Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding Opdrachtgever: Ministerie van OCW Rotterdam, 14 februari 2014
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Opdrachtgever: Ministerie van OCW
Susan van Geel (Ecorys) Susan Warmerdam (Ecorys) Eva van der Boom (MOOZ Onderzoek)
Rotterdam, 14 februari 2014
Over Ecorys
Met ons werk willen we een zinvolle bijdrage leveren aan maatschappelijke thema’s. Wij bieden wereldwijd onderzoek, advies en projectmanagement en zijn gespecialiseerd in economische, maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling. We richten ons met name op complexe markt-, beleids- en managementvraagstukken en bieden opdrachtgevers in de publieke, private en not-forprofitsectoren een uniek perspectief en hoogwaardige oplossingen. We zijn trots op onze 80-jarige bedrijfsgeschiedenis. Onze belangrijkste werkgebieden zijn: economie en concurrentiekracht; regio’s, steden en vastgoed; energie en water; transport en mobiliteit; sociaal beleid, bestuur, onderwijs, en gezondheidszorg. Wij hechten grote waarde aan onze onafhankelijkheid, integriteit en samenwerkingspartners. Ecorys-medewerkers zijn betrokken experts met ruime ervaring in de academische wereld en adviespraktijk, die hun kennis en best practices binnen het bedrijf en met internationale samenwerkingspartners delen. Ecorys Nederland voert een actief MVO-beleid en heeft een ISO14001-certificaat, de internationale standaard voor milieumanagementsystemen. Onze doelen op het gebied van duurzame bedrijfsvoering zijn vertaald in ons bedrijfsbeleid en in praktische maatregelen gericht op mensen, milieu en opbrengst. Zo gebruiken we 100% groene stroom, kopen we onze CO2-uitstoot af, stimuleren we het ov-gebruik onder onze medewerkers, en printen we onze documenten op FSCof PEFC-gecertificeerd papier. Door deze acties is onze CO2-voetafdruk sinds 2007 met ca. 80% afgenomen.
ECORYS Nederland BV Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Nederland T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected] K.v.K. nr. 24316726 W www.ecorys.nl
2
EO24882
Inhoudsopgave
Management samenvatting
5
1
Inleiding
9
1.1 Aanleiding
9
1.2 Doel en onderzoeksvragen
9
1.2.1 Doel
9
1.2.2 Onderzoeksvragen
2
3
9
1.3 Methodologie
10
1.4 Leeswijzer
11
Achtergrond
13
2.1 Totstandkoming TLO
13
2.2 Partnertoets
13
2.3 Doel TLO en alternatieve regelingen
14
Extra jaar prestatiebeurs
14
Belastingaftrek
15
Zij-instroom regeling
15
Gebruik van de TLO (en andere regelingen) en motivatie voor het volgen van een
lerarenopleiding
17
3.1 Inleiding
17
3.2 Gebruik van de TLO
17
3.3 Bekendheid met TLO en andere regelingen
18
3.3.1 Andere regelingen
20
3.4 Motivatie lerarenopleiding
4
5
6
21
3.4.1 Motivatie gebruikers en niet-gebruikers
21
3.4.2 Potentiële gebruikers
22
Effectiviteit en doelmatigheid TLO
25
4.1 Inleiding
25
4.2 Financiële situatie
25
4.3 Werken naast de lerarenopleiding
30
4.4 Effect TLO
31
4.4.1 Effect gebruik TLO op het al dan niet behalen van een diploma (model 1)
31
4.4.2 Effect gebruik TLO op het al dan niet sneller doorlopen van de studie
34
4.5 Verwachte carrière in het onderwijs
35
4.6 Arbeidsmarktrendement TLO
35
Oordeel over de TLO
39
5.1 Inleiding
39
5.2 Oordeel over de TLO
39
5.2.1 Voorwaarden van de regeling
39
5.2.2 Praktische uitvoering van de regeling
41
5.3 Algemeen oordeel en mogelijke verbeteringen TLO
42
Conclusies en aanbevelingen
45
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
3
6.1 Inleiding 6.2 Conclusies per indicator
45
6.3 Aanbevelingen
47
Bijlage I Onderzoeksmethodiek
49
Meten van effectiviteit en doelmatigheid
49
Onderzoeksmethoden en analyses
49
Steekproeven en representativiteit
55
Achtergrondkenmerken respondenten internetenquêtes
55
Bijlage II Overige tabellen
4
45
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
59
Management samenvatting
Inleiding De regeling Tegemoetkoming Lerarenopleiding (TLO) is in augustus 2001 ingevoerd om mensen met een diploma in het hoger onderwijs en zonder recht op studiefinanciering te stimuleren een lerarenopleiding als tweede studie te volgen en zo de instroom van leraren in het onderwijs te vergroten. Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft Ecorys een evaluatie uitgevoerd. Doel ervan was om inzicht te verschaffen in de effectiviteit en doelmatigheid van de TLO, zoals uitgevoerd van augustus 2007 tot en met augustus 2011. Effectiviteit is opgevat als de mate waarin de regeling bijdraagt aan het vergroten van het toekomstige aanbod aan leraren. Doelmatigheid betreft de inzet van middelen versus doelrealisatie. Op grond daarvan zijn aanbevelingen gedaan over de continuering en het ontwerp van de regeling. Onderzoeksopzet De evaluatie is uitgevoerd door middel van bestandsanalyses op de data van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en door middel van internetenquêtes onder: -
(voormalige) gebruikers van de TLO,
-
studenten die een lerarenopleiding als tweede studie zijn gaan volgen zonder de TLO en
-
potentiële gebruikers (derde- en vierdejaars studenten van 19 studies met een relatief grote doorstroom naar een lerarenopleiding).
De vragenlijst van de voorgaande evaluatie van de TLO in 2008 is zoveel mogelijk gehandhaafd. Over het geheel genomen heeft 31 procent van de uitgenodigden gerespondeerd. De respons van de gebruikers bevat een oververtegenwoordiging mannen en de respons van de niet-gebruikers van de TLO kent een oververtegenwoordiging van respondenten ouder dan 45 en een ondervertegenwoordiging van respondenten tussen de 25 en 34 jaar. Voor beide variabelen zijn de resultaten gewogen zodat de uitkomsten van het onderzoek representatief zijn voor de populatie. Uit verdere analyse blijken de gebruikers van TLO meer uren naast de opleiding tot leraar te werken en werken ze vaker in het onderwijs dan niet-gebruikers. Ook zijn de gebruiker sterker inhoudelijk gemotiveerd voor het onderwijs. De gevonden resultaten kunnen hier (mede) het gevolg van zijn. Conclusies effectiviteitsindicatoren De effectiviteit van de TLO is gemeten op vijf indicatoren: 1.
Bekendheid van de regeling;
2.
Extra instroom lerarenopleidingen;
3.
Studierendement (behalen diploma);
4.
Studiesnelheid;
5.
Arbeidsmarktrendement (werken in het onderwijs na behalen diploma).
Hoewel de effectiviteit per indicator verschilt, zijn de resultaten in het algemeen zeer positief en duiden deze op een (redelijk) sterke effectiviteit van de TLO. Per indicator gaan we kort in op de resultaten. 1. Bekendheid van de regeling Van de vijf indicatoren scoort de bekendheid met de TLO nog het laagst. TLO is niet breed bekend; zelfs niet onder de doelgroep van de TLO, namelijk degenen die na een andere studie in het hoger
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
5
onderwijs een lerarenopleiding hadden willen c.q. zijn gaan volgen. Van de niet-gebruikers geeft bijna de helft (48%) aan geen aanvraag te hebben gedaan voor de TLO omdat ze niet op de hoogte waren van de regeling. Van de potentiële gebruikers had 78 procent nooit van de TLO gehoord, vóórdat ze werden uitgenodigd voor de enquête. Met het vergroten van de bekendheid zou het doelbereik van de TLO sterk verbeterd kunnen worden. 2. Extra instroom lerarenopleidingen De TLO heeft geleid tot een extra instroom van zo’n 600 studenten per jaar: deze groep gebruikers zou naar eigen zeggen zonder de financiële tegemoetkoming niet voor een lerarenopleiding als tweede studie hebben gekozen. Deze groep bestaat vooral uit mensen die tijdens hun studie een jaarinkomen van minder dan € 25.000 hadden. Het merendeel van de TLO-gebruikers zou echter ook zonder de regeling alsnog dezelfde keuze hebben gemaakt. 3. Studierendement TLO blijkt zeer effectief te zijn als het gaat om studierendement. TLO-gebruikers halen significant vaker hun diploma voor de lerarenopleiding dan de niet-gebruikers. Dit effect is nog sterker voor degenen die een eerstegraads lerarenopleiding hebben gevolgd dan degenen die pabo of een tweedegraads lerarenopleiding hebben gedaan. Uit het onderhavige onderzoek is hier geen verklaring voor gevonden. Het zou zo kunnen zijn dat gebruikers (die tijdens hun opleiding vaker werkzaam zijn in het onderwijs) door het uitzicht op een vaste of betere baan meer gemotiveerd zijn om hun diploma te halen dan de niet-gebruikers (die minder vaak tijdens hun opleiding werkzaam zijn in het onderwijs). 4. Studiesnelheid De TLO-gebruikers die hun diploma halen, doen dat tevens significant sneller dan de nietgebruikers. De TLO-gebruikers die hun diploma niet halen, doen echter langer over de lerarenopleiding dan de niet-gebruikers die hun diploma niet halen. Degenen die gebruik maken van de regeling zijn blijkbaar dermate gemotiveerd dat ze toch blijven proberen hun diploma te halen, ondanks het feit dat ze na twee jaar geen vergoeding meer krijgen. Door hiermee in de studiebegeleiding en wellicht al bij de intake rekening te houden, is wellicht te voorkomen dat sommige studenten tevergeefs blijven proberen hun studie af te ronden. 5. Arbeidsmarktrendement Ook in termen van arbeidsmarktrendement is de TLO effectief: degenen die van deze regeling gebruik hebben gemaakt, zijn na hun lerarenopleiding significant vaker in het onderwijs gaan werken dan degenen die daar geen gebruik van hebben gemaakt. Daarnaast komen degenen die een eerstegraads lerarenopleiding hebben gevolgd komen vaker in het onderwijs te werken dan degenen met een pabo- of tweedegraads diploma. Resumerend blijkt de TLO effectief te zijn op drie van de vijf indicatoren, namelijk studiesucces in termen van het behalen van een diploma, in termen van snelheid en in termen van de toeleiding naar een baan in het onderwijs. De extra instroom van studenten in de lerarenopleidingen is niet met zekerheid vast te stellen. De TLO genereert weliswaar extra instroom (geschat op ongeveer 600), maar de bekendheid van de regeling is vrij laag. Daarmee is het bereik van de TLO onder afgestudeerden in het hoger onderwijs suboptimaal. Aanbevelingen ter versterking van de effectiviteit Op basis van de onderzoeksresultaten kunnen de volgende aanbevelingen worden gedaan om de effectiviteit van de regeling te versterken.
6
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Gerichte versterking bekendheid regeling Het doelbereik van de TLO zou versterkt kunnen worden door de bekendheid gericht te versterken via de lerarenopleidingen en DUO. Zodra iemand met een diploma in het hoger onderwijs bij deze instanties informeert naar de mogelijkheden om een lerarenopleiding als tweede studie te volgen, zou informatie verstrekt moeten worden over de TLO. Getuige de geringe bekendheid van de regeling lijkt dat nu niet altijd het geval. Ook de studiebegeleiders in het hoger onderwijs zouden geïnformeerd moeten zijn over de TLO, zodat zij op hun beurt geïnteresseerde studenten kunnen informeren. Versterking intake en begeleiding tijdens lerarenopleiding Tijdens de intake zou niet alleen de motivatie meegewogen moeten worden, maar ook of de persoon in kwestie geschikt is voor het leraarschap. De TLO-gebruikers zijn bovengemiddeld gemotiveerd om in het onderwijs te werken. Het rendement is echter suboptimaal omdat niet iedereen over de juiste competenties beschikt en daarom geen diploma haalt. De studiebegeleider heeft juist bij deze groep een grote rol in het vergroten van de slaagkans door tijdens de opleiding vinger aan de pols te houden. Verhoging inkomensgrens en handhaven partnertoets Door de inkomensgrens voor de TLO te verhogen en de partnertoets daarbij te handhaven, komt de TLO vaker terecht bij degenen voor wie de studiekosten een serieuze drempel vormen. Oftewel, degene die sterk gemotiveerd is om leraar te worden (en over de benodigde competenties beschikt), maar die zonder de tegemoetkoming onvoldoende financiële middelen heeft om een tweede opleiding te gaan doen. Daarmee wordt weliswaar de drempel verhoogd, maar door de bekendheid van de regeling te vergroten, wordt tevens het bereik vergroot en daarmee zou de facto het aantal gebruikers zelfs kunnen oplopen. Zoals gezegd geven personen met een eigen inkomen lager dan 25.00 euro per jaar vaker aan de lerarenopleiding zonder TLO niet te hebben gekozen dan personen met een inkomen hoger dan 25.000 euro per jaar. Door de drie maatregelen in combinatie in te voeren, komt de TLO vaker terecht bij degenen die de regeling beoogt te ondersteunen om leraar te worden.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
7
1
Inleiding
1.1
Aanleiding De regeling Tegemoetkoming Lerarenopleiding (TLO) is in augustus 2001 ingevoerd om mensen met een diploma in het hoger onderwijs maar zonder recht op studiefinanciering te stimuleren een lerarenopleiding als tweede studie te volgen en zo de instroom van leraren in het onderwijs te vergroten. Het gaat daarbij zowel om eerstegraads als tweedegraads lerarenopleidingen als de pabo-opleiding. De regeling voorziet in een financiële tegemoetkoming. Hiermee zouden de financiële belemmeringen die deelname aan de lerarenopleidingen kunnen verhinderen (deels) moeten worden weggenomen. De regeling is onderdeel van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS). In 2003 en 2008 is het effect van de regeling onderzocht. Uit de evaluatie van 2008 blijkt dat de regeling voorziet in een behoefte en een stimulerend effect heeft op a) de instroom in de lerarenopleidingen en b) de snelheid waarmee de opleiding wordt afgerond. Naar aanleiding van de laatste evaluatie is besloten het inkomen van de eventuele partner vanaf het schooljaar 2010-2011 te laten meewegen bij het bepalen van de hoogte van de toelage. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) wil graag inzicht in de effectiviteit en 1
doelmatigheid van de regeling TLO in de periode van augustus 2007 tot augustus 2011 en aanbevelingen om waar mogelijk op beide vlakken verbeteringen door te voeren in de regeling. Het ministerie van OCW heeft Ecorys verzocht een evaluatie uit te voeren.
1.2
Doel en onderzoeksvragen
1.2.1 Doel Doel van het onderzoek is om inzicht te verschaffen in de effectiviteit en de doelmatigheid van de regeling TLO, zoals uitgevoerd van augustus 2007 tot en met augustus 2011. Effectiviteit is opgevat als de mate waarin de regeling bijdraagt aan het vergroten van het toekomstige aanbod van leraren. Doelmatigheid betreft de inzet van middelen versus doelrealisatie. Het onderzoek is bedoeld om houvast op te leveren, op grond waarvan het ministerie kan beslissen over de continuering van de regeling dan wel over (eventuele) aanpassingen om de regeling effectiever c.q. doelmatiger te maken. Daarvoor dient ook inzichtelijk gemaakt te worden in welke mate en waarom de effectiviteit en doelmatigheid eventueel niet optimaal is.
1.2.2 Onderzoeksvragen De onderzoeksvragen van deze evaluatie worden onderstaand weergegeven: 1. Gebruikers TLO: a. Hoeveel mensen volgen jaarlijks een lerarenopleiding? Welk deel daarvan heeft geen recht op studiefinanciering? Welk deel maakt jaarlijks gebruik van de regeling TLO?
1
Het ministerie heeft Ecorys in 2011 gevraagd het onderzoek te starten, daarom is ervoor gekozen om de periode van augustus 2007 tot augustus 2011 mee te nemen. Door vertragingen in de aanlevering van data zijn de enquêtes pas in 2013 uitgezet. Wel is vastgehouden aan de initieel vastgestelde periode voor het onderzoek.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
9
b. Hoeveel aanvragen voor de TLO worden er jaarlijks gedaan, hoeveel worden afgewezen, en met welke reden? Hoe vaak speelt de partnertoets daarin een rol? Zoeken afgewezenen naar alternatieven voor tegemoetkoming in de kosten (bijv. regeling voor zij-instromers)? c. Verschillen TLO-gerechtigden van andere studenten aan lerarenopleidingen? (o.a. leeftijd, geslacht, type opleiding, samenlevingsvorm, voltijd/deeltijd en student/zijinstromer/contractant)? d. Zijn de TLO-gebruikers tussen augustus 2007 en augustus 2011 veranderd gelet op deze kenmerken? Zijn er specifieke veranderingen zichtbaar in de TLO-gebruikers als gevolg van het de partnertoets (augustus 2010)? 2. Bekendheid TLO en oordeel van gebruikers: a. Zijn potentiële studenten van lerarenopleidingen bekend met de regeling? Zijn er potentiële gebruikers die de regeling niet kennen, maar met die regeling wel gemotiveerd zouden zijn om te starten met een lerarenopleiding? b. Hoe beoordelen potentiële, huidige en voormalige gebruikers: •
de hoogte van de toelage;
•
de duur van de toelage (24 maanden);
•
de hoogte van de inkomensgrens;
•
het feit dat het partnerinkomen meeweegt in de toelage?
c. Zijn er zaken die volgens hen zouden moeten veranderen? 3. Effectiviteit en doelmatigheid: a. Leidt de regeling tot extra studenten, die zonder de toelage niet aan de lerarenopleiding waren begonnen (kwantitatieve inschatting)? b. In hoeverre is de regeling volgens potentiële, huidige en voormalige studenten aan lerarenopleidingen bepalend (geweest) voor hun beslissing om een lerarenopleiding te gaan volgen (kwalitatieve inschatting)? c. Is gebrek aan financiële middelen een belemmering om te beginnen aan een lerarenopleiding? d. Zijn er andere regelingen (bijvoorbeeld voor zij-instromers) die het effect van de TLO beïnvloeden? e. Verschillen TLO-gebruikers in studietempo, studiesucces en wel of geen baan in het onderwijs, van andere studenten aan lerarenopleidingen die geen recht hebben op de regeling? In hoeverre vinden de beide groepen de regeling van invloed op deze zaken? Zijn er nog verschillen tussen de groep die een volledige toelage kregen en de groep die deze 2
met een ‘korting’ van 30% kreeg ? f.
