Evaluatie verkennende fase Atlas Leefomgeving en advies vervolg
1
WOORD VOORAF Algemeen Het belang van informatie over de leefomgeving neemt toe. Daarom heeft het kabinet in de brief ‘Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid 2008-2012’ het verbeteren van de informatievoorziening over de lokale leefomgeving als één van de vier speerpunten milieu en gezondheid benoemd. Het programma ‘Atlas Leefomgeving’ werkt aan deze verbetering van informatievoorziening. Doel van dit programma is het tot stand brengen van een elektronisch systeem dat inzicht geeft in de kwaliteit van de leefomgeving en de relatie daarvan met de gezondheid en veiligheid van burgers. De verkenning Binnen dit programma is een verkenning uitgevoerd waarbij is onderzocht of het mogelijk is een dergelijk systeem te realiseren dat aansluit bij de lopende (Europese, landelijke en lokale) ontwikkelingen op het gebied van Geografische Informatie Technologie (Geo-ICT) en aansluit bij de inhoudelijke ontwikkelingen met betrekking tot de leefomgeving. Dit stuk gaat in op de resultaten van deze verkennende fase en geeft op basis daarvan advies voor vervolg. Leeswijzer Hoofdstuk 1 gaat in op de aanleiding en de doelstelling van het Atlas programma. Hierbij komt ook de context van de lopende ontwikkelingen en de koers van de overheid hierbinnen aan bod. Vervolgens beschrijft hoofdstuk 2 de fasering van het programma en de werkwijze van de verkennende fase van het Atlas programma. Daarna gaat hoofdstuk 3 in op de resultaten van de verkennende fase en presenteert hoofdstuk 4 het (bestuurlijk) advies voor vervolg.
2
1
AANLEIDING, DOELSTELLING EN CONTEXT ATLAS LEEFOMGEVING
1.1 Aanleiding Onze maatschappij kent een aantal trends en ontwikkelingen. Zo is het opleidingsniveau in de loop van de tijd sterk gestegen en, hiermee gelijke tred houdend, de behoefte zelf invloed te hebben op belangrijke zaken waaronder de eigen gezondheid en de leefomgeving. In het verlengde daarvan verwachten burgers en bedrijven dat de overheid op transparante wijze, goede, volledige en juiste informatie verschaft op basis waarvan geïnformeerd meegepraat kan worden. Inmiddels zijn uitgangspunten als ‘right to know’ en ‘transparante overheid’ gemeengoed. Op ICT gebied zijn vele ontwikkelingen die ingezet kunnen worden bij het verbeteren van de dienstverlening van de overheid. Deze ontwikkelingen hebben met de WOB en het verdrag van Aarhus ook een wettelijke basis: de overheid heeft een wettelijke taak om (milieu)informatie verplicht en (pro)actief te leveren aan partijen die daar om vragen. Dit alles leidt er toe dat het beschikbaar stellen van bruikbare informatie op het gebied van leefomgeving, gezondheid en veiligheid aan burgers, bedrijven en professionals een essentieel onderdeel is geworden van de dienstverlening van de overheid. Daarom heeft de overheid een aantal studies laten verrichten naar het op transparante wijze aanbieden van goede, volledige en juiste informatie op het gebied van milieu en gezondheid1. Op basis van de resultaten hiervan heeft het kabinet zich vervolgens met de Nationale aanpak milieu en gezondheid gecommitteerd aan het tot stand brengen van een elektronisch systeem dat inzicht geeft in de kwaliteit van onze leefomgeving en de relatie daarvan met de gezondheid en veiligheid van burgers. 1.2 Doelstelling Het ministerie van VROM geeft met het programma ‘ Atlas Leefomgeving’ concreet gestalte aan het kabinetsvoornemen. Operationele doelstelling van dit het programma is het creëren van een elektronisch systeem waarmee: •
burgers beter geïnformeerd kunnen worden op het gebied van milieu en gezondheid door de toegankelijkheid en vergelijkbaarheid van gegevens te optimaliseren en informatie begrijpelijk te presenteren;
•
professionals informatie op maat kunnen krijgen voor onderzoek en voor het formuleren, monitoren en evalueren van beleidsdoelen op het gebied van milieu en gezondheid.
Uiteindelijk moet de Atlas leefomgeving bijdragen aan:
1
•
een transparante overheid (gemeenten, provincies, waterschappen,etc.) voor burgers en professionals;
•
het verbeteren van de bewustwording over de kwaliteit van de leefomgeving op basis waarvan burgers keuzes kunnen maken zoals het actief participeren op het gebied van milieu en gezondheid en op basis waarvan burgers concrete afwegingen in de persoonlijke levenssfeer kunnen maken;
•
het ondersteunen van de professional in het werk.
Voorbeelden hiervan zijn (1) het project Postcode als sleutel tot informatie systeem (PASTIS), (2) het project
PRISMA waarbij door nagenoeg alle provincies en het RIVM veel informatie op het gebied van milieu en gezondheid ontsloten, bewerkt en uitgewisseld is en (3) onderzoeken in het kader van de e-strategie VROM.
3
1.3 Context van de lopende ontwikkelingen De context van ontwikkelingen die voor het programma Atlas Leefomgeving het meest van belang zijn worden gevormd door: ontwikkelingen over transparantie van de overheid, de elektronische overheid en GEO- ICT ontwikkelingen. De transparante overheid In 1998 is op Mondiaal niveau het VN-Verdrag van Aarhus gesloten. Het doel van dit verdrag is het waarborgen van: het recht op toegang tot milieu-informatie; het recht op inspraak in de besluitvorming waarbij sprake is van beïnvloeding van milieukwaliteit; en de toegang tot de rechter bij milieuaangelegenheden. De EU heeft de consequenties van dit verdrag van Aarhus neergelegd in een tweetal kaderrichtlijnen. Op 14 februari 2005 moest deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in alle EU lidstaten. Overheden moeten zich daaraan houden. De richtlijnen zijn sinds deze datum hoofdzakelijk geïmplementeerd via de Wet uitvoering Verdrag van Aarhus (2005). Dit heeft tot aanpassingen in o.a. de Wet Milieubeheer (WM) en de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) geleid. Het verdrag heeft ertoe geleid dat overheden hun werkwijze hebben veranderd bij het actief openbaar maken van milieuinformatie en bij het verstrekken van deze informatie op verzoek. De Atlas Leefomgeving ondersteunt bij het openbaar maken van informatie. De elektronische overheid Het kabinet heeft in 2004 beleid geformuleerd om de dienstverlening van de overheid te verbeteren met ICT oplossingen in het document ' Op weg naar de elektronische overheid' Kern van dit e-overheid beleid vormt de invoering van basisvoorzieningen zoals de geo-basisregistraties adressen en gebouwen. GIDEON werkt de visie en strategie voor deze geobasisregistraties uit. Daarnaast zijn een aantal speerpunten benoemd waaronder het slechts één keer aanleveren van bepaalde gegevens bij de overheid door burgers en bedrijven en het gebruik van open standaarden. Als gevolg hiervan kwam het aantal lopende ICT projecten voor overheden in een stroomversnelling. Veel organisaties hadden moeite met de overvloed aan ontwikkelingen en de prioriteiten die daarin moeten worden gesteld. Op basis daarvan heeft de overheid een aantal afspraken gemaakt over prioriteiten, aanpak en werkwijze, zoals weergegeven in het Nationaal Urgentieprogramma en in het verlengde daarvan het Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-overheid (NUP). Hierin is afgesproken dat vóór eind 2010 gezamenlijk de noodzakelijke basisvoorzieningen voor de e-overheid gerealiseerd worden. De Atlas Leefomgeving maakt gebruik van de basisvoorzieningen en sluit aan bij de uitgangspunten van de e-overheid. Geo-ICT ontwikkelingen In mei 2007 is de Europese kaderrichtlijn INSPIRE formeel van kracht geworden. INSPIRE zal een Europese Geo-informatie infrastructuur tot stand brengen. Deze infrastructuur is bedoeld om beleidsmakers, ontwerpers en managers binnen de overheid op lokaal, nationaal en Europees niveau, evenals bedrijven en burgers toegang te verlenen tot een breed scala aan Geo-informatie. Hiervoor richt INSPIRE zich niet alleen op technische standaarden en protocollen, maar ook op organisatorische aspecten en bijbehorend informatiebeleid, waaronder de ontwikkeling, het beheer en de toegang tot Geo-informatie. In eerste instantie beperkt INSPIRE zich tot de Geo-informatie die nodig is voor milieubeleid. In een later stadium zal INSPIRE zich uitbreiden naar andere beleidsterreinen. Binnen Nederland is
4
Geonovum belast met de verdere invulling van INSPIRE. De nota GIDEON bevat een visie over de verdere ontwikkeling van de Nederlandse Geo-informatie infrastructuur (NGII). De Atlas Leefomgeving zoekt aansluiting bij Geonovum om op deze wijze borging van de INSPIRE richtlijnen te realiseren. Aanverwante projecten Op basis van bovenstaande ontwikkelingen heeft de overheid al een aantal projecten in gang gezet. Hieronder worden de meest relevante projecten weergegeven: •
RO-online, een website die de (nieuwe) ruimtelijke plannen van provincies, gemeenten en rijk centraal publiceert en voor de burger toegankelijk maakt.
