EVALUATIE STRUCTUURMAATREGELEN BAKKERIJSECTOR
Eindrapport Uitgebracht op verzoek van de Commissie Brood en Banket van het Productschap Akkerbouw Amersfoort, 4 mei 2009
VOORWOORD De Commissie Brood & Banket van het Productschap Akkerbouw heeft in november 2008 aan Bureau Bartels opdracht gegeven om de evaluatie van de structuurmaatregelen voor de bakkerijsector voor de periode 2005 tot en met mei 2009 uit te voeren. Aan de evaluatie is door een groot aantal personen een bijdrage geleverd. In de eerste plaats gaat onze dank uit naar het Productschap Akkerbouw en de uitvoerders van de maatregelen voor het aanleveren van diverse typen gegevens. Daarnaast bedanken we de respondenten uit de verschillende onderzoeksgroepen die voor de evaluatie zijn geraadpleegd. Het gaat daarbij om vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, het Productschap Akkerbouw en een aantal andere partijen die bij de bakkerijsector zijn betrokken. Verder zijn we dank verschuldigd aan de bakkerondernemers, onderwijscoördinatoren van ROC’s en uitvoerders van de maatregelen die ons voor de evaluatie te woord hebben gestaan. De evaluatie is uitgevoerd onder toezicht van de Commissie Brood & Banket van het Productschap Akkerbouw. We willen de leden van deze commissie bedanken voor hun deskundige advies en begeleiding. We hopen met dit rapport een adequaat beeld te hebben gegeven van de uitvoering en effectiviteit van de structuurmaatregelen. Tevens hopen we dat het rapport aanknopingspunten biedt voor een verdere versterking van de bakkerijsector in de komende jaren. Bureau Bartels B.V. Amersfoort
INHOUD
VOORWOORD INHOUD
1.
INLEIDING 1.1 Achtergrond en context 1.2 Doelstelling van de evaluatie 1.3 Aanpak en respons 1.4 Kenmerken geraadpleegde bakkers 1.5 Opbouw van het rapport
1 1 1 3 4 6
2.
INHOUD EN GEBRUIK STRUCTUURMAATREGELEN 2.1 Inleiding 2.2 Achtergrond van het pakket van structuurmaatregelen 2.3 Overzicht maatregelen 2.4 Gebruik van de maatregelen 2.5 Financieel overzicht structuurmaatregelen
9 9 9 10 11 15
3.
COLLECTIEVE BROODPROMOTIE 3.1 Inleiding 3.2 Bekendheid en bereik 3.3 Organisatie en uitvoering 3.4 Meerwaarde en effectiviteit 3.5 Suggesties voor de toekomst
17 17 17 18 19 21
4.
IMAGOBEVORDERING EN MARKTINFORMATIE 4.1 Inleiding 4.2 Imagoversterkende activiteiten 4.3 Marktinformatie
23 23 23 27
5.
ONDERNEMERSCHAP EN BEDRIJFSVOERING 5.1 Inleiding 5.2 Bekendheid en gebruik 5.3 Eerstelijns advies 5.4 Workshops en themabijeenkomsten 5.5 Haalbaarheidsonderzoek 5.6 Bakkersfinancieringsfonds
31 31 31 33 38 39 40
6.
TOEGEVOEGDE MAATREGELEN 6.1 Inleiding 6.2 SpecsPlaza 6.3 RiskPlaza 6.4 Aandacht voor arbeidsomstandigheden
47 47 47 52 54
7.
OPZET STRUCTUURMAATREGELEN EN DRAAGVLAK VOOR HEFFING 7.1 Inleiding 7.2 Algemene beoordeling structuurmaatregelen 7.3 Organisatie- en uitvoeringstructuur 7.4 Draagvlak voor heffing 7.5 Toekomstige uitdagingen voor de sector
59 59 59 60 61 63
8.
CONCLUSIES EN BOUWSTENEN VOOR DE TOEKOMST 8.1 Inleiding 8.2 Samenvattende conclusies 8.3 Bouwstenen voor de toekomst
65 65 65 68
BIJLAGE I
GERAADPLEEGDE SLEUTELPERSONEN EN UITVOERDERS
73
BIJLAGE II
OMSCHRIJVING VAN DE ONDERSTEUNDE MAATREGELEN
75
BIJLAGE III
TABELLEN
79
1.
INLEIDING
1.1
Achtergrond en context
Het Productschap Akkerbouw vertegenwoordigt ongeveer 25.000 ondernemingen die zich bezighouden met de teelt, de handel en de verwerking van akkerbouwproducten. De bakkerijen worden binnen het Productschap Akkerbouw vertegenwoordigd door de Commissie Brood en Banket. De sector brood en banket bestaat uit zowel grote, industriële bakkerijen als de kleinschalige, ambachtelijke bakkerijen. In totaal telt de sector ongeveer 2.300 ondernemingen die werk bieden aan circa 35.000 personen1. De Commissie Brood en Banket is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij (NVB), de Nederlandse Brood- en banketbakkers Ondernemers Vereniging (NBOV), FNV Bondgenoten en de CNV Bedrijvenbond. De Commissie Brood en Banket is destijds (in 1999) opgericht voor de uitvoering van een pakket van maatregelen om de structuur van de bakkerijketen te versterken. Voor de periode 2005-2009 is een pakket van structuurmaatregelen afgesproken dat bestaat uit de onderdelen algemene voorlichting over en promotie van het product brood, imagoversterkende activiteiten, marktonderzoek en versterking van het ondernemerschap en de bedrijfsvoering. Naast deze basismaatregelen heeft later ook nog een aantal andere maatregelen een bijdrage ontvangen vanuit het Fonds Structuurversterking Bakkerij. Vanuit het genoemde fonds is voor de genoemde periode een budget van 18,5 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit fonds wordt gefinancierd vanuit een heffing op meel en bloem. Om onderbouwde besluiten te nemen over voortzetting van de structuurmaatregelen na afloop van de huidige periode bestond er bij de Commissie Brood en Banket behoefte aan een externe evaluatie. De Commissie Brood en Banket heeft Bureau Bartels opdracht gegeven om de evaluatie uit te voeren. De evaluatie is uitgevoerd in de periode december 2008 tot en met april 2009. Deze rapportage bevat de bevindingen hiervan.
1.2
Doelstelling van de evaluatie
De centrale probleemstelling van de evaluatie luidde als volgt: Hoe kunnen de bekendheid en het bereik van de structuurmaatregelen worden beoordeeld, hoe verloopt de organisatie en uitvoering daarvan, in hoeverre zijn de gestelde doelen bereikt en wat zijn leerervaringen voor de toekomst? Uit deze doelstelling blijkt in feite al dat in de evaluatie aan een viertal thema’s aandacht is geschonken. In schema 1.1 zijn deze thema’s en hun onderlinge samenhang weergegeven.
1
Bureau Bartels, Eindevaluatie Arboconvenant Grondstofallergie, juli 2007.
1
Schema 1.1 Analysekader voor de evaluatie van de structuurmaatregelen voor de bakkerijsector
Bekendheid en bereik
Organisatie en uitvoering
Meerwaarde en doeltreffendheid
Bouwstenen voor de toekomst
Per thema zijn verschillende onderzoeksvragen geformuleerd. In het onderstaande geven we in meer samenvattende zin weer wat daarbij per thema belangrijke aandachtspunten in de evaluatie zijn geweest. Bekendheid en inhoud
Voorlichting en communicatie structuurmaatregelen en rol Productschap Bekendheid structuurmaatregelen en wijze waarop doelgroepen hiervan op het spoor komen Motieven voor gebruik van/deelname aan structuurmaatregelen Gebruik van de structuurmaatregelen en achtergronden hiervan
Organisatie en uitvoering
Ervaringen met de uitvoering van de structuurmaatregelen Beoordeling van de inhoud en uitvoering van de structuurmaatregelen Wijze waarop aansturing/regie van de structuurmaatregelen is ingericht Ervaringen sector met het financieringsinstrument (de heffing op meel en bloem)
Meerwaarde en doeltreffendheid
Meerwaarde van de structuurmaatregelen Doelstellingen van de structuurmaatregelen en mate van doelrealisatie Verklaring voor (eventueel) niet (geheel) realiseren van doelen Verwachtingen doelrealisatie komende periode
Bouwstenen voor de toekomst
Toekomstige relevantie structuurmaatregelen Mate waarin doelstellingen nog actueel en relevant zijn Te overwegen inhoudelijke en/of uitvoeringstechnische bijstellingen structuurmaatregelen Behoefte aan ondersteuning waarin de huidige structuurmaatregelen niet voorzien Mogelijkheden stimuleren herkenbare rol Productschap bij de structuurmaatregelen voor sector Toekomstig draagvlak voor bestemmingsheffing ter financiering structuurmaatregelen Overige leerervaringen voor de toekomst
2
In de volgende paragraaf zullen we aangeven welke activiteiten we ontplooid hebben om tot een beantwoording van de onderzoeksvragen te komen.
1.3
Aanpak en respons
Voor de uitvoering van de evaluatie hebben we een aantal verschillende activiteiten ontplooid. Allereerst is deskresearch verricht. We hebben daarbij uiteenlopende typen digitale en schriftelijke bronnen geanalyseerd. In de literatuurlijst is een volledig overzicht opgenomen van de door ons geanalyseerde bronnen. Daarnaast hebben we gesprekken gevoerd met zogenaamde sleutelpersonen. Tot de sleutelpersonen hebben we personen gerekend die op een meer overall niveau betrokken zijn (geweest) bij de structuurmaatregelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties die lid zijn van de Commissie Brood en Banket dan wel de werkgroep Voor de Bakker. Daarnaast hebben we ook vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden binnen de bakkerij en toeleveranciers als sleutelpersoon geraadpleegd. In totaal zijn 19 sleutelpersonen geconsulteerd. In bijlage I is een overzicht opgenomen van de geraadpleegde sleutelpersonen. In aanvulling op het voorgaande hebben we in totaal zeven gesprekken gevoerd met uitvoerders van de structuurmaatregelen. Het ging hierbij om het Voorlichtingsbureau Brood, de Stichting Bakkerij Imago, enkele adviseurs van de werkgroep Voor de Bakker (VDB), het NBC en uitvoerders van het Bakkersfinancieringsfonds. Een overzicht van de geraadpleegde uitvoerders is eveneens in bijlage I opgenomen. De kern van de evaluatie bestond uit veldwerk onder bakkersondernemers. Daartoe hebben we voor de ambachtelijke en industriële bakkerijen een aselecte steekproef getrokken uit bestanden van bedrijven die deel uitmaken van deze sectoren. Het bestand van de industriële bakkerijen hebben we via het Productschap beschikbaar gekregen. Voor het trekken van de steekproef onder ambachtelijke bakkers hebben we het relatiebestand van het NBC kunnen benutten. Hieruit zijn alle bakkerijen die onderdeel zijn van een keten en de grootwinkelbedrijven gefilterd. Ook andere organisaties die niet tot de doelgroep van het onderzoek hoorden, zijn (zoveel mogelijk) uit het bestand gehaald. Vervolgens is hieruit een a-selecte steekproef van 450 bakkerijen getrokken, waarvan er in eerste instantie 300 zijn benaderd om mee te werken aan dit onderzoek. De 150 andere bakkerijen werden als reserve achter de hand gehouden. Vanuit het Productschap Akkerbouw is aan de ‘getrokken’ bakkersondernemers een aankondigingsbrief gestuurd waarin het onderzoek werd toegelicht en om medewerking van de bedrijven werd gevraagd. Vervolgens hebben we de bedrijven uit de steekproef benaderd voor deelname aan de evaluatie via een telefonisch interview. In totaal heeft dit geresulteerd in 177 interviews, verdeeld over 152 interviews met ambachtelijke bakkerijen en 25 interviews met industriële bakkerijen. Bij de ambachtelijke bakkers zijn de gesprekken gevoerd met de directeur-eigenaar. Bij de industriële bakkers kon het gaan om de directeur-eigenaar, vestigingsmanager of de operationeel manager. Tabel 1.1 geeft inzicht in de respons.
3
Tabel 1.1
Respons naar deelsegment en totaal
Aspect Brutosteekproef
Ambachtelijke bakkerijen
Industriële bakkerijen
Totaal
300
41
341
-
Contactpersoon na herhaalde pogingen niet bereikt
52
7
59
-
Niet gebeld wegens behalen streefaantal
23
-
23
-
Gegevens onjuist
19
1
20
206
33
239
54
8
62
152
25
177
74%
76%
74%
Nettosteekproef -
Non-respons
Netto respons Respons (relatief)
Uit het bovenstaande schema blijkt dat ongeveer driekwart van zowel de ambachtelijke als de industriële bakkerijen bereikt zijn voor een telefonisch interview. Voor de totale groep bakkerijen is de nettorespons uitgekomen op 74%. De respons onder zowel de industriële als de ambachtelijke bakkerijen valt als goed te bestempelen. Om te toetsen of het zinvol zou zijn om jongeren te raadplegen over de invloed van de structuurmaatregelen (promotie van brood en imagoversterking) op de keuze voor het bakkersvak, hebben we op verzoek van de begeleidingscommissie tien opleidingscoördinatoren van ROC's geraadpleegd die bakkersopleidingen aanbieden. Daaruit kwam naar voren dat de relatie tussen de maatregelen en het keuzeproces niet wordt herkend. Daarop is besloten om geen leerlingen in het onderzoek te betrekken.
1.4
Kenmerken geraadpleegde bakkers
Een belangrijk onderdeel van het onderzoek bestond zogezegd uit het raadplegen van bakkerijen. We geven in deze paragraaf een aantal kenmerken van de bakkerijbedrijven die aan het onderzoek hebben meegewerkt. Type ambachtelijke bakkerij Het grootste deel van de geraadpleegde ambachtelijke bakkerijen bestaat uit gemengde bakkerijen (zie tabel 1.2). Ongeveer driekwart van de respondenten heeft een bakkerij waarin zowel brood als banket wordt geproduceerd. Ongeveer één op de vijf bakkerijen blijkt een banketbakkerij te zijn. Uitsluitend broodbakkerijen kwamen in onze respons bijna niet voor. Deze percentages komen nagenoeg overeen met de structuur van de gehele ambachtelijke bakkerijsector. Volgens het Productschap Akkerbouw bestaat ongeveer vier vijfde deel van de ambachtelijke bakkerijen uit gemengde bedrijven2. Tabel 1.2
Verdeling respondenten naar type ambachtelijke bakkerij
Type
2
Totaal (N=152)
Gemengde bakkerij
77%
Banketbakkerij
18%
Broodbakkerij
4%
Anders (beschuitbakkerij)
1%
Bron: website www.productschapakkerbouw.nl, 2009.
4
Spreiding over grootteklasse Voor beide deelsegmenten bakkerijen – ambachtelijke bakkerijen en industriële bakkerijen – hebben we in het onderstaande de spreiding over grootteklassen weergegeven. Daarbij hebben we verschillende indelingen in grootteklassen gehanteerd (zie de tabellen 1.3 en 1.4). Bij de ambachtelijke bakkerijen is het aantal waarnemingen per klasse redelijk gelijk. Tabel 1.3
Verdeling geraadpleegde ambachtelijke bakkerijen naar grootteklasse
Grootteklasse
Totaal (N=152)
1 tot 4 werknemers
22%
5 tot 9 werknemers
26%
10 tot 14 werknemers
22%
15 of meer werknemers
30%
Ook de geraadpleegde industriële bakkerijen zijn ingedeeld naar het aantal werknemers aan wie zij werk bieden (zie tabel 1.4). Daarbij is overigens uitgegaan van het aantal werknemers op vestigingsniveau. Tabel 1.4
Verdeling geraadpleegde industriële bakkerijen naar grootteklasse
Grootteklasse
Totaal (N=25)
Minder dan 50 werknemers
20%
50-99 werknemers
36%
100-149 werknemers
28%
150 of meer werknemers
16%
Aantal verkooppunten bij ambachtelijke bakkerijen Een trend bij de ambachtelijke bakkerijen is dat een deel van de sector aan schaalvergroting doet door meerdere verkooppunten in te richten. In dat geval levert de centrale bakkerij van de onderneming aan meerdere eigen verkooppunten. Uit tabel 1.5 blijkt dat ongeveer een derde van de geraadpleegde ambachtelijke bakkerijen over meerdere verkooppunten beschikt. Bij de overige twee derde van de respondenten vormt de eigen bakkerij het enige verkooppunt (zie tabel 1.5). Tabel 1.5
Verdeling geraadpleegde ambachtelijke bakkers naar aantal verkooppunten
Aantal verkooppunten
*
Totaal (N=151)
Geen verkooppunten
4%
1 verkooppunt
66%
Meerdere verkooppunten
30%
2 verkooppunten*
58%
3 of 4 verkooppunten*
29%
5 of meer verkooppunten*
13%
Aandeel gerelateerd aan bedrijven met meerdere verkooppunten (N=45).
Daar waar zich in de uitkomsten van de evaluatie verschillen voordoen tussen ambachtelijke bakkerijen met één verkooppunt en bakkerijen met meerdere verkooppunten hebben we dit weergegeven.
5
Startende versus gevestigde ambachtelijke bakkerijen Aangezien een deel van de structuurmaatregelen betrekking heeft op startende ondernemers in de bakkerijsector, hebben we bij de raadpleging van ambachtelijke bakkers ook een nader onderscheid gemaakt tussen startende en gevestigde bakkerijen. Als ‘peiljaar’ hebben we hierbij 2005 genomen: bakkerijen die in 2005 of later zijn gestart, hebben we als ‘startende bakkerijen’ aangemerkt. Uit tabel 1.6 blijkt dat ongeveer een zesde van de respondenten onder de ambachtelijke bakkerijen als starter kan worden gekwalificeerd. Tabel 1.6
Verdeling geraadpleegde ambachtelijke bakkerijen over gevestigde dan wel startende bakkerijen
Categorie
Totaal (N=152)
Gevestigde bakkerijen
87%
Startende bakkerijen
13%
Organisatiegraad van de geraadpleegde bakkerijen Tot slot van dit hoofdstuk is in tabel 1.7 opgenomen in hoeverre de geraadpleegde bakkerijen zijn aangesloten bij één van de beide werkgeversorganisaties in de bakkerijsector, namelijk de NBOV of NVB. Van de ambachtelijke bakkerijen in de evaluatie was ongeveer vier op de vijf georganiseerd en een op de vijf niet-georganiseerd. Bij de geraadpleegde industriële bakkerijen was de organisatiegraad nog iets hoger. Tabel 1.7
Verdeling respondenten naar lidmaatschap van brancheorganisaties
Categorie
Ambachtelijke bakkerijen (N=152)
Industriële bakkerijen (N=24)
78%
8%
1%
76%
Lid van de NBOV Lid van de NVB Lid van zowel de NBOV als de NVB Geen lid
1%
8%
20%
8%
Daar waar we in de uitkomsten een onderscheid aantroffen tussen georganiseerde bakkerijen en niet-georganiseerde bakkerijen, hebben we dit expliciet aangegeven. Dit geldt overigens alleen voor de ambachtelijke bakkerijen. Bij de geraadpleegde industriële bakkerijen was het aantal niet-georganiseerde bedrijven te klein om deze vergelijking te maken.
1.5
Opbouw van het rapport
Bij de opbouw van het rapport volgen we de thema’s die binnen het pakket aan structuurmaatregelen zijn benoemd. Voor de basismaatregelen hebben we elk een afzonderlijk hoofdstuk gereserveerd. De toegevoegde maatregelen hebben we in een afzonderlijk hoofdstuk gebundeld. De opbouw van het rapport ziet er zodoende als volgt uit. We geven eerst in hoofdstuk 2 inzicht in de inhoud en het gebruik van de structuurmaatregelen. In hoofdstuk 3 besteden we aandacht aan collectieve broodpromotie. We nemen hierbij ook het Nationale Schoolontbijt mee. In hoofdstuk 4 komt het thema imagobevordering en marktonderzoek aan bod. Bij imagobevordering gaat het dan om de evenementen, het Nationale Bakkerijgala en de verkiezing van de bakkerij/banketbakkerij van het jaar. In hoofdstuk 5 staan ondernemerschap en bedrijfsvoering centraal. Het gaat hierbij om de activiteiten van de werkgroep Voor de Bakker en het Bakkersfinancieringsfonds. De toegevoegde maatregelen komen aan de orde in hoofdstuk 6. Dit
6
heeft dan betrekking op SpecsPlaza, RiskPlaza en de follow-up van het arboconvenant grondstofallergie. In hoofdstuk 7 geven we vervolgens een algemeen beeld van de beoordeling van de huidige opzet van de structuurmaatregelen. We sluiten af met hoofdstuk 8 waarin de samenvattende conclusies en bouwstenen voor de toekomst centraal staan.
7
8
2.
INHOUD EN GEBRUIK STRUCTUURMAATREGELEN
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de verschillende (typen) structuurmaatregelen die onderwerp van deze evaluatie vormen. Hoewel de evaluatie uitsluitend de periode 2005-2009 betreft, zullen we de huidige maatregelen eerst in een historisch perspectief plaatsen door kort en bondig de achtergrond en evolutie van het pakket van structuurmaatregelen te schetsen (paragraaf 2.2). In paragraaf 2.3 geven we vervolgens een overzicht van de maatregelen uit de genoemde periode. De deelname aan of het gebruik van de afzonderlijke maatregelen door de doelgroepen, komt in paragraag 2.4 aan de orde. Tot slot komt in paragraaf 2.5 het financiële overzicht van de structuurmaatregelen aan bod.
2.2
Achtergrond van het pakket van structuurmaatregelen
Zoals hiervoor aangegeven, heeft de evaluatie uitsluitend betrekking op de structuurmaatregelen die in de huidige periode (2005-2009) ondersteund zijn vanuit het Fonds Structuurmaatregelen Bakkerij. Dit fonds (en haar voorlopers) kent echter een historie van enkele decennia. Het initiëren van structuurmaatregelen voor de bakkerijsector gaat terug naar medio jaren zeventig van de vorige eeuw. De maatregelen die destijds werden geïnitieerd, stonden volledig in het teken van de sanering en herstructurering van de sector. Er was immers sprake van een forse overcapaciteit bij de (industriële) productie van brood, die tot gevolg had dat de broodprijs sterk onder druk stond. Er werd een Stichting Herstructurering Broodbakkerij (SHB) opgericht, die enerzijds productiecapaciteit van industriële bakkerijen opkocht (er werd een vergoeding gegeven voor balen meel die niet meer werden afgenomen) en zich anderzijds sterk maakte voor flankerend beleid. Dit resulteerde in een marktverordening waarin de invoering van een minimumbroodprijs werd geregeld. Uit die tijd stamt overigens ook de bestemmingsheffing zoals die via het Productschap wordt geheven. Bijzonder in vergelijking tot andere sectoren is, dat de heffing in feite naar rato van inkoop van grondstof (meel en bloem) wordt geheven. Een andere bijzonderheid is dat de heffing in beginsel niet bij de bakkerijen zelf wordt geïnd, maar bij de eerste schakel van de levering van meel in Nederland, veelal de maalindustrie. De heffing wordt immers geheven op de hoeveelheid meel en bloem die afzonderlijke bakkerijen afnemen van de meelfabrikanten. De gehele sector draagt op deze manier bij aan de financiering van de structuurmaatregelen. De saneringsmaatregelen voor de industriële bakkerijen hebben tot begin jaren negentig gelopen. Vanaf dat moment is niet meer structureel ingezet op het collectief saneren van deze sector. Met uitzondering van het jaar 2000, toen nog één maal sprake is geweest van het uitkopen van overcapaciteit binnen de industriële bakkerijsector. Parallel aan de maatregelen voor de industriële sector werden sinds begin jaren tachtig ook ‘warme’ saneringsmaatregelen voor de ambachtelijke bakkerijen ontplooid. In tegenstelling tot de ‘economische maatregelen’ voor de industriële bakkerijen droegen de maatregelen voor deze doelgroep meer een sociaal karakter. Er werd een soort VUT-regeling ingesteld voor bakkersondernemers die wilden stoppen. Bakkers die hun bedrijven beëindigden kregen een financiële tegemoetkoming als overbrugging tot hun pensioensgerechtigde leeftijd. Tot 2004 werden middelen beschikbaar gesteld voor de bedrijfsbeëindiging in de ambachtelijke bakkerij. Met ingang van de nieuwe periode zijn geen activiteiten meer ondersteund die betrekking hebben op sanering en bedrijfsbeëindiging. In de loop der tijd is het accent binnen de structuurmaatregelen verschoven van de ‘wijkers’ naar de ‘blijvers’ onder de bakkersondernemers. De maatregelen die de plaats innamen voor de saneringsmaatregelen richtten zich in toenemende mate op het ondersteunen van perspectiefvolle bedrijven binnen de bakkerijsector. Zo werd in 1990
9
de oprichting van een groot scholings- en demonstratiecentrum in Wageningen – de voorloper van het NBC – vanuit het fonds gefinancierd. Ook werden maatregelen geïnitieerd die tot doel hadden om het ondernemerschap en de bedrijfsvoering van bakkersondernemingen in de sector te stimuleren. Een deel van de maatregelen die in deze evaluatie zijn meegenomen, heeft zijn oorsprong in de jaren voorafgaande aan de huidige periode. Dit geldt voor de activiteiten op het gebied van de collectieve broodpromotie, de advisering van individuele ambachtelijke bakkers en het Bakkersfinancieringsfonds. Met ingang van de huidige periode werd overigens de heffing verlaagd van 1 euro naar 0,60 euro per 100 kilogram afgenomen meel/bloem. De huidige periode loopt eind van dit jaar af.
2.3
Overzicht maatregelen
In deze paragraaf presenteren we de afzonderlijke structuurmaatregelen die binnen de huidige periode zijn ondersteund en voor een belangrijk deel nog steeds onderdeel uitmaken van het huidige pakket. Daarbij maken we een onderscheid in zogenaamde basismaatregelen en toegevoegde maatregen. De basismaatregelen hebben betrekking op drie thema’s die bij de start van de huidige periode zijn geformuleerd, namelijk de ‘collectieve broodpromotie’, ‘imagobevordering en marktinformatie’ en ‘ondernemerschap en bedrijfsvoering’. Deze maatregelen maken (veelal ook) vanaf het begin van de huidige periode deel uit van het Fonds Structuurversterking Bakkerij. Zoals hiervoor aangegeven, ligt bij een deel van deze maatregelen de oorsprong in de voorgaande periode. In schema 2.1 is een overzicht opgenomen van dit type structuurmaatregelen. Hierbij hebben we ook aangegeven op welk van de deelsegmenten van de bakkerijsector de betreffende maatregelen gericht zijn. Schema 2.1 Overzicht basismaatregelen binnen de huidige periode, naar doelgroep Maatregel
Ambachtelijke bakkerijen
Industriële bakkerijen
Collectieve campagnes (‘Brood kan altijd’, ‘Week van het brood’, etc.)
X
X
Nationaal Schoolontbijt3
X
X
A. Collectieve broodpromotie
B. Imagobevordering en marktinformatie Marktinformatie
X
Nationaal Bakkerij Gala
X
Evenement Bakkerij/Banketbakkerij van het jaar
X
X
C. Ondernemerschap en bedrijfsvoering Eerstelijns advisering adviseurs Voor de Bakker
X
Workshops en themabijeenkomsten
X
Borgstellingsregeling: Bakkersfinancieringsfonds
X
De toegevoegde maatregelen zijn in de loop van de huidige periode aan het pakket van structuurmaatregelen toegevoegd en kunnen niet tot de drie genoemde thema’s worden gerekend. In schema 2.2 is een overzicht van dit type maatregelen opgenomen.
3
Het Nationale Schoolontbijt was in eerste instantie een onderdeel van imagobevordering en marktinformatie voor het grootbedrijf en werd uitgevoerd door SBI. Nu wordt het Schoolontbijt uitgevoerd vanuit het Voorlichtingsbureau Brood en past het beter onder collectieve broodpromotie.
10
Schema 2.2 Overzicht toegevoegde maatregelen binnen de huidige periode, naar doelgroep Maatregel
Ambachtelijke bakkerijen
Industriële bakkerijen
X
(X)
(X)
X
X
X
SpecsPlaza RiskPlaza Follow-up Arboconvenant Grondstofallergie Scholing van werkenden Science & Baking
Voor een meer uitgebreide beschrijving van het doel en de inhoud van elk van de maatregelen verwijzen we naar bijlage II. Overigens zijn we in overleg met de begeleidingscommissie tot een afbakening van de maatregelen gekomen die we in de evaluatie meenemen. Dit hield in dat we twee toegevoegde maatregelen, namelijk de Scholing van werkenden en Science en Baking verder niet in de evaluatie hebben meegenomen. Voor Scholing van werkenden geldt dat het een eenmalige ‘voorziening’ betreft vanwege het wegvallen van ESF-gelden voor het reguliere scholingsplan van het sectorfonds SSSFBB. Science & Baking is een klein project waarbij (tevergeefs) geprobeerd is om een link te maken tussen de sector en de wetenschap.
