Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Nieuwe Vaart te Arnhem
E.A. Schorn
Archeodienst Rapport 524
Onderzoeksmelding: 61899 In opdracht van: SAB
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Colofon Titel: Auteur(s): Met bijdragen van: Archeodienst Rapport: ISSN nummer: Versienummer: Onderzoeksmelding: Gemeente: Opdrachtgever: Eindredactie Foto’s en tekeningen: Plaats: Foto omslag: Autorisatie:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fas Nieuwe Vaart te Arnhem E.A. Schorn N.v.t 524 1877-2900 1.1 (definitief) 61899 Arnhem SAB E.A. Schorn Archeodienst BV, tenzij anders aangegeven Zevenaar Luchtfoto plangebied (rode kader) vanuit het zuiden, bron BingMaps Willem-Simon van de Graaf 07-10-2014
De kaft van dit rapport is in de vorm van de voor- en achterkant van een Romeinse dakpan waarop hondenpootafdrukken staan.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder bronvermelding. Archeodienst BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit onderhavig onderzoek of de gegeven adviezen. Archeodienst BV, Ringbaan-Zuid 8a, Postbus 297, 6900 AG Zevenaar, tel. 0316-581130,
[email protected], www.archeodienst.nl
2
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Inhoudsopgave 1 Inleiding .....................................................................................5 1.1 1.2 1.3 1.4
Onderzoekskader ................................................................................................ 5 Onderzoeksdoel en vraagstellingen ...................................................................... 5 Ligging en huidige situatie plangebied ................................................................. 6 Toekomstige situatie plangebied.......................................................................... 6
2 Bureauonderzoek .........................................................................8 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Methode ............................................................................................................. 8 Fysische geografie ............................................................................................... 8 Geomorfologie en geologie .................................................................................. 8 Bodem.............................................................................................................. 11 Archeologie ...................................................................................................... 12 Historische geografie ......................................................................................... 13 Bodemverstoring............................................................................................... 15 Specifieke archeologische verwachting ............................................................... 15
3 Booronderzoek .......................................................................... 18 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.4
Werkwijze ......................................................................................................... 18 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens .............................................. 18 Sediment .......................................................................................................... 18 Bodem.............................................................................................................. 18 Archeologische indicatoren ............................................................................... 19 Archeologische interpretatie .............................................................................. 19
4 Conclusie .................................................................................. 20 4.1 4.2 4.3
Inleiding ........................................................................................................... 20 Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen ........................................ 20 Advies .............................................................................................................. 20
Bijlage 1: Periodentabel Bijlage 2: Verklarende woordenlijst Bijlage 3: Afkortingenlijst Bijlage 4: Archeologische informatie Bijlage 5: Boorpuntenkaart Bijlage 6: Boorbeschrijvingen
3
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Administratieve gegevens Projectnaam
Arnhem-Nieuwe Vaart
Onderzoeksmelding
61899
Provincie
Gelderland
Gemeente
Arnhem
Plaats
Opdrachtgever
Arnhem Bethaniestraat/Volkerakstraat/Roompotstraat/Slaakweg/Laan van Presikhaaf Bureau- en booronderzoek, verkennende fase (BO en IVOV) SAB
Contactpersoon opdrachtgever
Dhr. J. Heerink
Bevoegd gezag Deskundige namens bevoegd gezag Uitvoerder
Gemeente Arnhem Dhr. M. Defilet
Uitvoerders veldwerk
E.A. Schorn
Vondstdeterminatie
N.v.t.
Uitvoeringsdatum
19-06-2014
Beheer en plaats documentatie
Zevenaar Coordinaten zijn NW-NO-ZO-ZW
Toponiem Type project
Geografische positie (x-y; in m)
Kaartbladnummer Huidig grondgebruik Oppervlakte plangebied Geplande verstoringsdiepte
Archeodienst BV
(x) 193468 (x) 193603 (x) 193510 (x) 193271 40B
(y) 443813 (y) 443575 (y) 443446 (y) 443592
Bebouwd, bestraat, grasveld en plantsoen Ca. 5,2 hectare, waarvan het nieuw in te richten oppervlak in het zuidwestelijke deel van het plangebied ongeveer 10.500 m2 en in het noordoostelijke deel 7110 m2 bedraagt Onbekend, maar uitgaande van de aanleg van bouwputten minimaal 1 m -mv
4
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
1 Inleiding 1.1
Onderzoekskader
In opdracht van SAB heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst BV een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (IVO-O(verig); booronderzoek) uitgevoerd in het plangebied Nieuwe Vaart (wijk Presikhaaf) in Arnhem (gemeente Arnhem, Fig. 1.1). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de sloop van 9 flats (maisonnettes), waarvoor nieuwbouw in de vorm van eengezinswoningen/appartementen is gepland. De bodem zal door graafwerkzaamheden minimaal tot 1,0 m beneden maaiveld worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan.
Fig. 1.1: Het plangebied op de topografische kaart (bron: kadaster 2011).
Op de gemeentelijke verwachtingskaart (Fig. 2.5, Boshoven et al. 2007) heeft het plangebied grotendeels een lage verwachting en voor een klein deel een hoge verwachting (zuidoostelijke randzone), wat inhoudt dat bij bodemingrepen van respectievelijk groter dan 2000 m2 en groter dan 100 m2 vroegtijdig archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Het onderzoek is uitgevoerd conform de gemeentelijke eisen en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3 (CCvD 2013). Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar Bijlage 1. Afkortingen en jargon worden in Bijlage 2 en 3 uitgelegd. 1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen
Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden.
5
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen. Om deze doelstelling te realiseren, zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: • Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? • Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? • In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? 1.3
Ligging en huidige situatie plangebied
Het plangebied is ca. 5,2 ha groot en ligt in de Wijk Presikhaaf in Arnhem (Fig. 1.1). Het terrein wordt in het noordwesten begrensd door de Driepoortenweg en Volkerakstraat, in het noordoosten door de Bethaniestraat, in het zuidoosten door de Laan van Presikhaaf en in het zuidwesten door de Slaakweg. Het plangebied is in gebruik als woonwijk (bebouwing en bestrating) en als grasveld en plantsoen. In totaal worden 9 flats (maisonnettes) gesloopt (Fig. 1.2). De hoogte van het maaiveld (geraadpleegd op www.ahn.nl) varieert van ca. 10,1 tot 10,5 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil).
Fig. 1.2: Te slopen flats binnen het plangebied (bron: opdrachtgever). Het noorden is rechtsonder.
1.4
Toekomstige situatie plangebied
Binnen het plangebied worden 9 flats gesloopt (Fig. 1.2), waarvoor nieuwbouw in de vorm van eengezinswoningen/appartementen is gepland. Het nieuw in te richten oppervlak in het zuidwestelijke deel van het plangebied bedraagt ongeveer 10.500 m2 en in het noordoostelijke deel 7110 m2. (Fig. 1.3). De nieuwe bebouwing is in donkerblauwe kleuren weergegeven en de individuele tuinen zijn lichtgroen van kleur en door een grijze lijn begrensd.
6
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Fig. 1.3: Inrichtingsplan (bron: opdrachtgever). Het noorden is rechtsonder.
