33
Evaluatie van de Kerkorde Deel II C. Overzicht van consideraties
Generale Synode April 2012 AZ 12-03 C Generale College voor de Kerkorde
33
Pagina 3 van 33
Inhoud
1. 2. 3.
RESPONS PROCEDURE / ALGEMENE OPMERKINGEN DE CONSIDERATIES INHOUDELIJK
5 5 6
Inhoudsopgave
33
Pagina 5 van 33
OVERZICHT van consideraties van de classicale vergaderingen betreffende het voorstel kerkordewijzigingen (ordinanties 6 t/m 14) in het kader van de evaluatie van de kerkorde
1.
RESPONS
Bij schrijven van 23 mei 2011 is aan de classicale vergaderingen, (wijk)kerkenraden en de evangelisch-lutherse synode toegezonden het voorstel wijziging ordinantie 6 t/m 14. Aan de classicale vergaderingen is gevraagd de consideraties voor 1 januari 2012 in te zenden. Aan de kerkenraden is gevraagd via de classicale vergaderingen te reageren, die deze reacties in hun consideraties kunnen verwerken. Aan de classicale vergaderingen is gevraagd niet te volstaan met de doorzending van de reacties van de kerkenraden, maar daaraan in de consideraties zelf aandacht te geven. Op 19 januari 2012 waren 58 reacties ontvangen van classicale vergaderingen, t.w. Alblasserdam, Almelo, Alphen aan den Rijn, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Barendrecht, Bommel, Brielle, Buitenpost, Deventer, Doetinchem, Doorn, Dordrecht, Ede, Emmen, Enschede, Flevoland, Franeker, Goes, Gorinchem, Gouda, ’s Gravenhage 1 en 2, Groningen, Haarlem, Hardenberg, Harderwijk, Hattem, Heerenveen, Heusden-Almkerk, Hilversum, Hoofddorp, Hoorn-Enkhuizen, Kampen, Katwijk, Leiden, Limburg, Meppel, Noordoost-Groningen, Nijkerk, Nijmegen, Ommen, Oost-Groningen, Rotterdam I en II, Tiel, Utrecht, Walcheren, West-Brabant, Winsum, Winterswijk, Woerden, Zeist, Zoetermeer, Zutphen, Zwolle. De reacties van de classicale vergaderingen zijn onderverdeeld in de volgende 4 categorieën: a. positief Hieronder staan de classicale vergaderingen vermeld die positief waren zonder opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen b. positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Dit zijn de classicale vergaderingen die positief waren met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen. Onder deze categorie zijn ook opgenomen classicale vergaderingen die niet expliciet hebben gemeld positief danwel negatief te staan tegenover een wijzigingsvoorstel maar wel op (een gedeelte van) dit wijzigingsvoorstel hebben gereageerd door middel van opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen. c. positief noch negatief Hieronder staan de classicale vergaderingen vermeld die zelf geen opmerkingen hadden. Sommige van hen geven wel opmerkingen van kerkenraden door. d. negatief Dit zijn de classicale vergaderingen die negatief waren, met en zonder opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen.
2.
PROCEDURE / ALGEMENE OPMERKINGEN
Alphen aan den Rijn meldt voorafgaand aan de bespreking van de consideraties inhoudelijk dat als gevolg van de gewijzigde samenstelling van de meerdere vergaderingen en het terugbrengen van het aantal afgevaardigden de werkdruk vergroot zal worden. Bij de toegezegde ondersteuning dient hiermee terdege rekening te worden gehouden. Doetinchem vreest voor een sterke toename van de werkdruk als het aantal leden in de verschillende organen teruggebracht wordt. En zeker wanneer deze organen er ook nog taken bij krijgen. Verder vraagt zij om in de tweede lezing aandacht te besteden aan ‘mediation’.
Pagina 6 van 33
Enschede vraagt, op grond van de aanmerking van een van de gemeenten dat de toegankelijkheid van de aangereikte informatie betreffende de voorgestelde wijzigingen in de ordinanties 6 t/m 14 van de Kerkorde onvoldoende is voor kerkenraden om een mening te kunnen vormen over de strekking van deze wijzigingen, of het niet mogelijk is een beknopte samenvatting van de hoofdzaken te geven. Goes meldt dat zij met betrekking tot de ordinanties 1 t/m 5 al heeft aangegeven dat zij bezwaar heeft tegen het afschaffen van de ACV’s. Deze bezwaren heeft zij nog. Zij vraagt waarom de synode niet gewacht heeft met het wijzigen van de ordinanties 6 t/m 14 tot er duidelijkheid was over ordinanties 1 t/m 5. Verder geeft zij aan dat niet alleen de samenvatting, maar ook de kerkorde zelf wemelt van de passieve formuleringen, die niet duidelijk naar voren laten komen wie de handelende persoon of instantie is. Heerenveen geeft aan dat een groot aantal door haar gemaakte opmerkingen voortkomen uit de onduidelijkheid met betrekking tot het invoeren van een classicaal overleg orgaan Leiden vraagt zich af hoe de wijzigingen, voortvloeiend uit de tweede lezing van ‘Aanpassing Kerkorde’(deel 1 ordinanties 1 t/m 5) zullen doorwerken in de teksten van ordinanties 6 t/m 14. Bovendien was haar niet helemaal duidelijk of daarover ook nog een tweede lezing zal (dienen) te volgen. Het lijkt haar noodzakelijk dat hierover volstrekte duidelijkheid wordt verschaft om verwarring dan wel juridische discussies te voorkomen. Winsum geeft aan dat zij het weinig zinvol acht deze wijzigingsvoorstellen aan de gemeenten voor te leggen, zonder dat eerst de consideraties rond de wijzigingen met betrekking tot de ordinanties 1 t/m 5 daarin zijn verwerkt. De algemene classicale vergadering wordt weliswaar opgeheven, maar een nieuw classicaal regionaal overleg wordt opgestart, dat deels de taken van de ACV zal overnemen. Hierdoor zullen veel van de nu voorgestelde wijzigingen opnieuw moeten worden aangepast. Een beter doordachte procedure van considerering had de classes veel tijd en energie kunnen besparen. Een zorgvuldige, de regionale en classicale gremia serieus nemende werkwijze zou men op prijs stellen. Daarnaast geeft zij aan dat een van de gemeenten zich afvraagt hoe de plaatselijke gemeenten een evenwichtig en goed onderbouwd oordeel kunnen geven, aangezien deze vaak niet beschikken over de juiste juridische expertise. Zoetermeer heeft de indruk dat steeds meer zaken niet meer in de ordinanties worden geregeld, maar in de generale regelingen. Hierop hebben de wijkgemeenten helaas geen invloed, waardoor belangrijke overwegingen vanuit de volle breedte van de kerk worden gemist.
3. a.
DE CONSIDERATIES INHOUDELIJK Positief
Almelo, Assen, Emmen, Franeker, Groningen, Hardenberg, Heusden-Almkerk, Hoofddorp, Hoorn-Enkhuizen, Meppel, Utrecht, Westerkwartier. b.
Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen
Barendrecht geeft op verzoek van de classicale vergadering aan dat zeven gemeenten (Hervormde Gemeente Goudswaard, Hervormde Gemeente Nieuw-Beijerland, Protestantse Gemeente Nieuwland te Westmaas, Hervormde Gemeente te Numansdorp, Hervormde Gemeente te Rhoon, Gereformeerde Kerk te Rhoon, en de Hervormde Gemeente te Sint Anthoniepolder) integraal akkoord zijn gegaan met de wijzigingsvoorstellen. Buitenpost is akkoord met de wijzigingsvoorstellen, uitgezonderd het opheffen van de ACV’ zonder dat er een regionaal overleg orgaan voor in de plaats komt.
33
Pagina 7 van 33
Doorn stemt niet in met het opheffen van de ACV’s. Zij stemt niet in met het opheffen van de ACV’s. Dordrecht beoordeelt de wijzigingen positief, maar wil wel aangeven dat de ordinanties wel veel regelen. Zij acht het wenselijk dat het aantal commissies beperkt wordt, mede gelet op de insteek van de wijziging van de kerkorde om met een minder complexe structuur te werken. De intentie is goed, maar de uitwerking laat vaak een grotere gedetailleerdheid zien. ’s Gravenhage 1 en 2 geven aan dat in de classicale vergadering nadrukkelijk gewaarschuwd is tegen een te sterke tendens tot centraliseren. De landelijke kerk zou er goed aan doen het contact met het grondvlak meer aandacht te geven. Katwijk geeft aan in te stemmen met de wijzigingsvoorstellen, inclusief de overgangsbepalingen, uitgezonderd ordinantie 13, die reeds behandeld is en waarover door de classis is geconsidereerd. Limburg geeft aan dat de wijzigingen in het algemeen positief beoordeeld zijn. c.
Positief noch negatief
d. Negatief _____________________________________________________________________________ § 1. Ord. 10-3-2 De kleine synode kan, gehoord de betrokken classicale vergaderingen, besluiten dat twee of meer regionale colleges worden samengevoegd tot één regionaal college voor de betrokken regio’s. De kleine synode treft daarbij de nodige voorzieningen.
a.
Positief
Doetinchem, Westerkwartier. b.
Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen
Barendrecht vindt dat in de plaats van de algemene classicale vergadering er wel iets anders moet komen om het overleg tussen de classes in een bepaalde regio te kunnen coördineren. Verder geeft zij aan dat de Gereformeerde Kerk te Barendrecht-Noord zich afvraagt wat de taak wordt van dit CRO. Ook vraagt deze zich af wat dit voor invloed heeft op de wijzigingsvoorstellen.
Buitenpost stemt niet in met het opheffen van de ACV’s zonder dat er een regionaal overleg orgaan voor in de plaats komt. Doorn stemt niet in met het opheffen van de ACV’s. Gouda geeft aan dat de meeste gemeenten instemmen met de wijzigingen, in afwachting van de aanpassingen voor het instellen van de CRO. Gorinchem vraagt zich met betrekking tot ordinantie 11-23-4 af of, als het generale onderzoek beheerszaken vervalt, de onafhankelijkheid wel gegarandeerd is. Gouda geeft aan dat de meeste gemeenten instemmen met de wijzigingen, in afwachting van de aanpassingen voor het instellen van de CRO. Noordoost Groningen vindt dat de kleine synode teveel regeltaken krijgt. Wanneer deze regeltaken in de toekomst komen te liggen bij de nieuw op te richten regionale overleg organen, dienen deze organen zo samengesteld te zijn en daarnaast zulke bevoegdheden te krijgen dat ze hun taken daadwerkelijk kunnen uitvoeren. Winsum vindt het onwenselijk dat de classicale vergaderingen op deze manier niet meer kennis kunnen nemen van de verslagen van de colleges en zo de band met deze colleges kwijt raken, evenals het overzicht en het indirecte toezicht. Winterswijk vindt het positief dat niet wordt voorgesteld de algemene classicale vergadering in haar geheel af te schaffen, maar deze in de vorm van een classicaal regionaal overlegorgaan om te zetten. Voorstellen over taken, bevoegdheden e.d. wacht zij met belangstelling af.
Pagina 8 van 33
Zoetermeer maakt zich zorgen over de toename van het aantal taken voor het Breed Moderamen van de classis door het verdwijnen van de ACV. Zij verzoekt het aantal taken voor het CRO te beperken. c. Positief noch negatief Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft gemeld geen moeite te hebben met het opheffen van de ACV’s en het overhevelen van het grootste deel van de taken naar de BM’s van de classes. Ook het benoemen van de leden van de regionale colleges door de kleine synode op voordracht van de colleges en gehoord de classicale vergaderingen, vormde voor deze gemeente geen probleem. Echter in het voorliggende voorstel is weer een beleidsmatige rol rond het werk van de regionale colleges aan de kleine synode toegedacht. De Protestantse Gemeentestelt voor de kleine synode geheel uit de benoemingsprocedure te halen en de classicale vergaderingen, net als bij de colleges voor de visitatie de betrokken classicale vergaderingen volgens een vast te stellen rooster de leden te laten benoemen. Ook moet de kleine synode niet het recht krijgen regionale colleges samen te voegen zonder dat de colleges dat hebben verzocht en moet zij niet in het bezit komen van afschriften van uitspraken. De betreffende generale colleges zijn namelijk de voor de hand liggende instanties om landelijk beleid in hun werkvelden te voeren. Het idee om (algemene) plaatsvervangers in te voeren, wordt door de Protestantse Gemeente gesteund, evenals het kunnen oproepen van plaatsvervangers uit andere regionale colleges. d.
Negatief
§ 2. Ord. 10-3-1 In elke regio is een college voor de visitatie.
Ord. 10-3-2 nieuw De kleine synode kan, gehoord de betrokken classicale vergaderingen, besluiten dat twee of meer regionale colleges worden samengevoegd tot één regionaal college voor de betrokken regio’s. De kleine synode treft daarbij de nodige voorzieningen. Ord. 10-3-3 nieuw Een regionaal college voor de visitatie bestaat uit ten minste acht leden en de voorzitter, die eveneens lid is. Naast de leden wordt een aantal plaatsvervangers benoemd, die elk door de voorzitter – of het in die hoedanigheid waarnemende lid van het college – ter verrichting van de werkzaamheden van het college kunnen worden opgeroepen. Ord. 10-3-4 nieuw De leden en de plaatsvervangers worden benoemd door de classicale vergaderingen volgens een door de kleine synode vast te stellen rooster, zodanig dat elke vergadering vier leden en een aantal plaatsvervangers benoemt. Zowel voor de leden als voor de plaatsvervangers geldt, dat ten naaste bij evenveel predikanten van de kerk als andere (voormalige) ambtsdragers worden benoemd. Ord. 10-3-5 nieuw De voorzitter, wordt, gehoord de aanbeveling van de leden, benoemd door de kleine synode uit de (voormalige) ambtsdragers woonachtig in het gebied van het betreffende regionale college. Ord. 10-3-6 Het generale college voor de visitatie bestaat uit zeven leden en de voorzitter, die eveneens lid is. Naast de leden wordt een gelijk aantal plaatsvervangers benoemd, die elk door de voorzitter – of het die hoedanigheid waarnemende lid van het college – ter verrichting van de werkzaamheden van het college kunnen worden opgeroepen. Ord. 10-3-7 De leden en de plaatsvervangers worden benoemd door de generale synode volgens een door de kleine synode vast te stellen rooster. Zowel voor de leden als voor de plaatsvervangers geldt dat ten naaste bij evenveel predikanten van de kerk als andere (voormalige) ambtsdragers worden benoemd. De voorzitter wordt eveneens door de generale synode benoemd. Ord. 10-3-8 De voorzitters, de leden en de plaatsvervangers van de colleges voor de visitatie worden benoemd voor een periode van vier jaar en kunnen voor een aansluitende periode van ten minste twee en ten hoogste vier jaar worden herbenoemd, met dien verstande dat zij niet langer dan twaalf aaneengesloten jaren deel van het college kunnen uitmaken.