2.4
Gebruik van de maatregelen
In deze paragraaf geven we inzicht in het gebruik van de maatregelen. Het betreft hierbij het aantal deelnemers aan activiteiten dan wel het aantal ondernemingen dat een beroep heeft gedaan op een bepaalde voorziening. De navolgende uitkomsten zijn ontleend aan documenten die zijn bestudeerd in de deskresearch, verkregen via de uitvoerders van de betreffende maatregelen of via het Productschap. De maatregelen ‘follow-up van het arboconvenant grondstofallergie’, ‘scholing van werkenden’ en ‘science & baking’ zijn daarbij buiten beschouwing gelaten. Collectieve broodpromotie Bij het thema ‘collectieve broodpromotie’ beperken we ons tot het Nationaal Schoolontbijt. Uit de onderstaande tabel blijkt dat de deelname aan deze maatregelen sterk is gestegen in de afgelopen jaren, zowel wat betreft het aantal scholen als het aantal bakkerijen die het ontbijt op deze scholen hebben verzorgd. Tabel 2.1
Ontwikkeling deelname aan het Nationale Schoolontbijt
Kengetallen
2005
2006
2007
2008
Aantal deelnemende scholen
1.100
1.500
2.000
2.200
Aantal deelnemers bakkerijen
45
467
508
620
Bron:
Voorlichtingsbureau Brood, 2009
Imagobevordering en marktinformatie In de ‘afname’ van marktinformatie zoals dat vanuit de SBI beschikbaar wordt gesteld, geeft tabel 2.2 inzicht. Gebruikers kunnen een abonnement nemen, waarbij zij verschillende typen gegevens aangereikt kunnen krijgen. Deze activiteit is overigens voornamelijk gericht op de industriële bakkerijen.
11
Tabel 2.2
Kengetallen gebruik marktinformatie vanuit de SBI, naar type informatie
Kengetallen
2005
2006
2007
2008
Aantal gebruikers gegevens hoofdlijnen brood en banket
24
22
25
28
Aantal gebruikers gegevens brood
18
18
20
22
Aantal gebruikers gegevens banket
21
20
22
25
Aantal gebruikers gegevens nieuwsbrief
28
27
29
32
21.440
25.610
33.485
37.141
Opbrengst verkoop aan niet-leden (in euro) Bron:
SBI, 2009
Het Nationaal Bakkerij Gala wordt sinds 2007 georganiseerd. Voor de jaren 2007 en 2008 is weergegeven hoeveel personen het gala hebben bezocht en welk deel daarvan uit betalende gasten bestond. Verderop zal blijken dat het bereik van het gala onder industriële bakkerijen groter is dan onder ambachtelijke bakkerijen. De gegevens van het gala in 2009 zijn hierin nog niet opgenomen. Tabel 2.3
Deelname aan het Nationaal Bakkerij Gala
Kengetallen
2005
2006
2007
2008
Aantal gasten
-
-
850
950
Waarvan betalende gasten
-
-
700
836
Bron:
Subsidieaanvragen Nationaal Bakkerij Gala (2008 en 2009)
Het aantal bedrijven dat aangemeld werd om mee te dingen naar de verkiezing van ‘Bakkerij van het jaar’ is in tabel 2.4 weergegeven. In 2007 werden twee prijzen uitgereikt, namelijk voor ‘Bakkerij van het jaar’ en ‘Banketbakkerij van het jaar’. In 2008 is daaraan de verkiezing van de ‘Starter van het jaar’ toegevoegd. Ook hier zijn de gegevens voor 2009 nog niet opgenomen. Tabel 2.4
Kengetallen bakkerij van het jaar
Kengetallen
2005
2006
2007
2008
Aantal deelnemende bedrijven
-
-
50
50
Aantal onderscheidingen
-
-
2
3
Bron:
Productschap Akkerbouw, 2009
Ondernemerschap en bedrijfsvoering Ambachtelijke bakkerijen kunnen een beroep doen op eerstelijns adviseurs ‘Voor de bakker’. Uit tabel 2.5 blijkt dat het aantal geadviseerde bedrijven in de loop der tijd toeneemt (zeker wanneer de cijfers voor de eerste helft van 2008 zouden worden geëxtrapoleerd naar het volledige jaar 2008). Voor zowel bestaande als startende bedrijven is tevens weergegeven voor welke vraagstukken zij – volgens de administratie van de eerstelijns adviseurs – een beroep doen op deze adviseurs.
12
Tabel 2.5
Kengetallen eerstelijns advisering
Kengetallen
2005
2006
2007
2008 (eerste helft)
131
192
195
146
-
bestaande bedrijven
62
119
108
87
-
starters
69
73
87
59
-
waarvan daadwerkelijk gestart
10
14
15
6
Aantal geadviseerde bedrijven, waarvan:
Vraagstukken bestaande bedrijven: -
stoppen van het bedrijf
19
31
22
12
-
verkoop van het bedrijf
11
41
38
38
-
financieel
10
12
7
3
-
bedrijfsvoering
22
35
41
34
14
19
43
28
2
12
5
3
Vraagstukken starters: -
oriënterend
-
starten geheel nieuw bedrijf
-
starten d.m.v. overname
41
15
19
13
-
begeleiding
12
27
20
15
Bron:
Productschap Akkerbouw, 2009
De workshops en themabijeenkomsten die vanuit de werkgroep Voor de Bakker worden georganiseerd, zijn specifiek bedoeld voor potentiële bakkersondernemers die de start of overname van een bakkerij overwegen. De deelnemers hieraan worden vooral geworven uit de starters die bij de eerstelijns adviseurs in beeld zijn gekomen (zie hiervoor). Tabel 2.6
Aantal workshops en themabijeenkomsten en de deelname daaraan
Kengetallen
2005
2006
2007
2008
Aantal workshops
-
2
1
1
Aantal deelnemers aan workshops
-
38
11
23
Aantal themabijeenkomsten
1
1
1
1
23
22
25
26
Aantal deelnemers aan themabijeenkomsten Bron:
Productschap Akkerbouw, 2009
In het verlengde van de werkzaamheden van de eerstelijns adviseurs kunnen potentiële starters een haalbaarheidsstudie laten verrichten. Hierin worden de kansen voor de te starten of over te nemen bakkersonderneming nader onderzocht. De haalbaarheidsstudie is verplicht wanneer men een beroep wil doen op het Bakkersfinancieringsfonds (zie hierna). Na een aanvankelijke daling nam de belangstelling voor het haalbaarheidsonderzoek in het afgelopen jaar weer toe. Tabel 2.7
Kengetallen haalbaarheidsonderzoek
Kengetallen
2005
2006
2007
2008
Aantal uitgevoerde haalbaarheidsonderzoeken
20
17
12
22
Aantal haalbaarheidsonderzoeken dat geen betrekking had op aanvraag Bakkersfinancieringsfonds
17
14
10
18
Bron:
Productschap Akkerbouw, 2009
13
In tabel 2.8 hebben we gegevens over de belangstelling voor en het gebruik van het Bakkersfinancieringsfonds weergegeven. Bij het aantal vragen moet worden opgemerkt dat er sprake is van een zekere filtering, omdat bij een deel van de haalbaarheidsonderzoeken blijkt dat het starten of overnemen van een bakkerij niet haalbaar is. In die gevallen komt het vanzelfsprekend ook niet tot een aanvraag voor het fonds. Tabel 2.8
Gebruik van het Bakkersfinancieringsfonds
Kengetallen
2005
2006
2007
2008
Aantal aanvragen voor financieringsfonds
4
2
4*
4
Aantal gehonoreerde aanvragen
4
2
4*
4
Financiële omvang borgstelling gehonoreerde aanvragen
€ 417.500
€ 210.000
€ 230.000
€ 220.000
Budget Bakkersfinancieringsfonds
€ 487.500
€ 487.500
€ 487.500
€ 487.500
12
14
17
20
€ 1.108.500
€ 1.318.500
€ 1.548.500
€ 1.608.500
Aantal verzoeken tot inroepen borgstelling bij schade
1
-
1
-
Aantal gehonoreerde verzoeken tot inroepen borgstelling bij schade
1
-
1
-
€ 21.300
-
€ 47.200
-
Totaal aantal uitstaande borgstellingen Totale financiële omvang verleende borgstellingen
Schadebedrag voor Bakkersfinancieringsfonds *
Inclusief 1 aanvraag waarbij koop niet doorging.
Bron:
Productschap Akkerbouw, 2009
Uit de tabel blijkt verder dat er (sinds 2006) sprake is van een forse onderuitputting: nog niet de helft van het beschikbare budget wordt ook aangewend als borgstelling. Het inroepen van de borgstellingen door de bank die het bedrijfskrediet heeft verschaft, is in de huidige periode (tot dusver) beperkt gebleven tot slechts twee gevallen. Toegevoegde maatregelen Sinds ruim twee jaar kunnen bakkersondernemers zich abonneren op de databanken SpecsPlaza en RiskPlaza. Hoewel de databanken zich richten op de gehele bakkerij, is SpecsPlaza zodanig ontwikkeld dat deze databank in eerste instantie met name voor ambachtelijke bakkerijen van betekenis was. Recenter is SpecsPlaza aangevuld met gegevens die ook de gebruikswaarde voor de industriële bakkerij hebben vergroot. De gestructureerde beheersing van voedselveiligheidsrisico’s, hoewel van belang voor de gehele bakkerij, is in eerste instantie vooral geïmplementeerd in industriële bedrijven. Dit verklaart dat RiskPlaza zich vooralsnog richt op industriële bakkerijen. Bij SpecsPlaza kan – wat de deelnemers betreft – nog een nader onderscheid worden gemaakt tussen afnemers van de informatie en zij die (ook) informatie toevoegen aan de databank (toeleveranciers). Uit de onderstaande tabel blijkt dat in het tweede jaar een fors grotere deelname is gerealiseerd dan in het startjaar.
14
Tabel 2.9
Kengetallen gebruik databanken
Kengetallen
2005
2006
2007
2008
Aantal abonnees SpecsPlaza: -
afnemers
-
-
70
228
-
leveranciers
-
-
39
72
-
-
5
39
Aantal abonnees RiskPlaza Bron:
2.5
Productschap Akkerbouw, 2009
Financieel overzicht structuurmaatregelen
Tot slot van dit hoofdstuk geven we inzicht in de kosten die met elk van de maatregelen en met het totale pakket aan structuurmaatregelen zijn gemoeid. Zoals hiervoor aangegeven worden deze maatregelen gefinancierd vanuit de bestemmingsheffing op meel en bloem. In tabel 2.10 wordt daarbij onderscheid gemaakt naar elk van de jaren. Voor 2009 hebben we weergegeven welk bedrag (vooralsnog) is begroot voor elk van de maatregelen. Dat in dit laatste jaar een veel ruimer budget beschikbaar is dan de voorgaande jaren heeft te maken met onderuitputting en ‘overheveling’ van niet-benutte bedragen naar dit laatste jaar. Met name voor de loonkostenvoorziening voor werknemers die uitvallen uit het arbeidsproces als gevolg van grondstofallergie is een (relatief en absoluut) fors bedrag gereserveerd. Tabel 2.10
Financieel overzicht maatregelen (in euro)
Maatregel
2005
2006
2007
2008
2009 (begroot)
Collectieve broodpromotie (Voorlichtingsbureau Brood)
2.007.000
2.000.000
2.030.000
2.030.000
2.030.000
Versterking imago/marktonderzoek (SBI)
682.000
741.800
682.000
682.000
682.000
-
-
159.000
110.000
95.000
Nationaal Bakkerij Gala Bakkerij van het jaar verkiezing
-
-
50.000
23.000
70.000
Eerstelijns advisering
293.000
242.000
284.000
313.700
340.000
Begeleiding startende ondernemers
67.000
45.000
77.000
78.000
100.000
Borgstellingsregeling
308.000
210.000
230.000
205.000
487.500
-
285.000
108.000
101.900
38.400
- voorzieningen werknemers
-
-
-
12.000
1.894.300
- bakkerspolikliniek
-
-
-
26.500
282.900
- gezondheidsbewakingssysteem
-
-
-
-
150.000
- borging convenant
-
-
-
27.200
32.800
Scholing van werkenden
-
-
-
490.000
-
SpecsPlaza/RiskPlaza Follow-up Arboconvenant Grondstofallergie, namelijk:
Science & Baking Totaal Bron:
-
-
33.000
-
-
3.357.000
3.523.800
3.653.000
4.099.300
6.202.900
Productschap Akkerbouw 26-3-2009
15
16
3.
COLLECTIEVE BROODPROMOTIE
3.1
Inleiding
De collectieve promotieactiviteiten rondom het product brood worden uitgevoerd door het Voorlichtingsbureau Brood. Een in het oog springende activiteit is het Nationaal Schoolontbijt, waarin bakkerijen een ontbijt voor basisschoolkinderen verzorgen. Andere activiteiten die onder de collectieve broodpromotie vallen zijn de ‘Week van het brood’ en de campagne ´Brood, kan altijd´. Dit hoofdstuk bevat de evaluatie van de structuurmaatregelen die betrekking hebben op de collectieve broodpromotie. Daartoe worden eerst de bekendheid en het bereik van deze maatregelen besproken. Vervolgens wordt de organisatie en uitvoering belicht. Daarna wordt de meerwaarde en effectiviteit van de collectieve voorlichtingsactiviteiten besproken. Ten slotte wordt een aantal suggesties die uit de gesprekken met de sleutelpersonen naar voren komen, behandeld.
3.2
Bekendheid en bereik
Figuur 3.1 geeft inzicht in de bekendheid van de promotieactiviteiten onder de geraadpleegde bakkerijen. Deze figuur is gebaseerd op tabel III.1 in bijlage III. Op de yas is het percentage van de bakkerijen aangegeven dat bekend is met de activiteiten. Op de x-as staat het percentage bakkers van de bakkerijen dat bekend is met de activiteit en ook op de hoogte is van de koppeling met de heffing op meel en bloem. De bollen in de figuur geven telkens aan welk percentage van de bakkerijen bekend is met de activiteiten die in de toelichting bij de bol staat geschreven en welk deel daarvan tevens op de hoogte is van de financiering vanuit de heffing op meel en bloem. In het schema staat ‘AB’ voor ambachtelijke bakkerijen en ‘IB’ voor industriële bakkerijen. Figuur 3.1
Bekendheid van promotieactiviteiten en van relatie tot de heffing, naar type geraadpleegde bakkerijen Nationaal schoolontbijt AB
Nationaal schoolontbijt IB
100
Bekendheid collectieve broodpromotie
Week van het brood AB
Week van het Brood IB
90
80
Brood, kan altijd AB
70
60
Brood, kan altijd IB
50
40
30 30
40
50
60
70
80
Bekend met financiering uit heffing Legenda:
AB = ambachtelijke bakkerijen IB = industriële bakkerijen
17
90
100
Van de activiteiten zijn het Nationale Schoolontbijt en de Week van het Brood bij nagenoeg alle respondenten bekend. De bekendheid van de campagne 'Brood, kan altijd' is beperkter, maar nog altijd is circa tweederde deel van de geraadpleegde bakkers hiermee bekend. Tussen de ambachtelijke en industriële bakkers doen zich qua bekendheid geen bijzondere verschillen voor. Van de respondenten die bekend zijn met de maatregelen blijkt dat ongeveer driekwart weet dat de promotieactiviteiten uit de heffing worden betaald. Onder industriële bakkers ligt dit aandeel iets hoger dan bij ambachtelijke bakkers. Al met al zijn de promotieactiviteiten goed bekend en is de relatie met de heffing duidelijk. We zijn ook nagegaan of zich qua bekendheid verschillen voor doen tussen ambachtelijke bakkers die wel en niet bij een werkgeversorganisatie (NBOV) zijn aangesloten (zie tabel III.2 bijlage III). Hieruit blijkt dat niet-leden er minder vaak mee bekend zijn dat de activiteiten uit de heffing worden betaald. Dit geldt voor elk van de drie voorlichtingsactiviteiten die hierboven genoemd zijn.
3.3
Organisatie en uitvoering
De organisatie en uitvoering van de voorlichtingsactiviteiten ligt in handen van het Voorlichtingsbureau Brood. De geraadpleegde sleutelpersonen zijn over het algemeen tevreden over de wijze waarop het Voorlichtingsbureau Brood invulling geeft aan de organisatie en uitvoering van deze activiteiten. De promotieactiviteiten kunnen rekenen op een groot bereik en worden naar oordeel van de respondenten goed georganiseerd. We merken hierbij overigens op dat we in de evaluatie alleen aandacht hebben besteed aan de beoordeling van de uitvoering van structuurmaatregelen. Het functioneren van het NBC – waar het Voorlichtingsbureau Brood is ‘ingebed’ – vormde geen onderdeel van deze evaluatie. Ook geven de sleutelpersonen aan tevreden te zijn over de uitvoering van het Nationale Schoolontbijt. Dit geldt zowel voor de uitvoering in het verleden door SBI (tot 2008) en de uitvoering door het Voorlichtingsbureau Brood vanaf 2008. De keuze om het schoolontbijt onder te brengen bij het Voorlichtingsbureau wordt als een logische keuze ervaren, omdat deze organisatie beter geëquipeerd is om invulling te geven aan het steeds groter wordende evenement. Bovendien past dit volgens een aantal sleutelpersonen bij de functie die de SBI in hun ogen heeft. Deze stichting fungeert als ‘kraamkamer’ van nieuwe ideeën, waarvan vervolgens de uitvoering te zijner tijd bij andere organisaties wordt neergelegd. Wat betreft de organisatie en uitvoering van de maatregelen rondom de collectieve broodpromotie komt uit de gesprekken met de sleutelpersonen een tweetal aandachtspunten naar voren. Ten eerste wordt vaak aangegeven dat de promotie een generiek karakter moet hebben, dus dat bijvoorbeeld de gezonde eigenschappen van brood zodanig gepresenteerd worden dat alle segmenten binnen de bakkerij hier hun voordeel mee kunnen doen. Op dit punt is door enkele respondenten een spanningsveld gesignaleerd tussen enerzijds de algemene promotie en anderzijds de meer winkelgebonden promotie. Vanuit het Voorlichtingbureau Brood zijn (in het verleden) voorlichtingsproducten vervaardigd, die ook in de verkooppunten zelf kunnen worden gebruikt. Vooral de marketing-/inkooporganisaties binnen de ambachtelijke bakkerijen (zoals Echte Bakkers, TopBakkers en Beko)4 hebben hier problemen mee. Het materiaal vanuit het Voorlichtingsbureau Brood ‘ondergraaft’ in zekere zin de profilering van de bakkerijen die bij deze marketingformules zijn aangesloten, omdat op dit materiaal niet het eigen logo van deze formules staat. De betreffende gesprekspartners voeren hier verschillende oplossingen voor aan: geen winkelgebonden promotieactiviteiten meer vanuit de structuurmaatregelen ontplooien, meer mogelijkheden creëren dat ook de logo’s van de marketingformules een (prominente) plaats kunnen krijgen op dit materiaal of een deel van het budget voor collectieve broodpromotie beschikbaar stellen aan de betreffende marketingorganisaties. Ook zou – voorafgaande aan toekomstige campagnes – meer 4
Overigens zijn de leden van deze organisatie wel vertegenwoordigd in het Productschap als zij aangesloten zijn bij één van de twee werkgeversorganisaties.
18
afstemming moeten worden gezocht met de marketingorganisaties. Ten tweede wordt door enkele sleutelpersonen meer transparantie gewenst bij de concrete invulling van de activiteiten. Als oplossing hiervoor wordt bijvoorbeeld voorgesteld om een klankbordgroep in te stellen voor het Voorlichtingsbureau, die als sparringpartner kan fungeren bij de keuzes voor de invulling van promotieactiviteiten. Daarnaast wordt vanuit de sleutelpersonen enkele malen naar voren gebracht dat duidelijker richting de sector gecommuniceerd moet worden aan welke activiteiten de middelen voor broodpromotie zijn besteed.
3.4
Meerwaarde en effectiviteit
In de telefonische interviews met bakkerijen en gesprekken met sleutelpersonen is ook gevraagd naar het belang dat zij hechten aan de promotieactiviteiten. Uit figuur 3.2 (gebaseerd op tabel III.3 te vinden in bijlage III) blijkt dat een meerderheid van de ambachtelijke en industriële bakkerijen de activiteiten belangrijk of zeer belangrijk vindt voor de bakkerijsector. Ook de sleutelpersonen hechten een overwegend groot belang aan de promotieactiviteiten van het product brood. Ervaren belang van de activiteiten Een ruime meerderheid van de geraadpleegde ambachtelijke en industriële bakkerijen ziet het Nationaal Schoolontbijt als een belangrijke activiteit voor de sector. Dit komt omdat de respondenten het belangrijk vinden dat kinderen al op jonge leeftijd er op attent worden gemaakt dat brood eten gezond is. Dat hieraan via een pro-actieve formule (dus de bakker gaat naar de school toe) invulling gegeven wordt, spreekt erg aan. Ook door de sleutelpersonen wordt het Nationale Schoolontbijt sterk gewaardeerd. Het belang hiervan om brood bij schoolkinderen stevig op de kaart te zetten en kinderen te stimuleren om te ontbijten wordt breed onderkend. De uitvoerders en sleutelpersonen noemen als sterk punt van het Schoolontbijt dat de activiteit goed aansluit bij de doelgroep (scholen en bakkerijen). Dit blijkt uit de vele scholen en bakkerijen die er aan meedoen. Dit blijkt ook uit de bakkerijen en scholen die al voorafgaande aan de inschrijving voor het Schoolontbijt ‘koppeltjes’ gaan vormen (bakkerij x levert aan school y). Verder wordt als sterk punt genoemd dat het Nationaal Schoolontbijt mogelijkheden aan individuele bakkers biedt om – naast het leveren van brood – hier zelf nog op in te haken, door bijvoorbeeld een excursie naar de bakkerij te organiseren of op school informatie over de bakkerij geven. Hierin worden de bakkerijen gefaciliteerd door middel van materiaal (zoals bijvoorbeeld een dvd over broodbakken) van het Voorlichtingsbureau Brood. Ook aan de campagne 'Brood, kan altijd' hecht een meerderheid van de bakkerijen belang. Hierbij is het overigens niet zo dat door de bakkers heel specifiek kan worden aangegeven waarom juist aan deze campagne belang wordt gehecht. Het is meer zo dat men het belangrijk vindt dat er campagnes zijn. Over het belang van de ‘Week van het brood’ lopen de meningen van de respondenten wat meer uiteen. Op zich wordt de activiteit wel als goed bestempeld, maar een aantal bakkers geeft aan dat het animo voor deze activiteit de laatste jaren teruggelopen is. Sommige bakkerijen dachten zelfs dat de Week van het brood was afgeschaft. Dit is wellicht te verklaren doordat de ‘Week van het brood’ in sterkere mate gekoppeld is aan het Nationale Schoolontbijt en minder als afzonderlijke activiteit is gepositioneerd.
19
Figuur 3.2
Belang collectieve voorlichtingsactiviteiten voor de bakkerijsector, naar deelsegment
Campagne 'Brood, kan altijd'
Week van het brood
Nationaal schoolontbijt
1
2
3
4
5
Industriële bakkers Ambachtelijke bakkers Legenda: 1 = zeer onbelangrijk 2 = onbelangrijk 3 = neutraal 4 = belangrijk 5 = zeer belangrijk
Effecten van de collectieve broodpromotie Tevens is aan de geraadpleegde bakkers een vijftal stellingen voorgelegd over de effecten van de promotieactiviteiten (zie tabel 3.1). De eerste drie stellingen (stelling 1 tot en met 3) hebben betrekking op voorlichtingsactiviteiten. Ze geven als het ware drie stappen weer in de effecten van promotie op de verkoop van brood. Hieruit blijkt dat circa negen op de tien respondenten een bewustwordingeffect zien bij consumenten. Circa driekwart ziet de voorlichting ook als een steun in de rug voor het eigen bedrijf, en ongeveer een op de vijf respondenten ervaart daadwerkelijk een positieve invloed van de promotie op de verkoop. Hieruit blijkt dat promotieactiviteiten met name gezien worden als een totaalpakket om brood in generieke zin te promoten. Hierdoor is het voor veel respondenten moeilijk een koppeling te leggen tussen algemene promotie en de eigen broodverkoop. Industriële bakkerijen zien relatief minder vaak een positieve invloed dan ambachtelijke bakkerijen. Dit is verklaarbaar doordat industriële bakkerijen aan de retailsector leveren, waar vervolgens de verkoop aan de eindconsument plaatsvindt. Hierdoor ontbreekt vaker het zicht op de relatie campagne en verkoop.
20
Tabel 3.1
Beoordeling stellingen promotieactiviteiten door (a) ambachtelijk bakkerijen (N=151) en (i) industriële bakkerijen (N=23)
Stelling
Subsector
Eens
Oneens
Geen mening
1. Door de voorlichting over brood zijn consumenten zich meer bewust geworden van het belang van brood als gezonde voedingsbron
a
85%
10%
5%
i
91%
9%
-
2. Ik voel mij als bakkerondernemer gesteund door de collectieve voorlichting over brood zoals dat wordt uitgevoerd door het Voorlichtingsbureau Brood
a
67%
24%
9%
i
78%
22%
-
3. De (voorlichtings)activiteiten van het Voorlichtingsbureau Brood dragen bij aan een hogere omzet van mijn bakkerij
a
29%
56%
15%
i
17%
65%
18%
4. Door het Nationaal Schoolontbijt kinderen het ontbijt overslaan
a
46%
33%
21%
i
65%
22%
13%
a
74%
21%
5%
i
61%
30%
9%
zullen
minder
5. Door leerlingen van de basisschool kennis te laten maken met de bakkerij zal de interesse voor het bakkersvak toenemen
In tabel 3.1 zijn ook twee stellingen opgenomen die specifiek betrekking hebben op het Nationale Schoolontbijt (stelling 4 en 5). Hieruit blijkt dat van de respondenten die hierover een mening hebben een ruime meerderheid vindt dat door het Schoolontbijt minder kinderen het ontbijt zullen overslaan. Industriële bakkerijen zijn hier nog in sterkere mate van overtuigd dan ambachtelijke bakkerijen. Naast dit effect op voeding is ook een ruime meerderheid van de bakkers van mening dat de interesse voor het bakkersvak zal toenemen door leerlingen van de basisschool te laten kennismaken met de bakkerij (bijvoorbeeld met een excursie naar de bakkerij in het kader van het Nationaal Schoolontbijt). Dit laatste effect zien de ambachtelijke bakkers in sterkere mate dan de industriële bakkers. Binnen de ambachtelijke bakkers zien de leden van een werkgeversorganisatie sterker dan niet-leden effecten van het Nationale Schoolontbijt.
3.5
Suggesties voor de toekomst
Ten slotte wordt er in deze paragraaf gekeken naar de suggesties voor toekomstige promotieactiviteiten aangedragen door de sleutelpersonen. De mogelijke verbeterpunten die door de geraadpleegde bakkersondernemers zijn aangevoerd, komen in het volgende hoofdstuk terug. Dit heeft te maken met het feit dat de vragenlijst één vraag bevatte over mogelijke verbeterpunten voor zowel de voorlichtings- als imagoversterkende activiteiten. Ten eerste wordt diverse malen vanuit de sleutelpersonen aangevoerd dat er bij de invulling van de voorlichtingsactiviteiten nog mogelijkheden voor versterking zijn. Als voorbeeld wordt aangegeven er uit de activiteiten van Sven Kramer als ambassadeur nog meer te halen zou zijn. Nu staat hij met name op posters en ander materiaal, maar door hem bijvoorbeeld ‘met een brood te tonen’ op tv kan de impact vergoot worden. Een vraag die dan wel gesteld dient te worden is hoe de broodpromotie op kan vallen tussen de vele andere reclame-uitingen. Een ander voorbeeld heeft betrekking op de samenwerking met NOC-NSF. Hierbij is volgens een deel van de sleutelpersonen een verdere verdieping op zijn plaats. Ook wordt een enkele maal vanuit de sleutelpersonen aandacht gevraagd voor promotie van banketbakkerijen en patisserieën. Deze bedrijven worden momenteel vanuit het Voorlichtingsbureau Brood niet rechtstreeks bediend. Gesuggereerd wordt om te komen tot een soort Voorlichtingsbureau maar dan specifiek voor de banketbakkerijen. Vanuit andere sleutelpersonen wordt er echter juist aandacht gevraagd voor het beperken van het gebruik van maatregelen door dit soort bedrijven omdat zij niet of nauwelijks een heffing betalen, maar wel gebruik kunnen maken van de maatregelen. Daarnaast dragen de sleutelpersonen een aantal suggesties aan rondom het Nationaal
21
Schoolontbijt. Over het algemeen wordt gepleit voor continuering van deze activiteit als onderdeel van de maatregelen uit het structuurfonds. Door enkele sleutelpersonen wordt de suggestie gedaan om het Schoolontbijt uit te breiden richting het voortgezet onderwijs. Ook zou getoetst moeten worden of de bakkerijen naar meerdere activiteiten rond het Schoolontbijt per jaar willen om het effect te vergroten. Nu vindt het Nationaal Schoolontbijt nog op één moment plaats. Een andere suggestie is om aandacht te besteden aan scholen die nog niet hebben meegedaan aan het ontbijt, omdat ze bijvoorbeeld bij de koppeling aan bakkers buiten de boot zijn gevallen. Ten slotte wordt gevraagd om meer aandacht voor follow-up activiteiten voor bakker. Dit kan door bakkers te motiveren en te faciliteren om meer te doen dan alleen brood naar de school te brengen.
22
4.
IMAGOBEVORDERING EN MARKTINFORMATIE
4.1
Inleiding
Vanuit de structuurmaatregelen is er ook aandacht voor het versterken van het imago van de bakkerijsector. Hiervoor wordt jaarlijks het Nationaal Bakkerij Gala georganiseerd. Op dit Gala wordt de winnaar bekend gemaakt van de verkiezing van de bakkerij van het jaar. Ook wordt er via het SBI marktinformatie verzameld om de industriële bakkerijen te helpen bij het opstellen van hun (marketing)beleid. Beide activiteiten – de imagoversterkende activiteiten en de marktinformatie – worden in dit hoofdstuk behandeld. Ten eerste zal de bekendheid en het bereik van de activiteiten ter bevordering van het imago behandeld worden. Ook wordt het belang van deze activiteiten voor de sector besproken. Hierbij wordt ook een aantal suggesties voor toekomstige imagoversterkende activiteiten aangegeven. Ten tweede komen de bekendheid en het bereik van de maatregelen over marktinformatie aan bod. Ook zal het belang van de marktgegevens bekeken worden. Tevens worden een aantal suggesties aangedragen voor de marktinformatie.