Wat is te zeggen over het doelbereik van de regeling in verhouding tot de kosten (doelmatigheid)? Draagt de middeleninzet (de regeling) volledig en optimaal bij aan de realisatie van het beoogde doel, te weten een groter aanbod van studenten die met een diploma de onderwijsarbeidsmarkt instromen? Of leidt een alternatieve aanwending van middelen tot dezelfde of mogelijk betere doelrealisatie?
1.3
Methodologie Om de bovenstaande onderzoeksvragen te beantwoorden, heeft Ecorys verschillende onderzoeksmethodes gebruikt: 1. Analyse populatiebestanden van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over: 2
10
Gebruikers van de TLO krijgen een korting op de omvang van de tegemoetkoming als zij een gezamenlijk inkomen van meer dan € 34.425 hebben. Op elke euro boven deze inkomensgrens wordt 30% gekort. Vanaf een gezamenlijk inkomen van € 38.562 heeft men geen recht op de TLO. In het volgende hoofdstuk wordt hier verder op in gegaan.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
a. Huidige en voormalige gebruikers van de TLO tussen augustus 2007 en augustus 2011; b. Aanvragers van de TLO tussen augustus 2007 en augustus 2011 die geen toekenning hebben gehad; c. Mensen die tussen augustus 2007 en augustus 2011 een lerarenopleiding hebben gevolgd zonder studiefinanciering en zonder TLO; d. Potentiële gebruikers van de TLO: studenten die een opleiding volgen in 2012 waarvan bekend is dat een groot deel van de studenten als vervolgopleiding een lerarenopleiding gaat doen. 2. Analyses enquêtes onder: a. 395 (oud-) studenten van een lerarenopleiding die gebruik hebben gemaakt van de TLO; b. 307 (oud-) studenten van een lerarenopleiding die geen gebruik hebben gemaakt van de TLO (en geen aanvraag hebben ingediend); c. 233 potentiële studenten van lerarenopleidingen: vierdejaars studenten die een opleiding volgen waarvan de kans groot is dat zij een lerarenopleiding als vervolgopleiding gaan doen. In het onderzoek zijn drie onderzoeksgroepen onderscheiden: gebruikers van de TLO, nietgebruikers van de regeling en potentiële gebruikers van de regeling. Hierbij dient de onderzoeksgroep niet-gebruikers voornamelijk als een spiegelgroep ten opzichte van gebruikers en geven de potentiële gebruikers ons voornamelijk inzicht in de bekendheid van de regeling en de mate waarin een regeling zoals de TLO hen (meer) motiveert om een lerarenopleiding als vervolgopleiding te gaan volgen. De representativiteit van de resultaten is gemeten per respondentgroep. Bij de potentiële gebruikers is gekeken naar de variabelen: herkomststudies, leeftijd, geslacht. En voor gebruikers en niet-gebruikers is de representativiteit gemeten naar leeftijd en geslacht. De responsgroep is representatief voor alle potentiële gebruikers. Na de analyse bleken de responderende gebruikers van de TLO significant van de populatie te verschillen op basis van geslacht en de responderende niet-gebruikers op basis van leeftijd. De respons van de gebruikers bevat een oververtegenwoordiging mannen en de respons van de niet-gebruikers van de TLO kent een oververtegenwoordiging van respondenten ouder dan 45 en een ondervertegenwoordiging van respondenten tussen de 25 en 34 jaar. Voor beide variabelen zijn de resultaten gewogen zodat de uitkomsten van het onderzoek representatief zijn voor de populatie. Een uitgebreide omschrijving van de onderzoeksmethodiek wordt in Bijlage I gepresenteerd. In deze bijlage worden ook de achtergrondkenmerken van de respondenten van de drie enquêtes beschreven.
1.4
Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op de achtergrond van de regeling en de veranderingen die in de tijd zijn doorgevoerd. In Hoofdstuk 3 tot en met Hoofdstuk 5 komen de resultaten van het onderzoek aan bod, we volgen bij de beschrijving hier zoveel mogelijk de volgorde van de onderzoeksvragen. Hoofdstuk 3 beschrijft het gebruik en de bekendheid van de regeling TLO en van andere regelingen met betrekking tot de onderwijsarbeidsmarkt. Daarnaast gaan we in dit hoofdstuk in op de motivatie van studenten om een lerarenopleiding te volgen. Hoofdstuk 4 gaat in op de effectiviteit en doelmatigheid van de regeling TLO. In het vijfde hoofdstuk staat het oordeel over en de tevredenheid met regeling beschreven. In Hoofdstuk 6, tot slot, staan de conclusies en aanbevelingen. De onderzoeksverantwoording is opgenomen in Bijlage I en Bijlage II bevat overige tabellen.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
11
2
Achtergrond
2.1
Totstandkoming TLO De Tegemoetkoming Lerarenopleiding (TLO) is opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) van 26 april 2001. Deze regeling is erop gericht studenten aan lerarenopleidingen die geen recht (meer) hebben op studiefinanciering financieel tegemoet te komen en zo de instroom in de lerarenopleidingen te stimuleren. De TLO is een gift, onafhankelijk van het al dan niet behalen van het diploma. De TLO regeling is ontworpen als opvolger voor de tegemoetkomingsregeling die was opgenomen in de WTOS18+ en vanaf 1996 reeds voorzag in een tegemoetkoming voor volwassenen die zonder studiefinanciering een lerarenopleiding volgden. De regeling onder WTOS18+ was voornamelijk bedoeld om de instroom in tekortvakken te bevorderen. Uit een brief aan de Tweede 3
Kamer blijkt dat in de TLO bewust geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen wel of geen tekortvak, vanwege de (toenmalige) algehele krapte op de onderwijsarbeidsmarkt. De TLO verschilt van de voorganger onder de WTOS18+ op de volgende punten: •
In de TLO zijn zowel de inkomensgrens als de tegemoetkoming verhoogd. Dit omdat deze normen in de WTOS18+ de doelgroep onvoldoende bereikte. De huidige tegemoetkoming bestaat uit een bijdrage in het collegegeld van maximaal € 567,23 en een bijdrage voor schoolkosten van maximaal € 639,84. Deze bedragen gelden per studiejaar;
•
De bijdrage vanuit de TLO is voor alle lerarenopleidingen even hoog, terwijl de tegemoetkoming vanuit WTOS18+ voor de zogenoemde tekortvakken hoger lag dan voor de overige vakken;
•
De TLO heeft zij-instromers toegevoegd als doelgroep;
•
Het gebruik van de TLO is gemaximeerd; er kan nu maximaal 24 maanden gebruik worden gemaakt van de regeling binnen een periode van 48 maanden.
2.2
Partnertoets Bij de oorspronkelijke formulering van de TLO was het de bedoeling dat het inkomen van de partner van de student mee zou spelen in de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. Hier is van afgezien nog voordat de nieuwe regeling in gang was gezet. Echter, op 23 juni 2005 is de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (AWIR) ingevoerd. Deze wet bepaalt dat er bij inkomensafhankelijke regelingen moet worden uitgegaan van het gezinsinkomen. Voor de TLO is vervolgens een tijdelijke beleidsmaatregel ingevoerd die het partnerinkomen buiten beschouwing liet. Vanaf 2008 was het als gevolg van de AWIR niet meer mogelijk om een uitzondering bij de beleidsregel te maken. Vanaf 1 augustus 2010 wordt het inkomen van de partner dan ook meegenomen in het bepalen van het recht op en hoogte van de bijdrage vanuit de TLO. Om voor de maximale TLO over 2011-2012 in aanmerking te komen, dient het gezamenlijke inkomen in peiljaar 2009 lager dan € 34.425 te zijn. Op elke euro boven deze inkomensgrens wordt 30 procent gekort. Dit betekent dat vanaf een gezamenlijke inkomen van € 38.562 het bedrag op € 0 uitkomt (zie Figuur 2.1). De inkomensbandbreedte waarin de aanvrager wel in aanmerking komt voor de TLO maar met 30% korting bedraagt daarmee € 4.137 (voor 2011-2012).
3
Ministerie van OCW, brief Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleiding aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, d.d. 19 december 2003.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
13
Figuur 2.1 Hoogte van tegemoetkoming leraren als functie van het gezamenlijke inkomen (2011-2012)
€ 1.400 € 1.200
Toelage
€ 1.000 € 800 € 600 € 400 € 200 €0 € 30.288
2.3
€ 34.425 € 38.562 Gezamenlijke inkomen
€ 42.700
Doel TLO en alternatieve regelingen De regeling TLO beoogt de instroom in de lerarenopleidingen (pabo, tweedegraads en eerstegraads) te vergroten door de financiële drempels te verminderen. De regeling is vooral bedoeld voor instromers die de opleiding in twee jaar kunnen afronden omdat zij al een (hogere) opleiding hebben genoten. Anders dan voorheen kunnen ook zij-instromers gebruik maken van de TLO, mits zij voldoen aan de voorwaarden: De aanvrager moet voldoen aan de inkomenstoets en moet daarnaast de Nederlandse nationaliteit hebben, ook moet de opleiding gevolgd worden aan een door het ministerie van OCW bekostigde, erkende of aangewezen instelling. Een andere beleidsmaatregel die de overstap naar het leraarschap buiten de reguliere opleidingsroute (en daarmee studiefinanciering) stimuleert is de mogelijkheid een extra jaar prestatiebeurs aan te vragen voor een tweede- of eerstegraads lerarenopleiding. Daarnaast is het mogelijk om, voor alle opleidingen, de opleidingskosten op te voeren als aftrekpost in de belastingaangifte. Ook is het mogelijk om als zij-instromer een opleidingstraject te volgen. Zij-instromers kunnen echter tevens aanspraak maken op een tegemoetkoming vanuit de TLO. De bovengenoemde alternatieven worden hieronder nader besproken. Extra jaar prestatiebeurs Indien iemand na de afronding van een opleiding in het hoger onderwijs alsnog een lerarenopleiding wil volgen, komt hij/zij in aanmerking voor een extra jaar prestatiebeurs. Een extra jaar prestatiebeurs is financieel aantrekkelijker dan een bijdrage vanuit de TLO. Bovendien wordt geen TLO toegekend indien de aanvrager recht heeft op studiefinanciering.
14
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Tabel 2.1 Rechten op extra prestatiebeurs voor het volgen van een lerarenopleiding Lerarenopleiding
Je vooropleiding
Extra prestatiebeurs
hbo- of wo-bachelor
een jaar extra
Eerstegraads leraar (hbo-master)
hbo-bachelor
een jaar extra
Eerstegraads leraar (wo-master)
kopopleiding hbo
een of twee jaar extra
Eerstegraads leraar (wo-master)
wo-master
een jaar extra **
Kopopleiding tweedegraads leraar (hbo bachelor)*
*De kopopleiding tweedegraads leraar kan alleen gevolgd worden na een inhoudelijk verwante bachelor (hbo of wo). **Om voor het extra jaar prestatiebeurs in aanmerking te komen mag de voorafgaande wo-master geen lerarenopleiding zijn. Het recht op prestatiebeurs zoals dat in de tabel wordt vermeld is ‘stapelbaar’.Bron: DUO-IBG.
Mensen die recht hebben op studiefinanciering, komen niet in aanmerking voor de TLO. Dit betreft echter alleen een eerste- of tweedegraads lerarenopleiding en niet de PABO. Degenen die een PABO-opleiding volgen zonder studiefinanciering kunnen wel een bijdrage vanuit de TLO aanvragen. Belastingaftrek Studiekosten of andere scholingsuitgaven zijn fiscaal aftrekbaar, indien deze kosten meer dan €500,- bedragen. Alles boven dit bedrag is fiscaal aftrekbaar. De precieze regels verschillen per 4
situatie. Het maximale bedrag dat kan worden afgetrokken bedraagt € 15.000. Het financiële voordeel dat hiermee behaald kan worden, is afhankelijk van de schijf waarin men valt. Het hoogste belastingtarief van 52 procent geldt voor inkomens vanaf € 55.694 (in 2011). Het maximale voordeel dat daarmee behaald kan worden is € 7.800. Via de TLO kan aanspraak worden gemaakt op een maximale vergoeding van € 1.207,07. Ook als iemand niet in de hoogste belastingschijf valt, maar die eronder, is het maximale voordeel via belastingteruggave ruimschoots hoger dan de maximale vergoeding uit de TLO, namelijk € 6.300. Zij-instroom regeling De subsidie zij-instroom is een subsidieregeling van het ministerie van OCW en heeft ten doel om schoolbesturen te ondersteunen bij het aanstellen van zij-instromers en tevens te stimuleren om zij5
instromers een kans te bieden. De subsidie bedraagt maximaal €19.000 per zij-instromer. Er moet hiervoor wel aan een aantal voorwaarden voldaan worden: •
De instelling dient door het ministerie van OCW of het ministerie van Economische Zaken (voorheen het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) te worden bekostigd;
•
De betreffende zij-instromer heeft nog geen onderwijsbevoegdheid;
•
De zij-instromer heeft tijdens het zij-instroomtraject een aanstelling als onbevoegd docent;
•
De zij-instromer staat als zodanig ingeschreven bij een onderwijsinstelling (geldt alleen voor het voortgezet onderwijs).
De subsidie komt ten goede aan de school die een zij-instromer aanneemt. De zij-instromer zelf kan voor de kosten die hij/zij zelf maakt voor de opleiding een beroep doen op de TLO.
4
5
http://download.belastingdienst.nl/belastingdienst/docs/aftrek_studiekosten_of_andere_scholingsuitgaven_2011 _ib2751t12fd.pdf. http://www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/subsidies/2010/regeling-zij-instroom-2011/.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
15
3
Gebruik van de TLO (en andere regelingen) en motivatie voor het volgen van een lerarenopleiding
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt de omvang van de groep studenten die gebruik maken van de TLO alsook de kenmerken van deze groep gepresenteerd. Daarnaast worden gebruikers van de TLO vergeleken met niet-gebruikers van de regeling en wordt gekeken naar het gebruik van andere regelingen die dienen ter stimulering van de onderwijsarbeidsmarkt. In dit hoofdstuk wordt ook beschreven in hoeverre potentiële gebruikers overwegen na hun huidige opleiding nog een lerarenopleiding te volgen en de invloed van de TLO op deze overweging.
3.2
Gebruik van de TLO Tussen 2007 en 2012 stonden volgens de bestanden van DUO 139.776 studenten ingeschreven 6
aan een lerarenopleiding. Daarvan deden 18.752 (13%) dat met gebruikmaking van de TLO; 2.549 studenten hebben in die periode wel TLO aangevraagd maar niet toegekend gekregen. TLOgebruikers zijn vaker vrouw (71% tov. 69%), volgen relatief vaak een tweedegraads lerarenopleiding (46%) en zijn iets ouder (gemiddeld 35,5 jaar) dan degenen die geen TLO hebben aangevraagd (of wel aangevraagd maar niet gekregen). Van de groep TLO-gebruikers volgen vrouwen doorgaans een pabo-opleiding en mannen een tweedegraads lerarenopleiding. Figuur 3.1 Soort lerarenopleiding naar geslacht Vrouw (n=12.253)
Man (n=4.858)
9%
13% 25%
51% 40%
62%
pabo
2e graads
1e graads
*Significant bij α= 0.00.