33
Pagina 9 van 33
Ord. 10-3-10 Het is niet mogelijk tegelijkertijd als (plaatsvervangend) lid zitting te hebben in meer dan één van de colleges voor de visitatie, het opzicht en de behandeling van bezwaren en geschillen, voor zover uit de ordinanties en generale regelingen niet anders voortvloeit.
a. Positief Brielle, Meppel. b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Alblasserdam geeft aan dat de generale synode besloten heeft dat voor leden van de regionale en generale colleges de mogelijkheid geopend wordt door herverkiezing langer te kunnen dienen, met een maximum van 12 jaar. In een aantal gevallen zullen de nu voorliggende voorstellen in 2e lezing nog dienen te worden aangepast. Zij vraagt zich af of dit ook gaat gelden voor de adviserende leden. En als dat niet de bedoeling is, wordt in overweging gegeven deze constructie alsnog toe te gaan passen. Wat betreft de plaatsvervangers worden geen aantallen genoemd. De classis wil wel graag de garantie dat het er met het oog op de voortgang van het werk voldoende zullen zijn. Amsterdam geeft met betrekking tot 10-3-4 en 10-3-7 aan dat zij het gebruik ten naaste bij beoordeelt als archaïsch taalgebruik. Zij zou hier liever ‘bij voorkeur’ of ‘zo mogelijk’ gebruikt zien. Apeldoorn verzoekt aan de laatste zin van de ordinantie toe te voegen: ‘De leden en de plaatsvervangers van de regionale colleges zijn tevens plaatsvervanger in de andere regionale colleges’. Verder verwijst zij naar een aan de Algemene Classicale Vergadering van Gelderland gezonden brief van 3 oktober jl. waarin wordt aangegeven dat een regionaal college voor de visitatie zelf moet kunnen bepalen uit hoeveel leden het bestaat; ten tweede dat een regionaal college van visitatoren uit leden bestaat en er daarom geen plaatsvervangers kunnen zijn; ten derde dat een dergelijk college een moderamen heeft dat bestaat uit een voorzitter, een assessor, een scriba en een nader te bepalen aantal leden. Arnhem volgt de brief van het Regionaal College voor de Visitatie Gelderland en zou opgenomen willen zien dat een regionaal college voor de visitatie een moderamen heeft dat bestaat uit een voorzitter, een assessor, een scriba en een aantal leden, behalve de voorzitter allen onder de in de artikelen van ordinantie 10 verwoorde voorwaarden, uit en door het college benoemd. Zij stelt verder voor dat in een aantal gevallen het college aan het moderamen mandaat kan geven zaken te regelen of namens het college besluiten te nemen. Men denkt hierbij aan de werkwijze en het samenroepen van het college en de verslaglegging. Bommel vindt het, in navolging van het Regionale College voor de Visitatie Gelderland, ten aanzien van de colleges voor de visitatie geen goed idee om primus en secundus te vervangen door lid en plaatsvervanger, aangezien deze colleges niet vragen om plaatsvervangers, maar om volwaardige leden van het college. Ook geeft zij aan dat werkwijze en mandaten van de regionale colleges niet geregeld zijn. In ordinantie 10 moet opgenomen worden dat elk college een moderamen benoemt, waaraan een aantal mandaten gegeven wordt, zodat er efficiënt gewerkt kan worden. Concreet zou de tekst van de ordinantie er als volgt uit moeten zien: ‘Een regionaal college voor de visitatie kent een moderamen. Dit moderamen bestaat uit de voorzitter, de assessor en de scriba, aangevuld met een nader te bepalen aantal leden. De voorzitter wordt benoemd door de kleine synode. De overige leden worden uit en door het college benoemd. De benoemingen geschieden onder de voorwaarden zoals verwoord in ordinantie 10. Het college kan in een regeling bepalingen vastleggen die aan het moderamen mandaat geven om een aantal zaken te regelen of besluiten te nemen namens het college, waaronder de werkwijze, het samenroepen van het college en de verslaglegging, zoals in de kerkorde voorgeschreven’. Met betrekking tot de provinciale indeling wijst zij op het belang van evenwicht in de samenstelling. Brielle geeft met betrekking tot 10-3-5 aan dat het gewenst is dat de voorzitter benoemd wordt door het Classicaal Regionaal Overlegorgaan, aangezien deze dichter bij de regio staat en daarom beter bekend met personen en structuren.
Pagina 10 van 33
Doetinchem vraagt geen onderscheid te maken in leden en plaatsvervangers, omdat allen voor het visitatiewerk worden ingezet. Daarnaast vindt men het belangrijk dat dit college officieel een moderamen met bevoegdheden krijgt. Ede stelt voor het onderscheid tussen leden en plaatsvervangers te laten vervallen en Voldoende leden te benoemen, aangezien voor zover haar bekend in alle colleges voor de visitatie de secundus als volwaardig lid functioneert. Verder geeft zij aan dat het onduidelijk is wie het aantal plaatsvervangers bepaalt. Ook wanneer het benoemen van plaatsvervangers vervalt, moet vastgelegd worden welk orgaan het aantal leden van de colleges voor de visitatie bepaalt, afgestemd op de omvang en de uit te voeren werkzaamheden. Tenslotte stelt zij voor een artikel toe te voegen op grond waarvan het mogelijk is het moderamen of een andere kleine commissie in het regionaal college te mandateren en beslissingsbevoegdheid te geven. Zo krijgt namelijk de gegroeide praktijk een goede kerkordelijke basis en afbakening en is ze niet langer juridisch aanvechtbaar en kwetsbaar. Enschede stelt met betrekking tot ordinantie 10-3-3 voor om niet van plaatsvervangers te spreken, maar het college te laten bestaan uit zes leden. Zij is namelijk bang dat de plaatsvervangers niet voldoende geschoold zullen zijn en daarom niet adequaat kunnen opereren. Hetzelfde geldt voor de ordinanties 10-3-6, 10-3-7, 10-3-8 en 10-3-10. Flevoland stelt voor de tekst van ordinantie 10-3-6 te veranderen in: ‘Zeven leden, waaronder een voorzitter’, aangezien bij stemming een oneven getal een grotere kans op een meerderheid geeft. Goes heeft ten aanzien van ordinantie 10-3-2 bezwaar tegen de toenemende invloed van de kleine synode. Verder wijst zij op de verzwaring van de werkdruk voor de colleges en vindt zij dat deze wijziging een mogelijke bedreiging vormt voor de onafhankelijkheid van de colleges. Gorinchem stemt in met 10-3-3. Zij stelt met betrekking tot ordinantie 10-3-5 voor dat de kleine synode op advies van het CRO de voorzitter kiest, aangezien zo het dichtst bij het grondvlak gebleven wordt. Ook stemt zij in met de ordinanties 10-3-8 en 10-3-10. Gouda geeft aan dat voor enkele gemeenten het niet duidelijk is wat het onderscheid is tussen secundi en plaatsvervangers. Zij geeft aan dat het nadeel van plaatsvervangers is dat zij geen lid zijn van het college en daardoor kennisachterstand oplopen. Handhaving van de huidige afvaardiging heeft daarom de voorkeur. Haarlem vindt dat het Generaal College voor de Visitatie uit een college van 14 leden en een voorzitter moet bestaan, aangezien een aantal van zeven te weinig is om het uitgebreide takenpakket te kunnen uitvoeren en de eigen aard en werkwijze het voor dit college onmogelijk maken om met leden en plaatsvervangers te werken. Hattem geeft aan dat men instemt met de wijzigingsvoorstellen van het Regionaal College voor de Visitatie, waarbij er vanuit gegaan wordt dat er geen sprake is van lid en plaatsvervanger, maar van primus en secundus. Dat het lijkt dat niet bepaald is hoe groot het aantal plaatsvervangers moet zijn, juicht men toe. Verder moet opgenomen worden dat elk college een moderamen benoemt, bestaande uit een voorzitter, assessor en scriba, aangevuld met een nader te bepalen aantal leden. De voorzitter wordt benoemd door de kleine synode. De overige leden worden uit en door het college benoemd. De benoemingen geschieden onder de voorwaarden zoals verwoord in ordinantie 10: ‘Het college kan in een regeling bepalingen vastleggen die aan het moderamen mandaat geven om een aantal zaken te regelen of besluiten te nemen namens het college, waaronder de werkwijze, het samenroepen van het college en de verslaglegging, zoals in de kerkorde voorgeschreven’. Zij meldt dat de hervormde gemeente van Oosterwolde het wenselijk vindt dat de zittingstermijn van visitatoren en leden van het regionaal college van opzicht wordt opgerekt naar twaalf jaar. Harderwijk is van mening dat voor dit college het onderscheid tussen leden en plaatsvervangers niet van toepassing is, vanwege de specifieke werkwijze van dit college. Het is beter te bepalen dat elke classicale vergadering acht visitatoren benoemt. Verder pleit ze voor het instellen van een moderamen om efficiënter en slagvaardiger te kunnen werken. De classis vraagt hoe men komt aan een aantal van acht visitatoren, aangezien de kleinste regio uit vier classes bestaat, wat leidt tot 16 leden als men het voorstel van de synode volgt.
