel moeten goed passende deksels of een blusdeken aanwezig zijn om het toestel in geval van brand te kunnen afdekken; 3. Een blusmiddel moet voor iedereen duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn aangebracht, voor direct gebruik gereed zijn en in goede staat van onderhoud verkeren; 4. Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een geldige Rijkskeurmerk met rangnummer en moet overeenkomstig de norm NEN 2559 worden onderhouden. Een blustoestel moet zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is aangegeven. Brandwachten 1. In verband met de brandveiligheid kan de commandant brandweer voor bepaalde activiteiten of locaties bepalen dat tijdens bijzondere festiviteiten een wachtdienst moet worden ingesteld. Deze bewaking moet geschieden door gediplomeerd ( en ter zake kundig) brandweerpersoneel. (diploma brandwacht overleggen)
34
Rookvorming 1. Rookvorming door bijvoorbeeld een rookapparaat, koudijs of op andere wijze gemaakt, mag nooit een veilige en snelle ontruiming verhinderen. Materiaal inrichting 1. Stoffering en versiering moeten vrijgehouden worden van spots en andere warm wordende apparatuur, waarvan de oppervlaktetemperatuur meer dan 80 graden °C bedraagt. 2. Gordijnen en andere verticale stofferingen moeten 10 cm vrij van de vloer worden gehouden. Tussen het vloeroppervlak van een ruimte en de aangebrachte versiering moet een vrije ruimte van minimaal 2,5 meter overblijven. Deze versiering mag niet gemakkelijk ontvlambaar zijn, in geval van brand mag geen druppelvorming plaatsvinden. 3. Met brandbaar gas gevulde ballonnen mogen niet aanwezig zijn. 4. De toe te passen, verticaal op te hangen textielproducten moeten in vluchtwegen en in ruimten waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven, een navlamduur hebben van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden, bepaald volgens de normen NEN-EN-ISO 6940 en 6941, uitgaven 1995. 5. De toegepaste bekledingsmaterialen moeten voldoen aan: NEN 1775, uitgave 1991, en NEN 1775/C2, uitgave 1992, klasse T1 ten aanzien van vloeren, of aan NEN-EN 13501-1 Europese norm, vastgesteld 15 mei 2003, Staatscourant; NEN 6065, uitgave 1991, en NEN 6065/C1, uitgave 1992, klasse 2 ten aanzien van de overige aankleding en versiering, of aan NEN-EN 13501-1 Europese norm, vastgesteld 15 mei 2003, Staatscourant; De nood- en transparantverlichting mag niet door gordijnen en/of versieringen aan het oog zijn onttrokken. 6. De aanwezige blusmiddelen mogen eveneens niet door gordijnen en/of versieringen aan het oog zijn onttrokken. 7. Kaarsen moeten op stabiele en degelijke, niet gemakkelijk ontvlambare, standaards zijn vastgezet. Kaarsen mogen tijdens evenementen alleen als tafel decoratie worden toegepast. 8. Het gebruik van olielampen is niet toegestaan. 9. De aanwezige asbakken en/of papierbakken moeten van onbrandbaar materiaal zijn; 10. Asverzamelaars moeten van onbrandbaar materiaal zijn en moeten voorzien van een deksel. 11. Daar er nog geen Nederlandse norm voor tentdoek is vastgelegd, wordt er gebruik gemaakt van de normen, welke in Europa al in gebruik zijn. Het tentdoek moet voldoen aan de DIN 4102/B1-B2 of M1-M2. De normering M1-M2 is altijd terug te vinden in de randen van het tentdoek. Bij gebruik van tentdoek welke voldoet aan de DIN 4102/B1-B2 dient er een (kopie)certificaat aanwezig te zijn. Opslag van materialen 1. Het is verboden voorwerpen of stoffen in de inrichting of in de omgeving daarvan op te slaan of neer te zetten indien daardoor het gebruik van telefoons, blusmiddelen, vluchtwegen nood- en uitgangen bemoeilijkt wordt. 2. Het opslaan van brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen mag slechts plaatsvinden zoals deze op de door de brandweer gewaarmerkte tekening(en) is aangegeven.
35
3.11 1
2
3 4
5
6
3.12 1.
Opstelling van inventaris Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen een vrije ruimte aanwezig zijn van ten minste 0,40 meter, gemeten tussen de loodlijnen door de elkaar dichtst naderende gedeelten van de rijen. Indien in een rij tussen zitplaatsen tafeltjes zijn geplaatst, moet de genoemde vrije ruimte ter plaatse van de tafeltjes doorlopen. In rijen opgestelde zitplaatsen, waarbij sprake is van; meer dan 4 stoelen in een rij, en meer dan 4 rijen, en een ruimte waarin meer dan 100 stoelen aanwezig zullen zijn, zijn zo gekoppeld dan wel aan de vloer bevestigd dat deze ten gevolge van gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen. De stoelkoppeling moet ten genoegen van burgemeester en wethouders zijn uitgevoerd. Een rij zitplaatsen, die slechts aan één einde op een gangpad of uitgang uitkomt, mag niet meer dan 8 zitplaatsen bevatten. Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of een uitgang uitkomt, mag ten hoogste bevatten: 16 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen kleiner is dan 0,45 meter; 32 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 0,45 meter; 50 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 0,45 meter en er bovendien aan beide einden van de rijen per 4 rijen een uitgang met een breedte van ten minste 1,10 meter aanwezig is. De inrichting van een ruimte, met inbegrip van door personen bezette stoelen, neemt tot een hoogte van 2,5 meter slechts zodanige oppervlakten in beslag – gemeten in loodrechte projectie op de vloer- dat ten minste 0,25 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor geen zitplaats aanwezig is; 0,30 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die zodanig is of is aangebracht dat deze ten gevolge van gedrang niet kan verschuiven of omvallen; 0,50 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die niet zodanig is of is aangebracht dat deze ten gevolge van gedrang niet kan verschuiven of omvallen. Inrichtingen in een ruimte waarin personen verblijven, zijn, indien de vrije vloeroppervlakte minder dan 0,5 m2 per persoon bedraagt, zodanig aangebracht dat zij ten gevolge van gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen. Doorlopend toezicht Gedurende de tijd dat personen in de inrichting aanwezig zijn, moet een voor de naleving van de voorwaarden van de vergunning verantwoordelijke personen aanwezig zijn die de aanwijzingen van de met controle belaste ambtenaren op eerste aanzegging uitvoert of doet uitvoeren.
