Evaluatie coffeeshopbeleid
Vastgesteld door het college d.d. 17 december 2004 Inwerkingtreding d.d. 31 december 2004
Gemeente Zandvoort Telefoon: Fax: E-mail: Internet: Postadres:
Bankrekening:
023 574 01 00 023 571 37 24
[email protected] www.zandvoort.nl Postbus 2 2040 AA Zandvoort Swaluëstraat 2 Zandvoort BNG 28.50.10.034
Registratienr:
2004/10803
Bezoekadres:
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING.......................................................................................................................................... 1
2
HUIDIG BELEID ................................................................................................................................ 2 2.1 AANLEIDING ....................................................................................................................... 2 2.2 WETTELIJK KADER ........................................................................................................... 2 2.2.1 OPIUMWET ........................................................................................................ 2 2.2.2 WET VICTOR ..................................................................................................... 2 2.2.3 AHOJ-G RICHTLIJNEN ..................................................................................... 3 2.2.4 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING ............................................. 3 2.2.5 DRANK- EN HORECAVERORDENING .......................................................... 4 2.2.6 BESTEMMINGSPLAN ....................................................................................... 4 2.3 MAXIMUMSTELSEL........................................................................................................... 4 2.4 CRITERIA VOOR VESTIGING ........................................................................................... 5 2.5 HANDHAVING..................................................................................................................... 5
3
EVALUATIE........................................................................................................................................ 6 3.1 WETTELIJK KADER ........................................................................................................... 6 3.2 HUIDIGE SITUATIE ............................................................................................................ 7 3.3 KLACHTEN .......................................................................................................................... 7 3.4 MAXIMUMSTELSEL........................................................................................................... 8 3.5 CRITERIA VOOR VESTIGING ........................................................................................... 8 3.6 HANDHAVING..................................................................................................................... 9 3.7 ONDERZOEK GGD ............................................................................................................. 9
4
LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN............................................................................................ 10 4.1 ACTIEPLAN ONTMOEDIGING CANNABIS .................................................................. 10 4.2 AANSCHERPING HANDHAVING CANNABISBELEID ............................................... 10 4.3 COFFEESHOPTOERISME ................................................................................................. 11 4.4 TEELT VAN CANNABIS................................................................................................... 11
5
CONCLUSIES/AANBEVELINGEN ............................................................................................... 13
Evaluatie coffeeshopbeleid -
1
INLEIDING Op 7 oktober 1996 is de notitie “Coffeeshopbeleid van de gemeente Zandvoort “vastgesteld. Deze notitie was een eerste aanzet voor het in de gemeente te voeren coffeeshopbeleid. In de notitie zijn twee mogelijkheden namelijk een nulbeleid en een maximumstelsel uitgewerkt. Naar aanleiding van genoemde notitie is gekozen voor een maximumstelsel. In de tussennotitie “Gemeentelijke coffeeshop in Zandvoort? “ d.d. 21 oktober 1996 is vervolgens gekeken of een coffeeshop volgens het Bussums model een optie zou zijn. Het Bussums model is een winkel met een huiskamerfunctie van waaruit softdrugs worden verkocht en voorlichting wordt gegeven. De exploitatie wordt gedaan door een stichting. Dit is een particulier initiatief, zonder winstoogmerk. De conclusie was uiteindelijk dat dit model niet geschikt was voor Zandvoort. Uiteindelijk is er voor gekozen om in een vervolgnotitie “Eindnotitie coffeeshopbeleid van de gemeente Zandvoort” het maximumstelsel verder uit te werken. De gemeenteraad heeft op 29 september 1997 bedoelde eindnotitie coffeeshopbeleid vastgesteld. In de voortgang van het collegeplan is opgenomen dat in 2004 een evaluatie van dit coffeeshopbeleid zal plaatsvinden. Onderstaand zijn de bevindingen van deze evaluatie opgenomen.
2004/10803, d.d.
1
Evaluatie coffeeshopbeleid -
2
HUIDIG BELEID
2.1
AANLEIDING Er bestonden vier redenen om beleid voor de coffeeshops te formuleren. De eerste reden had te maken met het Nederlands drugsbeleid. Dit beleid richt zich op vermindering van de vraag naar drugs, het verminderen van het aanbod van drugs en het verminderen van de risico’s van drugsgebruik voor de gebruiker, zijn directe omgeving en de samenleving. Het Nederlandse beleid en de Opiumwet maakt een verschil tussen softdrugs/cannabis (marihuana en hasj) en harddrugs (b.v. XTC, cocaïne en heroïne). Het doel hiervan is onder meer het teweegbrengen van een scheiding der markten tussen harddrugs en softdrugs. Daarnaast wil het beleid voorkomen dat softdrugsgebruikers worden gemarginaliseerd of dat zij in aanraking komen met andere, gevaarlijke drugs. In dit kader werden en worden gemeenten door de landelijke overheid gestimuleerd in het voeren van een coffeeshopbeleid. In de tweede plaats wil de overheid met het voeren van een gedoogbeleid voorkomen dat het softdrugsgebruik in de illegaliteit verdwijnt. In de derde plaats wordt vanuit volksgezondheidoogpunt gestreefd naar scheiding van gelijktijdig gebruik van alcohol en drugs. In de vierde plaats bestond bij zowel Horeca Nederland als de gemeente behoefte aan een helder beleid ten aanzien van de coffeeshops in de gemeente Zandvoort. Met name werd van belang geacht om het aantal coffeeshops en de locaties waar ze gevestigd zijn, te kunnen regelen. Men vermoedde namelijk dat de laatste jaren een drastische toename viel te constateren van de verkooppunten van softdrugs. De exploitatie van een coffeeshop wordt onder voorwaarden gedoogd. Deze voorwaarden zijn de zogenaamde AHOJ-G richtlijnen. In paragraaf 2.2 worden deze richtlijnen toegelicht.