•
De Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) waarmee burgers en onder-
•
BodemInformatie Essentieel voor Landelijke en Lokale Sturing (BIELLS), een project dat zich bezig houdt met het bundelen en beschikbaar maken van kaarten en data op het
nemers hun vergunningen digitaal via een centraal loket kunnen regelen.
gebied van bodem en ondergrond ten behoeve van ruimtelijke sturing. •
De risicokaart, een kaart die risico’s toont in de leefomgeving op het gebied van externe veiligheid (in 2008 aangevuld met overstromingsrisico’s).
•
De Leefbaarometer waarbij de overheid online informatie geeft over de leefbaarheid in alle buurten en wijken (van steden en dorpen) in Nederland.
•
RGI Geoloketten waarbij onderzoek gedaan is naar het gestandaardiseerd ontsluiten van geografische informatie via een algemeen toegankelijke portal op internet.
1.4 Positie Atlas Leefomgeving binnen de lopende ontwikkelingen De Atlas Leefomgeving maakt gebruik van de hierboven geschetste ontwikkelingen en projecten en sluit hier zoveel mogelijk bij aan. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van een aantal principes van de Atlas Leefomgeving: •
Informatie op het gebied van milieu en gezondheid wordt door middel van het Atlas programma actief ontsloten via een webportaal. Door middel van deze actieve ontsluiting kan een (groot) deel van de verzoeken om beschikbare (milieu)informatie automatisch afgehandeld worden hetgeen bijdraagt aan een transparante overheid.
•
Atlas laat datasets vanuit verschillende bronhouders letterlijk bij elkaar komen. Het biedt dus één portaal waarop kaartlagen van verschillende organisaties (op lokaal, regionaal en landelijk niveau) bekeken en vergeleken worden. Er vindt geen ad hoc uitwisseling van data plaats, er is sprake van (pro)actieve en fundamentele ontsluiting. In het verlengde daarvan faciliteert Atlas uniformering van (meta)data op basis van INSPIRE, etc.
•
Atlas sluit aan op open standaarden voor Web Mapping en Metadata waarbij Atlas het principe van ‘enkelvoudige ontsluiting, meervoudig gebruik’ toepast, zoals dat hoort bij een Service Oriented Architecture. Dit principe maakt de uitwisseling van informatie effectiever en efficiënter, zowel tussen organisaties als binnen de eigen organisatie.
•
Binnen het Atlasprogramma vindt per thema gericht onderzoek plaats hoe gegevens te selecteren en hoe informatie op een begrijpelijke en zinvolle manier te presenteren. Hierdoor zal uiteindelijk optimale presentatie van informatie plaatsvinden.
•
Informatie die door middel van de Atlas Leefomgeving gegenereerd wordt, kan gemakkelijk ingebed worden in andere websites (bijvoorbeeld die van gemeenten en provincies) waardoor iedere organisatie op eigen wijze een goed beeld kan schetsen van de kwaliteit van de leefomgeving.
5
De Atlas Leefomgeving past dus binnen ontwikkelingen richting een transparante overheid met gebruikmaking van geo-ICT ontwikkelingen. Hiermee heeft deelname aan de Atlas Leefomgeving door bronhouders (zoals gemeenten, provincies, milieudiensten, waterschappen, etc.) een toegevoegde waarde. Deze organisaties kunnen zo immers relatief gemakkelijk beter voldoen aan de maatschappelijke en wettelijke verplichtingen informatie over de leefomgeving te geven.
6
2
OPZET PROGRAMMA EN WERKWIJZE
2.1 Algemeen Het programma Atlas Leefomgeving kent een gefaseerde uitvoering; een verkennende fase, een uitwerkingsfase en een bestendigingsfase. De verkennende fase loopt van 2007 tot en met begin 2009. De uitwerkingsfase loopt van 2009 tot eind 2010 op basis waarvan de bestendigings- en beheersfase vanaf 2011 zal gaan lopen. Er is gekozen voor een gefaseerde uitvoering om op basis van (tussen)resultaten mogelijkheden voor vervolg in kaart te kunnen brengen en deze voor te leggen aan de betrokken bestuurders. 2.2 De verkennende fase De verkennende fase heeft tot doel te bepalen wat de wensen van de eindgebruiker zijn en wat de mogelijkheden daarvoor zijn in termen van data en ICT. Daarnaast zijn organisatorische, financiële, bestuurlijke en juridische randvoorwaarden onderzocht. Werkwijze Om breed draagvlak te genereren en zo optimaal mogelijk gebruik te maken van de kennis en ervaring bij anderen, zijn vele partijen betrokken bij de verkennende fase. Met een groot aantal personen (circa 150), afkomstig van gemeenten, provincies, milieudiensten, GGD’s, rijksoverheden, kennisinstituten (RIVM en Alterra) en het bedrijfsleven zijn daarom de stappen van de verkennende fase gezet. De programmastructuur waarin dit gebeurde staat in bijlage 2. De volgende stappen zijn tijdens de verkenning gezet. •
Allereerst zijn de juridische kaders en randvoorwaarden onderzocht en heeft onderzoek plaatsgevonden naar de wensen en eisen van eindgebruikers.
•
Vervolgens zijn kaders en randvoorwaarden geformuleerd voor de presentatie, informatie en ICT. Om na te gaan wat de (on) mogelijkheden van deze kaders en randvoorwaarden zijn, is overgegaan tot de bouw van een Atlas Demonstrator. Hiervoor zijn de randvoorwaarden en kaders vertaald naar functionele eisen. Zo is een elektronisch systeem, de Atlas Demonstrator, ontwikkeld voor een beperkt aantal thema’s (lucht, geluid en groen) waarmee enkele Atlas principes konden worden uitgetest. Om alles ook echt te kunnen uitproberen is de Atlas Demonstrator gevuld met informatie van een aantal pilotpartners: de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht en Noord Brabant, de gemeenten Amsterdam en Deventer en de Milieudienst SRE. Met deze pilotpartners zijn deelprojecten uitgevoerd om specifieke vragen over de informatie, ICT en eindgebruikers te beantwoorden. Uiteindelijk is de Atlas Demonstrator getest met een expert review, usabilitytesten en eindgebruikerstesten.
