Evaluatie van het Projectbureau en Informatiecentrum Duurzame Energie in een beleidsperspectief
Amsterdam, 25 juli 2003
Eindrapport
Uitgebracht aan: Ministerie van Economische Zaken
Evaluatie van het Projectbureau en Informatiecentrum Duurzame Energie in een beleidsperspectief
Amsterdam, 25 juli 2003 drs. M. Huurdeman ir. M.J.F. van Waes dr. J. van der Zijde
I
INHOUD
1.
INLEIDING 1.1 Aanleiding onderzoek 1.2 Onderzoeksopdracht 1.3 Aanpak 1.4 Leeswijzer en opbouw rapport
2.
EX-POST EVALUATIE 2.1 Feiten en cijfers PDE/IDE 2.1.1 Van voornemen tot oprichting 2.1.2 Doelstelling en kerntaken 2.1.3 Activiteiten 2.1.4 Rechtsvorm en structuur 2.1.5 Bestaansduur 2.1.6 Financiering 2.1.7 Personeel 2.2 Evaluaties PDE/IDE 2000 en 2001 2.3 Opinies uit het veld over PDE/IDE 2.3.1 Consultatie van het veld 2.3.2 Opinies in het veld 2.4 Conclusies ten aanzien van het functioneren van het PDE en IDE 2.4.1 Effectiviteit 2.4.2 Efficiency 2.4.3 Aansturing, visie en financiering 2.5 PDE/IDE als (communicatie)instrument van EZ 2.5.1 Overheidsingrijpen begrensd 2.5.2 De markt voor duurzame energie bij oprichting van PDE/IDE 2.5.3 Analyse en conclusies ten aanzien van het middels PDE/IDE gevoerde beleid
mhr341tt307 - 25 juli 2003
1 1 1 2 3
5 5 5 6 6 7 7 8 9 10 11 11 13 17 17 18 19 20 20 20 22
II
3.
EX-ANTE EVALUATIE 3.1 Stand van zaken markt en overheidsbeleid 3.1.1 Ontwikkeling van de markt voor duurzame energie 3.1.2 Overheidsbeleid in brede zin 3.2 Analyse, conclusies en aanbevelingen rond de toekomstige inzet van het instrument communicatie 3.3 Analyse en aanbevelingen ten aanzien van het inrichten van het instrument communicatie 3.4 Kort samengevat
Bijlage 1 Geraadpleegde personen Bijlage 2 Geraadpleegde documenten Bijlage 3 Activiteiten PDE IDE 1998-2002 Bijlage 4 Financieel overzicht PDE/IDE Bijlage 5 Resultaten vragenlijst Bijlage 6 Vragenlijst Bijlage 7 Expertoordeel communicatieactiviteiten in engere zin
mhr341tt307 - 25 juli 2003
24 24 24 25 27 30 33
1
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding onderzoek Eind 1997 heeft het Ministerie van Economische Zaken (EZ) in samenwerking met marktpartijen het Projectbureau Duurzame Energie (PDE) opgericht als een van de initiatieven om de bekendheid en het gebruik van duurzame energie in Nederland te stimuleren. Om het non-profit imago en het onafhankelijk opereren te bevorderen, is een aparte stichting opgericht. De betrokkenheid van marktpartijen in de financiering en aansturing van het PDE moest borg staan voor het dicht bij de markt kunnen opereren. Krachtens de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid dient elk beleidsinstrument na vijf jaar te worden geëvalueerd. De verplichte ex-post evaluatie van het ‘instrument communicatie’, ingevuld via het PDE, is daarmee voor EZ in 2003 aan de orde. Aangezien in de stichting Projectbureau Duurzame Energie (PDE) ook het Informatiecentrum Duurzame Energie (IDE) is ondergebracht, is ervoor gekozen om beide tegelijkertijd te evalueren. Naast deze periodieke evaluatie, is er bij EZ ook vanuit beleidsmatig oogpunt behoefte aan een advies over de inzet van communicatie rond duurzame energie na 2003 en de mogelijke positie van het PDE en IDE daarbinnen. EnergieNed, de huidige private financier van het PDE, heeft aangegeven na 2003 het PDE niet langer financieel te ondersteunen. Zonder verdere aanpassingen, zal de financiering van het PDE uitsluitend bij EZ komen te liggen. Voor EZ betekent dit een heroverweging van de rol en de positie van het PDE in het beleidsveld duurzame energie.
1.2
Onderzoeksopdracht Zoals in de aanleiding besloten ligt, wordt er in deze beleidsevaluatie zowel terug- als vooruitgekeken. Voor beide delen is de onderzoeksopdracht van EZ samengevat in de volgende centrale onderzoeksvragen:
2
Ex-post evaluatie - Is de inzet van het instrument communicatie doeltreffend en doelmatig geweest middels oprichting en gebruik van het PDE en het IDE? - Heeft het PDE doeltreffend en doelmatig gefunctioneerd in de uitvoering van haar taak in het veld voor duurzame energie? De evaluatie beslaat de periode vanaf de oprichting van het PDE eind 1997 tot en met 2002. Ex-ante evaluatie - Welke marktimperfecties bestaan er op het gebied van duurzame energie die middels het instrument communicatie kunnen worden opgelost? - Welke inzet van het instrument communicatie moet EZ daarvoor kiezen? - Hoe kan de gekozen inzet van het instrument communicatie zo effectief en efficiënt mogelijk worden ingevuld? - Welke rol kan het PDE/IDE daarin het beste vervullen en in welke vorm kan deze rol optimaal worden vervuld? 1.3
Aanpak Naar het functioneren en de positie van het PDE en IDE hebben eerder al twee onderzoeken plaatsgevonden. Een mid-term evaluatie in 2000 en een beleidsadvies in 2001. Beide onderzoeken hebben geleid tot een aantal bijsturingen en aanscherpingen. Daarnaast heeft het PDE zelf in 2000/2001 een onderzoek uitgevoerd ‘Signalen uit de markt’ op basis waarvan het bureau speerpunten voor zichzelf heeft benoemd. Begin 2003 heeft de beleidsraad van het PDE bovendien een evaluatierapport geschreven over de periode 1998-2002. De ex-post evaluatie heeft betrekking op de hele bestaansperiode van het PDE/IDE. Daarbij is maximaal gebruik gemaakt van de resultaten van de eerder uitgevoerde onderzoeken en is bekeken in welke mate de toenmaals gedane aanbevelingen actief en effectief zijn geïmplementeerd. Naast de rapporten van de eerder verschenen evaluaties, is een breed scala aan documenten bestudeerd rond beleidsontwikkeling op het gebied van duurzame
3
energie, de oprichting van het PDE/IDE en werkdocumenten van het PDE/IDE. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de geraadpleegde documenten. Om zicht te krijgen op de ‘key-issues’ zijn tijdens het evaluatieonderzoek interviews gehouden met personen die actief zijn op het gebied van de duurzame energie en/of een relatie hebben met het PDE/IDE. Op basis van de gesprekken en de documentanalyse, is een vragenlijst samengesteld welke via internet is voorgelegd aan vooral gebruikers van de diensten van het PDE/IDE. Een deel van de personen die benaderd zijn voor het invullen van de vragenlijst is tevens gevraagd om deel te nemen aan een discussiebijeenkomst. In totaal zijn drie rondetafelbijeenkomsten gehouden waarin zowel teruggekeken werd op het functioneren van het PDE/IDE als vooruitgekeken werd naar de toekomstige invulling van het stimuleren van duurzame energie. In paragraaf 2.3 wordt nader ingegaan op de consultatie van het veld. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de geraadpleegde personen. Om zicht te krijgen op de communicatiefunctie van het PDE en IDE in engere zin, is communicatieadviesbureau Schoep & Van der Toorn gevraagd een expertoordeel te geven. Zij hebben gekeken naar de communicatie-uitingen en naar de organisatie van de communicatieactiviteiten. In bijlage 7 is een verslag opgenomen. Op basis van de documentanalyse, het expertoordeel en de resultaten uit de consultatie van het veld, is een conceptrapportage in presentatievorm opgesteld. Deze conceptrapportage is achtereenvolgens gepresenteerd en besproken met de ambtelijke begeleidingscommissie en de Directeur-Generaal Marktordening en Energie van EZ, een vertegenwoordiging van het PDE/IDE en de Raad van Toezicht van het PDE. Vervolgens is voorliggende eindrapportage opgesteld. 1.4
Leeswijzer en opbouw rapport De activiteiten van het PDE/IDE vallen in de systematiek van EZ binnen het instrument communicatie. In dit onderzoek is het uitgangspunt gehanteerd dat binnen dat kader alle activiteiten van het PDE/IDE worden geëvalueerd en niet slechts de communicatie- en voorlichtingsactiviteiten in engere zin. Vanwege de verwevenheid van het PDE en IDE in hun activiteiten en aansturing, zijn beide in deze evaluatie zoveel mogelijk benaderd als één organisatie. Daar waar
4
relevante verschillen optreden is in de beschrijving, bevindingen en conclusies wel expliciet onderscheid gemaakt tussen het PDE en IDE. Dit rapport is opgebouwd uit twee delen. In hoofdstuk 2 wordt teruggekeken op het functioneren van het PDE/IDE in de periode 1998-2002 en worden de gehanteerde beleidsuitgangspunten van EZ geëvalueerd. In hoofdstuk 3 wordt vooruitgekeken naar de toekomstige inzet van het communicatie- instrument op het gebied van duurzame energie door EZ. Beide hoofdstukken worden afgesloten met conclusies en ten aanzien van de ex-ante evaluatie worden tevens enkele aanbevelingen gedaan ten aanzien van de toekomstige invulling van het instrument communicatie op het gebied van duurzame energie.
5
2.
EX-POST EVALUATIE Het eerste deel van deze evaluatie staat in het teken van het terugkijken. Aan de orde is de vraag of de inzet van het PDE/IDE, vanuit de doelstellingen en taak van EZ, effectief en efficiënt is geweest. Ten tweede is gekeken naar de wijze waarop PDE/IDE ha ar taak heeft vervuld en naar de effecten van de activiteiten van PDE/IDE op de markt voor duurzame energie. Omdat de tweede vraag belangrijke input verschaft voor de eerste vraag, wordt in dit hoofdstuk eerst ingegaan op het functioneren van PDE/IDE als zodanig en wordt daarna de verbinding gemaakt met de beleidsdoelstellingen van EZ.
2.1
Feiten en cijfers PDE/IDE In deze paragraaf worden in vogelvlucht de belangrijkste feiten en cijfers over het PDE en IDE gepresenteerd.
2.1.1
Van voornemen tot oprichting In de Derde Energienota 1 is aangekondigd dat er een projectbureau voor duurzame energie opgericht zou worden om de invoering van duurzame energie te bevorderen. Hierover is overleg gevoerd met verschillende organisaties die betrokken zijn bij de bevordering van duurzame energie. Uitkomst was dat een projectbureau een belangrijke functie zou kunnen vervullen bij het scheppen van draagvlak voor duurzame energie en het ondersteunen van diverse partijen bij het uitvoeren van nieuwe kansrijke duurzame energieprojecten. Daarop is het voornemen voor een projectbureau verder uitgewerkt in het Actieprogramma 1997-2000: Duurzame energie in opmars2 en heeft de Minister van Economische Zaken op 26 juni 1997 zijn voornemen tot oprichting van de Stichting Projectbureau Duurzame Energie kenbaar gemaakt aan de Staten-Generaal3 . Uiteindelijk is de Stichting Projectbureau Duurzame
1
Derde Energienota, Tweede Kamer 1995-1996, 24 525, nr. 1-2
2
Actieprogramma 1997-2000: Duurzame energie in opmars, actieprogramma, Tweede Kamer 1996-
1997, 25 276, nr. 1 3
Oprichting Projectbureau Duurzame Energie, Staten-Generaal, 1996-1997, 25 423, nrs. 302 en 1
6
Energie opgericht op 10 november 1997 op initiatief van het Ministerie van Economische Zaken, EnergieNed en SEP. In 1998 is een informatiecentrum opgericht en ondergebracht bij het PDE. Er ontstond behoefte aan een call-centre dat vragen zou kunnen opvangen naar aanleiding van de EZ-campagne ‘Duurzame energie vanzelfsprekend’ en het bundelen van verschillende voorlichtingspunten op het gebied van duurzame energie. Omdat er achter het PDE en het informatiecentrum verschillende financiers zitten, is er voor gekozen om het informatiecentrum onder een eigen label in de markt te zetten: het Informatiecentrum Duurzame Energie (IDE). 2.1.2
Doelstelling en kerntaken De hoofddoelstelling van het PDE/IDE is het bevorderen van de bekendheid en het gebruik van duurzame energie. Op macroniveau door het vergroten van het maatschappelijke draagvlak en op microniveau door het wegnemen van knelpunten, zoals die spelen bij individuele projecten. Daarnaast kreeg het PDE ook een taak in het bijeenbrengen en ondersteunen van diverse partijen bij de realisatie van nieuwe en kansrijke duurzame energieprojecten. Als kerntaken werden gedefinieerd: promotie, voorlichting, centraal aanspreekpunt /doorverwijsfunctie, makelen, wegnemen van knelpunten, verschaffen van objectieve inzichten (op het gebied van techniek, financiën en economie en juridische aspecten) en het samenbrengen van kennis.
2.1.3
Activiteiten Het eerste en een deel van het twee jaar van het PDE stonden voornamelijk in het teken van het opbouwen van de bureauorganisatie, het op gang krijgen van de subsidiestroom en het op de kaart zetten van het projectbureau. Het jaar 2000 is, zoals aangegeven in het jaarverslag, het eerste volledige ‘oogstjaar’. In onderstaande tabel is een beknopt overzicht opgenomen van het soort activiteiten dat door het PDE/IDE in de periode 1998-2002 zijn uitgevoerd.
7
Tabel 2.1: Beknopt overzicht soorten activiteiten PDE/IDE Kennisontwikkeling
Kennisoverdracht
Marketen en
Beleidssignalering
makelen In kaart brengen knelpunten rond DE
Telefonische helpdesk Website Nieuwsbrief PDE-signaal
Procesondersteuning en ontwikkelen voorbeeldaanpakken voor gemeenten, regio’s en provincies
Diverse groepen marktpartijen en overheden enthousiasmeren en Factsheets en brochures bijeen brengen voor Standaard procesaanpakken projecten Workshops en excursies Projectondersteuning Beurzen en symposia
Overleg met: ministeries, brancheverenigingen en politieke partijen over algemene en specifieke knelpunten rond DE-opties
Initiëren onderzoeken
Artikelen, tv-programma’s Ondersteunen campagnes
Deelname adviescommissies
Onderwijsmodules
In bijlage 3 is per jaar een meer gedetailleerd overzicht opgenomen van de activiteiten. Daarbij is tevens aangegeven op welke doelgroep(en) de activiteit gericht was. De doelgroepen die PDE/IDE daarbij onderscheiden zijn: consumenten, marktpartijen, lokale overheden en rijk en EU. 2.1.4
Rechtsvorm en structuur Het PDE is ondergebracht in een stichting welke geleid wordt door een directeur die benoemd wordt en onder toezicht staat van een Raad van Toezicht. Deze Raad keurt het beleidsplan en de begroting van het PDE goed en houdt toezicht op de uitvoering. Daarnaast kent het PDE een Beleidsraad bestaande uit partijen die betrokken zijn bij duurzame energie. De taak van de Beleidsraad is om vanuit het maatschappelijk belang de directeur van het PDE te adviseren. Het IDE is qua werkzaamheden en aansturing geïntegreerd in de stichting PDE.