7
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
2 Bureauonderzoek 2.1
Methode
Ten behoeve van het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden, alsmede over geologische, bodemkundige en historisch-geografische kenmerken van (de omgeving van) het plangebied. In het kader van het bureauonderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd: • Recente topografische kaarten (kadaster) en luchtfoto’s (BingMaps via ArcMap) • Actuele Hoogtebestand van Nederland (bron: AHN.nl) • Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (geraadpleegd via Archis2) • Geomorfologische Kaart Nederland (geraadpleegd via Archis2) • Paleogeografische kaart van de Rijn-Maas delta (Cohen et al. 2012) • Zandbanenkaart van de provincie Gelderland (www.gelderland.nl – zandbanenkaart) • Diverse historische kaarten (Kadastrale Kaart 1832, Topografische Militaire Kaarten serie 1830-1850 (nettekeningen), serie 1850-1945 (Bonnebladen), Top25 serie 19351995, geraadpleegd via watwaswaar.nl) • Archeologische Monumentenkaart (AMK, geraadpleegd via Archis2) • Archeologische waarnemingen, onderzoek- en vondstmeldingen (geraadpleegd via Archis2) • Gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (Boshoven et al. 2007). • Bodemloket • Bodematlas van de provincie Gelderland (www.gelderland.nl – bodematlas) • Rijksmonumenten vanuit de Atlas Leefomgeving (www.atlasleefomgeving.nl) 2.2 2.2.1
Fysische geografie Geomorfologie en geologie
Het plangebied ligt in het rivierengebied in het stroomgebied van de Rijn. In de ondergrond bevinden zich oude rivierafzettingen van de Formatie van Kreftenheye, die tijdens het Weichselien zijn gevormd (ca. 115.000 – 11.755 jaar geleden). De rivieren hebben in deze ijstijd voornamelijk een vlechtend patroon gehad, gekenmerkt door meerdere geulen en een onregelmatige afvoer. In deze periode heeft de Rijn in een brede vlakte een dik pakket zand en grind afgezet (Berendsen 2004). Volgens de stroomgordelkaart (Fig. 2.1, code 708 en 569) liggen in de ondergrond van het plangebied zandige afzettingen van een vlechtend riviersysteem van de Rijn uit respectievelijk het Pleniglaciaal (Midden-Weichselien) en de Late Dryas (Cohen et al. 2012). Deze afzettingen bevinden zich wat het Pleniglaciaal betreft op een onbekende diepte en wat de afzettingen uit de Late Dryas betreft voor het grootste deel van het plangebied op een diepte van 2,0-3,0 m beneden maaiveld (www.gelderland.nl – bodematlas) en langs de zuidwestelijke tot zuidelijke rand op 5,0-6,0 m -mv. Volgens de zandbanenkaart (deklagen, Fig. 2.2) komt in de noordwestelijke helft van het plangebied een dek van afspoelingswaaierzand binnen 1,0 m –mv voor (www.gelderland.nl – bodematlas). Dit zand is afkomstig van stuwwallen van de Veluwe, die in het Saalien zijn opgestuwd door het landijs, dat vanuit het noorden Nederland is binnengedrongen (Berendsen 2005). Door erosie van de stuwwal zijn vanaf het Saalien tot in het Holoceen daluitspoelingswaaiers ontstaan. Daarnaast geeft de zandbanenkaart (deklagen, Fig. 2.2) aan dat in de zuidoosthoek van het plangebied een zandige laag binnen 2,0 m –mv aanwezig is (www.gelderland.nl – bodematlas). In welke periode dit zand is afgezet wordt niet aangegeven. Het dek van afspoelingszand en de pleistocene rivierafzettingen zijn tijdens het Holoceen (vanaf ca. 11.755 jaar geleden tot heden) bedekt en/of geërodeerd door jonge rivierafzettingen. Het klimaat is in deze periode warmer en vochtiger geworden, waardoor de Rijn is gaan meanderen en zand en klei heeft afgezet. De rivierafzettingen van meanderende rivieren kunnen worden onderverdeeld in stroomgordelafzettingen bestaande uit bedding- en oeverafzettingen (zand en zandige klei) en komafzettingen (zwak siltige klei, plaatselijk met veenlagen)(Berendsen 2005). De holocene rivierafzettingen worden tot de Formatie van Echteld gerekend. 8
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Verschillende Rijntakken hebben zich tijdens het Holoceen diverse keren verlegd, waardoor zich vele oude stroomgordels in (de ondergrond van) het rivierengebied bevinden. Voordat er stroomgordels actief werden in de omgeving van het plangebied, maakte deze deel uit van een groot komgebied waar voorlopers van de Rijn klei hebben afgezet. Volgens de stroomgordelkaart (Cohen et al. 2012, Fig. 2.1) ligt de stroomgordel van Malburgen dan wel crevasses behorende tot de stroomgordel van Malburgen net binnen het zuidoostelijke deel van het plangebied (code 262). Deze is actief geweest vanaf respectievelijk 123 voor Chr. tot en met 634 na Chr. (LateIJzertijd tot en de Vroege-Middeleeuwen) en maakt onderdeel uit van de stroomgordels van de van de Nederijn (actief tot op heden) en Oude Rijn-Pannerden (actief vanaf 281 voor Chr. tot aan de afdamming aan het begin van de 18e eeuw) en liggen respectievelijk ten zuiden en ten zuidoosten van het weergegeven kaartbeeld. Binnen het plangebied kunnen zowel stroomgordel/crevasses alsmede oever- en komafzettingen van alle bovengenoemde stroomgordels aanwezig zijn. Waarschijnlijk komt de op de zandige laag die binnen 2,0 m –mv wordt verwacht op de zandieptekaart (deklagen, Fig. 2.2) overeen met de stroomgordel dan wel crevassses van Malburgen op de stroomgordelkaart (Fig. 2.1). Het plangebied is op de geomorfologische kaart (Archis) niet gekarteerd vanwege de ligging in de bebouwde kom. Volgens de geomorfologische kaart (Fig. 2.3) van de gemeente Arnhem (Boshoven et al., 2007) ligt het grootste deel van het plangebied in een komgebied en de zuidoostelijke rand van het plangebied op een oeverwal.
Fig. 2.1: Het plangebied op de stroomgordelkaart (Cohen etal. 2012).
9
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Fig. 2.2: Het plangebied (rode kader) op de zandbanenkaart-deklagen (bron: www.gelderland.nl – bodematlas).
Fig. 2.3: Het plangebied op de geomorfologische kaart van de gemeente Arnhem (Boshoven et al. 2007).
10
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Wat dat betreft bestaat er enige discrepantie tussen de ligging van de oeverwal op de geomorfologische kaart (Fig. 2.3) van de gemeente en de ligging van een zandige deklaag dan wel stroomgordel/crevasse afzettingen, die zouden moeten overeenkomen met de ligging van de oeverwal, op respectievelijk de deklagenkaart (Fig. 2.2) en stroomgordelkaart (Fig. 2.1). Op de eerste kaart is deze in het zuidoosten gelegen, terwijl deze op de beide andere kaarten meer zuidwestelijk is gelegen. Op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN, Fig. 2.4) is ten noordwesten duidelijk de stuwwal te zien (donker oranje tot gele kleuren). Vanuit de stuwwal gezien helt het terrein via de afspoelingswaaier (geelgroene tot groenblauwe kleuren) in zuidoostelijke richting af en is ter hoogte van het plangebied relatief laag gelegen (blauwe kleuren, zonder dat hier nog geomorfologische eenheden op grond van hoogteverschillen kunnen worden onderscheiden. Het plangebied ligt niet ver van de nu nog actieve rivier de Nederrijn (zuiden) en IJssel (zuidoosten). In eerste instantie zijn kaden en dijken vanaf de Late-Middeleeuwen langs de Nederrijn en IJssel aangelegd, die nog regelmatig zijn overstroomd. Geleidelijk zijn de dijken opgehoogd en verstevigd. Wanneer de dijken precies zijn aangelegd, is niet meer met zekerheid te achterhalen. Na de bedijking heeft geen sedimentatie meer plaatsgevonden in het binnendijkse gebied, afgezien van overstromingen ten gevolge van dijkdoorbraken.