•
Parallel aan de ontwikkeling van de Atlas Demonstrator zijn de organisatorische en financiële randvoorwaarden in kaart gebracht. Op basis hiervan is onderzocht of een ‘Atlas systeem’ bij bronhouders is te implementeren. De centrale vraag hierbij was ‘wat vergt het van een organisatie om aan te sluiten bij de Atlas Leefomgeving in termen van ICT, data en werkprocessen?’. De resultaten van dit implementatieonderzoek zijn vervolgens gebruikt als input voor een maatschappelijke kosten baten analyse.
•
Tot slot is in de verkennende fase ingezet op bestuurlijk en ambtelijke betrokkenheid bij provincies/IPO, gemeenten/VNG en UvW. Niet alleen zijn provincies en gemeenten direct betrokken bij de uitvoering van de verkenning, ook is (frequent) overleg gevoerd in de relevante ambtelijke gremia en is daar waar aan de orde bestuurlijk overleg gevoerd.
7
Producten De inzet en betrokkenheid van de pilotpartners is bekrachtigd met een intentieverklaring op bestuurlijk niveau. De vele betrokkenen bij de verkenning zijn behalve in specifieke bijeenkomsten ook in plenaire bijeenkomsten bijeen gekomen om input te leveren en informatie te krijgen over de voortgang. De verkennende fase leverde een schat aan gegevens, die als input zijn gebruikt voor dit advies De belangrijkste rapportages zijn: •
Twee rapportages over de juridische kaders en randvoorwaarden.
•
Diverse rapportages inzake de wensen en eisen van eindgebruikers.
•
Diverse rapportages inzake de bouw van de Atlas Demonstrator.
•
Expertreview, usabilitytesten & eindgebruikerstesten op basis van de Atlas Demonstrator.
•
Diverse rapportages over de implementatie van de Atlas Leefomgeving bij bronhouders.
•
Een kwalitatieve analyse naar kosten en baten, gerelateerd aan nut en noodzaak van de Atlas Leefomgeving.
In bijlage 3 staat een overzicht van alle in het kader van de verkennende fase van de Atlas Leefomgeving opgeleverde rapportages. 2.3 Toetsing van de resultaten Om de resultaten van de verkennende fase te toetsen zijn centrale beoordelingsvragen opgesteld met de daarbij behorende specifieke deelvragen, criteria en randvoorwaarden. Deze beoordelingsvragen hebben betrekking op de gebruiker, de informatie (data, metadata, etc.), de ICT infrastructuur en de organisatorische, financiële, juridische en bestuurlijk-beleidsmatige kaders en randvoorwaarden en staan hieronder genoemd: •
Sluit de geboden informatie aan op de wensen van de doelgroepen: is deze informatie vindbaar, begrijpelijk, betrouwbaar en actueel en biedt deze handelingsperspectief en ondersteuning bij het maken van keuzes over de eigen leefomgeving?
•
Kan de Atlas Leefomgeving aansluiten bij andere (overheidsgerelateerde) Geo-ICT ontwikkelingen die inzetten op harmonisatie, decentrale ontsluiting, standaardisatie en open source techniek?
•
Is de Atlas Leefomgeving voor bronhouders aantrekkelijk door het bieden van voordelen en door een goede aansluiting op bestaande en/of al ingezette ontwikkelingen op gebied van werkprocessen, beschikbare (Geo-)ICT en data?
De resultaten van de verkennende fase zijn afgezet tegen deze vragen, waarna het resultaat van de verkennende fase in zijn geheel is gehouden tegen de algemene doelstelling van het Atlas programma en het advies voor vervolg is geformuleerd.
8
3
RESULTATEN VERKENNENDE FASE
3.1 Algemeen (wat heeft het opgeleverd) De resultaten van de studies en activiteiten in de verkennende fase van het programma ‘Atlas Leefomgeving’ laten zien dat een elektronisch systeem ontwikkeld kan worden met kwalitatief goede, begrijpelijke informatie over de leefomgeving (milieu, gezondheid en veiligheid) dat op maat gepresenteerd kan worden aan de eindgebruiker (burgers en professionals). Bij toetsing aan de centrale beoordelingsvragen blijkt meer specifiek dat: •
De informatie die de Atlas Leefomgeving kan ontsluiten, aansluit bij de wensen en eisen van de eindgebruikers. Hierbij is verbetering van de opbouw, look en feel, navigatie en begrijpelijkheid van koppen en teksten van de uiteindelijke site van de Atlas Leefomgeving een aandachtspunt.
•
De gepresenteerde informatie vindbaar, voldoende betrouwbaar, actueel, begrijpelijk en bruikbaar is en kan worden voorzien van handelingsperspectief. Aandachtspunt hierbij is de standaardisatie van (meta)data en de continuïteit in beschikbaar stellen hiervan.
•
Atlas nadrukkelijk past binnen de context van de lopende ontwikkelingen (e-overheid, Geo-ICT ontwikkelingen) en goed aansluit op lopende initiatieven.
•
Het werken met open standaarden mogelijk is zodat het idee van ‘een keer ontsluiten, meervoudig gebruiken’ gerealiseerd wordt.
•
Decentrale ontsluiting van informatie (data, metadata, etc.) mogelijk is maar nog nader onderzoek en verder afstemming met de bronhouders vergt.
•
Atlas een structurele rol kan spelen bij het invulling geven aan transparantie van de overheid in algemene zin en specifiek aan Aarhus en de WOB.
•
Potentiële deelnemers (gemeenten, provincies, milieudiensten, etc.) positief zijn over de mogelijkheden van de Atlas Leefomgeving en dat de Atlas bij grote en ambitieuze organisaties op redelijke termijn zonder noemenswaardige inspanningen inpasbaar is, maar dat Atlas bij kleine gemeenten lastiger inpasbaar is als deze organisaties het op eigen kracht moeten doen. Ondersteuning bij de invoering is daarom essentieel.
De volgende paragrafen gaan nader in op de onderdelen van de verkennende fase. Hierbij worden de resultaten getoetst aan specifieke deelbeoordelingsvragen en wordt nader ingegaan op aandachtpunten. 3.2 De Atlas Leefomgeving in relatie tot de juridische kaders Voor de Atlas zijn een aantal juridische beoordelingsvragen van belang: •
In hoeverre komt ontsluiting van gegevens over milieu en gezondheid tegemoet aan de ‘Aarhus eisen’?
•
Wie is juridisch verantwoordelijk voor de geleverde informatie?
•
Is een initiatief als Atlas oneerlijke concurrentie voor het bedrijfsleven?
•
Aan welke richtlijnen dient een website te voldoen?
•
In hoeverre zijn disclaimers aan de orde?