4.2
Imagoversterkende activiteiten
Bekendheid en relatie met heffing In figuur 4.1 is de bekendheid van de imagoversterkende activiteiten weergegeven. Hierbij is dezelfde systematiek gebruikt als in figuur 3.1. Deze figuur is gebaseerd op tabel III.7 in bijlage III. Tevens is in deze figuur de bekendheid van de marktinformatie onder industriële bakkerijen uitgezet (gebaseerd op tabel III.11 in bijlage III), wat later in dit hoofdstuk besproken zal worden. Overigens is de bekendheid van de Verkiezing van de (banket)bakkerij van het jaar onder industriële bakkerijen niet in de figuur opgenomen, aangezien deze activiteit niet bestemd is voor industriële bakkers. Zoals uit figuur 4.1 blijkt, kennen de evenementen die zijn gericht op imagoversterking, het Nationaal Bakkerij Gala en de Verkiezing van de (banket)bakkerij van het jaar, beiden een grote bekendheid onder zowel ambachtelijke als industriële bakkerijen. Veel minder goed bekend is echter dat deze activiteiten betaald worden uit de heffing op meel en bloem. Van de ambachtelijke bakkerijen die de evenementen kennen is maar tweevijfde deel er van op de hoogte dat de evenementen voor een deel uit de heffing worden gefinancierd. Dit percentage is iets hoger voor de industriële bakkerijen. Dat de bekendheid van de relatie tussen heffing en Gala niet zo groot is komt mede doordat er een entreeprijs voor het Gala betaald moet worden. Veelvuldig wordt vanuit de ambachtelijke bakkers aangegeven dat deze entreeprijs als hoog wordt ervaren. Daarbij verbaast men er zich dan ook over dat er vanuit de heffing financiering voor het Gala bestaat.
23
Figuur 4.1
Bekendheid imagoversterkende activiteiten en marktinformatie en relatie tot de heffing
100
Verkiezing (banket)bakkerij van het jaar AB Nationaal Bakkerij Gala IB
Bekendheid imagobevordering en marktinformatie
90
Nationaal Bakkerij Gala AB
80
Marktinformatie SBI IB
70
60
50
40
30 30
40
50
60
70
80
90
100
Bekend met financiering uit heffing
Gevraagd naar de aanwezigheid bij de eerdere twee edities van het Gala (zie tabel 4.1), geeft een grote meerderheid van de ambachtelijke bakkerijen aan geen enkele keer aanwezig te zijn geweest. Van de industriële bakkerijen is een beduidend groter aandeel één of meerdere keren bij het Gala aanwezig geweest. Tabel 4.1
Aanwezigheid geraadpleegde bakkersondernemers op het Nationaal Bakkerij Gala
Aanwezigheid
Ambachtelijke bakkerijen (N=147)
Industriële bakkerijen (N=23)
88%
52%
Eén keer aanwezig geweest
7%
18%
Twee keer aanwezig geweest
5%
30%
Geen enkele keer aanwezig geweest
Meerwaarde en effectiviteit Bij de beoordeling van het belang van de imagoversterkende activiteiten voor de bakkerijsector ontstaat een gevarieerd beeld. Uit figuur 4.2 (gebaseerd op tabel III.9 in bijlage III) blijkt dat het Nationaal Bakkerij Gala over het algemeen als onbelangrijk wordt beoordeeld door de ambachtelijke bakkers (die met het gala bekend zijn). Argumenten hiervoor zijn dat het Gala geen direct voordeel voor de eigen zaak met zich meebrengt en dat het Gala geen of een te beperkte externe waarde (richting de consument) heeft en vooral intern (op de sector) is gericht. Daarnaast wordt genoemd dat het Gala toch vooral voor bestuurders, grote bedrijven en toeleveranciers is bedoeld, en dat ambachtelijke bakkers (behalve bij de bekendmaking van de bakkerij van het jaar) geen belang hebben bij het Gala. Diverse malen wordt ook genoemd dat het Gala een te hoog glamourkarakter kent (bijvoorbeeld door de dresscode) en niet past bij het ingetogen karakter van de sector. Industriële bakkerijen oordelen over het algemeen positiever over het Gala dan de ambachtelijke bakkerijen. De industriële bakkers die het Gala belangrijk vinden noemen vooral de mogelijkheid om te netwerken, het vergroten van de interne samenhang binnen de sector en het op de hoogte komen van actuele ontwikkelingen als pluspunten. Een kwart van de geraadpleegde industriële bakkerijen bestempelt het Gala als onbelangrijk (zie tabel III.9 in bijlage III).
24
De sleutelpersonen geven aan over het algemeen (redelijk) positief te staan ten opzichte van het Gala. Het Gala wordt gezien als een belangrijk evenement dat een positieve invloed heeft op de samenhang binnen de sector. Het Gala biedt de mogelijkheid om ideeën uit te wisselen en om contacten op te doen en te onderhouden. Hierbij wordt diverse malen aangegeven dat het Gala bijdraagt om trots te zijn op de sector. Over het algemeen wordt opgemerkt dat het Gala met name intern op de sector (en haar toeleveranciers) is gericht en maar een heel beperkte werking naar buiten heeft. Dit is tevens voor enkele sleutelpersonen een punt voor verbetering naar de toekomst. Het Gala zou in de optiek van deze personen meer naar buiten toe de vaktrots moeten verhogen. Tegelijkertijd wordt hierbij opgemerkt dat dit niet makkelijk te realiseren is, omdat de vraag is wat de nieuwswaarde van het Gala momenteel voor de buitenwereld is. Over de meerwaarde van het Gala voor de ambachtelijke bakkerijen wordt wisselend gedacht. Enkele sleutelpersonen denken dat het Gala hier niet goed bij aansluit vanwege ‘hoge’ entreekosten en het glamourachtige karakter ervan. In dit perspectief wordt enkele malen gepleit voor een versobering van het Gala. Voor de toekomst hecht een ruime meerderheid van de sleutelpersonen er belang aan dat het Gala blijft bestaan. Hierbij wordt aangegeven dat een subsidie vanuit het structuurfonds hieraan een bijdrage kan blijven leveren. Enkele sleutelpersonen zouden wel graag zien dat de financiering vanuit het structuurfonds langzaam wordt afgebouwd, zodat het gala op eigen benen kan blijven staan. Figuur 4.2
Belang imagoversterkende activiteiten voor de bakkerijsector
Verkiezing bakkerij van het jaar
Nationaal Bakkerij Gala
1
2
3
4
Industriële bakkers Ambachtelijke bakkers Legenda: 1 = zeer onbelangrijk 2 = onbelangrijk 3 = neutraal 4 = belangrijk 5 = zeer belangrijk
De ambachtelijke bakkerijen oordelen in het algemeen positiever over de Verkiezing van de (banket)bakkerij van het jaar. Ongeveer de helft van de ambachtelijke bakkers gaf aan dat zij de Verkiezing belangrijk of zeer belangrijk vinden voor de sector (zie tabel III.9 in bijlage III). Ook de sleutelpersonen beoordelen de Verkiezing van de (banket)bakkerij van het jaar positief. Hierbij wordt aangegeven dat deze activiteit kan bijdragen aan een verdere verbetering van de kwaliteit van de bedrijven. De aanpassing van de formule die dit jaar is ingegaan (bakkerij met ster) kan over het algemeen op draagvlak rekenen. Als
25
5
belangrijk voordeel hiervan wordt genoemd dat meerdere bakkerijen van een uitverkiezing kunnen profiteren. Wel wordt genoemd dat het goed zou zijn om de nieuwe opzet van de verkiezing na het eerste jaar te evalueren. De sleutelpersonen zijn unaniem van oordeel dat de verkiezing naar de toekomst toe gecontinueerd moet worden. De financiering van dit evenement vanuit het structuurfonds kan op draagvlak blijven rekenen. Oordeel over invloed imagoversterkende activiteiten Over de invloed van de imagoversterkende activiteiten op het imago van de bakkerijsector wordt wisselend gedacht (zie tabel 4.2). Ongeveer de helft van de ambachtelijke bakkerijen geeft aan dat de activiteiten daadwerkelijk bijdragen aan de versterking van de uitstraling van de sector, terwijl dat maar voor circa een kwart van de industriële bakkers geldt. De verklaring voor dit verschil is waarschijnlijk dat de ambachtelijke bakkerijen met name met de verkiezing van de bakkerij als imagoversterkende activiteit te maken hebben en in minder mate het bakkerijgala. De industriële bakkerijen beoordelen als imagoversterkende activiteit met name het Gala. Zoals eerder geconstateerd heeft het Gala maar een beperkte waarde naar buiten (dus effect op het imago), terwijl de verkiezing ook een (externe) waarde kan hebben richting consumenten. Tabel 4.2
Invloed imagoversterkende activiteiten op het imago van de sector, volgens de geraadpleegde bakkersondernemers
Invloed imagoversterkende activiteiten
Ambachtelijke bakkerijen (N=149)
Industriële bakkerijen (N=23)
Activiteiten versterken het imago van de sector
51%
26%
Activiteiten beïnvloeden imago van de sector niet
40%
61%
9%
13%
Weet niet
De geraadpleegde industriële bakkerijen zien in slechts beperkte mate een positieve invloed (zie tabel 4.2). Ook is de industriële bakkerijen gevraagd naar de invloed van de imagoversterkende activiteiten op de personeelswerving. Eén op de vijf (20%, N=25) industriële bakkers geeft aan een positieve invloed te ervaren van de imagoversterkende activiteiten op het aantrekken van personeel. Volgens 72% van de industriële bakkerijen is het werven van personeel niet beïnvloedt door de imagoversterkende activiteiten en 8% heeft hierover geen mening. Suggesties voor de toekomst Tevens is aan de bakkerijen gevraagd om suggesties voor eventuele toekomstige imagoversterkende activiteiten te geven. De resultaten hiervan staan in tabel 4.3. Zoals vermeld in paragraaf 3.5, worden in deze tabel ook de suggesties voor de collectieve voorlichtingsactiviteiten gepresenteerd. Ongeveer de helft van de ambachtelijke en industriële bakkerijen gaf aan suggesties te hebben voor deze typen activiteiten. Er komen twee suggesties naar voren die door beide typen bakkerijen worden genoemd. In de eerste plaats gaat het dan om een verdere versterking van de communicatie naar de consument. Dat wil zeggen dat de bakkerijen graag zien dat er meer gedaan wordt op het gebied van promotie en reclame voor de sector. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door in reclamecampagnes meer aandacht te besteden aan specifieke feestdagen, zoals moederdag, Valentijnsdag of sinterklaas. In de tweede plaats is er behoefte dat er meer aandacht wordt besteed aan de imagoversterking van het bakkersvak. Hierbij moet ingezet worden om meer jongeren te bewegen om te kiezen voor het bakkersvak. Tevens kan door deze activiteiten de vaktrots versterkt worden, waardoor medewerkers voor de bakkerij behouden kunnen blijven. Een voorbeeld van een dergelijke activiteit die genoemd wordt, is om mensen de bakkerij ‘in te halen’ om ze kennis te laten maken met het productieproces van brood en de verschillende aspecten van het bakkersvak. Dit kan bijvoorbeeld in samenwerking met
26
opleidingen, wellicht in combinatie met een stagemogelijkheid. Een ander voorbeeld dat genoemd wordt is een ‘nacht van het brood’. Tijdens deze nacht zouden belangstellenden dan een kijkje in de keuken kunnen nemen bij een bakkerij. Tevens wordt genoemd om het imago te versterken door middel van tv programma’s die de bakkerij in een goed daglicht stellen. Hierbij kan een voorbeeld worden genomen aan de profilering van chef-koks in verschillende kookprogramma’s. Dergelijke programma’s hebben geleid tot een verbetering van het imago van koks, restaurants en koken als activiteit. Verscheidene respondenten gaven aan dat iets dergelijks ook mogelijk moet zijn voor de bakkerijsector. Tabel 4.3
Suggesties voor toekomstige voorlichtings- en imagoversterkende activiteiten van ambachtelijke en industriële bakkerijen (meerdere antwoorden mogelijk)
Suggesties voorlichtende en imagoversterkende activiteiten
Ambachtelijke bakkerijen (N=152)
Industriële bakkerijen (N=25)
Wel suggesties
52%
52%
Intensievere communicatie naar de consument*
32%
39%
Meer aandacht voor imagoversterking van het vak ten behoeve van personeelswerving*
30%
69%
4%
23%
Promotie sterker aansluiten bij verschillende soorten bakkerijen*
10%
8%
Anders*
13%
15%
Meer aandacht voor opleidingen*
Geen suggesties *
4.3
48%
48%
Gerelateerd aan het aantal bakkerijen dat suggesties heeft voor toekomstige voorlichtings- en imagoversterkende activiteiten.
Marktinformatie
In deze paragraaf gaan we in op de maatregel 'Marktinformatie'. We richten ons hierbij uitsluitend op industriële bakkerijen omdat de ambachtelijke bakkerijen in de afgelopen jaren geen doelgroep van deze maatregel vormden. We hebben de industriële bakkerijen die deel uit maken van een keten (Bakkersland en Bake Five) buiten beschouwing gelaten omdat de marketingaspecten op centraal niveau worden uitgevoerd. Vandaar dat we voor beide ketens op centraal niveau een vertegenwoordiger vanuit de marketing hebben gesproken. Inclusief deze personen komt het aantal industriële bakkerijen waarop we de uitkomsten rond marktinformatie baseren uit op veertien bedrijven. Bekendheid en relatie met de heffing Over het algemeen is de marktinformatie goed bekend onder industriële bakkerijen (zie figuur 4.1); bijna driekwart van de bakkerijen geeft aan hiermee bekend te zijn. Ook weet een groot deel van het aantal bakkerijen dat bekend is met de marktgegevens ook dat de marktinformatie gefinancierd wordt vanuit de heffing. De industriële bakkerijen zijn op verschillende wijze voor het eerst bekend geraakt met de marktinformatie. Drie bakkerijen geven aan voor het eerst gehoord te hebben over de marktgegevens via partijen die de data voor de marktinformatie verzamelen. Ook de NVB of de NBOV wordt drie keer genoemd in dit verband. Andere bakkerijen hoorden voor het eerst via de SBI (twee keer genoemd) of een artikel of advertentie in een vakblad (één keer genoemd) van de marktinformatie. Eén respondent gaf aan vanaf de start nauw betrokken te zijn geweest bij de ontwikkeling van de marktgegevens.
27
Gebruik van marktinformatie De marktinformatie wordt over het algemeen goed gebruikt. Een grote meerderheid van de industriële bakkerijen die er mee bekend is (negen van de elf) maakt ook daadwerkelijk gebruik van de marktgegevens. De overige twee bedrijven maken geen gebruik van de marktinformatie. De belangrijkste redenen om gebruik te maken van de marktinformatie zijn de bruikbaarheid van de gegevens bij het bedrijfsbeleid (zes keer genoemd) en de relevantie van de informatie voor de onderneming (vier keer genoemd). Ook het volgen van de markt (drie keer genoemd) en de interesse voor specifieke thema’s behandeld in de marktinformatie (twee keer genoemd) en de lage kosten (één keer genoemd) zijn redenen om gebruik te maken van de marktgegevens. De industriële bakkerijen die geen gebruik maken van de marktinformatie geven aan dat zij geen behoefte hebben aan de informatie, of dat zij de gegevens via andere bronnen verkrijgen. Belang van de marktinformatie Gemiddeld gezien zijn de industriële bakkerijen tevreden over de marktinformatie. Alle onderscheiden aspecten van de marktinformatie worden met een ruime voldoende beoordeeld door de respondenten (tabel 4.4). Tabel 4.4
Gemiddelde beoordeling verschillende aspecten van de marktinformatie (in rapportcijfers)
Aspect
Gemiddeld rapportcijfer
Type marktgegevens (N=8)
7,4
Bruikbaarheid van de gegevens (N=8)
7,9
Frequentie van de uitgave van de nieuwsbrief (N=7)
7,4
Wijze waarop informatie beschikbaar wordt gesteld (N=8)
7,7
De hoge waardering voor de marktinformatie blijkt ook uit het belang van de informatie voor de bakkerij. Alle respondenten die hierover een oordeel konden geven (N=8) geven aan dat de gegevens belangrijk of zeer belangrijk zijn voor hun bakkerij. Ook geven zeven van de acht respondenten aan dat de marktinformatie geheel voldoet aan de verwachtingen die zij vooraf hadden. Slechts één respondent vond dat de marktinformatie minder goed was dan verwacht. Figuur 4.3
Belang marktinformatie voor de bakkerij
Belang marktinformatie voor de bakkerij
1
2
3
Industriële bakkers Legenda: 1 = zeer onbelangrijk 2 = onbelangrijk 3 = neutraal 4 = belangrijk 5 = zeer belangrijk
28
4
5
Deze positieve waardering voor de marktinformatie komt terug in de toekomstverwachting over het gebuik van de marktgegevens, weergegeven in tabel 4.5. Ongeveer drie kwart van de industriële bakkerijen verwacht in de toekomst gebruik te blijven of te gaan maken van gegevens. De redenen hiervoor sluiten aan bij de huidige motieven om gebruik van de informatie te maken. Eén op de vijf respondenten verwacht geen gebruik te gaan maken van de marktinformatie (omdat men hieraan geen behoefte heeft of andere bronnen gebruikt). Tabel 4.5
Verwacht gebruik marktinformatie in toekomst
Toekomstverwachting
Industriële bakkerijen (N=15)
Verwacht gebruik te gaan of blijven maken van marktinformatie
73%
Verwacht geen gebruik te gaan maken van marktinformatie
20%
Weet niet
7%
Beoordeling door sleutelpersonen We hebben ook aan de sleutelpersonen de vraag voorgelegd hoe zij de activiteit marktinformatie beoordelen. Hieruit komt naar voren dat een ruime meerderheid deze faciliteit als zinvol bestempeld. Een enkeling voert aan dat marktcijfers door bedrijven zelf zouden moeten worden verzameld, omdat dit een onderdeel is van de reguliere bedrijfsvoering op marketinggebied. Wel wordt hierbij diverse malen aangegeven dat er ook marktinformatie voor ambachtelijke bakkers beschikbaar zou moeten komen. Dit zou tevens als voordeel met zich meebrengen dat marktinformatie een generieke activiteit wordt die voor de gehele sector relevant is. Hiermee ontstaat er een groter draagvlak om deze activiteit vanuit het structuurfonds te blijven financieren. In het afgelopen jaar is overigens al een initiatief genomen om in pilotvorm marktinformatie aan ambachtelijke bakkerijen beschikbaar te stellen. Verder wordt naar voren gebracht dat er momenteel op meerdere plaatsen marktcijfers worden verzameld, zoals door het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD). Naar de toekomst toe wordt het wenselijk geacht om de gegevens op één plaats te verzamelen. Suggesties voor de toekomst Ook is de industriële bakkerijen gevraagd naar eventuele verbeterpunten voor de marktinformatie. Drie respondenten gaven suggesties voor de marktinformatie. Een respondent vindt dat in de informatie meer onderscheid kan worden gemaakt naar regionale ontwikkelingen of verschillende doelgroepen. Een andere respondent gaf aan dat onder de gebruikers meer zou moeten worden nagegaan aan welke informatie behoefte is en of de geleverde informatie bruikbaar is. Ten slotte is door één respondent genoemd om de marktinformatie, die tot stand komt via een consumentenpanel, te complementeren met informatie die vanuit de branche – bijvoorbeeld door een bakkerijpanel – verzameld wordt. Deze respondent gaf aan dat de interne informatie vanuit het MKB binnen de sector gebruikt kan worden om de informatie verkregen uit het consumentenpanel aan te vullen. Tevens is vanuit de SBI als uitvoerder van de marktinformatie een aantal verbetermogelijkheden genoemd. Het belangrijkste punt hierbij is om –zoals hiervoor ook genoemd- de gegevens ook voor de ambachtelijke bakkerijen beschikbaar te maken. Als uitdaging voor de toekomst geldt verder om meer inzicht te krijgen in de buitenhuishoudelijke markt, zodat ook marktinformatie over dit segment aan de sector beschikbaar kan worden gesteld. Nu is dit segment nog een black box. Verder wordt als verbeterpunt gezien om de bekendheid van de cijfers onder industriële bakkerijen verder te vergroten. Ten slotte wordt er vanuit het SBI naar gestreefd om de uitvoering van de marktcijfers bij het NBC neer te leggen. Het SBI vindt het daarbij wel van belang dat er aandacht wordt besteed aan het proactief vermarkten van de cijfers.
29
30
5.
ONDERNEMERSCHAP EN BEDRIJFSVOERING
5.1
Inleiding
Om de sector direct te versterken zijn er een aantal activiteiten opgezet om het ondernemerschap en de bedrijfsvoering in de bakkerijsector te versterken. Vooral startende ondernemers vormen de doelgroep van deze activiteiten. Dit hoofdstuk behandelt de eerstelijns advisering, de workshops en themabijeenkomsten voor starters, het haalbaarheidsonderzoek van het ondernemingsplan en het Bakkersfinancieringsfonds. Ten eerste wordt in paragraaf 5.2 de bekendheid, het bereik en het gebruik van de verschillende activiteiten bekeken. Daarna wordt voor elke afzonderlijke activiteit het belang van de activiteit voor de versterking van de sector beoordeeld. Ten slotte worden per activiteit verbeterpunten voor de toekomstige invulling aangedragen.
5.2
Bekendheid en gebruik
Volgens de geraadpleegde adviseurs van VDB neemt het gebruik van de diensten van de werkgroep VDB de laatste jaren toe. Dit blijkt onder andere uit de overschrijding van het aantal beschikbare plaatsen voor de themabijeenkomsten (ook wel startersdag) waar we verderop in dit hoofdstuk nog op terugkomen. De adviseurs noemen diverse redenen voor het toegenomen gebruik, zoals meer aandacht in de media (in bijvoorbeeld Bakkerswereld en in het blad van Echte Bakkers voor personeel), het geven van gastcolleges op ROC’s door adviseurs, een 'stand' op de bakkerijdagen en een presentatie tijdens een CNV bijeenkomst. Bekendheid en relatie met heffing In figuur 5.1 is – op een vergelijkbare wijze als in de voorgaande hoofdstukken – de bekendheid van de activiteiten van de werkgroep Voor de Bakker opgenomen (gebaseerd op tabel III.12 in bijlage III). Daarbij is overigens een onderscheid gemaakt tussen geraadpleegde starters en bestaande bedrijven. Wat het eerstelijns advies betreft blijkt de bekendheid en het gebruik onder starters beduidend groter te zijn dan onder bestaande bedrijven. Ruim viervijfde deel van de starters is hier namelijk mee bekend. Van de starters die bekend zijn met de eerstelijns adviseurs, is ongeveer driekwart op de hoogte van de financiering vanuit de heffing. De bekendheid van workshops en themabijeenkomsten ligt onder starters iets lager dan de bekendheid van eerstelijns advies5. Ongeveer tweederde van de starters is bekend met de workshops en themabijeenkomsten voor startende ondernemers. Een zelfde percentage is op de hoogte van het Bakkersfinancieringsfonds. Voor beide activiteiten geldt dat ongeveer viervijfde van de bakkers die bekend zijn met de activiteiten ook op de hoogte zijn van de financiering vanuit de heffing op meel en bloem. Het Bakkersfinancieringsfonds is bij slechts tweevijfde van de bestaande bakkers bekend. Van deze groep is ruim tweederde op de hoogte van de relatie met de heffing op meel en bloem. Voor de verschillende activiteiten op het gebied van ondernemerschap en bedrijfsvoering hebben we gevraagd hoe de bakkers hiermee bekend zijn geraakt. Bij eerstelijns advies (N=79) waren de meest genoemde bronnen de NBOV (33%), vakbladen, zoals Bakkerswereld en Bakkers in bedrijf (27%) en het Productschap Akkerbouw (20%). Voor de workshops of themabijeenkomsten (N=11) waren de eerstelijns adviseurs veruit de belangrijkste bron (46%).
5
Workshops en themabijeenkomsten zijn bedoeld voor starters, zodat we bestaande bedrijven hierover niet hebben bevraagd.
31
Figuur 5.1
Bekendheid activiteiten ter versterking van ondernemerschap en bedrijfsvoering en relatie tot de heffing onder starters en bestaande bakkers
100
Eerstelijnsadvies starters
Bekendheid ondernemerschap en bedrijfsvoering
90
80
Financieringsfonds starters
70
60
Eerstelijnsadvies bestaande bakkers
Workshops en bijeenkomsten starters
50
40
Financieringsfonds bestaande bakkers
30 30
40
50
60
70
80
90
100
Bekend met financiering uit heffing
Tevens is onderzocht of er een verschil bestaat tussen leden en niet-leden van werkgeversorganisaties wat betreft de bekendheid en het gebruik van de eerstelijns adviseur (zie tabel III.13 in bijlage III). Zowel wat betreft de bekendheid van de maatregelen, de bekendheid van relatie met de heffing als het gebruik van de maatregelen ‘scoren’ niet-georganiseerde bakkers beduidend lager dan georganiseerde bakkers. Dit strookt met het feit dat de werkgeversorganisatie een belangrijke bron is voor informatie over de maatregelen. Gebruik Tabel 5.1 geeft een overzicht van het gebruik van de verschillende activiteiten ter versterking van ondernemerschap en bedrijfsvoering. Hierbij is een nader onderscheid gemaakt tussen bestaande bakkers en starters. Alleen voor de workshops en bijeenkomsten geldt dat dit uitsluitend gevraagd is aan starters, omdat dit de doelgroep vormt van deze activiteit. In zijn algemeenheid geldt dat startende bedrijven (die met de maatregelen bekend zijn) relatief vaker gebruik maken van het aanbod dan bestaande bedrijven. Tabel 5.1
Gebruik activiteiten ondernemerschap en bedrijfsvoering door bestaande bakkers en starters
Activiteit
Deelsegment
Gebruik*
Eerstelijns advies
Bestaande bedrijven
38% (N=63)
Starters
81% (N=16)
Workshops en themabijeenkomsten
Starters
64% (N=11)
Haalbaarheidsonderzoek
Bestaande bedrijven
10% (N=132)
Starters
48% (N=19)
*
Percentages gerelateerd aan het aantal geraadpleegde bakkers dat bekend was met de betreffende maatregel.
32
We zijn overigens ook nog nagegaan of de uitkomsten rond het eerstelijns advies variëren naar bedrijven met één, twee of drie en meer verkooppunten. Hieruit blijkt dat naarmate er meer verkooppunten zijn, er door een groter deel van de bedrijven van eerstelijns advies gebruik wordt gemaakt (zie tabel III.16, bijlage III). Ook voor het gebruik van de haalbaarheidsonderzoeken geldt dat starters dit meer hebben aangegeven dan gevestigde ambachtelijke bakkers. Hoewel een haalbaarheidsonderzoek niet altijd aan een financieringsaanvraag voor het Bakkersfinancieringsfonds gekoppeld hoeft te zijn, had ruim 80% van de bakkers die hiervan gebruik hebben gemaakt, dit gedaan ter voorbereiding op een aanvraag van het fonds. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt de afzonderlijke activiteiten ter versterking van ondernemerschap en bedrijfsvoering behandeld.
5.3
Eerstelijns advies
Voordat we ingaan op de beoordeling door de respondenten van het eerstelijns advies willen we opmerken dat we ons bij het raadplegen daarvan hebben gericht – in overleg met de begeleidingscommissie – op het raadplegen van reeds opgerichte bakkerijbedrijven. Dat houdt in dat ervaringen van medewerkers die voorafgaande aan een mogelijke start als ondernemer een beroep hebben gedaan op de eerstelijns adviseurs maar uiteindelijk toch niet zijn gestart, in deze evaluatie buiten beschouwing zijn gelaten. Hetzelfde geldt voor bakkers die hun bedrijf hebben gestaakt. Gebruik eerstelijns adviseurs Zoals vermeld in paragraaf 5.2 maakt ongeveer eenderde van de bestaande bedrijven die op de hoogte zijn van de mogelijkheid van advisering via de eerstelijns adviseurs daarvan gebruik. Ongeveer viervijfde deel van de starters doet een beroep op de eerstelijns adviseurs. Het eerstelijns advies is voor een groot deel, namelijk voor circa driekwart, van de bakkers de eerste keer dat extern advies werd ingewonnen (zie tabel 5.2). Dit sluit aan bij de doelstelling van de werkgroep Voor de bakker om laagdrempelig advies aan te bieden. Opvallend is dat niet alleen voor starters maar ook voor bestaande bakkers het eerstelijns advies vaak de eerste keer is dat extern advies is ingezet. We hebben daarbij de situatie waarbij een beroep wordt gedaan op een boekhouder voor het opstellen van een jaarrekening niet meegeteld. Tabel 5.2
Mate waarin eerstelijns advies eerste keer is dat extern advies wordt ingewonnen
Antwoordcategorie
*
Bestaande bedrijven (N=21)*
Startende bedrijven (N=13)*
Totaal (N=34)*
Eerstelijns adviseur is de eerste keer dat extern advies wordt ingewonnen
71%
85%
77%
Eerstelijns adviseur is niet de eerste keer dat extern advies wordt ingewonnen
29%
15%
23%
Gerelateerd aan aantal ambachtelijke bakkerijen dat gebruik maakt van de eerstelijns adviseurs.