Fig. 2.4: Het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: www.ahn.nl).
2.2.2
Bodem
Het plangebied is op de bodemkundige kaart (Archis) niet gekarteerd vanwege de ligging in de bebouwde kom. Gezien de ligging in een komgebied en de aanwezigheid van een oeverwal is het waarschijnlijk dat zich binnen het plangebied kalkhoudende polder en/of ooivaaggronden in de voornamelijk kleiige bovenlaag hebben ontwikkeld. Bij vaaggronden heeft nog weinig of geen bodemvorming plaatsgevonden, omdat het sediment jong is. Daarom zegt de intactheid van deze bodems niets over de intactheid van eventuele vindplaatsen die zich op grotere diepte bevinden. De poldervaaggronden kenmerken zich door een Ap- op C-horizont. De ooivaaggronden kenmerken zich door een bruinkleuring en hebben onder de bouwvoor (Ap-horizont) een Bw11
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
horizont die tot dieper dan 50 cm doorgaat (De Bakker en Schelling 1989). Ook wat de grondwaterstanden betreft geeft de bodemkaart geen informatie. 2.3
Archeologie
Binnen het plangebied zijn geen archeologische monumenten, waarnemingen of onderzoeksmeldingen aanwezig. In een straal van ruim 500 m rondom het plangebied zijn geen archeologische monumenten, maar wel enkele waarnemingen en onderzoeksmeldingen bekend (Bijlage 4 en Tab. 2.1). De waarnemingen 107, 3714 en 3717 zijn administratief geplaatst, wat betekent dat de juiste ligging onbekend is, waardoor de vondsten niet veel zeggen over het al dan niet aanwezig zijn van een vindplaats. Daarnaast stammen de waarnemingen 107 en 3714 uit een laag opgebrachte grond die van elders is aangevoerd. Op grond van bovengenoemde vondsten kan geen uitspraak worden gedaan wat voor vindplaatsen er in de buurt van het plangebied te verwachten zijn. Bij onderzoeksmelding 21103 is in de boringen hellingmateriaal (afspoelingswaaier) aangetroffen (zie Fig. 2.2) en bij onderzoeksmelding 33833 is in het zuidwesten kom- op veenafzettingen en in het noordoosten is een dun pakket zandige oeverafzettingen op de kom- op venafzettingen aangetroffen. Gezien de deklagenkaart (Fig. 2.2) moet het dunne pakket zandige oeverafzettingen waarschijnlijk als een afspoelingswaaierafzetting worden geïnterpreteerd. Waarneming/ Onderzoeksmelding
Ligging
Aard waarneming
Datering
107
450 m ten NW
Stenen hamerbijl
BRONSL-IJZM ROMMB
-
3714
-
450 m ten NW
Koperen medaillon keizer Trebonianus Gallus
3717
-
545 m ten NO
Bronzen zwaard
BRONS
3735
-
570 m ten O
Bakstenen vloertegels
LMEB
Ligging
Aard melding
Advies
Onderzoeksmelding 17489
10 m ten NW
Bureauonderzoek
Verkennend booronderzoek
18610
0 m ten Z en ten O
Booronderzoek
Geen vervolg
21103
275 m ten NW
Booronderzoek
Geen vervolg
33833
100 m ten NO
Booronderzoek
Geen vervolg
Tab. 2.1 Overzicht van de monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 500 m rondom het plangebied.
Op de gemeentelijke verwachtingskaart heeft het plangebied grotendeels een lage verwachting en voor een klein deel (zuidoostelijke randzone) een hoge verwachting (Fig. 2.5, Boshoven et al. 2007). Uit de gegevens van de Atlas Leefomgeving blijkt dat binnen het plangebied geen bekende (ondergrondse) bouwhistorische resten aanwezig zijn.
12
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Fig. 2.5: Het plangebied op de verwachtingskaart van de gemeente Arnhem (Boshoven et al. 2007).
2.4
Historische geografie
Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal geraadpleegd. Zowel op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (Fig. 2.6) als op de kaart uit ca. 1921 (Fig. 2.7) is het plangebied onbebouwd en in gebruik als weiland. Wel is op beide kaarten de Broekstraat te zien, die het plangebied vanuit de zuidwesthoek richting het noordoosten doorsnijdt. Deze straat is in de huidige situatie niet meer aanwezig. Het plangebied is in de jaren 60 (www.watwaswaar.nl) van de 20e eeuw als woonwijk (Presikhaaf) ontwikkeld. Het plangebied ligt ruim buiten de historische kern van Arnhem en ook in de directe omgeving van het plangebied is geen historische bebouwing aanwezig, waardoor de kans klein is dat er sporen van bebouwing te verwachten is die terug gaat tot in de Late-Middeleeuwen.
13
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Fig. 2.6: Het plangebied op de kaart uit het begin van de 19e eeuw, kadastrale minuut (bron: www.watwaswaar.nl).
Fig. 2.7: Het plangebied op de kaart uit 1921, Bonneblad (bron: www.watwaswaar.nl).
14
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
2.5
Archeodienst BV
Bodemverstoring
Binnen een groot deel van het plangebied, met uitzondering van de zuidoostzijde, ligt een verontreiningscontour (www.arnhem.nl/bodem) wat het grondwater betreft. Verder zijn er binnen het plangebied zijn andere bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan (www.bodemloket.nl). Mogelijk dat door de bouw van de maisonnettes de bodem binnen het bouwblok door aanleg van bouwputten geheel verstoord is, maar het is ook mogelijk dat in de jaren 60 van de 20e eeuw alleen funderingssleuven zijn gebruikt, waardoor de bodem binnen het bouwblok nog deels intact is. 2.6
Specifieke archeologische verwachting
Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld (Tab. 2.2). In de ondergrond van het plangebied worden zandige pleistocene rivierafzettingen verwacht. Hoe dit landschap er precies heeft uitgezien is onbekend. Hier kunnen vindplaatsen vanaf het Laat-Paleolithicum worden verwacht. Op basis van de verdeling van de zandbanen- deklagen (Fig. 2.2) is het plangebied opgedeeld in drie zones met elk een eigen verwachting. Het betreft de noordwestelijke zone (afspoelingswaaier), de zuidoostelijke zone (stroomgordel/crevasse) en de noordoostelijke zone (kom). Uit de onderzoeksmelding 33833 blijkt, dat daar onder de afspoelingswaaier komafzettingen voorkomen, waardoor het aannemelijk is dat dit ook in het noordwestelijke deel van het plangebied het geval is, aangezien het plangebied nog centraler in het komgebied ligt. Dit betekent dat op deze afzettingen geen vindplaatsen worden verwacht die ouder zijn dan het Mesolithicum. Aangezien in het zuidoostelijke deel van het plangebied een zandige deklaag aanwezig is, wat inhoudt dat er onder de deklaag geen zand maar klei wordt verwacht, kan er geen sprake zijn van een stroomgordel, maar gaat het mogelijk om crevasseafzettingen behorende tot de stroomgordel van Malburgen. Deze zijn afgezet in de Late-IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen. In het noordoostelijke deel van het plangebied zijn komafzettingen aanwezig op de zandige pleistocene rivierafzettingen. Periode
Laat-Paleolithicum
Verwachting
Verwachte kenmerken vindplaats
Onbekend Bewoningssporen, tijdelijke kampementen, vuursteen artefacten, haardkuilen
Mesolithicum
Hoog
Neolithicum – VroegeMiddeleeuwen
Hoog
Late-Middeleeuwen – Nieuwe tijd
Laag
Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen, gebruiksvoorwerpen
Diepteligging sporen Onder de afspoelingswaaier en de daaronder gelegen komafzettingen in de top van de pleistocene rivierafzettingen Onder de poldervaaggrond in top afspoelingswaaier Onder de poldervaaggrond, deels in poldervaaggrond tot diep in de afspoelingswaaier Vanaf maaiveld
Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor de noordwestelijke zone (afspoelingswaaier).