2.2
WETTELIJK KADER Op het gebruik en de verkoop van softdrugs/cannabis zijn diverse wetten en regelgeving van toepassing. Deze worden onderstaand toegelicht.
2.2.1
OPIUMWET Op grond van de Opiumwet is het verboden drugs binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen. Op grond van artikel 13b is de burgemeester bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Dit geldt niet indien de desbetreffende lokalen gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen en dierenartsen.
2.2.2
WET VICTOR De Wet Victor geeft gemeenten de mogelijkheid om maatregelen te nemen nadat een pand op grond van de Opiumwet artikel 13 b of de Gemeentewet artikel 174a gesloten is. Artikel 174a ziet op sluiting van de woningen of niet voor het publiek toegankelijke lokalen wegens verstoring van de openbare orde, waaronder de handel in drugs.
2004/10803, d.d.
2
Evaluatie coffeeshopbeleid -
Na sluiting van het pand kan de gemeente (college) de eigenaar op grond van de Woningwet aanschrijven en de eigenaar bijvoorbeeld verplichten het pand op te knappen. De gemeente kan zelfs overgaan tot onteigening van het gesloten pand. 2.2.3
AHOJ-G RICHTLIJNEN In het coffeeshopbeleid is sprake van gedogen van het strafbare feiten. Dit houdt in dat het Openbaar Ministerie kan afzien van vervolging van strafbare feiten als daarmee een hoger algemeen maatschappelijk belang wordt gediend (opportuniteitsbeginsel). Het hoger algemeen belang bij het drugsbeleid is de volksgezondheid (scheiding van hard- en softdrugs markten) en de openbare orde. Als coffeeshops zich houden aan bepaalde criteria, de zogenaamde AHOJ-G richtlijnen en algemene richtlijnen is de verkoop van softdrugs (cannabis) toegestaan. De richtlijnen houden het volgende in: AHOJ-G richtlijnen (ook wel criteria genoemd) A. geen affichering: dat betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende locatie H. geen verkoop van harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn of verkocht mogen worden O. geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de inrichting rondhangende klanten J. geen verkoop aan jeugdigen onder de 18 jaar: jongeren onder de 16 jaar mogen de inrichting alleen onder begeleiding van een persoon boven de leeftijdsgrens van 21 jaar betreden G. geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder transactie wordt begrepen alle koop en verkoop in een coffeeshop op een zelfde dag met betrekking tot een zelfde koper. Algemene richtlijnen • De verkoop mag niet gepaard gaan met andere misdrijven zoals heling, geweldsdelicten of vuurwapengebruik • Vanuit een coffeeshop mag geen alcoholhoudende dranken worden verkocht • De handelsvoorraad in de inrichting mag niet meer zijn dan de maximaal toegestane hoeveelheid (500 gram) Naast de bovengenoemde wetten en richtlijnen en het in de notitie neergelegde beleid heeft de gemeente de drie onderstaande vormen van regelgeving om de vestiging van coffeeshops te reguleren.
2.2.4
ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING Op grond van artikel 2.3.1.8 APV is het verboden zonder vergunning van de Burgemeester een horecabedrijf te exploiteren. In de eindnotitie is een exploitatievergunning voor een coffeeshop opgenomen. Hierin wordt vermeld dat de vergunning wordt ingetrokken bij overtreding van de AHOJ-G richtlijnen. De vergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend.
2004/10803, d.d.
3
Evaluatie coffeeshopbeleid -
2.2.5
DRANK- EN HORECAVERORDENING Het gaat hier om horecabedrijven waar geen alcohol mag worden verstrekt. De eisen gesteld aan een leidinggevende in een zogenaamd “verlofbedrijf” op grond van de Drank- en Horecaverordening zijn geharmoniseerd met de op grond van de Drank- en Horecawet aan de leidinggevende in een regulier horecabedrijf gestelde eisen. Deze leidinggevenden worden gescreend en dienen te voldoen aan het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet. Aan een leidinggevende met antecedenten kan derhalve een vergunning alcoholvrij verlof worden geweigerd c.q. kan deze vergunning worden ingetrokken.