33
Pagina 11 van 33
Heerenveen wil het aantal plaatsvervangers beperken tot 1 op 4 leden en een uitwisselbaarheid met andere regionale colleges om de nodige ervaring op te doen. Verder vraagt zij of het niet beter is dat de voorzitter uit het midden van het college wordt benoemd. Kampen vraagt zich af waarom er een verschil is in de zittingsduur van de visitatoren in vergelijking met de andere regionale colleges. Noordoost Groningen is het niet eens met de regeltaken van de kleine synode. Volgens haar dienen wanneer deze regeltaken in de toekomst komen te liggen bij de nieuw op te richten regionale overlegorganen, deze organen zo samengesteld te zijn en daarnaast zulke bevoegdheden te krijgen dat ze hun taken daadwerkelijk kunnen uitvoeren. Daarnaast vindt zij dat het een grote belasting blijft en maakt zij zich op grond daarvan zorgen om de kwaliteit. Nijmegen stelt voor om in ordinantie 10-3 op te nemen: ‘Een regionaal college voor de visitatie kent een moderamen. Dit moderamen bestaat uit de voorzitter, de assessor en de scriba, aangevuld met een nader te bepalen aantal leden. De voorzitter wordt benoemd door de kleine synode. De overige leden worden uit en door het college benoemd. De benoemingen geschieden onder voorwaarden zoals verwoord in ordinantie 10. Het college kan in een regeling bepalingen vastleggen die aan het moderamen mandaat geven om een aantal zaken te regelen of besluiten te nemen namens het college, waaronder de werkwijze, het samenroepen van het college en de verslaglegging, zoals in de kerkorde voorgeschreven’. De classis ondersteunt het voorstel dat aan het college wordt overgelaten hoeveel plaatsvervangers er worden benoemd. Zij stelt verder voor ordinantie 10-3-2 als volgt te wijzigen: ‘De kleine synode kan, op verzoek van alle betrokken classicale vergaderingen, gehoord de betrokken vergaderingen, besluiten dat twee of meer regionale colleges worden samengevoegd tot één regionaal college voor de betrokken regio’s. De kleine synode treft daarbij de nodige voorzieningen’. Oost-Groningen geeft aan dat het beter is om de verruiming van de aanpassing ten aanzien van de zittingsperiode van de colleges voor visitatie en opzicht per mei 2012 te laten ingaan en niet pas in het najaar. Verder lijkt het haar goed dat de flexibiliteit van de diverse colleges vergroot wordt door het inzetten van plaatsvervangers en ambtsdragers uit andere regio’s. Zij vindt wel dat hieraan het risico is verbonden dat één zaak door een team van wisselende samenstelling wordt behandeld wat gemakkelijk tot kwaliteitsverlies kan leiden. Zij beveelt daarom aan op te nemen dat per zaak een vast team wordt samengesteld uit collegeleden en plaatsvervangers. Rotterdam I en II stellen met betrekking tot ordinantie 10-3-3 voor dat het aantal plaatsvervangers niet groter zal zijn dan twee personen. Tiel vindt dat de praktijk vraagt om een groter aantal volledig bevoegde visitatoren, eventueel corresponderend met het aantal gemeenten in een regio, en acht het niet vruchtbaar te werken met plaatsvervangers. Daarnaast vindt men dat er sprake is van een niet door een ordinantie gedekte werkwijze met een moderamen. Men vindt het wenselijk dat dit wordt aangepast, zodat overdracht van bevoegdheden van het voltallige college aan het moderamen op een goede wijze mogelijk is. Tenslotte vraagt de classis zich af wie er na de afschaffing van de ACV de voorzitter benoemt. Winsum vindt met betrekking tot ordinantie 10-3-2 dat het initiatief tot samenvoeging moet komen te liggen bij de classicale vergaderingen in overleg met de regionale colleges zelf en niet bij de kleine synode. Woerden vindt dat het aanbeveling verdient om criteria te stellen voor te benoemen personen in regionale colleges, zodat een commissie uit competente leden bestaat. Zeist stelt voor om in de ordinantie 10-3-5 tussen de twee aldaar genoemde zinnen te plaatsen: ‘Het regionaal college wijst uit zijn midden een secretaris aan. Het college voorziet in de waarneming van het voorzitterschap in de gevallen dat de voorzitter verhinderd is deze functie uit te oefenen of aan de werkzaamheden niet deelneemt’. Als toelichting wordt aangegeven dat op deze wijze voor het regionaal college voor de visitatie (ordinantie 10-3-5), het regionaal college voor het opzicht (ordinantie10-8-5) en het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen ( ordinantie 12-2-4) dezelfde formulering wordt gebruikt. In alle drie gevallen wordt de voorzitter benoemd door een meerdere vergadering, maar de waarnemer van het voorzitterschap en de secretaris worden door het college zelf
Pagina 12 van 33
aangewezen. Zutphen vindt dat, aangezien de leden dezelfde werkzaamheden verrichten, de termen ‘primus’ en ‘secundus’ voor het Generaal College voor de Visitatie niet meer van toepassing zijn. Verder stelt zij voor om voor dit college officieel een moderamen, dat verantwoordelijk is voor de gang van zaken, in te stellen. Zij verwondert zich over het feit dat het minimum aantal leden op acht gesteld is. Elke classis benoemt namelijk vier leden. Het kleinste regionale college voor de visitatie bestaat uit vier classes, dus kan het minimum aantal nooit minder zijn dan 16. Zij verzoekt daarom deze bepaling opnieuw te bezien. Zwolle vindt de ordinanties 10-3-1 en 10-3-2 duidelijk en gaat akkoord met 10-3-9. Zij geeft met betrekking tot de ordinanties 10-3-3, 10-3-4, 10-3-6, 10-3-7, 10-3-8 en 10-3-10 aan dat de plaatsvervanger-visitator geen ‘tweederangs’ visitator mag worden. Alle leden moeten gelijkwaardig zijn, waardoor er een grotere poule van visitatoren ontstaat. c. Positief noch negatief Barendrecht geeft aan dat door de Hervormde Gemeente Barendrecht B.A. het volgende is aangegeven. Deze stemt in met de voorstellen voor het opzicht, maar geeft aan dat zorgvuldigheid wel geboden is. Een regionaal college kan wellicht ook gevraagd worden welk ander regionaal college het zou kunnen oppakken. Zo wordt voorkomen dat de kleine synode al te veel macht krijgt en kan een regio toch advies kan worden gegeven. Er moet wel sprake zijn van een ‘meester in de rechten’, omdat die meer gezag en inhoud heeft. Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft aangegeven dat voor commentaar op de punten 2 en 5 van deze paragraaf wordt verwezen naar paragraaf 1. d. Negatief _____________________________________________________________________________ § 3. Ord. 10-7-5 De kleine synode kan indien zij van oordeel is dat een regionaal college voor het opzicht in een bepaalde zaak met de ontplooiing van zijn activiteiten in gebreke blijft, aan dit college opheldering vragen over de redenen daarvan. Indien zij deze onvoldoende oordeelt is zij bevoegd het generale college voor het opzicht op te dragen de zaak alsnog ter hand te nemen en een voorziening te treffen, die naar het oordeel van het generale college nodig is. Daaronder wordt mede begrepen het ter zake nemen van een besluit, als naar het oordeel van het generale college het regionale college had behoren te nemen dan wel de zaak voor behandeling en beslissing door te verwijzen naar het regionale college voor het opzicht van een ander ressort.
a. Positief Brielle, Gorinchem, Meppel, Zwolle b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Hilversum geeft aan dat in de laatste regel van deze ordinantie de komma moet worden verschoven, en wel als volgt: ‘Daaronder wordt mede begrepen het ter zake nemen van een besluit [!] als naar het oordeel van het generale college het regionale college had behoren te nemen, [!] dan wel de zaak voor behandeling en beslissing door te verwijzen naar het regionale college voor het opzicht van een ander ressort’. Walcheren vraagt of met ressort regio bedoeld wordt. c. Positief noch negatief Barendrecht geeft aan dat door de Hervormde Gemeente Barendrecht B.A. het volgende is aangegeven. Deze stemt in met de voorstellen voor het opzicht, maar geeft aan dat zorgvuldigheid wel geboden is. Een regionaal college kan wellicht ook gevraagd worden welk ander regionaal college het zou kunnen oppakken. Zo wordt voorkomen dat de kleine synode al te veel macht krijgt en kan een regio toch advies kan worden gegeven. Er moet wel sprake zijn van een ‘meester in de rechten’, omdat die meer gezag en inhoud heeft. Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft aangegeven dat het ingrijpen van het generaal college bij het in gebreke blijven van een regionaal college een goede waarborg is voor de justitiabelen. Maar zij acht het niet nodig dat de kleine synode daar tussen zit.
33
Pagina 13 van 33
d. Negatief _____________________________________________________________________________ §4 Ord. 10-7-6 Vervalt. a. Positief Alblasserdam, Gorinchem, Zwolle. b.
Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen
c.
Positief noch negatief
d. Negatief _____________________________________________________________________________ §5 Ord. 10-7-6 Indien zich feiten en omstandigheden voordoen waardoor het college van predikant(en) en ouderlingen onvoldoende afhankelijk zouden kunnen oordelen, wordt dit opzicht op verzoek van dit college uitgeoefend door het regionale college voor het opzicht.
a. Positief Gorinchem, Zwolle b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Apeldoorn stelt voor na ‘dit college’ de woorden ‘of het betreffende gemeentelid’ toe te voegen. Zutphen vraagt hoe dit wordt aangepakt en of het niet wijs is om hiervoor een protocol te schrijven. c. Positief noch negatief d.
Negatief
§ 6. Ord. 10-8-1 In elke regio is een college voor het opzicht. Ord. 10-8-2 De kleine synode kan, gehoord de betrokken classicale vergaderingen, besluiten dat twee of meer regionale colleges worden samengevoegd tot één regionaal college voor de betrokken regio’s. De kleine synode treft daarbij de nodige voorzieningen. Ord. 10-8-3 Een regionaal college voor het opzicht bestaat uit vijf leden. Naast de leden worden ten minste vijf plaatsvervangers benoemd, die elk door de voorzitter – of het die hoedanigheid waarnemende lid van het college – ter verrichting van de werkzaamheden van het college kunnen worden opgeroepen. De leden en de plaatsvervangers worden benoemd door de kleine synode uit de predikanten en ouderlingen van het rechtsgebied van het college, nadat de betrokken classicale vergaderingen in de gelegenheid zijn gesteld aanbevelingen in te dienen. De benoeming geschiedt zodanig dat in het college ten naaste bij evenveel predikanten als ouderlingen zitting hebben. De leden en de plaatsvervangers worden voor een periode van ten hoogste acht jaar benoemd volgens een door de kleine synode vast te stellen rooster; zij kunnen niet voor een aansluitende periode in het college worden benoemd. De leden en de plaatsvervangers van de regionale colleges zijn tevens plaatsvervanger in de andere regionale colleges. Ord. 10-8-4 Aan het regionale college voor het opzicht wordt voor een periode van telkens vier jaar door de kleine synode ten minste één adviserend lid toegevoegd dat de hoedanigheid van meester in de rechten bezit of met goed gevolg daarmee gelijk te stellen universitaire examens in het recht heeft afgelegd. Een adviserend lid wordt benoemd uit de belijdende leden van de kerk en woont bij voorkeur in het rechtsgebied van het betreffende college.
Pagina 14 van 33
Ord. 10-8-5 De kleine synode wijst de voorzitter van het regionale college aan. Het regionale college wijst uit zijn midden een secretaris aan. Het college voorziet in de waarneming van het voorzitterschap in de gevallen waarin de voorzitter verhinderd is deze functie uit te oefenen of aan de werkzaamheden niet deelneemt. Ord. 10-8-6 Het generale college voor het opzicht bestaat uit vijf leden. Naast de leden worden ten minste vijf plaatsvervangers benoemd, die elk door de voorzitter – of het die hoedanigheid waarnemende lid van het college – ter verrichting van de werkzaamheden van het college kunnen worden opgeroepen. De leden en de plaatsvervangers worden benoemd door de generale synode uit de predikanten en ouderlingen en wel zo dat in het college ten naaste bij evenveel predikanten als ouderlingen zitting hebben. De leden en de plaatsvervangers worden voor een periode van ten hoogste acht jaar benoemd volgens een door de kleine synode vast te stellen rooster; zij kunnen niet voor een aansluitende periode in het college worden benoemd. Ord. 10-8-7 Aan het generale college voor het opzicht wordt voor een periode van telkens vier jaar door de generale synode ten minste één adviserend lid toegevoegd dat de hoedanigheid van meester in de rechten bezit of met goed gevolg daarmee gelijk te stellen universitaire examens in het recht heeft afgelegd en dat wordt benoemd uit de belijdende leden van de kerk. Ord. 10-8-8 De generale synode wijst de voorzitter van het generale college aan. Het generale college wijst uit zijn midden een secretaris aan. Het college voorziet in de waarneming van het voorzitterschap in de gevallen waarin de voorzitter verhinderd is deze functie uit te oefenen of aan de werkzaamheden niet deelneemt. Ord. 10-8-9 Een college voor het opzicht behandelt en beslist de zaken met vijf leden en/of plaatsvervangers, in de daartoe voorgeschreven gevallen tezamen met de deskundigen met wie ingevolge de generale regeling voor de kerkelijke rechtspraak het college daartoe is uitgebreid. Ord. 10-8-10 Het is niet mogelijk tegelijkertijd als (plaatsvervangend) lid of als adviserend lid zitting te hebben in meer dan een van de colleges voor de visitatie, het opzicht en de behandeling van bezwaren en geschillen, voor zover uit de ordinanties en generale regelingen niet anders voortvloeit. Ord. 10-8-11 Een in de hoedanigheid van ambtsdrager benoemd lid van het regionale college of het generale college kan bij beëindiging van het ambt, anders dan door toepassing van een middel van kerkelijke tucht, de zittingstijd als lid of plaatsvervanger van het college volmaken zolang betrokkene belijdend lid van de kerk is.
a. Positief Brielle b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Alblasserdam geeft aan dat de generale synode besloten heeft dat voor leden van de regionale en generale colleges de mogelijkheid geopend wordt door herverkiezing langer te kunnen dienen, met een maximum van 12 jaar. In een aantal gevallen zullen volgens haar dus de nu voorliggende voorstellen in 2e lezing nog dienen te worden aangepast. Zij vraagt zich af of dit ook gaat gelden voor de adviserende leden. En als dat niet de bedoeling is, wordt in overweging gegeven deze constructie alsnog toe te gaan passen. Amsterdam geeft met betrekking tot 10-8-3 en 10-8-6 aan dat zij het gebruik ten naaste bij beoordeelt als archaïsch taalgebruik. Zij zou hier liever ‘bij voorkeur’ of ‘zo mogelijk’ gebruikt zien. Doetinchem vraagt waarom er in ordinantie 10-8-4 sprake is van belijdende leden en in de ordinanties 12-2-5 en 12-2-9 van ‘leden van de kerk’. Flevoland vindt het met het oog op de werkdruk beter om voormalige ouderlingen hiervoor in aanmerking te laten komen. De toelichting vindt zij niet erg helder. Zij vindt het juist positief dat mensen slechts acht jaar zitting kunnen hebben. Gorinchem stemt in met 10-8-3. Zij geeft met betrekking tot ordinantie 10-8-11 aan dat de inhoud niet voor afgevaardigden naar de classis geldt. Hattem meldt dat de hervormde gemeente van Oosterwolde het wenselijk vindt dat de zittingstermijn van visitatoren en leden van het regionaal college van opzicht wordt opgerekt naar twaalf jaar.