15
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Periode
Laat-PaleolithicumMesolithicum
Neolithicum – MiddenIJzertijd
Verwachting
Onbekend
Verwachte kenmerken vindplaats
Bewoningssporen, tijdelijke kampementen, vuursteen artefacten, haardkuilen
Laag
Late-IJzertijd-Vroege Middeleeuwen
Hoog
Late-Middeleeuwen – Nieuwe tijd
Laag
Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen, gebruiksvoorwerpen
Archeodienst BV
Diepteligging sporen Onder de zandige crevasseafzettingen en daaronder gelegen komafzettingen in de top van de pleistocene rivierafzettingen Onder de zandige crevasseafzettingen in de daaronder gelegen komafzettingen Onder de afdekkende komafzettingen vanaf de top van de crevasseafzettingen Vanaf maaiveld
Tab. 2.3 Archeologische verwachting per periode voor de zuidoostelijke zone (stroomgordel/crevasse).
Periode
Laat-PaleolithicumMesolithicum
Verwachting
Onbekend
Neolithicum – VroegeMiddeleeuwen
Laag
Late-Middeleeuwen – Nieuwe tijd
Laag
Verwachte kenmerken vindplaats
Bewoningssporen, tijdelijke kampementen, vuursteen artefacten, haardkuilen
Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen, gebruiksvoorwerpen
Diepteligging sporen Onder de komafzettingen in de top van de pleistocene rivierafzettingen Onder de top van de jongste komafzettingen in de oudere komafzettingen Vanaf maaiveld
Tab. 2.4 Archeologische verwachting per periode voor de noordoostelijke zone (kom).
Het landschap heeft met name voor de prehistorische mens een belangrijke rol gespeeld in de keuze voor een bewoningslocatie. Binnen het plangebied komen verschillende afzettingen op verschillende niveaus voor. Het betreft zandige pleistocene rivierafzettingen in de ondergrond die zijn afgedekt door komafzettingen, waarop afspoelingswaaierzand en zandige crevasseafzettingen zijn afgezet die weer zijn afgedekt door jongere komafzettingen. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het LaatPaleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Mesolithicum kozen als woon- en verblijfplaats vaak voor de hoger liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van open water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst. Nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt. Vuursteenvindplaatsen worden gekenmerkt door een vuursteenspreiding aan het oppervlak en eventueel sporen in de vorm van ondiepe haardkuilen. De vuursteenartefacten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn opgeploegd. In 16
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
situ vondsten en sporen kunnen in het gehele plangebied onder de komafzettingen in de top van de zandige pleistocene rivierafzettingen worden aangetroffen. Wat het noordwestelijke deel van het plangebied betreft kunnen deze wat de periode Mesolithicum betreft ook worden aangetroffen vanaf de top van de afspoelingswaaier. Aangezien niet duidelijke is hoe het landschap er binnen de pleistocene riviervlakte eruit heeft gezien, geldt voor dit niveau in het gehele plangebied een onbekende verwachting voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum. Voor de noordwestelijke zone geldt voor het plangebied wat betreft de hogere landschappelijke ligging van de afspoelingswaaier een hoge verwachting voor de periode Mesolithicum. Vanaf het Neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode combineert men akkerbouw met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar akkerbouw en veeteelt. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die vaak diep in de grond gefundeerd waren. Waterputten werden gegraven voor de watervoorziening terwijl in en nabij de nederzetting afvalkuilen werden gegraven om afval te begraven. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken. De vondsten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn opgeploegd. In situ vondsten en sporen kunnen zowel in de spoelzandwaaier in de noordwestelijke zone als in de komafzettingen in de noordoostelijke zone als in de komafzettingen onder de crevasseafzettingen in de zuidoostelijke zone van het plangebied worden aangetroffen. In de periode vanaf het Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen heeft men nog steeds een voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden in de nabijheid van water. Daarom wordt aan de noordwestelijke zone vanwege de hogere ligging van de spoelzandwaaier een hoge verwachting toegekend voor de perioden Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen en aan de noordoostelijke zone vanwege de lage ligging van het komgebied een lage verwachting voor de perioden Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen. Aan de zuidoostelijke zone wordt vanwege de lage ligging van de komafzettingen onder de crevasse een lage verwachting toegekend voor de perioden Neolithicum tot en met Midden-IJzertijd en voor de crevasse zelf een hoge verwachting voor de perioden Late-IJzertijd tot en met de vroege Middeleeuwen. Vanaf de Late-Middeleeuwen verandert het bewoningspatroon. Bewoning concentreert zich in dorpen, steden en bewoningsclusters. Rondom deze dorpen ligt het landbouwareaal dat instaat voor de voedselvoorziening van de inwoners. In deze periode is een hoge ligging van het gebied niet meer doorslaggevend voor de locatiekeuze. Het plangebied maakt vanaf deze periode in zijn geheel onderdeel uit van een komgebied. Uit het historisch kaartmateriaal blijkt dat er zowel in het plangebied als de directe omgeving geen historische bebouwing aanwezig is geweest, waardoor er ook geen resten worden verwacht van voorgangers die teruggaan tot in de LateMiddeleeuwen. Daarom wordt aan het gehele plangebied een lage verwachting toegekend om vindplaatsen vanaf de Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd aan te treffen. Vondsten en sporen worden vanaf het maaiveld verwacht.