36
Brandveiligheidsvoorschriften braderieën in de buitenlucht Algemeen waaronder bereikbaarheid/opstelling 1. De stands en/of marktkramen alsmede eventueel te plaatsen podia moeten zodanig worden aangebracht dat alle toe- en uitgangen van woningen en/of bedrijven onbelemmerd zijn te bereiken en de bluswaterwinplaatsen (brandkranen en/of open water) te allen tijde voor brandweervoertuigen bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn; 2. Ten behoeve van het verkeer van de hulpverlenende diensten moet een doorgaande route met een breedte van 3,5 meter en een hoogte 4,5 meter worden vrijgehouden 3. Tussen de achterzijde van de standplaatsen en de achterliggende bebouwing moet een strook van ten minste 1 meter breed worden vrijgehouden; 4. Kramen moeten zodanig worden opgesteld, dat deze op generlei wijze gevaar opleveren voor de omgeving; 5. Tegenover elkaar geplaatste kramen dienen een onderlinge afstand te hebben van minimaal 3,5 meter, gemeten tussen de luifels; 6. Het op enigerlei uitstallen van goederen binnen de voorgenoemde 3,5 meter is verboden; 7. Het aanbrengen van borden, vlaggen e.d. aan de luifels binnen de 3,5 meter is verboden; 8. (Tui-)draden, elektriciteitskabels e.d. welke over de weg zijn gespannen dienen minimaal 4,5 meter boven het straatniveau worden aangebracht; 9. Kabels welke op de grond liggen dienen beschermd te zijn en wel zodanig dat niet over de kabels gestruikeld kan worden, dan wel op enige wijze niet beschadigd kunnen worden; 10. Verkooppunten waar wordt gebakken of gekookt, moeten zijn opgesteld op een afstand van ten minste 5 meter vanaf de bebouwing (deze voorwaarde geldt niet indien de betreffende gevel geheel is opgetrokken uit steenachtig materiaal en niet is voorzien van ramen en deuren. 11. De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden. Elektriciteit 1. Elektriciteitsinstallaties moeten voldoen aan NEN 1010 en nadere eisen van het plaatselijke energiebedrijf. Aanleg en plaatsing van leidingen moet zodanig geschieden, dat het publiek er niet over kan struikelen of vallen. 2. Schakelaars en zekeringkasten van elektrische installaties dienen onbereikbaar te zijn voor publiek. 3. Elektriciteitskabels moeten zodanig zijn bevestigd, dat niemand daarmee in aanraking kan komen dan wel daarover struikelen. 4. Elektriciteitskabels moeten te allen tijde volledig van de haspel afgerold zijn. Blusmiddelen 1. Nabij eventueel te plaatsen verkooppunten, waarin een kook-of baktoestel aanwezig is, moet een blustoestel met een inhoud van ten minste 6 kg poeder; 5 kg koolzuursneeuw of gelijkwaardige vulling aanwezig zijn.
37
2.
3.
Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een geldige Rijkskeurmerk met rangnummer en moet overeenkomstig de norm NEN 2559 jaarlijks worden onderhouden. Een blustoestel moet zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is aangegeven. In de onmiddellijke nabijheid van een bak-, braad- of frituurtoestel moeten goed passende deksels of een blusdeken aanwezig zijn om het toestel in geval van brand te kunnen afdekken.
Gasinstallatie 1. De bij de bakkramen aanwezige losse gastank(s) en/of gasflessen, mogen er niet meer zijn dan de benodigde werkvoorraad per dag. Een losse gasfles mag een waterinhoud hebben van ten hoogste 115 liter; 2. De ruimte waarin de gasflessen staan moet voldoende geventileerd zijn; 3. Een flessengasinstallatie moet blijvend voldoen aan het bepaalde in NEN 3324, uitgave 1965, NEN 3324-A (aanvulling op NEN 3324), uitgave 1971 en NPR 2921; 4. De eventuele opstelling tussen gasflessenopslag en/of overige voor verwarming bestemde brandstoffen in de tijdelijke inrichting, moet minimaal 5,00 meter. bedragen. De opslagplaats van de gasflessen achter de bakwagen/kraam mag niet toegankelijk zijn voor publiek en moet voorzien zijn van het opschrift “ROKEN EN OPEN VUUR VERBODEN” in 8 cm. Drukhouders dienen goed geventileerd te zijn in de buitenlucht en beschermd tegen opwarming door zonnestraling; 5. LPG mag niet toegepast worden; 6. Gasflessen moeten voorzien zijn van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk. Gasflessen waarvan de goedkeuring, blijkens de ingeslagen waarmerken meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden zijn verboden; 7. Een lege fles moet altijd met gesloten afsluiter worden bewaard; 8. Afsluiters moeten tegen beschadigingen zijn beschermd. Indien de bescherming bestaat uit een afneembare kop, moet deze bij niet aangesloten flessen zijn opgeschroefd; 9. Het gebruik van een reduceer (drukregelaar) ouder dan 5 jaar is verboden; 10. Het verbruikstoestel mag alleen op de standplaats in werking zijn. Tijdens het transport van de bakwagen moeten de afsluiters van gasflessen en/of gastank te allen tijde gesloten zijn; 11. Alle toegepaste appendages moeten van een door Lloyds Register-Stoomwezen goedgekeurd type zijn; 12. Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste (koper) leiding. Aan het einde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestel moet zich een afsluiter bevinden; 13. Het gebruik van een slang is alleen toegestaan voor aansluiting van een verbruikstoestel op het leidingnet, als koppelslang tussen een tank/fles en het leidingnet en als koppelslang tussen een tank/fles en een verdeelstuk (manifold); 14. Elke verbindingsslang tussen drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet: Zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen; Zijn bevestigd door middel van slangklemmen op slangpilaren; Vrij en ongespannen zijn aangelegd;
38
Zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen; De gasslang mag maximaal 2 jaar oud zijn en zo kort mogelijk zijn gehouden. De maximale slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag 10 meter Bedragen; Het leidingnet en het toebehoren moeten iedere 2 jaar en zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties) worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn, welke mede door de vergunninghouder is ondertekend. Het leidingsysteem en het toebehoren moeten steeds in goede staat van onderhoud verkeren. -
15.
16.