We zijn ook nagegaan wat de redenen zijn om een beroep op de eerstelijns adviseurs te doen (zie tabel 5.3). De belangrijke reden hiervoor is de deskundigheid van de adviseurs over de sector. Daarnaast geeft één op de vijf bakkerijen aan behoefte te hebben aan een klankbord. Het gratis kunnen gebruiken van de adviseurs wordt door ongeveer een vijfde van de respondenten genoemd. Een kleiner deel van de respondenten geeft aan dat hen door collega-ondernemers, contacten in verband met het Bakkersfinancieringsfonds of de NBC en de NBOV is aangeraden gebruik te maken van de eerstelijns adviseurs.
33
Tabel 5.3
Redenen om gebruik te maken van de eerstelijns adviseur (meerdere antwoorden mogelijk)
Redenen gebruik eerstelijns advies
Ambachtelijke bakkerijen (N=36)
Adviseurs deskundig binnen de sector
42%
Behoefte aan een klankbord
22%
Gratis gebruik van eerstelijns adviseur
19%
Aangeraden door collega-ondernemers
17%
Door contacten in verband met het Bakkersfinancieringsfonds
14%
Aangeraden door NBC of NBOV
11%
Anders
6%
Als belangrijkste reden om geen gebruik te maken van de eerstelijns adviseurs geven de ambachtelijke bakkerijen desgevraagd aan dat ze geen behoefte hebben aan advies (61%, N=41). Daarnaast wint 20% (N=41) advies in bij een andere adviseurs en 17% is pas sinds kort op de hoogte van de adviesmogelijkheid via de eerstelijns adviseurs en heeft dusdanig nog geen tijd gehad om advies in te winnen. Andere redenen die aangevoerd worden zijn dat advies ingewonnen wordt bij de accountant (7%), of dat de respondent niet op de hoogte is voor welke vraagstukken advies ingewonnen kan worden bij de eerstelijns adviseur of dat de bakker in casu niet weet hoe hij of zij in contact kan treden met de eerstelijns adviseur. Inhoud en rol eerstelijns advies Tabel 5.4 geeft een overzicht van de vraagstukken waarvoor de eerstelijns adviseur wordt ingeschakeld. Verreweg het meest voorkomende onderwerp zijn kwesties bij het starten of overnemen van een bedrijf. Andere adviesonderwerpen komen beduidend minder vaak voor. Tabel 5.4
Vraagstukken waarvoor geraadpleegde ambachtelijke bakkers eerstelijns adviseurs hebben ingeschakeld (meerdere antwoorden mogelijk)
Vraagstukken
Totaal (N=36)*
Starten of overnemen van het bedrijf
70%
Investerings- en financieringsvraagstukken
19%
Stoppen van het bedrijf
17%
Wet- en regelgeving
6%
Vernieuwingsvraagstukken rondom producten en processen
3%
Marketingvraagstukken
3%
Personeel, arbeid en sociale verzekeringen
3%
Anders *
14%
Gerelateerd aan aantal ambachtelijke bakkerijen dat gebruik maakt van de eerstelijns adviseurs.
In de gesprekken met de bakkers is ook aandacht besteed aan de rol die de eerstelijns adviseurs spelen ten opzichte van de bakkerij. Hieruit blijkt dat de adviseur in de praktijk verschillende rollen kan spelen (zie tabel 5.5). In ongeveer de helft van de gevallen vormt een kort inhoudelijk advies onderdeel van de dienstverlening. Ook komt een begeleidende rol en een klankbordfunctie vaak voor. Dit heeft dan bijvoorbeeld betrekking op aanvragen voor financiering of het Bakkersfinancieringsfonds. Doorverwijzing naar andere organisaties komt ook frequent voor. Het gaan dan om partijen als een accountant, MKB Nederland of Beko advies.
34
Tabel 5.5
Rol van de eerstelijns adviseur volgens ambachtelijke bakkers die hierop een beroep hebben gedaan (meerdere antwoorden mogelijk)
Rol
Totaal (N=36)
Kort inhoudelijk advies gegeven
42%
Heeft de bakker begeleid
36%
Doorverwezen naar andere organisaties
29%
Was een klankbord
25%
Weet niet
7%
Aan de bakkers die zijn doorverwezen naar andere partijen (N=10) hebben we gevraagd of zij ook daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van diensten van de tweedelijns adviseur. Dat blijkt bij alle tien bakkers het geval te zijn geweest. Alle bakkerijen die zijn doorverwezen hebben een positieve ervaring opgedaan met deze tweedelijns adviseur. Als toelichting wordt genoemd dat advies snel tot stand komt en dat de partijen waarnaar wordt doorverwezen deskundig zijn. Bij negen van de tien bakkers heeft het tweedelijns advies geleid tot de oplossing van het probleem of de beantwoording van de vraag. In één geval bood het advies geen oplossing. Dit kwam omdat de overname waarvoor advies werd gevraagd, uiteindelijk niet doorging. Beoordeling eerstelijns advies door ambachtelijke bakkerijen Over de verschillende aspecten van dienstverlening rond het eerstelijns advies zijn de bakkers die hiervan gebruik hebben gemaakt erg tevreden (zie tabel 5.6). Zo wordt over de inhoud van het advies gezegd dat dit goed aansluit bij de bedrijfssituatie en daarmee goed bruikbaar is in de praktijk. Ook de adviseur zelf wordt qua kennis en deskundigheid goed beoordeeld. Hierbij wordt opgemerkt dat de adviseurs beschikken over een goede kennis van de branche. Tabel 5.6
Gemiddelde beoordeling aspecten eerstelijns advies (in rapportcijfer)
Aspect
Bestaande bedrijven
Startende bedrijven
Totaal
Inhoud van het advies
7,5 (N=22)
7,5 (N=13)
7,5 (N=35)
Kwaliteit/deskundigheid van de eerstelijns adviseur
8,0 (N=20)
8,1 (N=12)
8,0 (N=32)
Bereikbaarheid van de eerstelijns adviseur
7,9 (N=20)
7,5 (N=13)
7,7 (N=33)
Snelheid waarmee het advies tot stand kwam
7,7 (N=22)
7,5 (N=13)
7,6 (N=35)
Ruim driekwart van de bedrijven die gebruik heeft gemaakt van eerstelijns advies geeft aan dat het advies voldeed aan de verwachtingen of de verwachtingen zelfs hebben overtroffen (zie tabel 5.7). Een kwart van de respondenten geeft echter aan dat het advies niet geheel voldeed of slechter was dan verwacht. De redenen hiervoor waren zeer divers, waardoor er geen algemene lijn uit te destilleren is. Zo werd er bijvoorbeeld genoemd dat het advies te beknopt was, dat de adviseur niet de rol oppakte waar de respondent behoefte aan had of dat er meningsverschillen bestonden met de eerstelijns adviseur over strategische keuzes.
35
Tabel 5.7
Mate waarin het advies van de eerstelijns adviseur voldoet aan de verwachtingen van de ambachtelijke bakkerijen die hierop een beroep hebben gedaan
Antwoordcategorie
Totaal (N=35)
Beter dan verwacht
11%
Geheel
66%
Gedeeltelijk
9%
Slechter dan verwacht
14%
Deze hoge waardering voor de eerstelijns advisering blijkt ook uit figuur 5.2 (gebaseerd op tabel III.18 in bijlage III). Over het algemeen zien de ambachtelijke bakkerijen die gebruik hebben gemaakt van de eerstelijns adviseurs deze advisering als belangrijk tot zeer belangrijk voor hun bakkerij. Figuur 5.2
Belang eerstelijns advisering voor de geraadpleegde ambachtelijke bakkers
Belang eerstelijnsadvisering voor de bakkerij
1
2
3
4
Ambachtelijke bakkers Legenda: 1 = zeer onbelangrijk 2 = onbelangrijk 3 = neutraal 4 = belangrijk 5 = zeer belangrijk
Beoordeling eerstelijns advies door adviseurs zelf Ook is aan de eerstelijns adviseurs zelf gevraagd om een oordeel te geven over het belang van de eerstelijns advisering voor de bakkerijsector. De adviseurs zijn over het algemeen van mening dat de doelstelling van deze activiteit goed is bereikt, namelijk een laagdrempelige voorziening creëren voor ambachtelijke bakkers die op zoek zijn naar een klankbord of een kort adviestraject. Dit geldt volgens de betreffende adviseurs in mindere mate voor het aantal feitelijke starters dat (mede) vanuit de VDB-activiteiten is gerealiseerd. De ambitie op dit vlak was om ongeveer 20 starters per jaar te ondersteunen. Gemiddeld genomen bedraagt het aantal starters ongeveer 12 per jaar. Door de adviseurs wordt een aantal sterke punten van het eerstelijns advies genoemd. In de eerste plaats wordt het als een kracht ervaren dat het gaat om onafhankelijk (de adviseurs van VDB hebben geen commercieel belang) en kosteloos advies. Hiermee is de advisering laagdrempelig van aard. In de tweede plaats wordt door de adviseurs zelf genoemd dat zij over veel praktijkkennis beschikken, doordat ze bij veel ondernemers over de vloer komen. Hierdoor kunnen ze praktijkgericht advies uitbrengen. Als ander voordeel wordt gezien dat de adviseurs over korte lijnen beschikken richting de andere maatregelen (zoals het Bakkersfinancieringsfonds, de workshops en themabijeenkomsten) en richting andere, tweedelijns adviseurs.
36
5
Als zwak punt wordt door de adviseurs naar voren gebracht dat er wellicht te gemakkelijk een beroep op de adviseurs wordt gedaan omdat de dienst gratis is. Per ondernemer kan er echter maar een beperkt aantal uren worden besteed. In het verlengde hiervan is vanuit de adviseurs opgemerkt dat het soms als een belemmering wordt gezien dat je als adviseur meer zou willen doen voor een klant dan mogelijk is. Het gaat immers om eerstelijns advies. Dit houdt in dat de omvang van het adviestraject niet te uitgebreid kan zijn, omdat men zich dan op ‘het pad’ van de commerciële adviseurs begeeft. Verder wordt als verbeterpunt genoemd om bepaalde doelgroepen nog beter te identificeren en te bereiken (in het belang van alle activiteiten van de werkgroep). Het gaat in de eerste plaats om personen die van plan zijn om een bakkerij te starten of over te nemen en in de tweede plaats om allochtone bakkers. Vanuit sommige sleutelpersonen is echter aangegeven dat in de afgelopen jaren meerdere ‘sporen’ zijn bewandeld om allochtone bakkersondernemers te bereiken, maar zonder resultaat. Verder wordt het wenselijk geacht om de partijen die betrokken zijn bij de werkgroep VDB (als bestuur) intensiever bij (het meedenken over) de concrete invulling van activiteiten te betrekken. Beoordeling eerstelijns advies door sleutelpersonen Een meerderheid van de geraadpleegde sleutelpersonen onderschrijft het belang om starters te ondersteunen met eerstelijns advies. Over het bedienen van bestaande bedrijven met eerstelijns advies, bestaat meer discussie. Dit heeft er mede mee te maken dat er volgens sommige respondenten ook andere bronnen voor eerstelijns advies zijn (zoals NBOV, Beko-advies, et cetera). Enkele sleutelpersonen geven aan dat zij de adviesactiviteiten te bedrijfsgebonden en daardoor niet passend vinden bij het algemene karakter van de structuurmaatregelen. Daarnaast wordt vanuit deze respondenten genoemd dat advisering een verantwoordelijkheid van de ondernemers zelf is en ook zelfstandig uit de markt kan worden gehaald6. Dit haakt aan bij een meer algemene discussie die vaker voorkomt, waarin een stroming binnen de bakkerijsector van mening is dat de structuurmaatregelen sterker beperkt zouden moeten worden tot generieke activiteiten die voor alle bedrijven in de sector relevant zijn. Aan de andere kant wordt door veel sleutelpersonen onderkend dat het van belang is om ambachtelijke bakkerijen te ondersteunen bij de hausse aan overnames die verwacht worden (zie ook de uitkomsten van het Stratus-onderzoek). De eerstelijns adviseurs zouden dan bij overnameprocessen een faciliterende rol moeten spelen. Ten slotte wordt vanuit de sleutelpersonen enkele malen aangegeven dat de indruk bestaat dat de adviesmogelijkheden nog niet goed bekend zijn binnen de sector. Toekomstig gebruik Ook is gevraagd aan de ambachtelijke bakkerijen om een inschatting te maken over het gebruik van de eerstelijns adviseur in de toekomst (zie tabel 5.8). Ongeveer een derde van de respondenten verwacht in de toekomst een beroep te gaan doen op de eerstelijns adviseur. De helft van de respondenten verwacht geen gebruik te gaan maken van de eerstelijns adviseurs. De belangrijkste redenen om geen gebruik te gaan maken van de eerstelijns adviseur zijn het ontbreken van behoefte aan advies (31%, N=80) en het benutten van andere kanalen (25%, N=80), zoals bijvoorbeeld de accountant, collega’s of het NBC. Tabel 5.8
Toekomstverwachting gebruik eerstelijns adviseurs, door geraadpleegde ambachtelijke bakkers
Antwoordcategorie
Totaal (N=150)
Verwacht in de toekomst een beroep te doen op de eerstelijns adviseurs
34%
Verwacht niet in de toekomst een beroep te doen op de eerstelijns adviseurs
53%
Weet niet
13%
Suggesties voor de toekomst 6
Hiervoor hebben we echter gezien dat het in overgrote meerderheid de eerste keer is geweest dat een adviseur werd ingeschakeld.
37
Ten slotte is de respondenten gevraagd naar suggesties voor de toekomstige invulling van de advisering via de werkgroep Voor de Bakker. Deze staan vermeld in tabel 5.9. Omstreeks één op de zes bakkerijen bracht suggesties naar voren. Ten eerste geeft ongeveer tweederde van de bakkerijen (die suggesties naar voren brachten) aan dat ze een andere invulling van de advisering wensen. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het herdefiniëren van de doelgroep. Sommige bakkers wensen bijvoorbeeld meer aandacht voor startende bakkers, terwijl andere ambachtelijke bakkerijen aangeven dat de eerstelijns advisering ook meer gericht zou moeten worden op reeds bestaande bakkerijen. Ook geven bakkerijen aan dat advisering op meer verschillende aspecten van de bedrijfsvoering gewenst is, zoals marketing, personeelszaken en contacten met de gemeente (voor bestemmingsplannen). Ook wordt gevraagd om intensievere adviestrajecten. Verder zouden de adviseurs een meer pro-actieve rol moeten spelen bij het bij elkaar brengen van kopers en verkopers van bakkerijen (makelaarsfunctie). Ten tweede pleit ongeveer een op de vijf respondenten voor het vergroten van de bekendheid van de adviesmogelijkheid. Tabel 5.9
Suggesties voor de advisering van ambachtelijke bakkerijen via de werkgroep Voor de Bakker
Antwoordcategorie
Ambachtelijke bakkerijen (N=151)
Wel suggesties
17%
Andere invulling advisering
64%
Meer bekendheid geven aan de eerstelijns adviseurs*
20%
Anders*
16%
Geen suggesties *
5.4
83%
Gerelateerd aan aantal bakkerijen dat suggesties heeft voor de advisering van bakkerijen.
Workshops en themabijeenkomsten
Per jaar vindt er één themabijeenkomst (ook wel aangeduid als startersdag) en één of meerdere workshops plaats. De themabijeenkomsten vinden plaats bij een ondernemer die nog niet zo lang geleden is gestart, waarbij de deelnemers aan de bijeenkomst (potentiële starters) het traject dat de ‘voorbeeldondernemer’ richting de start heeft doorgemaakt nogmaals doorlopen. De belangstelling voor de bijeenkomsten is groot. Dit jaar is het maximum aantal deelnemers (30) voor het eerst overschreden. De workshops worden door de werkgroep VDB georganiseerd en afhankelijk van het onderwerp uitgevoerd door het NBC of Beko-advies. Zij hebben hiervoor vanuit de werkgroep VDB de opdracht gekregen. Eens per jaar vindt er één bijeenkomst plaats waarbij een bepaald ondernemersvraagstuk centraal staat (zoals boekhouden, personeelszaken et cetera). De ideeën voor het onderwerp van de bijeenkomst komen deels naar voren uit de hiervoor al genoemde themabijeenkomsten.
Zoals duidelijk gemaakt in figuur 5.1 zijn de workshops en themadagen goed bekend onder starters. In totaal hebben we in het onderzoek zeven bakkers geraadpleegd die hebben deelgenomen aan de workshops of de themabijeenkomsten. Voor deze deelnemers springen er drie redenen uit voor deelname aan een workshop of themabijeenkomst, namelijk een grote behoefte aan informatie (vier keer genoemd), de workshops en themabijeenkomsten zijn gratis (drie keer genoemd) en de workshops en themabijeenkomsten kennen een aantrekkelijke, praktijkgerichte opzet (drie keer genoemd). Startende bakkers die de workshops en themabijeenkomsten wel kenden maar er geen gebruik van hebben gemaakt, noemden als reden daarvoor met name het gebrek aan tijd (drie keer genoemd) en het ontbreken van de behoefte eraan omdat de betreffende ondernemer zelf over voldoende kennis beschikt (twee keer genoemd).
38
De deelnemers aan de workshop en themabijeenkomst zijn over het algemeen erg tevreden over de workshops en themabijeenkomsten. Zij geven aan dat er informatie aan bod komt die in de praktijk goed toepasbaar is. Ook de methode om bij een reeds gestarte bakker ‘in de keuken’ te kijken in het traject om tot de start te komen, wordt als zeer nuttig beschouwd. Veel aspecten hiervan zijn namelijk herkenbaar en bruikbaar voor de eigen situatie. Aan de workshops en themabijeenkomsten wordt dan ook door de deelnemers over het algemeen veel belang gehecht. Door de respondenten zijn vrijwel geen suggesties voor de toekomstige invulling van de workshops en themadagen genoemd. Eén respondent gaf aan dat het zinvol zou zijn dat naast de workshops voor startende bakkers over het opstarten of overnemen van een bakkerij er ook workshops voor stoppende bakkers zouden moeten komen. Hierbij zouden verschillende thema’s aan bod kunnen komen die spelen rondom de verkoop of opheffing van een bakkerijonderneming. Door de geraadpleegde eerstelijns adviseurs wordt aangegeven dat richting de toekomst overwogen zou moeten worden om – gezien de grote belangstelling – meerdere themabijeenkomsten per jaar te organiseren. Wat de workshops betreft zou dit traject richting potentiële starters intensiever kunnen worden opgezet. Vanuit de adviseurs wordt namelijk gesignaleerd dat de kwaliteit van de potentiële starters aan het teruglopen is. Dit zou mede samenhangen met het loslaten van de vestigingseisen. Om hieraan het hoofd te kunnen bieden zouden de workshops meer een cyclus kunnen vormen van bijvoorbeeld vier workshops in twee jaar tijd. Zo zou een groep potentiële starters langer bij elkaar kunnen worden gehouden en meer gestructureerd langs de verschillende facetten van ondernemerschap kunnen worden geleid. Over het algemeen vinden de sleutelpersonen de workshops en themabijeenkomsten een zinvolle activiteit, hoewel er weinig zicht is op de concrete invulling er van. In de gesprekken met de sleutelpersonen worden enkele aandachtspunten genoemd voor toekomstige workshops en themabijeenkomsten. Ten eerste menen de sleutelpersonen dat er meer aandacht moet zijn om kleine bakkers bewust te maken van het belang van marketing en onderscheidend vermogen. Ten tweede zou er meer aandacht moeten komen voor kwesties waar bedrijven met meerdere vestigingen mee te maken hebben. De schaalgrootte kan er namelijk toe leiden dat er behoefte aan kennis bestaat over een andere manier van leidinggeven (omdat het bedrijf groter is) en dat er andere kennis op het gebied van bijvoorbeeld financiering en personeelszaken nodig is.
5.5
Haalbaarheidsonderzoek
In totaal hebben we 23 bakkers gesproken die via de werkgroep Voor de Bakker een haalbaarheidsonderzoek hebben laten opstellen. In verreweg de meeste gevallen was dit ter voorbereiding op een aanvraag voor het Bakkersfinancieringsfonds. Aan de bakkers die een haalbaarheidsonderzoek hebben laten opstellen is gevraagd of in het haalbaarheidsonderzoek de juiste aanbevelingen zijn gedaan. Dit bleek bij 82% van de bakkers het geval te zijn geweest en bij 18% niet. Diegene die vonden dat de aanbevelingen niet juist waren, noemden dat de bank het onderzoek niet gebruikt heeft bij de beoordeling van de financieringsaanvraag, en het ontbreken van aanbevelingen in het haalbaarheidsonderzoek. Van de 23 bakkers met een haalbaarheidsonderzoek gaf 86% aan iets aan het haalbaarheidsonderzoek te hebben gehad. 5% vond dat dit niet het geval is. De overige respondenten (9%) konden hierover geen mening geven. De waarde van het plan bleek met name te bestaan uit de toetsing van het ondernemingsplan in het onderzoek, de meerwaarde bij de aanvraag van de financiering en de vergroting van het inzicht of het bedrijf haalbaar en rendabel is.
In tabel 5.10 hebben we de gemiddelde beoordelingen opgenomen voor verschillende aspecten van het haalbaarheidsonderzoek. Hieruit blijkt dat de respondenten hierover
39
gemiddeld genomen erg positief waren. Voor bestaande bedrijven blijkt dit nog in sterkere mate te gelden dan voor starters. Tabel 5.10
Gemiddelde beoordeling aspecten van het haalbaarheidsonderzoek (in gemiddeld rapportcijfer)
Aspect
Bestaande bedrijven
Startende bedrijven
Totaal
7,9 (N=8)
7,6 (N=11)
7,7 (N=19)
Kwaliteit/deskundigheid van de onderzoeker
8,3 (N=10)
7,5 (N=11)
7,9 (N=21)
Snelheid waarmee het onderzoek tot stand kwam
8,2 (N=10)
7,5 (N=11)
7,8 (N=21)
Inhoud van het onderzoek
5.6
Bakkersfinancieringsfonds
Bekendheid en bereik Zoals uit figuur 5.1 naar voren is gekomen, is het Bakkersfinancieringsfonds veel bekender onder starters dan onder bestaande bedrijven. Deze uitkomst wordt overigens wel enigszins vertekend doordat we bij de selectie alle bakkerijen die vanuit het fonds ondersteund zijn hebben meegenomen. Van de bakkerijen die bekend zijn met het Bakkersfinancieringsfonds is ongeveer driekwart ook op de hoogte van de financiering van de borgstelling vanuit de heffing op meel en bloem. Als we kijken naar het onderscheid tussen leden en niet-leden van werkgeversorganisaties dan zien we dat de eerste groep relatief beter bekend is met het fonds dan de tweede groep. De bedrijven zijn op uiteenlopende manieren met het Bakkersfinancieringsfonds bekend geraakt (zie tabel 5.11). Vaak gebeurde dit via het Productschap of activiteiten van de werkgroep Voor de Bakker die via het Productschap worden uitgevoerd. Daarnaast worden de NBOV en artikelen in vakbladen (het gaat dan om Bakkerswereld en Bakkers in bedrijf) geregeld genoemd. Het kwam maar in twee gevallen voor dat een bakker via de bank bekend werd met het fonds. Tabel 5.11
Wijze waarop geraadpleegde ambachtelijke bakkers bekend zijn geraakt met het Bakkersfinancieringsfonds (meerdere antwoorden mogelijk)
Wijze van bekendheid
Ambachtelijke bakkerijen (N=61)*
Het Productschap Akkerbouw
30%
De NBOV
26%
Een artikel/advertentie in de vakbladen
26%
De eerstelijns adviseurs
18%
Het Nederlands Bakkerij Centrum
10%
De website www.voordebakker.nl
8%
De accountant
7%
De bank
3%
De workshops en themadagen
2%
Anders
12%
Weet niet *
3%
Gerelateerd aan het aantal ambachtelijke bakkerijen dat bekend is het met het Bakkersfinancieringsfonds.
Bij de geraadpleegde sleutelpersonen bestaat er weinig zicht op de bekendheid van het fonds. In grote lijnen verwacht men dat bakkers die al gebruik maken van activiteiten van de werkgroep VDB hiervan wel op de hoogte zullen zijn, maar dat de bekendheid onder
40
andere starters niet optimaal zal zijn. Ook vanuit de gesprekken met de uitvoerder komt dit beeld naar voren. Er is weinig zicht op of accountmanagers bij de Rabobank goed op de hoogte zijn van de faciliteit. Op zich kunnen zij van het fonds op de hoogte zijn via het intranet. Hierop staat een overzicht van alle arrangementen die via de Rabobank mogelijk zijn. Binnen de Rabobank worden echter geen specifieke activiteiten ontplooid om in het bijzonder het Bakkersfinancieringsfonds bij lokale banken onder de aandacht te brengen. Van de bedrijven die bekend zijn met het fonds heeft ongeveer eenderde deel een aanvraag hiervoor gedaan (zie tabel 5.12). Bijna altijd gaat het hierbij om het starten of overnemen van een bedrijf. Een aanvraag voor investeringen van bestaande bedrijven komt nagenoeg niet voor. Dat tweederde deel van de bedrijven die het fonds wel kende geen aanvraag hebben ingediend, komt hoofdzakelijk doordat men geen behoefte had aan krediet (79%) en in mindere mate omdat men voor krediet geen ondersteuning nodig heeft (21%). Tabel 5.12
Aandeel geraadpleegde ambachtelijke bakkerijen dat bekend was met fonds dat een aanvraag bij het Bakkersfinancieringsfonds heeft ingediend
Antwoordcategorie
Ambachtelijke bakkerijen (N=61)
Aanvraag ingediend
31%
Voor het starten van een bakkerij
16%*
Voor het overnemen van een bakkerij
79%*
Voor investeringen van bestaande bedrijven Geen aanvraag ingediend *
5%* 69%
Gerelateerd aan het aantal ambachtelijke bakkerijen dat een aanvraag heeft ingediend (N=19).
Van de 19 bakkers die een aanvraag voor het financieringsfonds hebben ingediend, heeft er overigens maar één te maken gehad met een afwijzing. Deze ondernemer heeft uiteindelijk alsnog via vrienden en bekenden financiering kunnen vinden voor het opstarten van de bakkerij. Dit bedrag was lager dan wat de bakkerij oorspronkelijk had aangevraagd bij het Bakkersfinancieringsfonds. De afwijzing van de aanvraag heeft dan ook ingrijpende gevolgen gehad voor de bedrijfsvoering. De bakkerij is twee jaar dicht geweest voordat de financiering rond kwam. Na het verkrijgen van de borgstelling van het Bakkersfinancieringsfonds biedt een eerstelijns adviseur van de werkgroep Voor de Bakker begeleiding bij het verdere traject. Deze begeleiding wordt door bakkers, die hiermee ervaring hebben, erg positief gewaardeerd met een gemiddeld rapportcijfer van een 7,7 (N=19). Ook over de aanvraag- en beoordelingsprocedure bestaat tevredenheid (rapportcijfer 7,5, N=19). Als verbeterpunten worden genoemd dat de communicatie met de bank beter gestroomlijnd kan worden. Drie respondenten gaven aan dat zij, ondanks een positieve beoordeling in het haalbaarheidsonderzoek en een honorering van de aanvraag voor het Bakkersfinancieringsfonds, alsnog problemen hadden om te voldoen aan de eisen van de bank. Dit kwam omdat de bank het eisenpakket veranderde, of de aangeleverde materialen naast zich neer legde. De geraadpleegde sleutelpersonen merken de belangstelling voor het financieringsfonds in de afgelopen jaren doorgaans als vrij beperkt aan (zie ook tabel 2.8 hiervoor). Bovendien is dikwijls opgemerkt dat aanvragen van bestaande ondernemers vrijwel niet voorkomen. Uit de gegevens over het gebruik van het fonds blijkt inderdaad dat slechts één bestaand bedrijf een borgstelling uit het fonds heeft gekregen. Als één van de redenen dat bestaande ondernemers nauwelijks een beroep doen op de regeling komt naar voren dat zij veelal bij de aankoop van apparatuur en machines financiering (bijvoorbeeld via leasing) kunnen krijgen via de leverancier en dat zij relatief makkelijker een beroep kunnen doen op bankfinanciering (ze beschikken namelijk over een ‘trackrecord’).