17
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
3 Booronderzoek 3.1
Werkwijze
Op grond van het specifieke archeologische verwachtingsmodel is aan de hand van de Leidraad Inventariserend Veldonderzoek versie 2.0 (Tol et al. 2012) voor de volgende aanpak (PvA) gekozen om de intactheid van de bodemopbouw te bepalen. In totaal zijn 11 verkennende boringen geplaatst met een Edelmanboor met een boordiameter van 7 cm. De boringen zijn doorgezet tot maximaal 2,0 m beneden maaiveld. Uitgaande van 5 boringen per hectare en een minimum van 5 boringen per deelgebied, betekent dit dat in het zuidwestelijke deel (10.500 m2) van het plangebied 6 boringen en in het noordoostelijke deel (7110) 5 boringen zijn gezet. Vanwege de terreinomstandigheden (bebouwing, verhardingen, begroeiing etc.) zijn de boringen zo gelijkmatig mogelijk verdeeld over de locaties waar de toekomstige bodemingrepen gaan plaats vinden.. De exacte boorlocaties zijn ingemeten met een meetlint. Het opgeboorde sediment is verbrokkeld en versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, vuursteen en aardewerk. De boringen zijn beschreven conform de NEN 5104 en de bodemclassificatie volgens De Bakker en Schelling (1989). 3.2
Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens
Voor de ligging van de boorpunten wordt verwezen naar Bijlage 5, de boorbeschrijvingen zijn te vinden in Bijlage 6. In het terrein zijn geen hoogteverschillen waargenomen. Door de aanwezige bebouwing was de waarneming over grotere afstand beperkt. 3.2.1
Sediment
Met uitzondering van de boring 2 en 5 bestaat de natuurlijke ondergrond uit zwak tot matig siltige grijze klei, waarbij de top van de siltige klei vaak zwak humeus en donkergrijs van kleur is. Deze klei wordt met uitzondering van de boringen 3 en 4 afgedekt door een 40 tot 125 cm dik pakket grof zand dat sterk grindhoudend is. Met uitzondering van boring 8 is het grofzandige pakket afgedekt door een 35-115 cm dik pakket bruingrijze tot lichtbruingrijze matig siltige klei dan wel een mengsel van klei en zand. In de boringen 3 en 4 is de grijze tot donkergrijze klei afgedekt door een pakket bruingrijze tot lichtbruingrijze matig siltige klei. In boring 9 is tussen de grijze klei en het grofzandige pakket een 65 cm dikke veenlaag aanwezig. In boring 2 en 5 bestaat de natuurlijke ondergrond respectievelijk vanaf 120 cm en 95 cm beneden maaiveld uit grof zand dat matig tot sterk grindhoudend is en afgedekt wordt door een pakket matig siltige klei. De in de boringen aangetroffen kleilagen (zowel boven als onder het eventueel aanwezige zandpakket) worden tot de Formatie van Echteld en het in boring 9 aangetroffen veen tot de Formatie van Nieuwkoop gerekend (de Mulder et al. 2003). Wat betreft de aangetroffen zandpakketten (zowel onderin de boring als ingesloten door kleilagen) is het moeilijk om deze aan een bepaalde geologische formatie toe te wijzen, omdat het plangebied ligt in een gebied waar zeer veel verschillende afzettingen samenkomen. Op grond van de grofheid en het grind in het zand lijkt het zand op verspoeld stuwwalmateriaal behorend tot een afspoelingswaaier, waarbij niet kan worden uitgesloten dat dit zand bij hoogwater van de rivieren enigszins is verspoeld. Daarom wordt het spoelwaaierzand gerekend tot de Formatie van Boxtel. 3.2.2
Bodem
In het plangebied werden op grond van het bureauonderzoek in de bovengrond een polder- en/of ooivaaggronden verwacht. Aangezien in de meeste boringen de bovengrond is verstoord (puin en baksteen, gevlekt dan wel vermengd) zijn er met uitzondering van boring 4 en 5 geen intacte bodems aangetroffen. Bij boring 4 is een ooivaaggrond aangetroffen die bestaat uit een Ah- op Bw- op C-horizont en in boring 5 is een poldervaaggrond bestaande uit een Ah- op C-horizont aangetroffen. Aangezien het bovenste deel van de bodem in vrijwel alle boringen uit klei bestaat zal het oorspronkelijke bodemprofiel een polder- dan wel ooivaaggrond zijn geweest.
18
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Op een dieper niveau is in boring 1, 3, 4, 6, 8, 10 en 11 ook sprake van een Ah-horizont (in de boorstaten aangegeven als A/C?). Deze is aangetroffen vanaf 100-160 cm beneden maaiveld en kan ook als een poldervaaggrond worden beschouwd. 3.3
Archeologische indicatoren
In veel van de hierboven aangegeven boringen (1, 3, 4, 6 en 10), met een A-horizont tussen de 100-160 cm beneden maaiveld, zijn groene vlekken aangetroffen, waarbij in eerste instantie met enige twijfel aan fosfaat werd gedacht en dat er mogelijk sprake zou zijn van oude woongronden. Naderhand zijn de waargenomen vlekken toegeschreven aan een bepaald ijzermineraal dat net als fosfaat groen kleurt bij oxidatie, maar er niet iets anders uitziet. Daarnaast is het vreemd om bij een ligging in een komgebied fosfaat aan te treffen, omdat deze locaties meestal niet geschikt zijn voor bewoning en ook de diepteligging van de bodem maakt het niet aannemelijk dat het hier om woongronden gaat die vanaf de Late-IJzertijd en vooral vanaf de Vroege-Middeleeuwen bekend zijn. Vandaar dat er uiteindelijk geen sprake is van archeologische indicatoren die op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats duiden. Het verkennende booronderzoek had dan ook niet specifiek tot doel om vindplaatsen op te sporen. 3.4
Archeologische interpretatie
Over het algemeen kan worden gezegd dat het zeer lastig was om te bepalen of de bovenste 1,01,5 m van de bodem nog intact was dan wel verstoord of eventueel was opgebracht, mede op grond van de verwachte zandige deklagen, waardoor niet goed te bepalen is of het zand natuurlijk is of in sommige gevallen is opgebracht. Vandaar dat de boorstaten achteraf niet zijn aangepast om de beoordelingsproblematiek goed weer te geven. Uiteindelijk is er vanuit gegaan dat de bovenste 1,0-1,5 m van de bodem in de meeste gevallen niet is opgebracht, maar waarschijnlijk wel deels is verstoord wat de bovenste 20 tot 50 cm betreft met mogelijke uitschieters in boring 6 (115 cm) en 7 (90 cm). De verwachte natuurlijke polder- dan wel ooivaaggrond is vrijwel in alle boringen met uitzondering van de boringen 4 en 5 verstoord. Het in de boringen aangetroffen zand (zowel onderin de boringen als ingesloten tussen kleilagen) is geïnterpreteerd als spoelwaaierzand waar mogelijk vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Mesolithicum. Omdat het spoelwaaierzand betreft zijn hier vaak verschillende zandlagen met elkaar vermengd waardoor dit zand vaak de kenmerken heeft van een verstoorde grond, terwijl dit niet het geval hoeft te zijn. Toen dit zand door de eerste kleiafzettingen werd bedekt, was de spoelzandwaaier vanwege de hogere ligging nog geschikt als woonplaats, zodat hier eventueel vindplaatsen tot en met de Vroege-Middeleeuwen te verwachten zijn. Alleen in de boringen 3 en 4 is geen spoelzandwaaier aangetroffen. Er is geen zand van de pleistocene riviervlakte binnen de boordiepte van 2 m beneden maaiveld aangetroffen. Dit zand wordt op een iets grotere diepte verwacht (tussen 2,0-6,0 m –mv, www.gelderland.nl – bodematlas zandbanenkaart). Wat de verwachting uit het bureauonderzoek betreft (opgesteld voor de noordwestelijke zone, de zuidoostelijke zone en de noordoostelijke zone), kan worden gesteld dat op grond van de resultaten van het veldonderzoek de verwachting die is opgesteld voor de noordwestelijke zone van toepassing is voor vrijwel het gehele plangebied met uitzondering van de directe omgeving van boring 3 en 4. Dit betekent dat voor het plangebied een onbekende verwachting geldt voor de pleistocene riviervlakte in de ondergrond wat betreft de periode Laat-Paleolithicum en voor de directe omgeving van boring 3 en 4 ook wat de periode Mesolithicum betreft. Voor de rest van het plangebied geldt vanwege de aanwezigheid van een spoelzandwaaier een hoge verwachting voor de perioden Mesolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen en een lage verwachting voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd wat de top van het afdekkende kleipakket betreft. Voor de directe omgeving van boring 3 en 4 geldt tevens een lage verwachting voor de perioden Neolithicum tot en met Nieuwe tijd vanwege de ligging in een komgebied.