2.1.5
Bestaansduur Het PDE is in eerste instantie opgericht voor een periode van vier jaar, lopend van circa 1998 tot en met 2001. Op basis van een mid-term evaluatie 4 , geïnitieerd door het PDE zelf en een evaluatie uitgevoerd in opdracht van EZ5 , is besloten om het PDE
4
Mid-term evaluatie Projectbureau Duurzame Energie, Twijnstra Gudde, oktober 2000
5
Beleidsadvies Projectbureau Duurzame Energie, Lysias Advies BV, juli 2001
8
voor een extra termijn van twee jaar te financieren. De huidige financiering loopt daarmee door tot en met eind 2003. 2.1.6
Financiering Van 1998 tot en met 2001 hebben de initiatiefnemers samen gezorgd voor de financiering van het PDE. Het subsidiebedrag van PDE was jaarlijks circa € 1.134.500,- groot. Daarbij werd de volgende verdeelsleutel gehanteerd: EZ 50%, EnergieNed 25% en SEP 25%. In verband met het wegvallen van de subsidiering door de SEP in 2001, zijn nieuwe afspraken gemaakt over de financiering voor de jaren 2002 en 2003. De volgende verdeelsleutel werd daarbij afgesproken: EZ 50% en EnergieNed 25% van het subsidiebedrag. PDE kreeg de taakstelling om 25% van de financiering uit andere bronnen te halen. Daarbij stelde EZ zich wel garant voor het geval het PDE daarin niet zou slagen. EnergieNed heeft bovendien aangegeven dat zij na 2003 haar bijdrage zal stopzetten. De opbrengst die het PDE naast haar subsidie uit projecten weet te genereren, fluctueert sterk door de jaren heen. Het gaat daarbij om zowel gelden van marktpartijen alsook om publieke gelden die voornamelijk als projectsubsidies bij Novem zijn verkregen. Over 2002 waren de projectbaten relatief laag, circa € 26.000,-. Het PDE heeft daarmee moeten terugvallen op de garantstelling van EZ waar het gaat om het niet volledig zelfstandig aantrekken van 25% van het subsidiebedrag6 . Het PDE heeft in de afgelopen jaren ook geprobeerd om op meer structurele basis private financiering te organiseren. Op basis van diverse contacten met marktpartijen kreeg PDE het gevoel dat de onafhankelijke positie daarmee in het geding zou komen. Dit aspect speelt bij deelfinanciering van projecten die door PDE worden geïnitieerd in veel mindere mate. In overleg met de Raad van Toezicht is dat spoor vervolgens verlaten.
6
Opgemerkt moet worden dat de vooruitzichten in 2003 ten aanzien van de projectbaten gunstiger zijn
dan in 2002.
9
De activiteiten die onder het IDE vallen, worden volledig gefinancierd door EZ. De jaarsubsidie is tussen 1998 en 2002 opgelopen van circa € 486.600,- naar € 796.000,- . In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de baten en lasten van het PDE/IDE in de jaren 1998 tot en met 2002. 2.1.7
Personeel Het PDE en het IDE hebben medewerkers met een dienstverband en weken daarnaast met detachering- en inhuurcontracten. In onderstaand overzicht is de situatie van eind 2002 opgenomen. Door de jaren heen is er sprake van een nagenoeg constant aantal medewerkers. Tabel 2.2: Overzicht aantal personeelsleden PDE en IDE eind 2002 Aantal personeelsleden
Aantal in fte’s
Directeur
1
1
Adviseurs PDE
4*
3,9
Ondersteunend personeel PDE
4
2,2
Administrateur PDE/IDE
1
0,5
Medewerkers IDE
6
4,4
16
12
4
3,8
Totaal in dienst
Detachering/inhuur PDE * waarvan 1 fte eind 2002 een vacature was
10
2.2
Evaluaties PDE/IDE 2000 en 2001 Vanwege het aflopen van de oorspronkelijk vastgelegde looptijd van het PDE eind 2001, zijn twee evaluatieonderzoeken uitgevoerd naar het functioneren van PDE/IDE. Op initiatief van het PDE zelf is door Twijnstra Gudde een mid-term evaluatie uitgevoerd in 2000. EZ heeft een beleidsadvies laten uitbrengen in 2001 door Lysias Advies BV. Hieronder puntsgewijs de belangrijkste bevindingen. Beoordeling activiteiten - De toegevoegde waarde van het PDE/IDE voor duurzame energie is aanwezig. - De taakstelling van het PDE is breed en er zijn bovendien veel duurzame energieopties en betrokken partijen die bediend worden. Het PDE presenteert onvoldoende een samenhangende aanpak. Er moet meer focus aangebracht worden in doelgroepen en duurzame energieopties. - Het PDE is teveel gericht op beleidsknelpunten en te weinig met kansrijke opties. - Het PDE/IDE moet meer aanjager/katalysator zijn dan afmaker. - Het PDE/IDE moet zich meer richten op kennisoverdracht en zorgen voor een goede exit-strategie bij pilots. - Er moet een toetsingskader worden vastgesteld om de effecten van het PDE/IDE te kunnen meten. - De omgeving verandert en dat vraagt ook om een nieuwe invulling van de doelstellingen. - De functie van het IDE heeft een langere levenscyclus dan die van het PDE. Beoordeling organisatie en relaties - De inspanning gedurende het eerste jaar zijn vooral gericht geweest op de opbouw van het bureau en het rond krijgen van de financiering. - Er is in het veld veel waardering voor de inzet, kennis en ervaring van het PDE. - Het grensvlak tussen het PDE en Novem is niet duidelijk en dat wordt ook zo in het veld ervaren. Ook is de relatie tussen de organisaties niet op alle fronten goed. - Het PDE heeft als kleine organisatie een goede partnerstrategie nodig. - De positie en behoeften van de founding fathers verandert in de loop van de tijd. Het PDE zou daarop moeten inspelen omdat het toetsingskader verandert.
11
2.3
Opinies uit het veld over PDE/IDE In deze paragraaf wordt ingegaan op de meningen die er leven in het veld ten aanzien van het PDE en IDE.
2.3.1
Consultatie van het veld Om een beeld te vormen van hoe het veld naar het PDE/IDE kijkt zijn betrokkenen en gebruikers van het PDE/IDE op verschillende manieren geconsulteerd. Daarbij is in dit onderzoek gefocust op die partijen die beroepsmatig actief zijn op het gebied van duurzame energie. Consumenten, een belangrijke groep gebruikers van het informatiecentrum IDE, zijn in het kader van dit onderzoek niet separaat benaderd. Het IDE laat zelf regelmatig een enquête uitvoeren naar het gebruik en de tevredenheid van haar dienstverlening. Om voor deze evaluatie een beeld te krijgen van hoe consumenten de diensten van he t IDE ervaren, is gebruik gemaakt van de enquêtegegevens zoals weergegeven in de Jaarrapportage 2002 Informatiecentrum Duurzame Energie. Interviews Allereerst is een reeks gesprekken gevoerd met personen die actief zijn op het gebied van de duurzame energie en/of een relatie hebben met het PDE/IDE. Naast gesprekken met medewerkers van het PDE/IDE zelf, ging het daarbij om vertegenwoordigers van de rijksoverheid, lokale overheden, uitvoeringsinstanties, energiebedrijven, projectontwikkelaars, bedrijfsleven in brede zin, belangenorganisaties en kennisinstellingen. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de personen die zijn geraadpleegd. Enquête Mede op basis van die gesprekken is een vragenlijst samengesteld welke vooral gericht was op gebruikers van de producten en diensten van het PDE/IDE. Op basis van het relatiebestand van het PDE, aangevuld met enkele overige stakeholders, zijn 145 medewerkers van organisaties uit verschillende sectoren in eerste instantie schriftelijk benaderd om op internet de vragenlijst in te vullen. Later is nog per mail een herinnering verzonden. In totaal hebben 36 personen de vragenlijst ingevuld. Op basis van ervaringscijfers, mag een respons van circa 25% voor een schriftelijke
12
vragenlijst met deze omvang als goed worden ge kwalificeerd. Onder de aangeschreven organisaties waren ten opzichte van de andere sectoren veel gemeenten en provincies. Hun respons was relatief laag. Ook het aantal responderende natuur- en milieubelangenorganisaties en onderzoeksinstellingen was gering. De respons van bedrijven was daarentegen groot, gerelateerd aan het aantal aangeschreven organisaties. De spreiding van de respondenten over de verschillende sectoren was: lokale overheid (36%), bedrijven (22%), intermediaire organisaties (11%), belangenorganisaties (11%), rijksoverheid (8%), onderzoeksinstellingen (3%), brancheorganisaties (3%) en onderwijsinstellingen (3%). Alle respondenten waren al langere tijd bekend met (de activiteiten van) het PDE/IDE en zijn voor het overgrote deel beroepsmatig actief met duurzame energie. De enquêtegegevens geven een aanvullend beeld naast die uit de documenten, interviews en rondetafelbijeenkomsten. In bijlage 5 zijn de resultaten van de vragenlijst opgenomen en in bijlage 6 de vragenlijst zelf. Rondetafelbijeenkomsten Een deel van de personen die benaderd zijn voor het invullen van de vragenlijst is tevens gevraagd om deel te nemen aan een discussiebijeenkomst. Zij zijn naast schriftelijk ook telefonisch benaderd. Verspreid over drie bijeenkomsten hebben achttien personen, werkzaam voor lokale overheden, rijksoverheid, intermediaire organisaties, marktpartijen en belangenorganisaties, deelgenomen aan de discussies. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de deelnemers. Tijdens de bijeenkomsten is steeds in drie ronden gesproken over: - de mate waarin het PDE/IDE in de afgelopen vijf jaar een positief effect heeft gehad op de bekendheid en het gebruik van duurzame energie; - of de kerntaken die het PDE/IDE in 1998 heeft toebedeeld gekregen nog steeds passen bij het huidige ontwikkelingsstadium van de markt/toepassing van duurzame energie; - door wie de (nog) benodigde inspanning ten aanzien van de bekendheid en het gebruik van duurzame energie het beste kan worden ingevuld. Basis voor de discussies vormde een set vr agen in de vragenlijst met betrekking tot bovenstaande thema’s, welke alleen door de deelnemers van de rondetafelbijeenkomsten zijn ingevuld.
13
2.3.2
Opinies in het veld Brede waardering voor inzet en kwaliteit Er is brede waardering voor de inzet van de medewerkers van het PDE. Zij worden in het veld gezien als actief en sterk betrokken. Daarbij is het wel opvallend dat het steeds de directeur en enkele specifieke medewerkers zijn die in dit kader worden genoemd. Ook voor de kwaliteit van de materialen en diensten van het PDE/IDE wordt brede waardering uitgesproken. Lezingen, brochures en rapporten zijn professioneel aan de maat. Dit beeld komt naar voren uit de resultaten van zowel de rondetafelbijeenkomsten en de vragenlijst die is voorgelegd aan beroepsmatig betrokken gebruikers, als uit het onderzoek van het IDE onder vooral consumenten. In de respons van beroepsmatig betrokken gebruikers valt verder op dat zij de voorlichtingsactiviteiten en -materialen iets hoger waarderen dan de advies en ondersteunende diensten van het PDE. Ook opvallend is dat marktpartijen iets positiever zijn dan de respondenten uit de lokale overheid. Specifiek de onafhankelijke positie van het PDE en met name het IDE wordt sterk gewaardeerd. Het ontvangen van informatie, welke niet gekleurd is door een specifiek commercieel belang, verhoogt de waarde die er door gebruikers aan gehecht wordt. Ook hier geven de marktpartijen daar het meeste gewicht aan. Effect van de activiteiten neutraal beoordeeld Ondanks de brede waardering voor de activiteiten van het PDE/IDE, vinden de gebruikers het lastig om het effect daarvan op hun houding en gedrag te beoordelen. Naast de activiteiten van het PDE/IDE spelen er vanzelfsprekend allerlei andere beïnvloedende factoren een rol. Onderstaande tabel geeft de resultaten weer van een vraag naar verschillende soorten effecten, gesteld in de vragenlijst.