41
Door de geraadpleegde partijen die bij de uitvoering van het fonds betrokken zijn, wordt verwacht dat de belangstelling voor het fonds in de komende tijd zal toenemen. Hieraan liggen twee redenen ten grondslag. In de eerste plaats is er een hausse aan bedrijfsovernames voorspeld. Uit het Stratus-onderzoek7 is immers gebleken dat in de komende jaren enkele honderden bakkerijbedrijven voor overname beschikbaar komen. Ten tweede is het door de kredietcrisis voor ondernemers lastiger geworden om financiering te krijgen. Beoordeling modaliteiten Het Bakkersfinancieringsfonds kent verschillende voorwaarden om voor ondersteuning in aanmerking te komen. Aan de ambachtelijke bakkerijen is gevraagd hoe zij de modaliteiten beoordelen. De uitkomsten staan vermeld in tabel 5.13. Hieruit blijkt dat deze modaliteiten op draagvlak onder de ondernemers kunnen rekenen. Zo wordt het als een goede keuze beschouwd dat het fonds ondersteuning biedt aan starters. Dat ook bestaande bedrijven onder bepaalde voorwaarden financiering kunnen krijgen, blijkt minder goed bekend te zijn. Over deze mogelijkheid wordt ook wat wisselend gedacht. De minimale en maximale financiële omvang van de leningen wordt over het algemeen als goed ervaren, hetzelfde geldt voor de maximale looptijd. Tabel 5.13
Gemiddelde beoordeling modaliteiten van het Bakkersfinancieringsfonds
Modaliteit
Gemiddeld rapportcijfer
Doel van de financiering (N=37)
7,8
Maximale omvang van de financiering (N=34)
7,3
Minimale omvang van de financiering (N=33)
6,9
Maximale looptijd van de financiering (N=35)
7,4
Door de uitvoerders worden de modaliteiten van het financieringsfonds als goed beoordeeld. Er wordt geen noodzaak gezien hier veranderingen in door te voeren. Wel zou kunnen spelen dat bij accountmanagers van banken de indruk bestaat dat een aanvraag veel administratieve rompslomp met zich meebrengt, waardoor van een aanvraag wordt afgezien. In de praktijk wordt echter de administratieve belasting door de uitvoerders niet als een knelpunt ervaren. Door de uitvoerders wordt wel aangegeven dat de totale doorlooptijd van een traject voor het fonds lang kan zijn (2-4 maanden). Dat heeft er mee te maken dat er verschillende stappen moeten worden doorlopen: de stukken van verkopende en kopende partij moeten compleet zijn, er moet een haalbaarheidsonderzoek worden uitgevoerd, er moet een aanvraag worden gedaan die moet worden beoordeeld en vervolgens moeten de details van de financiering worden geregeld en het geld worden verstrekt. Onder de bakkers die bekend zijn met het Bakkersfinancieringsfonds hebben we gevraagd hoe zij er tegenaan kijken dat alleen via één bank (de Rabobank) van het fonds gebruik kan worden gemaakt. Bijna de helft van de respondenten blijkt hier geen of een neutraal oordeel over te hebben (zie tabel 5.14). Ongeveer eenderde deel van de respondenten vindt dit geen goede zaak. Dit komt met name omdat men zelf een andere huisbank heeft of dat men van mening is dat de Rabobank teveel ‘vrijheid’ van handelen heeft met een dergelijke monopoliepositie. Een veel kleiner deel (ongeveer een zesde deel) vindt het wel goed. Zij wijzen erop dat er hierdoor versnippering van kennis over (het inzetten van) het fonds over verschillende banken voorkomen kan worden en dat de Rabobank als een betrouwbare financier wordt gezien. Tabel 5.14
7
Beoordeling door geraadpleegde ambachtelijke bakkerijen die bekend zijn met het fonds van het feit dat het Bakkersfinancieringsfonds maar via één bank mogelijk is
Bedrijfsopvolging ambachtelijke bakkerijen, Stratus, 2007.
42
Beoordeling
Totaal (N=55)
Goed
13%
Neutraal
13%
Slecht
38%
Weet niet/geen mening
36%
Totaal
100%
Ervaren belang en meerwaarde Ook is de ambachtelijke bakkerijen gevraagd aan te geven hoe belangrijk de borgstelling voor hun bakkerij is geweest. Zoals uit figuur 5.3 blijkt, wordt de borgstelling over het algemeen als belangrijk tot zeer belangrijk beschouwd. Als toelichting hierop wordt genoemd dat zonder borgstelling de financiering nooit was rondgekomen. Slechts één bakker gaf aan dat de borgstelling belangrijk noch onbelangrijk was. Dit komt doordat de zaak uiteindelijk zo goed loopt dat de borgstelling wellicht niet noodzakelijk was om de benodigde financiering te krijgen. In hoeverre de leningen zonder de borgstelling zouden zijn verstrekt, is voor de Rabobank niet in te schatten. Wel wordt genoemd dat financiering vanuit het fonds veelal een gunstige uitwerking heeft op het rentepercentage van de lening. Figuur 5.3
Belang borgstelling voor de bakkerij, volgens de geraadpleegde ambachtelijke bakkers die van het fonds gebruik hebben gemaakt
Belang borgstelling voor de bakkerij
1
2
3
4
Ambachtelijke bakkers Legenda: 1 = zeer onbelangrijk 2 = onbelangrijk 3 = neutraal 4 = belangrijk 5 = zeer belangrijk
De geraadpleegde uitvoerders noemen als belangrijkste meerwaarde van het Bakkersfinancieringsfonds dat (jonge) mensen zonder eigen vermogen toch in de gelegenheid worden gesteld om een bedrijf te starten of over te nemen. Voor het opzetten of overnemen van een bakkerij zijn aanzienlijke investeringen nodig waarvoor lang niet iedereen voldoende zekerheden in kan brengen. Omdat er veel bakkerijen te koop komen te staan, bijvoorbeeld vanwege de leeftijd van de ondernemer, is het van belang om voldoende potentiële kopers te hebben. Aan het benutten van kansen om een levensvatbare bakkerij over te nemen, kan het financieringsfonds een bijdrage leveren.
Een andere meerwaarde die door de uitvoerders wordt genoemd, is dat naast de financiering er voor de ondernemers ook altijd ondersteuning is vanuit een adviseur van de werkgroep VDB. Deze adviseur is zowel bij de aanvraag als na de start betrokken en kan zodoende de ondernemer advies geven en een vinger aan de pols houden. Bijkomend voordeel is dat betrokkenheid van de adviseur vertrouwen kan uitstralen
43
5
richting financiers en de verkopende partij. Vanuit de Rabobank wordt er veel belang gehecht aan betrokkenheid van de adviseur bij de gefinancierde starter. De sleutelpersonen beoordelen het belang van het Bakkersfinancieringsfonds wisselend. Hierbij zijn twee lijnen te onderscheiden. Zo vindt een deel van de sleutelpersonen het fonds een prima activiteit om ook starters een steuntje in de rug te geven om tot een start of overname van een bedrijf te komen. Andere sleutelpersonen (maar wel een duidelijke minderheid) wijzen er op dat financiering moet worden overgelaten aan banken en meer generieke ondersteuningsmogelijkheden (zoals de Borgstellingsregeling voor het MKB van de rijksoverheid). Uit de gesprekken blijkt dat de sleutelpersonen het fonds met name beoordelen vanuit het perspectief van de starters en zelden zien als instrument om ook bestaande ondernemingen die financiering nodig hebben voor investering rond wet- en regelgeving te ondersteunen. Op zich spoort dit ook met de uitvoeringspraktijk omdat bestaande ondernemingen nauwelijks vanuit het fonds zijn ondersteund. Recentelijk is binnen de werkgroep Voor de Bakker een discussie gevoerd over uitbreiding van de doelgroepen van het fonds naar ‘doorgroeiers’: het gaat hierbij om bestaande bedrijven die vrijkomende bakkerijen overnemen om het aantal verkooppunten uit te breiden. Suggesties voor de toekomst Ten slotte is gevraagd aan de respondenten om suggesties aan te dragen voor het Bakkersfinancieringsfonds. Deze staan vermeld in tabel 5.15. Ongeveer één op de vijf bakkerijen heeft een suggestie genoemd. Verreweg de belangrijkste twee, beide genoemd door ongeveer een derde van de bedrijven, zijn vergroting van de bekendheid en verruiming van het aantal participerende banken. Een flink aantal bakkerijen geeft aan dat het bestaan van de borgstelling beter bekend kan worden gemaakt binnen de sector. Dit zou ertoe kunnen leiden dat, door middel van een borgstelling van het Bakkersfinancieringsfonds, het gemakkelijker wordt om financiering te krijgen voor het starten van een bakkerij. Hierdoor wordt het opstarten vergemakkelijkt, wat de aanwas in de sector ten goede komt. Tevens geeft een behoorlijk aantal bakkerijen aan dat de borgstelling gebruikt zou moeten kunnen worden bij meerdere banken, om zo het gebruik te bevorderen en de monopoliepositie van de Rabobank te breken. Tabel 5.15
Mate waarin ambachtelijke bakkerijen suggesties hebben voor het Bakkersfinancieringsfonds (meerdere antwoorden mogelijk)
Antwoordcategorie
Totaal (N=150)
Wel suggesties
19%
Bekendheid onder bakkerijen en financieringsinstanties vergroten*
36%
Beschikbaar stellen via meerdere banken*
32%
Herdefiniëren doelgroep*
11%
Oppassen met financieren van risicovolle bedrijven*
7%
Stoppen met financiering vanuit de heffing*
4%
Anders*
7%
Geen suggesties *
81%
Gerelateerd aan aantal bakkerijen dat suggesties heeft voor het Bakkersfinancieringsfonds.
Vanuit de uitvoerders wordt naar voren gebracht dat gebruik van het fonds voor allochtone bakkers een aandachtspunt blijft. Dit geldt overigens voor de activiteiten van de werkgroep VDB in meer algemene zin zoals eerder vermeld. Hoewel er in de afgelopen tijd al inspanningen zijn verricht richting deze doelgroep, blijkt deze moeilijk bereikbaar te zijn. Wat de omvang van het fonds betreft wordt vanuit de uitvoerende partijen genoemd dat het zinvol kan zijn om de omvang van het fonds te vergroten (ondanks dat er in de huidige situatie nog sprake is van een onderuitputting van het budget dat voor deze
44
maatregel gereserveerd is). Dit vanwege de tendens van schaalvergroting die zich in de sector voordoet, waardoor er bij overnames een hogere financiering nodig is. In dit licht is er in het verleden door de Rabobank een voorstel gedaan om tot een andere systematiek voor de borgstelling te komen. Nu is het namelijk zo dat het Productschap Akkerbouw de gehele omvang van de borgstelling afstort bij de Rabobank. Dit bedrag vormt dan ook de totale omvang van de leningen. Bij een andere variant, first loss genaamd, wordt uitgegaan van de kans dat de garantie van het Productschap moet worden ingeroepen. Stel dat dit bij een derde deel van de verstrekte borgstellingen het geval is dan zou de totale omvang van de borgstellingen bij een totaal bedrag aan verstrekkingen van 300.000 euro driemaal zo hoog kunnen zijn en uitkomen op 900.000 euro. De first loss systematiek brengt dus als voordeel met zich mee dat met hetzelfde budget een hoger bedrag aan borgstellingen kan worden afgegeven. Het nadeel daarentegen is dat het Productschap eventueel garant zou moeten staan in de gevallen dat er meer borgstellingen worden ingeroepen dan verwacht. Deze systematiek kent dan ook voor het Productschap een ‘open eind’. Op het vlak van bekendheid van het fonds zijn volgens de uitvoerende partijen nog wel verbeteringen mogelijk. Hierbij wordt dan met name gedacht om ook bij bakkersopleidingen aan ROC´s de mogelijkheden voor het fonds onder de aandacht te brengen. Het zou met name moeten gaan om opleidingen op niveau 4 voor ondernemers/ leidinggevenden. Overigens wordt hier inmiddels door adviseurs van de werkgroep VDB al invulling aan gegeven door ROC´s die de betreffende opleidingen aanbieden te bezoeken en de mogelijkheden van ondersteuning (inclusief financiering) onder de aandacht te brengen bij de scholieren.
45
46
6.
TOEGEVOEGDE MAATREGELEN
6.1
Inleiding
In aanvulling op de basisactiviteiten die in de voorgaande hoofdstukken aan de orde zijn gekomen, hebben we in de interviews met de verschillende typen betrokkenen ook aandacht besteed aan enkele toegevoegde maatregelen. De ontwikkeling van een tweetal digitale databanken (SpecsPlaza en RiskPlaza) en de digitale RI&E zijn activiteiten gericht op de ondersteuning aan bakkerijen bij het voldoen aan de eisen op het gebied van verschillende soorten wetgeving. De databanken richten zich op voedselveiligheid en etikettering, terwijl de digitale RI&E gericht is op arbeidsomstandigheden. In dit hoofdstuk geven we de uitkomsten voor deze toegevoegde maatregelen weer.
6.2
SpecsPlaza
Vanuit het structuurfonds is het ontwikkelen van een tweetal databanken, SpecsPlaza en RiskPlaza, voor de bakkerijsector ondersteund. In deze paragraaf staat SpecsPlaza centraal. Hoewel SpecsPlaza zich richt op de gehele bakkerij, is SpecsPlaza zodanig ontwikkeld dat deze databank in eerste instantie met name voor ambachtelijke bakkerijen van betekenis was. Recenter is SpecsPlaza aangevuld met gegevens die ook de gebruikswaarde voor de industriële bakkerij hebben vergroot. Dit betekent dan ook dat er in de ambachtelijke bakkerij al meer gebruikservaring is opgedaan met SpecsPlaza. Vandaar dat bij de behandeling van de resultaten het accent zal liggen op de ambachtelijke bakkerijen. Evenals in paragraaf 4.3 waarin aandacht is besteed aan markinformatie, zullen wat de industriële bakkers betreft de operationeel managers van de ketenbedrijven in de analyse buiten beschouwing worden gelaten. Wel hebben we voor deze bedrijven (Bakkersland en BakeFive) op centraal niveau iemand gesproken die zich met kwaliteitszorg (waarmee de databanken raakvlakken hebben) bezighoudt. Bekendheid en bereik In figuur 6.1 is de bekendheid van de databanken SpecsPlaza en RiskPlaza uitgezet. Hier is tevens aangegeven welk percentage van de bakkerijen die bekend zijn met de databanken ook op de hoogte zijn van de koppeling met de heffing op meel en bloem. Hierbij is dezelfde systematiek toegepast als in paragraaf 3.2, 4.2 en 5.2. De figuur is gebaseerd op tabel III.22 en III.27 uit bijlage III. Zoals afgeleid kan worden uit figuur 6.1, is SpecsPlaza goed bekend onder zowel de ambachtelijke als de industriële bakkerijen. Dat de ontwikkeling van SpecsPlaza deels is betaald uit de heffing blijkt minder bekend onder de geraadpleegde bakkerijen. Ongeveer de helft van de ambachtelijke bakkerijen is hiervan op de hoogte. Onder industriële bakkers is deze bekendheid overigens groter dan onder de ambachtelijke bakkerijen. Ook is bij de ambachtelijke bakkerijen nagegaan of de bekendheid verschilt naar aantal verkooppunten (zie tabel III.22 in bijlage III). Dit blijkt nauwelijks het geval te zijn.
47
Figuur 6.1
Bekendheid SpecsPlaza en relatie tot de heffing onder ambachtelijke bakkerijen (AB) en industriële bakkerijen (IB)
Bekendheid toegevoegde maatregelen
100
90 Specsplaza IB
80
Riskplaza IB
Specsplaza AB
70
60
50
40
30 30
40
50
60
70
80
90
100
Bekend met financiering uit heffing
Ook is gekeken naar de bekendheid van SpecsPlaza onder ambachtelijke bakkerijen die wel aangesloten zijn bij een werkgeversorganisatie en bakkerijen die dat niet zijn (zie tabel III.23 in bijlage III). De niet-leden zijn over het algemeen minder bekend met de databank SpecsPlaza. Ook de koppeling met de heffing op meel en bloem is minder bekend onder de bakkerijen die geen lid zijn van een werkgeversorganisatie. Ook is aan de ambachtelijke bakkerijen gevraagd aan te geven hoe zij voor het eerst over SpecsPlaza hebben gehoord (zie tabel 6.1). Verreweg de belangrijkste bronnen zijn artikelen of advertenties in de vakbladen en de NBOV. Op enige afstand volgen het Productschap Akkerbouw en het Nederlands Bakkerij Centrum. De overige bronnen uit tabel 6.1 spelen op dit punt geen rol van betekenis.
48
Tabel 6.1
Wijze waarop geraadpleegde ambachtelijke bakkers met SpecsPlaza bekend zijn geraakt (meerdere antwoorden mogelijk)
Bron
Ambachtelijke bakkerijen (N=116)
Een artikel/advertentie in de vakbladen
44%
De NBOV
38%
Het Productschap Akkerbouw
16%
Het Nederlands Bakkerij Centrum
16%
Aanbieders van etiketterings- en bakkerijsoftware
7%
Leveranciers
5%
Een mailing over de mogelijkheden van SpecsPlaza
3%
De site www.voordebakker.nl
3%
De eerstelijns adviseurs
3%
Bezoek aan een beurs
3%
Anders
8%
Weet niet
3%
In tabel 6.2 is opgenomen welke deel van de ambachtelijke en industriële bakkerijen geabonneerd is op SpecsPlaza. Opvallend is hierbij het grote verschil tussen de ambachtelijke en industriële bakkerijen. Van de ambachtelijke bakkerijen is één op de vijf bakkerijen geabonneerd op SpecsPlaza. Daarentegen heeft meer dan tweederde van de industriële bakkerijen een abonnement op deze databank. Verder neemt het gebruik van deze databank toe met het aantal verkooppunten van de geraadpleegde ambachtelijke bakkers. Tabel 6.2
Gebruik van SpecsPlaza* onder geraadpleegde bakkerijen
Type bakkerij
Ambachtelijke bakkerijen (N=113)**
Geabonneerd op SpecsPlaza
20%
Niet geabonneerd op SpecsPlaza
80%
Eén verkooppunt (N=73)
16%
84%
Twee verkooppunten (N=23)
22%
78%
Drie of meer verkooppunten (N=15)
40%
60%
Industriële bakkerijen (N=13)
69%
31%
* Gerelateerd aan het aantal bakkerijen dat bekend is met SpecsPlaza. ** Voor een tweetal geraadpleegde bakkers bleef het aantal verkooppunten onbekend, vandaar dat de som van het aantal waarnemingen voor de deelpopulaties iets afwijkt van het totaal aantal waarnemingen.
De voornaamste redenen voor ambachtelijke bakkerijen om gebruik te maken van SpecsPlaza is de mogelijkheid die SpecsPlaza biedt om te voldoen aan de wettelijke eisen op het gebied van etikettering. Dit wordt genoemd door 57% van de ambachtelijke bakkerijen die gebruik maken van SpecsPlaza (N=23). Ongeveer een kwart, 26%, geeft aan dat ze SpecsPlaza gebruiken om de praktische gebruikswaarde. Minder vaak genoemde redenen zijn dat het voordeel opweegt tegen de kosten (9%) en de lage kosten voor het gebruik (4%). Andere redenen werden genoemd door 4% van de bakkerijen. Gevraagd naar de redenen om geen abonnement te nemen op SpecsPlaza geeft meer dan eenderde (38%) van de bakkerijen (N=90) aan dat zij de informatie op een andere manier betrekken. Hierbij wordt diverse malen opgemerkt dat dit ook noodgedwongen is omdat SpecsPlaza in de optiek van de respondenten te laat tot stand kwam. Ongeveer
49
één op de vijf bakkerijen (21%) geeft aan dat ze geen behoefte hebben aan de informatie die in de databank te vinden is. Andere bakkerijen noemen dat ze gebruik maken van een eigen etiketteringssysteem (13%), of dat ze technische problemen ondervinden bij het gebruik van SpecsPlaza (12%). Ook de kosten van het abonnement en tijdsgebrek om het gebruik van SpecsPlaza te implementeren in de bakkerij worden verschillende keren genoemd (beiden 8%). Verder wordt nog een divers palet aan redenen slechts door enkele bakkerijen genoemd. Belang van SpecsPlaza Aan de ambachtelijke bakkerijen is gevraagd om verschillende aspecten van SpecsPlaza te waarderen met een rapportcijfer. De gemiddelde waardering voor de verschillende aspecten is gegeven in tabel 6.3. Wat betreft de actualiteit en de compleetheid van de informatie scoort SpecsPlaza een kleine voldoende. Veel bakkers geven namelijk aan dat nog maar een beperkt deel van de benodigde informatie op SpecsPlaza te vinden is omdat niet alle leveranciers het systeem gebruiken of up-to-date houden. Bakkerijen zouden graag zien dat alle leveranciers hun grondstoffen in SpecsPlaza opnemen. De mate waarin informatie goed te vinden is op de website wordt met een ruime voldoende beter gewaardeerd. Tabel 6.3
Gemiddelde beoordeling aspecten SpecsPlaza door geraadpleegde abonnees (in gemiddeld rapportcijfer)
Aspect
Gemiddeld rapportcijfer
Actualiteit van de informatie
6,5 (N=18)
Mate waarin de informatie compleet is
6,3 (N=19)
Mate waarin de informatie goed te vinden is op de website
7,3 (N=16)
Zoals uit tabel 6.4 blijkt voldoet SpecsPlaza nog maar matig aan de verwachtingen die de gebruikers aan de databank stellen. Dit geldt zowel voor de ambachtelijke als de industriële bakkers. De achtergrond hiervan is met name dat de informatie die men zoekt nog niet in zijn geheel te vinden is op SpecsPlaza. Tabel 6.4
Mate waarin SpecsPlaza voldoet aan de verwachtingen van de geraadpleegde abonnees
Antwoordcategorie
Ambachtelijke bakkerijen (N=23)
Industriële bakkerijen (N=10)
-
10%
Geheel
22%
20%
Gedeeltelijk
35%
60%
Slechter dan verwacht
30%
-
Weet niet/geen mening
13%
10%
Beter dan verwacht
Hoewel een groot gedeelte van de bakkerijen nog niet geheel tevreden is over SpecsPlaza, wordt het gebruik van de databank over het algemeen toch als belangrijk voor de bakkerij gezien (zie figuur 6.2). Ongeveer driekwart van de bakkerijen geeft aan SpecsPlaza belangrijk of zeer belangrijk te vinden voor hun bakkerij (zie tabel III.25 in bijlage III). Slechts één op de zeven bakkerijen vindt SpecsPlaza (zeer) onbelangrijk voor hun bakkerij. Dit komt dan omdat men de benodigde gegevens ook elders kan betrekken.
50
Figuur 6.2
Belang SpecsPlaza voor de bakkerij
Belang Specsplaza voor de bakkerij
1
2
3
4
5
Ambachtelijke bakkers Legenda: 1 = zeer onbelangrijk 2 = onbelangrijk 3 = neutraal 4 = belangrijk 5 = zeer belangrijk
Ook vanuit de sleutelpersonen wordt veel belang gehecht aan deze maatregel. Een essentiële randvoorwaarde voor de consumptie van brood is dat er bij de consument geen enkele twijfel mag bestaan over de veiligheid van het product. De beschikbaarheid van een databank als SpecsPlaza (en overigens ook RiskPlaza, zie hierna) wordt in dit opzicht als een zeer belangrijk instrument gezien om dit te borgen en ook uit te stralen naar consumenten. Diverse sleutelpersonen hebben opgemerkt dat de sector op dit punt ‘voorop loopt’ ten opzichte van andere (levensmiddelen)branches. Vanuit andere sectoren bestaat dan ook belangstelling voor de databanken van de bakkerijsector. Toekomstig gebruik SpecsPlaza Wat betreft de toekomstverwachting voor het gebruik van SpecsPlaza, geeft de helft van alle geraadpleegde bakkerijen aan gebruik te zullen gaan maken of blijven maken van SpecsPlaza (zie tabel 6.5). Hieruit blijkt dat bakkerijen duidelijk zien dat SpecsPlaza in potentie een zinvol hulpmiddel is op het gebied van de etikettering van producten. Kijken we naar de uitkomsten naar aantal verkooppunten dan wordt het verwachte toekomstige gebruik groter naarmate bedrijven meerdere verkooppunten hebben. Dit zal er mee samenhangen dat deze partijen door hun omvang ook meer gebruik zullen maken van bakkerijsoftware. Bedrijven die in de toekomst geen gebruik van SpecsPlaza verwachten te gaan maken noemen met name dat er geen behoefte is aan de informatie op SpecsPlaza en dat de informatie elders wordt betrokken. Tabel 6.5
Toekomstverwachting gebruik SpecsPlaza volgens de geraadpleegde ambachtelijke en industriële bakkerijen
Type bakkerij
Ambachtelijke bakkerijen (N=151)
Verwacht gebruik SpecsPlaza
50%
Niet verwacht gebruik SpecsPlaza
42%
Weet niet
8%
Eén verkooppunt (N=100)
44%
49%
7%
Twee verkooppunten (N=26)
65%
27%
8%
Drie of meer verkooppunten (N=19)
74%
16%
10%
Industriële bakkerijen (N=20)
55%
40%
5%
Suggesties voor de toekomst Tenslotte is in het interview onder de ambachtelijke bakkerijen gevraagd naar suggesties voor SpecsPlaza. De antwoorden zijn weergegeven in tabel 6.6. Ongeveer een kwart van
51
de bakkerijen heeft één of meerdere suggesties geopperd voor de databank. Suggesties die relatief vaak genoemd worden zijn het completeren van de informatie op SpecsPlaza, door te zorgen dat alle leveranciers hun producten in de databank opnemen. Ook de verlaging van de kosten voor het gebruik van de databank wordt relatief vaak als suggestie aangedragen. Tabel 6.6
Mate waarin ambachtelijke bakkerijen suggesties hebben voor het verbeteren SpecsPlaza (meerdere antwoorden mogelijk)
Suggesties verbeteren SpecsPlaza
Ambachtelijke bakkerijen (N=144)
Wel suggesties, namelijk
26%
Completeren informatie op SpecsPlaza*
35%
Gebruik goedkoper maken, door abonnement af te schaffen*
22%
SpecsPlaza beter aan laten sluiten bij andere software*
11%
Bekendheid SpecsPlaza vergroten*
11%
Ondersteuning bieden bij gebruik van SpecsPlaza*
8%
Regelgeving omtrent etikettering verduidelijken*
3%
Anders*
14%
Geen suggesties *
74%
Gerelateerd aan aantal bakkerijen dat suggesties heeft voor SpecsPlaza
Verschillende sleutelpersonen herkennen zich in het bovenstaande punt dat SpecsPlaza nog in opbouw is en nog verre van compleet is. Naar de toekomst toe zal het verder ‘vullen’ van SpecsPlaza dan ook nog de nodige aandacht moeten krijgen.
6.3
RiskPlaza
Bekendheid en bereik De tweede databank die mede is gefinancierd vanuit het structuurfonds is RiskPlaza. Hierin is informatie te vinden over de voedselveiligheidsgevaren en borgingsmaatregelen van ingrediënten die in de bakkerij gebruikt worden. Deze databank wordt vooralsnog vooral benut door industriële bakkerijen, dus zijn de ambachtelijke bakkerijen in de analyse buiten beschouwing gelaten. Net als in de vorige paragraaf is voor beide ketenbedrijven één respondent die zich bezighoudt met kwaliteitszorg in de analyse betrokken. De bekendheid van RiskPlaza en de relatie met heffing is opgenomen in de eerder gepresenteerde figuur 6.1. RiskPlaza blijkt goed bekend te zijn onder de industriële bakkers. Ook is viervijfde van de industriële bakkerijen die op de hoogte zijn van het bestaan van RiskPlaza ook bekend met de financiering vanuit de heffing. De wijze waarop industriële bakkerijen bekend zijn geraakt met RiskPlaza staat vermeld in tabel 6.7. Daaruit komt naar voren dat verschillende bronnen zijn benut, zoals de NVB, een directe mailing over RiskPlaza, collega’s, de kwaliteitsdienst en betrokkenheid bij de start van de ontwikkeling van RiskPlaza.
52
Tabel 6.7
Bronnen waardoor respondenten op de hoogte zijn geraakt van RiskPlaza (meerdere antwoorden mogelijk)
Bronnen
Totaal (N=12)
De NVB
25%
Een directe mailing over de mogelijkheden van RiskPlaza
25%
Vanaf de start bij de ontwikkeling betrokken
17%
Collega’s
17%
De kwaliteitsdienst
17%
Anders
8%
Weet niet
8%
Acht van de twaalf bakkerijen die bekend zijn met RiskPlaza zijn ook geabonneerd op de databank. Als reden om een abonnement te nemen op RiskPlaza noemen zes van de acht abonnees de praktische gebruikswaarde. Twee abonnees noemen de voedselveiligheid als belangrijkste reden. De overige vier bakkerijen die bekend zijn met RiskPlaza blijken geen abonnement te hebben. Belangrijkste reden hiervoor is dat de bakkerij geen behoefte heeft aan de informatie op RiskPlaza (drie keer genoemd). Twee bakkerijen geven aan dat zij de informatie ergens anders betrekken. Belang van RiskPlaza Verder is de industriële bakkerijen gevraagd verschillende aspecten van RiskPlaza te waarderen met een rapportcijfer. De gemiddelde rapportcijfers zijn vermeld in tabel 6.8. De bereikbaarheid van de website, de actualiteit van de informatie en de mate waarin de informatie goed te vinden is, wordt gemiddeld als goed ervaren. De mate waarin de informatie compleet is scoort, met een 6,5, gemiddeld lager dan de andere aspecten. Tabel 6.8
Gemiddelde waardering verschillende aspecten van Riskplaza
Aspect
Gemiddeld rapportcijfer
Bereikbaarheid van de website (N=4)
7,8
Actualiteit van de informatie (N=5)
7,6
Mate waarin de informatie compleet is (N=4)
6,5
Maar waarin de informatie goed te vinden is (N=4)
7,4
Drie van de acht industriële bakkerijen geven aan dat het gebruik van de databank geheel voldoet aan de verwachtingen of zelfs beter is dan verwacht. Nog eens drie respondenten waren van mening dat RiskPlaza slechts gedeeltelijk aan de verwachtingen voldoet. Dit heeft er dan met name mee te maken dat er qua compleetheid van de informatie nog een slag te maken is. De overige twee respondenten kunnen nog niet aangeven of de databank aan de verwachtingen voldoet. In figuur 6.3 is het gemiddelde belang van het gebruik van RiskPlaza voor de bakkerij gegeven. Over het algemeen is het gebruik van RiskPlaza belangrijk voor de bakkerij. Zo is een grote meerderheid (7 van de 8 respondenten) van oordeel dat RiskPlaza (zeer) belangrijk is voor hun bakkerij (zie tabel III.28 in bijlage III). Eén respondent gaf aan dat het gebruik belangrijk noch onbelangrijk is.