19
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
4 Conclusie 4.1
Inleiding
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen. In paragraaf 4.2 wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen zoals die voorafgaand aan het onderzoek zijn geformuleerd. In paragraaf 4.3 wordt een advies gegeven ten aanzien van archeologisch vervolgonderzoek. 4.2
4.3
Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen •
Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? Met uitzondering van de boring 2 en 5 bestaat de natuurlijke ondergrond uit zwak tot matig siltigegrijze klei, waarbij de top van de siltige klei vaak zwak humeus en donkergrijs van kleur is. Deze klei wordt met uitzondering van de boringen 3 en 4 afgedekt door een 40 tot 125 cm dik pakket grof zand dat sterk grindhoudend is. Met uitzondering van boring 8 is het grofzandige pakket afgedekt door een 35-115 cm dik pakket bruingrijze tot lichtbruingrijze matig siltige klei dan wel een mengsel van klei en zand. In de boringen 3 en 4 is de grijze tot donkergrijze klei afgedekt door een pakket bruingrijze tot lichtbruingrijze matig siltige klei. In boring 9 is tussen de grijze klei en het grofzandige pakket een 65 cm dikke veenlaag aanwezig. In boring 2 en 5 bestaat de natuurlijke ondergrond respectievelijk vanaf 120 cm en 95 cm beneden maaiveld uit grof zand dat matig tot sterk grindhoudend is en afgedekt wordt door een pakket matig siltige klei. Met uitzondering van boring 4 en 5 zijn er geen intacte bodems in de bovengrond aangetroffen. Bij boring 4 is een ooivaaggrond aangetroffen die bestaat uit een Ah- op Bw- op C-horizont en in boring 5 is een poldervaaggrond bestaande uit een Ah- op C-horizont aangetroffen. Op een dieper niveau is in boring 1, 3, 4, 6, 8, 10 en 11 ook sprake van een Ah-horizont. Deze is aangetroffen vanaf 100-160 cm beneden maaiveld en kan ook als een poldervaaggrond worden beschouwd.
•
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? Wat de verwachting uit het bureauonderzoek betreft (opgesteld voor de noordwestelijke zone, de zuidoostelijke zone en de noordoostelijke zone), kan worden gesteld dat op grond van de resultaten van het veldonderzoek de verwachting die is opgesteld voor de noordwestelijke zone van toepassing is voor vrijwel het gehele plangebied met uitzondering van de directe omgeving van boring 3 en 4. Dit betekent dat voor het plangebied een onbekende verwachting geldt voor de pleistocene riviervlakte in de ondergrond wat betreft de periode Laat-Paleolithicum en voor de directe omgeving van boring 3 en 4 ook wat de periode Mesolithicum betreft. Voor de rest van het plangebied geldt vanwege de aanwezigheid van een spoelzandwaaier een hoge verwachting voor de perioden Mesolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen en een lage verwachting voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd wat de top van het afdekkende kleipakket betreft. Voor de directe omgeving van boring 3 en 4 geldt tevens een lage verwachting voor de perioden Neolithicum tot en met Nieuwe tijd vanwege de ligging in een komgebied.
•
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden? Indien de voorgenomen werkzaamheden dieper reiken dan 50 cm (inschatting op grond ven waargenomen verstoring en eventuele aanwezigheid van puin) beneden maaiveld kunnen de voorgenomen graafwerkzaamheden een bedreiging vormen voor het eventueel aanwezige archeologische bodemarchief. Advies
Op grond van de resultaten van het onderzoek acht Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek indien de bodemingrepen dieper reiken dan 50 cm noodzakelijk. Op de advieskaart (Bijlage 7) zijn de delen van het plangebied aangegeven waar op grond van de in de conclusie weergegeven archeologische verwachting vervolgonderzoek nodig is en waar dit niet nodig is.
20
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Op basis van de resultaten van het booronderzoek zijn mogelijk in vooral het onderste deel van het afdekkende kleipakket en in het spoelwaaierzand archeologische vindplaatsen te verwachten (Bijlage 7). Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en is vervolgonderzoek noodzakelijk. Mogelijk dat ook ter plaatse van de huidige bebouwing dit niveau nog intact is als er in de jaren 60 van de 20e eeuw gebruik is gemaakt van sleuvenfundering voor de bouw van de maisonnettes en kunnen onder de bebouwing nog grondsporen aanwezig zijn. Archeodienst BV adviseert een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden. Voor dit proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk wijst Archeodienst BV erop dat dit selectieadvies nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Arnhem), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet met zekerheid gegarandeerd worden. Indien bij graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister gemeld te worden. Ook verdient het de aanbeveling de gemeente hierover in te lichten.
21
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Literatuur Bakker, H. de/J. Schelling, 1989² (1966): Systeem van de bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen. Berendsen, H.J.A. 2005: Landschappelijk Nederland, Assen. Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land; Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen. Boshoven, E.H./A. Buesink, N.J. Krekelbergh/L.A. Tebbens, 2007: Arnhem-Noord, archeologische verwachtingskaart. BAAC-rapport 05.357, Deventer. Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2013: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems, versie 3.3. Gouda. Cohen, K.M./ E. Stouthamer/ H.J. Pierik/ A.H. Geurts, 2012: Digitaal Basisbestand Paleogeografie van de Rijn‐Maas Delta. Dept. Fysische Geografie. Universiteit Utrecht. Digitale Dataset. http://persistent‐identifier.nl/?identifier=urn:nbn:nl:ui:13‐nqjn‐zl Mulder, E.F.J. de/M.C. Geluk/I.L. Ritsma/W.E. Westerhof/T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen. Kadaster, 2011: Topografische kaart 1: 25.000, Apeldoorn. NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), 1990: NEN-5104:1989 NL, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie Instituut, Delft. Websites http://www.ahn.nl (Actueel Hoogtebestand van Nederland) http://www.watwaswaar.nl (diverse historische kaarten) http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html (diverse kaarten, waaronder IKAW en AMK) http://www.atlasleefomgeving.nl/ (RCE Rijksmonumenten) http://www.bodemloket.nl (Bodemloket) http:// www.gelderland.nl – bodematlas
Lijst van afbeeldingen Fig. 1.1: Het plangebied op de topografische kaart (bron: kadaster 2011). ..................................5 Fig. 1.2: Te slopen flats binnen het plangebied (bron: opdrachtgever). Het noorden is rechtsonder. ........................................................................................................................6 Fig. 1.3: Inrichtingsplan (bron: opdrachtgever). Het noorden is rechtsonder. ..............................7 Fig. 2.1: Het plangebied op de stroomgordelkaart (Cohen etal. 2012). .......................................9 Fig. 2.2: Het plangebied (rode kader) op de zandbanenkaart-deklagen (bron: www.gelderland.nl – bodematlas). ..................................................................................................................10 Fig. 2.3: Het plangebied op de geomorfologische kaart van de gemeente Arnhem (Boshoven et al. 2007). ..............................................................................................................................10 Fig. 2.4: Het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: www.ahn.nl). ....11 Fig. 2.5: Het plangebied op de verwachtingskaart van de gemeente Arnhem (Boshoven et al. 2007). ..............................................................................................................................13 Fig. 2.6: Het plangebied op de kaart uit het begin van de 19e eeuw, kadastrale minuut (bron: www.watwaswaar.nl). .......................................................................................................14 Fig. 2.7: Het plangebied op de kaart uit 1921, Bonneblad (bron: www.watwaswaar.nl). ............14