Het ontsluiten van (milieu)data via de Atlas Leefomgeving komt tegemoet aan verschillende eisen die het Verdrag van Aarhus stelt. Het gaat hierbij om het in toenemende mate beschik-
9
baar stellen van milieu-informatie in elektronische gegevensbestanden via internet en kwaliteitseisen voor de milieu-informatie (actualiteit, nauwkeurigheid en vergelijkbaarheid). Het principe van decentraal ontsluiten van milieu en gezondheidsdata heeft tot gevolg dat de verschillende bronhouders zelf verantwoordelijk zijn voor de toetsing aan wet- en regelgeving op het gebied van openbaarheid (Wob, Wm, Aarhus), intellectuele eigendomsrechten (m.n. Auteurs- en databankenwet) en bescherming persoonsgegevens (Wbp). Wanneer de Atlas Leefomgeving als website vorm krijgt, zal deze moeten voldoen aan de eisen van het Besluit Kwaliteit Rijksoverheidswebsites (de webrichtlijnen). De Atlas Leefomgeving kan hieraan voldoen. Ten aanzien van de regels voor Markt & Overheid geldt dat deze zijn opgesteld om oneerlijke concurrentie door overheidsinstellingen die commerciële activiteiten verrichten tegen te gaan. De hoofdregel is dat overheidsorganisaties, die een publieke taak vervullen, geen marktactiviteiten mogen vervullen in concurrentie met de private sector (behoudens vier uitzonderingen). De Atlas Leefomgeving stelt informatie over milieu en gezondheid vrijelijk ter beschikking, daarom is er geen sprake van een marktactiviteit. Bovendien is het actief openbaar maken van milieu en gezondheid gegevens onlosmakelijke verbonden met de publieke taak. Atlas is daarom niet in strijd met de regels voor Markt & Overheid. Bij de presentatie van informatie is het niet wenselijk dat gebruik wordt gemaakt van ‘disclaimers’. Gebruikers van de Atlas Leefomgeving moeten erop kunnen vertrouwen dat de informatie die de overheid verstrekt juist is. Om de informatie op een goede manier te kunnen interpreteren en te gebruiken zijn metadata (en bijsluiters) noodzakelijk. Door het toevoegen van metadata en bijsluiters wordt misinterpretatie van de gegevens door de gebruiker zoveel mogelijk voorkomen en is de aansprakelijkheid van de bronhouders beperkt. Conclusie is dat er bij de huidige thema’s niet of nauwelijks juridische belemmeringen worden ondervonden. Ook bij de uitbreiding met andere thema’s worden geen onoverkomelijke juridische belemmeringen verwacht. 3.3 De Atlas Leefomgeving in relatie tot de lopende ontwikkelingen De volgende beoordelingsvragen zijn van belang ten aanzien van de lopende ontwikkelingen: •
Past de Atlas binnen de richtlijnen zoals geformuleerd door Europa en het Rijk?
•
Sluit de Atlas aan op de lopende projecten op het gebied van e-overheid en Geo-ICT?
Europa en het rijk hebben richtlijnen geformuleerd op het gebied van ICT en (meta)data zoals INSPIRE, toepassing van web 2.0 technologie en open standaarden. Uit de resultaten blijkt dat het mogelijk is om deze richtlijnen toe te passen bij de realisatie van de Atlas. Toepassing van deze richtlijnen maakt het op veel onderdelen zelfs gemakkelijker om te komen tot een resultaat dat voldoet aan de wensen en eisen van eindgebruikers. De Atlas zal niet alleen gebruik maken van bovengenoemde richtlijnen, maar zal de diverse richtlijnen en daarmee gepaard gaande initiatieven wellicht zelfs kunnen combineren en verbinden.
10
De Atlas Leefomgeving sluit aan bij andere Geo-ICT projecten zoals RO-online en WABO. Tevens geeft de Atlas een nadere invulling aan een aantal projecten zoals RGI Geoloketten. Daarnaast kan Atlas op termijn resultaten van andere projecten (BIELLS, risicokaart) via web services meenemen binnen de Atlas. Conclusie is dat de Atlas past binnen de lopende ontwikkelingen op het gebied van eoverheid, de transparante overheid, Geo-ICT en aansluit bij overige projecten op dit gebied. 3.4 De realisatie van het systeem Centraal staat hier de vraag of het mogelijk is een systeem te realiseren op basis waarvan de eindgebruikers milieu- en gezondheidsinformatie op maat kunnen krijgen. Eerst komen de wensen en eisen van de eindgebruiker aan bod, vervolgens de (on)mogelijkheden van het (te ontwikkelen) systeem (de ICT) en tot slot de inhoud (de data). Per thema komen de relevante beoordelingsvragen, de resultaten en de (potentiële) keuzes, consequenties en risico’s aan de orde. De aansluiting op de eindgebruiker Bij de aansluiting op de eindgebruiker gaat het om de volgende beoordelingsvragen: •
Welke behoeften hebben de eindgebruikers?
•
Kan een systeem ontwikkeld worden dat vindbaar is en qua inhoud, mogelijkheden, presentatie, bediening en prestatie aansluit bij de behoefte van die eindgebruikers?
De resultaten van het onderzoek naar de wensen en eisen van eindgebruikers laten zien dat gebruik van een Atlas met name samenhangt met specifieke vragen die eindgebruikers hebben op gebied van gezondheidsklachten, verhuizing en verandering in de directe leefomgeving of vanwege specifieke interesses. Ook blijkt dat er niet zozeer een onderscheid te maken is tussen burgers en professionals als wel in de mate van diepgang van informatie die een eindgebruiker wenst. Testen met eindgebruikers van de Atlas Demonstrator wijzen uit dat zij positief zijn over de mogelijkheden hiervan. Wel moet de opbouw, look en feel, navigatie en begrijpelijkheid van koppen en teksten van de uiteindelijke Atlas Leefomgeving nog verbeteren. Vooral de gebruikersvriendelijkheid van eindgebruikers die snel een overallbeeld willen en niet specifiek geïnteresseerd zijn in diepgaandere informatie vergt nog aandacht. De informatie die de Atlas Demonstrator genereert, kan op eenvoudige wijze ingebed worden in andere websites. Dit betekent dat gemeenten en provincies de informatie van de Atlas Leefomgeving in hun eigen websites kunnen binnenhalen. Dit vergroot de vindbaarheid en reikwijdte van de informatie aanzienlijk. Conclusie is dat de Atlas Leefomgeving aansluit (c.q. in de toekomst zal aansluiten) bij de wensen en eisen van de eindgebruikers. Bij het vervolg zijn de volgende aandachtspunten aan de orde: •
Verbetering van de gebruikersvriendelijkheid van site (opbouw, navigatie, etc.).
•
Het eenvoudig weergeven van een overall beeld op basis waarvan, indien gewenst, ingezoomd kan worden op meer specifieke en diepgaandere informatie.
11
De Inhoud (data, metadata en teksten) Bij het beoordelen van de mogelijkheden voor het ontsluiten van de gevraagde informatie, spelen de volgende vragen: •
Zijn er voldoende relevante (en kwalitatief voldoende goede) (meta)data beschikbaar?
•
Kunnen de data voorzien worden van zinvolle interpretatie en betekenis?
•
Kan met de diverse data beelden gegeven worden die vergelijkbaar zijn?