14
Tabel 2.3: Het effect van de activiteiten van het PDE/IDE op de houding en het gedrag van gebruikers, waarbij waarde 1 betekent dat gebruikers geen verband ervaren tussen de activiteiten van PDE/IDE en het benoemde effect, waarde 3 geeft een neutraal verband weer en waarde 5 een sterk verband Voorlichtingsactiviteiten
Advies en ondersteuning
3,0
3,2
2,6
2,9
3,1
3,0
Inzet duurzame energie sneller opgepakt
*
2,6
Inzet duurzame energie op grotere schaal
2,7
2,9
4,0
3,6
Meer bewust geworden van de mogelijkheden van duurzame energie Specifieke maatregelen genomen om duurzame energie te stimuleren Projecten uitgevoerd gericht op gebruik duurzame energie
opgepakt Ook zonder PDE/IDE identieke maatregelen genomen * Geen resultaat in verband met weggevallen vraag in vragenlijst
Opgemerkt moet worden dat de spreiding van de antwoorden aanzienlijk was. De gemiddelde score laat echter een neutraal verband zien.Vrij vertaald ontstaat het beeld dat de activiteiten en materialen van het PDE/IDE op prijs worden gesteld, maar niet leiden tot evidente koerswijzigingen in houding en gedrag. Uit het onderzoek van IDE onder haar gebruikers (vooral consumenten) geeft een deel van de respondenten aan dat de ontvangen informatie heeft aangezet tot het afnemen van groene elektriciteit (10%) of de aanschaf van duurzame producten (13%). De overige respondenten gebruiken de informatie niet, geven dit door aan derden, gebruiken het voor studiedoeleinden of gaan op zoek naar nadere informatie. PDE/IDE één van de partijen Beroepsmatig geïnteresseerde gebruikers van de activiteiten van het PDE/IDE, benaderen naast het PDE/IDE vrijwel altijd ook andere organisaties voor informatie en ondersteuning. De belangrijkste speler daarin is Novem. Alle respondenten van lokale overheden hadden een lopende werkrelatie met deze organisatie en ook de
15
meeste marktpartijen hebben contacten met Novem. Het feit dat de subsidiestroom via deze organis atie loopt, speelt daarin een belangrijke rol. Naast Novem wordt ook informatie en ondersteuning gezocht bij ministeries, provinciale energiebureaus (niet in elke provincie actief), onderzoeksinstellingen, producenten van duurzame installaties, commerciële adviesbureaus, energiebedrijven en in mindere mate brancheorganisaties en belangenorganisaties. In de beoordeling van de verkregen informatie en ondersteuning van deze organisaties is opvallend dat lokale overheden Novem meer waarderen dan de marktpartijen. Niet alleen in de vragenlijst, maar ook in de rondetafelbijeenkomsten kwam dat verschil naar voren. Marktpartijen hebben het nogal eens over het ‘bureaucratisch gehalte’ van Novem, terwijl lokale overheden daar minder last van zeggen te hebben. Verder valt op dat in de beoordeling de meer onafhankelijke organisaties, zoals ministeries en onderzoeksinstellingen, beter scoren dan commerciële organisaties. Dat zou te maken kunnen hebben met de hoge waarde die aan onafhankelijke informatie wordt gehecht. Een uitzondering vormen de commerciële adviesbureaus die ook goed scoren. Wellicht dat het verschil met andere commerciële instellingen verklaard kan worden uit het feit dat adviesbureaus als opdrachtnemer in een andere verhouding staan tot de gebruiker dan bijvoorbeeld een fabrikant van duurzame energie installaties of een energiebedrijf. Uit het gebruikersonderzoek van het IDE zijn geen gegevens beschikbaar over het verdere informatiezoekgedrag van consumenten en hoe zij de verschillende aanbieders van deze informatie beoordelen. Wel is duidelijk dat er andere organisaties zijn die publieksvoorlichting verzorgen die deels overlapt met het IDE. Milieu Centraal geeft bijvoorbeeld informatie over groene energie, energiepremies en duurzame energie installaties. Verwarring over rolverdeling PDE/IDE en Novem Een terugkerend thema in zowel de interviews, de vragenlijst, als de rondetafelbijeenkomsten is de verwarring die er in het veld bestaat over de rolverdeling tussen het PDE/IDE en Novem. Veelal liggen er contacten met beide organisaties en is het onduidelijk wie waarvoor aangesproken kan worden. In sommige gevallen zitten beide organisaties aan tafel, zo geven respondenten aan.
16
Wel hebben verschillende gebruikers zo hun voorkeuren. Respondenten van vooral lokale overheden geven aan breder met energie bezig te zijn dan uitsluitend met duurzame energie. In het klimaatprogramma onderhouden zij daarvoor een goede werkrelatie met Novem. Zij zien de meerwaarde van het meer gespecialiseerde PDE/IDE niet echt. Aan de andere kant zijn er marktpartijen en belangengroeperingen die in het PDE een partner zien om knelpunten te signaleren richting overheid. Soms zit daar een grote ontevredenheid over het beleid van de overheid achter. Een onafhankelijke organisatie als het PDE is voor hun een goede ‘geluidsversterker’. Novem achten zij daartoe minder goed in staat vanwege de nauwere band met de overheid en het meer formele opereren van deze organisatie. Oppassen voor oneerlijke concurrentie Sommige marktpartijen geven aan dat het PDE bij het leveren van procesondersteuning moet oppassen voor oneerlijke concurrentie ten opzichte van bijvoorbeeld commerciële adviesbureaus. Het kosteloos ondersteunen van pilots, zoals die door het PDE zijn uitgevoerd bij het ontwikkelen van een procesaanpak voor integraal duurzaam energiebeleid voor een provincie, regio en gemeente, moet kunnen. Maar naar hun mening zou het PDE deze ondersteuning niet breder voor andere lokale overheden moeten aanbieden. Het PDE ambieert overigens die implementatierol niet en draagt de procesaanpak over aan derden, waaronder commerciële adviesbureaus.
17
2.4
Conclusies ten aanzien van het functioneren van het PDE en IDE Op basis van de gevoerde gesprekken, de resultaten van de consultatie van het veld, het expertoordeel ten aanzien van de communicatiefunctie en de beschikbare documenten, is een analyse gemaakt over het functioneren van het PDE en IDE in de periode 1998 tot en met 2002. De conclusies worden in deze paragraaf puntsgewijs gepresenteerd.
2.4.1
Effectiviteit 1. Inzet en activiteiten gewaardeerd, maar zonder rechtstreeks effect op houding en gedrag Het PDE/IDE voert haar activiteiten professioneel en met veel inzet uit en dat wordt zowel gewaardeerd door mensen die beroepsmatig betrokken zijn bij duurzame energie als door consumenten. De activiteiten worden op prijs gesteld door de gebruikers, maar hebben geen direct sturend effect ten aanzien van de houding en het gedrag van de doelgroep ten aanzien van duurzame energie. Het effect bestaat meer uit het zaaien dan het oogsten. Op zichzelf sluit dat aan op de doelstelling van het PDE/IDE en past het resultaat bij de aard van de ingezette activiteiten. 2. Visie en focus in de activiteiten en doelgroepen nog steeds een aandachtspunt Wat opvalt, is de zeer grote hoeveelheid en de diversiteit aan activiteiten die het PDE/IDE ontplooit. Gezien vanuit de grote hoeveelheid en diversiteit aan doelgroepen, duurzame energieopties en knelpunten, ligt dat ook voor de hand. De ruim geformuleerde doelstelling voor het PDE/IDE staat zo’n breed opereren ook niet in de weg. Tegelijkertijd kent deze brede aanpak valkuilen. In de evaluaties uitgevoerd in 2000 en 2001 zijn de valkuilen van een zo breed pallet aan activiteiten geconstateerd. Gevolg is een onvoldoende samenhangende aanpak waardoor versplintering optreedt en de resultaten moeilijk zijn aan te geven. Geconcludeerd is dat de doelstellingen van het PDE/IDE onvoldoende scherp geformuleerd zijn. Er is vanaf 2002 meer focus aangebracht in de activiteiten van het PDE (pilots gericht op lokale overheden en informatieoverdracht), maar het tegengaan van fragmentatie blijft een belangrijk issue. In relatie tot de omvang worden nog relatief veel kleinere
18
activiteiten opgepakt voor veel doelgroepen. Twee zaken vallen daarbij op. Ten eerste is in de communicatie-uitingen, zoals de website, brochures en rapporten, niet altijd duidelijk voor wie de informatie bestemd is. Uitingen zijn veelal sterk vanuit de inhoud geschreven en nog onvoldoende vanuit de informatiebehoefte van de doelgroep. Ten tweede ontbreekt het aan een duidelijke visie voor het specifieker invullen van de brede overkoepelende doelstelling (het stimuleren van de bekendheid en het gebruik van duurzame energie), inclusief heldere en meetbare doelen. Het beleid wordt in zekere zin bepaald door de kansen die zich voordoen en informatie die voorhanden is. 3. Ondanks intensievere samenwerking verwarring in het veld over rolverdeling PDE/IDE en Novem Er is gewerkt aan het verbeteren van de samenwerking tussen het PDE/IDE en Novem en het kanaliseren van de verschillende informatiestromen. Zo wordt er onderling doorverwezen. Toch blijft er spanning zitten tussen beide organisaties over de rolverdeling. Daarin is door de financiers en de Raad van Toezicht ook geen helderheid gebracht. Beide organisaties richten zich voor een groot deel op dezelfde doelgroepen en hebben veelal dezelfde contacten. De doelstelling van het PDE/IDE is specifieker dan die van Novem, stimulering van uitsluitend duurzame energie versus het brede terrein van energiebesparing en -opwekking. Daar staat tegenover dat het PDE/IDE vrijer is in de manier waarop daaraan gewerkt wordt. In het veld wordt het als storend ervaren dat de taakverdeling ondoorzichtig is. 2.4.2
Efficiency 4. Met beperkt budget relatief groot bereik Met een beperkt budget heeft het PDE/IDE een relatief groot bereik. De inzet op kennisoverdracht en ook het ‘meeliften’ op activiteiten van derden dragen daaraan in belangrijke mate bij. 5. Positie in het veld verwerven kost grote inspanning Zowel het PDE als het IDE hebben veel geïnvesteerd om zich een positie te verwerven in het veld voor duurzame energie. De naamsbekendheid van het PDE en het IDE zijn echter nog laag, waarbij de naamsbekendheid van het IDE onder consumenten zelfs
19
nog op een nulniveau zit. Omdat naamsbekendheid een voorwaarde is voor bereik van de verschillende doelgroepen, zal daarin ook in de toekomst nog veel geïnvesteerd moeten worden. Het hanteren van twee namen, zij het dat ze verwant zijn, werkt daarbij niet in het voordeel. Ook de grote (naams)bekendheid van andere organisaties, zoals Novem, maakt het verwerven van een eigenstandige positie er niet makkelijker op. Puur bekeken vanuit een kostenoogpunt, is het ‘in de markt zetten’ van meerdere merken voor een zelfde doelgroep weinig efficiënt. 6. Geen signalen voor inefficiënt gebruik van publieke middelen Op basis van de jaarrekeningen zijn er geen signalen dat de ondernomen activiteiten niet in verhouding zouden staan met het budget dat is aangewend. 2.4.3
Aansturing, visie en financiering 7. Aansturing op grote afstand Het PDE/IDE opereert zeer zelfstandig. De Raad van Toezicht staat op relatief grote afstand en vervult voornamelijk een toetsende, toezichthoudende rol. De adviestaak is vooral belegd bij de beleidsraad. De financiers: EZ en EnergieNed stellen (nog) relatief weinig eisen. Het PDE/IDE heeft hierdoor veel ruimte om de breed gedefinieerde taakstelling naar eigen inzicht in te vullen. 8. Praktisch operationele aanpak domineert Voor de mogelijke rol, taakstelling en organisatie van het PDE/IDE na 2003 is door de organisatie zelf geen propositie naar buiten gebracht. Er wordt een relatief afwachtende houding aangenomen. 9. Voor structurele financiering volledig aangewezen op publieke middelen De doelstelling om in 2002 25% van het oorspronkelijke subsidiebedrag uit de markt te halen is onvoldoende gelukt, evenals de eerder ondernomen pogingen om meer structureel gelden uit de markt te werven onder de voorwaarde dat de onafhankelijke positie in stand blijft. Met het uitstappen va n EnergieNed als financier, is het PDE/IDE daarmee volledig afhankelijk geworden van publieke middelen.
20
2.5
PDE/IDE als (communicatie)instrument van EZ In het voorgaande is gekeken naar de wijze waarop het PDE/IDE haar taken vervult. In deze paragraaf wordt conform de vraagstelling van EZ de verbinding gemaakt met de beleidsdoelstellingen van het ministerie. Daarbij is de vraag aan de orde of de inzet van het PDE/IDE, vanuit de doelstellingen en taak van EZ, effectief en efficiënt is geweest.
2.5.1
Overheidsingrijpen begrensd De overheid zet een breed scala aan financiële instrumenten, wet- en regelgeving en voorlichting in om markten beter te laten werken en om marktfalen te compenseren. Omdat overheidsingrijpen net zo goed verstorend als verbeterend kan werken op de marktwerking, is zorgvuldigheid geboden. De overheid, en ook EZ, hanteert een aantal basiscriteria voor overheidsingrijpen7 . Vanzelfsprekend moet het probleem helder vast te stellen zijn en moet duidelijk zijn of het probleem zich voordoet in het publieke dan wel het private domein. Daarna moet vastgesteld worden of het probleem door de overheid moet worden opgepakt of dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij burgers en bedrijven ligt. Daarbij speelt de werking van de markt een belangrijke rol. Daar waar een markt eigenschappen vertoont die een goede werking in de weg staan, kan het voor de overheid gerechtvaardigd zijn om in te grijpen door marktimperfecties weg te nemen of te compenseren.
2.5.2
De markt voor duurzame energie bij oprichting van PDE/IDE Kijkend naar eventuele marktimperfecties dan zijn er twee die relevant zijn voor de markt van duurzame energie: - positieve externe effecten; - gebrekkige transparantie. Positieve externe effecten In tegenstelling tot duurzame energie, zijn fossiele energiebronnen eindig en zijn er aan het gebruik ervan milieunadelen verbonden. Bij de huidige stand van de techniek zijn de kosten voor het opwekken van duurzame energie echter (nog) hoger dan voor
7
Criteria beleidsinstrumentarium, Ministerie van Economische Zaken, 2002
21
conventionele energieopwekking. Laat staan dat ook de maatschappelijke baten van de positieve milieueffecten van duurzame energie in de prijs verdisconteerd kunnen worden. Vanuit maatschappelijk oogpunt is er daarom sprake van een onderproductie van duurzame energie in relatie tot de doelstelling die de overheid heeft gesteld om 2020 10% van de Nederlandse energieverbruik uit duurzame bronnen op te wekken. Gebrekkige transparantie Een gebrekkige transparantie in de markt speelt voor zowel afnemers als aanbieders van duurzame energie. Afnemers/consumenten hebben vragen als: wat is duurzame energie, waarvoor kun je het inzetten, wat zijn daarvan de voordelen, wat zijn de mogelijke nadelen, wie zijn de aanbieders, et cetera. Omdat afnemers nog vooral op de basisvragen gericht zijn, sluit de meer concrete verkoopinformatie van aanbieders vaak onvoldoende aan en ontstaat er onzekerheid over de mate waarin die informatie betrouwbaar is. Aanbieders zitten vooral met vragen rond de techniek, regelgeving en de continuïteit daarin, het vinden van de juiste partners, et cetera. In z’n algemeenheid geldt dat, zeker ten tijde van de oprichting van PDE, de markt voor duurzame energie nog sterk in ontwikkeling was en nog geen ‘volwassen’ markt genoemd mocht worden. In het licht van de geschetste marktimperfecties is het dan ook verklaarbaar dat de overheid in zekere mate ingrijpt in die markt. Gezien de portefeuilleverdeling, is het EZ die primair belast is met duurzame energie. In het actieprogramma ‘Duurzame energie in opmars’ schetsten zij voor de periode 19972000 verschillende maatregelen. De oprichting van het PDE maakt daarvan onderdeel uit. Onderstaande figuur geeft schematisch de doel- middelrelaties weer die in het actieprogramma zijn ondergebracht.