2.2.6
BESTEMMINGSPLAN In de diverse vigerende bestemmingsplannen is de coffeeshopbranche niet apart genoemd. Zij vallen onder hetgeen over de vestiging van horeca is bepaald.
2.3
MAXIMUMSTELSEL In 1997 bestond het vermoeden dat er elf horeca-inrichtingen gevestigd waren van waaruit softdrugs werden verkocht. Deze gegevens waren gebaseerd op een intern onderzoek van de politie. In de eindnotitie coffeeshopbeleid van de gemeente Zandvoort is het maximale toegestane aantal coffeeshops echter gesteld op twee. Het maximumstelsel beoogt: • De beheersing van de verkoop van softdrugs en het aantal verkooppunten • Het voorkomen/beperken van overlast en • De voorkoming van criminaliteit Om het aantal van twee coffeeshops te realiseren is een onderscheid gemaakt tussen coffeeshops en horeca-inrichtingen die zowel sofdrugs als alcohol verkopen. Onder coffeeshops worden verstaan alle horeca-inrichtingen: • die vallen onder het regime van artikel 6.2 (nu 5.1) van de Drank en Horecaverordening van de gemeente Zandvoort (horecabedrijven waar alleen alcoholvrije dranken worden geschonken, de zogenaamde verlofbedrijven) en • waarin de handel en/of het gebruik van softdrugs plaatsvindt. Ten aanzien van de horeca-inrichtingen die zowel sofdrugs als alcohol verkopen is bepaald dat indien de exploitanten kunnen aantonen dat zij in 1996 sofdrugs verkochten, zij in aanmerking voor de overgangsregeling. Bovendien dienden de ondernemers binnen een gestelde termijn aan te geven of zij als coffeeshop aangemerkt wensten te worden. De overgangsregeling houdt in dat er vanuit de inrichting gedurende een jaar na vaststelling van de notitie door de raad zowel sofdrugs als alcohol mogen worden verkocht. Na deze overgangstermijn is verkoop van softdrugs verboden en mag alleen nog alcohol worden aangeboden. Voor coffeeshops gold een andere overgangsregeling dan voor alcoholschenkende bedrijven. Coffeeshops dienen te voldoen aan de zogenaamde AHOJ-G criteria en overige richtlijnen van het Openbaar Ministerie, zoals opgenomen in de notitie. Indien een coffeeshop wordt overgenomen door een derde of wordt gesloten wegens het handelen in strijd met de AHOJG criteria en overige richtlijnen, is de exploitatie van een coffeeshop vanuit dat pand niet meer mogelijk indien de locatie van de coffeeshop in strijd is met de vestigingscriteria. Ook ten aanzien van coffeeshops is bepaald dat indien een exploitant van een horeca-inrichting
2004/10803, d.d.
4
Evaluatie coffeeshopbeleid -
aangemerkt wil worden als coffeeshop, de exploitant gegevens moet overleggen waaruit blijkt dat de inrichting reeds in 1996 softdrugs verkocht.
2.4
CRITERIA VOOR VESTIGING In de notitie zijn criteria opgenomen voor de vestiging van coffeeshops. De exploitatie van een coffeeshop is niet toegestaan indien: • De coffeeshop is gevestigd buiten het centrum als bedoeld in artikel 3, lid 1a van de Winkelsluitingsverordening 1995 (oud) met uitzondering van de Boulevard Paulus Loot • Er in de straat reeds een coffeeshop is gevestigd • Er in de straat naast de gewenste coffeeshop niet minimaal een winkel en/of andere horeca-inrichting is gevestigd • De coffeeshop is gevestigd in een straal van 250 meter van een school, sportvereniging of een jongerencentrum • Sprake is van een concentratie van drugsinrichtingen, al dan niet gecombineerd met andere handelsplaatsen van (soft)drugs en/of met andersoortige horeca-inrichtingen in een bepaald gebied waardoor het gevaar voor aantasting van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat ontoelaatbaar cumulatief toeneemt.
2.5
HANDHAVING De handhaving kan zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk plaatsvinden. De strafrechtelijke handhaving vindt plaats door het openbaar ministerie en de politie. Zij treden op wanneer de richtlijnen worden overtreden. Bestuursrechtelijk handhaving gebeurt door de gemeente zelf. Bestuursrechtelijk kan alleen worden opgetreden wanneer sprake is van overlast en dus het woon- en leefklimaat ontoelaatbaar nadelig wordt beïnvloed. Er is in ieder geval sprake van overlast en aantasting van het woon- en leefklimaat wanneer de richtlijnen worden overtreden. Indien de richtlijnen niet worden nageleefd kan dit leiden tot intrekking van de exploitatievergunning. Het verlof alcoholvrije dranken kan worden ingetrokken wanneer de beheerders/bedrijfsleiders (nu leidinggevenden) niet meer aan de eisen voldoen of wanneer zich feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van het verlof gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.
2004/10803, d.d.