33
Pagina 15 van 33
Kampen geeft met betrekking tot ordinantie 10-8-3 aan dat het het beste is wanneer de leden van de RCO en het RCBB benoemd worden door het CRO in de betreffende regio. Meppel vraagt zich af of een quorum van vijf niet wat zwaar aangezet is en of drie leden niet genoeg zou zijn. Noordoost Groningen stelt voor emeriti mee te laten doen. Daarnaast zouden naast de belijdende leden ook doopleden hiervoor ingezet moeten kunnen worden. Nijmegen stelt voor ordinantie 10-8-2 als volgt te wijzigen: ‘De kleine synode kan, op verzoek van alle betrokken classicale vergaderingen, gehoord de betrokken vergaderingen, besluiten dat twee of meer regionale colleges worden samengevoegd tot één regionaal college voor de betrokken regio’s. De kleine synode treft daarbij de nodige voorzieningen’. Oost-Groningen geeft aan dat het beter is om de aanpassing ten aanzien van de verruiming van de zittingsperiode van de colleges voor visitatie en opzicht per mei 2012 te laten ingaan en niet pas in het najaar. Verder lijkt het haar goed dat de flexibiliteit van de diverse colleges vergroot wordt door het inzetten van plaatsvervangers en ambtsdragers uit andere regio’s. Zij vindt wel dat hieraan het risico is verbonden dat één zaak door een team van wisselende samenstelling wordt behandeld wat gemakkelijk tot kwaliteitsverlies kan leiden. Zij beveelt daarom aan op te nemen dat per zaak een vast team wordt samengesteld uit collegeleden en plaatsvervangers. Rotterdam I en II stellen met betrekking tot ordinantie 10-8-6 voor om het aantal van vijf vervangers terug te brengen naar twee vervangers, aangezien er in de toekomst met minder mensen meer werk gedaan moet worden. Daarnaast is het goed om niet te veel vervangers te hebben, zodat plaatsvervangers af en toe ook een zitting mee kunnen maken. Daarnaast stellen zij voor de plaatsvervangers telkens voor vier jaar te benoemen, aangezien de praktijk leert dat secundi sporadisch worden opgeroepen. Dit betekent dat de aanstelling van vervangers een louter administratieve aangelegenheid kan blijven. Tijdens een periode van acht jaar zijn tal van wijzigingen mogelijk die onopgemerkt kunnen blijven. Een terminering van ten hoogste acht jaar is niet relevant. Winsum vindt met betrekking tot ordinantie 10-8-2 dat het initiatief tot samenvoeging moet komen te liggen bij de classicale vergaderingen in overleg met de regionale colleges zelf en niet bij de kleine synode. Met betrekking tot 10-8-3 geeft zij aan dat als een college uit vijf leden bestaat, predikanten en ouderlingen nooit ten naaste bij evenredig vertegenwoordigd zijn. Men vindt dat deze eis, die voor diverse colleges geldt, anders geformuleerd moet worden. De classis vraagt zich ten aanzien van de ordinanties 10-8-5 en 10-8-8 af waarom de kleine synode de voorzitter aan moet wijzen. Zij vindt dat de regionale colleges hiertoe zelf zeer wel in staat zijn. Zeist stelt bij ordinantie 10-3-5 en ordinantie 12-2-4 aanvullingen voor. Als toelichting wordt aangegeven dat op deze wijze voor het regionaal college voor de visitatie (ordinantie 10-3-5), het regionaal college voor het opzicht (ordinantie10-8-5) en het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen (ordinantie 12-2-4) dezelfde formulering wordt gebruikt. In alle drie gevallen wordt de voorzitter benoemd door een meerdere vergadering, maar de waarnemer van het voorzitterschap en de secretaris worden door het college zelf aangewezen. Zij geeft verder aan dat de toelichting bij § 6, lid h (ordinantie 10-8-11), niet klopt. ‘In de colleges …. ook oud-ambtsdragers worden benoemd’ moet veranderd worden in: ‘In de colleges … ook oud-ambtsdragers zitting hebben’. c. Positief nog negatief Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft aangegeven dat voor commentaar met betrekking tot de leden 2, 3, 4 en 5 wordt verwezen naar paragraaf 1. Bij lid 4 moet de eerste zin luiden: ‘In het geval dat geen van de leden de hierna genoemde juridische kwaliteit bezit, trekt het regionale college voor het opzicht voor een periode van telkens vier jaar ten minste één adviserend lid aan … (verder de voorgestelde tekst). Men vindt het namelijk zinloos een ‘adviserend lid’ aan te trekken als het college over voldoende juridische kwaliteit beschikt. Voor het generale college (punt 7) geldt hetzelfde. Met betrekking tot lid 9 geeft de Protestantse Gemeente aan dat het beter is om de
Pagina 16 van 33
quorumverplichting van vier personen aan te houden. d. Negatief _____________________________________________________________________________ § 7 Ord. 10-9-6 Ten aanzien van degene die zich schuldig maakt aan onchristelijke belijdenis of levenswandel of aan een andere wijze van verstoren van de orde in het leven en werken van de kerk, kan gebruik gemaakt worden van de middelen van kerkelijke tucht: a. een terechtwijzing b. de vermaning om terug te keren van een belijdenis of wandel waarin kennelijk niet geluisterd wordt naar wat Christus door Zijn Geest en Woord tot ons zegt, c.de ernstige vermaning dat de kennelijke verharding tegen het Woord het op waardige wijze eten van het brood en drinken van de beker des Heren voor de betrokkene verhindert, waardoor de gemeenschap wordt geschaad, d.de schorsing voor bepaalde of onbepaalde tijd in de bevoegdheid tot uitoefening van het actief en passief kiesrecht. In het geval toepassing van één of meer van deze middelen betrekking heeft op een ambtsdrager of iemand die in een dienst is gesteld, dan wel iemand aan wie kerkelijke bevoegdheden zijn toegekend, dient het betreffende college zich er van te vergewissen of niet tevens toepassing dient te worden gegeven aan de middelen genoemd in lid 7.
Ord. 10-9-7 Ten aanzien van degene die zich schuldig maakt aan veronachtzaming of misbruik van het ambt dan wel de dienst dan wel de door de kerk toegekende bevoegdheden, kan gebruik gemaakt worden van de volgende middelen van kerkelijke tucht: a. een terechtwijzing b. een ambtelijke vermaning, c. de schorsing voor bepaalde tijd in de vervulling van het ambt of de dienst dan wel in de uitoefening van door de kerk toegekende bevoegdheden, d. schorsing voor onbepaalde tijd in de vervulling van het ambt of de dienst dan wel in de uitoefening van de door de kerk toegekende bevoegdheden, waarbij - voor zover van toepassing - betrokkene tevens wordt losgemaakt van de gemeente waaraan deze is verbonden. Het betreffende college voor het opzicht beoordeelt na een door dit college nader te bepalen periode van ten hoogste drie jaar of toepassing gegeven kan worden aan het bepaalde in lid 9 dan wel of er redenen zijn om de schorsing hetzij voor onbepaalde tijd te handhaven hetzij om te zetten in het onder e aangegeven middel van kerkelijke tucht, e. de ontzetting uit het ambt of de dienst dan wel het ontnemen van de door de kerk toegekende bevoegdheden. In het geval toepassing wordt gegeven aan de in dit lid genoemde middelen dient het betreffende college zich er van te vergewissen of niet tevens toepassing dient te worden gegeven aan de middelen genoemd in lid 6. In het geval toepassing wordt gegeven aan één of meer van de onder d of e genoemde middelen wordt aan de predikant of degene die in een dienst is gesteld - naar regels bij generale regeling gesteld - een wachtgeld toegekend.
a. Positief Meppel, Nijkerk. b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Alblasserdam ziet de nieuwe mogelijkheid als een aanwinst, omdat meer nuance kan worden aangebracht. Alphen aan den Rijn geeft aan dat ordinantie 10-9-7a niets toevoegt en daarom kan vervallen. Amsterdam merkt met betrekking tot ordinantie 10-9-6 op dat wordt aangegeven dat de behoefte aan een extra hulpmiddel bestaat, zonder dat dit nader wordt onderbouwd, wat volgens haar wel wenselijk is. Daarnaast acht zij het niet ondenkbaar dat in de toekomst de maatregel ook toegepast gaat worden in gevallen waarin, althans in theorie, de vermaning wordt toegepast. Brielle vindt ten aanzien van ordinantie 10-9-7, dat het verstandig is dat het woord ‘schromelijk’ is vervallen. Een berisping acht de vergadering van belang, waarbij men zich afvraagt hoe deze term zich verhoudt tot terechtwijzing. Een eenduidige formulering acht men bijna onmogelijk. Gorinchem tekent bezwaar aan tegen het toevoegen van de berisping. Zij houdt het liever bij de vermaning. Gouda geeft aan dat door sommige gemeenten de noodzaak van het toevoegen van een tuchtmaatregel niet wordt gezien. Men vraagt zich af wat het verschil is tussen een terechtwijzing
33
Pagina 17 van 33
en een vermaning en welke criteria daarbij worden toegepast. Ook vraagt men zich af waarom een terechtwijzing niet behoeft te worden gemotiveerd met een verwijzing naar geloof of theologie. Men betreurt het dat de voorwaarde van verzoening met de gemeente is vervallen. ’s Gravenhage 1 en 2 vragen aandacht voor een zorgvuldige en eigentijdse omgang met de openbare schuldbelijdenis. Rotterdam I en II zouden toe willen voegen dat wanneer een college ter zitting tot een minnelijke schikking van partijen komt, deze schikking ter vergadering schriftelijk moet worden vastgelegd en door partijen moet worden getekend. Men motiveert deze toevoeging door aan te geven dat een uitspraak in een aantal gevallen kerk en partijen niet dient, of bestaande conflictsituaties in winnaars en verliezers verdeelt die de werkelijkheid geen recht doet, om welke redenen men besluit tot een minnelijke schikking. Om echter achteraf problemen te voorkomen is schriftelijke vastlegging, en daarmee definitieve afronding van de zaak, gewenst. Tiel geeft aan dat de gemeenten Kesteren en Lienden niet overtuigd zijn door de motivatie met betrekking tot de toevoeging van de terechtwijzing vóór de vermaning. De classicale vergadering kan zich voorstellen dat er gevallen zijn, waarin de vermaning een te zwaar middel is. Winsum vraagt met betrekking tot ordinantie 10-9-6b hoe door wie wordt bepaald wanneer kennelijk niet geluisterd wordt naar wat Christus tot ons zegt. Zwolle meldt dat de Hervormde Gemeente Nieuwleusen heeft aangegeven dat er in de Kerk onvoldoende aandacht is voor de gevolgen van een schorsing na of bij de terugkeer van de ambtsdrager in kwestie. De praktijk noopt tot doordenking van deze problematiek. c. Positief nog negatief Barendrecht geeft aan dat de Hervormde Gemeente Barendrecht B.A. heeft aangegeven dat het verschoningsrecht niet nauwkeurig genoeg geregeld kan worden. De toevoeging van de ‘terechtwijzing’ vindt men in overeenstemming met de Bijbel die ook spreekt van een eerste en tweede vermaning.
d.
§ 8.
Negatief
Ord. 10-9-9
Een middel van kerkelijke tucht voor onbepaalde tijd kan worden opgeheven nadat het bestaan van berouw is gebleken. Hiertoe is bevoegd het kerkelijk lichaam dat in laatste aanleg tot toepassing van het middel van kerkelijke tucht heeft besloten, zulks ambtshalve of op verzoek van de betrokkene dan wel van de betrokken ambtelijke vergadering(en).
a. Positief Nijkerk, Zwolle. b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Alblasserdam stelt voor de eerste zin van ordinantie 10-9-9 aan te vullen met: ‘… en verzoening met de gemeente tot stand gekomen is, tenzij dit naar het oordeel van het bevoegde kerkelijk lichaam onmogelijk is’. Bommel geeft met betrekking tot ordinantie 10-9-9 aan dat naar voren is gebracht dat het beter zou zijn om ‘verzoening met de gemeente tot stand gekomen is’, aangevuld met ‘indien mogelijk’, te handhaven. Zij stelt voor de formulering van deze ordinantie opnieuw te overwegen. Brielle vindt dat het bestaan van berouw aantoonbaar gemaakt dient te worden. Deventer vindt de formulering ‘bij gebleken bestaan van berouw’ onduidelijk en geeft aan het hier niet mee eens te zijn. Flevoland geeft met betrekking tot ordinantie 10-9-9 aan dat zij begrijpt dat verzoening niet meer in alle gevallen te realiseren valt. Toch vindt zij verzoening belangrijk als gesproken wordt over vergeving en opheffing van tuchtmaatregelen. Zeker in een tijd, waarin veel aandacht is voor slachtoffers in bijvoorbeeld misbruiksituaties. Zij stelt voor aan de eerste zin toe te voegen: ‘… en alles in het werk is gesteld om tot verzoening te….
Pagina 18 van 33
Gorinchem zou graag toe willen voegen: ‘zo mogelijk dient er verzoening te zijn’. Hattem meldt dat de Hervormde Gemeente Oosterwolde vindt dat verzoening van fundamenteel belang is om de geschonden verhoudingen te laten herstellen en meer is dan het aanhoren van het berouw. Heerenveen geeft aan dat het omschrijven van berouw geen garantie voor recidive is. Meppel vraagt zich af of ordinantie 10-9-9 uiteindelijk niet tegen het slachtoffer werkt, omdat nu buiten hem om de tuchtmaatregel opgeheven kan worden en men zich af kan vragen in hoeverre aan het slachtoffer recht wordt gedaan. Verder geeft zij aan dat de term tucht bij sommigen negatieve gevoelens oproept. In de derde plaats stelt zij voor aan deze ordinantie toe te voegen: ‘Indien bij het feit, dat tot het opleggen van het middel van kerkelijke tucht aanleiding was, derden betrokken zijn geweest, worden deze gehoord alvorens tot opheffing wordt besloten’. Er is met opzet gekozen voor het meer neutrale woord ‘derden’, omdat, zoals ook blijkt uit de in ordinantie 10-9-7 genoemde redenen voor kerkelijke tucht, niet altijd rechtstreekse slachtoffers betrokken behoeven te zijn geweest. Is dat wel het geval dan is het zaak deze eerst te horen ten einde de schijn van vriendjespolitiek e.d. te vermijden. Ook kan dit meewerken bij het verwerken van gebeurtenissen. Nijmegen vindt dat voldoende onderbouwd is waarom verzoening niet langer gehanteerd wordt als voorwaarde om een tuchtmaatregel op te heffen. Zij vindt echter dat het wel gehandhaafd moet worden in ordinantie 10-9-9. Het zou goed zijn om de zinsnede ‘indien mogelijk verzoening …’ op te nemen. Oost-Groningen juicht het vervallen verklaren van verzoening als voorwaarde voor het opheffen van de kerkelijke tucht eensdeels toe, maar zou het anderzijds toejuichen wanneer er een formule gevonden kan worden, waaruit wat meer blijkt dan ‘het gebleken bestaan van berouw’, aangezien verzoening in de kerk wel het einddoel zou moeten zijn en blijven. Walcheren geeft aan dat voor de duidelijkheid de bestendigheid van het berouw in de tekst opgenomen dient te worden. Verder wordt opgemerkt dat de uiteindelijke rechtspraak betreffende het belijden van de kerk en alles wat daarmee in strijd is, aan de Generale Synode voorbehouden dient te blijven. Het onderzoek betreffende belijden kan door het daartoe bevoegde Generale College van Opzicht en Tucht gedaan worden. c. Positief noch negatief Barendrecht geeft aan dat door de Hervormde Gemeente Barendrecht B.A. is opgemerkt dat de opheffing van de kerkelijke tucht moeilijk te beoordelen is. Volgens deze Gemeente is er altijd sprake van ‘maatwerk’. Ook het ‘bestaan van berouw’ is moeilijk te beoordelen. Wel moet er ambtshalve een uitspraak worden gedaan. Doorn meldt dat zij de volgende opmerking van een wijkkerkenraad voor kennisgeving aanneemt: ‘de wijkkerkenraad geeft voorkeur aan de volgende toevoeging (vetgedrukt): een middel van kerkelijke tucht voor onbepaalde tijd kan worden opgeheven nadat het bestaan van berouw en, indien mogelijk, de verzoening met de gemeente tot stand is gekomen. Hiertoe is ….’ d. Negatief _____________________________________________________________________________ § 9. Ord. 10-9-10 Indien er een onherroepelijke uitspraak is gedaan in een burgerlijke rechtszaak over dezelfde gedragingen als waarover een uitspraak van het regionale college wordt gevraagd en het regionale college concludeert daarvan afwijkend, dan wordt dat afwijken in de uitspraak van het regionale college gemotiveerd.