6
Eerst zijn alle inschrijvingen op een lerarenopleiding tussen augustus 2007 en augustus 2012 geselecteerd. Vervolgens zijn de personen ‘ontdubbeld’ aangezien een deel meerdere lerarenopleidingen hebben gevolgd in deze periode. Voor de beschrijving van de studenten/afgestudeerden aan een lerarenopleiding is steeds de meest recente opleiding meegenomen.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
17
3.3
Bekendheid met TLO en andere regelingen Van de potentiële gebruikers was slechts 22 procent voorafgaand aan de vragenlijst op de hoogte van het bestaan van de regeling (zie Bijlage II, Tabel B.II.6). Het onderzoek wijst uit dat de nietgebruikers significant vaker op de hoogte zijn van de TLO dan de potentieel gebruikers. Van de niet-gebruikers kende 51 procent de regeling. De niet-gebruikers is gevraagd waarom zij geen gebruik hebben gemaakt van de regeling. De belangrijkste reden blijkt onbekendheid met de regeling (48%). In een kwart van de gevallen geeft de niet-gebruiker (ook) aan gebruik te maken van een andere regeling. De antwoordcategorie ‘anders, namelijk’ bevat voornamelijk voorbeelden van andere regelingen waarvan zij gebruik maken. Tabel 3.1 Waarom heeft u nooit een aanvraag gedaan voor de regeling TLO? Meerdere antwoorden mogelijk (n=288) Niet-gebruiker Ik heb wel een aanvraag gedaan, maar deze is niet toegewezen.
6%
Ik dacht niet dat ik in aanmerking zou komen.
15%
Ik heb geen tegemoetkoming nodig.
4%
Ik maak gebruik van een andere regeling.
24%
Ik was niet bekend met de regeling.
48%
Ik had nog recht op studiefinanciering
7%
Anders, namelijk:
10%
De niet-gebruikers en potentieel gebruikers die voorafgaand aan de vragenlijst de regeling TLO kenden, zijn naar aan aantal kenmerken van de regeling gevraagd. Van de niet-gebruikers blijkt ruim de helft op de hoogte van het feit dat de regeling alleen bestemd is voor studenten die geen recht meer op studiefinanciering hebben. Van de potentieel gebruikers wist een derde dit.
18
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Figuur 3.2 Was het u voordat u deze vragenlijst kreeg bekend dat de TLO alleen bestemd is voor studenten die geen recht (meer) hebben op studiefinanciering (n=199)?
Niet-gebruiker
Potentieel gebruiker
14%
0%
20%
40%
60%
Volledig onbekend
Nauwelijks bekend
Bekend
Volledig bekend
10%
32%
25%
17%
11%
22%
24%
20%
25%
Totaal
40%
26%
15%
8%
10%
80%
100%
Enigszins bekend
*Significant bij α= 0.05.
Dat de toekenning van de regeling mede afhankelijk is van het inkomen van de partner, is bij minder respondenten bekend. Van beide responsgroepen, niet- en potentieel gebruikers, wist bijna de helft dit niet. Figuur 3.3 Was het u voordat u deze vragenlijst kreeg bekend dat de TLO afhankelijk is van de hoogte van uw inkomen en van het inkomen van uw eventuele partner (n=197)?
Niet-gebruiker
Potentieel gebruiker
19%
47%
0%
20%
40%
Volledig onbekend
Nauwelijks bekend
Bekend
Volledig bekend
60%
17%
11%
14%
27%
49%
Totaal
10%
16%
46%
11%
14%
10%
80%
100%
Enigszins bekend
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
19
3.3.1 Andere regelingen Om te kunnen beoordelen in hoeverre de bekendheid met de TLO verschilt met de bekendheid met andere regelingen zijn alle niet-gebruikers van de TLO gevraagd van welke regelingen zij op de hoogte zijn en van welke regelingen zij gebruik hebben gemaakt. Vooral met de fiscale aftrekbaarheid van de studiekosten zijn respondenten bekend, 35 procent van degenen die geen TLO ontvangen, geeft dit aan. De meerderheid (58%) echter kent helemaal geen van de vermelde regelingen (zie Bijlage II, Figuur B.II.1). Figuur 3.4 Van welke (andere) regeling(en) maakt/maakte u gebruik (n=122)?
1%
39% 48%
18%
Regeling Zij-instroom
Fiscale aftrekbaarheid studiekosten
Andere regeling, namelijk:
Geen van bovenstaande
*Hij-instroom=0.
De respondenten die aan hebben gegeven een andere regeling te kennen, zijn gevraagd of ze ook gebruik maken van andere regelingen. In Figuur 3.4 is de verdeling van die antwoorden weergegeven. Bijna de helft van deze selectie respondenten maakt gebruik van het fiscale voordeel om de studiekosten van de belasting af te trekken. Bijna 20 procent van de respondenten heeft andere regelingen genoemd dan in de vragenlijst stonden vermeld, de belangrijkste zijn: •
DuizendMAX-2007 declaratie ;
•
Individuele studiekostenvergoeding via werkgever (Cao hoger onderwijs: per jaar ca. 350,-);
7
•
Eerst de klas;
•
Lerarenbeurs.
Slechts bij een procent van de niet-gebruikers heeft de school waar ze werkten een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor de regeling zij-instroom en daarmee ondersteund te worden bij het aanstellen van zij-instromers (zie Bijlage II, Tabel B.II.7).
7
20
Met de DuizendMAX kunnen gemeenteambtenaren maximaal 1000 euro subsidie krijgen voor een cursus of opleiding die hun inzetbaarheid verbreedt en arbeidsmarktpositie versterkt. De DuizendMAX is een subsidieregeling van het A+O fonds Gemeenten.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Ook de gebruikers van de TLO zijn gevraagd naar regelingen die zij buiten de TLO kennen en naar regelingen waarvan ze gebruik maken. De gebruikers van de TLO zijn, net zoals de niet-gebruikers, het meest bekend met de fiscale aftrekbaarheid van studiekosten, 65 procent noemt deze mogelijkheid (zie Bijlage II, Figuur B.). Een kwart van de gebruikers kent ook de zijinstroomregeling. Bijna 30 procent van de TLO-gebruikers kent geen andere regelingen. Figuur 3.5 Van welke van de bovenstaande regelingen heeft u tevens gebruik gemaakt? Meerdere antwoorden mogelijk (n=270)
6%
26%
3%
69%
Regeling Zij-instroom
Fiscale aftrekbaarheid studiekosten
Andere regeling
Geen van bovenstaande regelingen gebruikt
*Hij instroom =0.
Aan degenen die behalve de TLO bekend waren met andere regelingen is gevraagd of ze van deze andere regelingen gebruik hebben gemaakt. Ook bij de gebruikers wordt het meest gebruik gemaakt van het fiscale voordeel wat betreft de studiekosten (69%). Een kwart van de respondenten maakt afgezien van de TLO geen gebruik van andere regelingen. Net zoals de niet-gebruikers is bij de gebruikers op slechts één procent van de scholen een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor de regeling zij-instroom (Bijlage II, Tabel B.II.8).
3.4
Motivatie lerarenopleiding
3.4.1 Motivatie gebruikers en niet-gebruikers Om te achterhalen of er een verschil is in motivatie tussen gebruikers en niet-gebruikers van de TLO is beide responsgroepen een groot aantal motieven voorgelegd met de vraag in hoeverre die van invloed zijn geweest op hun keuze voor de lerarenopleiding. De motieven lopen uiteen van het “Leren werken met jonge kinderen” tot “Interesse in de vakken” en “Veel afwisseling in het lerarenberoep”. De resultaten van alle stellingen zijn opgenomen in Bijlage II, Tabel B.II.2.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
21
De meeste motieven hebben voor de gebruikers en de niet-gebruikers even zwaar meegeteld bij de keuze voor de opleiding tot leraar. Belangrijk bij de keuze voor de lerarenopleiding is bijvoorbeeld het leren overbrengen van kennis en het als leraar leveren van een maatschappelijke bijdrage. De kans op een goed salaris, de lage toelatingseisen en de hoeveelheid vrije tijd zijn het minst van invloed geweest op de keuze voor de opleiding. Opvallend is ook dat bij een tweede studie de invloed van familie en vrienden minder groot is. Ander onderzoek, veelal naar de eerste opleiding, wijst juist uit dat familie en vrienden die in het onderwijs werken van grote invloed zijn op iemands 8
keuze voor de lerarenopleiding . Bij 9 van de 22 motieven zijn er wel significante verschillen tussen de gebruikers en niet-gebruikers gevonden. Zo heeft bij gebruikers zelfontplooiing, de mogelijkheid tot deeltijdwerk, kansen op werk na het afstuderen en het lesgeven tijdens de stages vaker de doorslag gegeven om voor de lerarenopleiding te kiezen dan bij niet-gebruikers. Niet-gebruikers daarentegen hechten meer waarde aan de afwisseling in het lerarenberoep, zijn vaker dan gebruikers geïnspireerd door een bepaalde leraar, hadden altijd al leraar willen worden en vinden het belangrijk om na het afstuderen verschillende richtingen op de arbeidsmarkt op te kunnen.
3.4.2 Potentiële gebruikers Van alle potentiële gebruikers geeft ruim 20 procent aan na het afronden van de huidige opleiding geen tweede opleiding te willen doen. In 33 procent van de gevallen geven de potentiële gebruikers aan een lerarenopleiding te overwegen (zie Tabel 3.2). Twee vijfde van de potentieel gebruikers verwacht met een andere opleiding te starten dan de lerarenopleiding. Tabel 3.2 Overweegt u, na het afronden van uw huidige opleiding, een tweede opleiding te beginnen? Meerdere antwoorden mogelijk (n=181) Potentieel gebruiker Ja, namelijk een lerarenopleiding (PABO, tweede- of eerstegraads)
33%
Ja, maar een andere opleiding dan een lerarenopleiding
40%
Weet niet
42%
Nee, ik wil na het afronden van mijn huidige opleiding geen tweede opleiding meer doen
20%
De lerarenopleiding blijkt voor veel personen uit de doelgroep ‘potentiële TLO-gebruikers’ een reële optie te zijn, als tweede studie. Ruim een kwart van de potentiële gebruikers heeft zeer sterk overwogen om een lerarenopleiding te doen, 41 procent heeft dit een beetje overwogen. Iets meer dan een kwart van de potentiële gebruikers heeft nooit overwogen een lerarenopleiding te doen (zie Bijlage II, Tabel B.II.3). Een tegemoetkoming zoals de TLO kan de belemmering om een lerarenopleiding als tweede studie te doen, (enigszins) wegnemen. Dit blijkt uit een vergelijking tussen het aantal potentiële studenten die initieel overwegen een lerarenopleiding als tweede studie te doen ten opzichte van het aantal studenten die dat overwegen als zij een tegemoetkoming in studiekosten ontvangen. Er zijn namelijk meer studenten die aangeven een lerarenopleiding als tweede studie te overwegen als zij een tegemoetkoming in de studiekosten ontvangen. Waar een kwart van de studenten aangeeft na
8
22
Aa, R. van der, S.M.J. van de Vlasakker, K. Kans. Herkomst potentiële doelgroepen voor de opleiding Uiterlijke Verzorging. Rotterdam: Ecorys, 2010.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
het afronden van de huidige opleiding een lerarenopleiding te overwegen, geeft de helft aan een lerarenopleiding (waarschijnlijk) als tweede studie te overwegen als zij een tegemoetkoming in studiekosten ontvangen (18% zeker wel; 32% waarschijnlijk wel). De rest van de potentiële gebruikers (42%) zou zelfs met tegemoetkoming geen lerarenopleiding overwegen als tweede studie. Tabel 3.3 De regeling Tegemoetkoming Leraren Opleiding (TLO) biedt een tegemoetkoming in de studiekosten voor studenten in de lerarenopleiding die geen recht meer hebben op studiefinanciering. Stel dat u een tegemoetkoming in de studiekosten zou kunnen krijgen, zou u dan wel een lerarenopleiding als tweede studie overwegen (n=232)? Potentieel gebruiker Zeker niet
10%
Waarschijnlijk niet
32%
Waarschijnlijk wel
32%
Zeker wel
18%
Ik denk niet dat ik in aanmerking kom voor de TLO
8%
Totaal
100%
De potentiële gebruikers die (een beetje) hebben overwogen om een lerarenopleiding als tweede opleiding te gaan doen, is gevraagd welke lerarenopleiding zij overwegen. Daarbij konden ze meerdere antwoorden geven. Bijna de helft overweegt een lerarenopleiding voor het basisonderwijs, ook een lerarenopleiding voor het voortgezet onderwijs is voor bijna de helft van deze groep een optie. Een vijfde van de respondenten geeft de voorkeur aan een universitaire opleiding tot leraar (zie Bijlage II, Tabel B.II.4). De onderstaande tabel geeft een overzicht van de zaken waarop de potentiële gebruikers die (een beetje) hebben overwogen om een lerarenopleiding als tweede opleiding te gaan doen, zich hebben georiënteerd voor wat betreft het volgen van de opleiding. Opvallend is dat potentiële studenten zich voornamelijk oriënteren op de eisen van de opleiding en in mindere mate op de hoogte van het collegegeld en de hoogte van de totale opleidingskosten. Dit terwijl een aanzienlijk deel van de potentiële studenten aangeeft dat een gebrek aan financiële middelen een belemmering vormt om een lerarenopleiding als tweede studie te volgen. Tabel 3.4 In hoeverre heeft u zich georiënteerd op een lerarenopleiding, wat betreft: (n=157) Helemaal niet
Vluchtig
Redelijk
Volledig
Totaal
Eisen van de opleiding
17%
32%
30%
20%
100%
Hoogte van het collegegeld
33%
25%
22%
20%
100%
Hoogte van totale opleidingskosten
41%
30%
17%
11%
100%
In de meerderheid van de gevallen gebruiken studenten informatie via internet (72%) of informatie van vrienden, familie en bekenden (50%) om zich te oriënteren op de lerarenopleiding (zie Bijlage II, Tabel B.II.5).
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
23
4
Effectiviteit en doelmatigheid TLO
4.1
Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de financiële situatie waarin de respondenten zich bevinden en de mate waarin zij naast hun opleiding hebben gewerkt. Daarna kijken we naar het effect van de TLO op het al dan niet behalen van een diploma en op de studieduur. Tot slot vergelijken we de mate waarin de gebruikers na hun opleiding verwachten aan het werk te gaan in het onderwijs met de niet-gebruikers en de huidige arbeidsparticipatie van oud-gebruikers en niet-gebruikers van de TLO.
4.2
Financiële situatie De toekenning van de TLO heeft bij de keuze voor de opleiding tot leraar in de meeste gevallen een kleine rol of geen rol gespeeld (57%). Bij de gebruikers na 2010 heeft het al dan niet toegekend krijgen van de toelage een grotere rol gespeeld dan bij de gebruikers voor 2010. Tabel 4.1 In hoeverre is het feit dat u in aanmerking kwam/komt voor de regeling TLO van invloed geweest op uw keuze voor uw lerarenopleiding (n=383) Gebruiker voor 2010
Gebruiker na 2010
Totaal
Heeft geen rol gespeeld
42%
27%
36%
Heeft een kleine rol gespeeld
18%
26%
21%
Heeft een rol gespeeld
19%
18%
18%
Heeft een grote rol gespeeld
13%
14%
14%
Heeft een zeer grote rol gespeeld
9%
15%
11%
100%
100%
100%
Totaal *Significant bij α= 0.05.
Dat er veel gebruikers voor 2010, met de inkomenseis van nu geen tegemoetkoming hadden gekregen blijkt uit Tabel 4.2. Van alle gebruikers voor 2010 verwacht 40 procent, met de regels van nu, helemaal geen toelage te hebben gekregen als zij nu de TLO hadden aangevraagd. Ruim 20 procent verwacht in dat geval een lagere toekenning te hebben gekregen. Tabel 4.2 Stel dat er destijds ook naar het inkomen van uw partner was gekeken bij de toekenning van de toelage, zou de hoogte van uw toelage andere zijn geweest (n=131)? Gebruiker voor 2010 Ja, ik zou (waarschijnlijk) geen toelage hebben gekregen
40%
Ja, ik zou een lagere toelage hebben gekregen
22%
Nee, ik zou een even hoge toelage hebben gekregen
16%
Weet niet
22%
Totaal
100%
Degene die verwachten een lagere toelage te krijgen, is gevraagd of ze in dat geval ook voor de lerarenopleiding gekozen zouden hebben.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
25
Figuur 4.1 Stel, u was in aanmerking gekomen voor een lagere of geen toelage had u in dat geval ook gekozen voor de lerarenopleiding? Een lagere toelage (n=383).
Geen toelage (n=383). 9%
9% 3%
7%
9%
35% 39%
14%
39%
35%
Zeker wel
Waarschijnlijk wel
Waarschijnlijk niet
Zeker niet
Weet niet
Zowel bij een lagere toelage (78%) als bij helemaal geen toelage (70%) had het merendeel van de studenten er (zeker) alsnog voor gekozen deel te nemen aan de lerarenopleiding. Hieruit blijkt dat de TLO voor een omvangrijk deel van de begunstigden in beperkte mate effectief is: zij zouden ongeacht de TLO een lerarenopleiding volgen. De regeling TLO heeft in hun geval haar doel niet bereikt; namelijk het vergroten van instroom in de lerarenopleiding (pabo, eerstegraads en tweedegraads). Voor een select deel van de gebruikers van de regeling is de TLO wel effectief: zij hadden (waarschijnlijk) geen lerarenopleiding gevolgd zonder de TLO (20%). Een aantal gebruikers zou zelfs met een lagere toelage hun tweede opleiding niet zijn gaan volgen (12%). Tussen de 9
gebruikers voor en na 2010 is er een significant verschil in opleidingskeuze zonder toelage. De gebruikers na 2010 zijn minder geneigd de opleiding te gaan volgen wanneer ze helemaal geen toelage gekregen zouden hebben, 27 procent ten opzichte van 17 procent waarschijnlijk/zeker niet van de gebruikers voor 2010. Aan de hand van deze cijfers kunnen we iets zeggen over de extra instroom aan de lerarenopleidingen. Tussen 2007 en 2012 volgden 18.752 studenten een lerarenopleiding met gebruik van TLO. Van de 363 respondenten zegt twaalf procent waarschijnlijk niet te hebben gekozen voor een lerarenopleiding indien het TLO-bedrag lager zou zijn geweest. Helemaal zonder TLO zou dat ongeveer een vijfde zijn geweest. Als deze percentages worden doorgetrokken, betekent dat van de in totaal 18.752 TLO-gebruikers er 2.250 tot 3.750 minder studenten zouden zijn ingestroomd in een lerarenopleiding indien de toelage lager dan wel niet beschikbaar was geweest.