39
Brandveiligheidsvoorschriften evenementen in gebouwen Indien voor het bouwwerk een (tijdelijke) gebruiksvergunning is verleend op grond van de bouwverordening artikel 6.1.1, zal de verleende gebruiksvergunning met de daarbij behorende bijlage 3 en 4 van de bouwverordening maatgevend zijn voor de brandveiligheidsvoorschriften. 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8. 9. 10.
11.
12.
Decors, versieringen, bekledingen etc. moeten voor zover deze beneden de 2,5 meter boven de vloer zijn aangebracht, zijn vervaardigd van moeilijk ontvlambare materialen die moeten voldoen aan de NEN 6065 of aan de nieuwe Europese norm NEN-EN13501-1, vastgesteld 15 mei 2003, Staatscourant; Doeken, gordijnen en andere voorwerpen mogen slechts op zodanige wijze zijn aangebracht dat zij met de deuren meedraaien en het openen van de deuren niet hinderen. Alle deuren van ruimten waar het publiek wordt toegelaten moeten zonder gebruik te maken van sleutels of andere losse voorwerpen, steeds onmiddellijk in één beweging zijn te openen. Een deur van een ruimte waarin meer dan 100 personen aanwezig zijn moet door lichte druk uit te oefenen op deze deur te openen zijn (panieksluiting). In vluchtwegen en in voor ontvluchting bestemde doorgangen en uitgangen mogen geen voorwerpen aanwezig zijn waardoor de benodigde vrije doorgang wordt verminderd of waaraan men zich kan verwonden of die ontvluchting kunnen verhinderen. Losse vloerbedekking in de vorm van lopers, vloerkleden etc. mogen niet in de voor het publiek toegankelijke ruimten, toe- en uitgangen, vluchtwegen en looppaden aanwezig zijn. Blusmiddelen, alarmeringsmiddelen, transparantverlichting, vluchtwegen en uitgangen moeten te allen tijde goed zichtbaar, bruikbaar en gebruiksgereed worden gehouden. Het gebruik van verwarming- en verlichtingsbronnen, anders dan voldoende geïsoleerde, alsmede de aanwezigheid van met gas gevulde tanks, flessen en ballonnen is verboden. Het gebruik van (licht) ontvlambare vloeistoffen en gassen is niet toegestaan. Tussen de rijen stands, tafels, marktkramen e.d. moeten doorgangen van ten minste 3 meter worden vrijgehouden. De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden. Onverminderd het bovengestelde, is het verboden een bouwwerk te gebruiken in strijd met de gebruikseisen zoals per onderwerp vermeld in bijlage 3 & 4 van de bouwverordening. Overnachten in een bouwwerk is alleen toegestaan, indien het bouwwerk voldoet aan de bouwkundige eisen als gesteld in het bouwbesluit bestaande bouw ( en/of beleidsniveau voor bestaande gebouwen indien gemeentelijk vastgesteld) voor logiesfuncties. De brandveiligheidinstallaties moeten te allen tijde voldoen aan de meest recente bouwverordening. Indien niet aan de (sub)brand- en rookcompartimenteringseisen kan worden voldaan is de volgende gelijkwaardigheid mogelijk: - ieder slaapverblijf is op de begane grond gelegen en,
40
een rook- en openvuur verbod is van kracht in de slaapruimten en, een directe uitgang naar het aansluitende terrein (naar buiten) is aanwezig en, de aanwezige personen zijn zelfredzaam en, aan minimaal bezettingsgraadklasse B3 wordt voldaan, zowel bouwkundig als voor wat betreft gebruik. Gebruik volgens de bezettingsgraadklassen B1 of B2 is niet toegestaan. - er moet voldoende leiding (wakende wacht) aanwezig zijn. Deze personen moeten meerderjarig zijn. -
Toelichting: genoemde gelijkwaardigheid geldt voor incidentele niet commerciële gevallen. Te denken valt aan overnachtingen op scholen, sportverenigingen en in scoutingclubhuizen. Het betreft in deze gevallende eigen leerlingen of leden die overnachten, verhuur aan derden in combinatie met deze gelijkwaardigheid is dus niet toegestaan.
41
Brandveiligheidsvoorschriften voor het gebruik van (kermis-)terreinen Vrijhouden van terreingedeelten voor de brandweer 1. Brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen dienen vrij en bereikbaar te worden gehouden voor brandweervoertuigen. Bebouwingen achter of nabij het terrein, dienen bereikbaar te zijn en bereikbaar te worden gehouden; 2. Ten behoeve van het verkeer van de hulpverlenende diensten moet een doorgaande route met een breedte van 3,5 meter en een hoogte van 4,5 meter worden vrijgehouden; 3. (Tui-)draden, elektriciteitskabels e.d. welke over de weg zijn gespannen dienen minimaal 4,2 meter boven het straatniveau worden aangebracht. Terreinindeling 1. De afstand van een tijdelijke inrichting tot iedere andere inrichting (bouwwerk) moet ten minste 5 meter te bedragen en dusdanig te zijn geplaatst dat op redelijkerwijs bij brand, overslag kan worden voorkomen; 2. Auto’s, trekkers, aanhangwagens, aggregaten, containers e.d. mogen op het terrein van de inrichting uitsluitend zijn opgesteld op een plaats die door de commandant van de brandweer op tekening is goedgekeurd. 3. Vooraf moet een tekening ingediend worden, waarop duidelijk is aangegeven waar de attracties ten opzichte van elkaar en de omringende bebouwing komen te staan. Indeling en constructie van de tijdelijke inrichting(en) 1. De ligging van de tijdelijke inrichting moet met inbegrip van de eventuele benodigde tuidraden en/of scheerlijnen zodanig zijn, dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor een snelle en veilige ontvluchting vanuit de inrichting naar een veilige plaats; 2. Vloeren moeten zodanig zijn aangebracht dat een stroef en gesloten vloeroppervlak ontstaat; 3. Kabels en snoeren moeten in geval dat deze over de vloer moeten lopen met goede plakstrips worden afgeplakt, en wel zodanig dat struikelen en/of vallen wordt voorkomen; 4. Rookvorming door bijvoorbeeld een rookapparaat, koudijs of op andere wijze gemaakt mag nooit een veilige en snelle ontruiming verhinderen; 5. De constructie van de inrichting moet voor de aanvang van de kermis door de gemeentelijke dienst Bouw- en Woningtoezicht te zijn geïnspecteerd en goed bevonden. Elektrische installaties 1. De elektrische installatie moet voldoen aan het gestelde in het normblad NEN 1010; 2. Het gebruik van andere verlichting dan elektrische verlichting is verboden; 3. Indien de inrichting in de avonduren wordt gebruikt moet in het publiekstoegankelijke gedeelten een nood- en transparantverlichting te worden aangebracht. 4. Onmiddellijk boven elke voor ontvluchting bestemde doorgang moet een transparantverlichtingsarmatuur worden aangebracht met vluchtrouteaanduiding;
42
5. 6.