Bovenstaande vragen zijn in het traject met de Atlas Demonstrator met de pilotpartners nagegaan voor de thema’s lucht, geluid en groen. Uit de resultaten blijkt het volgende. Doorgaans zijn relevante (en kwalitatief voldoende goede) data aanwezig bij de pilotbronhouders. Bij lucht en geluid zijn de data daarnaast redelijk gestandaardiseerd en daarmee vergelijkbaar. Dit komt omdat de methodiek om tot data te komen landelijk is vastgelegd. Bij groen is de standaardisatie en harmonisatie een punt van aandacht. Hiervoor zijn geen afspraken; bronhouders beschikken over zeer diverse, lastig te vergelijken data. De kwaliteit van de data kan met metadata gespecificeerd worden. Hiermee wordt het mogelijk om niet primair vergelijkbare data toch met elkaar vergelijkbaar te maken. Het gebruik van metadata is echter geen algemeen gebruik bij de pilotbronhouders. Dit terwijl metadata nodig is om de data te specificeren en van betekenis te voorzien en essentieel is voor de uitwisseling van gegevens. Het (waarborgen van het )gebruik van metadata verdient dan ook veel aandacht; presentatie is immers onmogelijk zonder metadata. Het zorgen voor stimulering van goed gebruik hiervan en een goede facilitering zijn daarom van groot belang. Tot slot blijkt het mogelijk om data te voorzien van een zinvolle interpretatie en betekenis in termen van gezondheid (zowel inhoudelijk als door verwijzingen) en in termen van de kwaliteit van de leefomgeving. Op dit vlak moet nog wel verdere uitwerking plaatsvinden. Om te komen tot een goede duiding is wederom een juiste invulling van de metadatavelden nodig. Conclusie is dat de relevante (meta)data beschikbaar gemaakt kunnen worden en dat de data voorzien kunnen worden van zinvolle interpretatie en betekenis. Tevens kunnen met behulp van de juiste metadata vergelijkbare beelden gegenereerd worden. Bij het vervolg zijn de volgende aandachtspunten van belang: •
Standaardisatie en harmonisatie van data, vooral bij die thema’s waar geen landelijke of Europese methodiek van dataverzameling is vastgesteld.
•
Het beschikbaar krijgen en houden van gestandaardiseerde metadata van de door bronhouders beschikbaar gestelde webservices.
•
Het verder ontwikkelen van zinvolle interpretaties en betekenissen.
De mogelijkheden van het systeem (de ICT) Bij de beoordeling van de mogelijkheden van het systeem (ICT) spelen de volgende vragen: •
Is het mogelijk de informatie decentraal te ontsluiten?
•
Levert de technologie het gewenste resultaat op (integratie van informatie, etc.)?
•
In hoeverre kan aangesloten worden op de richtlijnen van Europa en de Rijksoverheid?
•
Kan het systeem zorgen voor voldoende prestatie (performance)?
12
De resultaten van de Atlas Demonstrator tonen aan dat de gegevens (data en metadata) decentraal kunnen worden ontsloten met webservices. Hiermee kan de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (meta)data bij de bronhouders blijven en zijn de gegevens altijd up to date. Immers als bronhouders nieuwe of aanvullende gegevens hebben, worden die automatisch meegenomen. Omdat de gegevens ontsloten en gepresenteerd worden op basis van een catalogus met metadata (CSW), is het essentieel dat deze catalogus op orde is en meegeleverd wordt. Verder laat de Atlas Demonstrator zien dat de integratie van data met Web Mapping Services (WMS), op kaartniveau, mogelijk is. Hiervoor is een eenduidige opbouw van de datastructuur en uniformiteit van metadata essentieel. Bovendien blijkt ook een eenduidige styling (legenda) met een zogeheten Styled Layer Description (SLD) noodzakelijk omdat het anders niet mogelijk is samengestelde of vergelijkbare kaarten te presenteren. De performance van het systeem is zeer belangrijk. Daarom is tijdens de verkennende fase bekeken welke mogelijkheden er zijn om de performance zo goed mogelijk te maken. Als de data bij elke vraag van een eindgebruiker bij de bron opgehaald worden, zoals bij web services gebruikelijk is, is de performance van het systeem zo goed als de zwakste schakel, in dit geval een server van een bronhouder. Om dit probleem te ondervangen en geen strenge eisen aan servers van bronhouders te stellen, kan (sommige) data ook met web services per tijdseenheid bij de bronhouders opgehaald worden en daarna opgeslagen worden op een Atlas server (cachen). Met deze gecachete data krijgt een eindgebruiker eenzelfde kaart gepresenteerd als wanneer deze direct van de bronhouder afkomstig is. De performance wordt zo sterk verbeterd. Web Feature Services (WFS) zullen hierbij een prominente rol gaan spelen, omdat op basis daarvan niet het kaartbeeld maar de daadwerkelijke data bij de bronhouder opgehaald wordt. Door deze data via een beveiligd protocol op te halen en op de Atlas server op te slaan, kan de deelnemende organisatie worden ontlast van zware performance en uptime eisen die een landelijke website nu eenmaal stelt. Tevens biedt deze werkwijze veel meer mogelijkheden in termen van presentatie, vergelijken van gegevens en combineren van gegevens. Conclusie is dat het mogelijk is een systeem te ontwikkelen waarmee informatie decentraal ontsloten wordt en waarmee voldaan wordt aan de richtlijnen van Europa en het Rijk. Tevens is het mogelijk om door toepassing van technologie (op termijn) het door de eindgebruiker gewenste resultaat te laten zien met een goede performance. Bij het vervolg zijn de volgende specifieke aandachtspunten aan de orde: •
De kwaliteit (en uniformiteit) van data en metadata is essentieel voor de Atlas:
•
WMS (in combinatie met SLD) werkt voldoende goed voor de doeleinden van de Atlas maar voor de toekomst biedt WFS veel voordelen:
•
Het per tijdseenheid met webservices ophalen van data (cachen) biedt voordelen voor de performance en de stabiliteit van het systeem.
De systematiek van decentraal ontsluiten van (meta)data en het (vraaggestuurd) presenteren van informatie staat schematisch weergegeven in bijlage 4.
13
3.5 De implementatie van het systeem Deze paragraaf gaat in op de vraag of het mogelijk is een Atlas systeem bij de bronhouders te implementeren: wat is achtereenvolgens in termen van Geo-ICT, data en organisatie/werkprocessen nodig om aan te sluiten bij een Atlas Leefomgeving. Per aspect komen relevante beoordelingsvragen, resultaten en de (potentiële) keuzes, consequenties en risico’s de orde. Wat is nodig om aan te sluiten in termen van inhoud (data en metadata) Hierbij zijn de volgende beoordelingsvragen zijn aan de orde: •
Zijn er relevante (en kwalitatief voldoende goede) (meta)data beschikbaar?
•
Is er bereidheid om de (meta)data te publiceren?
•
Wie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de (meta)data?
•
Hoe moet omgegaan worden met inhoudelijke uitbreiding van de Atlas (nieuwe thema’s)?
In het verlengde van de resultaten met de Atlas Demonstrator blijkt uit het onderzoek implementatie dat ook bij de overige (potentiële) bronhouders relevante (en kwalitatief voldoende goede) data aanwezig zijn. Ook hierbij zijn standaardisatie en harmonisatie nadrukkelijk aandachtspunten evenals een goed gebruik en mee serveren van (inhoudelijke en Geo-ICT) metadata. Ook uit dit onderzoek blijkt dat er bij alle partijen behoefte is aan een hulpmiddel om de metadata relatief snel en eenvoudig ingevuld te krijgen. Er is bereidheid van potentieel serverende organisaties om hun gegevens te publiceren. Hierbij geven de meeste bronhouders wel aan het belangrijk te vinden dat de eigen data (en metadata) herkenbaar zijn en blijven zodat hier niet zomaar mee gerommeld kan. Sommige bronhouders tonen wel enige terughoudend met het publiceren van hun gegevens. Hun terughoudendheid zit in de mogelijke vragen publicatie van gegevens oproept. Overigens onderstrepen deze organisaties wel het belang van transparantie (en daarmee het openbaar maken van hun gegevens) voor een goed functionerende overheid. Het uitgangspunt van “data bij de bron” wordt door alle organisaties onderschreven. Hierbij geven zij tevens aan dat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de (meta)data bij de bronhouder dient te liggen. Tot slot is aangegeven dat bij het toevoegen van (nieuwe) thema’s aan de Atlas Leefomgeving de Atlasorganisatie samen met de verantwoordelijke bronhouders en deskundigen (zowel inhoudelijk als op het gebied van Geo-ICT) de indicatoren dienen te bepalen (inclusief de bijbehorende metadata en toelichting), waarbij zoveel mogelijk dient te worden aangesloten bij de actuele (inter)nationale standaarden en common practices. Conclusie is dat de relevante (meta)data beschikbaar zijn en dat er bereidheid is om gegevens te publiceren. Hierbij is het van belang dat de bronhouders verantwoordelijk blijven voor de kwaliteit van de (meta)data. De volgende punten zijn van belang voor het vervolg: •
Standaardisering en harmonisatie van data.