9
26
Significant bij α= 0.01.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Figuur 4.2 “Zonder de TLO zou een gebrek aan financiële middelen voor mij een belemmering hebben gevormd om aan een lerarenopleiding te beginnen” (n=385)
Gebruiker voor 2010
12%
Gebruiker na 2010
Totaal
20%
14%
8%
0%
17%
16%
18%
26%
Mee oneens
27%
41%
17%
20%
Helemaal mee oneens
25%
26%
40%
60%
Neutraal
Mee eens
32%
80%
100%
Helemaal mee eens
*Significant bij α= 0.01.
Wanneer er geen regeling zou bestaan met een tegemoetkoming zoals de TLO, zou meer dan de helft van de gebruikers in financiële zin worden belemmerd
10
om aan de lerarenopleiding te
beginnen. Na het veranderen van de voorwaarden van de regeling op het gebied van gezamenlijk inkomen wordt zou zelfs 67 procent van de gebruikers omwille van de financiën belemmerd worden om deel te nemen aan de opleiding. Als we deze vraag afzetten tegen de bestanden van DUO blijkt dat hoe hoger de tegemoetkoming is die personen ontvangen, hoe sterker ze het eens zijn met de bovengenoemde stelling dat ze zonder de TLO een financiële belemmering hebben om aan de 11
lerarenopleiding te beginnen . Aan het bestaansrecht van de regeling ligt ten grondslag dat er financiële belemmeringen zijn die deelname aan de lerarenopleidingen (als tweede studie) kunnen verhinderen, en dat de regeling deze belemmeringen (deels) kan wegnemen. Potentiële gebruikers van de regeling is gevraagd in hoeverre financiële middelen een belemmering vormen om een lerarenopleiding te gaan doen.
10
11
Op welke wijze de respondent zich belemmerd voelt en wat hiervan de consequenties zijn, maakte geen onderdeel uit van de vragenlijst. Pearson correlatie: 0.151; significantie:0.00.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
27
Figuur 4.3 Een gebrek aan financiële middelen vormt voor mij een belemmering om aan een lerarenopleiding te beginnen (n=232)
13%
27%
17%
18%
25%
Helemaal mee oneens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Helemaal mee eens
Voor meer dan de helft van de potentiële gebruikers van de TLO (52% mee eens of helemaal mee eens) is een gebrek aan financiële middelen een belemmering om aan een lerarenopleiding te beginnen. Dit duidt erop dat er behoefte bestaat aan een maatregel die deze belemmering weghaalt. Hierbij geldt dat hoe hoger het bedrag is dat zij via de TLO (hebben) ontvangen, hoe meer zij aangeven dat er een financiële belemmering is als de TLO niet meer zou bestaan. Zowel de gebruikers, niet-gebruikers als potentieel gebruikers is een aantal stellingen over de inkomensafhankelijkheid van de regeling voorgelegd. Met de stelling dat de TLO een inkomensafhankelijke regeling is die geleidelijk lager wordt naarmate iemand meer verdient, is meer dan de helft van alle respondenten het (helemaal) eens (zie Bijlage II, Tabel B.II.14).
28
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Figuur 4.4 “Ik zou het redelijk hebben gevonden, wanneer ook het inkomen van mijn partner bekeken was, bij het vaststellen van de hoogte van mijn toelage” (n=889) 12
Gebruiker
Niet-gebruiker
18%
Potentieel gebruiker
20%
22%
Totaal
21%
22%
0% Helemaal mee oneens
27%
25%
24%
Mee oneens
18%
44%
18%
20%
20%
32%
23%
32% 40% Neutraal
60% Mee eens
22% 80%
100%
Helemaal mee eens
*Significant bij α= 0.01.
Op de vraag of het redelijk is om het inkomen van de partner mee te nemen in de toekenning van de TLO, is verschillend geantwoord. Zo’n 40 procent van de niet-gebruikers en potentieel gebruikers is het hier niet mee eens. Van de gebruikers is de helft van de respondenten het hier niet mee eens. Toch is ook minimaal een vijfde van alle respondenten het wel (helemaal) eens met deze stelling en zijn veel respondenten ‘neutraal’ wat deze stelling betreft. De gebruikers van de TLO voor 2010 zijn het ook significant vaker oneens met de stelling dan 13
gebruikers na 2010 . Voor de aanpassing van de regeling had 18 procent van de gebruikers het redelijk gevonden als het inkomen van de partner meegenomen was in de toekenning. Na 2010 heeft een derde van de respondenten deze mening.
12
13
De gebruikers na 2010 is gevraagd of ze het redelijk vinden dat het inkomen van hun partner mee is genomen bij de bepaling van (de hoogte van) de toelage. Significant bij.05.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
29
Figuur 4.5 “De inkomensgrens ligt te laag (€38.562); te weinig mensen kunnen gebruik maken van de toelage” (n=869)
Gebruiker
6%
Niet-gebruiker
7%
13%
53%
Potentieel gebruiker
5%
17%
48%
Totaal
6%
17%
20%
0% Helemaal mee oneens
36%
25%
18%
40%
Mee oneens
22% 60%
Neutraal
9%
20%
45%
20%
13%
Mee eens
9%
11%
80%
100%
Helemaal mee eens
*Significant bij α= 0.01.
De laatste stelling gaat over de inkomensgrens die bij de regeling TLO in acht wordt genomen. Een groot deel van de gebruikers (tussen 27% en 38%) vindt de maximale inkomensgrens te laag. Oftwel, zij vinden dat te weinig mensen gebruik kunnen maken van de toelage. Ruim een kwart van de gebruikers is het hier niet mee eens. De niet-gebruikers en potentieel gebruikers hebben hier veelal geen mening over.
4.3
Werken naast de lerarenopleiding In hoeverre de studenten hun opleiding kunnen bekostigen, al dan niet met gebruik van de TLO, is deels af te leiden uit de mate waarin ze naast hun studie werken. Van de gebruikers geeft 12 procent aan niet te werken naast de studie, van de niet-gebruikers is dat een kwart. In Tabel 4.3 is de verdeling opgenomen van respondenten die wel werkten tijdens de studie. Tabel 4.3 Werkt/werkte u tijdens uw lerarenopleiding? Meerdere antwoorden mogelijk (n=684) Gebruiker
Niet-gebruiker
Ja, ik werk/werkte als leraar.
45%
30%
Ja, ik werk/werkte als Leraar in Opleiding (LIO).
13%
17%
Ja, ik werk/werkte als onderwijsassistent.
9%
5%
Ja, ik werk/werkte in een andere functie in het onderwijs.
7%
5%
Ja, ik werk/werkte buiten het onderwijs.
48%
59%
*Significant bij α= 0.00.
TLO-gebruikers werkten reeds tijdens de studie significant vaker in het onderwijs dan de nietgebruikers: 57 versus 37 procent. Het onderzoek geeft geen verklaringen voor dit verschil. Van de gebruikers voor 2010 werkten er significant
14
30
14
meer als leraar dan na 2010. Opmerkelijk is ook dat
Significant bij α= 0.05.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
het aantal studenten met een TLO-toelage dat niet werkte groter is na 2010 dan voor 2010 (zie Bijlage II, Tabel B.II.15). Tabel 4.4 Hoeveel uur per weer werkt/werkte u doorgaans tijdens uw lerarenopleiding (n=564)? Gebruiker
Niet-gebruiker
Totaal
Minder dan 12 uur
11%
34%
20%
12 tot 24 uur
36%
36%
36%
25 tot 31 uur
25%
10%
19%
32 tot 40 uur
25%
16%
21%
Sterk wisselend Totaal
2%
4%
3%
100%
100%
100%
*Significant bij α= 0.01.
De gebruikers van de TLO die werken naast hun studie doen dit veelal tussen de 12 en 40 uur per week, terwijl het merendeel van de niet-gebruikers tussen de 1 en 24 uur werkt. Dit zou kunnen betekenen dat de studenten die gebruik maken van de TLO ondanks de toelage nog veel moeten werken om alles te kunnen bekostigen, terwijl degenen die geen gebruik maken van de TLO hier minder moeite mee hebben. Zoals we bij de achtergrondkenmerken van de respondenten gezien hebben, zijn de gebruikers over het algemeen ouder dan de niet-gebruikers. Het zou ook kunnen zijn dat de gebruikers vaker een partner en kinderen hebben en om die reden meer moeten werken 15
om het gezin te kunnen blijven ondersteunen .
4.4
Effect TLO Om de effectiviteit van de TLO op het al dan niet behalen van het diploma en de studieduur te onderzoeken zijn multivariate regressieanalyses toegepast op de DUO-data. Er zijn twee modellen ontwikkeld: •
16
Model 1: een logistische regressieanalyse voor het verklaren van het wel of niet behalen van een diploma;
•
Model 2: lineaire regressie ter verklaring van de studieduur.
Naast de bestandsanalyse hebben we de gebruikers van de regeling in de vragenlijst gevraagd of ze het idee hebben dat ze hun opleiding sneller hebben afgerond met behulp van de TLO.
4.4.1 Effect gebruik TLO op het al dan niet behalen van een diploma (model 1) Uit het onderstaande model blijkt dat opleidingsgraad, het gebruik van de TLO, de hoeveelste lerarenopleiding, het beginjaar van de studie en de gecorrigeerde studieduur een sterk significante verklarende waarde hebben voor het al dan niet behalen van een diploma. Personen die een eerstegraads opleiding doen, behalen vaker een diploma dan personen die een tweedegraads opleiding of de pabo volgen. De TLO blijkt een sterk positief effect te hebben op het behalen van een diploma. Uit het onderhavige onderzoek komt hiervoor geen duidelijke verklaring naar voren. Het zou zo kunnen zijn dat gebruikers vaker al werkzaam zijn in het onderwijs en door het uitzicht op een baan meer gemotiveerd zijn om hun diploma te halen. Ook een langere studieduur en een hoger aantal eerder gevolgde lerarenopleidingen hebben een positief effect.
15 16
Van de niet-gebruikers is het onbekend of ze een verdienende partner hebben. Om tevens het effect te onderzoeken van (het aantal) voorgaande lerarenopleidingen, zijn de analyses op opleidingsniveau uitgevoerd in plaats van op persoonsniveau. Aangezien er geen verschil bleek in de verklarende waarde van de modellen bij het gebruik van de variabele wel/geen gebruik TLO of van de variabele gemiddelde TLO-bedrag, is gekozen voor de variabele wel/geen gebruik.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
31
Tabel 4.5 Verklarende variabelen multivariate regressiemodel diploma ja/nee. Verklarende variabele
Sterkte verband
Significantie
(Exp (B))**** Opleidingsgraad: pabo
,435
***
Opleidingsgraad: 2 graads
,263
***
Gebruik van TLO
1,955
***
Hoeveelste lerarenopleiding
1,042
***
Beginjaar studie
,638
***
2,139
***
961,252
***
e
Gecorrigeerde studieduur***** Constante Nagelkerke R2
0,365
*p<0,10; ** p<0,05; *** p<0,01. ****Als de waarde van de parameter Exp(B) groter is dan 1, dan is er sprake van een positief effect, bij een waarde tussen 0 en 1 is er sprake van een negatief effect. De Exp(B) wordt ook wel de odds ratio (OR) genoemd, de mate waarin de kans op het halen van een diploma toeneemt als wordt voldaan aan het kenmerk ten opzichte van het niet voldoen aan deze kenmerk. Met andere woorden, gebruikers van TLO hebben, op basis van het model, 95,5% vaker kans op het behalen van een diploma dan degenen die daar geen gebruik van maken. *****Aangezien eerstegraads lerarenopleidingen korter zijn dan pabo of tweedegraads lerarenopleidingen is het aantal maanden studieduur hiervoor gecorrigeerd. De nominale studieduur is niet opgenomen aangezien deze één op één samenhangt met de soort lerarenopleiding. De persoonskenmerken geslacht en leeftijd ontbreken aangezien deze sterk correleren met alle overige variabelen en minimaal bijdragen aan de kracht van het model (R2).
Effect gebruik TLO op de studieduur (studenten met diploma) Op basis van de DUO-bestanden blijkt de TLO echter wel degelijk invloed te hebben op de studieduur. In onderstaande figuur is de gemiddelde studieduur in maanden weergegeven voor degenen die wel en geen gebruik van de TLO hebben gemaakt, per soort lerarenopleiding. Hiervoor zijn alleen degenen meegenomen die de opleiding succesvol hebben afgerond met een diploma. Onderstaande figuur laat zien dat degenen die gebruik hebben gemaakt van de TLO in 17
kortere tijd hun diploma halen, voor alle drie de opleidingssoorten . Figuur 4.6 Gemiddelde studieduur in maanden, per TLO-groep en opleidingssoort
60 50 40 30 20 10
pabo
2e graads
toegekend
niet toegekend
niet aangevraagd
toegekend
niet toegekend
niet aangevraagd
toegekend
niet toegekend
niet aangevraagd
0
1e graads
*Alleen voor degenen met diploma. *Significant bij α=0.00.
17
32
Het is onwaarschijnlijk dat de verschillen tussen de TLO-groepen verklaard kunnen worden door verschillen in persoonskenmerken zoals leeftijd en geslacht. Uit correlatieanalyses blijken personen met een hogere leeftijd vaker gebruik maken van de TLO, terwijl deze groep juist vaker langer over hun studie doen. Daarnaast is de correlatie tussen gebruik van de TLO en geslacht weliswaar significant, maar erg zwak.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Model 2: Effect gebruik TLO op de studieduur (studenten met en zonder diploma) Figuur 4.6 liet al zien dat de ‘TLO-ers’ sneller hun diploma halen dan hun studiegenoten zonder TLO. Om te onderzoeken of de TLO daadwerkelijk van invloed is op studieduur, is een lineaire regressieanalyse uitgevoerd. Uit onderstaande model blijkt dat opleidingsgraad, gebruik van de TLO, hoeveelste lerarenopleiding, beginjaar studie en het al dan niet behaald hebben van een diploma een sterk significante verklarende waarde hebben voor de studieduur. Eerstegraadsopleidingen worden binnen een langere studieduur afgerond dan tweedegraadsopleidingen en de pabo, ondanks dat het aantal maanden dat men over de studie heeft gedaan is gecorrigeerd voor de verschillen in opleidingsduur. Uit het onderstaande model blijkt dat de TLO een negatief effect heeft op de studieduur. Met andere woorden het gebruik van de TLO verkort de studieduur. Wel moet worden opgemerkt dat dit effect gering is. Het beginjaar van de studie heeft het sterkst een negatief invloed op studieduur. De verklarende kracht van het model is iets lager dan die van het model voor het al dan niet behalen van een diploma. Tabel 4.6 Verklarende variabelen multivariate regressiemodel studieduur. Verklarende variabele
Sterkte verband
Significantie
(Standardized Beta)**** Opleidingsgraad: pabo
-,446
***
Opleidingsgraad: 2 graads
-,384
***
Gebruik van de TLO
-,010
***
Hoeveelste lerarenopleiding
-,089
***
Beginjaar studie
-,616
***
,092
***
-120,819
***
e
Diploma behaald Constante R2
0,49
* p<0,10; ** p<0,05; *** p<0,01. ****Als de waarde van de parameter positief is, dan is er sprake van een positief effect, bij een negatieve waarde is er sprake van een negatief effect. De persoonskenmerken geslacht en leeftijd ontbreken aangezien deze sterk correleren met alle overige variabelen en minimaal bijdragen aan de kracht van het model (R2).