De tekst moet voldoen aan het gestelde in het normblad NEN 3011; De transparantverlichting moet permanent te branden gedurende de aanwezigheid van personen.
Blusmiddelen 1 Nabij eventueel te plaatsen verkooppunten, waar voeding- en genotmiddelen worden gebakken of gekookt moet een blustoestel met een inhoud van ten minste 6 kg poeder; 5 kg koolzuursneeuw of gelijkwaardige vulling aanwezig zijn. 2 Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een geldige Rijkskeurmerk met rangnummer en moet overeenkomstig de norm NEN 2559 jaarlijks worden onderhouden. Een blustoestel moet zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is aangegeven. 3 In de onmiddellijke nabijheid van een bak-, braad- of frituurtoestel moeten goed passende deksels of een blusdeken aanwezig zijn om het toestel in geval van brand te kunnen afdekken. Gasinstallatie 1. De aanwezige losse gastank(s) en/of gasflessen, mogen er niet meer zijn dan de benodigde werkvoorraad per dag. Een losse gasfles/tank mag een waterinhoud hebben van ten hoogste 115 liter; 2. De ruimte waarin de gasflessen staan moet voldoende geventileerd zijn; 3. Een flessengasinstallatie moet blijvend voldoen aan het bepaalde in NEN 3324, uitgave 1965, NEN 3324-A (aanvulling op NEN 3324), uitgave 1971 en NPR 2921; 4. De eventuele opstelling tussen gasflessenopslag en/of overige voor verwarming bestemde brandstoffen in de tijdelijke inrichting, moet minimaal 5 meter te bedragen, De opslagplaats van de gasflessen achter de wagens/kraam mag niet toegankelijk zijn voor publiek en moet voorzien zijn van het opschrift “ROKEN EN OPEN VUUR VERBODEN” in 8 cm. Drukhouders dienen goed geventileerd te zijn in de buitenlucht en beschermd tegen opwarming door zonnestraling. 5. LPG mag niet worden toegepast; 6. Gasflessen moeten voorzien zijn van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk. Gasflessen waarvan de goedkeuring, blijkens de ingeponste datum, meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden zijn verboden; 7. Flessen en tanks mogen slechts tot 80% worden gevuld. Een lege fles moet altijd met gesloten afsluiter worden bewaard; 8. Afsluiters moeten tegen beschadigingen zijn beschermd. Indien de bescherming bestaat uit een afneembare kop, moet deze bij niet aangesloten flessen zijn opgeschroefd; 9. Het gebruik van een reduceer (drukregelaar) ouder dan 5 jaar is verboden; 10. Het verbruikstoestel mag alleen op de standplaats in werking zijn. Tijdens het transport van de bakwagen moeten de afsluiters van gasflessen en/of gastank te allen tijde gesloten zijn; 11. Alle toegepaste appendages moeten van een door Lloyds Register-Stoomwezen goedgekeurd type zijn; 12. Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste metalen leiding. Aan het einde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestel moet zich een afsluiter bevinden;
43
13.
14.
15.
16.
6.7
Het gebruik van een slang is alleen toegestaan voor aansluiting van een verbruikstoestel op het leidingnet, als koppelslang tussen een tank/fles en het leidingnet en als koppelslang tussen een tank/fles en een manifold; Elke verbindingsslang tussen drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet: Zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen; Zijn bevestigd door middel van slangklemmen op slangpilaren; Vrij en ongespannen zijn aangelegd; Zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen; De gasslang mag maximaal 2 jaar oud zijn en zo kort mogelijk zijn gehouden. De maximale slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag 5 meter Bedragen; Het leidingnet en het toebehoren moeten iedere 2 jaar en zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties) worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn, welke mede door de vergunninghouder is ondertekend. Het leidingsysteem en het toebehoren moeten steeds in goede staat van onderhoud verkeren. Algemeen Aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden.
44
Brandveiligheidsvoorschriften heteluchtballon/helikopter 1.
2. 3.
4.
5. 6.
7. 8.
9.
10.
11.
12.
De door de “rijksluchtvaartinspectie” benodigde toestemmingen moeten zijn verleend. Men moet te allen tijde contact op nemen met deze instantie. Door de eigenaar van het terrein, waar het vullen van de ballon(nen) en het opstijgen geschiedt, moet schriftelijk toestemming zijn verleend; De opstellingsplaats(en) van de ballon(nen)/helikopter, de tankwagen(s) en het overige materieel moet de goedkeuring hebben van de politie en brandweer; Het verwarmen van de lucht in de ballon moet geschieden door terzake deskundig personeel. Dit personeel moet vooraf omtrent hun taak zijn geïnstrueerd en de ter zake verstrekte opdrachten nauwgezet opvolgen; De opstelling- en opstijgplaatsen van de ballon(nen) moeten zodanig zijn afgezet dat de toeschouwers de ballon(nen) en de drukhouders met vloeibaar gas, niet dichter dan tot op 25 meter kunnen benaderen; binnen deze afzetting mogen geen andere personen verblijven dan de opvarende en zij, die werkzaamheden verrichten welke direct met het vullen en opstijgen verband houden; Indien meerdere ballonnen worden gevuld en opgelaten moet de onderlinge afstand van de ballonnen, hart op hart gemeten, ten minste 25 meter bedragen; Het in de voorwaarden 5. en 6. genoemde terreingedeelte moet vrij zijn van obstakels en voorwerpen, die het verwarmen van de lucht voor de ballon en het opstijgen in gevaar kunnen brengen of hinderen; De te gebruiken drukhouders met vloeibaar gas moeten buiten bereik van onbevoegden en goed geventileerd worden opgesteld op een veilige plaats; De brander moet door middel van een verbindingsslang, die vervaardigd is van synthetisch rubber, met één of meer staaldraad- en/of textielinlagen, volgens NEN 3143, met behulp van deugdelijk bevestigde slangenklemmen aan de drukhouders zijn aangesloten; Bij het verwarmen van lucht voor het opstijgen van de ballon moet een koolzuursneeuwblusser met een inhoud van ten minste 12 kg dan wel een droogpoederblusser met een inhoud van ten minste 12 kg aanwezig zijn; Een ballon mag niet opstijgen indien deze ten gevolge van de heersende windrichting en de windsterkte gevaar voor de bemanning, de toeschouwers dan wel de omgeving oplevert. Overigens moeten alle voorzorgsmaatregelen worden genomen om zowel bij het verwarmen van de lucht, het opstijgen of het dalen van de ballon gevaar of schade te voorkomen; In verband met de brandveiligheid en de veiligheid van het publiek kan de commandant van de brandweer bepalen dat tijdens het verwarmen van de lucht van de ballon, gecertificeerd personeel aanwezig moet zijn. De omvang van deze bewaking is ter beoordeling aan de commandant van de brandweer. De kosten van deze bewaking zijn voor rekening van de vergunninghouder; De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden.