5
Evaluatie coffeeshopbeleid -
3
EVALUATIE Voor de evaluatie heeft overleg plaatsgevonden met de volgende personen/instanties: de handhaver Leefomgeving en Handhaving, de vergunningmedewerkster Leefomgeving en Handhaving, de jurist RO, GGD Kennemerland, het hoofd van de afdeling milieu en bijzondere wetten politiedistrict Kennemerland Zuid, de agent die belast is met de controle op de coffeeshops”, de beleidsmedewerker welzijn en de beleidsmedewerker openbare orde en veiligheid.
3.1
WETTELIJK KADER Algemene Plaatselijke Verordening De in paragraaf 2.1 vermelde criteria zijn alleen opgenomen in de eindnotitie coffeeshopbeleid. Een nadeel hiervan is dat bij elke aanvraag moet worden afgewogen of afwijking van het beleid gerechtvaardigd is. Dit nadeel zou kunnen worden weggenomen door in nadere regels behorende bij de APV, de criteria voor vestiging op te nemen. Hier kan namelijk niet van worden afgeweken. De gedachte om dit in de nadere regels van de APV op te nemen ligt in het feit dat de regulering van coffeeshops voortkomt uit bescherming van de openbare orde en veiligheid. De verplichte exploitatievergunning wordt dan ook op basis van de APV verstrekt. Het ligt in die lijn om de criteria voor vestiging op basis van deze verordening in nadere regels op te nemen. De reden om dit echter niet de adviseren is gelegen in het feit dat de verkoop van softdrugs op grond van de Opiumwet verboden is. Het feit dat de coffeeshops worden gedoogd doet hieraan niets af. Sterker nog een vergunning voor de verkoop van cannabis kan vanwege de verbodsbepaling in de Opiumwet niet worden afgegeven. De ondernemers van een coffeeshop krijgen een “gewone “exploitatievergunning met als extra voorschrift dat overtreding van de richtlijnen leidt tot intrekking van de exploitatievergunning. Door de opname van de criteria in nadere regels zou de indruk kunnen ontstaan dat de gemeente via een omweg de illegale situatie van de verkoop van cannabis toch legaliseert. Dit druist in tegen het kabinetsbeleid/kabinetsgedachte om de verkoop van cannabis in de Opiumwet strafbaar te stellen en te houden. Op grond van artikel 2.7.2 van de APV is het verboden op de weg drugs te verhandelen. De politie kan met genoemd artikel in de hand optreden tegen de wiettax zelf (zie voor definitie paragraaf 3.6). Anders ligt dit bij het gebruik van softdrugs op de weg. Het komt voor dat klanten de softdrugs wel in de erkende coffeeshops kopen, maar deze niet gebruiken in de coffeeshop of in de huislijke kring. Deze klanten zijn te vinden op diverse openbare plekken/wegen in Zandvoort of in andere horeca-gelegenheden. Een nadeel van dit verschijnsel is dat moeilijker controle kan worden gehouden op de leeftijd van de gebruikers en de hoeveelheid en soort (soft)drugs dat gebruikt wordt. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) biedt momenteel geen mogelijkheid om hier tegen op te treden. Optreden kan bijvoorbeeld gewenst zijn om excessen te voorkomen. Het is derhalve raadzaam om in de APV hierover een verbodsbepaling op te nemen. In dit kader wordt wel aandacht gevraagd voor het dilemma dat bij de aanpak van het gebruik op de (openbare) weg het risico bestaat dat de groepen over de gemeente uitwaaieren en/of in de illegaliteit verdwijnen waardoor controle wordt bemoeilijkt en de groep onbereikbaar wordt voor de hulpverleners. Het gebruik van softdrugs in horeca-gelegenheden die niet zijn aangemerkt als coffeeshop is overigens niet strafbaar. Een aantal horecaondernemers hanteert een huis- en gedragscode waarin is opgenomen dat het gebruik van verdovende en hallucinaties opwekkende middelen door bezoekers verboden is.
2004/10803, d.d.
6
Evaluatie coffeeshopbeleid -
Op 2 maart 2004 is het Horecasanctiebeleid vastgesteld. Hierin zijn de stappen opgenomen voor overtreding van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet en de te nemen stappen bij overtreding van de AHOJ-G richtlijnen. Overtreding van de richtlijnen leidt uiteindelijk tot intrekking van de exploitatievergunning. Indien harddrugs worden aangetroffen zal een procedure voor sluiting worden gevolgd. Toepassing van het sanctiebeleid voor de coffeeshops is tot nu toe niet nodig gebleken.