•
Het consequente gebruik van (gestandaardiseerde en kwalitatief goede) metadata waarbij ondersteuning van bronhouders bij het op orde krijgen en houden van metadata van belang is. Dit kan bijvoorbeeld door een ‘Editor’ waarmee metadata snel en makkelijk kan worden ingevuld, als hulpmiddel beschikbaar te maken voor bronhouders.
14
•
De werkwijze om te komen tot implementatie van nieuwe thema’s (en bijbehorende indicatoren, metadata en toelichting) binnen de Atlas.
Wat is nodig om aan te sluiten in termen van Geo-ICT Centraal staan hierbij de volgende vragen: •
Is de gewenste technologie beschikbaar, bruikbaar en inpasbaar (integreerbaarheid van onderdelen) binnen de ICT van bronhouders om (meta)data decentraal te ontsluiten?
•
Kunnen organisaties voldoen aan Europese- en rijksrichtlijnen (open standaarden etc.)?
•
Is er voldoende kennis en ervaring in huis om de gewenste Geo-ICT te implementeren en te laten draaien?
Het implementatieonderzoek laat zien dat bronhouders gemakkelijk aan de Geo-ICT vereisten voor decentrale ontsluiting van (meta)data kunnen voldoen. Dit komt omdat deze verplichtingen en eisen ook al lopen vanuit andere trajecten (RO-online, WABO, e-overheid, etc.),.Maar ook omdat het een relatief kleine inspanning is om de Geo-ICT ‘Atlasproof’ te maken. Op basis hiervan kan geconstateerd worden dat de gewenste technologie beschikbaar, bruikbaar en binnen de eigen organisatie inpasbaar is waarbij de Geo-ICT voldoet aan richtlijnen vanuit Europa en de rijksoverheid. Ten aanzien van de kennis en ervaring blijkt dat grotere en ambitieuzere organisaties in potentie de gewenste kennis en ervaring in huis hebben om de vereiste Geo-ICT te implementeren en de beheren. Kleinere organisaties hebben meestal niet de kennis en ervaring op het gebied van Geo-ICT om implementatie en beheer van het systeem op eigen kracht vorm te geven. Ondersteuning op beide aspecten is dan ook van belang voor deze organisaties. Uit het traject met de Atlas Demonstrator blijkt dat Atlas hierin kan faciliteren met een Toolkit bestaande uit de benodigde Open Source Software en bijbehorende handleidingen om (technisch) snel operationeel te zijn. Conclusie is dat de bronhouders en serverende organisaties in principe gemakkelijk aan de Geo-ICT vereisten kunnen voldoen om het systeem voor ontsluiting van (meta)data te implementeren en te beheren. Wel is vooral voor kleinere organisaties ondersteuning van belang omdat kennis en ervaring op het gebied van Geo-ICT hier vaker ontbreekt. Bij het vervolg zijn de volgende aandachtspunten van belang: •
Verdere (door)ontwikkeling van de Toolkit om ICT van bronhouders ‘Atlasproof’ te maken.
•
Ondersteuning (in menskracht) bij de daadwerkelijke inzet van de Toolkit met name bij de kleinere organisaties.
•
Het verder vormgeven van mogelijkheden tot samenwerking op gebied van Geo-ICT en data tussen bronhouders. Hierdoor kan een goede keuze voor samenwerking gemaakt worden om te komen tot een makkelijke, efficiënte en effectieve invoering te komen.
Wat is nodig om aan te sluiten in termen van organisatie/werkprocessen Onderstaande beoordelingsvragen zijn geformuleerd ten aanzien van de organisatie en de werkprocessen: •
In hoeverre is de Atlas inpasbaar binnen de werkprocessen van de eigen organisatie?
•
Is het beheer dat nodig is voor het systeem (onderhoud, uitbouw etc.) te realiseren?
•
Is er voldoende bestuurlijk draagvlak onder de bronhouders/serverende instanties?
15
Uit de resultaten blijkt dat de Atlas inpasbaar is binnen de werkprocessen van de bronhouders (gemeenten, provincies, milieudiensten, etc.). Verbetering van (interne) werkprocessen, bijvoorbeeld wat betreft samenwerking van inhoudsdeskundige en GIS deskundige, blijft echter een aandachtspunt maar kan goed met maatregelen op maat verbeterd worden. In het verlengde daarvan is gebleken dat het beheer dat nodig is voor de zowel de inhoud als de ICT is te realiseren. Aandachtpunt hierbij is wederom het op orde krijgen, houden en (mee)leveren van de (meta)data. Een ander aandachtspunt vormt de implementatie, onderhouden en draaiend houden van de benodigde ICT (software om WMS, WFS, CSW, etc. aan te maken). Tot slot geeft het implementatieonderzoek aan dat er gerekend wordt op voldoende bestuurlijk draagvlak om de Atlas te implementeren binnen de eigen organisatie. Er worden dan ook de nodige voordelen van deelname gezien; het voldoen aan wet- en regelgeving; het ontsluiten van informatie afkomstig van verschillende bronhouders; enkelvoudige ontsluiting, meervoudig gebruik; niet zelf het wiel hoeven uitvinden bij ontsluiting en presentatie van data en informatie over milieu en gezondheid en inbedding van de Atlas viewer in de eigen website waardoor een transparante en professionele uitstraling van de betreffende organisatie gerealiseerd wordt. Geconcludeerd kan dan ook worden dat de Atlas goed inpasbaar is binnen de werkprocessen van de bronhouders en dat ook het beheer van het systeem relatief eenvoudig te realiseren is. Ook is er in potentie ruim voldoende bestuurlijk draagvlak. Aandachtpunten zijn: •
Het implementeren en blijvend laten functioneren van de relevante software.
•
Het op orde houden en (mee)leveren van (meta)data.
•
Het consequent blijven verbeteren van de werkprocessen bij de individuele bronhouders.
•
Het goed betrekken van bestuurders bij het vervolg (de implementatie) van de Atlas.
3.6 De financiële kaders en de randvoorwaarden Er is een aantal kosten en baten te onderscheiden bij het implementeren en beheren van de Atlas. Deze kosten hebben en betrekking op de Atlasorganisatie én betrekking op de bronhouders c.q. serverende organisaties. Dit resulteert in de volgende beoordelingsvragen: •
Zijn de kosten (mensen en middelen) die nodig zijn voor deelname aan Atlas (in termen van implementatie en beheer) te overzien voor bronhouders?
•
Zijn de kosten (mensen en middelen) die nodig zijn om de Atlas te coördineren op strategisch niveau te overzien?