Geslacht en leeftijd zijn uit het model gelaten omdat er een hoge significante correlatie was met de andere variabelen in het model. Uit de correlatieanalyse blijkt dat personen met een hogere leeftijd langer over hun studie hebben gedaan, vrouwen de studie sneller doorlopen. Van de personen die de enquête hebben ingevuld weten we hoeveel uur zij tijdens hun opleiding hebben gewerkt. Als we het model uit Tabel 4.6 alleen toepassen op deze groep personen en de aanvullende verklarende variabele die het aantal gewerkte uren tijdens de opleiding beschrijft, blijkt dat de correlatie tussen het aantal uren dat men gewerkt heeft tijdens de opleiding en het al dan niet gebruik maken van de TLO sterk significant correleert. Deze variabele moet dan ook uitgesloten worden uit het model, maar dit sterke verband tussen het gebruik maken van de TLO en het aantal uren werken tijdens de opleiding is een interessant gegeven. Personen die de TLO ontvangen werken significant meer tijdens hun studie dan mensen die geen TLO ontvangen. Het lijkt dan ook dat de partnertoets van belang is om er voor te zorgen dat TLO terecht komt bij de personen die een financiële bijdrage nodig hebben. Het aantal uren dat men werkt is echter niet gecorreleerd met studieduur, dit betekent dat het aantal gewerkte uren tijdens de studie geen invloed heeft op de studieduur. Het gebruik van de TLO geeft een wisselend beeld als het gaat om effectiviteit. TLO heeft een sterk positief effect op de kans dat iemand zijn/haar diploma haalt maar een licht negatief effect op de studieduur, ondanks dat de gemiddelde studieduur van de TLO-gebruikers juist korter is dan van hun studiegenoten. Dit kan verklaard worden door de toevoeging van wel of geen diploma behaald
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
33
in het model: blijkbaar gaan de TLO-ers die geen diploma halen langer door met hun studie, dit zou te maken kunnen hebben met hun sterke motivatie om in het onderwijs te willen werken. Van degene die tijdens hun studie al een bijbaan in het onderwijs hebben, blijkt dat zij ook zonder de toelage significant vaker opnieuw voor de opleiding zouden kiezen. Als we kijken naar de kenmerken van de TLO-gebruikers die aangeven niet weer voor de 18
lerarenopleiding te kiezen als zij geen recht zouden hebben op de tegemoetkoming , blijkt dat het gemiddelde TLO-bedrag dat zij ontvangen geen invloed heeft op deze keuze. Ook heeft geslacht, leeftijd en het hebben van een diploma geen invloed op de keuze of men opnieuw voor de lerarenopleiding zou kiezen zonder de tegemoetkoming. De factoren die wel uitmaken zijn het percipiëren van een financiële drempel zonder de tegemoetkoming en het inkomen. Degenen die aangeven dat zij financieel belemmerd zouden worden om de lerarenopleiding te volgen als zij geen recht op de TLO zouden hebben, zouden in dat geval ook niet meer voor de opleiding kiezen. Voor deze groep is de TLO dus echt een voorwaarde om de lerarenopleiding te volgen. Dit blijkt ook zo te zijn voor personen met een eigen inkomen lager dan 25.000 euro per jaar. Zij geven vaker aan zonder de TLO niet voor de lerarenopleiding te hebben gekozen dan personen die tijdens hun studie een inkomen van meer dan 25.000 euro hadden. Hierbij gaat het om het inkomen van de TLO-gebruiker en niet om het gezamenlijke inkomen, deze heeft namelijk geen invloed op de keuze een lerarenopleiding te gaan doen zonder de TLO.
4.4.2 Effect gebruik TLO op het al dan niet sneller doorlopen van de studie Van alle gebruikers geeft de meerderheid aan hun opleiding waarschijnlijk niet of zeker niet sneller te hebben afgerond met behulp van de toelage. Bijna een kwart van de respondenten heeft wel ervaren de opleiding sneller te kunnen doorlopen. Er zijn geen verschillen aangetoond tussen de gebruikers voor en na 2010. Figuur 4.7 Heeft u door uw toelage TLO uw opleiding sneller kunnen doorlopen (n=343)?
6% 13%
17%
41%
Zeker wel
18
34
Waarschijnlijk wel
23%
Waarschijnlijk niet
Logistisch model met een R2= 0,432.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Zeker niet
Weet niet
4.5
Verwachte carrière in het onderwijs De Tegemoetkoming Lerarenopleiding is in het leven geroepen om mensen zonder recht op studiefinanciering te stimuleren een lerarenopleiding te volgen en zo de instroom van leraren in het onderwijs te vergroten. Zowel de gebruikers als niet-gebruikers is gevraagd in hoeverre ze na het 19
afronden van hun opleiding in het onderwijs willen werken . Tabel 4.7 Wilt u na uw opleiding gaan werken in het onderwijs? Meerdere antwoorden mogelijk (n=170) Gebruiker
Niet-gebruiker
Ja, als leraar basisonderwijs
37%
45%
Ja, als leraar (voortgezet) speciaal onderwijs/praktijkonderwijs
19%
15%
Ja, als leraar vmbo/mavo
39%
41%
Ja, als leraar mbo/ROC
28%
32%
Ja, als leraar havo/vwo onderbouw
31%
38%
Ja, als leraar havo/vwo bovenbouw
17%
7%
Ja, als leraar volwasseneneducatie
17%
12%
Ja, in een andere baan in het onderwijs
23%
24%
De baan die de gebruikers en niet-gebruikers in het onderwijs voor ogen hebben, verschilt niet significant van elkaar. Veel van de respondenten willen in het basisonderwijs werken, als leraar in onderbouw van het vo, leraar in het vmbo/mbo en/of als leraar in het mbo. Eerder dit hoofdstuk is beschreven dat de helft van de potentiële gebruikers van de TLO een lerarenopleiding (waarschijnlijk) als tweede studie zou overwegen als zij een tegemoetkoming in studiekosten zou ontvangen. De overgrote meerderheid van deze personen zal in het geval dat zij een lerarenopleiding zouden doen, ook daadwerkelijk een baan als leraar of lerares of een andere 20
baan in het onderwijs nastreven . Tabel 4.8 Zou u in dat geval ook streven naar een baan als leraar (n=116)? Potentieel gebruiker
4.6
Ja, een baan als leraar
70%
Ja, een baan als Leraar in Opleiding (LIO)
7%
Ja, een andere baan in het onderwijs
23%
Totaal
100%
Arbeidsmarktrendement TLO Om na te gaan of er verklarende variabelen zijn aan te wijzen voor het al dan niet gaan werken in het onderwijs na het volgen van een lerarenopleiding, hebben we een multivariate regressieanalyse uitgevoerd op de enquêteresultaten. Regressiemodel: Effect gebruik TLO op het al dan niet werken in het onderwijs na de studie Uit onderstaande model blijkt dat gebruik van de TLO een verklarende variabele is voor het al dan niet gaan werken in het onderwijs na de studie: Gebruikers van de TLO hebben een significant grotere kans om na hun opleiding te gaan werken in het onderwijs ten opzichte van niet-gebruikers. 19
20
Van de gebruikers verwacht niemand, niet te gaan werken. Van de niet-gebruiker heeft 1 procent de verwachting helemaal niet te gaan werken en van beide responsegroepen verwacht 5 procent niet in het onderwijs te gaan werken (niet in tabel). Slechts vier procent van de potentiële gebruikers zou niet in het onderwijs willen werken.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
35
Opvallend is dat personen die een diploma behaalden voor hun lerarenopleiding juist significant vaker geen baan in het onderwijs hebben dan personen die geen diploma behaalden. Ook de graad van de opleiding heeft een significant effect op het al dan niet werken in het onderwijs na de opleiding. Personen met een eerstegraads opleiding werken na hun opleiding vaker in het onderwijs dan degenen die de pabo (effect is niet significant) of een tweedegraads opleiding hebben gevolgd (effect is significant). Wel moet worden opgemerkt dat de verklarende kracht van dit model zeer bescheiden is.
21
Tabel 4.9 Verklarende variabelen multivariate regressiemodel 22 Verklarende variabele
Sterkte verband
Significantie
(Exp (B))**** Opleidingsgraad: pabo e
0,742
Opleidingsgraad: 2 graads
0,550
*
Diploma behaald
0,638
*
Gebruik van TLO
1,652
**
Constante
3,235
***
Nagelkerke R2
0,031
* p<0,10; ** p<0,05; *** p<0,01. ****Als de waarde van de parameter Exp(B) groter is dan 1, dan is er sprake van een positief effect, bij een waarde tussen 0 en 1 is er sprake van een negatief effect. De persoonskenmerken geslacht en leeftijd ontbreken aangezien deze sterk correleren met alle overige variabelen en minimaal bijdragen aan de kracht van het model (R2).
Oftewel, het gebruik van de TLO heeft een positief effect op de kans dat een persoon gaat werken in het onderwijs. Echter, de verklarende kracht is zeer gering, derhalve moet dit resultaat uiterst voorzichtig worden geïnterpreteerd. Uit Tabel 4.3 bleek al dat de gebruikers van TLO reeds tijdens de studie significant vaker in het onderwijs werkzaam zijn dan degenen die geen gebruik maken van TLO. Als gekeken wordt naar de arbeidsmarktsituatie na afstuderen, blijkt 75 procent van de TLO-gebruikers in het onderwijs te werken, tegenover 69 procent van de niet-gebruikers. Uit de enquête onder de gebruikers en niet-gebruikers van de TLO blijkt dat degene die momenteel 23
in het onderwijs werken, veelal zijn opgeleid als leraar in het basisonderwijs . Verder wordt er veel lesgegeven in de vakken wiskunde, economie, Nederlands, maatschappijleer en biologie (in alle gevallen door zo’n 7 % van de respondenten aangegeven, zie Bijlage II, Tabel B.II.16). Tabel 4.10 Werkt u op dit moment in het onderwijs? Meerdere antwoorden mogelijk (n=438) Gebruiker
Niet-gebruiker
Ja, als leraar basisonderwijs
28%
30%
Ja, als leraar (voortgezet) speciaal onderwijs/praktijkonderwijs
5%
8%
Ja, als leraar vmbo/mavo
11%
9%
Ja, als leraar mbo/ROC
10%
6%
Ja, als leraar havo/vwo onderbouw
10%
10%
Ja, als leraar havo/vwo bovenbouw
11%
9%
Ja, als leraar volwasseneneducatie
5%
2%
21
22
23
36
De R2 is relatief laag, lager dan de voorgaande regressiemodellen. Dit komt omdat de voorgaande twee modellen op de gehele populatie zijn losgelaten en dit model alleen op de respondenten van de enquête kon worden uitgevoerd, aangezien de variabele ‘werken in het onderwijs’ via de enquête is bevraagd en niet in de databestanden van DUO bekend is. Geslacht en leeftijd zijn uit het model gehouden omdat deze variabelen sterk correleren met de andere variabelen uit het model. Uit de correlatieanalyse blijkt dat mannen en mensen met een hogere leeftijd meer uur in het onderwijs werken, deze correlaties zijn echter niet significant. Momenteel werkt 20 procent van de gebruikers niet in het onderwijs en heeft 6 procent (nog) geen baan. Van de nietgebruikers werkt 18 procent niet in het onderwijs en heeft 13 procent (nog) geen baan.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Gebruiker
Niet-gebruiker
Ja, in een andere baan in het onderwijs
13%
12%
Nee, ik werk buiten het onderwijs
20%
18%
Nee, ik heb (nog) geen baan
6%
13%
Van de gebruikers heeft 15 procent en van de niet-gebruikers heeft 26 procent helemaal niet in het onderwijs gewerkt. Het merendeel van beide responsgroepen werkt al langer in het onderwijs, tussen de 1 en 5 jaar (zie Bijlage II, Tabel B.II.17). Tabel 4.11 Hoe lang duurde het voordat u na uw opleiding een passende baan in het onderwijs vond (n=349)? Gebruiker
Niet-gebruiker
Totaal
Korter dan 3 maanden
80%
77%
79%
Tussen 3 maanden en 6 maanden
9%
10%
10%
Tussen 6 maanden en 12 maanden
5%
7%
6%
Tussen 12 maanden en 24 maanden
4%
1%
3%
Langer dan 24 maanden
2%
4%
3%
100%
100%
100%
Totaal *Significant bij α= 0.05.
Gemiddeld doen zowel gebruikers als niet-gebruikers er korter dan drie maanden over om na hun opleiding een passende baan in het onderwijs te vinden. Gebruikers zijn daarbij significant sneller dan niet-gebruikers in het vinden van een baan in het onderwijs.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
37
5
Oordeel over de TLO
5.1
Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we het oordeel dat de respondenten over de regeling hebben. We gaan hierbij zowel in op de voorwaarden die aan de regeling gesteld worden alsook de hoogte en duur van de regeling. Tot slot gaan we in op de mogelijke verbeteringen van de regeling, genoemd door de gebruiker van de tegemoetkoming.
5.2
Oordeel over de TLO
5.2.1 Voorwaarden van de regeling Om te toetsen wat het oordeel van (mogelijke) gebruikers is over de regeling TLO is hen een aantal stellingen voorgelegd. De stellingen hebben betrekking op de voorwaarden van de regeling, de hoogte en de duur van de regeling. Alleen de resultaten van de stellingen waar gebruikers en nietgebruikers significant van elkaar verschillen zijn beschreven. Figuur 5.1 “Het is goed dat er een financiële tegemoetkoming bestaat voor studenten aan de lerarenopleiding zonder studiefinanciering.” (n=903)
Gebruiker
6%
Niet-gebruiker
28%
65%
11%
Potentieel gebruiker
46%
8%
Totaal
41%
8% 0%
Helemaal mee oneens
40%
46%
37% 20% Mee oneens
52% 40% Neutraal
60% Mee eens
80%
100%
Helemaal mee eens
*Significant bij α= 0.01.
Bijna alle gebruikers (93%) zijn het, logischerwijs, (helemaal) eens met de stelling dat het goed is dat er een regeling zoals de TLO bestaat voor studenten zonder studiefinanciering. De nietgebruikers en de potentieel gebruikers verschillen significant van mening met de gebruikers. Van hen vindt wel de meerderheid dat het goed is dat de regeling er is, maar ook zo’n 15 procent is het daarmee (helemaal) niet eens, of is neutraal.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
39
Wanneer de ontvangers met een tegemoetkoming hun opleiding niet afronden dienen zij de tegemoetkoming volgens een meerderheid van de gebruikers en niet-gebruikers van de TLO terug te betalen. Wanneer iemand na het afronden van zijn studie, met gebruikmaking van TLO, niet binnen vijf jaar in het onderwijs werkt, vindt de meerderheid van de gebruikers en niet gebruikers van de TLO niet dat zij de toelage terug moet betalen. Er zijn verschillen gevonden tussen de gebruikers en niet-gebruikers, wat betreft hun mening over het al dan niet terugbetalen van de tegemoetkoming wanneer degene die gebruik maakt van de regeling de opleiding niet afrondt of wanneer hij of zij binnen 5 jaar na het afronden van de opleiding niet in het onderwijs gaat werken. In beide gevallen, zijn gebruikers het vaker dan nietgebruikers oneens met de stellingen (zie Figuur 5.2 en Figuur 5.3). Figuur 5.2 “Wanneer de ontvangers met een tegemoetkoming hun opleiding niet afronden dienen zij de tegemoetkoming terug te betalen” (n=671)
Gebruiker
14%
17%
Niet-gebruiker 4% 10%
Totaal
10%
15%
19%
14%
0% Helemaal mee oneens
16%
41%
17%
20% Mee oneens
*Significant bij α= 0.01.
40
38%
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
26%
39%
40% Neutraal
60% Mee eens
20%
80%
100%
Helemaal mee eens
Figuur 5.3 “Wanneer de ontvangers met een tegemoetkoming na het afronden van hun opleiding niet binnen 5 jaar werkzaam zijn in het onderwijs” (n=671)
Gebruiker
44%
Niet-gebruiker
31%
23%
Totaal
33%
35%
0%
22%
32%
20%
Helemaal mee oneens
12%
Mee oneens
16%
16%
40%
60%
Neutraal
8% 5%
5%
11% 5%
80%
Mee eens
100%
Helemaal mee eens
*Significant bij α= 0.01.
5.2.2 Praktische uitvoering van de regeling Aan de studenten die gebruik hebben gemaakt van de toelage is gevraagd of de toelage volgens hen hoog genoeg was en of de periode waarin er toelage gegeven werd, lang genoeg was. Figuur 5.4 Wat vindt u van de tegemoetkoming die u krijgt/kreeg? Hoogte van de toelage(n=383). 12%
Periode van de toelage (n=343). 5%
6%
18% 16% 21%
23%
39%
61%
Ruim onvoldoende
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
Geen mening
In de bovenstaande figuur staan de resultaten van beide vragen. Van de studenten die gebruik hebben gemaakt van de regeling vindt de meerderheid de hoogte van de toelage (ruim) voldoende (73%). Over de periode waarin de toelage gegeven wordt, is men iets minder positief; ruim 40 procent van de gebruikers vindt de periode (ruim) onvoldoende. Daar staat tegenover dat meer dan de helft van de gebruikers de duur van de toelage (ruim) voldoende vindt.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
41
Degenen die de toelage te laag vinden, is gevraagd of zij de lerarenopleiding sneller zouden hebben afgerond als zij een hogere toelage hadden ontvangen. Bijna 80 procent verwacht hier geen verschil in, 14 procent van de respondenten zou naar eigen verwachting wel sneller zijn afgestudeerd (zie Bijlage I, Tabel B.II.9). De belangrijkste reden voor deze verwachting is een grotere focus op de studie. Bij een hogere toelage hadden de studenten naast hun opleiding minder hoeven werken om zodoende op meer regelmatige momenten te kunnen studeren en efficiënter 24
met de tijd om te gaan . Van degenen die de duur van de toelage te kort vinden, geeft 70 procent aan dat zij dit vinden omdat de formele studieduur langer is dan twee jaar. Andere redenen waarom zij de duur van de toelage te kort vinden, heeft veelal met persoonlijke omstandigheden te maken (werk, gezin, ziekte) en/of studieverplichtingen (verplichte stage) zodat de opleiding niet binnen twee jaar afgerond kan worden (zie Bijlage II, Tabel B.II.10). Wanneer de toelage langer zou zijn verkregen, verwacht 9 procent de opleiding sneller te hebben afgerond (81% verwacht geen verschil, zie Bijlage II, Tabel B.II.11). De reden dat deze studenten de verwachting hebben sneller te kunnen studeren is dat zij 25
in dat geval minder tijdsdruk zouden voelen en minder financiële zorgen zouden hebben . Oordeel gestopte studenten Om het effect van veranderingen in de uitvoering van de TLO te meten, is de studenten die voortijdig met de opleiding zijn gestopt gevraagd of ze andere studiekeuzes gemaakt zouden hebben. In beide gevallen, bij een hogere toelage en bij een langere duur van de toelage, zou de meerderheid ook gestopt zijn met de opleiding, respectievelijk 74 en 67 procent (zie Bijlage II, Tabel B.II.12 en Tabel B.II.13). Van de gebruikers zou in beide situaties 16 procent niet gestopt zijn. Wanneer de toelage voor een langere periode vrijgegeven zou zijn, zouden iets meer mensen getwijfeld hebben al dan niet te stoppen met de studie, 17 procent versus 11 procent bij een hogere toelage. De redenen waarom deze studenten niet gestopt zouden zijn met hun opleiding komen overeen met de redenen die gegeven worden door studenten die verwachten hun studie sneller af te ronden bij een hogere of langere duur van de toelage. Het gaat ook hier vooral om de mogelijkheid meer toegewijd aan de studie te kunnen deelnemen door minder zorgen over financiën en tijdsdruk. Een reden die in het verlengde hiervan ligt, is het ervaren van problemen bij de start van de opleiding. Een aantal respondenten geeft aan weer te moeten wennen aan de schoolbanken waardoor de start van de opleiding moeizamer verloopt en tijd verloren gaat waardoor de tijdsdruk verder toeneemt.