45
Brandveiligheidsvoorschriften kabelballon 1.
2. 3. 4.
5.
6.
7.
8. 9.
10. 11.
12.
13. 14. 15. 16.
Door de "rijksluchtvaartinspectie" de benodigde toestemmingen moeten zijn verleend. Door de eigenaar van het terrein, waar het vullen van de ballon(nen) en het opstijgen geschiedt, moet schriftelijk toestemming zijn verleend; De bepalingen, gesteld in LVB 201578 Regeling inzake Kabelvliegers en kleine ballons van de Minister van Verkeer en Waterstaat, moeten worden opgevolgd. De opstellingsplaats van de ballon(nen), de tankwagen(s) en het overige materieel moet de goedkeuring te hebben van de politie en brandweer; Het vullen van de ballon(nen) moet geschieden door ter zake deskundige personen; deze personen moeten vooraf omtrent hun taak zijn geïnstrueerd en de terzake verstrekte opdrachten nauwgezet opvolgen. Het personeel moet herkenbaar zijn door bijvoorbeeld een band om de arm; Het grondvlak moet over een gebied van ten minste 40 meter zodanig zijn afgezet, dat toeschouwers de ballon en de benodigde gasvulapparatuur niet kunnen benaderen; binnen deze afzetting mogen geen andere personen verblijven dan zij, die werkzaamheden moeten verrichten, welke direct met het vullen en de opstijging verband houden; deze laatste moeten omtrent hun taak volledig zijn geïnstrueerd; Tijdens het oplaten en neerlaten van het toestel mogen binnen het gebied met een middellijn gelijk aan ten minste driemaal de grootste lengte van het toestel met inachtneming van het hiervoor onder punt a. bedoelde gebied geen obstakels aanwezig zijn met een grotere hoogte van 4 meter boven het grondoppervlak; Tijdens het in de lucht houden van het toestel mogen geen obstakels steken door een denkbeeldig vlak, dat vanaf het gebied onder b. oploopt met een helling van 1:1 (45°); Het onder punt 6 bedoelde terrein mag niet worden gebruikt voor het gelijktijdig oplaten en in de lucht houden van meerdere kabelballonnen; Het doen opstijgen en in de lucht houden mag slechts geschieden bij een horizontaal zicht van ten minste 1,5 km en een verticale afstand van de ballon tot het wolkendek van ten minste 150 meter, terwijl de windsterkte niet meer mag bedragen dan 10 meter per seconde; De kabelballon mag niet hoger stijgen dan 50 meter boven de grond of water. De kabelballon moet zijn voorzien van een inrichting om het gas bij onverhoopt losraken van de ballon van de grondverankering op snelle wijze te kunnen laten ontsnappen (scheurlijn); Alvorens de ballon wordt opgelaten moet toestemming zijn verkregen van de verkeersleidingsdienst van het plaatselijke verkeersgebied waarbinnen de opstijging plaatsvindt; Aan boord van de kabelballon mogen zich geen personen bevinden; De ballon mag uitsluitend worden opgelaten tussen zonsopgang en zonsondergang; Eventueel aanwezige brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen moeten vrijgehouden worden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden.
46
Brandveiligheidsvoorschriften ballonnen met helium 1. 2.
3.
4. 5. 6.
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Voor het vullen van ballonnen mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van lucht, dan wel van helium; Het vullen van de ballonnen moet geschieden door ter zake deskundige personen; deze personen moeten vooraf omtrent hun taak zijn geïnstrueerd en de ter zake verstrekte opdrachten nauwgezet opvolgen; De plaats waar de ballonnen worden gevuld en/of de cilinders met helium worden opgeslagen, mag niet toegankelijk zijn voor het publiek. Rondom deze plaats moet op een afstand van 10 meter een deugdelijke afrastering worden aangebracht. De cilinders die gevuld zijn met helium, moeten tegen opwarming door zonnestralingen en tegen omvallen zijn beschermd. Op niet in gebruik zijnde cilinders moet de beschermkap aanwezig zijn; Wanneer er meer dan 1000 ballonnen gelijktijdig worden opgelaten, moet een aparte vergunning worden aangevraagd bij de luchtvaartinspectie, informatie bij de helpdesk luchtvaart (020-4062201); Na het vullen van de ballonnen moeten de daarvoor gebruikte cilinders worden afgevoerd; De voorraad ballonnen mag niet meer bedragen dan voor de goede gang van de verkoop of uitdeling is vereist; De voorraad, aan de bezoekers aan te bieden of te verkopen, gevulde ballonnen, moeten buiten handbereik van de bezoekers zijn opgeborgen. De met helium gevulde ballonnen mogen uitsluitend buiten worden opgeslagen en vervoerd. Aan ballonnen mogen geen metalen (aluminium) plaatjes worden bevestigd en mogen niet in “trossen” worden opgelaten; Eventuele aanwezige brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen moeten vrijgehouden worden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden.
47
Brandveiligheidsvoorschriften (straat)barbecues 1. 2. 3. 4.
5. 6.
7.
8. 9. 10. 11.
12.
13. 14.