Uit de analyse blijkt dat de kosten voor bronhouders ten aanzien van mensen en middelen, zowel op het gebied van (meta)data als op het gebied van ICT (hardware en software) beperkt zijn. De voornaamste inspanning zit in het op orde krijgen en houden van de metadata en het op orde krijgen van de ICT om de gegevens decentraal te ontsluiten. Ondersteuning vanuit VROM is hierbij niet perse noodzakelijk maar wel gewenst. Verder blijkt dat de kosten van het centrale onderhoud en beheer, inclusief het toevoegen van nieuwe thema’s, nader onderzocht moeten worden. De kosten zitten met name in: •
het up to date houden van de centrale ICT;
16
•
het up to date houden van de (meta)data. Op onderdelen kunnen er aanpassingen nodig zijn van de indicatoren, bijv. door Europese of landelijke regelgeving of wanneer er nieuwe (wetenschappelijke) inzichten;
•
het faciliteren van het toevoegen van nieuwe thema’s; het periodiek verzorgen van afstemming tussen deelnemers, etc.
De baten (voor altlas in algemene zin en voor de bronhouders in het bijzonder) zijn op dit moment alleen kwalitatief te geven waarbij ten aanzien van die baten verwezen wordt naar de voordelen die Atlas kan bieden zoals beschreven in paragraaf 1.4. Conclusie is vooralsnog dat de (kwalitatieve) baten naar verwachting opwegen tegen de (kwantitatieve) kosten. Wel zijn de volgend aspecten voor het vervolg van belang: •
Het uitvoeren van een uitgebreide kwantitatieve kosten-baten analyse om de kosten en baten zoveel mogelijk concreet te maken en per stakeholder toe te wijzen.
•
Uitwerking van de werkwijze voor onderhoud en beheer in strategische zin en voor implementatie van nieuwe thema’s in meer specifieke zin.
3.7 De conclusies, aanbevelingen en aandachtspunten De algemene conclusie is dat de Atlas Leefomgeving realiseerbaar is binnen de gestelde kaders en randvoorwaarden in termen van eindgebruikers, (meta)data en ICT. Verder kan geconcludeerd worden dat de Atlas Leefomgeving goed implementeerbaar is bij bronhouders. De maatschappelijke kosten baten analyse geeft aan dat de (kwalitatieve) baten naar verwachting opwegen tegen de (beperkte) kosten. Tot slot zijn er ook in juridische opzicht geen belemmeringen bij de realisatie van de Atlas Leefomgeving. Bij de uitwerking van het vervolg zijn wel de nodige aandachtspunten: •
Verbetering gebruikersvriendelijkheid van de uiteindelijke site (opbouw, navigatie, etc.).
•
Eenvoudig kunnen weergeven van een overall beeld op basis waarvan indien gewenst ingezoomd kan worden op meer specifieke en diepgaandere informatie.
•
De kwaliteit en standaardisatie van de (meta)data en het consequente gebruik hiervan.
•
Verdere ontwikkeling van het geven van zinvolle interpretatie en betekenis aan gegevens.
•
De toepassing van nieuwe technologieën (WFS, etc.) om informatie uniformer, eenduidiger, en eenvoudiger te presenteren.
•
Ondersteuning van de bronhouders door de verdere ontwikkeling en implementatie van een Toolkit en het bieden van inzicht in mogelijkheden tot samenwerking tussen bronhouders voor een makkelijke en goede implementatie.
•
Het consequent blijven verbeteren van werkprocessen van individuele bronhouders.
•
Het betrekken van bestuurders bij het vervolg en de implementatie van de Atlas.
•
De uitwerking van de werkwijze voor onderhoud en beheer in strategische zin en voor implementatie van nieuwe thema’s in meer specifieke zin.
•
Het uitvoeren van een kwantitatieve kosten-baten analyse in het vervolg van het traject.
17
4
ADVIES VOOR VERVOLG
De verkennende fase laat zien dat een Altas Leefomgeving goed realiseerbaar en implementeerbaar is. Bij de uitvoering moeten nog wel de nodige aandachtspunten worden uitgewerkt. De verkenning laat ook zien dat bronhouders (gemeenten, provincies, etc.) graag willen participeren in het Atlastraject. Hierbij komt duidelijk naar voren dat verplichte deelname niet aan de orde is. Dit omdat aansluiting bij een Atlas Leefomgeving veel meerwaarde biedt in termen van bijdragen aan ‘de transparante overheid’ en ‘het presenteren van milieu- en gezondheidsinformatie’ terwijl de kosten van deelname relatief gering zijn. De deelname kan dus vrijwillig (maar niet vrijblijvend) zijn. Het voorstel is om op basis van bovenstaande conclusies de uitwerkingsfase van de Atlas Leefomgeving in te zetten met als doel het daadwerkelijk opzetten van een elektronisch systeem waarmee burgers en professionals goed geïnformeerd kunnen worden op het gebied van gezondheid en milieu door de toegankelijkheid en vergelijkbaarheid van informatie te optimaliseren begrijpelijk (op maat) te presenteren. Voorgesteld wordt verder de volgende activiteiten en resultaten van de uitwerkingsfase van de Altas te benoemen: •
De bouw van een Atlas Leefomgeving op basis van die functionele eisen en wensen en met inachtname van de aandachtspunten zoals die zijn benoemd in de verkennende fase.
•
Het verder (en volledig) ontsluiten van informatie (data, metadata, etc.) bij bronhouders op het gebied van de thema’s lucht, geluid en groen De aandachtspunten uit de verkennende fase komen hierbij nadrukkelijk aan de orde. Daarnaast moeten nieuwe thema’s zoals bodem, water en externe veiligheid worden benoemd die via de Atlas Leefomgeving worden ontsloten met webservices. Hierbij moet optimaal gebruik worden gemaakt van bestaande initiatieven.
•
Het uitwerken van de diverse mogelijkheden voor deelname aan de Atlas Leefomgeving door bronhouders inclusief de facilitatie die hierbij geboden kan worden. Hiervoor worden een aantal pilots voor mogelijke samenwerkingsverbanden tussen bronhouders uitgevoerd. Bovendien worden de benodigde instrumenten ter facilitatie ontwikkeld zodanig dat de aandachtspunten uit de verkenning goed worden verdisconteerd.
•
Het uitwerking geven aan een optimale aansluiting bij andere initiatieven (ICTU, Geonovum, etc.) om zoveel mogelijk winst en synergie uit de samenwerking te halen.
•
Het verder bekendmaken van het Atlasconcept bij (professionele) eindgebruikers en aan bronhouders op ambtelijk en bestuurlijk niveau door het met IPO en VNG) inzetten van een breed communicatietraject.
•
Het opzetten van een passende projectstructuur waarin bovengenoemde activiteiten goed kunnen worden uitgevoerd. Hierbij moet gezorgd worden voor optimaal gebruik van kennis en ervaring van anderen en gezorgd worden voor een breed draagvlak.
De doorlooptijd van de bouwfase bedraagt 2 jaar. De kosten bedragen circa € 2 miljoen en zijn reeds gereserveerd op de begroting van VROM. Bij deze kosten is ondersteuning van bronhouders bij implementatie inbegrepen.
18
Bijlage 1: Begrippenlijst Atlas Leefomgeving Atlas Demonstrator
De Atlas Demonstrator (ADem) is een demonstratieversie die mogelijkheden en systematiek van de toekomstige Atlas Leefomgeving laat zien.
Atlas Leefomgeving
De Atlas Leefomgeving is een webportaal voor de (geografische) ontsluiting van informatie over de leefomgeving en in het bijzonder over milieu en gezondheid.
BIELLS
BIELLS staat voor: Bodeminformatie essentieel voor landelijke en lokale sturing. Dit is een centraal project van waaruit initiatieven worden genomen om door kanalisering, coördinatie en aansturing tot samenhang en efficiency verbetering te komen in de (organisatie en financiering van) vraaggestuurde informatievoorziening op bodemgebied.
Bijsluiter
Beschrijvende informatie in de vorm van tekst, die op hoofdlijnen uitlegt wat de eindgebruiker in het kaartbeeld ziet.