5.3
Algemeen oordeel en mogelijke verbeteringen TLO Ruim 60 procent van de respondenten is tevreden met de regeling, nog eens 30 procent is zeer tevreden met de regeling.
24 25
42
Gebaseerd op de antwoorden op een open vraag (n=50). Gebaseerd op de antwoorden op een open vraag (n=30).
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Figuur 5.5 Wat is uw algemene oordeel over de regeling TLO (n=383)?
4%
6%
28%
63%
Zeer ontevreden
Ontevreden
Tevreden
Zeer tevreden
Alle gebruikers is tot slot gevraagd naar mogelijke aanpassingen aan de regeling. In de onderstaande figuur is de top zeven van meest genoemde mogelijke veranderingen visueel weergegeven. Figuur 5.6 Visuele weergave aanbevelingen TLO (n=139)
De volgende drie aanpassingen zijn het vaakst genoemd: de toelage zou hoger moeten zijn (21%), langer moeten worden aangeboden (20%) en de bekendheid van de regeling zou vergroot moeten worden (19%). De verbeteringen met betrekking tot de duur en hoogte van de tegemoetkoming worden grotendeels, vanzelfsprekend, gegeven door degene die eerder aangaven dat zij dit onder
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
43
de maat vonden (zie Figuur 3.5). Daarnaast is door een aantal respondenten genoemd dat de regeling niet (meer) afhankelijk zou moeten zijn van het inkomen van de partner (12%), terwijl andere juist de voorwaarden voor de regeling strenger zouden willen maken door er bijvoorbeeld een lening van te maken. Tien procent van de gebruikers van de TLO pleit voor meer maatwerk per uitgegeven toelage. Daarmee bedoelen zij dat de hoogte van de toelage ook afhankelijk wordt van de omvang van de baan, de omvang van de studie en de studieduur. De overige respondenten geven als belangrijkste aanbeveling het voortbestaan van de regeling. Zij zijn er erg positief over en zien het als een belangrijke motivatie om de studie te starten en af te ronden. Minder vaak is de aanbeveling genoemd om de tegemoetkoming aan onderwijsplekken en/of vakken te koppelen waar tekorten zijn. De eerder beschreven analyses van de bestanden van DUO wezen uit dat de gemiddelde hoogte van de toelage per jaar een even sterke invloed heeft op de verschillende effectiviteitsindicatoren (halen van een diploma en snelheid van de studie) als het wel dan niet ontvangen van de TLO. Dit duidt erop dat het verhogen van de tegemoetkoming geen voor de hand liggende aanpassing van de regeling is, geredeneerd vanuit het verhogen van de effectiviteit van de TLO als doel.
44
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
6
Conclusies en aanbevelingen
6.1
Inleiding De regeling TLO is ingevoerd om mensen met een diploma in het hoger onderwijs en die geen recht meer hebben op studiefinanciering te stimuleren een lerarenopleiding te volgen als tweede studie en zo de instroom van leraren in het onderwijs te vergroten. De regeling voorziet in een financiële tegemoetkoming. Hiermee zouden de financiële belemmeringen die deelname aan de lerarenopleidingen kunnen verhinderen (deels) moeten worden weggenomen. Uit de evaluatie van 2008 bleek de TLO een verhoogde instroom in lerarenopleidingen en een verhoogd studierendement van de TLO-gebruikers tot gevolg te hebben. In dit hoofdstuk beschrijven we de effectiviteit van de TLO op basis van de resultaten van de meting in 2013, aan de hand van de volgende indicatoren: 1. De mate waarin studenten worden aangetrokken tot een lerarenopleiding, die zonder de regeling niet waren begonnen aan een lerarenopleiding (pabo, tweedegraads of eerstegraads); 2. Aantoonbare invloed van de regeling op de deelname aan en studiesucces van deelnemers: -
a) studeren TLO-gebruikers vaker af dan anderen;
-
b) doen zij dat ook sneller; en
-
c) vinden zij vaker een baan in het onderwijs dan degenen die geen gebruik maken van TLO?
3. De mate waarin de regeling bekend is onder de doelgroep: de potentiële studenten die een lerarenopleiding als tweede studie overwegen en niet in aanmerking komen voor studiefinanciering.
6.2
Conclusies per indicator 1. De mate waarin studenten worden aangetrokken tot een lerarenopleiding, die zonder TLO niet aan de opleiding waren begonnen (extra instroom) Uit de enquête is gebleken dat tussen de 12 en 20 procent van de TLO-gebruikers (waarschijnlijk) niet opnieuw voor een lerarenopleiding zou kiezen zonder de financiële tegemoetkoming. Op basis van het aantal inschrijvingen tussen 2007 en 2012 (databestanden DUO), zou dit tot een afname van de instroom in de lerarenopleidingen van 2.250 tot 3.750 studenten hebben geleid. Het merendeel van de studenten zou zonder de TLO alsnog voor een lerarenopleiding gekozen hebben. Dat geldt sterker voor de gebruikers vóór 2010 dan daarna, toen de partnertoets is ingevoerd. Dit verschil duidt erop dat de partnertoets het gewenste effect heeft gehad, namelijk dat de financiële tegemoetkoming is terechtgekomen bij degenen die deze het meest nodig hadden. Onder deze groep is de kans groter dat zij bij het afschaffen van de TLO de studie niet meer kunnen volgen vanwege financiële consequenties. Dit is niet per definitie een groep zonder (verdienende) partner, wel is het gezinsinkomen bij deze respondenten gemiddeld lager dan bij andere gebruikers. Dit zijn deels ook degenen die aangeven dat zij financieel belemmerd zouden worden om de lerarenopleiding te volgen als zij geen recht op de TLO zouden hebben. In dat geval zouden zij ook niet meer voor de opleiding kiezen. Voor deze groep is TLO dus echt een voorwaarde om de lerarenopleiding te volgen. Dit blijkt ook zo te zijn voor personen met een inkomen lager dan 25.000 euro. Zij geven vaker aan zonder TLO niet voor de lerarenopleiding te hebben gekozen dan personen met een inkomen van meer dan 25.000 euro tijdens de opleiding.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
45
Aan de andere kant is het hebben van een baan in het onderwijs tijdens de studie significant van invloed op de keuze om ook zonder TLO de lerarenopleiding te volgen. Het zou zo kunnen zijn dat degenen die al in het onderwijs werken extra gemotiveerd zijn (geworden) zodat zij met terugwerkende kracht ook zonder de toelage voor de opleiding gekozen zouden hebben. In dit geval heeft de TLO hen wellicht in eerste instantie wel over de streep getrokken om de opleiding te gaan volgen, maar hebben zij gedurende de opleiding gemerkt dat zij deze opleiding ook zonder de tegemoetkoming wel hadden willen volgen. 2a. Aantoonbaar studiesucces van deelnemers; studeren TLO-gebruikers vaker af dan anderen? De TLO heeft een positief effect op het succesvol afronden van een lerarenopleiding met een diploma. TLO-gebruikers behalen vaker hun diploma dan niet-gebruikers met dezelfde kenmerken. Daarbij leidt een eerstegraads opleiding vaker tot een diploma dan een pabo of tweedegraads opleiding. 2b. Aantoonbaar studiesucces van deelnemers; studeren TLO-gebruikers sneller af dan anderen? De TLO heeft tevens een positief effect op de snelheid waarmee de opleiding wordt afgerond. Degenen die hun diploma hebben behaald, doen dit met gebruik van de TLO sneller dan degenen die geen gebruik van de TLO maken. Daarbij doen de gebruikers van de TLO die hun diploma niet halen wel langer over de studie dan degenen zonder de TLO die hun diploma niet halen. Blijkbaar gaan TLO-ers langer door met hun studie dan anderen die niet succesvol zijn in de lerarenopleiding. De reden dat de niet-succesvolle gebruikers van de regeling toch langer door gaan, heeft waarschijnlijk te maken met hun sterke motivatie om in het onderwijs te willen werken. 2c. Aantoonbaar studiesucces van deelnemers; vinden TLO-ers vaker een baan in het onderwijs? De TLO heeft ook een positief effect op de derde indicator, namelijk het arbeidsmarktrendement. Gemiddeld doen zowel gebruikers als niet-gebruikers er korter dan drie maanden over om na hun opleiding een passende baan in het onderwijs te vinden. Gebruikers van de TLO zijn daarbij significant sneller dan niet-gebruikers in het vinden van een baan in het onderwijs; ook komen zij significant vaker in het onderwijs te werken. 3. De mate waarin de regeling bekend is bij potentiële studenten, die een lerarenopleiding overwegen en niet in aanmerking komen voor studiefinanciering De bekendheid van de TLO is beperkt. Daarmee is het bereik van de regeling niet optimaal. Onder de niet-gebruikers van de regeling kende de helft de regeling wel, van de potentiële gebruikers was slechts 22 procent voorafgaand aan de vragenlijst op de hoogte van het bestaan van de regeling. Van degenen die voorafgaand aan de vragenlijst de TLO wel kende, was ook de helft van de nietgebruikers en een derde van de potentieel gebruikers op de hoogte van de kenmerken van de regeling; namelijk dat deze alleen bestemd is voor studenten die geen recht meer op studiefinanciering hebben en dat de hoogte van de toelage mede afhankelijk is van het inkomen van de partner. Effectiviteit TLO Concluderend kan worden gesteld dat de TLO effectief is wat betreft drie van de indicatoren, namelijk studiesucces in termen van het behalen van een diploma, studiesucces in termen van snelheid en in termen van de toeleiding naar een baan in het onderwijs. De extra instroom van studenten in de lerarenopleidingen is niet met zekerheid vast te stellen. Naar schatting heeft de TLO een extra instroom van 600 deelnemers tot gevolg. Het bereik van de TLO in termen van bekendheid van de regeling kan echter nog steeds suboptimaal worden genoemd. Het is aannemelijk dat daardoor een deel van de doelgroep niet bereikt is en daarmee niet beschikbaar is (komt) voor het onderwijs.
46
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
6.3
Aanbevelingen De uitkomsten van het onderzoek geven de aanzet voor een aantal aanbevelingen ten aanzien van de versterking van de effectiviteit van de TLO. Gerichte versterking bekendheid regeling Doel van de TLO is om de financiële drempel voor het volgen van een lerarenopleiding als tweede studie te verlagen voor degenen die reeds een studie in het hoger onderwijs hebben afgerond en daarmee geen recht meer hebben op studiefinanciering. Het doelbereik van de regeling (komen de middelen terecht bij de gewenste groep) is één van de indicatoren voor effectiviteit. Uit de conclusies blijkt dat de bekendheid van de TLO verre van optimaal is. Om de gewenste doelgroep te bereiken zou op een gerichte wijze de bekendheid van de TLO verhoogd moeten worden. De bekendheid van de regeling onder de studiebegeleiders/decanen van de lerarenopleidingen zelf was geen onderdeel van deze studie. Het lijkt echter logisch om daarbij aan te sluiten, aangezien degenen die zich oriënteren op een lerarenopleiding als tweede studie eerst bij de lerarenopleidingen om informatie zullen vragen. Indien dan blijkt dat de gegadigde al een opleiding in het hoger onderwijs heeft gevolgd, zou de lerarenopleiding automatisch informatie over de TLO moeten geven. Ook zou het verspreiden van een digitale brochure via de websites van de lerarenopleiding een logische kanaal zijn, naast de verspreiding via de website van DUO. Tevens zouden de studiebegeleiders in het hoger onderwijs beter geïnformeerd moeten zijn, om op hun beurt de studenten die geïnteresseerd zijn in een lerarenopleiding als tweede studie te kunnen informeren. Versterking intake en studiebegeleiding Uit de resultaten van deze studie komt tevens naar voren dat degenen die gebruik maken van de TLO vaker en sneller hun diploma halen, maar dat de gebruikers van de TLO die hun diploma niet halen juist een langere studieduur hebben dan de niet-gebruikers die hun diploma niet halen. Deze groep TLO-gebruikers lijkt zeer gemotiveerd te zijn, maar beschikt blijkbaar niet over de juiste competenties. Dit geeft aan dat de intake voor de lerarenopleidingen nog vatbaar is voor verbetering en niet alleen zou moeten kijken naar hoe zeer men gemotiveerd is, maar tevens of men wel geschikt is voor het leraarschap. Vervolgens zouden de studiebegeleiders tijdens de lerarenopleiding de vinger aan de pols moeten houden om de slaagkans te vergroten. Verhoging inkomensgrens en handhaven partnertoets Zoals gezegd, is de TLO vooral bedoeld voor degenen die zonder deze financiële tegemoetkoming niet in staat zijn om een lerarenopleiding als tweede studie te volgen. Degenen die een beroep doen op de TLO blijken zeer gemotiveerd te zijn om in het onderwijs te gaan werken, waardoor een groot deel aangeeft ook zonder de TLO te hebben gekozen voor een lerarenopleiding. Echter, voor sommigen vormen de kosten wel degelijk een financiële barrière; zij geven dan ook aan dat deze tweede studie niet mogelijk zou zijn zonder de TLO. Deze personen blijken inderdaad een lagere jaarinkomen te hebben dan de anderen. Blijkbaar is de inkomensgrens om in aanmerking te komen voor de TLO aan de lage kant. Voor de versterking van de effectiviteit van de TLO kan dan ook de aanbeveling worden gedaan om de inkomensgrens te verhogen. Daarbij zou de partnertoets gehandhaafd moeten worden. Het verhogen van de inkomensgrens wil niet zeggen dat daarmee het beroep op de regeling vermindert. Indien tegelijkertijd de bekendheid van de regeling wordt vergroot en daarmee het doelbereik, zou het aantal gebruikers juist kunnen toenemen. De verhoging van de bekendheid van de regeling in samenhang met een versterkte intake en de verhoging van de inkomensgrens zou ertoe moeten leiden dat inderdaad de juiste doelgroep
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
47
bereikt wordt: namelijk degenen met een diploma in het hoger onderwijs die sterk gemotiveerd zijn om leraar te worden, maar voor wie de kosten van een lerarenopleiding als tweede studie een serieuze barrière vormen.
48
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Bijlage I Onderzoeksmethodiek
Meten van effectiviteit en doelmatigheid Met de regeling wordt beoogd de financiële drempel te verlagen om een lerarenopleiding te volgen na het volgen van een andere studie, om zo de instroom in de lerarenopleidingen te vergroten. Daarmee is het beoogde effect van de regeling TLO het vergroten van de instroom in de lerarenopleidingen. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie van 2008 worden de volgende effecten verondersteld van de regeling TLO: •
Hogere instroom van studenten in de lerarenopleidingen (pabo, tweedegraads en
•
Hogere studierendement in de zin van relatief hogere slagingspercentage en in de zin van
eerstegraads); snellere studietrajecten. Naast verhoogde instroom en studierendement, wordt een grote bekendheid van de regeling TLO tevens gezien als een aspect van de effectiviteit. In het onderhavige onderzoek wordt effectiviteit gemeten aan de hand van de volgende indicatoren: 1. De mate waarin studenten worden aangetrokken tot een lerarenopleiding, die zonder de regeling niet waren begonnen aan een lerarenopleiding (pabo, tweedegraads of eerstegraads); 2. Aantoonbare invloed van de regeling op de deelname aan en studiesucces van deelnemers: studeren TLO-gebruikers vaker af dan anderen, doen zij dat ook sneller en vinden zij vaker een baan in het onderwijs dan degenen die geen gebruik maken van de TLO? 3. De mate waarin de regeling bekend is onder de doelgroep, dat wil zeggen, potentiële studenten, die een lerarenopleiding overwegen en niet in aanmerking komen voor studiefinanciering. In de doelmatigheidsanalyse worden de kosten afgezet tegen de baten, oftewel de investeringen tegenover de mate waarin het doel van de regeling wordt gerealiseerd. Daarbij gaat het om de vraag of de middeleninzet (de regeling) volledig en optimaal bijdraagt aan de realisatie van het beoogde doel, te weten een groter aanbod van studenten die met een diploma de onderwijsarbeidsmarkt instromen. Ook is onderzocht of een alternatieve aanwending van middelen tot eenzelfde of mogelijk betere doelrealisatie zou leiden.