a. Positief Gorinchem. b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Alpen aan den Rijn stelt voor het artikel nog eens te bespreken in het licht van het feit dat het kerkelijk recht objectief moet blijven en niet moet lopen aan de leiband van de burgerlijke rechter. Winsum geeft aan dat als een regionaal college anders beslist dan een burgerlijke rechter, dit niet betekent dat het oordeel van deze rechter daarmee ongedaan kan worden gemaakt. Deze
33
Pagina 19 van 33
nieuwe bepaling wordt daarmee vrijwel zeker tot een ‘dode letter’ en daarmee overbodig. Zutphen vraagt of de discussie die is ontstaan over het gebruik van de juiste terminologie alleen voor de burgerlijke rechtspraak geldt of dat deze bepaling ook geldt voor een uitspraak van de strafrechter. c. Positief noch negatief Barendrecht geeft aan dat de Gereformeerde Kerk Puttershoek-Maasdam met betrekking tot ordinantie 10- 9-10 heeft aangegeven dat bijvoorbeeld in het geval van seksueel misbruik een rechterlijke uitspraak altijd moet prevaleren boven de uitspraak van het RCO en dat het RCO zich hiermee moet verenigen. d. Negatief _____________________________________________________________________________ § 10. Ord. 10-10-4 Binnen dertig dagen nadat het besluit tot toepassing van een middel van kerkelijke tucht is genomen, zendt het college daarvan een afschrift aan a. het betrokken gemeentelid of de betrokken ambtsdrager dan wel degene die een dienst vervult, b. degene die de beschuldiging heeft ingebracht, c.de kerkenraad van de gemeente waartoe de betrokkene behoort, als het besluit is genomen door een regionaal college voor het opzicht, d. het breed moderamen van de classicale vergadering van de gemeente waar betrokkene als lid is ingeschreven, e. het generale college voor het opzicht, f.de kleine synode, g. het betrokken college voor de visitatie en h.in daarvoor in aanmerking komende gevallen de synodale commissie van de evangelisch-lutherse synode. De aan de onder a en b genoemden te verzenden afschriften zijn afschriften die voor gelijkluidend aan het besluit zijn gewaarmerkt door de secretaris van het regionale college; ze worden aangetekend verzonden.
Ord. 10-11-11 Binnen dertig dagen nadat het besluit is genomen zendt het generale college daarvan een afschrift aan a. het betrokken gemeentelid of de betrokken ambtsdrager dan wel degene die een dienst vervult, b. degene die de beschuldiging heeft ingebracht, c. degenen die de beslissing in eerste aanleg hebben genomen, d . de betrokken kerkenraad, e. de betrokken brede moderamina van de meerdere ambtelijke vergaderingen, f. de kleine synode, g. het generale college voor de visitatie, h. het betrokken regionale college voor de visitatie en i. in daarvoor in aanmerking komende gevallen de synodale commissie van de evangelisch-lutherse synode. De aan de onder a en b genoemden te verzenden afschriften zijn afschriften die voor gelijkluidend aan het besluit zijn gewaarmerkt door de secretaris van het generale college; ze worden aangetekend verzonden. Binnen dertig dagen nadat het besluit tot toepassing van een middel van kerkelijke tucht is genomen, zendt het college daarvan een afschrift aan
a.
Positief
b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Amsterdam vindt het ongewenst dat in het vervolg aan alle overige betrokkenen geen aangetekende verzending plaatsvindt. Zij vindt dat het hier gaat om zaken van gewichtig belang, die niet gewijzigd moeten worden omwille van kostenbesparing. Flevoland stelt voor om de kleine synode alleen een geanonimiseerd besluit te doen toekomen. Zo waarborgt men de privacy van personen. Kampen geeft aan dat afschriften van besluiten tot toepassing van kerkelijke tucht niet naar de kleine synode gezonden behoeven te worden, omdat deze periodiek al jaarverslagen van de colleges van het opzicht ontvangt, wat voldoende moet zijn om beleid te kunnen ontwikkelen. Daarnaast bestaat het gevaar dat het vertrouwelijk karakter geschonden wordt als elke uitspraak met naam en toenaam bij de kleine synode bekend wordt. Nijkerk vraagt te overwegen de toezending aan de kleine synode te beperken tot de in paragraaf 11 genoemde 'geanonimiseerde samenvatting’.
Pagina 20 van 33
Woerden geeft aan dat het goed is, gezien de meestal gevoelige en vertrouwelijke aard van de informatie, goed na te denken over het daarbij passende communicatiemiddel. Daarnaast moet men beschikken over een up-to-date adressenbestand. c. Positief noch negatief Limburg geeft aan dat er geen reden is de kleine synode op de verzendlijst van de regionale colleges voor het opzicht op te nemen. Voor het generale college kan dat anders liggen. d. Negatief _____________________________________________________________________________ § 12. Ord. 10-11-8 Vervalt.
a.
Positief
b.
Positief met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen
c.
Positief noch negatief
d. Negatief Alphen aan den Rijn stelt voor dit artikel niet te laten vervallen, maar, aangezien men het stellen van een limiet zeer wenselijk vindt, een termijn van bijvoorbeeld zeven weken te noemen. Barendrecht vindt dat een zaak zo spoedig mogelijk moet worden afgedaan. Zij hecht aan het stellen van een bepaalde termijn. Verder geeft zij aan dat de Hervormde Gemeente te Heinenoord voorstelt een termijn tussen de 30 en 56 dagen in te stellen. De Hervormde Gemeente Oud-Beijerland, wijken 1 en 2, heeft aangegeven dat voorkomen moet worden dat een besluit op de lange baan geschoven wordt. De Gereformeerde Kerk Puttershoek-Maasdam vindt dat het goed zal zijn wanneer een uiterste termijn wordt aangegeven zodat een zaak zich niet jaren voortsleept. Wijkgemeente 1 van de Hervormde Gemeente Strijen geeft aan dat er besloten moet worden tot een termijn van 42 dagen. Brielle vindt het stellen van een maximale termijn van drie maanden beter dan het afschaffen van de termijn van 30 dagen. Doetinchem geeft ter aanvulling aan dat het vervallen van deze ordinantie niet mag leiden tot vertraging van de kerkelijke rechtspraak. Het is goed voor de voortgang om een termijn te noemen en verlenging te verlenen wanneer gemotiveerd wordt aangegeven waarom men van de genoemde termijn is afgeweken. Flevoland stelt voor een termijn van bij voorkeur 180 dagen vast stellen, waarbinnen het beroep moet zijn afgehandeld, aangezien men bang is dat anders de procedures eindeloos worden gerekt. Gouda lijkt het vervallen van de termijn waarbinnen het Generaal College een besluit dient te nemen, niet juist, aangezien tot een lange periode van onzekerheid voor betrokkenen kan leiden. Nijmegen pleit voor het opnemen van een reële termijn, bijvoorbeeld drie maanden. En indien dat niet mogelijk is om dan bij de behandeling de termijn waarin geantwoord wordt op te nemen. Of om de termijnen op te nemen in de generale regelingen. Woerden heeft er alle begrip voor dat het Generaal College voor het opzicht niet binnen 30 dagen een uitspraak kan doen en stelt daarom voor een ruimere tijdslimiet op te nemen, zodat men toch gestimuleerd wordt tot een snelle besluitvorming. Zeist stelt voor de oude versie als volgt aan te passen: ‘Het generale college zal betrokkenen binnen 30 dagen over de voortgang van het beslissingsproces informeren’. Zij vindt het namelijk uitermate belangrijk dat de betrokkenen tijdig op de hoogte gesteld worden van de voortgang van het beslissingsproces. Zoetermeer verzoekt de termijn van 30 dagen te handhaven of een termijn vast te stellen die wel haalbaar is, aangezien men het niet juist vindt om mensen in het ongewisse te laten. _____________________________________________________________________________
33
Pagina 21 van 33
§ 13.
Ord. 3-6-10
De kerkenraad zendt het bezwaarschrift binnen veertien dagen - onverminderd zijn verantwoordelijkheid te proberen zelf het bezwaar weg te nemen - indien het gaat om een bezwaar tegen de gevolgde verkiezingsprocedure, door naar het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen en, indien het gaat om een bezwaar tegen de bevestiging van de gekozene, naar het regionale college voor het opzicht. Het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen doet terzake een einduitspraak. Het regionale college voor het opzicht doet, indien het de bezwaren ongegrond verklaart, een einduitspraak. Tegen de uitspraak van het regionale college voor het opzicht om de bezwaren gegrond te verklaren is beroep bij het generale college voor het opzicht mogelijk binnen 30 dagen na de dag waarop de beslissing van het regionale college is verzonden.
a. Positief b. Positief met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen c. Positief noch negatief Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft aangegeven dat in de toelichting op deze ordinantie ‘verkiezing’ veranderd moet worden in ‘bevestiging’, omdat alleen voor bezwaren tegen de bevestiging is het college bevoegd. d. Negatief
_________________________________________________________________________ § 14.
Ord. 10-14-1
Een classicale vergadering die reden heeft om aan te nemen dat de prediking en catechese van een predikant bij de verrichting van de aan het ambt verbonden werkzaamheden de fundamenten van de kerk aantasten, draagt na de betrokken kerkenraad te hebben gehoord – aan het regionale college voor de visitatie op daarnaar een onderzoek in te stellen. In daarvoor in aanmerking komende gevallen is het bepaalde in artikel 3-9 van overeenkomstige toepassing. Indien het betreft een predikant in algemene dienst dan wel iemand die uit hoofde van enige kerkelijke opdracht betrokken is bij de opleiding en vorming van predikanten is het bepaalde in artikel 7-2 van overeenkomstige toepassing. Ord. 10-14-6 De classicale vergadering spreekt, nadat de predikant nogmaals in de gelegenheid is gesteld zijn gevoelen toe te lichten en de betreffende adviseurs wederom zijn gehoord, uit of zij van oordeel is dat deze prediking en catechese zich niet meer bewegen in de weg van het belijden van de kerk en daarmee de fundamenten van de kerk aantasten. Ord. 10-15-4 Het oordeel van de generale synode, dat met redenen omkleed is, wordt in afschrift toegezonden aan de betrokken predikant, aan de betrokken kerkenraad en de classicale vergadering en aan het in lid 2 bedoelde orgaan. Ord. 10-15-5 Is het oordeel van de generale synode dat deze prediking en catechese het belijden van de kerk weerspreken, dan stelt de synode een termijn vast waarbinnen de predikant de gelegenheid geboden wordt zich naar dit oordeel te voegen. Het oordeel van de generale synode, dat met redenen omkleed is, wordt in afschrift toegezonden aan de betrokken predikant, aan de betrokken kerkenraad en de classicale vergadering en aan het in lid 2 bedoelde orgaan. Ord. 10-15-6 Kan de predikant het oordeel van de synode niet aanvaarden of laat deze binnen de gestelde termijn niet weten zich te voegen naar dit oordeel van de synode, dan wordt de zaak voorgelegd aan het generale college voor het opzicht dat ten aanzien van betrokkene bevoegd is gebruik te maken van de middelen van kerkelijke tucht als bedoeld in art. 9-7 en 9-8. Ord. 10-15-7 (oud) Vervalt. Ord. 10-15-7(nieuw) Degene die door toepassing van deze bepalingen niet meer in het ambt staat, kan door de generale synode - het orgaan van bijstand van de generale synode dat op het terrein van kerk en theologie werkzaam is, gehoord - de bevoegdheid krijgen weer te mogen staan naar het ambt van predikant, nadat betrokkene verklaard heeft het oordeel van de synode alsnog te aanvaarden en zich te zullen bewegen in de weg van het belijden van de kerk. (= lid 8 oud).