CSW
CSW staat voor: Catalogue Services for the Web en vormt de basis voor het publiceren en zoeken van metadata. Aanbieders van geospatiale data kunnen hun metadata aan een catalogus aanbieden, conform het gebruikte informatiemodel. Het is dan voor applicaties mogelijk om snel naar geospatiale data en services te zoeken. En de gebruiker van de data kan op basis van de metadata de geschiktheid en kwaliteit van een dataproduct beoordelen en vergelijken.
Decentraal ontsluiten
Het principe van decentraal ontsluiten houdt voor het Atlas project in, dat de data bij de verschillende bronnen blijft en via WMS of WFS de data ontsloten wordt en op die wijze o.a. via een webapplicatie van Atlas gepresenteerd kan worden.
Handelingsperspectief
Harvesting
Met handelingsperspectief wordt bedoeld het besef van een individu (i.c. bezoeker van de Atlas Leefomgeving) van eigen handelingsmogelijkheden bij de presentatie van data / informatie. Technologie voor het opbouwen van een metadata catalogus waardoor het eenvoudig wordt om informatie te vinden.
Horizontale integratie Metadata
Data van aangrenzende gebieden integreren. Onder metadata - ' gegevens over de gegevens'- wordt beschrijvende informatie verstaan. Dit kan zijn informatie over de inhoud van een bestand (welke objecten, welke kenmerken), over de actualiteit (opnameperiode), over de kwaliteit, over de beschikbaarheid, de gebruiksmogelijkheden en verwijzingen naar de bronhouder of de beheerder. Voor geografische bestanden komen daar nog specifieke kenmerken als de kaartprojectie, het beschreven gebied en de opnameschaal bij. Binnen het Atlas project worden twee soorten metadata onderscheiden, namelijk technische en inhoudelijke metadata. Voor technische bestaan internationale (ISO) afspraken. De inhoudelijke is een aanvulling op deze technische standaard.
19
Open Source Software
Open source software is computerprogrammatuur waarvan de broncode in te kijken en te veranderen is met zo min mogelijk beperkende voorwaarden. Een computerprogramma bestaat meestal uit twee onderdelen: de software die wordt ' gedraaid'op de computer (de gecompileerde executable) en de ‘broncode’ waarmee deze software gemaakt is. De broncode is niet nodig om de software te laten werken, daarvoor is alleen de executable nodig. Mocht iemand een stuk software willen aanpassen dan moet hij de broncode hebben, deze aanpassen en vervolgens compileren. Er is dan een nieuwe versie van de software gemaakt.
Portaal
Een Portal (of portaal) is een digitale online omgeving waarbij geen technische kennis of speciale software nodig is om deze te onderhouden. Het onderhouden kan variëren van het plaatsen van nieuwsberichten tot het online beschikbaar maken van documenten, of van het bekijken van adresboeken tot statistieken. Doordat de techniek er aan de voorkant (gebruikerskant) er zoveel mogelijk uit is gehaald, blijft er een heldere en transparante beheeromgeving over, die eenvoudig te gebruiken is. Zo eenvoudig, dat gebruikers eigenlijk alleen maar hoeven te beschikken over basis computerkennis en/of Microsoft Officekennis.
RO-online
RO-online staat voor: Ruimtelijke Ordening Online en is een website van de overheid waarop burgers, bedrijven en overheidsinstellingen ruimtelijke plannen kunnen raadplegen.
SOA
Service Oriented Architecture (SOA) is een softwarearchitectuur model. Een volgens SOA opgebouwd systeem bestaat meestal uit twee soorten componenten. Enerzijds de componenten die een dienst aanbieden, de ‘services’ (applicatie), anderzijds de componenten die de uitwisseling van informatie tussen services regelen (de infrastructuur).
SLD
SLD staat voor Styled Layer Descriptor en wordt gebruikt om de opmaak van WMS services die SLD' s ondersteunen te wijzigen. Zo kan een gebruiker een andere opmaak voor de WMS service kiezen dan standaard opmaak die gekozen is door de publicerende organisatie.
Verticale integratie
Het integreren van gelijksoortige data vanuit verschillende bronnen en van aangrenzende schaalniveaus (landelijk, provinciaal, gemeentelijk).
WFS
WFS (Web Feature Services) is een specificatie voor het opvragen, aanleveren en editen van geografische data (punten, lijnen en vlakken), afkomstig van bronhouders, over het Internet.
WMS
WMS (Web Map Services) is een specificatie die de definitie voor Internet Map Servers omvat: hoe geografische data te beschrijven om het op internet te publiceren; hoe een kaartafbeelding samen te stellen en te renderen om op het internet te publiceren. -
De Open Geospatial Consortium definieert WMS.
20
Bijlage 2: programmastructuur Atlas Leefomgeving verkennende fase
Politiek bestuurlijke Besluitvorming Klankbordgroep:
• • • •
Opdrachtgever
Burgers NGO’s
Programma leider
Professionals Bestuurders
Begeleidingscommissie
Atlas beraad
Secretariële ondersteuning
PRESENTATIE
INFORMATIE
ICT
JURIDICA
ORGANISATIE
WG1
WG2
WG3
WG4
WG5
Werkgroepen In de werkgroepen heeft de daadwerkelijke uitvoering van de werkzaamheden plaatsgevonden. Elke werkgroep stond voor een specifieke invalshoek, maar de werkgroepen hangen onderling nauw samen. Daar waar nodig is er volgtijdelijk en/of iteratief gewerkt. Programmaleider De programmaleider leidde het programma Atlas Leefomgeving, hakte operationele knopen door, besliste welke onderwerpen bij het Atlasberaad, de begeleidingscommissie en/of de klankbordgroep geagendeerd werden. Daarnaast rapporteerde de programmaleider aan de gedelegeerd opdrachtgever. Klankbordgroep De Klankbordgroep gaf feedback op (tussen)resultaten. Afhankelijk van de vraag kon dit telkens een andere invalshoek zijn (technisch, maatschappelijk, wetenschappelijk, etc.). De klankbordgroep bestaat uit wetenschappers, NGO’s, burgerpanels maar ook personen vanuit de overheid (provincies, gemeenten, etc.). Begeleidingscommissie De Begeleidingscommissie gaf feedback op hoofdlijnen (bestuurlijke aspecten, strategische aspecten etc.). In de begeleidingscommissie zaten personen die op managerial (directeuren) niveau betrokken zijn bij de Atlas (vanuit VROM, VWS, koepels van provincies en gemeenten, RIVM, etc.). Atlasberaad Besluitvorming vond plaats in het Atlasberaad. In het Atlasberaad hebben de voorzitters van de werkgroepen en de programmaleider zitting gehad. Definitieve vaststelling van de (tussen)resultaten vond plaats door de opdrachtgever.
21
Bijlage 3: Opgeleverde rapportages Verkennende fase Atlas Leefomgeving
Usability rapport Atlas Demonstrator; 2C Matrix lab company; November 2008. Expert Review Atlas Demonstrator; 2C Matrix lab company; November 2008. Atlas Leefomgeving, deelrapport “de wereld van de deelnemers”; Quintens; November 2009 Atlas Leefomgeving, deelrapport “aansluiten op de atlas Leefomgeving, wat betekent dat”; Quintens,; Maart 2009. Atlas Leefomgeving, een kwalitatieve verkenning van kosten en effecten; Quintens; Maart 2009. Verkenning Atlas Leefomgeving, Ontwikkeling en evaluatie Atlas Demonstrator, Informatie ICT; RIVM; Maart 2009
22
Bijlage 4: ICT systematiek Atlas Leefomgeving
23