3.2
HUIDIGE SITUATIE Zandvoort beschikt op dit moment over twee coffeeshops. Een derde coffeeshop werd in eerste instantie niet aangemerkt als coffeeshop omdat hij daartoe niet binnen de gestelde termijn van zes weken een aanvraag had ingediend. Een aanvraag van de ondernemer om een exploitatievergunning is daarom in eerste instantie niet gehonoreerd. Echter na een bezwaarprocedure heeft het college op 22 juni 1998 besloten het aantal coffeeshops naar drie uit te breiden. In dit besluit is expliciet vastgesteld dat bij een gelijkblijvend aantal, overeenkomstig het maximumstelsel de eerstvolgende coffeeshop die wordt overgedragen in andere handen, dan wel van gemeentewege gesloten wordt, niet meer zal worden voortgezet als coffeeshop. Zo zouden uiteindelijk overeenkomstig het maximumstelsel nog twee coffeeshops resteren. De derde coffeeshop is uiteindelijk tot september 2000 nog geëxploiteerd. Wegens omstandigheden van zijn kant is de exploitatie in genoemd jaar beëindigd. In 2002 is de heropening/vestiging van deze derde coffeeshop geweigerd omdat deze zich buiten het centrum en binnen een straal van 250 meter van een school wilde vestigen. Het huidig beleid voorziet niet in het geval dat een ondernemer zelf zijn onderneming sluit. Het beleid dient hierop te worden aangepast. De twee coffeeshops hebben over het algemeen een vast klantenbestand. Uit informatie van de politie blijkt dat een van de coffeeshops ook vaak wordt bezocht door chronisch zieken die door het gebruik van softdrugs verlichting van hun pijn ervaren. In de zomermaanden worden de beide zaken ook bezocht door toeristen.
3.3
KLACHTEN In het verleden zijn er klachten over verkeersoverlast bij een van de coffeeshops geweest. Ter voorkoming van klachten onderhoudt de ondernemer van deze coffeeshop contact met omwonenden en houdt hij controle op aan en afvoer van klanten. Hiertoe heeft de ondernemer een medewerker voor de inrichting geplaatst. Deze medewerker waarschuwt de klant indien de wijze van parkeren hinder oplevert. Verder zijn er geen klachten gemeld die gerelateerd kunnen worden aan de exploitatie van een coffeeshop. De andere coffeeshop probeert de overlast te beperken/voorkomen door in de inrichting activiteiten (b.v. internethoekje) te organiseren waardoor het voor de klanten aantrekkelijk is om de softdrugs in de inrichting te nuttigen. Deze coffeeshop wordt ook bezocht door oudere mensen die alleen een kopje koffie in de zaak drinken. Controle op de leeftijd van 18 jaar vindt plaats door middel van verplichte legitimatie. De handhaving op leeftijd zal met de invoering van de verplichte legitimatie vanaf 14 jaar per 1 januari 2005 worden vergemakkelijkt.
2004/10803, d.d.
7
Evaluatie coffeeshopbeleid -
De aanpak van de coffeeshops en de eisen die daarvoor gelden hebben echter twee nadelige verschijnselen tot gevolg namelijk de wiettax en het gebruik van softdrugs buiten de inrichting. Het verschijnsel “wiettax”kent verschillende vormen van bezorging van wiet met verschillende typen vervoermiddelen (zoals auto, bromfiets etc.). Dit gebeurt bijvoorbeeld aan huis of andere locaties, waaronder scholen in het voortgezet- of hoger onderwijs. In de terug liggende jaren is dit fenomeen al diverse keren strafrechtelijk aangepakt. Vaak worden klachten, die ontstaan door de “wiettax”ten onrechte toegerekend aan de twee coffeeshops. Het tweede verschijnsel heeft betrekking op het gebruik op de (openbare) weg. Hier wordt in het wettelijk kader (paragraaf 3.3.) op ingegaan.
3.4
MAXIMUMSTELSEL Het huidig aantal inwoners van de gemeente Zandvoort is ongeveer 17.000. Jaarlijks en dan met name gedurende de zomermaanden, komen daar naar schatting gemiddeld zo’n 1.269.616 miljoen verblijfstoeristen en 3.056752 miljoen dagjesmensen bij ( uit “Zandvoort in economische en toeristische cijfers 2003 “). Hierdoor stijgt naar alle waarschijnlijkheid ook de vraag naar softdrugs tijdens de zomermaanden. Toch mag de mogelijke grotere vraag naar softdrugs tijdens de zomermaanden geen uitgangspunt zijn bij het bepalen van het maximaal toegestane aantal coffeeshops. Immers op dit moment is het aantal van twee coffeeshops goed beheersbaar. Niet is gebleken dat het terugbrengen van het aantal verkooppunten van softdrugs van vermoedelijk 11 in 1997 naar 2 verkooppunten heeft geleid tot een tekort aan verkooppunten. Een uitbreiding past bovendien niet in het beleid van het Kabinet om het cannabisgebruik terug te dringen. Gebleken is namelijk dat het gebruik van cannabis gezondheidsrisico’s met zich mee brengt. Cannabis wordt overwegend gerookt, daarom schept het alleen al een gevaar van schade aan de luchtwegen. Problematisch gebruik en afhankelijkheid lijken eveneens reële risico’s. Recente informatie over de relatie tussen cannabisgebruik en psychische stoornissen maakt nader onderzoek door de overheid noodzakelijk (hetgeen ook zal plaatsvinden). Tenslotte is het THC-gehalte van cannabis de afgelopen jaren sterk gestegen (THC = tetrahydrocannabinol) Dit is een stof in de hennepplant die ervoor zorgt dat de roker high wordt). Indien de risico’s van deze stof vergelijkbaar zijn met die van harddrugs zal plaatsing op lijst 1 van de Opiumwet worden overwogen. Een ander punt is dat Nederland alle lidstaten van de Europese Unie oproept maatregelen te treffen tegen het drugstoerisme. In dit kader onderzoekt het Kabinet op welke wijze waarborgen van coffeeshophouders gevraagd kunnen worden dat zij de verkoop aan niet-ingezetenen tot een minimum terugbrengen. Ook hierin past een beleid dat zich specifiek richt op de toeristen niet. Een andere mogelijkheid is verdere inperking van het aantal coffeeshops. Dit heeft echter als nadeel dat het zicht op het gebruik verdwijnt. Gelet op het bezoek aan de coffeeshops door de inwoners van Zandvoort mag echter wel geconcludeerd worden dat er behoefte bij de inwoners bestaat aan de verkooppunten waar zij softdrugs kunnen aanschaffen en gebruiken.