22
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Lijst van tabellen Tab. 2.1 Overzicht van de monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 500 m rondom het plangebied. ..........................................................................12 Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor de noordwestelijke zone (afspoelingswaaier). ..........................................................................................................15 Tab. 2.3 Archeologische verwachting per periode voor de zuidoostelijke zone (stroomgordel/crevasse). ...................................................................................................16 Tab. 2.4 Archeologische verwachting per periode voor de noordoostelijke zone (kom). .............16
23
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Bijlage 1: Periodentabel
Archeodienst BV
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Bijlage 2: Verklarende woordenlijst
Archeodienst BV
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Archeodienst BV
Bijlage 3: Afkortingenlijst afkorting …1 …2 …3 …4 …g1 …g2 …g3 …h1 …h2 …h3 AD afb. AHN AMK AMS AMZ ARCHIS art. ASB AW AWG AWH BC BE bijv. BL blz BOT BP BR BS BTO BTV BV C14 CA ca. CAA CAD CCvD Chr. CHW CIS cm CMA con CRI CvAK d DAO drs. e.d. e.v. et al. etc. FE FeO2 FF FG Fig. G GE gem. gew. GEWICHT gg GIS GLS GN GPS GR GW Gs Gz1 Gz2 Gz3 Gz4 h ho h1 h2 h3 ha HK HL HT HU id IKAW INDET ing. IVO IVO-K IVO-O IVO-P IVO-V J JD K k KBW KER Kl km KNA
betekenis zwak matig sterk uiterst zwak grindig matig grindig sterk grindig zwak humeus matig humeus sterk humeus Anno Domini (datering na Christus) afbeelding Actueel Hoogtebestand Nederland Archeologische Monumenten Kaart directe C14-meting Archeologische Monumenten Zorg Archeologisch Informatie Systeem artikel Archeologische Standaard Boorbeschrijving Aardewerkconcentratie gedraaid handgevormd Before Christ (datering voor Christus) Beige bijvoorbeeld Blauw bladzijde Bot Before Present (datering t.o.v. 'heden', zijnde 1950) Bruin Baksteen Onverbrand bot Verbrand bot Bouwvoor Koolstofdatering kalk circa Centraal Archeologisch Archief Computer-aided Drafting (of Design) Centraal College van Deskundigen Christus Cultuur-Historische Waardenkaart Centraal Informatie Systeem centimeter Centraal Monumenten Archief concreties Crinoiden kalk College donker Defintief Archeologisch Onderzoek doctorandus en dergelijke en verder et alii (en anderen) etcetera Ijzer/oer roest (ijzeroxide) Fosfaat Fysisch Geograaf/ Fysische Geografie Figuur Grind Geel gemiddeld gewicht gewicht goed gesorteerd Geografisch Informatie Systeem Glas Groen Global Positioning System Grijs grondwater grind siltig grind zwak zandig grind matig zandig grind sterk zandig grind uiterst zandig humeus hout zwak humeus matig humeus sterk humeus hectare Houtskool Hutteleem Hout Humus identiek aan Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Ondetermineerbaar ingenieur Inventariserend Veldonderzoek Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase Inventariserend Veldonderzoek Overig Inventariserend Veldonderzoek Proefsleuven Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase ja jonger dan klei kolom Bouwkeramiek keramiek Kiezel kilometer Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
afkorting Ks1 Ks2 Ks3 Ks4 KWARTS Kz1 Kz2 Kz3 L l LBK LEE LIN Lz1 Lz3 m m² MA MC14 MFE MFOS mg MHK MHT MICRO MLIT mm Mn MP mp MPF MSc MTL mv MZF n N NAP NEN nr. NV O o.a. OD OR ORG OX PA pag. plr pu PvA PvE RCE RD REC RI RO RZ S s sch sg SIKB SLK sph Stiboka STN tab. tel. temp TEX TOU V v Vk1 Vk3 VKL Vm vnr VST Vz1 Vz3 W WABO WI WRO wo X(XX) Z Z Z1 Z2 Z3 Z4 Z5 Z6 zg Zk Zs1 Zs2 Zs3 Zs4 ZW
betekenis klei zwak siltige klei matig siltige klei sterk siltige klei uiterst siltige Kwartsiet klei zwak zandig klei matig zandig klei sterk zandig leem licht Lineaire bandkeramiek Leer Lineair leem zwak zandig leem sterk zandig meter vierkante meter Master of Arts monster voor C14-datering ijzermonster fosfaatmonster matig gesorteerd houtskoolmonster houtmonster micromorfologisch onderzoek lithologisch monster millimeter mangaan pollenmonster meetpunt botanisch monster Master of Science metaal maaiveld (het landoppervlak) zoö logisch monster, 0,25 mmm nee noord Normaal Amsterdams Peil Nederlandse Norm nummer Natuurlijke verstoring oost onder andere ouder dan Oranje Organisch oxidatie Paars pagina plantenresten puin Plan van Aanpak Programma van Eisen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Rijksdriehoek systeem (landelijk coördinatensysteem) Recente verstoring riet Rood Roze silt spoor schelpenresten slecht gesorteerd Stichting Infrastructuur Kwaliteitsboring Bodembeheer (produktie-) slakken sphagnum Stichting voor Bodemkartering natuursteen tabel telefoon temperatuur Textiel Touw Veen vondst veen zwak kleiig veen sterk kleiig Huttenleem/verbrande leem veen mineraalarm vondstnummer Vuursteen veen zwak zandig veen sterk zandig west Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht Wit Wet Ruimtelijke Ordening wordtelrest onbekend zand zuid zand uiterst fijn zand zeer fijn zand matig fijn zand matig grof zand zeer grof zand uiterst grof zegge zand kleiig zand zwak siltig zand matig siltig zand sterk siltig zand uiterst siltig Zwart
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Bijlage 4: Archeologische informatie
Archeodienst BV
:::
Archeologische Informatie 193000 24123
\
193500
194000
:
7012 43277 3853
Legenda Plangebied Waarnemingen
14036
Waarneming met datering
\
\\ \\ \\
3717
:
:: \\ \\ \\
444000
:
33833
3714 107
: : :
17489
\ \\
\\
\ \\ \\ \ \ \ \\\\ \\\\\\\\\\ \ \ \ \\\\ \\\\ \ \ \ \ \\ \ \ \ \ \ \\\ \\ \\
Mesolithicum Neolithicum Bronstijd IJzertijd Romeinse tijd Middeleeuwen Nieuwe tijd
3735
Vondstmeldingen Onderzoeksmeldingen
\
\
\ \ \
443500
Bureauonderzoek
\\
\ \
Booronderzoek Gravend onderzoek Monumenten Archeologische waarde
\
\
Hoge archeologische waarde
\
\
Zeer hoge archeologische waarde
\
Zeer hoge archeologische waarde, beschermd
\
IKAW
\ \\ \\ \\ \\\\\ \\\ \\\ \ \\\\\\ \\\\\\\
\\
Lage trefkans
\
Middelhoge trefkans
\
Hoge trefkans
58462
\
Water
\ \ \ \ \ \ \
46206
\
±
50
100
200 m
1:10000
47072
\
Bronnen: © TOP10NL november 2012, © ArchisII januari 2014
\ \
194000
\
193500
Ongekarteerd
0
\ \
\\\\\ \\\ 443000 \\\\ \ \\\ \ \
:
18610
\ \
193000
Paleolithicum
Vondstmeldingen
443000
\\ \\ \ \\\ \ \\ \\ \ \\\\\ \
\ \\ \\ \\ \ \ \ \\ \ \ \\ \ \ \\ \\
\\
443500
\\ \ \ \ \ \\ \ \ \
\
\\
: : : :
\ \
21103
12463
444000
Waarnemingen
12185
:
\\
\
\\
\
\\
\\ \\
\ \\
\ \\ \ \
: ::::::::
:::
::
:
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Bijlage 5: Boorpuntenkaart
Archeodienst BV
Boorpuntenkaart 193500
10
. ! 443750
443750
11
. ! . !