53
Figuur 6.3
Gemiddeld belang RiskPlaza voor de bakkerij, volgens de geraadpleegde industriële bakkerijen die hiervan gebruik maken
Belang Riskplaza voor de bakkerij
1
2
3
4
5
Industriële bakkers Legenda: 1 = zeer onbelangrijk 2 = onbelangrijk 3 = neutraal 4 = belangrijk 5 = zeer belangrijk
Net als voor SpecsPlaza geldt voor RiskPlaza dat de geraadpleegde sleutelpersonen het een goede keuze vinden dat deze databank (mede) met behulp van financiering vanuit het structuurfonds is opgezet. Hiervoor worden min of meer dezelfde argumenten aangevoerd als bij SpecsPlaza. Toekomstig gebruik Tevens is de respondenten gevraagd hun toekomstverwachting over het gebruik van RiskPlaza uit te spreken. De resultaten hiervan zijn vermeld in tabel 6.9. Bijna driekwart van de industriële bakkerijen verwacht in de toekomst gebruik te blijven of gaan maken van de databank. Een vijfde deel van bakkerijen geeft aan dat ze in de toekomst geen gebruik zullen maken van RiskPlaza. Een klein gedeelte kan hier nog geen uitsluitsel over geven. Bakkerijen die niet verwachten gebruik te gaan maken van RiskPlaza geven aan dat dit komt doordat zij geen behoefte hebben aan de informatie of dat ze de informatie ergens anders betrekken. Tabel 6.9
Toekomstig gebruik RiskPlaza door de geraadpleegde industriële bakkerijen
Antwoordcategorie
Totaal (N=15)
Verwacht in de toekomst gebruik te maken van RiskPlaza
73%
Niet verwacht in de toekomst RiskPlaza te gebruiken
20%
Weet niet
7%
Suggesties voor verbeteringen Tenslotte is de respondenten gevraagd naar suggesties ter verbetering van RiskPlaza. Eenvijfde deel van de respondenten bracht suggesties naar voren en viervijfde deel niet. Verreweg de meest genoemde suggestie is om te streven naar het meer compleet maken van de informatie.
6.4
Aandacht voor arbeidsomstandigheden
Aangezien de follow-up activiteiten van het Arboconvenant Grondstofallergie nog maar zeer recent een plaats hebben gekregen in het pakket aan structuurmaatregelen – en het nog te vroeg is om de ervaringen van bakkerijen daarmee te toetsen – is dit verder in de interviews buiten beschouwing gelaten. Op verzoek van de opdrachtgever is een aantal
54
‘alternatieve’ vragen gesteld over de aandacht voor verbetering van de arbeidsomstandigheden en het gebruik van de digitale RI&E. Aandacht voor arbeidsomstandigheden Tevens is in de gesprekken ingegaan op het belang dat de bakkerijen hechten aan de verbetering van arbeidsomstandigheden in de komende jaren. De antwoorden zijn vermeld in tabel 6.10. Opvallend is hierbij het grote verschil tussen de ambachtelijke en de industriële bakkerijen. Waar net meer dan de helft van de ambachtelijke bakkerijen arbeidsomstandigheden voor de komende jaren een belangrijk thema vindt, geldt dit voor vrijwel alle industriële bakkerijen. Tabel 6.10
Belang verbetering arbeidsomstandigheden voor de geraadpleegde bakkerijen, naar deelsegment (meerdere antwoorden mogelijk)
Belang arbeidsomstandigheden
Ambachtelijke bakkerijen (N=150)
Arbeidsomstandigheden belangrijk thema voor de bakkerij
57%
92%
Grondstofallergie*
47%
65%
Fysiek werk en ergonomie*
19%
35%
Machineveiligheid*
13%
22%
Geen specifiek onderwerp, arbeidsomstandigheden altijd van belang*
9%
9%
Beperking en vereenvoudiging regelgeving*
6%
-
Arbeidstijden*
-
17%
Warmteontwikkeling & temperatuur*
-
9%
Geluidsoverlast*
-
13%
15%
4%
Anders* Arbeidsomstandigheden geen belangrijk thema voor de bakkerij *
Industriële bakkerijen (N=25)
43%
8%
Gerelateerd aan aantal bakkerijen dat de verbetering van arbeidsomstandigheden een belangrijk thema voor de bakkerij vindt.
Grondstofallergie wordt door zowel de ambachtelijke als de industriële bakkerijen als het belangrijkste arbo-onderwerp bestempeld. Dat dit thema het meest genoemd is, is een direct gevolg van het arboconvenant over dit thema dat in de achterliggende jaren binnen de bakkerijsector is uitgevoerd. Ook het fysiek werk en de ergonomie, en de machineveiligheid worden door beide groepen bakkerijen als een belangrijk thema gezien. In het bijzonder vanuit de industrie wordt belang gehecht aan de arbeidstijden en geluidsoverlast. De (ambachtelijke) bedrijven die niet vinden dat de arbeidsomstandigheden voor de toekomst een belangrijk thema zijn, geven als reden daarvoor overwegend dat ze qua arbeidsomstandigheden naar eigen zeggen alles al goed voor elkaar hebben. Het belang om blijvend aandacht te besteden aan preventie en het terugdringen van grondstofallergie wordt door de sleutelpersonen breed onderschreven. Dat het Productschap hierbij met het arboconvenant een regierol heeft gespeeld, heeft volgens de respondenten een belangrijke meerwaarde gehad. Over hoe er in de toekomst een invulling aan het thema grondstofallergie moet worden gegeven, lopen de meningen nog wel uiteen. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre het Productschap hierbij een rol zou moeten spelen. Vanuit een deel van de respondenten wordt opgemerkt dat de markt het nu zelf zou moeten oppakken. Andere sleutelpersonen zien ook naar de toekomst toe hier nog een rol voor het Productschap (en dus het pakket aan structuurmaatregelen) weggelegd. Op dit moment is het nog te vroeg om te beoordelen of in voldoende mate een beroep zal worden gedaan op het aanbod zoals dat recent beschikbaar is gekomen
55
(voor de werknemersvoorziening weliswaar nog in pilotvom). Hiervoor hebben we al gezien dat hiervoor in 2009 een fors bedrag is gereserveerd. Bekendheid en bereik digitale RI&E Om het opstellen van een RI&E voor de bakkerij te vereenvoudigen heeft het Productschap Akkerbouw, in samenwerking met de sociale partners een digitale RI&E ontwikkeld. De bekendheid van de digitale RI&E onder ambachtelijke en industriële bakkerijen staat vermeld in tabel 6.11. Ongeveer een kwart van zowel de ambachtelijke als de industriële bakkerijen wist van het bestaan van de digitale RI&E af (hiervoor geldt overigens dat georganiseerde bedrijven relatief beter bekend zijn met dit instrument dan niet-georganiseerde bedrijven). Van deze groep heeft ongeveer eenderde gebruik gemaakt van de digitale RI&E. De percentages voor de ambachtelijke en industriële bakkerijen zijn nagenoeg gelijk aan elkaar. Omdat het aantal waarnemingen voor de industriële bakkerij erg beperkt was, hebben we in het vervolg van deze paragraaf de industriële bakkerijen buiten beschouwing gelaten. Tabel 6.11
Bekendheid digitale RI&E Ambachtelijke bakkerijen (N=151)
Bekend met digitale RI&E
25%
Hiervan gebruik gemaakt van digitale RI&E* Niet bekend met digitale RI&E *
Industriële bakkerijen (N=24)
25% 32% (N=38)
75%
33% (N=6) 75%
Gerelateerd aan het aantal bakkerijen dat bekend is met de digitale RI&E.
Er spelen voor ambachtelijke bakkerijen verschillende motieven een rol om gebruik te maken van de digitale RI&E (zie tabel 6.12). In grote lijnen heeft dat er mee te maken dat met het instrument op een makkelijke, goedkope en kwalitatief hoogwaardige wijze kan worden voldaan aan de regelgeving. Tabel 6.12
Redenen om gebruik te maken van de digitale RI&E (meerdere antwoorden mogelijk)
Redenen
Ambachtelijke bakkerijen (N=12)
RI&E helpt te voldoen aan de wetgeving
75%
Gebruiksgemak
58%
Kostenbesparingen
50%
Digitale RI&E garandeert kwaliteit van de RI&E
25%
Digitale RI&E specifiek opgesteld voor de bakkerijsector
8%
De belangrijkste reden, genoemd door 65% van de ambachtelijke bakkerijen (N=26), om geen gebruik te maken van de digitale RI&E is dat de RI&E op een andere wijze wordt opgesteld, bijvoorbeeld door een extern bureau. Een andere reden is dat de bakker in kwestie geen personeel in dienst heeft, waardoor er geen verplichting is om een RI&E op te stellen. Dit wordt genoemd door 19% van de bakkerijen (N=26). Belang van de digitale RI&E De ambachtelijke bakkerijen die gebruik maken van de digitale RI&E zijn in het algemeen zeer positief hierover. Van de 12 bakkerijen die hierover een oordeel kunnen geven hechten 10 bakkers veel belang aan het gebruik van de digitale RI&E. Twee respondenten vinden de digitale RI&E belangrijk noch onbelangrijk. Deze positieve score is ook terug te zien in de mate waarin de digitale RI&E voldoet aan de verwachtingen. Alle twaalf ambachtelijke bakkerijen die gebruik maken van de digitale RI&E geven aan
56
dat het gebruik geheel voldoet aan hun verwachtingen. Toekomstverwachting gebruik digitale RI&E De toekomstverwachting voor het gebruik van de digitale RI&E is gegeven in tabel 6.13. Van de ambachtelijke bakkerijen verwacht ruim eenderde in de toekomst gebruik te gaan of blijven maken van de digitale RI&E. Bijna de helft verwacht dit niet. Tabel 6.13
Toekomst gebruik digitale RI&E
Antwoordcategorie
Ambachtelijke bakkerijen (N=151)
Verwacht gebruik te gaan maken van de digitale RI&E
38%
Verwacht geen gebruik te gaan maken van de digitale RI&E
45%
Weet niet
17%
Tenslotte zijn er weinig suggesties voor de digitale RI&E. Slechts 6% van de ambachtelijke bakkerijen (N=141) heeft suggesties voor verbeteringen. De meerderheid (94%) kon geen verbeteringen noemen. Het belangrijkste verbeterpunt dat werd aangedragen is het vergroten van de bekendheid van de digitale RI&E onder de doelgroep.
57
58
7.
OPZET STRUCTUURMAATREGELEN EN DRAAGVLAK VOOR HEFFING
7.1
Inleiding
In dit hoofdstuk presenteren we de ‘rode draden’ uit de gesprekken met sleutelpersonen wat betreft de opzet en inhoud van het huidige pakket aan structuurmaatregelen en de organisatie en uitvoering ervan. In het tweede deel van dit hoofdstuk gaan we nader in op het draagvlak van zowel sleutelpersonen als geraadpleegde bakkersondernemers voor de heffing als financieringsinstrument voor het pakket aan structuurmaatregelen.
7.2
Algemene beoordeling structuurmaatregelen
Uit de gesprekken met de sleutelpersonen komt het algemene beeld naar voren dat bij de betrokken partijen een breed draagvlak bestaat voor het structuurfonds en de maatregelen die hier deel van uitmaken. Het pakket bestaat in de visie van sleutelpersonen over het algemeen uit zinnige en belangrijke maatregelen voor de sector. Over enkele maatregelen bestaan overigens op dit punt wel verschillen van mening. Zo wordt uiteenlopend gedacht over de meerwaarde van het Nationaal Bakkerij Gala, sommige promotieactiviteiten (zoals de China-promotie en de winkelgebonden promotie) en de eerstelijns advisering aan bestaande bakkerijondernemingen. Over andere maatregelen – zoals het Nationaal Schoolontbijt en de digitale databanken – bestaat in brede kring veel enthousiasme. Diverse malen is door sleutelpersonen naar voren gebracht dat het een goede zaak is dat ten opzichte van het verleden een omslag heeft plaatsgevonden: het ondersteunen van zwakke bedrijven (‘wijkers’) heeft plaats gemaakt voor het ondersteunen van perspectiefvolle bakkers (‘blijvers’). Bij het huidige pakket zijn vanuit een deel van de sleutelpersonen nog wel enige kanttekeningen geplaatst. De belangrijkste kanttekening heeft betrekking op het ontbreken van een duidelijk inhoudelijk kader waarbinnen structuurmaatregelen tot stand komen. Waarom bepaalde maatregelen wel en andere voorstellen voor maatregelen niet ondersteund worden vanuit het fonds, is voor een deel van de geraadpleegde sleutelpersonen – met name zij die op ‘enige afstand’ van de Commissie Brood en Banket staan – onvoldoende transparant. Ook vanuit verschillende direct betrokkenen bij deze commissie wordt overigens (h)erkend dat in zekere zin sprake is van een ad hoc aanpak bij de keuze voor maatregelen. Een heldere visie op de toekomst van de bakkerijsector (in de komende vijf tot tien jaar) zou volgens een deel van de sleutelpersonen bij kunnen dragen aan meer strategische en onderbouwde keuzes voor toekomstige maatregelen. In het verlengde van het voorgaande is door verschillende sleutelpersonen ook opgemerkt dat er mogelijkheden bestaan om tot een verdere stroomlijning van maatregelen te komen. Deze sleutelpersonen zijn van oordeel dat er sprake is van een zekere mate van versnippering van maatregelen en de uitvoering ervan. In hun optiek zou de effectiviteit van het maatregelenpakket kunnen worden vergroot als maatregelen worden gebundeld en de uitvoering daarvan bij minder partijen dan nu het geval is wordt gelegd. Deze genoemde versnippering zou volgens enkele gesprekspartners overigens ook verminderd kunnen worden door binnen het budget geen onderscheid meer te maken tussen activiteiten voor ambachtelijke bakkerijen en voor industriële bakkerijen. Hoewel breed erkend wordt dat deze deelsegmenten steeds meer naar elkaar toegroeien, is nog niet iedereen ervan overtuigd dat het systeem van gescheiden budgetten nu (al) kan worden losgelaten. In de optiek van deze gesprekspartners bestaat er een afbreukrisico dat dit tussen beide deelsegmenten tot een ‘strijd’ om de besteding van de structuurgelden zal leiden. Vanuit de werknemersorganisaties wordt naar de toekomst toe gevraagd om meer balans aan te brengen tussen werkgeversgerichte maatregelen en werknemersgerichte maatregelen. Verreweg het grootste deel van het huidige pakket aan structuurmaatregelen heeft de bakkersondernemer als doelgroep. Alleen de werknemersvoorziening binnen de
59
follow-up activiteiten van het Arboconvenant Grondstofallergie is specifiek gericht op individuele medewerkers (die uitvallen uit het arbeidsproces). De betreffende gesprekspartners van de werknemersorganisaties steken de hand overigens wel in eigen boezem: zij hebben in de achterliggende periode naar eigen zeggen onvoldoende initiatief getoond om voorstellen voor werknemersgerichte structuurmaatregelen in te dienen. Ten slotte zijn er binnen de groep geraadpleegde sleutelpersonen enkele gesprekspartners die er voor pleiten om naar de toekomst toe het accent meer te leggen op generieke maatregelen op het gebied van voorlichting en imagoversterking. De maatregelen die zich richten op individuele bedrijven zouden in de optiek van deze personen minder nadruk moeten krijgen.
7.3
Organisatie- en uitvoeringstructuur
De Commissie Brood en Banket is het gremium waarin de besluitvorming over structuurmaatregelen (en de financiering daarvan) plaats vindt. Deze commissie staat onder leiding van de voorzitter van het Productschap. De Commissie heeft de maatregelen voor de ambachtelijke bakkers gedelegeerd aan een subcommissie, namelijk de werkgroep Voor de Bakker. Door direct betrokkenen wordt het functioneren van de Commissie Brood en Banket en de werkgroep Voor de Bakker als goed ervaren. Er doen zich op dit punt geen noemenswaardige problemen voor. De wijze waarop besloten wordt over de toekenning van middelen is echter wel een punt van aandacht. Nu worden projectideeën waarvoor vooraf voldoende draagvlak is gerealiseerd, doorgaans gehonoreerd. Een visie op de toekomst – dat als leidraad wordt genomen voor de beoordeling van projectvoorstellen – ontbreekt echter (zie ook de voorgaande paragraaf). Ook de huidige samenstelling van de commissies wordt als adequaat ervaren. Een enkele keer is opgemerkt dat in het verleden soms ook projectuitvoerders ‘aanschoven’ die mee gingen praten en beslissen over de toekenning van structuurmiddelen aan bepaalde initiatieven. Bij de uitvoering van de afzonderlijke maatregelen zijn verschillende partijen betrokken. In de eerste plaats speelt het Productschap Akkerbouw een rol: deze organisatie is ‘belast’ met de uitvoering van de maatregelen van de werkgroep Voor de Bakker, de digitale databanken en de follow-up activiteiten van het Arboconvenant Grondstofallergie. Over het algemeen bestaat er bij de sleutelpersonen tevredenheid over de wijze waarop vanuit het Productschap invulling wordt gegeven aan deze taken. Sommige respondenten pleiten overigens wel voor een sterkere bundeling van de uitvoering (zoals hiervoor vermeld), waarbij in de visie van deze personen als uitgangspunt zou moeten gelden dat het Productschap alleen maatregelen zou moeten uitvoeren waartoe andere partijen niet in staat zijn. Echter, vanuit andere sleutelpersonen is ook gewezen op de publieke verantwoordelijkheid als PBO-orgaan, waarbij activiteiten alleen uitbesteed mogen worden als het Productschap zelf niet in staat is om deze uit te voeren. In de beoordeling van de gebruikers/deelnemers aan de genoemde activiteiten van het Productschap (zie hiervoor) is geen argumentatie te vinden om de uitvoering ‘over te hevelen’ naar andere organisaties. Een andere uitvoerder van maatregelen is de SBI. De eerste activiteit van de SBI was de organisatie van het Nationale Schoolontbijt. Na het eerste jaar is deze activiteit vanuit het structuurfonds gefinancierd. Sinds 2008 zijn de uitvoerende taken voor het Nationaal Schoolontbijt overgedragen aan het Voorlichtingsbureau Brood. Momenteel voert SBI het project Marktinformatie uit. Het is de bedoeling dat dit project (na verloopt van tijd) aan het NBC wordt overgedragen. Deze gang van zaken – waarbij projecten worden opgezet en later worden overdragen aan andere partijen – is typerend voor de werkwijze van SBI. Zij ziet zichzelf dan ook als een ‘kraamkamer’ voor vernieuwende projecten voor de bakkerijsector. Bij de sleutelpersonen wordt de uitvoering van maatregelen door het SBI als goed ervaren. Tenslotte kunnen het kennis- en adviescentrum NBC en – als uitvoeringsorganisatie daarvan – het Voorlichtingsbureau Brood worden genoemd. Het NBC is bijvoorbeeld
60
betrokken bij de haalbaarheidsstudies voor het Bakkersfinancieringsfonds. Het Voorlichtingsbureau Brood is de uitvoerder van de genoemde activiteiten op het gebied van de collectieve broodpromotie. De sleutelpersonen vinden het een goede keuze dat het Voorlichtingsbureau deze activiteiten uitvoert. Ook de invulling ervan door het Voorlichtingsbureau kan op waardering rekenen. Over het NBC lopen de meningen uiteen. Dit heeft niet zozeer te maken met de specifieke rol van het NBC binnen het pakket aan structuurmaatregelen (hiervoor is al opgemerkt dat de haalbaarheidsstudies goed worden beoordeeld), maar met het functioneren van het NBC in zijn algemeenheid. Dit valt verder buiten de ‘scope’ van deze evaluatie.
7.4
Draagvlak voor heffing
Draagvlak onder sleutelpersonen Dat de heffing op meel en/of bloem wordt ingezet om de structuurmaatregelen te betalen, kan bij vrijwel alle sleutelpersonen op veel instemming rekenen. Ook richting de toekomst bestaat er een groot draagvlak om de heffingsmiddelen voor de structuurmaatregelen te gebruiken. Nagenoeg alle sleutelpersonen zijn van mening dat de relatie tussen de heffing en de structuurmaatregelen onvoldoende bekend is in de sector (hiervoor hebben we echter gezien dat dit niet voor alle maatregelen geldt). Hoewel het Productschap Akkerbouw hier (in toenemende mate) wel aandacht aan besteedt, zou dit in de optiek van een deel van de sleutelpersonen nog sterker uitgedragen kunnen worden. Dit komt de transparantie over de inzet van de heffingsmiddelen ten goede. Hiervoor is opgemerkt dat een deel van de sleutelpersonen wel voorstander is van ontschotting bij de besteding van de heffingsgelden. Het ‘labelen’ van gelden voor ambachtelijke bakkerijen en industriële bakkerijen kan in de visie van deze gesprekspartners achterwege blijven (zeker als zij onderkennen dat ze zich niet dienen af te zetten tegen elkaar, maar tegen andere voedselproducten). Over de ‘reikwijdte’ van de heffing zijn vanuit sleutelpersonen nog enkele opmerkingen gemaakt. Deze hebben betrekking op: de banketbakkerijen en patisserieën. Aan de ene kant wordt het soms als onterecht ervaren dat banketbakkers gebruik kunnen maken van bepaalde activiteiten terwijl ze maar weinig aan meel-/bloemheffing betalen. Aan de andere kant worden juiste specifieke activiteiten voor de banketbakkerijen gemist (bijv. specifieke promotie); de import van brood(producten), waarvoor geen heffing hoeft te worden afgedragen. Het volume hiervan zou echter beperkt zijn. Als het gaat om de specifieke activiteiten die vanuit de heffing worden betaald, wordt wel enkele keren een kanttekening gemaakt bij het Nationaal Bakkerij Gala. Door sommige respondenten wordt voorgesteld om de financiering hiervan langzaam af te bouwen, zodat het Gala op eigen benen verder kan (zie ook paragraaf 4.2). Verder wordt door enkele sleutelpersonen genoemd dat het goed zou zijn om de heffingsmiddelen te bundelen met andere middelen die voor de bakkerijsector worden ingezet. Hierbij wordt gedacht aan de middelen die het HBD beschikbaar heeft uit de bestemmingsheffing. Hieruit worden namelijk ook zaken gefinancierd als promotie en marktinformatie. Er bestaat wel verschil in de invulling van deze activiteiten zo ligt bijvoorbeeld bij promotie het accent bij het HBD meer op het promoten van de producent (het distributiekanaal) in plaats van op het product (zoals bij het Voorlichtingsbureau Brood). Door de budgetten te bundelen ontstaat er een sterker geheel en wordt versnippering tegengegaan. Draagvlak onder geraadpleegde bakkers In tabel 7.1 is weergegeven hoe de geraadpleegde bakkers het gebruik van de heffing als financieringsinstrument voor de verschillende structuurmaatregelen beoordelen. Hieruit blijkt een erg groot draagvlak voor de collectieve voorlichtingsactiviteiten. Ook de financiering voor de databanken, de activiteiten van de werkgroep VDB, het Bakkersfinancieringsfonds en de marktinformatie kan op draagvlak rekenen bij een ruime meerderheid
61
van de respondenten. Voor de Imagoversterkende activiteiten (het Nationaal Bakkerij Gala en de Verkiezing) geldt dit in veel mindere mate. Dit kan voornamelijk op het conto van het Gala worden geschreven. Voor het (deels) financieren van de verkiezing van de bakkerij van het jaar bestaat wel waardering. Tabel 7.1
Beoordeling heffing als middel om maatregelen uit te voeren volgen (a) ambachtelijke bakkers en (i) industriële bakkers
Maatregelen
Subsector
Eens
Oneens
Geen mening
a (N=150)
88%
7%
5%
i (N=25)
92%
4%
4%
a (N=149)
50%
44%
6%
i (N=25)
40%
48%
12%
i (N=25)
76%
20%
4%
Activiteiten van de werkgroep Voor de Bakker
a (N=150)
73%
9%
18%
Bakkersfinancieringsfonds
a (N=148)
70%
9%
21%
Databanken SpecsPlaza en RiskPlaza
a (N=148)
65%
17%
18%
i (N=25)
64%
24%
12%
Collectieve broodpromotie
Imagoversterkende activiteiten
Marktinformatie
Ook aan de geraadpleegde bakkerijen hebben we gevraagd om suggesties voor eventuele toekomstige activiteiten die de sector kunnen versterken en die uit de heffing op meel en bloem betaald kunnen worden. De resultaten zijn opgenomen in tabel 7.2. Tabel 7.2
Mate waarin geraadpleegde ambachtelijke en industriële bakkerijen suggesties hebben voor uit de heffing te financieren activiteiten (meerdere suggesties mogelijk)
Suggesties
Ambachtelijke bakkerijen (N=152)
Wel suggesties
46%
Industriële bakkerijen (N=25)
60%
Meer aandacht schenken aan scholing van jonge bakkers en al bestaande bakkers
32%
27%
Ondersteuning individuele bakkers op het gebied van hygiëne, arbeidsomstandigheden en dergelijke
15%
-
Imago van het bakkersvak versterken, om meer mensen te interesseren om het vak te kiezen.
14%
27%
Meer aandacht voor promotie richting de consument
9%
13%
Meer bekendheid geven aan de huidige activiteiten
5%
-
Meer aandacht geven aan innovatie en vernieuwing
-
7%
Anders
-
13%
Geen suggesties
54%
40%
Bijna de helft van de ambachtelijke bakkerijen en bijna tweederde van de industriële bakkerijen bracht suggesties naar voren. Beide groepen bakkers geven aan dat er meer aandacht geschonken moet worden aan de scholing van jonge bakkers. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is imagoverbetering van het bakkersvak. Hierbij wordt aangegeven dat het vak best sterker kan worden gepositioneerd. Hieraan zou dan invulling kunnen worden gegeven met een tv-programma waarin de bakkerij in goed daglicht wordt
62
gesteld, zoals nu gebeurt met de chef-koks in verscheidene kookprogramma’s. Ook opperen sommigen om een nacht van het brood in te stellen, om mensen uit te nodigen in de bakkerij en ze zo bekend te maken met het productieproces. Verder wordt het ook wenselijk geacht om de promotie van brood verder te versterken.
7.5
Toekomstige uitdagingen voor de sector
Door de geraadpleegde sleutelpersonen zijn suggesties gedaan voor onderwerpen die naar de toekomst toe aandacht zouden kunnen krijgen vanuit de structuurmaatregelen. Hiervoor is al opgemerkt dat een toekomstvisie wenselijk is om het huidige ad-hoc karakter van het pakket aan structuurmaatregelen te verminderen, minder versnippering te krijgen en meer strategisch relevante thema’s op te pakken. De navolgende onderwerpen zouden bij de eventuele toekomstige visievorming betrokken kunnen worden. Bedrijfsopvolging wordt in toenemende mate een belangrijk vraagstuk in de sector8. Voor de sector brengt dit als uitdaging met zich mee om vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten, zodat de stoppende bakker het bedrijf over kan dragen aan een starter of een ander bedrijf. Om dit traject in goede banen te leiden zou dit gefaciliteerd kunnen worden. Een onderdeel van de bedrijfsopvolging is om voldoende kandidaten te hebben die de bakkerij willen overnemen. Hiervoor is het nodig om de potentiële overnemers (personen en bedrijven) zo goed mogelijk te identificeren. Een ander aspect van bedrijfsopvolging is de financiering. Op dit vlak doen zich knelpunten voor waarbij het bakkersfinancieringfonds een rol kan spelen. Hierbij is het wel relevant om ook te kijken naar de middenbedrijven met meerdere verkooppunten waarbij het om grotere financieringen gaat dan waarvoor het Bakkersfinancieringsfonds nu is ingericht. Een ander knelpunt zou kunnen zijn dat er voor een overname ingroeimodellen worden toegepast die jaren kunnen duren, waarbij de overnemende partij, door de tijdsduur niet meer als starter wordt beschouwd en geen financiering vanuit het fonds kan krijgen. Dit zou tot belemmeringen kunnen leiden. Binnen de sector worden steeds meer filiaalbedrijven actief. Het management van dit soort bedrijven brengt een ander soort kennis en vaardigheden met zich mee dan het leiden van een kleine bakkerij. Voor de sector is het relevant om kwaliteit van bedrijfsvoering van dit type bedrijven te faciliteren. Verder wordt meer in zijn algemeenheid genoemd dat het van belang is om aandacht te blijven besteden aan het ondernemerschap binnen bestaande ondernemingen en waar nodig ondersteuning te bieden. Als uitdaging wordt verder genoemd om innovaties in de sector door te voeren. het kan dan gaan om innovaties van producten en proces. Hierbij kan geacht worden aan nieuwe soorten brood, de relatie tussen brood en gezondheid, nieuwe productiemethoden, het verhogen van de versgraad van brood en het met behulp van vernieuwingen tegengaan van nachtwerk. Bezien vanuit de aard van het structuurfonds zou de ondersteuning zich moeten richten op precompetitieve innovaties. Het zou dan moeten gaan om fundamentele innovaties die sectorbreed van belang zijn. Door de toenemende aandacht voor duurzaamheid wordt verder naar voren gebracht dat bakkerijen meer aandacht moeten gaan besteden aan de energie-efficiency van het proces. Dit past ook binnen de hiervoor genoemde innovaties. Verder kent de verkoop van brood afvalstromen (zoals onverkocht brood) waarvoor duurzame toepassingen gezocht zouden kunnen worden. Als een van de uitdagingen voor de bakkerijsector wordt verder genoemd dat het van belang is om duidelijk bij de consument voor het voetlicht te krijgen dat brood een gezond en eerlijk product is dat tegen een redelijke prijs kan worden verkregen. Hiervoor is het nodig om vanuit de sector aandacht te blijven besteden aan voedingskundige en 8
Bedrijfsopvolging ambachtelijke bakkerijen, Stratus, 2007.