22
Figuur 2.4: Inpassing PDE in het actieprogramma 1997-2000 ‘Duurzame energie in opmars’ van EZ De voorraden fossiele energie zijn eindig
Het gebruik van fossiele energie kent milieunadelen
In 2020 moet de bijdrage van duurzame energie 10% van het Nederlandse energieverbruik bedragen
Verbeteren prijsprestatie-verhouding
Stimuleren van de marktpenetratie
Verdere innovatie DE-technologieën
Kostprijsverschil DE afdekken
Financiering van onderzoek, ontwikkeling en demonstraties
Fiscale maatregelen en MAP-bijdrage
Aanbodontwikkeling
Aanpak van bestuurlijke knelpunten
Voorlichting en kennisuitwisseling
Subsidieprogramma’s Novem EPN
PDE
Altener-programma
2.5.3
Analyse en conclusies ten aanzien van het middels PDE/IDE gevoerde beleid 1. Inzet op communicatie passend bij marktontwikkeling Inzet op communicatie richting zowel (potentiële) afnemers als aanbieders is in een zich opbouwende markt, zoals die voor duurzame energie, van groot belang. De markt moet immers op gang worden gebracht. Kennisontwikkeling, kennisuitwisseling, voorlichting en het bijeenbrengen en stimuleren van partijen leggen daarvoor de basis. Zoals eerder aangegeven, gaat het daarbij om zaaien en niet direct om oogsten. Andere instrumenten, zoals fiscale maatregelen en subsidies, zijn vervolgens nodig om ook daadwerkelijk de operationele doelstelling voor duurzame energie te behalen. 2. Ondernemerschap PDE/IDE leidt tot impuls Met de instelling van het PDE/IDE is aan de stimulering van duurzame energie een impuls gegeven. Deze relatief kleine en flexibele organisatie is goed in staat gebleken om ook buiten de gebaande paden te opereren en kansen uit het veld te benutten. Daarin speelt het getoonde ondernemerschap een belangrijke rol. Het PDE is met
23
name succesvol gebleken in het via pilots ontwikkelen van een procesaanpak voor integraal duurzaam energiebeleid door gemeenten en provincies. 3. Weinig verbinding met overige instrumenten overheid De opdracht die aan het PDE/IDE werd verstrekt was zeer ruim gedefinieerd. Het was dan ook aan de organisatie zelf om, gesteund door met name haar beleidsraad, een specifieke invulling te geven. Alhoewel achteraf moeilijk is vast te stellen, had er wellicht met een meer concrete opdrachtformulering een betere verbinding met andere instrumenten tot stand gebracht kunnen worden en had een multipliereffect kunnen ontstaan. Nu stonden de verschillende instrumenten van de overheid relatief op zichzelf. 4. Instrument communicatie niet eenduidig belegd In de praktijk heeft naast het PDE/IDE ook Novem zich bezig gehouden met voorlichting en kennisontwikkeling op het gebied van duurzame energie, bijvoorbeeld via het Kompasprogramma. In het verlengde van de contacten van Novem en haar taakstelling rond ondersteuning en subsidies, is dat op zichzelf passend. Dit heeft evenwel geleid tot een situatie waarin twee organisaties, die beide in belangrijke mate met publieke middelen worden gefinancierd, zich op hetzelfde gebied en op dezelfde doelgroepen richten. Daar waar dit tot verwarring in het veld of dubbelingen heeft geleid, is dat in ieder geval niet effectief en efficiënt te noemen.
24
3.
EX-ANTE EVALUATIE Het tweede deel van de evaluatievraag betreft het vooruitkijken. Hoe moet EZ haar communicatie-instrument inzetten om haar rol als schepper van randvoorwaarden op het gebied van duurzame energie effectief en efficiënt vorm te kunnen geven? Daarin is de huidige stand van zaken in de markt voor duurzame energie bepale nd. Allereerst zal kort ingegaan worden op die ontwikkeling om vervolgens de rol te kunnen bepalen van het instrument communicatie en de consequenties hiervan voor het PDE en het IDE.
3.1
Stand van zaken markt en overheidsbeleid In deze paragraaf wordt kort stilgestaan bij de huidige fase waarin de markt voor duurzame energie zich bevindt en met welke instrumenten de overheid, in het bijzonder EZ, op dit moment op die markt ingrijpt.
3.1.1
Ontwikkeling van de markt voor duurzame energie In het Energierapport 2002, constateert EZ dat de vraag naar duurzame energie zich voorspoedig ontwikkelt door de liberalisering van de groene markt en fiscale instrumenten, maar dat het aanbod achter blijft. Twee grote knelpunten worden daarbij benoemd, de ruimtelijke ordeningsproblematiek en de onzekerheid ten aanzien van het investeringsklimaat. Het beeld ten aanzien van de knelpunten wordt bevestigd in de rondetafelbijeenkomsten en interviews. Ook in het veld wordt geconstateerd dat duurzame energie nog lang niet vanzelfsprekend is en dat er nog een grote inspanning nodig is om tot een volwassen markt te komen. Daarbij wordt in belangrijke mate naar de overheid gekeken als het gaat om het scheppen van randvoorwaarden. Verder is het evident dat tussen de diverse duurzame energieopties grote verschillen zijn in werking, in ontwikkelingsstadium en in groei- en marktpotentieel. Zo ligt de opgave wat betreft windenergie in de implementatie op ruime schaal, terwijl er voor andere opties zoals zon-pv nog een belangrijke technische ontwikkeling nodig is om toepassing op grote schaal technisch en economisch mogelijk te maken.
25
3.1.2
Overheidsbeleid in brede zin EZ is primair verantwoordelijke voor het beleid en de instrumenten op het gebied van duurzame energie. Op deelterreinen wordt samengewerkt met de Ministeries van VROM, V&W, LNV en Financiën. Zo is er bijvoorbeeld een overdracht gaande waarin activiteiten op het gebied van duurzame energie in de gebouwde omgeving worden ingepast in het beleid van VROM. EZ stimuleert met haar lange termijn energieonderzoeksbeleid de duurzame energieopties die voornamelijk nog in een ontwikkel- of demonstratiestadium zitten. Hiermee worden nieuwe aanbodopties gecreëerd en wordt de prijs-prestatieverhouding van bestaande opties verbeterd. Daarnaast ontwikkelt en vo ert EZ beleid uit gericht op stimuleren en ontwikkelen van het aanbod van duurzame energie. Daarin speelt het creëren van volume de voornaamste rol. In het licht van de 10% doelstelling duurzame energie in 2020 worden daarbij de beste mogelijkheden gezien in de opties wind- en bio-energie. Duidelijk mag zijn dat de overheid verschillende instrumenten ter beschikking heeft om bij te dragen aan de operationele doelstelling voor duurzame energie. Deze lopen van afdwingen via wet- en regelgeving, via commitment creëren door het maken van afspraken, naar instrumenten die meer gericht zijn op het ‘verleiden’. Vraag en aanbod worden enerzijds door gunstige voorwaarden in fiscale en financiële zin gestimuleerd tot duurzame energie en anderzijds vindt er via voorlichting en communicatie een overtuigingsproces plaats. De weg van het overtuigen is daarin de langste en zonder ondersteuning van de andere instrumenten waarschijnlijk zelfs weinig effectief. In onderstaande figuur is een schematisch overzicht opgenomen van de doelstelling en instrumenten zoals die zijn gepresenteerd in de begroting 2003 van EZ.
26
Figuur 3.1: doelstelling en instrumenten EZ rond duurzame energie (begroting 2003) De voorraden fossiele energie zijn eindig
Het gebruik van fossiele energie kent milieunadelen
In 2020 moet de bijdrage van duurzame energie 10% van het Nederlandse energieverbruik bedragen
Wet- en regelgeving
Fiscale en financiële instrumenten
Afspraken
Groene markt
MEP
BLOW-convenant
Concessiestelsel wind op zee
EIA
Convenant kolencentrales en CO2-reductie
Novem-programma (BSE)
Overige regelingen: Energiepremie, WBSO en EET
Voorlichting
PDE/IDE
Convenant warmtepompsystemen in de woningbouw
Het PDE/IDE richt zich ook op de duurzame energieopties die al wat verder in hun ontwikkelingsstadium zijn. Daarbij gaat het vooral om marktpenetratie en het wegnemen van bestuurlijke knelpunten. De opties die in die fase zitten zijn: windenergie, bio-energie en duurzame energie in de gebouwde omgeving. In het instrumentarium van EZ is het PDE/IDE opgenomen onder de noemer ‘voorlichting’. De activiteiten van met name het PDE vragen daarbij om een brede interpretatie van het begrip voorlichting. Ook kennisontwikkeling, ondersteunen van pilots en het makelen tussen partijen moet daaronder worden verstaan. Daarnaast moet worden opgemerkt dat het PDE/IDE niet de enige organisatie is die op dit terrein actief is. Novem is in de begrotingssystematiek ingedeeld onder de fiscale en financiële instrumenten, maar houdt zich in het Duurzame Energieprogramma in belangrijke mate ook bezig met faciliteren, adviseren en ondersteunen.
27
3.2
Analyse, conclusies en aanbevelingen rond de toekomstige inzet van het instrument communicatie In deze paragraaf wordt aangegeven welke functie het instrument communicatie in de komende jaren zou moeten hebben in het stimuleren van duurzame energie. 1. Legitimatie overheidsingrijpen onveranderd aanwezig De legitimatie om als overheid in te grijpen op de markt voor duurzame energie is niet wezenlijk veranderd ten opzichte van de situatie ten tijde van de oprichting van het PDE/IDE eind 1997. De marktimperfecties, zoals die beschreven zijn in paragraaf 2.5.2, doen zich ook anno 2003 voor. Ook nu kunnen de positieve milieueffecten van duurzame energie niet in de prijs verdisconteerd worden. De kosten voor het opwekken van duurzame energie liggen (nog) hoger dan voor conventionele energieopwekking. Ten opzichte van het door de overheid gestelde wenselijke niveau, is er sprake van onderproductie van duurzame energie. Ook ten aanzien van de transparantie in de markt doen zich nog knelpunten voor. Volgens het IDE verschuift de informatiebehoefte van consumenten langzaam van ‘Wat is duurzame energie?’ naar ‘Hoe kan ik iets met duurzame energie?’. Ondanks deze ontwikkeling bevindt de informatiebehoefte zich daarmee nog steeds op een basisniveau waarbij onafhankelijke informatievoorziening een belangrijke factor is. Ook aan de aanbodzijde is de gebrekkige transparantie nog niet verdwenen. Met andere woorden, er is nog geen sprake van een ‘volwassen’ markt. Overheidsingrijpen is wenselijk om die markt verder te ontwikkelen gezien de 10% duurzame energiedoelstelling in 2020. 2. Inzet van het instrument communicatie noodzakelijk, invulling mede afhankelijk van inzet andere beleidsi nstrumenten Gezien de huidige stand van zaken in de markt en de aard van de informatiebehoefte, zal de komende jaren nog een substantiële communicatie- inspanning verricht moeten worden. De mate waarin het instrument communicatie moet worden ingezet en met welk oogmerk, hangt mede af van hoe de overheid omgaat met instrumenten als weten regelgeving, afspraken en fiscale en financiële regelingen. De inzet van het instrument communicatie kan niet geheel los gezien worden van de inzet van andere instrumenten op het gebied van duurzame energie. Wordt er bij het stimuleren van duurzame energie sterk ingezet op deze instrumenten, dan kan de communicatie-
28
inspanning daaraan vooral ondersteunend zijn. Worden er bijvoorbeeld geen harde afspraken gemaakt met provincies en gemeenten over de inzet van duurzame energie, dan zal communicatie veel meer ingezet moeten worden om deze partijen te ‘verleiden’ om een bijdrage te leveren. Dat geeft een andere uitgangspositie. Los van de precieze verhouding tussen de instrumenten, verdient het aanbeveling om bij de toekomstige invulling van het instrument communicatie scherper dan in het verleden doelgroepen te onderscheiden en concrete subdoelstellingen te formuleren. 3. Onafhankelijke informatievoorziening richting consumenten zeker de komende vier jaar in stand houden Gezien de nog beperkte transparantie van de markt en het basisniveau waarop de informatiebehoefte van consumenten zich nog bevindt, verdient het aanbevelingen om als overheid zeker nog de komende vier jaar te investeren in een onafhankelijke informatievoorziening op het gebied van duurzame energie. Het verdient daarbij aanbeveling om deze groep via een eigen passend kanaal te bedienen. Consumenten verschillen namelijk sterk van meer beroepsmatig betrokken actoren in hun informatiebehoefte en vertonen bovendien ander informatiezoekgedrag. 4. Informatievoorziening en communicatie met overheden en marktpartijen in de komende twee tot vier jaar in stand houden Niet alleen richting de vraagzijde zal in de komende jaren een communicatieinspanning geleverd moeten worden, hetzelfde geldt voor de aanbodzijde van de markt. Daarin spelen zowel overheden, die vooral in voorwaardenscheppende zin betrokken zijn bij duurzame energie, alsook marktpartijen, die voor het feitelijke aanbod moeten zorgen, een rol. Voor deze groepen zal het instrument communicatie drie functies moeten vervullen: - Ten eerste zal communicatie ingezet moeten worden om andere instrumenten te ondersteunen. Bijvoorbeeld door informatie te verstrekken over financiële regelingen en deze toegankelijk te maken. Een nauwe verbintenis met de subsidieprogramma’s is daarvoor wenselijk. De informatievoorziening kan dan als toegangspoort fungeren. - Ten tweede is er ook een meer autonome rol voor het instrument communicatie. Zolang er niet op ruime schaal sprake is van afspraken over of dwang tot de inzet van duurzame energie, zal via communicatie geprobeerd moeten worden om
29
-
partijen in beweging te krijgen. Daar waar een gebrek aan kennis zorgt voor inactiviteit, zal die kennis actief ontwikkeld en verspreid moeten worden. Dit geldt met name op het gebied van bio-energie en in beperktere mate ook voor duurzame energie in de gebouwde omgeving. Naast kennisontwikkeling en -verspreiding, zal ook het actief makelen tussen partijen een bijdrage kunnen leveren aan het activeren van partijen en vormt daarmee een belangrijke activiteit binnen het instrument communicatie. Ten derde zal het instrument communicatie de overheid van feedback moeten voorzien. Het boven tafel krijgen van de bestuurlijke en/of institutionele knelpunten die belemmerend werken bij de inzet van duurzame energie, is een voorwaarde om ze aan te kunnen pakken.