Onderzoeksmethoden en analyses De beantwoording van de onderzoeksvragen is voornamelijk gebaseerd op een combinatie van twee of meerdere databronnen: •
databestanden DUO-IBG: -
Populatiebestand huidige en voormalige gebruikers van de TLO tussen augustus 2007augustus 2011;
-
Populatiebestand aanvragers van de TLO tussen augustus 2007- augustus 2011 die geen toekenning hebben gehad;
-
Populatiebestand met mensen die tussen augustus 2007 – augustus 2011 een lerarenopleiding hebben gevolgd zonder studiefinanciering en zonder de TLO;
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
49
-
Een bestand met potentiële gebruikers van de TLO: studenten die in 2012 een opleiding volgen waarvan bekend is dat een groot deel van de studenten als vervolgstudie een lerarenopleiding gaan doen. Zij zullen wellicht in de toekomst gebruik gaan maken van de regeling.
•
enquête onder (oud-) studenten van de lerarenopleiding met de TLO;
•
enquête onder (oud-) studenten van de lerarenopleiding zonder de TLO (die geen aanvraag
•
enquête onder potentiële studenten lerarenopleidingen: studenten die langer dan 3 jaar een
voor de TLO hebben ingediend); opleiding volgen die valt onder een top-19 herkomststudies
26
van studenten die een
lerarenopleiding volgen als tweede studie. Het gebruik van deze databronnen: de analyse, methode en doel van de analyse, wordt in de volgende tabel gepresenteerd. Er is in dit onderzoek zowel gebruik gemaakt van beschrijvende analyses als multivariate regressieanalyses. Om doelbereik te meten is daarnaast ook gebruik gemaakt van een kosten-baten vergelijking. In de evaluatie in 2008 constateren de onderzoekers constateren dat de regeling leidt tot een hogere instroom in lerarenopleidingen en een snellere doorstroom. Of deze effecten een causale relatie hebben met TLO, oftewel, of de hogere instroom in lerarenopleiding en een snellere doorstroom directe gevolgen zijn van TLO, blijft in de 2008 evaluatie echter onduidelijk. Wellicht kan verondersteld worden dat degenen die gemotiveerd/serieus zijn zich beter laten informeren zodat er sprake is van een selectie-effect: degenen die TLO aanvragen zijn gemiddeld genomen ‘betere’/gemotiveerdere studenten (meer ability, wat moeilijk te observeren is). Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen die betrekking hebben op de effectiviteit en doelmatigheid van de regeling is daarom in de onderhavige evaluatie naast een beschrijvende analyse ook een verklarende analyse uitgevoerd. Door multivariate regressieanalyse hebben we getracht causale verbanden te leggen tussen bijvoorbeeld de hoogte van het inkomen, geslacht, leeftijd, motivatie en instroomjaar enerzijds en studietempo of gediplomeerde uitstroom anderzijds. Daarnaast maakt deze techniek het mogelijk om (oud-)studenten met een volledige, een nietvolledige en geen tegemoetkoming met elkaar te vergelijken. Deze groepen kunnen niet zondermeer met elkaar vergeleken worden. Er kunnen immers verschillen bestaan in samenstelling (leeftijd, geslacht, inkomen) en motivatie die van invloed zijn op het te meten effect. Door te controleren voor dergelijke verschillen in een multivariaat regressiemodel is het wel mogelijk geweest om de vergelijking te maken en de netto effecten van de regeling te bepalen. Beperkingen onderzoek In het onderhavige onderzoek zijn we volledig afhankelijk geweest van de databestanden van DUO. DUO heeft selecties moeten maken om de gebruikers, niet-gebruikers en potentieel gebruikers aan te kunnen schrijven voor de enquête. Behalve deze selecties heeft DUO ook de populatiebestanden (alle studenten die als tweede opleiding een lerarenopleiding volgen) aan moeten leveren en van alle respondenten de gewenste achtergrondgegevens moeten genereren. Helaas kon een aantal belangrijke gegevens van de drie responsgroepen niet geleverd worden. Het antwoord op de volgende onderzoeksvragen moeten wij om deze reden (deels) verschuldigd blijven: • 26
50
1a. Welk deel van de studenten heeft geen recht op studiefinanciering? Herkomststudies zijn: Bedrijfseconomie, Commerciële Economie, Communicatie, Culturele en Maatschappelijke Vorming, Engelse Taal en Cultuur, Geschiedenis, Journalistiek, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Opleiding tot Fysiotherapeut, Opleiding tot leraar speciaal onderwijs algemeen, Opleiding tot verpleegkundige, Opleiding voor Management, Economie en Recht, Pedagogiek, Pedagogische Wetenschappen, Personeel en Arbeid, Psychologie, Rechten, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Vormgeving.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
•
1b. Met welke reden worden aanvragen voor de TLO afgewezen?
•
3f. Wat is te zeggen over het doelbereik van de regeling in verhouding tot de kosten (doelmatigheid)?
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
51
Tabel B.I.1 Analyses/ methode en doel waarvoor de verschillende databronnen zijn gebruikt Databronnen
Analyse
Methode
Doel
Databestanden DUO
Aantallen gebruikers TLO ten opzichte van totaal aantal studenten
Beschrijvende
Inzicht gebruik van de regeling.
die een lerarenopleiding volgen.
analyses: Kruistabellen
Vergelijking aantallen TLO-ers en hun kenmerken tussen 2007-
Beschrijvende
Meten effect invoering partnertoets op aantallen
2011 (En specifiek voor en na invoering van de partnertoets).
analyses: Kruistabellen
TLO-ers.
Vergelijking groep die gebruikt maakt van de TLO met de groep
Regressieanalyses
Meten effect van de TLO op studievoortgang/ -
Databestanden DUO
Databestanden DUO
die een lerarenopleiding volgt en geen gebruik maakt van de TLO
snelheid en slagingspercentage.
(Hierbij specifieke aandacht voor studenten die wel de TLO hebben aangevraagd maar niet hebben gekregen. En onderscheid tussen degenen die wel en niet gekort worden op de TLO). Databestanden DUO
Aantallen aanvragen en afwijzingen voor de TLO en gebruik
Beschrijvende
Inzicht gebruik alternatieve regelingen door
alternatieve regelingen door afgewezenen.
analyses: Kruistabellen
afgewezenen voor de TLO.
Enquête onder (oud-)
Analyse antwoorden (oud-) studenten met de TLO op de
Beschrijvende
Inzicht of er verbeteringen kunnen worden gedaan
studenten met de TLO
vragenlijst o.a. beoordeling kenmerken regeling/ overwegingen
analyses: Kruistabellen
in de kenmerken van de regeling, overwegingen
keuze voor een lerarenopleiding.
keuze al dan niet een lerarenopleiding te doen (vb. is de regeling bepalend).
Enquête onder (oud-)
Verschillen studenten met en zonder de TLO wat betreft hun
Beschrijvende
Inzicht verschillen in mening gebruikers en niet
studenten met de TLO en
mening over de TLO.
analyses: Kruistabellen
gebruikers.
Enquête onder (oud-)
Analyse antwoorden (oud-) studenten zonder de TLO op de
Beschrijvende
Inzicht of andere regelingen het effect van de TLO
studenten zonder de TLO
vragenlijst o.a. gebruik van andere regelingen.
analyses: Kruistabellen
beïnvloeden.
Enquête onder potentiële
Analyse antwoorden potentiële studenten op de vragenlijst o.a.
Beschrijvende
Inzicht bekendheid met de regeling, overwegingen
studenten
bekendheid regeling, of men een lerarenopleiding overweegt en
analyses: Kruistabellen
bij keuze al dan niet een lerarenopleiding als
zonder de TLO
welke overwegingen men maakt bij de keuze om een
tweede studie doen en invloed van de TLO
lerarenopleiding te gaan doen, beoordeling kenmerken regeling.
daarop, verbeteringen van kenmerken van de regeling.
52
Enquêtes onder (oud-)
Vergelijkende analyse tussen studenten met een volledige, niet-
Multivariate
Effectiviteit regeling meten: causaal verband
studenten met en zonder de
volledige en geen TLO voor wat betreft studietempo/ aantallen
regressieanalyses
achtergrond variabelen en studietempo/
TLO
behaalde diploma’s/ het al dan niet hebben van een baan in het
gediplomeerde uitstroom/ het hebben van een
onderwijs.
baan in het onderwijs.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Databronnen
Analyse
Methode
Doel
Databestanden DUO,
Doelmatigheidsanalyse waarbij de kosten worden afgezet tegen
Kosten-baten
Doelbereik van de regeling en mogelijke
Enquêtes onder (oud-)
de baten.
vergelijking
alternatieven voor de aanwending van middelen.
studenten met en zonder de TLO
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
53
Steekproeven en representativiteit Voor elk van de drie enquêtes is een steekproef getrokken van 3.000 respondenten uit de DUO databestanden. Bij de enquête onder niet-gebruikers en gebruikers is een gestratificeerde steekproef gebruikt om ervoor zorg te dragen dat er per subgroep netto voldoende respondenten 27
de enquête invullen . Om de selectie van potentiële gebruikers te maken is gekeken naar de top19 herkomststudies van studenten die een lerarenopleiding als tweede studie zijn gaan doen. Op basis van de meeste voorkomende vooropleidingen (of eigenlijk eerste opleidingen) is een selectie gemaakt van studenten die momenteel in het derde of vierde jaar van een van deze opleidingen zitten. De respondenten zijn per brief uitgenodigd voor een internet-enquête. DUO heeft de verzending van de brieven verzorgd. De online enquêtes voor de drie responsgroepen, gebruikers, nietgebruikers en potentieel gebruikers, is anderhalve maand live geweest. In totaal hebben 935 personen gerespondeerd waarvan 395 gebruikers, 307 niet-gebruikers en 233 potentiële gebruikers. In dit onderzoek is de representativiteit per respondentgroep gemeten. Bij de potentiële gebruikers is gekeken naar de variabelen: herkomststudies, leeftijd, geslacht. En voor gebruikers en nietgebruikers is de representativiteit gemeten naar leeftijd en geslacht. De responsgroep is representatief voor alle potentiële gebruikers. Na de analyse bleken de responderende gebruikers van de TLO significant van de populatie te verschillen op basis van geslacht en de responderende niet-gebruikers op basis van leeftijd. De respons van de gebruikers bevat een oververtegenwoordiging mannen en de respons van de niet-gebruikers van de TLO kent een oververtegenwoordiging van respondenten ouder dan 45 en een ondervertegenwoordiging van respondenten tussen de 25 en 34 jaar. Voor beide variabelen zijn de resultaten gewogen zodat de uitkomsten van het onderzoek representatief zijn voor de populatie.
Achtergrondkenmerken respondenten internetenquêtes Voor elk van de drie verschillende doelgroepen (gebruikers, niet-gebruikers en potentiële gebruikers van de TLO) die zijn geënquêteerd in het kader van de evaluatie TLO is een steekproef van 3.000 personen getrokken uit de populatiebestanden van DUO-IBG. Personen uit deze steekproef zijn benaderd voor het invullen van de enquête. De responspercentages liggen tussen 8 procent en 13 procent voor de verschillende doelgroepen (Tabel B.I.1). Tabel B.I.1 Responsaantallen en responspercentage per doelgroep (n=935) Gebruikers
Niet-gebruikers
Potentieel gebruikers
Respons voor sept 2010
263 (66%)
169 (55%)
Nvt
Respons va sept 2010
132 (34%)
138 (45%)
Nvt
Totaal respons
395 (100%)
307 (100%)
233
13%
10%
8%
Responspercentage
Na weging is de respons onder de drie verschillende groepen als volgt opgebouwd.
27
Steekproef onder niet-gebruikers is gestratificeerd naar inschrijvingsjaar (2007 en na 2007) en bij gebruikers naar inschrijvingsjaar (2010/2011) en sexe (mannen).
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
55
Tabel B.I.3 Leeftijdsklasse 28 per responsgroep (n=935) Gebruiker
Niet-gebruiker
Potentieel gebruiker
Totaal
<= 24 jaar
2%
39%
65%
30%
25 tot 34 jaar
51%
39%
27%
41%
35 tot 44 jaar
30%
10%
5%
17%
>= 45 jaar
17%
13%
3%
12%
Totaal
100%
100%
100%
100%
*Significante verschillen tussen groepen respondenten bij α= 0.00.
De niet-gebruikers en potentieel gebruikers zijn over het algemeen jonger dan de gebruikers van de TLO. Aangezien de gebruikers van de TLO de lerarenopleiding als tweede studie doen, is dat ook logisch. Wat betreft geslacht zijn er minder grote verschillen tussen de drie groepen respondenten. Tabel B.I.4 Geslacht (n=935)
Vrouw
Gebruiker
Niet-gebruiker
Potentieel gebruiker
Totaal
71%
69%
65%
69%
Man
29%
31%
35%
31%
Totaal
100%
100%
100%
100%
In het vervolg van het onderzoek worden alleen de doelgroepen onderscheiden wanneer er sprake is van significante verschillen. Opleiding Van de gebruikers geeft meer dan de helft aan dat ze inmiddels zijn afgestudeerd. Van de nietgebruikers volgt, in vergelijking met de gebruikers, een grotere groep momenteel nog een lerarenopleiding. Tabel B.I.5 Volgt u een lerarenopleiding of heeft u een lerarenopleiding gevolgd (n=702)? 29 Gebruiker
Niet-gebruiker
Totaal
Ja, ik volg op dit moment een lerarenopleiding.
30%
42%
35%
Ja, ik ben afgestudeerd aan een lerarenopleiding.
59%
45%
53%
voortijdig gestopt.
11%
13%
12%
Totaal
100%
100%
100%
Ja, ik heb een lerarenopleiding gevolgd, maar ben
*Significante verschillen tussen groepen respondenten bij α= 0.05.
De meeste gebruikers van de TLO volgen hun opleiding in deeltijd, daar waar de meerderheid van de niet-gebruikers een voltijd opleiding tot leraar volgen.
28
29
56
Het verschil in leeftijd tussen de gebruikers en niet-gebruikers van de regeling zou verklaard kunnen worden door het gezinsinkomen. Hoe ouder iemand is op het moment dat de regeling aangevraagd wordt, des te groter de kans is op een groter gezin en een lager gemiddeld gezinsinkomen waardoor deze respondenten in aanmerking zijn gekomen voor de regeling ten opzichte van andere, jongere aanvragers. De respondenten die aangeven voortijdig te zijn gestopt met de opleiding hebben in de vragenlijst voor een groot deel dezelfde route gevolgd als degenen die nog bezig zijn met opleiding of de opleiding hebben afgerond. Degenen die voortijdig zijn gestopt, zijn bijvoorbeeld ook gevraagd naar hun motivatie om met de opleiding te starten, of ze werkzaam zijn (geweest) in het onderwijs en in hoeverre ze de regeling TLO kennen en er tevreden mee zijn (mits responsgroep= gebruiker).
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Tabel B.I.6 Volgt/Volgde u uw (meest recente) lerarenopleiding (grotendeels) in voltijd, deeltijd of duaal (n=702)? Gebruiker
Niet-gebruiker
Totaal
Voltijd
13%
67%
37%
Deeltijd
83%
30%
60%
Duaal
4%
4%
4%
Totaal
100%
100%
100%
*Significante verschillen tussen groepen respondenten bij α= 0.01.
Van zowel de gebruikers als de niet-gebruikers staat de meerderheid als student ingeschreven bij de lerarenopleiding. Wel zijn er onder de gebruikers vaker zij-instromers dan onder niet-gebruikers. Tabel B.I.7 Hoe staat/stond u ingeschreven bij uw lerarenopleiding (n=702)? Gebruiker
Niet-gebruiker
Totaal
Student
87%
96%
91%
Zij-instromer
11%
2%
7%
Contractant Totaal
1%
1%
1%
100%
100%
100%
*Significante verschillen tussen groepen respondenten bij α= 0.01.
De potentiële gebruikers zijn geselecteerd op basis van de 19 meest voorkomende opleidingen die gebruikers van de TLO hebben gevolgd voorafgaand aan hun lerarenopleiding. Van de mogelijk toekomstige gebruikers van de TLO die de enquête hebben ingevuld, volgen de meeste momenteel de opleiding Commerciële economie, Rechten of Maatschappelijk werk en dienstverlening. In Bijlage II, Tabel B.II.1 is de verdeling van alle potentiële gebruikers naar opleiding weergegeven. Inkomen De meerderheid van de gebruikers (73%) verdient tijdens de opleiding minder dan € 25.000. Sinds september 2010 is de toekenning van de TLO afhankelijk geworden van het gezamenlijke gezinsinkomen. Sindsdien is het al dan niet hebben van een verdienende partner dus sterk van invloed op de toekenning van de toelage en de hoogte van de toekenning. Het inkomen van gebruikers zelf is, voor en na de wijzigingen in 2010, niet significant gewijzigd. Sinds de verandering van de regeling zijn er wel significante verschillen opgetreden in het al dan niet hebben van een verdienende partner en de hoogte van het inkomen van die partner. Tabel B.I.8 Verdienende partner ja/nee (n=381; excl. wil niet zeggen) Partner Ja
Gebruiker voor 2010
Gebruiker na 2010
Totaal
53%
28%
45%
Nee
47%
72%
55%
Totaal
100%
100%
100%
*Significante verschillen tussen groepen respondenten bij α= 0.05.