Het stoken van een barbecue mag alleen geschieden onder voortdurend toezicht van een meerderjarige persoon; Voor het aanmaken van een barbecue mag geen gebruik worden gemaakt van brandbare vloeistoffen; Brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen moeten vrijgehouden worden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen; De barbecue moet op voldoende afstand ten minste op 10 meter van gebouwen, goederen of beplanting worden geplaatst om gevaar van brand voor deze te voorkomen; De barbecue moet zodanig zijn opgesteld dat hij niet kan omvallen of omgestoten kan worden; Teneinde hinder, overlast of brandgevaar tot een minimum te beperken is het stoken van een barbecue alleen geoorloofd bij gunstige windrichting en -sterkte; bij windkracht 5 en hoger mag niet worden gestookt; In de nabijheid van een barbecue moet een blusmiddel voor onmiddellijk gebruik bereikbaar en beschikbaar zijn. Bij een op houtskool gestookte barbecue moet ten minste een blusmiddel aanwezig zijn in de vorm van een emmer water of tuinslang. Bij een gas gestookte barbecue, moet ten minste een draagbaar blustoestel aanwezig zijn van minimaal 6 kilogram. Dit blusmiddel moet geschikt zijn voor het blussen van B-branden (vloeistoffen) en C-branden (gassen); Draagbare blustoestellen moeten jaarlijks door een bevoegde instantie, worden gecontroleerd op deugdelijkheid. Na afloop moeten de nog smeulende resten houtskool met water worden geblust of met een laag zand worden afgedekt; Asresten mogen nooit, in afvalemmers of containers e.d., in een gebouw worden opgeslagen; De gasflessen gevuld met propaan/butaan moeten zijn voorzien van het door Lloyds Register-Stoomwezen erkende keurmerk voor flessen voor gebruik binnen Nederland. De gasflessen waarvan de goedkeuring door of namens Lloyds Register-Stoomwezen niet, of blijkens de ingeslagen waarmerken meer dan 10 jaar geleden heeft plaatst gevonden, mogen gebruikt worden. Een gasslang moet van een goedgekeurd type en niet ouder dan 2 jaar zijn (datum in de slang aanwezig). De gasslang moet zijn bevestigd door middel van slangklemmen op de slangpilaren. De te gebruiken drukregelaar mag niet ouder zijn dan 5 jaar. De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden.
48
Brandveiligheidsvoorschriften kampvuur/vreugdevuur Onder de volgende voorwaarden mag er gestookt worden mits de A.P.V. en milieu wetgeving dit toelaat: 1.
2.
3. 4. 5.
6. 7. 8.
9.
10. 11.
Er mag alleen schoon hout worden verbrand; per verbranding mag er maximaal ½m³ verbrandt worden (maximale afmetingen stookplaats:1x1x½ meter). Het verbranden van andere soorten hout en/of afval is niet toegestaan; Het aanleggen, stoken of hebben van een vuur moet plaatsvinden op een afstand van meer dan 30 meter van een bouwwerk en van een opstapeling van oogstproducten; Het aanleggen, stoken of hebben van een vuur moet plaatsvinden op een afstand van meer dan 100 meter van een bos, een weg of spoorweg; Het aanleggen van een vuur mag niet met behulp van milieu belastende vloeistoffen als benzine e.d.; Bij mist, sterke wind ( > 7 meter/seconde) en/of belangrijke droogte van de ter plaatse aanwezige begroeiing mag niet gestookt worden (dit in overleg met de alarmcentrale van de Brandweer 073-6236881); De plaats waar gestookt wordt, moet ontdaan zijn van brandbare begroeiing over een afstand van 2 meter rond het vuur; Het aanleggen, stoken of hebben van een vuur mag niet wanneer de rook door wind, richting spoor of weg voert; Het aanleggen, stoken of hebben van een vuur moet plaatsvinden onder voortdurend toezicht van een meerderjarige persoon en mag geen gevaar of schade opleveren voor derden; Nabij de brandplaats moet ten minste een blusmiddel aanwezig zijn. Dit blusmiddel moet ten minste een inhoud hebben van 6 kilogram. Het aanwezige blusmiddel moet geschikt zijn voor het blussen van klasse A-branden (vaste stoffen), B- branden (vloeistoffen) en C- branden (gassen); Alvorens tot het aansteken van het vuur over te gaan moet u het gemeenschappelijke Meldcentrum 073-6236881 de hoogte stellen. Na afloop moet het vuur volledig gedoofd zijn en de resten opgeruimd worden.
49
Brandveiligheidsvoorschriften voor tent- en schuurfeesten Algemeen waaronder bereikbaarheid/opstelling 1. De bereikbaarheid van de tijdelijke inrichting moet zodanig zijn dat hulpdiensten het object tot op minimaal 40 meter van de toegang kunnen benaderen; 2. Ten behoeve van het verkeer van hulpverlenende diensten, moet een doorgaande route met een breedte van 3,5 meter en een hoogte 4,5 meter worden vrijgehouden. Hekwerken die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijk kunnen worden verwijderd. In deze route mogen geen losse goederen (zoals vlaggen, kledingrekken en overige) worden geplaatst; 3. Brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen moeten worden vrijgehouden en te allen tijde bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Behuizingen achter de tijdelijke bouwsels moeten bereikbaar zijn en bereikbaar worden gehouden. 4. Indien het terrein (tijdelijk) is afgesloten moet duidelijk de (brandweer-) ingang zijn aangegeven en het toegangshek moet gemakkelijk door de brandweer te openen zijn, dan wel door een (eventuele) bewaking geopend kunnen worden; 5. Rondom een tijdelijke inrichting moet een ruimte worden vrijgehouden van ten minste 5 meter. De inrichting mag voor een “blinde”gevel geplaatst worden, indien deze geen onderbrekingen heeft zoals deuren en/of ramen en voldoet aan een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van ten minste 60 minuten; 6. Tijdelijke bouwsels/tenten moeten zodanig zijn opgesteld, dat deze op generlei wijze gevaar opleveren voor de omgeving; 7. (Tui-)draden, elektriciteitskabels e.d. welke over de weg/terrein zijn gespannen dienen minimaal 4,5 meter boven het straatniveau worden aangebracht. 8. De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd orden. Elektriciteit 1. Elektriciteitsinstallaties moeten voldoen aan NEN 1010 en nadere eisen van het plaatselijke energiebedrijf. Aanleg en plaatsing van leidingen moeten zodanig geschieden, dat het publiek er niet over kan struikelen of vallen. 2. Schakelaars en zekeringkasten van elektrische installaties moeten onbereikbaar zijn voor publiek. 3. Elektriciteitskabels moeten zodanig zijn bevestigd, dat niemand daarmee in aanraking kan komen dan wel daarover struikelen. 4. Elektriciteitskabels moeten allen tijde volledig van de haspel afgerold zijn. Schuurfeest 1. Indien een feest plaatsvindt in een bouwwerk is de bouwverordening van toepassing inclusief de, op grond van artikel 6.2.1 van toepassing verklaarde, bijlage 3 en 4. 2. Wanneer er meer dan 50 personen gelijktijdig in het bouwwerk aanwezig zullen zijn, zal er tevens een gecombineerde evenementen- en gebruiksvergunning voor dit bouwwerk aangevraagd en afgegeven moeten worden.