3.5
CRITERIA VOOR VESTIGING De criteria voor de vestiging van een coffeeshop zijn doeltreffend en helder gebleken. Er zijn geen aanvragen gedaan waarbij de criteria niet konden worden toegepast. Er bestaat derhalve geen behoefte tot aanpassing van de criteria. Voorgesteld wordt daarom om de criteria te handhaven.
2004/10803, d.d.
8
Evaluatie coffeeshopbeleid -
3.6
HANDHAVING De twee coffeeshops houden zich aan de AHOJ-G en de overige richtlijnen. De coffeeshops worden 4x per jaar officieel gecontroleerd. Dit is in een werkplan van de politie vastgelegd. Daarnaast worden de zaken ook bij de controles van de andere horeca – gelegenheden bezocht.
3.7
ONDERZOEK GGD De GGD Kennemerland heeft in mei 2003 een rapport uitgebracht waarin het genotmiddelengebruik door scholieren in Zuid - Kennemerland in kaart is gebracht. Uit dit rapport blijkt het volgende. Landelijke trends in het drugsgebruik Tussen 1992 en 1996 was er in ons land onder jongeren een sterke toename in het gebruik van cannabis. In 1999 is er een stabilisatie opgetreden: het gebruik is vrijwel gelijk aan dat in 1996. Tussen 1992 en 1996 steeg ook het gebruik van XTC, amfetamine en cocaïne. Na 1996 waren er significante veranderingen in het gebruik van paddo’s en harddrugs (Zwart 2000). Drugsgebruik in Zuid - Kennemerland Het gebruik van cannabis komt in het basisonderwijs bijna niet voor: 0,8% van de leerlingen op de basisschool heeft ooit cannabis geprobeerd. In het voorgezet onderwijs heeft ruim 25% van de leerlingen wel eens cannabis geprobeerd; jongens vaker dan meisjes. Dit percentage is ruim 5% hoger dan het landelijke. Naast de groep die incidenteel cannabis hebben gebruikt is er ook een groep jongeren die regelmatig cannabis gebruiken.Van de middelbare scholieren gebruikt bijna 12% cannabis (landelijk ruim 9%), jongens ruim 2 ½ keer zoveel als meisjes. Jongens in klas 3 en 4 scoren verreweg het hoogst: bijna een derde van hen gebruikt cannabis. Ruim vier op de tien gebruikers krijgt de cannabis van vrienden. Een zelfde gedeelte koopt de cannabis in een coffeeshop. Het percentage dat cannabis in een coffeeshop koopt, is ruim 10% hoger dan landelijk. Relatief de meeste gebruikers (ruim de helft) gebruiken de cannabis op straat of elders buiten (bijv. in een park). Ruim een vijfde gebruikt bij vrienden, ruim een tiende gebruikt thuis. Jongeren met een vriendenkring die cannabis gebruikt, gebruiken zelf veel vaker cannabis dan jongeren zonder vriendenkring die cannabis gebruikt (53% versus 5%). Het gebruik van de verschillende genotmiddelen (alcohol, sigaretten, en cannabis gebruik) gaat vaak samen. Bijna een op de tien middelbare scholieren in onze regio rookt, drinkt en gebruikt daarnaast cannabis. Vier op de tien middelbare scholieren gebruiken geen enkele van deze middelen. Leerlingen die roken en/of cannabis gebruiken, drinken meestal ook alcohol.
2004/10803, d.d.
9
Evaluatie coffeeshopbeleid -
4
LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN In een brief (23 april 2004) van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Tweede Kamer heeft genoemd ministerie de uitgangspunten en beleidsvoornemens van het Kabinet uitgewerkt. Samengevat komt het op het volgende neer. Het Nederlandse drugsbeleid steunt op drie pijlers: het beschermen van de (volks)gezondheid, het tegengaan van overlast en het bestrijden van de (drugs)criminaliteit. De belangrijkste beleidsvoornemens zijn in dit hoofdstuk samengevat weergegeven.