9
. !
8
.1 !
. ! . !
7
2
!3 . .4 ! .6 !
443500
443500
!5 .
Legenda Plangebied onderzoeksgebied
193500
±
Boorpunten
! . . ! . !
Kom Kom op spoelzandwaaier
0
25
50
100 m
Kom op spoelzandwaaier op kom
Achtergrond: Luchtfoto © AeroGRID 1m via ESRI
61899_Arnhem_Nieuwe Vaart_BO+IVO-V
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Bijlage 6: Boorbeschrijvingen
Archeodienst BV
Boorbeschrijvingen Project
61899 Arnhem Nieuwe Vaart
Datum
19-06-2014
Type grond
klei/klei op zand/klei op zand op klei
Beschrijver
ES
Methode
Edelman 7 cm
Humus
Kleur
Bijzonderheden
Boring
Diepte in cm - mv
Textuur
1
35
Ks2
grasveld
100
Z5s1g3
135
Ks1
200
Ks1
h1
h1
Opmerkingen
brgr
pu2
X
lbrgr/ge
pu1, GW op 100 cm
X
verstoord, opgebracht?, gevlekt
dgr
fosfaat?
A/C?
gevlekt, verstoord?
lbrgr
Boring
Diepte in cm - mv
Textuur
Humus
Kleur
25
Z/K
h1
brgr
Boring
Horizont
verstoord/opgebracht zandbijmenging
2 grasveld
Bijzondere bestanddelen
C
Bijzondere bestanddelen
Horizont
Opmerkingen
A?
opgebracht?
50
Ks2
h1
brgr
g2
A?
opgebracht?
100
Ks2
h1
lbrgr
g1 enzandkorrels
C?
opgebracht?
120
Ks1
lbrgr/gr
C?
gevlekt, verstoord?
200
Z5s1g3
lbrgr
GW op 130 cm
C
Diepte in cm - mv
Textuur
Kleur
Bijzondere bestanddelen
Horizont
Opmerkingen
Ah?
zandbijmenging, opgebracht
Humus h2
3
20
Ks2
grasveld
50
Ks2
lbrgr
C?
opgebracht?
105
Ks2
lbrgr/gr
glas op 90 cm
C?
150
Ks2
dgr/gr
Fosfaat?, GW op 150 cm
A/C?
gevlekt, opgebracht? zandbijmenging, oude woongrond?
160
Ks2
gr
zandbandje 4 cm
C
190
Ks1
gr
C
220
Ks2
gr
C
h1
br
Bijzondere bestanddelen
Horizont
Opmerkingen
Boring
Diepte in cm - mv
Textuur
Humus
Kleur
4
20
Ks2
h2
br
Ah
grasveld
40
Ks2
brgr
Bw
125
Ks2
lbrgr
C
zandbijmenging
140
Ks1
gr
Fosfaat?
A/C?
oude woongrond?
155
Ks1
dgr
plr
A/C?
oude woongrond?
200
Ks1
gr
GW op 180 cm
C
Bijzondere bestanddelen
h1
Diepte in cm - mv
Textuur
Humus
Kleur
20
Ks2
h1
brgr
grasveld
95
Ks2
lbrgr
scherpe grens K/Z
C
200
Z5s1g2
lbrgr
GW op 100 cm
C
Kleur
Bijzondere bestanddelen
Horizont
Opmerkingen
X
verstoord/opgebracht?
X
verstoord/opgebracht?
Boring
Diepte in cm - mv
Textuur
115
K/Z
plantsoen
Humus
Horizont
Opmerkingen
Boring 5
6
155
Z5s1g2 Ks1
ge/gr
200
Ks1
Boring
Diepte in cm - mv
Textuur
7
90
Ks2/Z3s1
lbrgr
grasveld
120
Z5s1g3
dgr
185
Z5s1g3
zwgr
200
Ks2
gr
C
Humus
Vondsten
Vondsten
Vondsten
Vondsten
Ah
160
h1
Vondsten
zandbijmenging met enkele grindjes
dgr
fosfaat? grindjes en zandkorrelsA/C?
oude woongrond?
gr
GW op 170 cm
A/C?
oude woongrond?
Kleur
Bijzondere bestanddelen
Horizont X
Opmerkingen gevlekt, verstoord/opgebracht?
X
verstoord/opgebracht?
X
verstoord/opgebracht?
pu1,bs1, GW op 120 cm
Vondsten
Vondsten
Boring
Diepte in cm - mv
Textuur
8
125
Z5s1g3
grasveld
150
Ks1
200
Ks1
Boring
Diepte in cm - mv
Textuur
9
50
Ks2
grasveld
h1
Humus
dgr
Bijzondere bestanddelen
Horizont
Opmerkingen
brgr
bs1, zandbijmenging
X
verstoord/opgebracht?
X
verstoord/opgebracht?
GW op 170 cm
C
200
Ks1
gr
Humus
Kleur
Bijzondere bestanddelen
Horizont
Opmerkingen
brgr
bs1, zandbijmenging
X
verstoord/opgebracht?
90
Z5s1g3
lbrgr/ge
X
verstoord/opgebracht?
Z5s1g3
dgr
X
verstoord/opgebracht?
130
Ks1/V
h1
dgr/dbr
X
verstoord/opgebracht?
150
Ks1
h1
dgr
fosfaat?
A/C?
oude woongrond?
200
Ks1
gr
GW op 180 cm
C
Kleur
Bijzondere bestanddelen
Horizont
Opmerkingen
brgr
bs1, zandbijmenging
X
verstoord/opgebracht?
lbrgr/ge
X
verstoord/opgebracht?
dgr
C
Boring
Diepte in cm - mv
Textuur
50
Ks2
100
Z5s1g3
130
Ks1
200
Ks1
Humus
h1
gr
Vondsten
C
110
11
Vondsten
A/C?
Kleur
lbrgr/ge
Textuur
verstoord/opgebracht?
C
zwbr
Ks2
Opmerkingen
X
GW op 170 cm
Z5s1g3
Diepte in cm - mv
Horizont
gr
Vm
55
Bijzondere bestanddelen
lbrgr
115
Boring
grasveld
Kleur
180
10 grasveld
Humus
GW op 180 cm
C
Vondsten
Vondsten
61899 BO & IVO-V Nieuwe Vaart te Arnhem
Bijlage 7: Advieskaart
Archeodienst BV
Advieskaart
443750 443500
443500
443750
193500
193500
Legenda Plangebied
Vervolgonderzoek noodzakelijk
onderzoeksgebied
Geen vervolgonderzoek
± 0
Achtergrond: Luchtfoto © AeroGRID 1m via ESRI
25
50
100 m
61899_Arnhem_Nieuwe Vaart_BO+IVO-V