Pagina 22 van 33
a. Positief Brielle, Gorinchem. Zwolle.
b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Barendrecht vraagt zich af of ordinantie 10-14-1 ook geldt voor de emeritus-predikanten. Zij vindt dat de ordinanties 10-14 en 10-15 ook van toepassing moeten zijn op de kerkelijk werker als hij het werk van een predikant verricht. Verder geeft zij aan dat door de Hervormde gemeente Barendrecht B.A. is opgemerkt dat deze enerzijds het belang inziet van een onafhankelijke kerkelijke juridische rechter. Men vraagt zich wel af hoe dit in de praktijk uitpakt. Zou de commissie geen criteria op kunnen stellen waaraan deze rechter zich zou moeten houden. Of wordt het een commissie die ruimte houdt voor iedereen. Men vraagt zich af of in dat geval men alleen maar kijkt naar ‘formaliteiten’. Verder geeft zij aan dat de Hervormde Gemeente te ’s Gravendeel heeft gemeld dat volgens haar onder dit artikel niet het schrijven van boeken door van werkzaamheden ontheven predikanten, waarvan de inhoud de fundamenten van de kerk aantast, vallen. Hierin moet worden voorzien. Zij stelt dat met het oog op de toekomstige mogelijkheid dat een kerkelijk werker in een gemeente zonder predikant actief kan zijn, een tuchtmaatregel ook op hem toegepast moet kunnen worden. De Hervormde Gemeente Piershil vraagt of in dit verband Artikel 1, lid 3 van de Kerkorde geen holle frase wordt en de Protestantse Kerk zichzelf nog wel serieus neemt. De Hervormde Gemeente Strijen vindt met betrekking tot ordinantie 10-14 dat er een formulering moet komen wie nu echt de uitspraak doet. Flevoland stelt voor de oude tekst in de ordinanties 10-14 en 10-15 te handhaven op al die plaatsen waar de wijzigingsvoorstellen die wilden omzetten naar ‘prediking en catechese’. Goes geeft aan dat ongeveer de helft instemt met deze wijziging, terwijl ruim een derde gedeelte tegen is. Deze laatsten vinden dat zaken die het belijden van de kerk raken, thuis horen in de ambtelijke vergadering en niet in een college. Ook laat deze wijziging meer ruimte voor verkondiging die ingaat tegen het belijden. Het langer worden van de procedure is volgens hen tot schade van de betrokkene en de gemeenten. Tenslotte vraagt men zich af wat na doorvoering van deze wijziging de mogelijkheid van beroep tegen een uitspraak van het generale college voor het opzicht. De overige leden hebben zich van een beslissing onthouden. Hilversum geeft met betrekking tot de ordinanties 10-14-6 en 10-15-4 aan dat het niet duidelijk is waarom deze bepalingen niet vermeerderd zijn met een aanvulling als bij ordinantie 10-1-4 en 1011-11 waar het volgende is vermeld: ‘De aan de onder a en b genoemden te verzenden afschriften zijn afschriften die voor gelijkluidend aan het besluit zijn gewaarmerkt door de secretaris van het generale college; ze worden aangetekend verzonden’. Kampen is met betrekking tot ordinantie 10-14-1 van mening dat de huidige formulering – ‘predikt en leert’- gehandhaafd kan blijven. Ommen geeft aan dat het ambtelijke karakter niet mag ontbreken, wanneer het gaat om de kerkelijke tucht. Rotterdam I en II geven aan dat nergens geldt dat het college van opzicht een ‘einduitspraak’ geeft. Zij stellen voor dit op te nemen. Tiel vraagt zich af waarom een schorsing pas gaat gelden wanneer het Generaal College voor het Opzicht een uitspraak heeft gedaan en niet al wanneer de synode zich heeft uitgesproken en de betrokkene niet herroept. Winsum geeft aan dat het leren in de kerk meer omvat dan prediking en catechese. Ook in andere aspecten – vorming en toerusting, pastoraat – kan sprake zijn van het aantasten van de fundamenten van de kerk. Dit laatste vindt zij overigens onduidelijk geformuleerd. De classis vraagt zich af welke mogelijkheden er zijn om een predikant aan te spreken op ‘ondermijnende’ activiteiten waarmee hij of zij zich privé bezighoudt of die niet het leergezag, maar het gedrag betreffen? c. Positief noch negatief Limburg geeft aan dat de Protestantse Gemeente Venlo ten aanzien van voorstel en toelichting opmerkt dat ofwel in de oude als nieuwe formulering geen sprake is van een tuchtprocedure in
33
Pagina 23 van 33
twee instanties. In het huidige systeem legt de classicale vergadering de zaak voor aan de generale synode; dat is fundamenteel anders dan wanneer iemand in hoger beroep de zaak aan de hogere instantie voorlegt, omdat er bezwaren zijn tegen de uitspraak. Dat verandert niet in de huidige wijziging. In de tweede plaats merkt de classis op dat in de voorgestelde wijziging de zaak, indien de predikant het oordeel van de synode niet kan aanvaarden, of zich binnen een gestelde termijn niet naar het oordeel van de synode voegt, weliswaar aan het generaal college van opzicht wordt voorgelegd, maar dat dat ook geen hoger beroep is, omdat het college van opzicht het oordeel van de synode als uitgangspunt moet aannemen, waarbij de generale synode geen maatregel van kerkelijke tucht kan opleggen. Volgens de classis is er dus geen beroepsinstantie verdwenen, aangezien die er eenvoudig niet was. De classis vindt dat het verstandig zou zijn de bepaling dat het generaal college van opzicht het oordeel van de generale synode als uitgangspunt dient te aanvaarden, in de ordinantie zelf op te nemen, zodat ongewenste discussies daarover voorkomen worden. Bovendien zou – als het college van opzicht zich op grond van de onafhankelijkheid daar wel over uit mag laten – dan gekeken kunnen worden naar de benoemingsprocedure van het generaal college van opzicht, dat immers benoemd wordt door de generale synode. De classis vindt dat opgenomen zou moeten worden dat ten aanzien van de toetsing gekeken moet worden of het oordeel zorgvuldig tot stand gekomen is. De wens dat de generale synode als hoogste leergezag in de kerk ook tijdens de procedure deel moet kunnen nemen aan het publieke debat, met inbegrip van de contacten met de media, is sterk aanwezig. Het gewenste onderscheid tussen een leerbeslissing en een tuchtmaatregel neemt niet weg dat de oordeelvorming in het debat over de leer de basis vormt voor een eventuele tuchtmaatregel. Het blijft een procedure. De instanties die te maken hebben met de leerbeslissingen dienen dan ook in vrijheid tot hun oordeel te kunnen komen en de betrokken predikant dient erop te kunnen vertrouwen dat de discussie met betrekking tot de leer bij de classicale vergaderingen niet beïnvloedt wordt door tijdens de discussie naar voren gebrachte opinies van de generale synode, bijvoorbeeld in de media. De kans op strijdigheid met een behoorlijke procesorde is bepaald niet denkbeeldig. Als de geloofsmatige oordeelsvorming en de rechtspositionele beslissingen uit elkaar gehaald worden, kan er voor de laatste categorie een procedure in twee instanties ingesteld worden. De classis vindt de positie en rechtsbescherming van de betreffende predikant in deze regeling vrij mager. Zij kent geen enkele procedure die zo is weergegeven en men vraagt zich af of dit de toets van een overheidsrechter kan doorstaan. Wanneer het regionaal college van opzicht als eerste rechterlijke instantie wordt ingeschakeld, uiteraard nadat de generale synode tot een oordeel is gekomen, ontstaat er een beter soort procedure met een betere rechtsbescherming. Tenslotte lijkt het de classis niet juist de huidige regeling te handhaven. Het is juister het systeem van ordinantie 10-9-9 te volgen, waarbij het kerkelijk lichaam, dat in laatste aanleg tot toepassing van het middel van kerkelijke tucht heeft besloten, dat middel ambtshalve of op verzoek van de betrokkene, dan wel van de betrokken ambtelijke vergadering op kan heffen. Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft aangegeven dat het een goede zaak is om de kerkjuridische beslissingen bij de synode weg te halen en over te laten aan het generale college voor het opzicht. Met betrekking tot ordinantie 10-14-6 geeft zij aan dat ‘en daarmee de fundamenten van de kerk aantasten’ weggelaten kunnen worden.
d. Negatief __________________________________________________________________________ § 15 Ord. 11-2-1 De ouderlingen-kerkrentmeester vormen tezamen met de kerkrentmeesters als bedoeld in lid 3 het college van kerkrentmeesters.
Ord. 11-2-2 Het college van kerkrentmeesters bestaat uit ten minste drie leden. Ten minste één derde van het aantal kerkrentmeesters is ouderling-kerkrentmeester, met dien verstande dat dit aantal niet kleiner is dan twee.
a. Positief Apeldoorn, Gorichem, Nijmegen.
Pagina 24 van 33
b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Barendrecht meldt dat slechts 14 van de 35 aanwezige afgevaardigden negatief considereren over het wijzigen van ordinantie 11-2-2. Doetinchem is hierover positief gestemd en stelt voor om het college van diakenen op dezelfde manier samen te stellen. Zij beseft dat een historische ontwikkeling tot de huidige situatie heeft geleid, maar wil toch de principiële vraag stellen waarom van het ene college wel nietambtsdragers deel mogen uitmaken en van het andere niet. Goes geeft aan dat ruim de helft van de afgevaardigden instemt met de voorgestelde wijziging. Zij brengen als argument naar voren dat er capabele gemeenteleden zijn die wel bereid zijn om kerkrentmeester te worden, maar niet om het ambt op zich te nemen. Ongeveer een derde vindt dat de meerderheid van de kerkrentmeesters ambtsdrager moet blijven. De overigen hebben geen mening gegeven. Tiel geeft aan dat een meerderheid in de vergadering de voorgestelde ordinantiewijziging accepteert, maar vindt het wel zorgelijk dat er zoveel regelingen worden aangepast, omdat het zo moeilijk is ambtsdragers te krijgen. West-Brabant meldt dat het wijzigen van ordinantie 11-2-2 niet unaniem gedragen wordt. Zutphen vraagt zich af waarom de constructie die hierin voor de kerkrentmeesters is opgenomen ook niet wordt ingevoerd voor het college van diakenen. Wat is de motivatie voor dit onderscheid? c. Positief nog negatief Barendrecht meldt dat de Hervormde Gemeente van Poortugaal en de Gereformeerde Kerk van Poortugaal beide bezwaar hebben tegen het wijzigen van ordinantie 11-2-2, omdat het feit dat de meerderheid van het college geen ambtsdrager is kan leiden tot ongewenste eigengereidheid of een onvermogen tot breder denken dat de financiën alleen. Wijkgemeente 1 van de Hervormde Gemeente Strijen wil ordinantie 11-2-2 ongewijzigd houden. Zwolle meldt dat wijkkerkenraad Zuid van de Hervormde Gemeente Nieuwleusen heeft aangetekend dat deze wijziging niet wenselijk is, maar toch heeft ingestemd, omdat het moeilijker is omdat het heel moeilijk is om ambtsdragers te vinden. Wel vraagt dit voorstel volgens de kerkenraad bezinning, omdat hierdoor bestuur en beheer verder uit elkaar drijven. Negatief Alblasserdam geeft aan dat zij, ook al is het soms moeilijk om voldoende kerkrentmeesters te vinden, die bereid zijn tevens ambtsdrager te zijn, toch voorstelt de ambtelijke inkadering van het werk van de kerkrentmeesters te handhaven. Een situatie namelijk waarin een meerderheid van een CvK tegenover de kerkenraad komt te staan is niet denkbeeldig, en dient zo veel mogelijk te worden vermeden. Mocht de synode toch besluiten het principe van een meerderheid aan ambtsdragers in het CvK te laten vervallen, dan verzoekt de classis om in elk geval vast te leggen dat de voorzitter en de scriba wel ambtsdrager dienen te zijn. Alphen aan den Rijn vindt dat gestreefd moet worden naar een meerderheid van ouderlingkerkrentmeesters. Dat dit voor kleine gemeenten een probleem kan zijn, wordt onderkend, maar zij heeft hiervoor geen oplossing voorhanden. Deventer prefereert dat de helft van het college uit ouderling-kerkrentmeesters bestaat, aangezien het risico’s met zich mee kan brengen als de financiën buiten het kerkenwerk gaan vallen. Gouda geeft aan dat ook degenen die zich bezighouden met de stoffelijke belangen van een gemeente dienen dit te doen vanuit hun geloof en het ambt en vallen onder het beleid dat door de kerkenraad wordt gemaakt. De meerderheid van het college van kerkrentmeesters moet hier direct bij betrokken zijn. Heerenveen geeft met betrekking tot ordinantie 11-2-2 aan dat er zo te weinig ambtsdragers (ouderlingen-kerkrentmeesters) bij de kerkenraad betrokken zijn. Leiden geeft aan dat een deel van de afgevaardigden tegen de voorgestelde wijziging is en de bestaande tekst wil handhaven. Een ander deel kan met de wijziging instemmen, maar verzet zich niet tegen het handhaven van de bestaande tekst.
d.
33
Pagina 25 van 33
Noordoost Groningen vindt het beter de huidige situatie te handhaven. De wijziging brengt namelijk de binding met de kerkenraad terug en dat is tegengesteld aan wat beoogd is bij het instellen van de ouderlingen-kerkrentmeester. Rotterdam I en II willen ordinantie 11-2-2 ongewijzigd laten, aangezien het college van kerkrentmeesters anders een dusdanige zeggingskracht krijgen dat zij besluiten van de kerkenraad niet meer behoeven uit te voeren, maar een geheel eigen beleid na kunnen streven. § 16 Ord. 11-4-2 In een gemeente met wijkgemeenten vormen de kerkrentmeesters die lid zijn van een wijkkerkenraad tezamen met de andere kerkrentmeesters die benoemd zijn door de wijkkerkenraad, de wijkraad van kerkrentmeesters. De leden van het college van kerkrentmeesters worden aangewezen op de wijze als is opgenomen in de regeling voor het beheer van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente, als bedoeld in ord. 4-7-2. De voorzitter, secretaris en penningmeester worden op voordracht van het college van kerkrentmeesters benoemd door de algemene kerkenraad. Ord. 11-4-4 In een gemeente met wijkgemeenten vormen de diakenen die lid zijn van een wijkkerkenraad, de wijkraad van diakenen. De leden van het college van diakenen worden aangewezen op de wijze als is opgenomen in de regeling voor het beheer van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente, als bedoeld in ord. 4-7-2. De voorzitter, secretaris en penningmeester worden op voordracht van het college van diakenen benoemd door de algemene kerkenraad.
a.