4.1
ACTIEPLAN ONTMOEDIGING CANNABIS Intensiveren van de preventieactiviteiten Er worden specifieke drugspreventieactiviteiten ontwikkeld voor risicogroepen, zoals bezoekers van jongerencentra, jongeren op hangplekken, jongeren in de residentiele hulpverlening en mensen met psychische stoornissen, waarin aandacht wordt besteed aan alle drugs, inclusief cannabis. De publiekscampagne voor 12 tot 18 jarigen “Drugs, laat je niks wijsmaken” zal drie jaar lang worden ingezet op de ontmoediging van cannabisgebruik. Het Kabinet zal bevorderen dat voorlichting in coffeeshops een minder vrijblijvend karakter krijgt. Uitbreiding en verbetering behandelaanbod cannabisafhankelijkheid Er heeft reeds nader onderzoek plaatsgevonden naar de kenmerken van cliënten met problematisch cannabisgebruik in de ambulante verslavingszorg. In samenwerking met België, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland zal onderzoek plaatsvinden naar behandelingsmethoden voor cannabisafhankelijkheid. Uitbreiding onderzoek Er zal onderzoek plaatsvinden naar de aard, omvang en verloop van problematisch gebruik en naar acute gezondheidsschade Aanpak stijging THC-gehalte Het THC-gehalte van cannabis is de afgelopen jaren sterk gestegen. Het kabinet zal met voorrang nieuw wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren naar de risico’s van sterke cannabis. Indien de risico’s vergelijkbaar zijn met die van harddrugs bestaat de mogelijkheid dat cannabissoorten met een zeer hoog THC-gehalte op Lijst 1 van de Opiumwet worden geplaatst.
4.2
AANSCHERPING HANDHAVING CANNABISBELEID Handhaving Het Kabinet zal in overleg met gemeenten nagaan waar gemeentelijke beleidsplannen, handhavingsarrangementen en prestatieafspraken de handhaving kunnen verbeteren. Daarnaast zal overleg plaatsvinden over een betere handhaving van de AHOJ-G criteria en het hanteren van een afstandscriterium van coffeeshops tot scholen. Communicatie In het kader van Handhaven op Niveau is het deelproject coffeeshops van start gegaan. Het Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid (SIDV) zal op basis van best practices handhavingsmodellen opstellen.
2004/10803, d.d.
10
Evaluatie coffeeshopbeleid -
Aanpak criminele uitwassen Er zal een doorlichting van de coffeeshopbranche plaatsvinden. Het Kabinet zal bevorderen dat gemeenten optimaal gebruik maken van het BIBOB – instrumentarium BIBOB = Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur). In dit kader zal gekeken worden op welke wijze de belemmeringen van de wet politieregisters kunnen worden weggenomen.
4.3
COFFEESHOPTOERISME Nadere regelgeving Het Kabinet onderzoekt op welke wijze waarborgen van coffeeshophouders gevraagd kunnen worden dat zij de verkoop aan niet-ingezetenen tot een minimum beperken. In samenwerking met de gemeente Maastricht zal een experiment worden opgezet. Voorts zal het Kabinet in overleg met de gemeenten treden over een ruimere invulling van de weigerings- of intrekkingsgrond van de horeca-exploitatievergunning “ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat”(door aanwezigheid van de coffeeshop). Niet- gedoogde verkooppunten Ten behoeve van de aanpak van niet-gedoogde verkooppunten zal geïnventariseerd worden welke knelpunten er zijn op de toepassing van artikel 13b Opiumwet en/of 174a Gemeentewet en of er noodzaak bestaat het juridisch instrumentarium daarop aan te passen. Grensoverschrijdende aanpak Het Kabinet is voornemens de bestrijding van de grensoverschrijdende drugssmokkel te bevorderen. De samenwerking met de buurlanden zal hiertoe worden geïntensiveerd. Overige maatregelen De OM richtlijnen ten aanzien van het afficheringsverbod zullen nader worden toegespitst op het internet, waarmee ook de op het buitenland gerichte affichering van en/of door coffeeshops beter aangepakt kan worden.
4.4
TEELT VAN CANNABIS Gemeenten Van gemeenten wordt verwacht dat zij bestuursrechtelijke handhaving van de hennepteelt stimuleren en intensiveren door samenwerkingsconvenanten aan te gaan met private partijen en diensten, waarin afspraken worden neergelegd over ieders inzet bij deze handhaving. Het Rijk zal dit faciliteren. Strafrechtelijke aanpak De hennepteelt wordt strafrechtelijk aangepakt, zowel ten aanzien van de huisteler als mogelijk betrokken criminele organisaties. De criminele betrokkenheid van growshops bij de grootschalige teelt van nederwiet wordt door het OM strafrechtelijk aangepakt. Woningcorporaties Woningcorporaties worden door de regering gestimuleerd om bedrijfsmatige teelt van hennep in huurwoningen te ontmoedigen door middel van het ontbinden van huurcontracten en/of het sluiten van woningen.
2004/10803, d.d.