5. Inzetten op kleinschalige, decentrale opwekking van duurzame energie De drie benoemde functies van het instrument communicatie komen het best tot hun recht waar het gaat om kleinschalige, decentrale opwekking van duurzame energie. Juist bij kleinschalige opwekking spelen lagere overheden en de vele marktpartijen een rol. Om deze adequaat te bereiken, is de inzet van een communicatie- instrument wenselijk. Dit in tegenstelling tot grootschalige, centrale opwekking waarbij met een relatief klein aantal partijen via rechtstreekse contacten met de overheid afspraken kan worden gemaakt. Een voorbeeld daarvan zijn de grootschalige concessies voor windparken op zee. De inzet van het instrument zou daarom uitsluitend gericht moeten zijn op die partijen die betrokken zijn of betrokken zouden moeten zijn bij de kleinschalige, decentrale opwekking van duurzame energie. 6. Inzetten op marktrijpe duurzame energieopties Ten aanzien van de inzet van het instrument communicatie zou de aandacht primair uit moeten gaan naar die duurzame energieopties die op de korte en middenlange termijn een bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van de operationele doelstelling voor duurzame energie. Bij de huidige stand van de techniek gaat het dan om windenergie, bio-energie en duurzame energie in de gebouwde omgeving.
30
3.3
Analyse en aanbevelingen ten aanzien van het inrichten van het instrument communicatie In paragraaf 3.2 is ingegaan op de wenselijke functie en werkgebied van het instrument communicatie. Blijft over de vraag hoe en bij welke organisatie(s) het instrument het beste belegd kan worden. In deze paragraaf worden daartoe aanbeve lingen gedaan, waarbij ook de posities van het PDE en het IDE aan de orde komen. 1. Eén loket voor consumenten op het gebied van milieu en energie Zoals aangegeven in de vorige paragraaf zou de onafhankelijke informatievoorziening op het gebied van duurza me energie richting consumenten voor ten minste vier jaar gecontinueerd moeten worden. Het IDE heeft laten zien dat zij de consumenten die zij bereikt naar tevredenheid bedient op het gebied van duurzame energie. Ten aanzien van de positie van het IDE zijn echter twee belangrijke knelpunten. Ten eerste is de naamsbekendheid en daarmee het bereik van het IDE gering. Ten tweede is de informatiebehoefte van consumenten vaak breder dan alleen duurzame energie. Het IDE geeft aan dat consumenten ook vaak bellen met vragen over bijvoorbeeld energiebesparing. Tijdens de rondetafelbijeenkomst gaf ook Milieu Centraal aan dat vragen over energiebesparing, duurzame energie en milieu vaak hand in hand gaan. Het verdient daarom aanbeveling om de verschillende onafhankelijke informatiecentra op deze terreinen te integreren. Daarbij moet in ieder geval Milieu Centraal betrokken worden en wellicht de informatiefunctie richting consumenten van het DUBOCentrum. Als eerste stap kunnen de verschillende informatiekanalen op het gebied van milieu en energie virtueel geïntegreerd worden. Websites kunnen gelinkt worden en in de telefonische afhandeling kan actief doorverwezen worden. Uiteindelijk heeft het volledig integreren van de informatievoorziening de voorkeur. Eén website en één telefoonnummer biedt een meer eenduidige ingang en is tevens efficiënter bij het in de markt zetten van het informatiekanaal. Deze stap zou vooraf gegaan moeten worden door een concreet businessplan. Gezien de terreinen energie en milieu ligt het voor de
31
hand dat de Ministeries van EZ en VROM gezamenlijk verantwoording dragen voor deze voorziening. Aandachtspunt is het waarborgen van de ‘voeding’ van het informatiecentrum. Het IDE wordt op dit moment gevoed door het PDE. Als er een meer losstaand informatiecentrum ontstaat, zullen er afspraken gemaakt moeten worden over de wijze waarop het informatiecentrum, met behulp van bijvoorbeeld Novem en andere instellingen die zich bezig houden met duurzame energie, een actueel aanbod kan bieden. 2. Informatievoorziening en communicatie gericht op het activeren van lokale overheden en marktpartijen volledig onderbrengen bij Novem Aangegeven is dat met het huidige beleid ten aanzien van de andere instrumenten er zeker voor de komende twee tot vier jaar inzet nodig is van EZ op het gebied van communicatie richting beroepsmatig betrokken actoren als lagere overheden en marktpartijen. Daarbij gaat het om kleinschalige/decentrale opwekking van die duurzame energieopties die op de korte en middenlange termijn een bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van de operationele doelstelling voor duurzame energie. Op dit gebied zijn in de afgelopen jaren zowel het PDE als Novem actief geweest. Dit heeft in de markt geleid tot verwarring over de rolverdeling. Een belangrijke voorwaarde bij het beleggen van deze communicatietaak is dan ook de helderheid richting de doelgroep. Dat vereist een duidelijke positionering van de uitvoeringsorganisatie in het veld, ook ten opzichte van andere organisaties. Duidelijk mag zijn dat Novem hiervoor de beste papieren heeft. Zij hebben vanwege hun andere activiteiten, waaronder subsidieverstrekking en ondersteuning, reeds lopende werkrelaties met de belangrijkste actoren. Het PDE daarentegen moet een grotere inspanning leveren om een positie te verwerven en te behouden. Het blijvend in de markt zetten van twee organisaties, met een vergelijkbare taak en beide gefinancierd met publieke middelen, is dus naast verwarrend ook weinig efficiënt. Het verdient daarom aanbeveling om de kennisverspreiding en het makelen op het gebied van duurzame energie onder te brengen bij Novem.
32
Voor Novem betekent het bij hun beleggen van de communicatietaak dat zij een aantal zaken van het PDE moeten overnemen en in de eigen organisatie de voorwaarden moeten scheppen om die rol goed te kunnen vervullen. Het verder uitbouwen van een frontoffice is daarvan een voorbeeld. Maar ook het ruimte geven aan de meer ‘ondernemende’ activiteiten, zoals het makelen tussen partijen, zal een aandachtspunt moeten zijn. Verder zo u gekeken kunnen worden hoe de persoonlijke kennis en netwerken van medewerkers van het PDE ingezet kunnen worden binnen Novem. Het formeel beleggen van het instrument communicatie bij Novem zou moeten plaatsvinden op basis van een concreet businessplan. Wat betreft financiering van deze activiteiten, kan naast EZ gedacht worden aan medefinanciering door VROM (gebouwde omgeving) en LNV (glastuinbouw). 3. Subsidiëring van PDE tot juli 2004 gericht op kennisontwikkeling beperkt aantal gebieden en overdracht Het PDE heeft in de afgelopen jaren laten zien dat zij in staat zijn om activiteit aan te jagen. Het getoonde ondernemerschap, het benutten van kansen in de markt en de via pilots ontwikkelde procesaanpakken hebben daaraan bijgedragen. Op een aantal terreinen zit het PDE nog volop in een ontwikkelproces. Het is aan te bevelen om met name ten aanzien van hun kennisontwikkel- en makelfunctie een afrondende slag te maken. Het gaat daarbij met name om het ontwikkelen van een procesaanpak en het blootleggen van knelpunten voor kleinschalige bio-energie en duurzame energie in de gebouwde omgeving. Vanuit kennispositie en overdracht is het van belang om deze ontwikkelopdracht in een geïntegreerd team met Novem uit te voeren. Voor deze nauwe samenwerking zou gezamenlijke huisvesting in Utrecht de beste garantie geven. Voor het PDE betekent de herpositionering van het instrument communicatie dat zij binnen de huidige subsidieafspraken, lopend tot en met juni 2004, een specifieke ontwikkelfunctie krijgt op het gebied van de bio-energie en duurzame energie in de gebouwde omgeving. Na die datum kan de subsidiëring van het PDE worden stopgezet, mits de overdracht richting Novem goed verlopen is. Daarmee zal direct begonnen moeten worden. Kennis en methodieken moeten in ieder geval richting Novem, maar ook aan andere partijen, zoals adviesbureaus en provinciale
33
energiebureaus, worden overgedragen. Deze opdracht zou vooraf gegaan moeten worden door een concreet plan van aanpak. 4. Beleidssignalering, verantwoordelijkheid van meerdere partijen Vanuit de communicatieactiviteiten worden inzichten opgebouwd over knelpunten in bestuurlijke zin of bijvoorbeeld knelpunten in regelingen. Deze inzichten moeten terugvloeien naar de beleidsmakers. Vele organisaties spelen hierin een rol, van belangenorganisaties tot individuele bedrijven, en hebben daarin ook een eigenstandige verantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend moet de overheid ook de inzichten benutten die worden opgedaan door overheidsinstellingen die dicht op het veld opereren, zoals Novem. Zij vormen een speciale bron van feedback. 3.4
Kort samengevat Onze aanbeveling is het instrument communicatie de komende jaren te blijven inzetten voor duurzame energie, naast de andere instrumenten zoals regelgeving en financiële en fiscale stimuli. Daarnaast adviseren wij de financiële ondersteuning van het PDE/IDE voort te zetten tot en met juni 2004. De integratie van het IDE met Milieu Centraal kan in de komende twaalf maanden worden voorbereid. Het PDE kan haar taken de komende twaalf maanden overdragen aan Novem en de werkzaamheden gericht op kennisontwikkeling en makelen ten aanzien van kleinschalige bio-energie en duurzame energie in de gebouwde omgeving zover mogelijk afmaken. Het komende jaar biedt voldoende gelegenheid om zaken af te ronden en de route richting integratie, overdracht en afbouw zorgvuldig te regisseren.
Bijlagen
1
GERAADPLEEGDE PERSONEN
BIJLAGE 1
Geïnterviewde personen UCE (Beleidsraad PDE)
De heer ir. E.H. Lysen
Essent
Mevrouw W.M. Kip
Ministerie van EZ
De heer ir. K.L.C.M. van Gorp
Ministerie van EZ
De heer drs. M.G.H. Verhagen
Ministerie van VROM
De heer drs. G.J. Boschloo
Novem
De heer ir. E. Luken
Novem (RvT PDE)
De heer drs. J.B.V.N. Pleumeekers
Novem
De heer drs. R.W. Boerée
Panagro
De heer C.L.M. Hiddes
Productschap Tuinbouw
De heer P.J. Smits
Projectbureau Duurzame Energie
De heer drs.ing. A.C.G.M. Brogtrop
Projectbureau Duurzame Energie
Mevrouw ing. M.C. Kalf
Projectbureau Duurzame Energie
De heer F. Neervoort
Provincie Gelderland
De heer ir. B.F. Jeroense
Stichting Natuur en Milieu (RvT PDE)
De heer A.J.M. van den Biggelaar
VNG
De heer drs.ing. R.B.A. van Vliet
VNO-NCW (RvT PDE)
De heer mr. J.H. Schraven
Deelnemers rondetafelbijeenkomsten AGPO BV
De heer H. Sijbring
DE Koepel
De heer ing. T.P. Bokhoven
ECN
De heer prof.dr. W. Sinke
Newin
De heer E. van Zuylen
Gemeente Tilburg
De heer ing. P.A.J.M. Biemans
HBG-vastgoed
De heer R.M.G. van Geloven
Admas Management Services
De heer mr.ing. H.J. van Eerten
Milieu Centraal
De heer drs. C. Bruijnes
2
Milieudienst West-Holland
De heer K. de Wit
Ministerie VROM
De heer drs. F. Vlieg
Nationaal Dubo Centrum
De heer ing. K. de Vries
Novem
De heer drs. R.W. Boereé
Panagro
De heer C.L.M. Hiddes
Projectbureau Duurzame Energie
De heer drs.ing. A.C.G.M. Brogtrop
Provincie Noord-Holland
De heer P. Bakker
Stichting Natuur en Milieu
De heer drs. J. Vis
Stichting Warmtepompen
De heer ing. P.R. van Alphen
UCE
De heer ir. E.H. Lysen
Leden ambtelijke begeleidingscommissie Ministerie van Economische Zaken Stafdirectie Communicatie
De heer ir. J. van Boetzelaer
Directie Energieproductie
De heer drs. J.C. de Groot
Directie Energieproductie
De heer ir. K.L.C.M. van Gorp
Stafdirectie Financieel Economische Zaken
Mevrouw mr. G.B. Banning
1
GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN
BIJLAGE 2
Actieprogramma 1997-2000: Duurzame energie in opmars, actieprogramma, Tweede Kamer 1996-1997, 25 276, nr. 1 Oprichting Projectbureau Duurzame Energie, Staten-Generaal, 1996-1997, 25 423, nrs. 302 en 1 Mid-term evaluatie Projectbureau Duurzame Energie, Twijnstra Gudde, oktober 2000 Beleidsadvies Projectbureau Duurzame Energie, Lysias Advies BV, juli 2001 Investeren in energie, keuzes voor de toekomst, Energierapport 2002, Ministerie van Economische Zaken, februari 2002 Criteria beleidsinstrumentarium, Ministerie van Economische Zaken, 2002 Beleidsplan 1998-2002, Projectbureau Duurzame Energie, april 1998 Jaarplan 2002/2003, Projectbureau Duurzame Energie Jaarverslagen 1998 t/m 2001 en Kwartaalrapportages 2002, Projectbureau Duurzame Energie Jaarrapportage 2002, Informatiecentrum Duurzame Energie Extern communicatieplan Informatiecentrum Duurzame Energie, mei 2003 Diverse communicatie-uitingen van het Projectbureau Duurzame Energie en het Informatiecentrum Duur zame Energie, waaronder de website duurzame energie, informatiebladen, rapporten, cd-roms en artikelen Memorie van toelichting Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische zaken (XIII) voor het jaar 2003, Tweede Kamer, 2002-2003, XIII, nr. 2
2
Evaluatie periode 1998-2002, Beleidsraad Projectbureau Duurzame Energie, januari 2003
1
ACTIVITEITEN PDE/IDE 1998-2002
1998 Algemeen
PDE op de kaart zetten
BIJLAGE 3
Kennisontwikkeling
Kennisoverdracht
Marketen en makelen
Beleidssignalering
Opzetten bureau en samenstellen Verkenning naar de DE-opties Oprichting telefonisch Beleidsraad die de meeste aandacht behoeven Informatiecentrum Duurzame Energie (IDE) en website Integratie Landelijk Bureau Windenergie (LBW) in PDE Opstellen beleidsplan 1998-2002 Interviews nieuws- en vakbladen Lezingen en voordrachten Beurzen en congressen Bijdrage tv-reeks over energie ‘Twee voor elkaar’ Overleg politieke partijen over knelpunten groencertificaten
EU en Rijk
Lokale overheden
Marktpartijen
Brief gemeenteraadsleden
Presentaties windprojecten en excursies in kader ‘Ruimte voor Wind’ Overleg mogelijkheden en belemmeringen voor groene paragraaf in Meerjarenafspraken (MJA)
Consumenten
Bron: Jaarverslag Projectbureau Duurzame Energie 1998
Ontwikkelen leermodule Duurzame Energie voor basis - en voortgezet onderwijs
2
1999 Algemeen
PDE op de kaart zetten
Kennisontwikkeling
Kennisoverdracht
Bijeenkomsten (circa 100 organisaties) in het kader van ‘Signalen uit de markt’ met oplossingsrichtingen voor de knelpunten in de marktimplementatie