Na 2010 heeft nog maar een kwart van de gebruikers een verdienende partner, daar waar voor 2010 nog bij ruim de helft van de gebruikers dit het geval was. Omdat de regels rondom het inkomen van de partner aangescherpt zijn, is het inkomen van de partner van gebruikers, logischerwijs, significant
30
afgenomen. Daar waar 48 procent van de partners van de gebruikers
voor 2010 nog meer dan € 30.000 verdiende, verdiende na 2010 nog 34 procent van de partners van de gebruikers meer dan € 30.000.
30
Significante verschillen tussen groepen respondenten bij α= 0.05.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
57
Bijlage II Overige tabellen
Tabel B.II.1 Welke opleiding volgt u (n=233)? Potentieel gebruiker Bedrijfseconomie
7%
Commerciële Economie
9%
Communicatie
5%
Culturele en Maatschappelijke Vorming
3%
Engelse Taal en Cultuur
2%
Geschiedenis
6%
Journalistiek
5%
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
8%
Opleiding tot Fysiotherapeut
3%
Opleiding tot leraar speciaal onderwijs algemeen
0%
Opleiding tot Verpleegkundige
4%
Opleiding voor Management, Economie en Recht
0%
Pedagogiek
7%
Pedagogische Wetenschappen
4%
Personeel en Arbeid
6%
Psychologie
5%
Rechten
8%
Sociaal Pedagogische Hulpverlening
11%
Vormgeving
4%
Ik volg een andere opleiding, namelijk:
2%
Totaal
100%
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
59
Tabel B.II.2 Motivatie om voor lerarenopleiding te kiezen (n=686) Niet van invloed
Enigszins van invloed
Van invloed
Sterk van invloed
Zeer sterk van invloed
Totaal
Leren werken met jonge
Stelling
Gebruiker
35%
12%
16%
20%
17%
100%
kinderen
Niet-gebruiker
27%
13%
23%
19%
17%
100%
Totaal
32%
12%
19%
20%
17%
100%
Gebruiker
14%
12%
32%
31%
12%
100%
Niet-gebruiker
12%
11%
34%
33%
10%
100%
Totaal
13%
12%
33%
32%
11%
100%
Gebruiker
3%
5%
12%
45%
35%
100%
Niet-gebruiker
2%
4%
19%
42%
33%
100%
Leren werken met jongeren
Leren kennis overdragen
Totaal
2%
5%
15%
44%
34%
100%
Maatschappelijk nuttig bezig
Gebruiker
6%
10%
20%
37%
27%
100%
zijn als leraar
Niet-gebruiker
9%
10%
23%
41%
18%
100%
Totaal
7%
10%
21%
39%
23%
100%
Gebruiker
3%
5%
17%
40%
36%
100%
Niet-gebruiker
4%
9%
22%
41%
23%
100%
Totaal
4%
7%
19%
41%
30%
100%
Gebruiker
7%
13%
25%
34%
20%
100%
Niet-gebruiker
8%
12%
24%
36%
20%
100%
Totaal
7%
13%
24%
35%
20%
100%
Mogelijkheid tot deeltijdwerk
Gebruiker
35%
17%
16%
19%
13%
100%
na opleiding*
Niet-gebruiker
45%
17%
16%
14%
9%
100%
Totaal
40%
17%
16%
17%
11%
100%
Wilde niet te ver reizen voor
Gebruiker
63%
14%
13%
7%
3%
100%
mijn opleiding
Niet-gebruiker
67%
15%
11%
5%
1%
100%
Totaal
65%
15%
12%
6%
2%
100%
Goede kansen op een baan na
Gebruiker
19%
16%
23%
27%
15%
100%
afstuderen*
Niet-gebruiker
27%
16%
28%
19%
11%
100%
Totaal
23%
16%
25%
24%
13%
100%
Gebruiker
43%
24%
20%
8%
4%
100%
Niet-gebruiker
49%
22%
20%
7%
2%
100%
Totaal
46%
23%
20%
7%
3%
100%
Zelfontplooiing*
Vakken leken mij interessant
Goed salaris als leraar
60
Responsgroep
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Stelling
Responsgroep
Niet van invloed
Enigszins van invloed
Van invloed
Sterk van invloed
Zeer sterk van invloed
Totaal
Veel afwisseling in
Gebruiker
10%
12%
25%
35%
18%
100%
lerarenberoep*
Niet-gebruiker
13%
12%
19%
45%
11%
100%
Totaal
11%
12%
22%
39%
15%
100%
Mogelijkheid tot combinatie
Gebruiker
30%
13%
24%
22%
12%
100%
van arbeid en zorgtaken in
Niet-gebruiker
27%
18%
22%
26%
7%
100%
later werk
Totaal
29%
15%
23%
23%
10%
100%
Veel vrije tijd als leraar
Gebruiker
55%
23%
13%
6%
3%
100%
Niet-gebruiker
48%
25%
17%
7%
4%
100%
Totaal
52%
25%
15%
6%
3%
100%
Zelfstandig kunnen werken als
Gebruiker
16%
13%
23%
33%
15%
100%
leraar
Niet-gebruiker
16%
14%
28%
33%
10%
100%
Totaal
16%
13%
25%
33%
13%
100%
Beroep van leraar stond goed
Gebruiker
41%
24%
25%
9%
1%
100%
aangeschreven
Niet-gebruiker
43%
24%
20%
11%
2%
100%
Totaal
42%
24%
23%
10%
2%
100%
Vrienden of familie werk(t)en
Gebruiker
54%
15%
16%
11%
4%
100%
ook al in het onderwijs
Niet-gebruiker
62%
14%
13%
8%
3%
100%
Totaal
58%
14%
15%
10%
4%
100%
Gebruiker
55%
20%
14%
7%
3%
100%
Niet-gebruiker
46%
19%
19%
13%
3%
100%
Totaal
51%
19%
16%
10%
3%
100%
Gebruiker
69%
12%
8%
6%
5%
100%
Niet-gebruiker
50%
14%
15%
11%
10%
100%
Totaal
61%
13%
11%
8%
7%
100%
Je wordt makkelijk toegelaten
Gebruiker
84%
11%
4%
1%
0%
100%
tot de opleiding
Niet-gebruiker
80%
12%
6%
2%
0%
100%
Totaal
82%
11%
6%
1%
0%
100%
Na de opleiding kan je nog alle
Gebruiker
54%
16%
15%
12%
3%
100%
kanten uit*
Niet-gebruiker
44%
22%
21%
10%
4%
100%
Totaal
50%
19%
17%
11%
4%
100%
Gebruiker
69%
17%
10%
3%
1%
100%
Geïnspireerd door mijn leraar*
Heb nooit iets anders gewild**
Opleiding leek me niet al te
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
61
Stelling
Niet van invloed
Enigszins van invloed
Van invloed
Sterk van invloed
Zeer sterk van invloed
Totaal
Niet-gebruiker
70%
16%
11%
3%
0%
100%
Totaal
70%
16%
10%
3%
1%
100%
Het lesgeven tijdens de stages
Gebruiker
21%
9%
25%
30%
15%
100%
vind/vond ik motiverend*
Niet-gebruiker
21%
13%
22%
23%
21%
100%
Totaal
21%
10%
24%
27%
18%
100%
moeilijk
Responsgroep
*Significant bij α=0.05, **Significant bij α=0.01.
62
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Tabel B.II.3 Ooit lerarenopleiding overwogen (n=233) Potentieel gebruiker Ja, zeer sterk overwogen
27%
Ja, een beetje overwogen
41%
Nee, nooit overwogen
32%
Totaal
100%
Tabel B.II.4 Welke lerarenopleiding heeft u overwogen om te gaan volgen? Meerdere antwoorden mogelijk (n=158) Potentieel gebruiker De lerarenopleiding basisonderwijs (PABO)
49%
Een lerarenopleiding voor voortgezet onderwijs
47%
Een universitaire lerarenopleiding
22%
De opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding
11%
De kunstvakopleiding
9%
De lerarenopleiding speciaal onderwijs
15%
Een andere lerarenopleiding, namelijk:
8%
*Anders nl: mbo, hbo, speciaal onderwijs.
Tabel B.II.5 Welke bronnen heeft u gebruikt voor de oriëntatie op een lerarenopleiding? Meerdere antwoorden mogelijk (n=157) Potentieel gebruiker Informatie via internet gezocht
73%
Informatie van vrienden, familie en bekenden gevraagd
50%
Informatie via een onderwijsinstelling opgevraagd
38%
Informatiemarkt/ open dag bezocht
27%
Gesprek aangegaan met studieloopbaanadviseur, coach et cetera
10%
Anders
7%
*Anders nl: duo, andere (voor)opleiding, intake.
Tabel B.II.6 Had u voor u deze vragenlijst kreeg wel eens gehoord van de regeling tegemoetkoming lerarenopleiding (n=529)? Niet-Gebruiker
Potentieel gebruiker
Totaal
Ja
51%
22%
38%
Nee
49%
78%
62%
Totaal
100%
100%
100%
*Significant bij α=0.01.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
63
Figuur B.II.1 Bent u bekend met een of meerdere van de volgende financiële regelingen? Meerdere antwoorden mogelijk (n=288)
9%
1%
35% 58%
7%
Regeling Zij-instroom Stimuleringsbijdrage HIJ-instroom (alleen bij geslacht=m) Fiscale aftrekbaarheid studiekosten Ik ken nog een andere regeling, namelijk Geen van bovenstaande regelingen Tabel B.II.7 Is er door de school waar u werkt(e) een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor de regeling zij-instroom (n=121)? Niet-gebruiker Ja
64
1%
Nee
99%
Totaal
100%
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Figuur B.II.2 Bent u bekend met een of meerdere van de volgende financiële regelingen? Meerdere antwoorden mogelijk (n=383)
24%
29%
3% 4%
65%
Regeling Zij-instroom Stimuleringsbijdrage HIJ-instroom (als geslacht=m) Fiscale aftrekbaarheid studiekosten Ik ken nog een andere regeling, namelijk: Geen van bovenstaande regelingen Tabel B.II.8 Is er door de school waar u werkt(e) een aanvraag gedaan om in aanmerking te komen voor de regeling zij instroom (n=366)? Gebruiker Ja
1%
Nee
99%
Totaal
100%
Tabel B.II.9 Stel dat u een hoger bedrag aan toelage TLO had ontvangen, zou u dan uw lerarenopleiding sneller doorlopen/hebben afgerond? (n=343) Gebruiker Ik zou langer over mijn studie doen/hebben gedaan
1%
Geen verschil
79%
Ik zou mijn studie sneller afronden/hebben afgerond
14%
Weet niet
6%
Totaal
100%
Tabel B.II.10 Periode te kort. Meerdere antwoorden mogelijk (n= 139) Gebruiker De formele studieduur van mijn opleiding is langer dan twee jaar.
71%
Door andere verplichtingen (werk, gezin, etc.) ben/was ik niet in staat de opleiding
44%
binnen twee jaar af te ronden. Door de (verplichte) stage in de opleiding is het niet mogelijk binnen twee jaar de
23%
opleiding af te ronden. Anders, namelijk:
18%
*Anders nl: Combinatie werken en leren is door intensiteit van de opleiding erg moeilijk. Ziekte, omstandigheden, opgroeiende kinderen.
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
65
Tabel B.II.11 Stel dat u een langere periode dan 24 maanden toelage TLO had ontvangen, zou u dan sneller uw lerarenopleiding doorlopen (n=343) Gebruiker Ik zou langer over mijn studie hebben gedaan
2%
Geen verschil
81%
Ik zou mijn studie sneller hebben afgerond
9%
Weet niet
9%
Totaal
100%
Tabel B.II.12 Stel dat u een hoger bedrag aan toelage TLO had ontvangen, zou u dan ook gestopt zijn met uw lerarenopleiding? (n=41) Gebruiker Ik zou niet gestopt zijn met mijn studie
16%
Ik zou ook gestopt zijn met mijn studie
74%
Weet niet
11%
Totaal
100%
Tabel B.II.13 Stel dat u een langere periode dan 24 maanden toelage TLO had ontvangen, zou u dan ook gestopt zijn met uw lerarenopleiding (n=41) Gebruiker Ik zou niet gestopt zijn met mijn studie
16%
Ik zou ook gestopt zijn met mijn studie
67%
Weet niet
17%
Totaal
100%
Tabel B.II.14 “Het is goed dat de regeling TLO inkomensafhankelijk is, waarbij de toelage geleidelijk lager wordt naarmate iemand meer verdient” (n=903) Stelling
Helemaal
Mee
mee
oneens
Neutraal
Mee eens
Helemaal
Totaal
mee eens
oneens Gebruiker
10%
12%
17%
39%
22%
100%
Niet-gebruiker
6%
13%
20%
41%
19%
100%
Potentieel gebruiker
7%
12%
13%
43%
25%
100%
Totaal
35%
32%
16%
11%
5%
100%
Tabel B.II.15 Werkt/werkte u tijdens uw lerarenopleiding? Meerdere antwoorden mogelijk (n=684) Gebruiker voor 2010
Gebruiker na 2010
Ja, ik werk/werkte als leraar.
50%
35%
Ja, ik werk/werkte als Leraar in Opleiding (LIO).
13%
12%
Ja, ik werk/werkte als onderwijsassistent.
9%
9%
Ja, ik werk/werkte in een andere functie in het onderwijs.
7%
7%
Ja, ik werk/werkte buiten het onderwijs.
42%
57%
*Significant bij α=0.05. *Gebruikers voor 2010 geen werk: 10%, gebruiker na 2010 geen werk: 14%.
66
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
Tabel B.II.16 In welke vakken geeft/gaf u les? Meerdere antwoorden mogelijk (n=349) Gebruiker
Niet-gebruiker
Ik geef les op de basisschool
41%
47%
Agrarische economie
0%
0%
Agrarische techniek
0%
0%
Allochtone levende talen
0%
0%
Arabisch
0%
0%
Bedrijfseconomie
2%
0%
Biologie
3%
5%
Bouwkunde
1%
1%
Bouwtechniek
1%
1%
Brood/banket
0%
0%
CKV
3%
3%
Consumptieve techniek
1%
1%
Dans
1%
1%
Dierhouderij
1%
0%
Drama
1%
1%
Duits
2%
1%
Economie
6%
2%
Elektrotechniek
1%
0%
Engels
5%
4%
Filosofie
2%
0%
Frans
2%
5%
Fries
0%
0%
Gebarentaal
0%
0%
Geschiedenis
3%
4%
Godsdienst
1%
1%
Grafische techniek
1%
0%
Handvaardigheid
3%
1%
Informatica
3%
1%
Installatietechniek
1%
0%
Italiaans
0%
0%
Klassieke talen
0%
0%
Koken/serveren
2%
0%
Kunstgeschiedenis
2%
2%
Lichamelijke oefening
3%
2%
Maatschappijleer
7%
7%
Mechanische techniek
0%
0%
Mime
0%
0%
Motorvoertuigentechniek
1%
0%
Muziek
1%
4%
Natuurkunde
3%
2%
Nederlands
7%
7%
Pedagogiek
2%
4%
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
67
Gebruiker
Niet-gebruiker
Plantenteelt en verwerking
0%
0%
Psychologie
1%
3%
Russisch
0%
0%
Scheikunde
2%
0%
Spaans
1%
1%
Techniek
4%
1%
Tekenen
3%
3%
Textiele werkvormen
1%
0%
Turks
0%
0%
Verpleegkunde
4%
0%
Verzorgings-/ gezondsheidskunde
2%
0%
Verzorgings-/huishoudkunde
2%
0%
Werktuigbouwkunde
0%
0%
Wiskunde
6%
6%
Anders, namelijk
29%
22%
*Procent van de gebruikers geeft geen les, 4 procent van de niet-gebruikers, totaal 6. *Ander nl: is veelal een tweede, derde of vierde vak. Vakken die genoemd zin in de enquête zijn aardrijkskunde, remedial teaching, AVO vakken, omgangskunde en onderwijsassistent.
Tabel B.II.17 Hoe lang heeft u in totaal in het onderwijs gewerkt na uw opleiding (n=436)? Gebruiker
Niet-gebruiker
Totaal
Korter dan een half jaar
11%
8%
10%
Half jaar tot een jaar
17%
15%
16%
1 tot 5 jaar
55%
38%
49%
5 tot 10 jaar
9%
21%
13%
Langer dan 10 jaar Totaal
68
Evaluatie Tegemoetkoming Lerarenopleiding
8%
18%
12%
100%
100%
100%
Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Nederland
Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam Nederland
T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected]
W www.ecorys.nl
Sound analysis, inspiring ideas
BELGIË – BULGARIJE – HONGARIJE – INDIA – NEDERLAND – POLEN – RUSSISCHE FEDERATIE – SPANJE – TURKIJE - VERENIGD KONINKRIJK - ZUID-AFRIKA