11
Evaluatie coffeeshopbeleid -
Financiële aanpak Het OM zal met de belastingdienst overleggen over het proces van het opleggen en invorderen van belastingsaanslagen. Wetgeving De strafmaat en de richtlijn voor beroeps- en bedrijfsmatige cannabisteelt zal worden herzien in het kader van de omzetting van het Europees Kaderbesluit illegale drugshandel. Overige maatregelen Het project Handhaven op Niveau zal nieuwe technieken van opsporing en handhaven van hennepteelt inventariseren en bewerken tot best practices van bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving.
2004/10803, d.d.
12
Evaluatie coffeeshopbeleid -
5
CONCLUSIES/AANBEVELINGEN Zandvoort heeft op dit moment twee coffeeshops. Uit de evaluatie blijkt dat beide coffeeshops goed geïntegreerd zijn in de lokale samenleving. De relatief vaste klantenkring laat zien dat er een markt bestaat voor de coffeeshops. Bij controles blijkt dat de regels goed worden nageleefd. De aanwezigheid van twee coffeeshops in Zandvoort lijkt handhaafbaar en beheersbaar. Dit is ook voor een deel te danken aan de houding van de ondernemers van de coffeeshops, die zich actief inzetten om overlast voor de omgeving actief tegen te gaan door het nemen van maatregelen en het aanspreken van hun klanten op hun gedrag. Om dit aantal te kunnen handhaven is het van belang dat het beleid wordt aangevuld met de beperking dat indien een ondernemer zelf zijn inrichting heeft gesloten heropening elders in Zandvoort niet is toegestaan. Toch moet een aantal kanttekeningen gemaakt worden. In de eerste plaats blijkt in Kennemerland-Zuid het cannabisgebruik in het voortgezet onderwijs hoger te liggen dan landelijk gezien. Veelal wordt cannabis gebruikt in combinatie met alcohol. Het hogere gebruik is niet rechtstreeks terug te voeren op de aanwezigheid van de twee coffeeshops in Zandvoort. Ook in Haarlem zijn een aantal coffeeshops gevestigd en een groot deel van de leerlingen in Kennemerland-Zuid gaat in Haarlem naar school. Nu een directe herleiding naar de Zandvoortse coffeeshops niet gemaakt kan worden betekent dit niet dat de gemeente zijn ogen moet sluiten voor deze problematiek. In de Nota Gemeentelijk Gezondheidsbeleid 2004-2007 worden reeds maatregelen aangedragen om een gezonde leefstijl onder jongeren te bevorderen. Deze ingeslagen weg dient zeker voortgezet te worden. Een andere problematiek betreft de wiettax. Met name jongeren die geen toegang hebben tot de coffeeshops maken gebruik van deze wiettax. Handel in (soft)drugs op deze wijze wordt niet gedoogd en is aan te pakken op artikel 2.7.2 van de APV en artikel 13b van de Opiumwet. In overleg met de politie zal een plan van aanpak gemaakt moeten worden om tot een effectieve aanpak van deze problematiek te komen. Een ander aandachtspunt is het gebruik op straat. Handel is verboden, maar tegen gebruik op straat kan nog niet worden opgetreden. Het gebruik van cannabisproducten op straat leidt of kan leiden tot overlast voor de woonomgeving. De ondernemers van de coffeeshops nemen al maatregelen om gebruikers te motiveren cannabis in de inrichting te gebruiken. Evengoed komen bij de gemeente en politie wel klachten binnen over gebruik op straat. Onderzocht zal moeten worden hoe hiertegen kan worden opgetreden. Mogelijk kan een verbodsbepaling in de APV uitkomst bieden. De regering voert op dit ogenblik een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van cannabisgebruik. Onder andere wordt gekeken naar het tegengaan van het coffeeshoptoerisme. Tot op heden is echter nog niet gebleken dat de regering coffeeshops geheel wil uitbannen. In Zandvoort blijkt een markt te bestaan voor coffeeshops. Aangezien de regering er vooralsnog niet voor kiest om coffeeshops uit te bannen, ligt het niet in de rede om in Zandvoort het aantal coffeeshops, zeker nu dit aantal beheersbaar en handhaafbaar blijkt, naar beneden bij te stellen. Anderzijds ligt het evenmin in de rede, gezien het ontmoedigingsbeleid van de regering, het aantal te verhogen. Het is daarom raadzaam het maximum aantal van twee coffeeshops te handhaven. Belangrijk is wel dat de randverschijnselen van gebruik op straat, de wiettax en de gezondheid van jongeren onder de aandacht blijft. Acties In de APV een verbodsbepaling opnemen waarin is opgenomen dat het gebruik van drugs op de weg is verboden (actie JZ).In samenwerking met de politie plan van aanpak betreffende handel van drugs op straat. (actie politie en JZ).
2004/10803, d.d.
13
$bwz_~chvOnderwerpK~^ $bwz_~cSubtitelK~^
«iprd_jaarkode»/«iprd_volgnummer», d.d. $bwz_~cvDatum~^
1