Ontwikkelen leaseconstructie kleinschalige gebouwgebonden DE-apparatuur
Bijdrage Nederlandse Duurzame Energie Conferentie (NDEC)
Verkenning mate waarin regelgeving de exergetische kwaliteit van energiesystemen bevordert
Operationeel IDE en ondersteuning campagnes
Informatieve gesprekken met politieke partijen Presentaties windprojecten en excursies
EU en Rijk Lokale overheden
Marktpartijen
Ontwikkeling ‘Warmtepomp convenant’ en meerjarenplan warmtepompen en intentieverklaringen WPconvenant Woningen (met EZ, Novem, Kema en TNO)
Contacten ter promotie van duurzame energie
Marketen en makelen
Ontwikkeling stappenplan in project Duurzame Energie Afspraak Lokaal (DEAL) gericht op pro-actief beleid gemeenten in MJA Ondersteuning van gemeenten (en provincies) beleid en aanpak Aanpak voor plaatsing PVsystemen op medische praktijkruimten en promotie richting medische beroepsbeoefenaars Kansen voor warmtepompen en biomassavergassing in de glastuinbouw Overleg adviesbureaus en bouwondernemingen/projectontwikkelaars over koude/warmteopslag bij
Beleids signalering
3
woningbouwprojecten en contacten leggen tussen woningcorporaties, projectontwikkelaars en fabrikanten Overleg over de bijdrage van biomassa en afvalverbranding Overleg met energiebedrijven Groenlabel Conferentie (150 deelnemers) Consumenten
Deelname EZ-campagne ‘Duurzame Energie: vanzelfsprekend’ Bijdrage ‘TROS Actua in Bedrijf’ over DE Artikelen voor huis -aanhuisbladen Nationale Fietsdag met duurzame energieprojecten in de route Kinderfestival in het kader van het onderwijsproject en verdere ontwikkeling onderwijspakketten Participatie in publieksmanifestaties en campagnes
Bron: Jaarverslag Projectbureau Duurzame Energie 1999
4
2000 Algemeen
PDE op de kaart zetten
Kennisontwikkeling
Kennisoverdracht
Marketen en makelen
Verschijnen rapport ‘Kansen voor duurzame energie: ‘Signalen uit de markt’ met oplossingsrichtingen voor de knelpunten in de marktimplementatie
Onderzoek laten uitvoeren en consultatie van diverse partijen naar mogelijkheden voor algemeen keurmerk duurzame energieapparaten en -systemen
Operationeel IDE en website
Bijdrage leveren aan de totstandkoming van het Convenant Warmt epompen in de Woningbouw en Meerjarenprogramma Warmtepompen van Novem
Onderzoek geïnitieerd naar energiepotentieel van mestvergis ting en de juridische en economische knelpunten Onderzoek begeleiden naar de concurrentiekracht van warmtepompen in Nederland
Ontwikkelen van informatiebladen Uitzetten 200 lespakketten vak techniek voortgezet onderwijs
Beleidssignalering
Bijdrage aan ontwikkeling leerplan voor interdisciplinaire specialisatie technisch HBO Excursies Nieuwsbrief PDE-Signaal en elektronische nieuwsbrief
Uitvoering internationale benchmarkstudie DE Contacten met de Ministeries van EZ, VROM, LNV en Financiën over nieuwe energie bronnen (mestvergisting), liberalisering energiemarkt, subsidieregelingen en regelgeving
EU en Rijk
Lokale overheden
Ontwikkelen gemeentelijke besluitvormingstrajecten over locaties voor windenergie in samenwerking met de gemeenten Houten en Coevorden
Seminar voor de leden van de werkgroep energie van het IPO over beleidsontwikkeling en afzonderlijke gesprekken
5
Marktpartijen
Opstarten pilotprojecten in de provincie Gelderland, regio Breda en gemeente Hengelo gericht op het ontwikkelen van een procesaanpak voor integraal duurzaam energiebeleid. O.a. ontwikkeling rekenmodel lokaal ambitieniveau en DE-scan Onderzoek geïnitieerd naar de mogelijkheden van duurzame energie in de glastuinbouw
Ondersteuning van enkele gemeenten met name op het gebied van windenergie
Opzet ontwikkeld voor een cursus voor installateurs op het gebied van lage temperatuurverwarmingssystemen
Benaderen diverse marktpartijen, waaronder projectontwikkelaars, glastuinders, industrie, installateurs over hun bijdrage aan de implementatie van duurzame energie Opzet en uitvoer van de actie ‘gezondheidsstroom’ waarin in praktijkruimten voor artsen via een display de opbrengst van de geplaatste zonnepanelen aangegeven wordt
Consumenten
Ondersteuning diverse publieksacties, waaronder ‘Duurzame Energie Vanzelfsprekend’ Artikelen en terugkerend item in TROS-Lunch TV Nationale Fietsdag met duurzame energieprojecten
Bron: Jaarverslag Projectbureau Duurzame Energie 2000
Overleg over een keurmerk voor duurzame energie in de installatiebranche
6
2001 Algemeen
PDE op de kaart zetten
Kennisontwikkeling
Kennisoverdracht
Integratie van het Informatiecentrum Biomassa (ICB) in het IDE
Ontwikkeling van een DE-keur Operationeel IDE, website, voor DE-consumentenartikelen uitgave PDE-Signaal, ontwikkelen en actualiseren Uitvoering internationale van informatiebladen, benchmarkstudie DE excursies en artikelen
Marketen en makelen
Beleidssignalering
Seminar ronde het PDE-model en rondetafelconferentie en symposium mestvergisting Bijdrage aan ontwikkeling leerplan voor interdisciplinaire specialisatie technisch HBO en verzorgen gastcolleges EU en Rijk
Brief IPO, EZ, VROM en Novem over regionale DEconsulenten Aansluiting regelgeving op praktijk onvoldoende voor bio-energie Netinpassingsproblematiek Knelpunt windenergie op (geluids)gezoneerde bedrijventerreinen Doorsluizing regulerende energiebelasting (REB) producenten die niet aan elektriciteitsnet leveren
7
Lokale overheden
Verder uitvoeren pilotprojecten procesaanpak voor integraal duurzaamenergiebeleid (het PDEmodel). Uitvoering marktverkenningen en bestuurlijke themaworkhops. Ontwikkeling rekenmodule ‘Referentiekader DE’ en methodiek ‘provinciale potentieelstudie’
Marktpartijen
Ontwikkeling brochure ‘Duurzame-energievisie, leidraad voor gemeentelijke beslissers’ Afstemming met het Novem Klimaatprogramma Procesondersteuning diverse gemeenten (DE-scans, bioenergie en windenergie) Bilaterale ondersteuning Workshop verduurzaming energievoorziening glastuinbouw en rondetafelconferentie regionale LTO’s
Consumenten
Open Dag Duurzame Energie in combinatie met de Nationale Fietsdag en stand op beurzen en symposia Items in TROS-Lunch TV Ontwikkeling campagne ‘Maak zelf energie’ en ondersteuning campagne EZ rond liberalisering groene elektriciteitsmarkt Ontwikkeling blad ‘Alles over groene energie’
Bron: Jaarverslag Projectbureau Duurzame Energie 2001
Uitbouw contacten projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, glastuinders en industrie Bijdrage aan convenant Duurzaam Bouwen
8
2002 Algemeen
PDE op de kaart zetten
Kennisontwikkeling
Kennisoverdracht
Rekenmodel Biowizard (haalbaarheid bio-energie installaties) geschikt laten maken voor gebruik op de website
Operationeel IDE, update website, uitgave PDE Signaal en diverse media-uitingen
Begeleiding (samen met Novem) onderzoek ‘duurzaamheidsgehalte’ van nieuwbouw- en vernieuwbouwwoningen
EU en Rijk
Marketen en makelen
Beleidssignalering
Partnerschip met de EU ten aanzien van de procesaanpak Duurzame Energie voor lagere overheden
Deelname klankbordgroep Advies Energierapport t.b.v. EZ en Elektriciteitsmarkt DTe
Samenwerking en voordrachten Saxion Hogeschool en RUG en bijdrage schriftelijke cursus DE Euroforum Diverse presentaties: Energietheater 2050 en NIROV Organisatie (samen met SDE en Novem) van workshops bioenergie voor gemeenten en industrie tijdens conferentie Bio Energy 2002 Presentaties in kader ‘Defensie en Energie: Efficiënt en Duurzaam’ van het Ministerie van Defensie
Overleg met St. Innovatie Glastuinbouw, overleg met Belastingdienst over toepassing REB op duurzame warmte en gas en overleg met VROM over ‘woning met toekomstwaarde’ Organisatie bijeenkomsten over knelpunten rond co-vergisting en opstellen startdocument voor het Landelijk Overleg Orgaan Mest (LOOM)
9
Betrokken bij Actieplan bioenergie van EZ en advies over financiële stimulering van DE Lokale overheden
Verdere procesondersteuning pilotprojecten provincie Gelderland, regio Breda en gemeente Hengelo:
Uitbrengen en verspreiden brochure ‘DuurzameEnergievisie,leidraad voor gemeentelijke beslissers’
Integratie van het PDE-model en Ondersteuning startbijeenkomsten het klimaatprogramma en het windenergie gemeente Hardenberg DEN -programma van Novem en opzet duurzaam bedrijventerrein gemeenten Apeldoorn Ontwikkelen instrument Markverkenningen DE en Advies regionale DE-scan in regio Regiobijeenkomsten DE Eindhoven, Noordoost Brabant, Hoorn, Provincie Zuid-Holland en Uitvoer enquête informatieGemeente Huizen, Gewest Haagbehoefte bio-energie landen, Regionale milieudienst Cuijk en advies over aanpak en milieuvoordelen van opties bioenergie in Gemeente Wageningen Advies en beperkte ondersteuning PDE-model in regio NoordoostBrabant, regio West-Brabant, Eindhoven en Achterhoek, Provincies Utrecht, Groningen, Limburg en Zeeland Presentaties tijdens de NDEC en Gemeentedag Novem en presentaties en excursie aanpak bio-energie door gemeenten Opzet driedaagse cursus ‘Toepas sen van duurzame energie’ met Kema en Bestuursacademie NL.
Start structureel overleg en samenwerking met de provinciale energiebureaus Opzet marktplaats waarop gemeenten voorbeeldmateriaal als beleidsnota’s op het gebied van DE geplaatst kan worden ten behoeve van andere gemeenten
10
Marktpartijen
Gesprekken met bedrijven over de mogelijkheid van financiering van het PDE
Ondersteunen mestvergistingsinitiatief agrariërs omgeving Aalten, deelname workshop duurzame glastuinbouw regio Venlo, bijdrage workshop ‘Kas als energiebron’ van Innovatienetwerk en organisatie (met Novem) van symposium DE voor agrariërs
Inventarisatie bio-wkk projectinitiatieven en selectie voor opsporen knelpunten en ontwikkelen oplossingsrichtingen (kennisteam samen met Novem) Overleg met koepelvereniging woningcorporaties Aedes over mogelijkheden voor DE in de bestaande woningvoorraad
Opzet voor cursus installateurs lage temperatuurverwarmingssystemen (met WASCO en Intechnium), diverse bijdragen aan Inbreng Projectgroep Duurzame de Bouwrai en Dubodag en colum Energie Projectontwikkeling in blad ‘Wijzer Bouwen’ Woningbouw’ en ‘Convenant Duurzaam Bouwen Particuliere Bijdrage werkconferentie ‘Werken Sector Woningbouw’ met windenergie’ van Euroforum en deelname paneldiscussie over Diverse overleggen over aanpak communicatie windenergie verduurzaming van de energievoorziening van de Advies DEP glastuinbouw pluimveemestverbrandingsinitiatief Makelen tussen ondernemer en Overleg met adviesbureaus over overheden over windturbines op instrumenten PDE en bedrijventerreinen samenwerking
Consumenten
Afronding enquête perceptie algemeen publiek over groenheid van bio-energie
Ondersteuning nieuwsbrieven Ondersteuning campagne ‘Maak zelf energie’ Nationale Fietsdag en interviews radio en Consumentengids
Bron: Kwartaalrapportages Projectbureau Duurzame Energie 2002
1
FINANCIEEL OVERZICHT PDE/IDE
BIJLAGE 4
Gegegevens gebaseerd op de jaarrekeningen 1998 tot en met 2002 PDE/IDE. 1998 Subsidies PDE Ministerie van Economische Zaken EnergieNed SEP
€ € € Totaal €
Subsidie IDE Ministerie van Economische Zaken Overige baten Opbrengsten projecten (publiek en privaat) Financiële baten en lasten Overige baten
Kosten Personeelslasten Huisvestingskosten Reis en verblijfkosten Publiciteit/promotie Kantoorkosten Algemene kosten
1999
567.225,27 283.612,64 283.612,64 1.134.450,54
€
-
2000
567.225,27 283.612,64 283.612,64 1.134.450,54
€ € € €
567.225,27 567.225,27 1.134.450,54
€ € € €
567.225,27 567.225,27 1.134.450,54
€ € € €
790.062,00 283.612,00 1.073.674,00
€
486.595,33
€
542.054,54
€
689.795,39
€
796.220,00
294.959,86 5.658,64289.301,22
€ € € €
262.858,09 8.504,30 271.362,38
€ € € €
25.751,00 7.882,00 33.633,00
1.006.419,63 78.371,02 52.134,81 520.129,69 250.583,79 187.969,38 2.095.608,32
€ € € € € € €
1.078.956,00 90.152,00 55.680,00 462.873,00 173.733,00 42.133,00 1.903.527,00
7.304,50 226,89 7.531,39
€ € € €
518.665,80 53,55518.612,25
€ € € €
€ € € € € € Totaal €
416.204,04 63.955,78 39.405,37 241.134,72 115.550,59 182.284,87 1.058.535,38
€ € € € € € €
852.957,97 66.211,98 81.150,88 813.676,03 172.945,62 142.579,56 2.129.522,03
€ € € € € € €
971.002,99 73.140,75 32.793,79 513.953,29 179.069,39 194.840,52 1.964.800,72
€ € € € € € €
€
83.446,55
€
10.136,09
€
1.005,58
€
1998 Percentage terugloop effectieve subsidie PDE ten opzichte van 1998*
2002
€ € € €
€ € € Totaal €
Saldo
1999
2000
2,20%
Percentage toename subsidie IDE Percentage projectbaten in relatie tot basissubsidie PDE/IDE
2001
32,00%
-
€
2001
-
2002
4,86%
9,58%
7,34%
11,40%
27,26%
15,43%
17,59%
14,41%
1,38%
* Inflatie conform de Consumentenprijsindices (CPI) alle huishoudens met 1995=100, Centraal Bureau voor de Statistiek. Inflatiepercentage CPI: 1999: 2,2%, 2000: 2,6%, 2001: 4,5%, 2002: 3,5%
1
RESULTATEN VRAGENLIJST
Respons
BIJLAGE 5
Uitgezet
Ontvangen
Deelnemers aan conferentie
13
Overige respondenten
23
Totaal
145
36
Sector organisatie respondent (vraag 3)
#
%
Lokaal bestuur
9
25,0%
Commercieel bedrijf
8
22,2%
Provinciaal bestuur
4
11,1%
Intermediaire organisatie
4
11,1%
Belangenorganisatie
4
11,1%
Overig
1
2,8%
Rijksoverheid
3
8,3%
Onderzoeksinstelling
1
2,8%
Brancheorganisatie
1
2,8%
Onderwijsinstelling
1
2,8%
Betrokkenheid bij thema Duurzame Energie (vraag 4)
#
%
DE is groot deel takenpakket
24
66,7%
DE is klein deel takenpakket
11
30,6%
DE behoorde in het verleden tot takenpakket
1
2,8%
Geïnteresseerd in thema, geen onderdeel takenpakket
0
0%
Bekendheid met PDE (vraag 5)
Ja
Nee
100%
0%
%
24,8%
2
Kennismaking met PDE/IDE op welke wijze? (vraag 6)
#
%
Via een medewerker van het PDE
1
2,8%
Via een publicatie van het PDE/IDE
4
11,1%
Via collega's/kennissen
5
13,9%
Via een artikel in een (vak)tijdschrift of andere media
2
5,6%
Via een presentatie, bijeenkomst of excursie van het PDE
4
11,1%
Via een search engine of link op internet
2
5,6%
Niet meer bekend
6
16,7%
Overig
12
33,3%
Tijdstip van kennismaking met PDE/IDE (vraag 7)
#
%
Sinds de oprichting
15
41,7%
Tussen twee tot vijf jaar
15
41,7%
Tussen de een en twee jaar
4
11,1%
Overig
2
5,6%
Bekendheid met activiteiten en producten van PDE/IDE?