50
Tentfeest 1. Wanneer het feest plaatsvindt in een tent zijn eveneens de brandveiligheidsvoorschriften voor het gebruik van tijdelijke bouwsels van kracht.
51
Brandveiligheidsvoorschriften voor motorcross en trekker-trekwedstrijden Algemeen waaronder bereikbaarheid/opstelling 1. Van het circuit moet een situatietekening ter goedkeuring worden overlegd. Op de tekening moet o.a. zijn aangegeven: - de indeling van het circuit waarop de wedstrijd(en) worden verreden; - de plaats van het rennerskwartier; - de opslagplaats van de brandstoffen voor de motoren, auto’s en/of skelters; - de opstelplaats van de blusmiddelen. 2. De bereikbaarheid van de tijdelijke inrichting moet zodanig zijn dat hulpdiensten het object tot op minimaal 40 meter van de toegang kunnen benaderen; 3. Ten behoeve van het verkeer van hulpverlenende diensten, moet een doorgaande route met een breedte van 3,5 meter en een hoogte 4,2 meter worden vrijgehouden. Hekwerken die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijk kunnen worden verwijderd. 4. Brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen moeten worden vrijgehouden en te allen tijde bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Behuizingen achter de tijdelijke bouwsels moeten bereikbaar zijn en bereikbaar worden gehouden. 5. Indien het terrein (tijdelijk) is afgesloten moet duidelijk de (brandweer-)ingang zijn aangegeven en het toegangshek gemakkelijk door de brandweer zijn te openen, dan wel door een (eventuele) bewaking geopend kunnen worden. 6. (Tui-)draden, elektriciteitskabels e.d. welke over de weg/terrein zijn gespannen moeten minimaal 4,5 meter boven het straatniveau worden aangebracht. 7. In overleg met de brandweer, moeten er voldoende blustoestel met een inhoud van ten minste 6 kg poeder; 5 kg koolzuursneeuw of gelijkwaardige vulling op het terrein aanwezig zijn. 8. Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een geldig Rijkskeurmerk met rangnummer en moet overeenkomstig de norm NEN 2559 worden onderhouden. Een blustoestel moet zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is aangegeven. 10. De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden. Elektriciteit 1. Elektriciteitsinstallaties moeten voldoen aan NEN 1010 en nadere eisen van het plaatselijke energiebedrijf. Aanleg en plaatsing van leidingen moeten zodanig geschieden, dat het publiek er niet over kan struikelen of vallen. 2. Schakelaars en zekeringkasten van elektrische installaties moeten onbereikbaar zijn voor publiek. 3. Elektriciteitskabels moeten zodanig zijn bevestigd, dat niemand daarmee in aanraking kan komen dan wel daarover struikelen. 4. Elektriciteitskabels moeten te allen tijde volledig van de haspel afgerold zijn.
52
Veiligheidsmaatregelen rennerskwartier(buitenterrein) 1. De plaats(en), waar de motoren/trekkers gereed gemaakt worden voor de wedstrijd/training, mag niet toegankelijk zijn voor publiek. 2. In het rennerskwartier geldt een algeheel verbod voor roken en open vuur (laswerkzaamheden). Dit moet met borden aangegeven zijn. 3. De voor de motoren benodigde brandstof moet in deugdelijke metalen jerrycans of ander deugdelijke reservoirs zijn opgeslagen. De maximale hoeveelheid brandstof mag per motor niet meer bedragen dan 20 liter en er moet per motor een goedgekeurde blusser aanwezig zijn. Veiligheidsmaatregelen rennerskwartier(binnen in sportcomplex) 1. Reparatiewerkzaamheden aan de motoren en het vullen van brandstoftanks moeten buiten het gebouw geschieden. 2. De brandstofvoorraad moet buiten het gebouw op minimaal 5 meter afstand worden opgeslagen. Er moeten minimaal 2 goedgekeurde blussers bij de opslag aanwezig zijn. 3. De afvoer van uitlaatgassen en luchtverversing in het gebouw moet zodanig uitgevoerd zijn, dat er voor het publiek geen gevaar ontstaat tijdens het evenement. Veiligheidsvoorschriften publiekstoegankelijke gedeelten 1. Eventueel geplaatste tenten toegankelijk voor het publiek (catering e.d.) moeten voldoen aan de voorschriften voor tijdelijke bouwsels. 2. Tribunes moeten voldoen aan het gestelde in bijlage 3 en 4 van de Bouwverordening en moeten constructief gecontroleerd worden door toezichthouders van Bouwen & Milieu.
53
BIJLAGE 1 Impregneren van brandbare materialen
Leveranciers van impregneermiddelen laten deze toetsen bij TNO volgens de NEN norm 1722 en NEN 6065 klasse 2 en/of volgens de nieuwe Europese norm 13501-1. Hiervoor wordt vervolgens een certificaat afgegeven. Voor het impregneren van brandbare materialen kunt u bij gecertificeerde bedrijven terecht. Voor de adresgegevens en telefoonnummers kunt u de bedrijvengids of het internet raadplagen
BIJLAGE 2 Bedrijven gespecialiseerd in brandblusmiddelen Voor de adresgegevens en telefoonnummers kunt u de bedrijvengids of het internet raadplagen Het voldoen aan de eisen van brandveiligheid blijft te allen tijde de verantwoording van de organisatie/ondernemer en deze moet hier zelf zorg voor te dragen.
54
BIJLAGE 3 Normeringen (NEN, NEN-EN, NEN-ISO en DIN) NEN 1010
Veiligheidsbepaling voor laagspanningsinstallaties
NEN-ISO 1078
Eisen en bepalingen huishoudelijke gasleidinginstallaties.