63
gezondheidsaspecten van brood. De databanken hebben hier een ondersteunende functie. Verder wordt verschillende malen genoemd dat richting de toekomst het imago van brood 'sexier' moet worden. Om jongeren te stimuleren voor de bakkerij te kiezen zou er meer aandacht besteed moeten worden om het vak 'hipper' maken. Ook in de toekomst zal er namelijk behoefte blijven bestaan aan jongeren die voor het bakkersvak kiezen. Het imago bestaat op dit moment vaak uit hard werken en vroeg opstaan. Toch hebben bakkerijen de laatste jaren de werkomstandigheden verbeterd en ook aanpassingen in processen doorgevoerd, zodat bijvoorbeeld een bakker later met het werk kan beginnen. Daarnaast wordt genoemd dat een bakker meer moeten worden gezien als een kunstenaar in brood. Als voorbeeld wordt het koksvak genoemd dat er de laatste jaren in geslaagd zou zijn om de uitstraling van het beroep (onder andere met diverse tv-programma’s) te vergroten. Dit punt werd ook door de geraadpleegde opleidingscoördinatoren naar voren gebracht. Ten aanzien van opleidingen zijn door de sleutelpersonen ook uitdagingen genoemd. Dit heeft met name betrekking op het beter laten aansluiten van de competenties van leerlingen bij de praktijk. Voorbeelden hiervan zijn een topopleiding voor bakkers (meer aandacht voor management), aandacht voor verkoop en marketing en aandacht voor procestechniek. Verschillende malen wordt ook genoemd dat het een uitdaging is om bedrijven te stimuleren om meer te gaan samenwerken/of zich meer te gaan verbreden richting andere verssegmenten. Hierbij kan gedacht worden aan de verkoop van verschillende versproducten onder één dak (zoals vlees en groente en brood). Zo wordt het ook voor de (haastige) consument makkelijker om snel boodschappen te doen.
64
8.
CONCLUSIES EN BOUWSTENEN VOOR DE TOEKOMST
8.1
Inleiding
Op grond van de uitkomsten die hiervoor gepresenteerd zijn, komen we in dit afsluitende hoofdstuk tot een samenvatting van de belangrijkste conclusies die naar aanleiding van deze evaluatie kunnen worden getrokken. In het verlengde hiervan zullen we een aantal bouwstenen voor de toekomst aandragen.
8.2
Samenvattende conclusies
Ter versterking van de structuur van de bakkerijsector is in de periode 2005-2009 een pakket van structuurmaatregelen uitgevoerd. Dit pakket bestaat uit basismaatregelen op het gebied van algemene voorlichting over en promotie van het product brood, imagoversterkende activiteiten en versterking van het ondernemerschap en de bedrijfsvoering. Naast deze basismaatregelen heeft later ook nog een aantal andere maatregelen een bijdrage ontvangen vanuit het Fonds Structuurversterking Bakkerij, waaronder de digitale databanken SpecsPlaza en RiskPlaza. De maatregelen worden gefinancierd vanuit een heffing op meel en bloem. Een deel van de huidige structuurmaatregelen vindt zijn oorsprong in de periode voorafgaande aan de huidige periode. Het huidige pakket bevat – in vergelijking tot voorgaande perioden – geen maatregelen meer die gericht zijn op ‘wijkers’ onder de bakkerijbedrijven. Kenmerkend voor de huidige maatregelen is dat ze perspectiefvolle ‘blijvers’ (en starters) als doelgroep hebben. Bekendheid en bereik De maatregelen blijken redelijk goed bekend te zijn in de sector. Dit geldt zeker voor het Nationaal Schoolontbijt, de campagne Week van het Brood, de evenementen Nationaal Bakkerij Gala en de Verkiezing Bakkerij van het Jaar en – voor zover het startende ondernemers betreft – het eerstelijns advies vanuit de werkgroep Voor de Bakker. Onder bestaande bedrijven is het eerstelijns advies veel minder bekend. Dit geldt ook voor het Bakkersfinancieringsfonds (waarvoor eerstelijns adviseurs een belangrijk toeleidingskanaal vormen). De digitale databanken zijn bij een ruime meerderheid van de geraadpleegde bakkerijen bekend. Doorgaans blijken industriële bedrijven iets beter bekend met de structuurmaatregelen dan ambachtelijke bedrijven. Een vergelijkbaar patroon geldt voor de mate waarin bakkerijen georganiseerd zijn: bakkerijen die aangesloten zijn bij een werkgeversorganisatie zijn beter bekend met de structuurmaatregelen dan niet-georganiseerde bakkerijen. Bakkersondernemers die bekend zijn met de maatregelen, weten doorgaans in ruime meerderheid dat de maatregelen (deels) zijn betaald uit de heffing. Het beeld dat werd verkregen uit de gesprekken met sleutelpersonen – dat de relatie tussen de maatregelen en de heffing nauwelijks bekend zou zijn – moet dan ook worden genuanceerd. Op dit punt doen zich overigens wel verschillen tussen maatregelen voor. De collectieve voorlichtingsactiviteiten, de marktinformatie via de SBI en de activiteiten van de werkgroep Voor de Bakker ‘scoren’ op dit punt beter dan de andere maatregelen. Bij met name het Nationaal Bakkerij Gala, de Verkiezing van Bakkerij van het Jaar en – wat betreft ambachtelijke bakkers – SpecsPlaza wordt door veel minder respondenten een relatie gelegd met de heffing. Dit heeft bij het Gala en SpecsPlaza te maken met de kosten die voor deelname respectievelijk gebruik in rekening worden gebracht. Wat betreft het gebruik of de deelname aan de maatregelen valt in de eerste plaats de sterk groeiende participatie van scholen en bakkerijen aan het Nationaal Schoolontbijt op. Deze maatregel is in enkele jaren uitgegroeid naar een grootschalig evenement. Ook de SBI-marktinformatie kent een groot bereik onder de doelgroep: nagenoeg alle geraad-
65
pleegde industriële bakkerijen maken hier gebruik van. Industriële bakkerijen blijken ook relatief vaker deel te nemen aan het Nationaal Bakkerij Gala dan ambachtelijke bakkerijen. Van de eerstelijns adviseurs maken enkele honderden bedrijven gebruik. Starters worden met deze voorziening naar verhouding meer bereikt dan bestaande bakkerijen. De belangstelling voor en deelname aan het Bakkersfinancieringsfonds is beperkt. Bij dit fonds is dan ook sprake van een onderuitputting van middelen. De digitale databanken zijn nog maar vrij recent ‘in de markt gezet’. Het aantal abonnees vertoont echter wel een sterke groei. Naar de toekomst toe mag een verdere groei worden verwacht: de helft van de geraadpleegde ambachtelijke bakkerijen geeft aan in de toekomst SpecsPlaza te gaan (of blijven) gebruiken. Het gebruik van SpecsPlaza en RiskPlaza onder industriële bakkers is al wel redelijk goed. Meerwaarde van en ervaring met de instrumenten Over het algemeen worden de structuurmaatregelen door de geraadpleegde ambachtelijke en industriële bakkers als belangrijk ervaren voor de bakkerijsector. De enige instrumenten die gemiddeld genomen als minder belangrijk worden ervaren zijn het Nationaal Bakkerij Gala en de Verkiezing Bakkerij van het Jaar. Voor de collectieve voorlichtingsactiviteiten blijken op een groot draagvlak onder de bakkerijen te kunnen rekenen. Met name het Nationaal Schoolontbijt wordt als belangrijk ervaren. Naast het feit dat dit volgens ongeveer de helft van de geraadpleegde bakkers bijdraagt aan het stimuleren van ontbijten door kinderen, is deze maatregel naar het oordeel van de respondenten minstens zo belangrijk voor het promoten van het bakkersvak onder basisschoolkinderen. In zijn algemeenheid dragen de voorlichtingsactiviteiten naar het oordeel van de bakkers bij aan een groter bewustzijn bij consumenten over het belang van brood als gezonde voedingsbron. Over het belang van de Week van het Brood lopen de meningen wat uiteen. De verklaring hiervoor is dat deze campagne de laatste jaren meer is gaan samenvallen met het Nationaal Schoolontbijt en daardoor een minder prominente (en herkenbare) positie heeft gekregen. Hoewel een ruime meerderheid van de geraadpleegde bakkers zich gesteund voelt door de activiteiten van het Voorlichtingsbureau Brood, wordt doorgaans geen direct effect op de verkoop van brood in de eigen winkel ervaren. Ten aanzien van de collectieve broodpromotie is vanuit marketingorganisaties kritiek geuit op de winkelgebonden activiteiten vanuit deze maatregelen. Over de imagoversterkende activiteiten – het Nationaal Bakkerij Gala en de verkiezing – wordt door de geraadpleegde bakkersondernemers wisselend gedacht. Ambachtelijke bakkers hechten gemiddeld genomen weinig belang aan het Gala: zij beschouwen zichzelf niet zozeer als doelgroep van dit evenement. Ook op de kosten van deelname en het ‘glamourkarakter’ is vanuit deze groep kritiek gekomen. Industriële bakkers zijn daarentegen positiever over het Gala en de meerwaarde die dit voor de sector en hun onderneming heeft. Overigens troffen we ook onder de sleutelpersonen geen eensluidend beeld over de meerwaarde van het Gala aan. Als meerwaarde wordt het uitdragen van de trots van het bakkersvak en de netwerkmogelijkheden gezien. Algemeen wordt onderkend dat het Gala in de huidige opzet vooral een interne aangelegenheid van de sector is en dus maar een beperkte uitstraling ‘naar buiten’ heeft. Aan de marktinformatie, die bedoeld is voor de industriële bakkerijen, wordt door deze bedrijven veel belang gehecht. De respondenten die hiervan gebruik maken, oordelen (zeer) positief over de type en bruikbaarheid van de gegevens en de frequentie en wijze waarop deze gegevens beschikbaar worden gesteld. De bedrijven die gebruik hebben gemaakt van activiteiten van de werkgroep Voor de Bakker – zoals eerstelijns advies en de workshops/bijeenkomsten – hebben hier een belangrijke meerwaarde van ondervonden. Het advies blijkt met name veel te worden gebruikt bij vraagstukken rond het starten en overnemen van bedrijven. Dat het eerstelijns advies als laagdrempelig kan worden aangewezen, wordt bevestigd door het feit dat de adviesmogelijkheid voor veel bedrijven de eerste keer is dat men gebruik
66
maakt van extern advies. Dit geldt zowel voor de startende als de bestaande bedrijven. Zowel de inhoud van het eerstelijns advies als de kwaliteit en deskundigheid van de ingezette adviseurs worden zeer gewaardeerd door de gebruikers. Eén derde van alle geraadpleegde ambachtelijke bakkerijen verwacht in de toekomst een beroep op deze voorziening te gaan doen. Hoewel het bereik – in aantal verstrekte borgstellingen – van het Bakkersfinancieringsfonds beperkt is, hechten de bakkersondernemers die hiervan gebruik hebben gemaakt veel waarde aan deze maatregel. Als toelichting hierop werd genoemd dat zonder borgstelling de financiering niet was rondgekomen. Ook de begeleiding door de eerstelijns adviseurs bij zowel de aanvraag als na de start, wordt als belangrijk aangemerkt. Dat deze maatregel uitsluitend aan één bank is ‘opgehangen’, kan op minder draagvlak rekenen. Mocht het tot verbreding van de doelgroepen van dit fonds komen (bijvoorbeeld naar ‘doorgroeiers’), dan zal dit zal in toenemende mate gaan ‘knellen’. De databanken SpecsPlaza en RiskPlaza hebben volgens de bakkerijondernemers veel waarde voor de sector. Naar de toekomst toe mag dan ook een veel groter gebruik van deze databanken worden verwacht. Ook vanuit de sleutelpersonen wordt het belang van de databanken breed onderkend, omdat hiermee de veiligheid van het product brood geborgd kan worden en naar buiten toe kan worden verantwoord. Een belangrijke constatering is wel dat de databanken nu nog maar matig aan de verwachtingen van de gebruikers voldoen. De beschikbare informatie in databanken is naar het oordeel van deze respondent op dit moment nog te beperkt. Een belangrijke ‘opgave’ voor de korte termijn is dan ook om de inhoud van de databanken fors uit te breiden. Opzet en organisatie pakket structuurmaatregelen Bij de geraadpleegde sleutelpersonen bestaat een breed draagvlak voor het structuurfonds en het pakket aan maatregelen zoals dat in de afgelopen jaren wordt aangeboden aan de bakkerijsector. Voor het Nationaal Schoolontbijt en de digitale databanken bestaat veel enthousiasme. Over het Gala, sommige promotieactiviteiten en eerstelijns adviezen aan bestaande bedrijven lopen de meningen echter uiteen. Kanttekeningen worden wel geplaatst bij de wijze waarop de keuze van maatregelen tot stand komt. Met name voor sleutelpersonen die op enige afstand van de Commissie Brood en Banket opereren, is onvoldoende transparant waarop deze keuzes zijn gebaseerd. Ook sommige ‘insiders’ (h)erkennen dat er op dit punt sprake is van een zekere ad-hoc aanpak. Meer strategische keuzes zouden kunnen worden bevorderd door een toekomstvisie op de bakkerijsector als leidraad te nemen voor de inrichting van het toekomstige pakket van maatregelen. Ook zien sommige sleutelpersonen mogelijkheden voor het verder stroomlijnen van maatregelen en bundeling in de uitvoering van maatregelen. Over de mate waarin activiteiten door andere organisaties dan het Productschap dienen te worden uitgevoerd, lopen de meningen uiteen. In zijn algemeenheid doen zich in de huidige opzet geen noemenswaardige knelpunten voor bij de uitvoering van specifieke maatregelen. Verder wordt door een deel van de gesprekspartners het wenselijk geacht om de ‘schotten’ in de financieringsstromen tussen ambachtelijke en industriële bakkers op te heffen, anderen zijn hiervan echter nog niet overtuigd. Vanuit de werknemersorganisaties wordt meer balans gevraagd tussen maatregelen die gericht zijn op ondernemers en maatregelen voor werknemers van de bakkerijen. Draagvlak voor de heffing Dat de heffing op meel en bloem als financieringsinstrument voor de structuurmaatregelen wordt gebruikt, kan over het algemeen bij sleutelpersonen en bedrijven op een groot draagvlak rekenen. Bij de uitvoering van de heffing doen zich geen noemenswaardige knelpunten voor. Sommige sleutelpersonen zouden nog wel meer accent willen leggen op de financiering van generieke maatregelen (en minder op bedrijfsgerichte maatregelen). Of het Nationaal Bakkerij Gala in de toekomst nog wel vanuit de heffing moet worden betaald, bestaat de meeste discussie. Ook de geraadpleegde bakkersondernemers zijn op dit punt het meest kritisch. De inzet van de heffing voor de finan-
67
ciering van de collectieve broodpromotie kan echter op brede steun rekenen binnen de sector. In iets mindere mate – maar nog steeds voor een ruime meerderheid – geldt dit ook voor de marktinformatie, de activiteiten Voor de Bakker, het Bakkersfinancieringsfonds en de databanken.
8.3
Bouwstenen voor de toekomst
In deze paragraaf zullen we de bouwstenen voor de toekomst presenteren. De aanpak zal er daarbij steeds uit bestaan dat we eerst de betreffende aanbeveling zullen formuleren. Daarna zullen we deze dan onderbouwen vanuit de bevindingen van de evaluatie.
Aanbeveling 1 Continueer de gezamenlijke aanpak via structuurmaatregelen voor de bakkerijsector. Achtergrond Uit de evaluatie blijkt dat over het algemeen zowel onder de geraadpleegde bakkerijbedrijven als sleutelpersonen een groot draagvlak bestaat voor de structuur-maatregelen. De huidige opzet waarin de maatregelen gefinancierd worden uit de heffing op meel en bloem wordt over het algemeen als een goede manier gezien om activiteiten voor de bakkerijsector te ondernemen die de mogelijkheden van individuele bakkerijen overstijgen. Ook naar de toekomst toe wordt er belang gehecht aan gezamenlijke activiteiten waarmee de structuur en de positie van de sector kan worden versterkt. Het pakket aan structuurmaatregelen biedt namelijk een goed middel om als sociale partners gezamenlijk te werken aan het versterken van de sector. Op een aantal punten zijn er echter wel verbeteringen mogelijk. In de navolgende bouwstenen gaan we hierop in.
Aanbeveling 2 Stel voor de (eventuele) volgende periode een strategische visie op de toekomst op. Achtergrond Hoewel de afzonderlijke maatregelen doorgaans positief worden beoordeeld door de bakkersondernemers en de betrokken partijen bij de beleidsvorming en uitvoering, wordt het proces van totstandkoming van de maatregelen dikwijls kritisch beoordeeld. Het is daardoor niet altijd even inzichtelijk waarom er voor een bepaalde maatregel wordt gekozen en welk doel hiermee wordt nagestreefd. Daarbij wordt dan vooral gewezen op het ad-hoc karakter waarmee maatregelen tot stand komen en versnippering/gebrek aan samenhang binnen het totale pakket aan structuurmaatregelen. Op deze punten zou naar de toekomst toe een verbeterslag gemaakt kunnen worden door bij de inrichting van het toekomstige maatregelenpakket meer uit te gaan van de ‘prioritaire uitdagingen’ waarmee de bakkerijsector zich in de komende vijf tot tien jaar geconfronteerd zal zien. Een strategische visie zou hiertoe opgesteld dienen te worden, waarin de volgende vragen beantwoord dienen te worden: Wat zijn de majeure ontwikkelingen/uitdagingen voor de komende jaren? Waar doen zich dan belangrijke kansen voor? Welke typen interventies/maatregelen zijn dan nodig om deze kansen te benutten? Welke prioriteiten dienen voorop te staan in toekomstig structuurversterkend beleid? Deze ‘horizonverkenning’ kan dan als onderbouwing worden gebruikt voor de discussie over nut en noodzaak van toekomstige maatregelen.
68
Aanbeveling 3 Neem de strategische visie vervolgens als ‘vertrekpunt’ bij de keuze voor nieuwe maatregelen en eventueel de afbouw van een deel van de huidige maatregelen. Achtergrond Door majeure uitdagingen aan de verdere tijdshorizon van de bakkerijsector als vertrekpunt te nemen, kan tot meer onderbouwde keuze worden gekomen voor nieuwe maatregelen. Bij de selectie van deze maatregelen moet onomstotelijk vaststaan dat de beoogde activiteiten bijdragen aan de oplossing van majeure fricties/knelpunten of het realiseren van prioritaire uitdagingen waarmee de sector zich in de nabije toekomst geconfronteerd ziet. Dit betekent overigens ook dat de huidige maatregelen tegen dat perspectief moeten worden geplaatst. Maatregelen die hieraan niet bijdragen kunnen dan (geleidelijk) worden afgebouwd of worden overgedragen aan andere partijen
Aanbeveling 4 Bevorder dat ook tussentijds gevolgd en beoordeeld wordt in hoeverre lopende initiatieven bijdragen aan de oplossing van majeure fricties of de realisatie van prioritaire uitdagingen. Achtergrond Aan de hand van de voornoemde visie zal op een meer strategisch niveau tot een keuze van maatregelen kunnen worden gekomen. Echter, niet alleen bij de totstandkoming van het pakket, ook tijdens de uitvoering van de afzonderlijke maatregelen zal kritisch gekeken moeten worden naar ‘nut en noodzaak’ in het licht van de inhoud van de strategische visie. Dit biedt de Commissie Brood en Banket namelijk de mogelijkheid om tussentijds bij te sturen. Maatregelen waarvan gaandeweg de uitvoering blijkt dat deze onvoldoende uit de verf komen en dus niet op nauwelijks bijdragen aan de oplossing van majeure fricties/realisatie van prioritaire uitdagingen, zouden bijgesteld dan wel tussentijds beëindigd kunnen worden. Het valt te overwegen om mensen met meer afstand tot de initiatieven/de sector te betrekken bij deze tussentijdse monitoring en beoordeling van de maatregelen.
Aanbeveling 5 Neem pas nadere besluiten over de inrichting van de budgettering en de uitvoeringsorganisatie als – op grond van de voornoemde strategische visie – de beoogde inhoud van het maatregelenpakket is bepaald. Achtergrond Vanuit verschillende sleutelpersonen is aangegeven dat het naar de toekomst toe wenselijk is om de budgetten voor ambachtelijke en industriële bakkers te integreren. Een definitief besluit hierover zal pas kunnen worden gemaakt nadat duidelijkheid is verkregen over de toekomstige inhoud van het maatregelenpakket. Dit geldt eveneens voor de wijze waarop de uitvoering van toekomstige maatregelen wordt georganiseerd. Wat dit betreft zal eerst bepaald moeten worden wat voor soort kennis en expertise nodig is, in hoeverre dit bij het Productschap aanwezig is en voor welke zaken een beroep op andere, externe uitvoerders moet worden gedaan. Wat dit aangaat volgt de organisatie de inhoud.
69
Aanbeveling 6 Bevorder dat de ambachtelijke en industriële bakkerijen meer als één sector gaan opereren door de positie en meerwaarde van brood ten opzichte van andere levensmiddelen centraal te stellen. Achtergrond Binnen de bakkerijsector vervaagt in toenemende mate het onderscheid tussen de ambachtelijke en industriële bakkerijen. Dit is mede het gevolg van de opkomst de zogenaamde filialisering, waarmee bedrijven worden bedoeld met meerdere verkooppunten die vanuit een centrale bakkerij bediend worden. Hierdoor ontstaat er een groep middengrote bakkerij in het gebied tussen de individuele ambachtelijke bakkerijen en de industriële bakkerijen. Naast deze ontwikkeling zijn er binnen de sector ook marketingorganisaties actief waarin een deel van de bakkerij zich georganiseerd hebben. Als gevolg hiervan kent de sector relatief veel deelsegmenten met ieder hun eigen belang. Mede hierom wordt er vanuit de sleutelpersonen geregeld voor gepleit te bevorderen dat de ambachtelijke en industriële bakkerijen meer als één sector gaan opereren. Dit kan bijvoorbeeld door bij de promotie van brood de positie ten opzichte van andere levensmiddelen centraal te stellen.
Aanbeveling 7 Breng in het toekomstig pakket aan structuurmaatregelen meer balans tussen ondernemers- en werknemersgerichte initiatieven. Achtergrond Voor het overgrote deel bestaat het huidige pakket aan structuurmaatregelen uit activiteiten die zich op de bakkerondernemer concentreren. Werknemersgerichte maatregelen vormen maar in beperkte mate een onderdeel van dit pakket. Dit mogen de betrokken werknemersorganisaties zichzelf overigens aanrekenen: zij hebben maar in beperkte mate zelf voorstellen voor werknemersgerichte maatregelen ‘ingebracht’. Gezien het feit dat er sprake is van een bipartite aansturing van het pakket aan structuurmaatregelen en er vanuit toekomstige majeure knelpunten/uitdagingen ongetwijfeld ook aandacht zal moeten worden besteed aan het ‘human capital’ van de bakkerijen, zullen werknemersgerichte maatregelen naar de toekomst toe meer aandacht moeten krijgen.
Aanbeveling 8 Blijf aandacht besteden aan het uitdragen van de relatie tussen heffing en de maatregelen. Achtergrond De evaluatie maakt duidelijk dat bij de sleutelpersonen het beeld bestaat dat het voor de sector onvoldoende duidelijk is dat de maatregelen worden betaald uit de heffing uit meel. Uit de analyse van de uitkomsten van de bakkersraadpleging blijkt echter dat de bakkers die de maatregelen kennen over het algemeen vrij goed bekend zijn met deze relatie. Echter, er resteert nog een groep bakkers die niet bekend zijn met de maatregelen en (dus) ook niet met het feit dat deze betaald worden vanuit de heffing. Uit de evaluatie blijkt dat er de afgelopen tijd ook vanuit het Productschap Akkerbouw hier al meer aandacht aan is besteed. Naar de toekomst toe blijft het zeker van belang om hier onverminderd op in te zetten. Hiermee zal het draagvlak voor de maatregelen verder toenemen. Een extra argument is dat met deze communicatie kan worden voldaan aan de nieuwe legitimeringseis uit de Wet op de Bedrijfsorganisatie.
70
Aanbeveling 9 Kom bij de activiteiten rond de collectieve promotie van brood tot een model waarin ook de marketingorganisaties binnen de bakkerijen zich kunnen vinden. Achtergrond Uit de evaluatie blijkt dat marketingorganisaties binnen de ambachtelijke sector moeite hebben met de huidige invulling van de promotieactiviteiten rond het product brood binnen het pakket van structuurmaatregelen. Deze weerstand heeft met name betrekking op de winkelgerichte promotie (en niet op algehele, niet-winkelgebonden activiteiten). De achtergrond hiervan is dat deze promotieactiviteiten niet bijdragen aan de kern van deze organisaties, namelijk zich onderscheiden ten opzichte van concurrenten. Hoewel de marketingorganisaties – in tegenstelling tot werkgevers- en werknemersorganisaties – geen formele rol hebben binnen het Productschap Akkerbouw en wat de achterban betreft een overlap vertonen met werkgeversorganisaties, is het voor het toekomstig draagvlak voor de structuurmaatregelen goed om tot een werkbare oplossing te komen. Daarvoor bestaan er grofweg twee oplossingsrichtingen, namelijk het uitsluitend beperken van de promotie tot niet-winkelgebonden activiteiten of in samenspraak met commerciële partijen de promotie flexibel maken. Dit laatste zou bijvoorbeeld kunnen door promotieartikelen te leveren waar commerciële partijen zelf hun eigen logo op kunnen plaatsen.
Aanbeveling 10 Kom tot een verdere versterking van activiteiten rond de promotie van brood. Achtergrond Rekening houdend met de kanttekeningen zoals gemaakt bij de vorige aanbeveling, wordt overwegend veel belang gehecht aan promotie van brood. Over het algemeen bestaat er ook tevredenheid over de wijze waarop hieraan door het Voorlichtingsbureau Brood invulling wordt gegeven. Wel blijkt vanuit de evaluatie dat er mogelijkheden worden gezien om consumenten nog beter te bereiken. Zo bestaat bij een deel van de sleutelpersonen het beeld dat er 'nog meer te halen is' uit de promotie. Hiermee wordt bijvoorbeeld bedoeld dat het een goede zaak is dat Sven Kramer gebruikt wordt op posters, maar dat de link tussen Sven Kramer en brood versterkt kan worden. Op dit soort punten zijn er mogelijkheden voor een verdere versterking van de promotie.
Aanbeveling 11 Zet de invulling van de databanken versneld voort. Achtergrond Uit de evaluatie blijkt dat de databanken SpecsPlaza en RiskPlaza als belangrijke instrumenten worden gezien. Dit komt zowel uit de gesprekken met de sleutelpersonen als de bakkerijondernemers. De databanken vormen namelijk een hulpmiddel om de veiligheid van het product te borgen (RiskPlaza) en om aan de informatieverplichting richting afnemers te voldoen (SpecsPlaza). Verder is er voor de databanken afstemming geweest met de VWA, waarmee er een verlicht regime geldt als gebruik wordt gemaakt van de databanken. Tevens is er ook van uit andere branches interesse om de methodiek van de databanken voort te zetten. Ondanks dit belang, functioneren de databanken op dit moment nog niet optimaal. Dit heeft er met name mee te maken dat de databanken nu nog verre van compleet zijn en voor gebruikers dus nog niet alle benodigde informatie bevatten. Voor de toekomst is het zinvol om hier een extra impuls aan te geven.
71
Aanbeveling 12 Verspreid de uitkomsten van de evaluatie naar zowel georganiseerde als ongeorganiseerde bakkers. Achtergrond Aan de evaluatie is door een groot aantal bakkerijondernemers meegewerkt. Het gaat hierbij zowel om bakkers die lid zijn van de werkgeversorganisaties die zitting hebben in de commissie Brood en Banket als om 'ongeorganiseerde' bakkers. Door deze respondenten werd geregeld aangegeven dat men interesse had in de uitkomsten van de evaluatie en de vervolgstappen hierop. Door de resultaten van de evaluatie (en de followup) te verspreiden kan hieraan tegemoet worden gekomen. Tevens kan hiermee de bekendheid van de structuurmaatregelen en de rol van het Productschap verder vergroot worden.
72
BIJLAGE I
GERAADPLEEGDE SLEUTELPERSONEN EN UITVOERDERS
Sleutelpersonen Dhr. A.H. Baas Dhr. L.F.M. van Beekum Dhr. G. Caniels Dhr. M. Elema Dhr. A.F. Kolkman Dhr. R. Krist Dhr. H. Leijten Dhr. P. van Loon Dhr. Th.A.M. Meijer Dhr. J. Pater Dhr. H. Roeten Dhr. A. Schipper Dhr. P. Tissen Dhr. R. van der Molen Dhr. J.P. van Straaten Dhr. C.J.M. Verkerk Dhr. Th. L. Volkeri Dhr. J. Wielemaker
NVB FNV Bondgenoten Echte Bakkers Gilde Productschap Akkerbouw NBOV Nebafa Bakkerswereld Albert Heijn Productschap Akkerbouw NVB CNV Bedrijvenbond NBV Top Bakker NBOV NVM Beko Benelux NBOV Productschap Akkerbouw
Uitvoerders Mevr. R. Boogerd Dhr. F.B.A. Holtkamp Dhr. G. Kalkman Dhr. K. Klein Dhr. A. Overgaag Mevr. S. Stigter Dhr. D. de Smet Dhr. A.H.P.M. van Tielraden
Voorlichtingsbureau Brood Productschap Akkerbouw NBOV Productschap Akkerbouw SBI Rabobank NBC SBI
73
74
BIJLAGE II
OMSCHRIJVING VAN DE ONDERSTEUNDE MAATREGELEN
We zullen in deze bijlage de verschillende maatregelen toelichten die in de periode 20052009 financiële ondersteuning hebben gekregen vanuit het Fonds Structuurversterking Bakkerij. We hanteren hiervoor een vaste structuur, waarbij we per maatregel de doelstelling, de inhoud, de uitvoerder en de uitvoeringsperiode behandelen.
Collectieve broodpromotie I.
Collectieve campagnes
Doel
Het scheppen van een klimaat dat bevorderlijk is voor de afzet van brood op basis van volume en/of op basis van bestedingen.