Positief
b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Alphen aan den Rijn geeft met betrekking tot ordinantie 11-4-4 aan dat, aangezien dit college rechtspersoonlijkheid heeft, het minder gewenst is dat de benoeming van de voorzitter, secretaris en penningmeester door de Algemene Kerkenraad wordt gedaan. Zij heeft hier geen grote bezwaren tegen, maar vindt het niet noodzakelijk. Heerenveen vraagt waarom dit benoemingsrecht niet doorgetrokken wordt naar de gemeenten zonder wijkkerkenraden en dan door de kerkenraad? Winsum geeft met betrekking tot ordinantie 11-4-2 aan dat ‘voordracht’ vervangen moet worden door ‘aanbeveling’, omdat de kerkenraad hierdoor de vrijheid krijgt om iemand buiten deze aanbeveling te benoemen. Zeist geeft aan dat de laatste zinsnede moet komen te vervallen, aangezien deze in strijd is met ordinantie 11-2-5, resp. ordinantie 11-3-2, waarin aangegeven is dat deze functionarissen door het college van kerkrentmeesters, resp. diakenen uit zijn midden wordt aangewezen. Bovendien is de algemene kerkenraad geen meerdere vergadering. c. Positief nog negatief
d. Negatief § 18
Ord. 11-8-3
Het college van kerkrentmeesters of het college van diakenen is eerst na voorafgaande toestemming van het regionale college bevoegd tot – het aangaan van rechtshandelingen betreffende het op ingrijpende wijze verbouwen, uitbreiden of restaureren, verkopen of op andere wijze vervreemden, bezwaren en afbreken van een kerkgebouw of een orgel van cultuurhistorische of architectonische waarde en het verkopen of op andere wijze vervreemden en bezwaren van voorwerpen van oudheidkundige, historische of kunstwaarde; – het aangaan van een overeenkomst met financiële gevolgen met een lid van het college van kerkrentmeesters, een lid van het college van diakenen of een van de andere leden van de kerkenraad alsmede personen die in dienst staan van de gemeente; – het beschikbaar stellen van diaconale gelden voor niet diaconaal werk van de gemeente; – het oprichten van of het deelnemen aan een stichting. Erfenissen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
Pagina 26 van 33
a. Positief Gorinchem. b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Apeldoorn stelt voor aan deze ordinantie met betrekking tot het aangaan van rechtshandelingen een opsomming van zaken waar in ieder geval toestemming voor gevraagd moet worden als bijvoorbeeld nieuwbouw of (ver)koop van de kerk, pastorie en andere gebouwen, het aangaan van rentedragende leningen e.d. , toe te voegen. Daarnaast geen toestemming te laten vragen tot 20% van het vermogen, behalve wanneer uit financiële stukken zou blijken dat de gemeente onvoldoende financieel daadkrachtig is. In het controleverslag dient dan aangegeven te worden dat ook voor allerlei andere zaken toestemming nodig is. Winsum geeft aan dat we in het maatschappelijk verkeer rechtshandelingen en feitelijke handelingen kennen. In die context vindt zij de aanvulling ‘het aangaan van rechtshandelingen betreffende het …’ niet duidelijk, aangezien dit zou betekenen dat de bevoegdheid tot een feitelijke handeling, i.c. een concreet besluit tot verbouw, en handelen als zodanig, niet meer is toegestaan, omdat dit geen rechtshandelingen zijn. Zij vraagt zich verder af of de toevoeging ‘op ingrijpende wijze’ – in de praktijk een subjectief begrip – niet tot allerlei interpretaties en discussies zal leiden. c.
Positief noch negatief
d.
Negatief
§ 19 Ord. 11-7-4 Elk jaar wordt vóór de vaststelling van de jaarrekeningen de financiële administratie van de gemeente en van de diaconie gecontroleerd door een door de kerkenraad aan te wijzen accountant of twee andere onafhankelijke deskundigen.
a.
Positief
b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Amsterdam vindt dat gebruikelijke en bekende aanduidingen als Register – en AA Accountant gebruikt moeten worden, omdat bij het gebruik van accountant zonder verdere aanduiding het gaat om een niet beschermde titel. In dat geval zijn er twee niet geregistreerde accountants nodig om een financiële administratie te controleren. Dordrecht vraagt zich af of de twee andere onafhankelijke deskundigen uit de eigen (wijk)gemeente kunnen komen of dat het verstandiger is dit uit te sluiten. c.
Positief nog negatief
d.
Negatief
§ 20 Ord. 11-10-2 Bij de behandeling van bezwaren als bedoeld in lid 1 wordt het regionale college voor de behandeling van beheerszaken uitgebreid met een adviserend lid van het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen van de desbetreffende regio.
a. Positief Nijmegen. b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Harderwijk geeft aan dat het geen goede zaak is wanneer men een college laat beslissen over een beroep tegen zijn eigen zaak. Het is beter om het regionaal college voor de behandeling van bezwaren en geschillen te laten oordelen, gehoord hebbende beide partijen.
33
Pagina 27 van 33
c. Positief nog negatief Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft aangegeven dat ‘adviserend lid’ vervangen moet worden door ‘een juridisch gekwalificeerd lid of vervangend lid’ op grond wat zij hebben aangegeven bij paragraaf 6. d. Negatief _____________________________________________________________________________ § 21 Ord. 11-21-2 De kleine synode kan, gehoord de betrokken classicale vergaderingen, besluiten dat twee of meer regionale colleges worden samengevoegd tot één regionaal college voor de betrokken regio’s. De kleine synode treft daarbij de nodige voorzieningen. Ord. 11-21-3 Een regionaal college voor de behandeling van beheerszaken bestaat uit ten minste zeven leden, benoemd door de kleine synode uit de leden van de kerk binnen het rechtsgebied van het college, nadat de betrokken classicale vergaderingen in de gelegenheid zijn gesteld aanbevelingen in te dienen. De kleine synode ziet erop toe dat kennis van het diaconale werkterrein voldoende aanwezig is binnen het college. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij kunnen éénmaal voor een aansluitende periode van ten hoogste vier jaar worden herbenoemd. Ord. 11-21-4 De kleine synode wijst de voorzitter van het regionale college aan. Het college voorziet in de waarneming van het voorzitterschap in de gevallen waarin de voorzitter verhinderd is deze functie uit te oefenen of aan de werkzaamheden niet deelneemt
a.
Positief
b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Alblasserdam valt op dat alleen bij Bezwaren en geschillen sprake is van een “gewoon” adviserend lid, terwijl gezien de breedte aan onderwerpen die behandeld moeten worden ook bij een RCBB een adviserend lid op diverse kennisterreinen welkom kan zijn. Brielle acht het beter dat het CRO het voorzitterschap regelt. Goes heeft bezwaren tegen de instelling van een regionale commissie ( = college?) voor beheerszaken voor specifieke beheersterreinen, omdat nergens duidelijk wordt welke beheersterreinen precies bedoeld worden en het de kleine synode is die het gespecialiseerde RCBB aanwijst. Zij heeft moeite met deze tendens tot centralisatie. Hattem stelt met betrekking tot ordinantie 11-21-2 voor na ‘… de betrokken classicale vergaderingen’ toe te voegen: ‘en gehoord de RCBB’s’. Met betrekking tot 11-21-4 stelt zij voor toe te voegen: ‘op voordracht van het regionale college’. Noordoost Groningen vindt dat dit regionaal geregeld moet worden en niet door de kleine synode. Nijmegen stelt voor ordinantie 11-21-2 als volgt te wijzigen: ‘De kleine synode kan, op verzoek van alle betrokken classicale vergaderingen, gehoord de betrokken vergaderingen, besluiten dat twee of meer regionale colleges worden samengevoegd tot één regionaal college voor de betrokken regio’s. De kleine synode treft daarbij de nodige voorzieningen’. Winsum vindt met betrekking tot ordinantie 11-21-2 dat het initiatief tot samenvoeging moet komen te liggen bij de classicale vergaderingen in overleg met de regionale colleges zelf en niet bij de kleine synode. c. Positief nog negatief Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft aangegeven dat voor commentaar op de leden 2, 3 en 4 wordt verwezen naar wat zij heeft aangegeven bij paragraaf 1. d.
Negatief
§ 22 Ord. 11-22-2 Dit toezien heeft betrekking op: de begroting; de jaarrekening en de deugdelijkheid van de controle op de financiële administratie;
Pagina 28 van 33
de financiële situatie van de gemeente of de classis voordat overgegaan wordt tot het beroepen van een predikant; het beheer van en beschikken over onroerende zaken, geldswaardige papieren en voorwerpen van oudheidkundige, historische of kunstwaarde; het sluiten van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd; het verstrekken of aangaan van geldleningen; het doen van beleggingen; het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien; het aanvaarden van erfstellingen, legaten en schenkingen onder last of voorwaarde; het oprichten van of deelnemen aan stichtingen; het voeren van processen voor de overheidsrechter en het aangaan van overeenkomsten om geschillen op een andere wijze tot een oplossing te brengen; het inrichten en bijhouden van de registers van gemeenteleden; het beheer van archieven en andere in de orde van de kerk aangegeven beheersdaden. De kleine synode kan, gehoord de betrokken classicale vergaderingen, bepalen dat afzonderlijk aan te wijzen taken op het gebied van beheerszaken voor twee of meer door haar aan te wijzen regio’s bij uitsluiting verricht worden door één of meer door haar aan te wijzen regionale colleges voor de behandeling van beheerszaken.
a.
Positief
b.
Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen
Goes heeft bezwaren tegen de instelling van een regionale commissie ( = college?) voorbeheerszaken voor specifieke beheersterreinen, omdat nergens duidelijk wordt welke beheersterreinen precies bedoeld worden en het de kleine synode is die het gespecialiseerde RCBB aanwijst. De classis heeft moeite met deze tendens tot centralisatie. c. Positief nog negatief Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft aangegeven in principe akkoord te zijn, maar de centralisatie moet alleen toegepast worden waar het niet anders kan. d. Negatief Leiden geeft aan dat een deel van de afgevaardigden de bestaande tekst wil handhaven en dus tegen deze wijziging is. Een ander deel kan instemmen, maar verzet zich niet tegen het handhaven van de bestaande tekst. § 23 Ord. 11-24 Vervalt.
Ord. 11-25 Vervalt.
a.
Positief
b.
Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen
c.
Positief nog negatief
d. Negatief Alphen aan den Rijn geeft met betrekking tot ordinantie 11-24 aan dat zij hecht aan een externe controle. Met betrekking tot ordinantie 11-25 stelt zij voor deze ordinantie te handhaven. Barendrecht vindt het onjuist dat het Generale College voor Onderzoek van Beheerszaken gaat verdwijnen. Volgens haar moet er een rekenkamer blijven, waarvan de onafhankelijkheid gewaarborgd moet blijven. Verder geeft zij aan dat de Hervormde Gemeente Heinenoord vindt dat het Generale College van Onderzoek in stand moet blijven. De Gereformeerde Kerk Puttershoek-Maasdam stelt voor de oude situatie te handhaven of een
33
Pagina 29 van 33
onafhankelijk controleorgaan in het leven te roepen. Wijk 1 van de Hervormde Gemeente Strijen vindt het wenselijk een onafhankelijke commissie te behouden. Brielle acht het vervallen van het Generaal College Onderzoek Beheerszaken onverstandig. In de praktijk gaat namelijk op deze manier de kleine synode eigen handelen beoordelen. Ommen vraagt zich af of het niet zinvol is om eerst het werk van de auditcommissies te evalueren, voordat tot wijziging van de kerkorde overgegaan wordt. Mochten deze auditcommissies blijven, dan lijkt het verstandig wat dat betreft een bepaling op te nemen in de ordinanties. Winterswijk geeft aan dat zij en de kerkenraad van de Protestantse Gemeente van Aalten vinden dat het noodzakelijk is dat een onafhankelijk orgaan gevraagd of ongevraagd een onderzoek kan instellen naar de doelmatigheid van het door de generale synode en de kleine synode gevoerde financiële beleid en beheer. Met de toevoeging van twee externe permanente leden aan de zgn. auditcommissie (‘Kerk in Aktie’ en ‘Overig Kerkenwerk’) is dit niet voldoende gewaarborgd. De classis verwijst hierbij naar het laten vervallen van de ordinanties 11-24 en 11-25. Zoetermeer vraagt het besluit om deze ordinanties in te trekken terug te draaien, aangezien het GCOB een belangrijke rol kan vervullen in de kerk als onafhankelijk orgaan dat het bestuurlijk handelen in zaken van financieel beleid en beheer beoordeelt. _____________________________________________________________________________ § 24 Ord. 12-2-2 De kleine synode kan, gehoord de betrokken classicale vergaderingen besluiten dat twee of meer regionale colleges worden samengevoegd tot één regionaal college voor de betrokken regio’s. De kleine synode treft daarbij de nodige voorzieningen.
Ord. 12-2-3 Een regionaal college voor de behandeling van bezwaren en geschillen bestaat uit vijf leden. Naast de leden worden ten minste vijf plaatsvervangers benoemd, die elk door de voorzitter – of het die hoedanigheid waarnemende lid van het college – ter verrichting van de werkzaamheden van het college kunnen worden opgeroepen. De leden en de plaatsvervangers worden benoemd door de kleine synode uit de belijdende leden van de kerk binnen het rechtsgebied van het college nadat de betrokken classicale vergaderingen in de gelegenheid zijn gesteld aanbevelingen in te dienen. Ten minste drie leden van het college zijn (voormalig) ambtsdrager, waarbij zo mogelijk de drie ambten vertegenwoordigd zijn. De leden en de plaatsvervangers worden benoemd voor een periode van ten hoogste acht jaar. Zij kunnen niet voor een aansluitende periode in het college worden benoemd. De leden en de plaatsvervangers van de regionale colleges zijn tevens plaatsvervanger in de andere regionale colleges.
Ord. 12-2-4 De voorzitter van een regionaal college wordt aangewezen door de kleine synode. Het college voorziet in de waarneming van het voorzitterschap in de gevallen waarin de voorzitter verhinderd is deze functie uit te oefenen of aan de werkzaamheden niet deelneemt.