NEN 1775/C2
Voorschriften t.a.v. brandvoortplanting vloeren (klasse T1)
NEN-EN 1838
Voorschriften t.a.v. toegepaste nood- en transparantverlichting.
NEN 3125
Veiligheidsbepaling elektrisch materieel voor plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen.
NEN 3410
Veiligheidsbepaling voor hoog- en laagspanningsinstallatie in ruimten met gasontploffingsgevaar. Deze norm wordt vervangen door NEN-EN-IEC 60079-14
NEN 5658-4
Voorschriften bepaling brandgedrag; Vlamuitbreiding.
NEN-EN 13501-1
Europese norm brand- en rookklasse, vastgesteld 15 mei 2003 Staatscourant nr. 101.
NEN 6065/C1
Voorschriften t.a.v. brandvoortplanting overige aankleding en versiering (klasse T2)
NEN 6066
Voorschriften t.a.v. rookproductie toe te passen materialen
NEN 6068
Voorschriften bepaling weerstand branddoorslag, brandoverslag
NEN-ISO 6940
Voorschriften t.a.v. navlamduur en nagloeiduur van verticaal op te hangen textielproducten. Aanvulling op deze norm is NEN-ISO 6941.
DIN 4102/B1-B2
Brandveiligheidsnorm voor tenten en tentdoek (Duitse Norm). Franse Norm wordt aangeduid met M1 of M2.
CEN 12245
Voorschriften flessengasinstallaties; drukhouders. (Europese norm) Deze norm gaat de NEN 3324, NEN 3324-A en NPR 2921 vervangen.
Voor meer informatie over de gehanteerde normen verwijzen wij u naar: www.nen.nl of naar het Nederlands Normalisatie-instituut; Postbus 5059; 2600 GB Delft.
55
controle mobiele bakwagens
Vergunninghouder: Adres: Kenteken: Bouwjaar: Inspecteur:
PC+Plaats: Registratienummer:
Rapportnummer: Datum:
FLESSEN / TANK Flessen max. 40 ltr.waterinhoud tot.max.120 ltr Geldig keurmerk flessen max. 10 jaar oud Afsluiters losse flessen beschermd OPSTELRUIMTE Ventilatie 1/40 vloeropp. Min. 2 x 100 cm2 Scheiding met gebruiksr.+ 30 min.brw (klasse 2) Flessen: scheiding met gebruiksruimte gasdicht Alleen van buitenaf bereikbaar Bevestiging stevig / flessen snel verwisselbaar Maximale temperatuur 250°C Elektra: gasontploffingsgevaar of +0.10 mtr Vast ingerichte drukregelaar (max.10 jaar oud )(1286) Manifold: afsluiter + overdrukbev. Op drukregelaar LEIDINGSYSTEEM Vaste leiding + afsluiters Zwarte koppelslangen (max. 10 jaar oud)(E76R01) Slang: max 10 meter(vast-toestel)( max. 2 jaar OUD) Ieder twee jaar verklaring keuring en beproeving Goede staat van onderhoud / visueel GEBRUIKSRUIMTE Deksel(s) Thermostaat 190°C Opstelling los gascomfoor Draagvlak toestel en wand + 30 min.brw (klasse 2) Elektrische bakpan. thermostatisch beveiligd 190°C P6 of K5/ controle datum max. 1 jaar oud Losse verwarming met open vuur verboden Onder oven/branders gereinigd AFVOER VERBRANDINGSGASSEN / BAKDAMPEN < 30 cm afvoerleiding geen brandbare stoffen Onbrandbaar en hittebestendig Combischakeling ventilatie/gasklep Filters gereinigd ELEKTRISCHE INSTALLATIE NEN 1010 (3125/3410) Groepszekeringen + aardlekschakelaar 30 mA Snoer wagen-aansluiting max. 20 meter rubber AFSPRAKEN / OPMERKINGEN: Afpersrapport volgen NEN 2920 / praktijkrichtlijnen NPR 2921
o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________ o n.v.t.o acc.o niet acc. o_____________
56
Bijlage 3 bij het Evenementenbeleid Gebruik gemeentegrond Materiaal Gemeentegrond
Bijzonderheden
Huurprijs
Gemeentelijke materialen Materiaal Dranghek Afzethek (geel)
Aantal beschikbaar 74 24
Vlaggenstok 3 masters Vlag voor 3 masters Afvalcontainer Afvalcontainer Verkeersbord C01
18
Verkeersbord E01 Pijlborden
12 15
Hesjes verkeersregelaar*
25
52 10 10 15
Bijzonderheden Met retroreflecterend schrikplank
Huurprijs € 1,00 € 2,00 € 1,00
140 liter 240 liter Geslotenverklaring in beide richtingen Parkeerverbod Gele achtergrond met zwarte pijl Alleen bij een geldige opleiding/aanstelling van verkeersregelaars
€ 1,00 € 0,25 € 0,50 € 1,75 € 1,75 € 1,00 € 0,50
Voorwaarden uitlenen/verhuren gemeentelijke materialen: -
-
De materialen moeten op de aanvraagdatum nog beschikbaar zijn De aanvrager doet de reservering van de materialen met de medewerker op de gemeentewerf De aanvrager moet de materialen zelf op de werf ophalen en terug brengen De afvalcontainers moeten leeg en schoon worden ingeleverd uitgeleende materialen moeten compleet worden ingeleverd, beschadigde en vermiste materialen worden bij de organisator van het evenemente in rekening gebracht op basis van de nieuwwaarde Bij het uitlenen van materialen wordt een borg van € 25,00 in rekening gebracht
De gemeentewerf is bereikbaar op werkdagen van 10.00 uur tot 12.00 uur via telefoonnummer: 073- 553 12 00. De hesjes verkeersregelaard zijn te verkrijgen via de afdeling Uitvoering, bereikbaar tijdens kantooruren via telefoonnummer: 073: 553 12 25. Gemeentelijke voorziening Materiaal Stroomvoorziening
Bijzonderheden Eenmalige vergoeding
Huurprijs € 50,-
Betaalwijze Borgkosten dienen contant te worden voldaan. Alle overige betalingen gebeuren met een factuur. Voor bedragen onder de € 50,00 worden € 15,00 administratiekosten in rekening gebracht.
57