Inhoud
Het Voorlichtingsbureau Brood onderneemt activiteiten die bestaan uit een mix van reclame-, voorlichtings-, en publicrelationsactiviteiten. Voorbeelden van activiteiten zijn de jongerencampagne 'Brood kan altijd’, de Week van het brood, de website www.brood.net. Het Nationale Schoolontbijt dat ook tot dit pakket is gaan behoren, wordt afzonderlijk onder II behandeld.
Uitvoerder
Voorlichtingsbureau Brood
Periode
2005-2009
II.
Nationaal schoolontbijt
Doel
Het onder de aandacht brengen van het belang van brood in het voedingspatroon bij kinderen, ouders en leerkrachten. Daarnaast wordt beoogd om (het werken in) de bakkerij te promoten.
Inhoud
Het organiseren van een ontbijt voor leerlingen van basisscholen waarbij bakkerijen brood leveren.
Uitvoerder
Stichting Bakkerij Imago, vanaf 2007 Voorlichtingsbureau Brood
Periode
2005-2009
Imagobevordering en marktinformatie III.
Marktinformatie
Doel
Het tijdig signaleren van trends binnen de markt, het analyseren en voorspellen van gesignaleerde trends en het vroegtijdig aanleveren van informatie waarmee het management het bedrijfsbeleid beter kan onderbouwen.
Inhoud
Het initiëren van marktonderzoek en het verspreiden van de uitkomsten daarvan onder geïnteresseerde bedrijven.
Uitvoerder
Stichting Bakkerij Imago (SBI)
Periode
2005-2009
IV.
Nationaal Bakkerij Gala
Doel
Het bieden van een podium voor productideeën en bedenkers, idee-uitwisseling en netwerkvorming. Het genereren van media-aandacht voor imagoversterking. Bruggen slaan tussen diverse geledingen in de bakkerij.
Inhoud
Het organiseren van een Gala voor de bakkerijsector.
Uitvoerder
Organisatiecomité Nationaal Bakkerijgala (secretariaat NBC)
Periode
2007-2009
75
V.
Evenement Bakkerij/Banketbakkerij van het jaar
Doel
Het geven van een kwaliteitsstimulans aan de gehele Nederlandse Bakkerijsector. Bijdragen aan een verdere professionalisering van het bakkerijondernemerschap en daarmee aan een versterking van de structuur van de branche.
Inhoud
Het organiseren van een verkiezing voor de bakkerij/banketbakkerij van het jaar.
Uitvoerder
Stichting Nebato
Periode
2007-2009
Ondernemerschap en bedrijfsvoering VI.
Eerstelijns advisering
Doel
Verbetering van het ondernemerschap en de bedrijfsvoering van ambachtelijke bakkerijen.
Inhoud
Het verstrekken van kostenloze praktijkgerichte adviezen op verschillende terreinen van de bedrijfsvoering. Hiertoe worden drie adviseurs ingezet, namelijk twee voor algemene advisering en één specifiek voor advisering op het gebied van sociale wetgeving.
Uitvoerder
Productschap Akkerbouw (werkgroep Voor de Bakker)
Periode
2005-2009
VII.
Workshops en themabijeenkomsten
Doel
Het voorbereiden van starters binnen de ambachtelijke bakkerijsector op het ondernemerschap.
Inhoud
Het organiseren van workshops en themabijeenkomsten voor personen die een bedrijf willen starten of overnemen.
Uitvoerder
Productschap Akkerbouw (werkgroep Voor de Bakker)
Periode
2005-2009
VIII.
Borgstellingsregeling: Bakkersfinancieringsfonds
Doel
Het Bakkersfinancieringsfonds heeft als doel om borgstellingen te verstrekken: -
voor het bevorderen van de start/overname van bakkerijen
-
om investeringen mogelijk te maken die noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan weten regelgeving, waarbij dankzij deze investeringen de continuïteit van het bedrijf wordt gewaarborgd.
In beide situaties dient te gelden dat de ondernemer over onvoldoende zekerheden beschikt om de investeringen met commerciële kredieten te kunnen financieren. Inhoud
Het verstrekken van een borgstelling ten behoeve van ondernemers die aan de voorwaarde voldoen. De borgstelling is maximaal 112.500 en kent een maximale looptijd van 11 jaar.
Uitvoerder
Begeleidingscommissie Bakkersfinancieringsfonds, Productschap Akkerbouw (werkgroep Voor de Bakker)
Periode
2005-2009
76
Toegevoegde maatregelen IX.
SpecsPlaza
Doel
Het stroomlijnen van de informatie-uitwisseling over grond- en hulpstoffen die in de bakkerij worden gebruikt. Hiermee kunnen afnemers beter worden geïnformeerd over de samenstelling van producten en kunnen bakkerijen worden gefaciliteerd om te voldoen aan de wettelijke eisen (warenwet) op het gebied van etikettering.
Inhoud
Het opzetten en onderhouden van een databank op internet met gegevens over de specificaties van grond- en hulpstoffen die in de bakkerijketen worden gebruikt.
Uitvoerder
Productschap Akkerbouw
Periode
2006-2009
X.
RiskPlaza
Doel
Het faciliteren van bakkerijen bij de borging van voedselveiligheid van bakkerij-ingrediënten door de bakkerijketen eenvoudig en transparant inzicht te geven in de gevaren die zich in bakkerijingrediënten kunnen voordoen, inzicht geven in de beheersing van deze gevaren en de controle op de borging van voedselveiligheid van bakkerijingrediënten op een hoger niveau te brengen.
Inhoud
Het opzetten en onderhouden van een databank op internet over mogelijke gevaren van bakkerij-ingrediënten en maatregelen die kunnen worden genomen om deze gevaren te beheersen. Het opzetten van een auditsysteem voor de borging van voedselveiligheid van bakkerij-ingrediënten (RiskPlaza-audit+).
Uitvoerder
Productschap Akkerbouw
Periode
2007-2009
XI.
Follow-up Arboconvenant Grondstofallergie
Doel
Preventie en terugdringen van grondstofallergie.
Inhoud
Het continueren van activiteiten rond het arboconvenant grondstofallergie, zoals het financieren van voorzieningen voor werknemers, het inrichten van een bakkerspolikliniek, het bevorderen van deelname aan het gezondheidsbewakingssysteem.
Uitvoerder
Productschap Akkerbouw
Periode
2008, 2009
XII.
Scholing van werkenden
Doel
Eenmalige financiering van het scholingsplan van de SSSFBB voor het opleiden van werkenden in de bakkerijbranche vanwege het wegvallen van ESF-subsidie.
Inhoud
Het aanbieden van cursussen aan werkenden.
Uitvoerder
Stichting Samenwerkende Sociale Fondsen Brood en Banket (SSSFBB)
Periode
2008
XIII.
Science & Baking
Doel
Het stimuleren van innovatie binnen de bakkerijsector door toepassing van kennis uit de moleculaire wetenschap.
Inhoud
Na een uitwisseling van ideeën tussen wetenschappers en bakkers, deze ideeën nader wetenschappelijk laten beoordelen en vervolgens testen op praktische haalbaarheid.
Uitvoerder
Nederlands Bakkerij Centrum met inschakeling van derden
Periode
2007
77
78
BIJLAGE III Tabel III.1
TABELLEN
Bekendheid voorlichtingsactiviteiten onder bakkerijen
Activiteit
Ambachtelijke bakkerijen (N=152)
Nationaal schoolontbijt
99% (N=152)
Hiervan bekend met financiering uit heffing 98% (N=152)
Hiervan bekend met financiering uit heffing
80% (N=25) 100% (N=25)
71% (N=149)
Campagne ‘Brood, kan altijd’
69% (N=152)
Hiervan bekend met financiering uit heffing
76% (N=25) 64% (N=25)
71% (N=103)
88% (N=16)
Bekendheid voorlichtingsactiviteiten onder ambachtelijke bakkerijen naar lidmaatschap brancheverenigingen
Activiteit
Leden (N=122)
Nationaal schoolontbijt
99%
Hiervan bekend met financiering uit heffing*
Niet-leden (N=30)
97% 75% (N=121)
Week van het brood
99%
Hiervan bekend met financiering uit heffing*
59% (N=22) 93%
72% (N=121)
Campagne ‘Brood, kan altijd’
73%
Hiervan bekend met financiering uit heffing* *
100% (N=25) 71% (N=150)
Week van het brood
Tabel III.2
Industriële bakkerijen (N=25)
64% (N=28) 53%
74% (N=87)
56% (N=16)
Gerelateerd aan aantal bakkerijen dat bekend is met de activiteit.
Tabel III.3
Belang promotieactiviteiten voor de bakkerijsector
Activiteit
(Zeer) Belangrijk
Neutraal
(Zeer) Onbelangrijk
Geen Mening
Ambachtelijke bakkerijen (N=151)
67%
9%
17%
7%
Industriële bakkerijen (N=25)
88%
8%
4%
-
Ambachtelijke bakkerijen (N=151)
44%
21%
28%
7%
Industriële bakkerijen (N=25)
52%
20%
24%
4%
Ambachtelijke bakkerijen (N=113)
57%
12%
17%
14%
Industriële bakkerijen (N=16)
62%
25%
13%
-
Nationaal schoolontbijt
Week van het brood
Campagne ‘Brood, kan altijd’
79
Tabel III.4
Belang voorlichtingsactiviteiten ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten
Activiteit
(Zeer) Belangrijk
Neutraal
(Zeer) Onbelangrijk
Geen Mening
1 Verkooppunt (N=100)
66%
10%
16%
8%
2 Verkooppunten (N=25)
68%
12%
16%
4%
3 of meer verkooppunten (N=19)
79%
5%
11%
5%
1 Verkooppunt (N=99)
42%
20%
28%
10%
2 Verkooppunten (N=26)
42%
31%
27%
-
3 of meer verkooppunten (N=19)
63%
11%
21%
5%
1 Verkooppunt (N=73)
49%
15%
19%
17%
2 Verkooppunten (N=19)
74%
-
10%
16%
3 of meer verkooppunten (N=16)
69%
19%
6%
6%
Nationaal schoolontbijt
Week van het brood
Campagne ‘Brood, kan altijd’
80
Tabel III.5
Stellingen nut en belang voorlichtingsactiviteiten voor ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten (N = 151)
Stelling
Eens
Oneens
Geen mening
1 Verkooppunt (N=99)
88%
7%
5%
2 Verkooppunten (N=26)
77%
19%
4%
3 of meer verkooppunten (N=19)
90%
10%
-
Totaal (N=151)
85%
10%
5%
1 Verkooppunt (N=99)
64%
27%
9%
2 Verkooppunten (N=26)
77%
19%
4%
3 of meer verkooppunten (N=19)
79%
16%
5%
Totaal (N=151)
67%
24%
9%
1 Verkooppunt (N=99)
27%
61%
12%
2 Verkooppunten (N=26)
27%
58%
15%
3 of meer verkooppunten (N=19)
32%
42%
26%
Totaal (N=151)
29%
56%
15%
1 Verkooppunt (N=99)
44%
32%
24%
2 Verkooppunten (N=26)
50%
42%
8%
3 of meer verkooppunten (N=19)
47%
32%
21%
Totaal (N=151)
46%
33%
21%
1 Verkooppunt (N=99)
73%
20%
7%
2 Verkooppunten (N=26)
73%
27%
-
3 of meer verkooppunten (N=19)
90%
10%
-
Totaal (N=151)
74%
21%
5%
Door de voorlichting over brood zijn consumenten zich meer bewust geworden van het belang van brood als gezonde voedingsbron
Ik voel mij als bakkerondernemer gesteund door de collectieve voorlichting over brood zoals dat wordt uitgevoerd door het Voorlichtingsbureau Brood
De (voorlichtings)activiteiten van het Voorlichtingsbureau Brood dragen bij aan een hogere omzet van mijn bakkerij
Door het Nationaal Schoolontbijt zullen minder kinderen het ontbijt overslaan
Door leerlingen van de basisschool kennis te laten maken met de bakkerij zal de interesse voor het bakkersvak toenemen
81
Tabel III.6
Stellingen nut en belang voorlichtingsactiviteiten voor ambachtelijke bakkerijen naar lidmaatschap brancheverenigingen (N = 151)
Stelling
Eens
Oneens
Geen mening
Leden (N=122)
86%
11%
3%
Niet-leden (N=29)
83%
7%
10%
Totaal (N=151)
85%
10%
5%
Leden (N=122)
67%
26%
7%
Niet-leden (N=29)
69%
17%
14%
Totaal (N=151)
67%
24%
9%
Leden (N=122)
29%
55%
16%
Niet-leden (N=29)
24%
62%
14%
Totaal (N=151)
29%
56%
15%
Leden (N=122)
48%
32%
20%
Niet-leden (N=29)
38%
38%
24%
Totaal (N=151)
46%
33%
21%
Leden (N=122)
77%
20%
3%
Niet-leden (N=29)
62%
24%
14%
Totaal (N=151)
74%
21%
5%
Door de voorlichting over brood zijn consumenten zich meer bewust geworden van het belang van brood als gezonde voedingsbron
Ik voel mij als bakkerondernemer gesteund door de collectieve voorlichting over brood zoals dat wordt uitgevoerd door het Voorlichtingsbureau Brood
De (voorlichtings)activiteiten van het Voorlichtingsbureau Brood dragen bij aan een hogere omzet van mijn bakkerij
Door het Nationaal Schoolontbijt zullen minder kinderen het ontbijt overslaan
Door leerlingen van de basisschool kennis te laten maken met de bakkerij zal de interesse voor het bakkersvak toenemen
Tabel III.7
Bekendheid imagoversterkende activiteiten onder bakkerijen
Imagoversterkende activiteiten
Ambachtelijke bakkerijen (N=152)
Nationaal Bakkerij Gala
90% (N=152)
Hiervan bekend met financiering uit heffing
92% (N=25)
41% (N=137)
Verkiezing van de bakkerij en banketbakkerij van het jaar* Hiervan bekend met financiering uit heffing *
Industriële bakkerijen (N=25)
96% (N=152) 40% (N=146)
57% (N=23) -
Activiteit niet van toepassing op industriële bakkerijen.
Tabel III.8
Bekendheid imagoversterkende activiteiten onder ambachtelijke bakkerijen naar lidmaat-
82
schap brancheverenigingen Activiteit
Leden (N=122)
Nationaal Bakkerij Gala
95%
70%
Hiervan bekend met financiering uit heffing* Verkiezing van de bakkerij en banketbakkerij van het jaar
41% (N=116) 97%
38% (N=21) 93%
Hiervan bekend met financiering uit heffing* *
Niet-leden (N=30)
42% (N=119)
36% (N=28)
Gerelateerd aan het aantal bakkerijen bekend met de activiteiten.
Tabel III.9
Belang imagoversterkende activiteiten voor de bakkerijsector
Activiteit
(Zeer) Belang rijk
Neutraal
(Zeer) Onbe langrijk
Geen Mening
Ambachtelijke bakkerijen (N=141)
22%
11%
52%
15%
Industriële bakkerijen (N=23)
53%
4%
26%
17%
-
-
-
-
45%
19%
31%
5%
Nationaal Bakkerij Gala
Verkiezing van de bakkerij en banketbakkerij van het jaar* Ambachtelijke bakkerijen (N=148) *
Activiteit niet van toepassing op industriële bakkerijen.
Tabel III.10
Belang imagoversterkende activiteiten ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten
Activiteit
(Zeer) Belangrijk
Neutraal
(Zeer) Onbelang rijk
Geen Mening
1 Verkooppunt (N=93)
20%
11%
51%
18%
2 Verkooppunten (N=25)
16%
16%
56%
12%
3 of meer verkooppunten (N=17)
29%
12%
59%
-
1 Verkooppunt (N=96)
43%
19%
31%
7%
2 Verkooppunten (N=26)
54%
19%
27%
-
3 of meer verkooppunten (N=19)
53%
16%
31%
-
Nationaal bakkerij Gala
Verkiezing van de bakkerij en de banketbakkerij van het jaar
Tabel III.11
Bekendheid marktinformatie
Bekendheid
Industriële bakkerijen (N=14)
Bekend met de marktinformatie van het SBI
71%
Percentage bakkerijen bekend met financiering vanuit de heffing Niet bekend met marktinformatie van het SBI
80% (N=10) 29%
83
Tabel III.12
Bekendheid adviesmogelijkheid via de eerstelijns adviseurs onder ambachtelijke bakkerijen naar startjaar
Bekendheid
Voor 2005 (N=133)
Bekend met de eerstelijns adviseurs
47%
Hiervan bekend met financiering uit heffing Niet bekend met de eerstelijns adviseurs
Tabel III.13
84%
56% (N=63) 53%
52%
75% (N=16) 16%
Leden
Bekend met de eerstelijns adviseurs
57% (N=122)
60% (N=79) 48%
Niet-leden
33% (N=30)
Totaal (N=151)
52%
Hiervan bekend met financiering uit heffing*
62% (N=69)
40% (N=10)
60% (N=79)
Hiervan gebruik gemaakt eerstelijns adviseur*
52% (N=69)
10% (N=10)
47% (N=79)
van
Niet bekend met de eerstelijns adviseurs
43% (N=122)
67% (N=30)
48%
Gerelateerd aan het aantal bakkerijen dat bekend is met de eerstelijns adviseur.
Tabel III.14
Percentage ambachtelijke bakkerijen naar startjaar dat gebruik maakt van de eerstelijns adviseurs
Gebruik advies
*
Totaal (N=152)
Bekendheid adviesmogelijkheid via de eerstelijns adviseur onder ambachtelijke bakkerijen naar lidmaatschap van brancheverenigingen
Bekendheid
*
Na 2005 (N=19)
Voor 2005 (N=61)*
Na 2005 (N=16)*
Totaal (N=77)*
Advies ingewonnen via de eerstelijns adviseur
38%
81%
47%
Geen gebruik gemaakt van de eerstelijns adviseur
62%
19%
53%
Gerelateerd aan aantal ambachtelijke bakkerijen dat bekend is met de eerstelijns adviseur.
Tabel III.15
Belang van het advies van de eerstelijns adviseur voor de bakkerij
Belang
(Zeer) Belangrijk
Neutraal
(Zeer) Onbelang rijk
Geen mening
77%
14%
6%
3%
Eén verkooppunt (N=20)*
85%
5%
5%
5%
Twee verkooppunten (N=8)*
75%
12%
13%
-
Drie of meer verkooppunten (N=6)*
50%
50%
-
-
Voor 2005 (N=22)*
73%
18%
5%
4%
Na 2005 (N=13)*
84%
8%
8%
-
Totaal ambachtelijke bakkerijen (N=35)* Ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten
Ambachtelijke bakkerijen naar startjaar
*
Gerelateerd aan aantal ambachtelijke bakkerijen dat gebruik maakt van de eerstelijns adviseurs.
84
Tabel III.16
Percentage ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten dat gebruik maakt van de eerstelijns adviseurs
Gebruik advies
Eén verkooppunt (N=50)*
Twee verkooppunt en (N=15)*
Drie of meer verkooppunt en (N=9)*
Totaal (N=77)*
Advies ingewonnen via de eerstelijns adviseur
42%
53%
67%
47%
Geen gebruik gemaakt van de eerstelijns adviseur
58%
47%
33%
53%
*
Gerelateerd aan aantal ambachtelijke bakkerijen dat bekend is met de eerstelijns adviseur.
Tabel III.17
Gemiddelde waardering ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten voor verschillende aspecten van het advies via de eerstelijns adviseur
Aspect
Eén verkooppunt
Twee verkooppunten
Drie of meer verkooppunten
Gemiddeld rapportcijfer
7,6 (N=20)
7,0 (N=8)
7,7 (N=6)
7,5
de
8,1 (N=18)
7,8 (N=8)
8,0 (N=5)
8,0
Bereikbaarheid van de eerstelijns adviseur (N=32)*
7,4 (N=20)
8,1 (N=7)
8,4 (N=5)
7,7
Snelheid waarmee het advies tot stand kwam (N=34)*
7,5 (N=20)
8,8 (N=8)
7,7 (N=6)
7,6
Inhoud van het advies (N=34)* Kwaliteit/deskundigheid van eerstelijns adviseur (N=31)*
*
Gerelateerd aan aantal ambachtelijke bakkerijen dat gebruik maakt van de eerstelijns adviseurs.
Tabel III.18
Belang van het advies van de eerstelijns adviseur voor de bakkerij
Belang
(Zeer) Belangrijk
Neutraal
(Zeer) Onbelang rijk
Geen mening
77%
14%
6%
3%
85%
5%
5%
5%
Totaal ambachtelijke bakkerijen (N=35)* Ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten Eén verkooppunt (N=20)* Twee verkooppunten (N=8)*
75%
12%
13%
-
Drie of meer verkooppunten (N=6)*
50%
50%
-
-
Voor 2005 (N=22)*
73%
18%
5%
4%
Na 2005 (N=13)*
84%
8%
8%
-
Ambachtelijke bakkerijen naar startjaar
*
Gerelateerd aan aantal ambachtelijke bakkerijen dat gebruik maakt van de eerstelijns adviseurs.
Tabel III.19
Bekendheid met workshops en themadagen (alleen voor bakkers die na 2005 zijn gestart)
Bekendheid
Ambachtelijke bakkerijen (N=18)
Ja
61% Bekend met financiering uit heffing meel/bloem
Nee *
82%* 39%
Gerelateerd aan het percentage ambachtelijke bakkerijen dat bekend is met de workshops en themadagen (N=11).
Tabel III.20
Bekendheid van het Bakkersfinancieringsfonds onder ambachtelijke bakkerijen naar jaar
85
van oprichting Bekendheid
Bestaande bedrijven (N=131)
Bekend met het Bakkersfinancieringsfonds Percentage bakkerijen bekend financiering vanuit de heffing
37% met
Niet bekend met het Bakkersfinancieringsfonds *
63% 71% (N=48)
63%
Totaal (N=150)
41% 85% (N=13)
37%
74%* (N=61) 59%
Gerelateerd aan het aantal ambachtelijke bakkerijen dat bekend is met het Bakkersfinancieringsfonds (N=61)
Tabel III.21
Bekendheid van het Bakkersfinancieringsfonds onder ambachtelijke bakkerijen naar lidmaatschap van brancheverenigingen
Bekendheid
Leden (N=121)
Bekend met het Bakkersfinancieringsfonds
43%
Hiervan bekend met financiering vanuit de heffing Niet bekend met het Bakkersfinancieringsfonds
Tabel III.22
Niet-leden (N=29)
31%
74% (N=53) 57%
Totaal (N=150)
41%
75% (N=8) 69%
74% (N=61) 59%
Bekendheid SpecsPlaza onder ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten en industriële bakkerijen
Bekendheid
Ambachtelijke bakkerijen (N=150)
Bekend met SpecsPlaza
77%
Niet bekend met SpecsPlaza
23%
Bekend met financiering vanuit de heffing*
54% (N=114)
Eén verkooppunt (N=99)
76%
24%
51% (N=73)
Twee verkooppunten (N=26)
89%
11%
61% (N=23)
Drie of meer verkooppunten (N=19)
79%
21%
60% (N=15)
Industriële bakkerijen (N=15) *
Starters (N=19)
87%
13%
77% (N=13)
Gerelateerd aan het aantal bakkerijen dat bekend is met SpecsPlaza.
Tabel III.23
Bekendheid van SpecsPlaza onder ambachtelijke bakkerijen naar lidmaatschap van brancheverenigingen
Bekendheid
Leden (N=121)
Bekend met SpecsPlaza
84%
Hiervan bekend met financiering vanuit de heffing Niet bekend met SpecsPlaza
58% (N=99) 16%
86
Niet-leden (N=29)
52% 33% (N=15) 48%
Totaal (N=150)
77% 54% (N=114) 23%
Tabel III.24
Percentage ambachtelijke bakkerijen geabonneerd op SpecsPlaza
Gebruik SpecsPlaza
*
Eén verkooppunt (N=73)*
Twee verkooppunten (N=23)*
Drie of meer verkooppunten (N=15)*
Totaal (N=113)*
Geabonneerd op SpecsPlaza
16%
22%
40%
20%
Geen abonnement
84%
78%
60%
80%
Gerelateerd aan het aantal ambachtelijke bakkerijen bekend met SpecsPlaza
Tabel III.25
Belang SpecsPlaza voor de bakkerij
Belang SpecsPlaza
Ambachtelijke bakkerijen (N=25)
(Zeer) Belangrijk
76%
Belangrijk noch onbelangrijk
8%
(Zeer) Onbelangrijk
12%
Weet niet
4%
Tabel III.26
Toekomstverwachting gebruik SpecsPlaza onder ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten
Toekomstverwachting
Eén verkooppunten (N=100)
Twee verkooppunten (N=26)
Drie of meer verkooppunten (N=19)
Totaal (N=151)
Verwacht gebruik te gaan maken van SpecsPlaza
44%
65%
74%
50%
Niet verwacht gebruik te gaan maken van SpecsPlaza
49%
27%
16%
42%
7%
8%
10%
8%
Weet niet
Tabel III.27
Bekendheid RiskPlaza
Bekendheid
Industriële bakkerijen (N=15)
Bekend met RiskPlaza
80%
Hiervan bekend met financiering vanuit de heffing Niet bekend met RiskPlaza
Tabel III.28
75% (N=12) 20%
Belang van Riskplaza voor de bakkerij
Belang
Industriële bakkerijen (N=8)
(Zeer) Belangrijk
88%
Belangrijk noch onbelangrijk
12%
(Zeer) Onbelangrijk
-
Weet niet
-
87
Tabel III.29
Belang verbetering arbeidsomstandigheden voor ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten
Belang
Eén verkooppunt (N=99)
Twee verkooppunten (N=26)
Drie of meer verkooppunten (N=19)
Totaal (N=150)
Arbeidsomstandigheden belangrijk thema voor de bakkerij
52%
65%
56%
57%
Arbeidsomstandigheden geen belangrijk thema voor de bakkerij
48%
35%
44%
43%
Tabel III.30
Bekendheid digitale RI&E onder ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten
Bekendheid
Eén verkooppunt (N=100)
Bekend met digitale RI&E
22%
Hiervan gebruik gemaakt van digitale RI&E* Niet bekend met digitale RI&E *
Twee verkooppunt en (N=26)
31%
41% (N=22) 78%
Drie of meer verkooppunt en (N=19)
32%
22% (N=9) 69%
Totaal (N=151)
25%
17% (N=6) 68%
32% (N=38) 75%
Gerelateerd aan het aantal ambachtelijke bakkerijen dat bekend is met de digitale RI&E.
Tabel III.31
Bekendheid van de digitale RI&E onder ambachtelijke bakkerijen naar lidmaatschap van brancheverenigingen
Bekendheid
Leden (N=121)
Bekend met digitale RI&E
27%
Hiervan bekend met financiering vanuit de heffing Niet bekend met digitale RI&E
13%
36% (N=33) 73%
88
Niet-leden (N=29)
25% - (N=5)
87%
Totaal (N=151)
32% (N=38) 75%
Tabel III.32
Mate waarin de heffing een geschikt financieringsinstrument wordt bevonden voor de verschillende activiteiten door ambachtelijke bakkerijen naar aantal verkooppunten
Activiteit
Eens
Oneens
Geen mening
Eén verkooppunt (N=99)
88%
6%
6%
Twee verkooppunten (N=26)
89%
11%
-
Drie of meer verkooppunten (N=19)
95%
-
5%
Totaal (N=150)
88%
7%
5%
Eén verkooppunt (N=99)
48%
45%
7%
Twee verkooppunten (N=25)
56%
44%
-
Drie of meer verkooppunten (N=19)
53%
37%
10%
Totaal (N=149)
50%
44%
6%
Eén verkooppunt (N=99)
75%
6%
19%
Twee verkooppunten (N=26)
73%
15%
11%
Drie of meer verkooppunten (N=19)
68%
11%
21%
Totaal (N=150)
73%
9%
18%
Eén verkooppunt (N=99)
71%
8%
21%
Twee verkooppunten (N=26)
65%
12%
23%
Drie of meer verkooppunten (N=19)
74%
5%
21%
Totaal (N=150)
70%
9%
21%
Eén verkooppunt (N=98)
65%
13%
22%
Twee verkooppunten (N=26)
73%
23%
4%
Collectieve voorlichtingsactiviteiten van het voorlichtingsbureau brood
Imagoversterkende activiteiten
Activiteiten van de werkgroep Voor de bakker
Bakkersfinancieringsfonds
SpecsPlaza
Drie of meer verkooppunten (N=18)
67%
16%
17%
Totaal (N=148)
65%
17%
18%
89
Tabel III.33
Mate waarin de heffing een geschikt financieringsinstrument wordt bevonden voor de verschillende activiteiten door ambachtelijke bakkerijen naar lidmaatschap brancheverenigingen
Activiteit
Eens
Oneens
Geen mening
Collectieve voorlichtingsactiviteiten van het voorlichtingsbureau brood Leden (N=121)
89%
7%
4%
Niet-leden (N=29)
83%
10%
7%
Totaal (N=150)
88%
7%
5%
Leden (N=120)
48%
45%
7%
Niet-leden (N=29)
55%
38%
7%
Totaal (N=149)
50%
44%
6%
Leden (N=121)
75%
8%
17%
Niet-leden (N=29)
62%
14%
24%
Totaal (N=150)
73%
9%
18%
Leden (N=121)
69%
10%
21%
Niet-leden (N=29)
76%
3%
21%
Totaal (N=150)
70%
9%
21%
Leden (N=120)
69%
16%
15%
Niet-leden (N=28)
50%
21%
29%
Totaal (N=148)
65%
17%
18%
Imagoversterkende activiteiten
Activiteiten van de werkgroep Voor de Bakker
Bakkersfinancieringsfonds
SpecsPlaza
90