Ord. 12-2-5 Aan het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen wordt door de kleine synode voor een periode van telkens vier jaar ten minste één adviserend lid toegevoegd dat de hoedanigheid van meester in de rechten bezit of met goed gevolg daarmee gelijk te stellen universitaire examens in het recht heeft afgelegd, en – op verzoek van het desbetreffende college – andere adviserende leden. Een adviserend lid wordt benoemd uit de leden van de kerk en woont bij voorkeur in het rechtsgebied van het betreffende college.
Ord. 12-2-8 De voorzitter wordt aangewezen door de generale synode. Het college voorziet in de waarneming van het voorzitterschap in de gevallen waarin de voorzitter verhinderd is deze functie uit te oefenen of aan de werkzaamheden niet deelneemt.
Ord. 12-2-9 Aan het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen wordt door de generale synode voor een periode van telkens vier jaar ten minste één adviserend lid toegevoegd, dat de hoedanigheid van meester in de rechten bezit of met goed gevolg daarmee gelijk te stellen universitaire examens in het recht heeft afgelegd en – op verzoek van het college – andere adviserende leden. Een adviserend lid wordt benoemd uit de leden van de kerk.
a. Positief Gorinchem.
Pagina 30 van 33
b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Alblasserdam geeft aan dat de generale synode besloten heeft dat voor leden van de regionale en generale colleges de mogelijkheid geopend wordt door herverkiezing langer te kunnen dienen, met een maximum van 12 jaar. In een aantal gevallen zullen de nu voorliggende voorstellen in 2e lezing nog dienen te worden aangepast. Zij vraagt zich af of dit ook gaat gelden voor de adviserende leden. En als dat niet de bedoeling is wordt in overweging gegeven deze constructie alsnog toe te gaan passen. Verder valt het op dat alleen bij Bezwaren en geschillen sprake is van een “gewoon” adviserend lid, terwijl gezien de breedte aan onderwerpen die behandeld moeten worden ook bij een RCBB een adviserend lid op diverse kennisterreinen welkom kan zijn. Brielle vindt het beter het benoemingsbeleid toe te delen aan het CRO, omdat een regionaal overlegorgaan dichter bij de materie staat. Flevoland stelt met betrekking tot ordinantie 12-2-3 voor dat ‘voormalig’ wordt geschrapt om te voorkomen dat in dit college geen functionerende ambtsdragers meer zitten. Zij hecht namelijk aan ambtsdragers die midden in de praktijk van het gemeenteleven staan. Kampen geeft met betrekking tot ordinantie 12-2-3 aan dat het het beste is wanneer de leden van de RCO en het RCBB benoemd worden door het CRO in de betreffende regio. Noordoost Groningen vindt dat dit regionaal geregeld moet worden en niet door de kleine synode. Nijkerk verwijst naar de brief van het Regionaal College voor de Visitatie Gelderland, omdat daar volgens goede dingen worden gezegd over de bezetting van het college voor de visitatie. Verder vraagt zij zich af waarom de maximale zittingstermijn van de generale colleges acht jaar blijft en niet wordt verhoogd tot 12 jaar, zoals voor de kerkenraden wel gebeurt. Zij waardeert de keuze om vanwege het niet specifiek ambtelijk karakter bij de colleges voor het opzicht niet te kiezen voor de mogelijkheid om oud-ambtsdragers te benoemen. Nijmegen stelt voor ordinantie 12-2-2 als volgt te wijzigen: ‘De kleine synode kan, op verzoek van alle betrokken classicale vergaderingen, gehoord de betrokken vergaderingen, besluiten dat twee of meer regionale colleges worden samengevoegd tot één regionaal college voor de betrokken regio’s. De kleine synode treft daarbij de nodige voorzieningen’. Rotterdam I en II geven aan dat nergens vermeld wordt dat het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen een ‘einduitspraak’ geeft. Men stelt voor om dit op te nemen. Winsum vindt met betrekking tot ordinantie 12-2-2 dat het initiatief tot samenvoeging moet komen te liggen bij de classicale vergaderingen in overleg met de regionale colleges zelf en niet bij de kleine synode. Zij vindt verder dat tegen het benoemen van voormalige of niet-ambtsdragers de nodige bezwaren in te brengen zijn. Het is volgens haar onwenselijk dat een regionaal college in principe kan bestaan uit slechts twee ambtsdragers, te weten de predikanten en daarnaast uitsluitend personen die voormalige ambtsdragers of personen die geen ambt bekleden of bekleed hebben, omdat de binding met de kerkenraden van de plaatselijke gemeenten dan onvoldoende is gewaarborgd. Zij vindt dat meer dan de helft van alle gremia uit ambtsdragers moet bestaan. Zeist stelt met betrekking tot ordinantie 12-2-4 voor tussen de twee zinnen te plaatsen: ‘Het regionaal college wijst uit zijn midden een secretaris aan’. Als toelichting wordt aangegeven dat op deze wijze voor het regionaal college voor de visitatie (ordinantie 10-3-5), het regionaal college voor het opzicht (ordinantie10-8-5) en het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen ( ordinantie 12-2-4) dezelfde formulering wordt gebruikt. In alle drie gevallen wordt de voorzitter benoemd door een meerdere vergadering, maar de waarnemer van het voorzitterschap en de secretaris worden door het college zelf aangewezen. Het begin van ordinantie 12-2-8 zou men graag zo geformuleerd zien: ‘De voorzitter van het generale college wordt aangewezen door de generale synode’. Zutphen vraagt zich af wat de motivatie is om voor dit college een ambtstermijn van ten minste acht jaar te kiezen, terwijl voor alle andere colleges gekozen is voor 12 jaar.
33
Pagina 31 van 33
c. Positief nog negatief Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond met betrekking tot de leden 2, 3, 4 en 5 verwijst naar haar opmerkingen bij paragraaf 1. In lid 5 moet de eerste zin luiden: ‘In het geval dat geen van de leden de hierna genoemde juridische kwaliteit bezit, trekt het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen voor de periode van telkens vier jaar ten minste één adviserend lid aan dat … (verder de voorgestelde tekst). Zie het analoge geval in paragraaf 6. d.
Negatief
§ 25 Ord. 12-3-5 De indiening van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking op het bestreden besluit. De voorzitter van het bevoegde college voor de behandeling van bezwaren en geschillen is bevoegd op een daartoe ingediend verzoek inzake een ingediend bezwaar dan wel ambtshalve, onder schriftelijke kennisgeving daarvan aan betrokkenen, de tenuitvoerlegging of werking van het bestreden besluit op te schorten dan wel een andere spoedvoorziening te treffen, totdat het college een uitspraak heeft gedaan.
a.
Positief
b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Amsterdam bevreemdt het dat er nu, maar ook in het verleden, niet duidelijk wordt en is aangegeven aan de hand van welke overwegingen men tot een schorsingsbesluit c.a. kan komen. Er is in het bovengenoemde sprake van diverse colleges en diverse voorzitters. Zij vindt dat er gestreefd moet worden naar een zo groot mogelijke eenheid van kerkelijke rechtspraak. Er kan onder meer gekeken worden naar de mogelijke onjuistheid van het genoemde besluit, de zwaarte van de belangen die over en weer aan de orde zijn, spoedeisendheid, de wijze waarop ten aanzien van de aan de orde zijnde zaak door betrokkenen met elkaar is omgegaan. Mogelijk kunnen deze overwegingen dienstig zijn voor de generale regelingen voor de kerkelijke rechtspraak. c.
Positief noch negatief
d. Negatief _____________________________________________________________________________ § 26 Ord. 12-7-5 Vervallen met ingang van …
Ord. 12-7-6 De (plaatsvervangende) leden of adviseurs van een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen kunnen niet deelnemen aan of als zodanig aanwezig zijn bij de behandeling van een bezwaar of een geschil, een zaak betreffende waarbij zij direct of indirect betrokken zijn of zijn geweest, dan wel enig belang hebben.
a.
Positief
b.
Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen
c. Positief noch negatief Hattem meldt dat de Hervormde Gemeente Oosterwolde zich afvraagt waarom er geen quorum meer wordt genoemd. Als ordinantie 12-2-11 hiervoor niet geldt, wil men het quorum graag genoemd hebben. Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft aangegeven dat het goed is om het quorum van vier personen aan te houden. d.
Negatief
§ 27 Ord. 12-7-9 Het college zendt binnen dertig dagen nadat het zijn uitspraak heeft gedaan, een afschrift daarvan aan: a. degene die het bezwaarschrift heeft ingediend;
Pagina 32 van 33
b. het kerkelijk lichaam tegen het besluit waarvan het bezwaar was gericht, dan wel degene met wie het geschil bestond; c. de kleine synode; d. - indien een plaatselijk kerkelijk lichaam betrokken is bij het bezwaar of geschil - het breed moderamen van de classicale vergadering; e. - indien het college daartoe aanleiding ziet - het regionale college en/of het generale college voor de visitatie. Een regionaal college zendt eveneens een afschrift aan het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen. De aan de onder a en b genoemden te verzenden afschriften zijn afschriften die voor gelijkluidend aan de uitspraak zijn gewaarmerkt door de secretaris van het regionale college; ze worden aangetekend verzonden.
Ord. 12-9-4 Binnen dertig dagen nadat de uitspraak is gedaan, zendt het generale college - in afwijking van het bepaalde in artikel 7-9 - een afschrift aan: a. degene die het beroepschrift heeft ingediend; b. het kerkelijk lichaam tegen het besluit waarvan het bezwaar gericht was, dan wel degene met wie het geschil bestond; c. het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen of ander kerkelijk lichaam, waarvan de uitspraak in het geding was; d. de kleine synode; e. het generale college voor de visitatie; f. het breed moderamen van de classicale vergadering; g. indien het college daartoe aanleiding ziet aan het regionale college voor de visitatie. De aan de onder a en b genoemden te verzenden afschriften zijn afschriften die voor gelijkluidend aan de uitspraak zijn gewaarmerkt door de secretaris van het college; ze worden aangetekend verzonden.
a.
Positief
b.
Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen
c. Positief noch negatief Limburg meldt dat de Protestantse Gemeente Geleen-Beek-Urmond heeft aangegeven dat er geen reden is de kleine synode in de verzendlijst op te nemen. Voor het generale college kan dat anders liggen. d.
Negatief
_________________________________________________________________ § 33 Ovb.. 167a Een predikant die krachtens het bepaalde in ord. 3-26 (oud) eervol van het ambt is ontheven, en die krachtens het bepaalde in ord. 3-27-2 (oud) de bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten heeft behouden, geldt met ingang van [datum …] als predikant die eervol van de werkzaamheden is ontheven, als bedoeld in ord. 3-262, tenzij de betrokkene zelf verzoekt aangemerkt te worden naar ord. 3-26-1 van het ambt ontheven te zijn.
a. Positief Gorinchem. b.
Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen
c.
Positief noch negatief
d.
Negatief
_____________________________________________________________________________ § 41 Ovb. 147a Een predikant in algemene dienst die krachtens ord. 3-22-2 of overgangsbepaling 199 door een algemene classicale vergadering werd beroepen tot predikant in algemene dienst - dan wel krachtens ovb. 143, 145 of 152 ambtelijk is verbonden aan de in een bepaalde regio samenwerkende classes - is met ingang van [datum ….] predikant in algemene dienst verbonden aan de kerk.
33
Pagina 33 van 33
a.
Positief
b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Gorinchem wil na ‘… in algemene dienst verbonden aan de kerk’ bijgevoegd hebben ‘ten behoeve van de regio’. Zo is er namelijk sprake van rapportage aan de CRO. c.
Positief noch negatief
d. Negatief _____________________________________________________________________________ § 47 Ovb. 251 Stichtingen die zijn opgericht of erkend krachtens de generale regeling voor de stichtingen, art. 2 en 3 HKO, ubp. 103, hoofdstuk II en III GKO, alsmede interkerkelijke stichtingen die door zelfstandige onderdelen van de NHK, de GKN en/of de ELK gezamenlijk zijn opgericht, zijn met ingang van 1 mei 2004 protestantse stichtingen als bedoeld in de generale regeling stichtingen en besloten vennootschappen, art. 1-1. Zij brengen hun statuten zo spoedig mogelijk na die datum doch in elk geval voor 1 januari 2005 in overeenstemming met het in deze generale regeling ten aanzien van stichtingen
bepaalde. Ovb. 251a. Rechtspersonen die zijn geformeerd of waarin vermogen is afgezonderd krachtens ordening B art. 78a lid 2 onder a resp. b of art. 96 lid 3 onder a resp. b LKO blijven als rechtspersoon volgens artikel 2:2 Burgerlijk Wetboek bestaan en blijven geregeerd door de desbetreffende bepalingen van het huishoudelijk reglement van de desbetreffende gemeente zoals dat tot 1 mei 2004 gold, met dien verstande dat deze rechtspersonen rekenplichtig zijn aan het college van kerkrentmeesters respectievelijk diakenen alsmede aan het regionaal college voor de behandeling van beheerszaken en de financiële commissie van de evangelisch-lutherse synode, een en ander met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in art. 3 lid 1 sub i en j van de generale regeling stichtingen en ord. 11-8 en dat wijziging van de desbetreffende bepalingen van het huishoudelijk reglement evenals omzetting of fusie van de rechtspersoon in of met een protestantse stichting de instemming behoeft van het regionaal college voor de behandeling van beheerszaken, gehoord de synodale commissie van de evangelisch-lutherse synode.
a.
Positief
b. Positief, met opmerkingen, kanttekeningen en/of vragen Gorinchem geeft aan dat Evangelisch-Lutherse stichtingen hun vertrekpunt blijven houden in het kerkelijk recht in tegenstelling tot protestantse stichtingen. c.
Positief noch negatief
d.
Negatief