#
%
3
8,3%
Kent tussen een of twee activiteiten/producten van PDE/IDE
1
2,8%
Kent tussen de twee en vijf activiteiten/producten van
9
25,0%
23
63,9%
(vraag 8) Kent of gebruikt geen enkele activiteit of product van PDE/IDE
PDE/IDE Kent zes of meer activiteiten/producten van PDE/IDE
3
Gebruik van producten/activiteiten van PDE/IDE (vraag 8)
Niet
Gebruik
Maakt er
Gaat er
bekend/
van
gebruik
gebruik
niet
gemaakt
van
van maken
gebruikt Informatiecentrum Duurzame Energie (IDE)
58,3%
16,7%
22,2%
2,8%
Website www.duurzame-energie.nl
22,2%
25,0%
50,0%
2,8%
Factsheets en brochures
36,1%
22,2%
38,9%
2,8%
Rapporten en andere publicaties van het PDE/IDE
16,7%
13,9%
69,4%
0,0%
Standaard procesaanpakken
33,3%
13,9%
41,7%
11,1%
Elektronische nieuwsbrief 'PDE-Signaal'
38,9%
8,3%
33,3%
19,4%
Presentaties en workshops
38,9%
5,6%
41,7%
13,9%
Excursies (maatwerk)
52,8%
13,9%
16,7%
16,7%
'Signalen uit de markt'
55,6%
11,1%
25,0%
8,3%
Informatie over subsidies
30,6%
13,9%
44,4%
11,1%
Onderwijsmodules van het PDE voor scholen
86,1%
0,0%
2,8%
11,1%
#
%
Niet bekend, geen gebruik van gemaakt
7
19,4%
Kent of gebruikt een ondersteunende of adviserende dienst
7
19,4%
Kent of gebruikt 2 tot 4 ondersteunende of adviserende
13
36,1%
9
25,0%
Bekendheid met ondersteunende/adviserende activiteiten van PDE? (vraag 9)
activiteiten Kent of gebruikt alle ondersteunende of adviserende activiteiten
4
Gebruik van advies/ondersteuning van PDE (vraag 9)
Gebruik
Maakt er
kend/niet
van
gebruik
gebruik
gebruikt
gemaakt
van
van maken
Advisering door medewerkers van PDE
36,1%
13,9%
44,4%
5,6%
Procesondersteuning bij projecten
41,7%
19,4%
25,0%
13,9%
In kaart brengen knelpunten bij realisatie
61,1%
16,7%
22,2%
0,0%
Makelfunctie: vinden/bewerken van andere partijen via PDE
47,2%
16,7%
27,8%
8,3%
Kanaal om signalen naar de rijksoverheid over te brengen
55,6%
5,6%
33,3%
5,6%
Overlap tussen gebruik van voorlichting en ondersteuning
64,0%
Gem.
Std.
Rapportcijfer over de voorlichtende activiteiten en
Niet be-
n
producten van PDE/IDE (vraag 10) Actualiteit: de aangeboden informatie behandelde de laatste
(1-10) 31
8,3
1,7
Volledigheid: de informatie was volledig
31
8,0
1,7
Onpartijdigheid: de informatie belichtte zowel de positieve als
31
8,6
1,5
30
7,5
1,8
n
Gem.
Std.
ontwikkelingen
negatieve aspecten van (vormen van) duurzame energie Toepasbaarheid: de informatie was relevant voor mijn situatie en heeft mij daadwerkelijk verder geholpen
Rapportcijfer over de adviserende en ondersteunende diensten van PDE (vraag 11) Volledigheid: een volledig beeld van de (on)mogelijkheden
(1-10) 22
7,3
1,5
21
8,3
1,7
22
7,2
1,7
22
7,5
2,0
van de inzet van duurzame energie Onpartijdigheid: een onpartijdig beeld gekregen van de (on)mogelijkheden van de inzet van duurzame energie Toepasbaarheid: toegesneden op eigen situatie en heeft persoon verder geholpen Makelen: in contact getreden met nieuwe personen en organisaties op het gebied van duurzame energie
Gaat er
5
Effect van de voorlichtende activiteiten en producten van
n
PDE/IDE (vraag 12) Organisatie is zich meer bewust geworden van de
Gem.
Std.
(1-5) 29
3,0
1,2
26
2,6
1,5
29
3,1
1,3
27
2,7
1,4
27
4,0
1,2
27
3,7
1,3
30
4,5
0,9
n
Gem.
Std.
mogelijkheden van duurzame energie Organisatie heeft specifieke maatregelen genomen om duurzame energie te stimuleren Organisatie heeft projecten uitgevoerd gericht op het gebruik van duurzame energie Organisatie heeft de inzet van duurzame energie op grotere schaal opgepakt Ook zonder het PDE/IDE zouden wij identieke maatregelen hebben genomen/projecten hebben uitgevoerd Een belangrijke reden om gebruik te maken van het PDE/IDE is dat er geen kosten voor in rekening worden gebracht Het feit dat het PDE/IDE een onafhankelijke positie heeft, heeft een belangrijke meerwaarde
Effect van de adviserende en ondersteunende diensten van PDE (vraag 13) Organisatie is zich meer bewust geworden van de
(1-5) 25
3,2
1,3
Organisatie heeft specifieke maatregelen genomen om duurzame energie te stimuleren
23
2,9
1,5
Organisatie heeft projecten uitgevoerd gericht op het gebruik
25
3,0
1,4
23
2,6
1,4
23
2,9
1,5
24
3,6
1,4
mogelijkheden van duurzame energie
van duurzame energie Organisatie heeft de inzet van duurzame energie sneller opgepakt Organisatie heeft de inzet van duurzame energie op grotere schaal opgepakt Ook zonder het PDE zouden wij identieke maatregelen hebben genomen/projecten hebben uitgevoerd
6
Een belangrijke reden om gebruik te maken van het PDE is
24
3,6
1,5
26
4,0
1,4
dat er geen kosten voor in rekening worden gebracht Het feit dat het PDE een onafhankelijke positie heeft, heeft een belangrijke meerwaarde
Slechts 1 respondent betrekt zijn informatie alleen van PDE, 32 andere respondenten gebruiken een of meer andere kanalen/organisaties
Andere organisaties waar informatie en/of ondersteuning over DE van wordt ontvangen (vraag 15)
Niet
Informatie Advies en
Informatie
ontvangen
en voor-
onder-
en onder-
/niet
lichting
steuning
steuning
ingevuld
ontvangen ontvangen
ontvangen
Energiebedrijven
44,4%
33,5%
5,6%
16,7%
Commerciële onderzoeks- of adviesbureaus
38,9%
8,3%
19,4%
33,3%
Profit: Producenten van installaties op het gebied van
36,1%
41,7%
2,8%
19,4%
NOVEM
13,9%
19,4%
11,1%
55,6%
Ministeries (zoals EZ, VROM of LNV)
36,1%
33,3%
5,6%
25,0%
Provinciale energiebureaus
61,1%
8,3%
8,3%
22,2%
Belangenorganisaties (zoals Stichting Natuur en Milieu)
52,8%
36,1%
5,6%
5,6%
Brancheorganisaties
50,0%
27,8%
5,6%
16,7%
Aan de wetenschap gelieerde onderzoeksinstellingen
36,1%
30,6%
11,1%
22,2%
duurzame energie
7
Rapportcijfers over de andere organisaties waar
n
informatie en/of ondersteuning over DE van wordt
Gem.
Std.
(1-10)
ontvangen (vraag 16) Energiebedrijven
20
5,3
2,2
Commerciële onderzoeks- of adviesbureaus
22
7,1
1,9
Profit: Producenten van installaties op het gebied van
23
6,2
2,1
NOVEM
28
6,9
2,3
Ministeries (zoals EZ, VROM of LNV)
22
7,3
1,8
Provinciale energiebureaus
14
7,3
2,8
Belangenorganisaties (zoals Stichting Natuur en Milieu)
17
6,3
1,6
Brancheorganisaties
17
5,8
2,2
Aan de wetenschap gelieerde onderzoeksinstellingen
22
7,1
2,2
Terugkijkend op de activiteiten van PDE/IDE in de
#
%
Groot positief effect gehad
5
35,7%
Beperkt positief effect gehad
6
42,9%
Weinig tot geen positief effect gehad
3
21,4%
De kerntaken die het PDE/IDE in 1998 heeft gekregen….
#
%
12
85,7%
2
14,3%
duurzame energie
afgelopen vijf jaar, mag ten aanzien van het effect geconcludeerd worden dat … (vraag 17)
(vraag 19) Passen nog goed bij het huidige ontwikkelingsstadium van duurzame energie Passen niet meer bij het huidige ontwikkelingsstadium van duurzame energie
8
De rol/toekomst van het PDE (vraag 21)
#
%
Het PDE/IDE moet als zelfstandige organisatie nog een
3
21,4%
Het PDE/IDE moet als zelfstandige organisatie doorgaan, maar intensiever samenwerken met andere organisaties
5
35,7%
De functies/rol van het PDE/IDE moeten
5
35,7%
0
0,0%
De functies/rol van het PDE zijn niet langer nodig
0
0,0%
De overheid moet haar middelen in andere activiteiten en/of
0
0,0%
1
7,1%
periode van 2 tot 4 jaar doorgaan
ingebed/geïntegreerd worden in een andere organisatie De functies/rol van het PDE zijn niet langer nodig, maar het IDE moet blijven bestaan
maatregelen steken om de bekendheid, de productie en het gebruik van duurzame energie te bevorderen Geen mening
9
Secundaire analyse verschillen in respons tussen bedrijven en lagere overheden Uit de respons is een deelselectie gemaakt om te onderzoeken of er verschillen zijn in de respons tussen bedrijven en belangenorganisaties enerzijds en lagere overheden anderzijds. Hieronder een aantal resultaten.
Bekendheid en gebruik producten/activiteiten van PDE/IDE De lagere overheden maken iets meer gebruik van de diensten van PDE/IDE, maar in de soort diensten vertonen zij geen ander gebruikspatroon dan bedrijven.
Alle respondenten
Bedrijven en
Lagere overheden
belangenorganisaties Rapportcijfer over de voorlichtende
n
activiteiten en producten van PDE/IDE
Gem
Std
n
(1-10)
Gem
Std
n
(1-10)
Gem
Std
(1-10)
(vraag 10) Actualiteit: de aangeboden informatie
31
8,3
1,7
10
8,9
1,6
12
8,3
1,4
Volledigheid: de informatie was volledig
31
8,0
1,7
10
8,2
1,4
11
8,2
0,9
Onpartijdigheid: de informatie belichtte
31
8,6
1,5
10
9,3
1,1
12
8,1
1,6
30
7,5
1,8
9
8,0
1,4
12
7,8
1,7
behandelde de laatste ontwikkelingen
zowel de positieve als negatieve aspecten van (vormen van) duurzame energie Toepasbaarheid: de informatie was relevant voor mijn situatie en heeft mij daadwerkelijk verder geholpen
Alle respondenten
Bedrijven en
Lagere overheden
belangenorganisaties Rapportcijfer over de adviserende en ondersteunende diensten van PDE (vraag
n
Gem (1-10)
Std
n
Gem (1-10)
Std
n
Gem (1-10)
Std
22
7,3
1,5
5
8,2
1,0
11
7,5
1,2
11) Volledigheid: een volledig beeld van de (on)mogelijkheden van de inzet van duurzame energie
10
Onpartijdigheid: een onpartijdig beeld
21
8,3
1,7
5
9,6
1,0
11
8,4
1,8
22
7,2
1,7
5
7,3
1,9
11
7,5
1,6
22
7,5
2,0
6
8,9
1,2
10
7,1
1,9
gekregen van de (on)mogelijkheden van de inzet van duurzame energie Toepasbaarheid: toegesneden op eigen situatie en heeft persoon verder geholpen Makelen: in contact getreden met nieuwe personen en organisaties op het gebied van duurzame energie
Alle respondenten
Bedrijven en
Lagere overheden
belangenorganisaties Effect van voorlichtende activiteiten en
n
producten van PDE/IDE (vraag 12) Organisatie is zich meer bewust geworden
Gem
Std
n
(1-5)
Gem
Std
n
(1-5)
Gem
Std
(1-5)
29
3,0
1,2
10
3,1
1,3
12
3,2
1,2
26
2,6
1,5
9
3,2
1,5
12
2,8
1,5
29
3,1
1,3
10
3,6
1,2
12
3,0
1,2
27
2,7
1,4
9
3,0
1,4
12
2,8
1,5
27
4,0
1,2
9
4,0
1,1
12
3,8
1,3
27
3,7
1,3
9
3,7
1,5
12
4,0
1,2
30
4,5
0,9
10
4,7
0,5
12
4,6
0,8
van de mogelijkheden van duurzame energie Organisatie heeft specifieke maatregelen genomen om duurzame energie te stimuleren Organisatie heeft projecten uitgevoerd gericht op het gebruik van duurzame energie Organisatie heeft de inzet van duurzame energie op grotere schaal opgepakt Ook zonder het PDE zouden wij identieke maatregelen hebben genomen / projecten hebben uitgevoerd Een belangrijke reden om gebruik te maken van het PDE is dat er geen kosten voor in rekening worden gebracht Het feit dat het PDE/IDE een onafhankelijke positie heeft, heeft een belangrijke meerwaarde
11
Alle respondenten
Bedrijven en
Lagere overheden
belangenorganisaties Effect van de adviserende en
n
ondersteunende diensten van PDE (vraag 13) Organisatie is zich meer bewust geworden
Gem
Std
n
(1-5)
Gem
Std
n
(1-5)
Gem
Std
(1-5)
25
3,2
1,3
7
3,4
1,3
11
3,5
1,2
23
2,9
1,5
7
3,3
1,3
11
3,4
1,4
25
3,0
1,4
7
3,6
1,4
11
3,0
1,1
23
2,6
1,4
6
3,3
1,4
11
2,8
1,3
23
2,9
1,5
6
3,5
1,5
11
3,0
1,5
24
3,6
1,4
6
3,3
1,5
10
3,3
1,3
24
3,6
1,5
6
3,8
1,6
11
3,9
1,4
van de mogelijkheden van duurzame energie Organisatie heeft specifieke maatregelen genomen om duurzame energie te stimuleren Organisatie heeft projecten uitgevoerd gericht op het gebruik van duurzame energie Organisatie heeft de inzet van duurzame energie sneller opgepakt Organisatie heeft de inzet van duurzame energie op grotere schaal opgepakt Ook zonder het PDE zouden wij identieke maatregelen hebben genomen / projecten hebben uitgevoerd Een belangrijke reden om gebruik te maken van het PDE is dat er geen kosten voor in rekening worden gebracht
Bedrijven en belangenorganisaties Andere organisaties waar informatie en/of ondersteuning over DE van wordt ontvangen (vraag 15)
Niet
Informatie
ontvangen
en
/ niet
voorlichting
ingevuld
ontvangen
Energiebedrijven
63,6%
Commerciële onderzoeks- of adviesbureaus Profit: Producenten van installaties op het
Advies en
Informatie en
ondersteuning ondersteuning ontvangen
ontvangen
18,2%
9,1%
9,1%
54,5%
0,0%
36,4%
9,1%
45,5%
18,2%
9,1%
27,3%
18,2%
36,4%
9,1%
36,4%
gebied van duurzame energie NOVEM
12
Ministeries (zoals EZ, VROM of LNV)
36,4%
36,4%
0,0%
27,3%
Provinciale energiebureaus
72,7%
9,1%
0,0%
18,2%
Belangenorganisaties (zoals Stichting Natuur
81,8%
9,1%
0,0%
9,1%
Brancheorganisaties
27,3%
36,4%
0,0%
36,4%
Aan de wetenschap gelieerde
36,4%
27,3%
9,1%
27,3%
Advies en
Informatie en
en Milieu)
onderzoeksinstellingen
Lagere overheden Andere organisaties waar informatie en/of ondersteuning over DE van wordt
Niet
Informatie
ontvangen
en
/ niet
voorlichting
ingevuld
ontvangen
Energiebedrijven
23,1%
Commerciële onderzoeks- of adviesbureaus Profit: Producenten van installaties op het
ontvangen (vraag 15)
ondersteuning ondersteuning ontvangen
ontvangen
46,2%
7,7%
23,1%
7,7%
7,7%
15,4%
69,2%
23,1%
61,5%
0,0%
15,4%
NOVEM
0,0%
0,0%
15,4%
84,6%
Ministeries (zoals EZ, VROM of LNV)
23,1%
46,2%
7,7%
23,1%
Provinciale energiebureaus
30,8%
7,7%
15,4%
46,2%
Belangenorganisaties (zoals Stichting Natuur
30,8%
53,8%
15,4%
0,0%
Brancheorganisaties
61,5%
30,8%
7,7%
0,0%
Aan de wetenschap gelieerde
30,8%
38,5%
0,0%
30,8%
gebied van duurzame energie
en Milieu)
onderzoeksinstellingen
13
Alle respondenten
Bedrijven en
Lagere overheden
belangenorganisaties Rapportcijfers over de andere
n
organisaties waar informatie en/of ondersteuning over DE van wordt
Gem
Std
n
(1-10)
Gem
Std
n
(1-10)
Gem
Std
(1-10)
ontvangen (vraag 16) Energiebedrijven
20
5,3
2,2
4
4,4
3,9
8
5,3
1,7
Commerciële onderzoeks- of adviesbureaus
22
7,1
1,9
5
7,3
2,5
10
7,6
1,5
Profit: Producenten van installaties op het
23
6,2
2,1
6
7,0
1,8
8
5,7
2,2
NOVEM
28
6,9
2,3
9
6,5
3,0
11
7,6
1,9
Ministeries (zoals EZ, VROM of LNV)
22
7,3
1,8
7
7,8
2,6
8
6,9
1,2
Provinciale energiebureaus
14
7,3
2,8
3
8,5
2,6
7
7,0
3,2
Belangenorganisaties (zoals Stichting Natuur
17
6,3
1,6
2
6,6
1,6
7
6,3
1,1
Brancheorganisaties
17
5,8
2,2
8
4,7
2,4
3
6,9
1,2
Aan de wetenschap gelieerde
22
7,1
2,2
7
8,4
1,7
6
7,8
1,7
gebied van duurzame energie
en Milieu)
onderzoeksinstellingen
1
VRAGENLIJST
BIJLAGE 6
1
EXPERTOORDEEL COMMUNICATIE-ACTIVITEITEN IN ENGERE ZIN
BIJLAGE 7
Inleiding In het kader van de Evaluatie PDE wordt ook de communicatiefunctie van het PDE en het IDE geëvalueerd. Doel van dit deel van de evaluatie is inzicht verkrijgen in de communicatieactiviteiten en - middelen die door het PDE en het IDE zijn ingezet in de periode 1998 - 2002 en in de effectiviteit van de activiteiten en middelen: de mate waarin de doelstellingen van de activiteiten en middelen zijn behaald. Daarnaast is de evaluatie gericht op het verkrijgen van inzicht in de organisatie van de communicatie van het PDE en het IDE. Ter voorbereiding op de ex-ante evaluatie willen we verder inzicht verkrijgen in de huidige houding en het gedrag van de doelgroepen ten opzichte van duurzame energie. Bij communicatie evalueren we de activiteiten en - middelen die in de jaarverslagen zijn opgenomen onder het hoofdstuk ‘communicatie/activiteiten’. Dit zijn voor: - de lerende generatie, een bewustwordingsproces, Jaarverslag 2000 de activiteiten in de hoofdstukken ‘Publieksvoorlichting’ en ‘Communicatieactiviteiten’; - PDE jaarsignaal - Jaarverslag 2001 de activiteiten in de hoofdstukken ‘Communicatie’ en ‘Voorlichting’. Opzet evaluatie Om inzicht te verwerven in de mate waarin de doelstellingen van de communicatieactiviteiten en - middelen zijn gerealiseerd, is gesproken met de heer Brogtrop en de heer Neervoort van PDE/IDE. Daarnaast zijn de onderzoeksrapporten van Lysias en TG bekeken op de communicatie- items. Tevens is naar enkele individuele middelen en activiteiten gekeken.
2
Belangrijkste bevindingen en aanbevelingen Geen schriftelijke ‘communicatiedocumenten’ beschikbaar Er zijn voor de jaren 1998 - 2002 geen schriftelijke plannen met (kwantitatieve) doelstellingen voor de communicatieactiviteiten en - middelen van het PDE en het IDE opgesteld. Ook is er geen registratie van activiteiten, zoals de deelname aan de landelijke fietsdag. Op basis van de beschikbare informatie is het dan ook niet mogelijk om min of meer objectieve uitspraken te doen over de effectiviteit van de communicatie. Om de effecten van het communicatie- instrumentarium beter te kunnen beoordelen en om te kunnen beoordelen of het instrumentarium eventueel bijstelling behoeft, raden wij aan om dit wel te doen. Niet alleen in de vorm van een schriftelijk communicatieplan, maar bijvoorbeeld ook in de vorm van een verslag van activiteiten. Uiteraard moet dan ook gemeten worden door middel van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Ook met beperkt budget is dit mogelijk. Naamgeving PDE en IDE Doordat er verschillende financiers zitten achter het projectbureau en het informatiecentrum is er besloten om twee verschillende labels in de markt te zetten: het PDE en het IDE. Bij het werken aan naamsbekendheid leidt dit uiteraard tot versnippering van het budget. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat de naamsbekendheid van het PDE en het IDE laag is. De naamsbekendheid bij consumenten van het IDE zou zelfs op het ‘0-niveau’ zitten. Ook blijkt dat bij de doelgroepen het onderscheid tussen het PDE en het IDE niet duidelijk is. Wij adviseren om de naamgeving te heroverwegen. Uiteraard moet dit worden bezien in het licht van de keuzes die gemaakt worden voor het PDE en het IDE. Bij een gelijkblijvende raden wij echter met klem aan voor één heldere naam te kiezen. ‘Strategie’/tactiek PDE/IDE Om een zo groot mogelijke doelgroep te bereiken met zo weinig mogelijk middelen, heeft het PDE/IDE voor haar communicatieactiviteiten en -middelen altijd gezocht
3
naar het meeliften op activiteiten van derden en/of sponsoring van activiteiten door derden. Men spreekt over: ‘het bereiken van een multiplier effect van de ingezette financiële middelen’. Gezien de omvang en de financiële middelen van PDE/IDE is dit een heel tactische manier van werken. Wel is het belangrijk om ook hierbij onderbouwde keuzes te maken. Door het ontbreken van een onderbouwd communicatieplan lijkt het alsof het PDE/IDE zich meer laat leiden door de mogelijkheden van de markt, dan door eigen doelstellingen. Toegankelijkheid middelen De toegankelijkheid van de schriftelijke communicatiemiddelen is beoordeeld op basis van: - website; - brochure IDE; - jaarverslagen 2000 en 2001; - werkwijze bij updaten voorlichtingsmiddelen. PDE/IDE onderzoekt de mate waarin voorlichtingsmiddelen succesvol zijn om zo nodig bij te kunnen sturen. Men doet dit onder andere door elke maand een aantal klanten te bellen met de vraag of hun vragen adequaat zijn beantwoord. Zo worden de website, informatietelefoon en informatiebladen steekproefs gewijs onderzocht. Op basis hiervan wordt de informatie zonodig aangepast. Dit klanttevredenheidsonderzoek is een effectieve manier om de inhoud van de voorlichtingsmiddelen te beoordelen en bij te stellen en om te bepalen welke onderwerpen actueel zijn. Belangrijkste punt van aandacht bij de middelen is het aanspreken van de doelgroep. In te veel gevallen is niet helder voor welke doelgroep het middel geschreven is. Ook wordt veelal sterk vanuit de inhoud geschreven en niet vanuit de informatiebehoefte van de doelgroep. - De website laat dit duidelijk zien. Er is een plan van aanpak in de maak voor het verbeteren van de internetsite (versie maart 2003). We zijn het eens met de analyse: veel informatie, lastig toegankelijk, weinig actueel en veel doelgroepen.
4
-
Hieraan willen we nog toevoegen: Aanbeveling is dus om het plan af te maken en de website te verbeteren. Ook uit de brochure over het IDE blijkt niet voor welke doelgroep het middel is bedoeld.
Extern communicatieplan IDE 2003 Voor het IDE is inmiddels een communicatieplan voor de externe communicatie opgesteld (19 mei 2003). Dit plan komt tegemoet aan veel van de hierboven geplaatste kanttekeningen over de communicatie van het PDE/IDE. Zo worden er doelen en acties voor 2003 beschreven. Er wordt een heldere focus voor 2003 gekozen: het vergroten van de naambekendheid van het IDE bij consumenten en het neerzetten van het IDE als ‘de vraagbaak’ voor consumenten. Het externe plan voor IDE maakt helder welke doelstellingen IDE nastreeft met communicatieacties. Om de effecten van de acties te kunnen meten, wordt ook onderzoek in de vorm van een 0- meting voorgesteld voor eind 2003. Werken aan de naamsbekendheid is ook consistent met het advies van Lysias uit 2001. De doelgroep consumenten wordt nader ingeperkt. Deze aanpak maakt de communicatie- inspanningen meetbaar. Een goede aanpak dus. Wel plaatsen we enkele (kleine) inhoudelijke kanttekeningen/vraagtekens: - De werkwijze van het PDE/IDE bij communicatie was tot nu toe steeds: zoveel mogelijk gebruik maken van kanalen van derden, zodat financieel een multiplier effect werd bereikt. Het lijkt alsof daar in het huidige middelenvoorstel nauwelijks gebruik van wordt gemaakt (slechts in beperkte mate bij ‘free publicity’). Welke acties kunnen worden ontwikkeld met derden zonder afbreuk te doen aan het devies van ‘gericht campagne voeren’? - Voor het onderzoek eind 2003 is het zinnig om ‘de vraagbaak’ nader te definiëren. Er kan bijvoorbeeld worden gekozen voor ‘de belangrijkste bron’ van informatie over Duurzame Energie, maar ook voor ‘de meest objectieve bron’ van informatie. We zien slechts eenmaal een voorstel voor onderzoek naar de activiteiten: de 0- meting naar de naamsbekendheid eind 2003 (overigens zou je dit onderzoek ook 1- meting mogen noemen, omdat in 2001 al onderzoek is gedaan naar de naamsbekendheid van
5
het IDE onder consumenten.) Er zouden meer middelen op eenvoudige en goedkope wijze kunnen worden onderzocht. Zo wordt er bijvoorbeeld een video gemaakt voor consumenten die onder andere wordt verspreid onder bezoekerscentra van natuur- en milieuorganisaties. Wij adviseren om enige tijd na de verspreiding te onderzoeken hoe deze video door de ontvangers wordt ingezet. Samenvattend Met een beperkt budget heeft het PDE/IDE een groot bereik met het communicatieinstrumentarium. Dit komt met name doordat slim wordt samengewerkt met derden. Daar staat tegenover dat er geen duidelijke doelgroepen zijn vastgesteld en ook geen heldere en meetbare doelen zijn gesteld. De effectiviteit van de communicatie, de mate waarin communicatieactiviteiten en -middelen bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen en het bereiken van de (gesegmenteerde) doelgroepen, kan daardoor niet worden vastgesteld.
Schoep & Van der Toorn 28 mei 2003