Evaluatie plan van aanpak biologische landbouw 2008 – 2011
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant 20 maart 2012, ‘s-Hertogenbosch
INHOUD Samenvatting 1. Aanleiding, doel en opzet evaluatie 2. Doelen, actiepunten en middelen plan van aanpak 3. Realisatie van de geplande activiteiten 4. Doelrealisatie en effectiviteit 5. Biologisch in maatschappelijke context 6. Conclusies en vooruitblik Bijlage: I. Overzichtstabel speerpunten en realisatie prestatiedoelstellingen
2 3 3 4 8 10 11 13
Samenvatting Het provinciale plan van aanpak biologische landbouw 2008 – 20011 is intern geëvalueerd. Dit ter verantwoording van de middeleninzet en voor het aandragen van leerpunten voor de invulling van de provinciale rol nieuwe stijl qua verduurzaming en vermaatschappelijking van de landbouw en haar betekenis voor de plattelandsontwikkeling. Uit de evaluatie blijkt dat de provinciale inzet nagenoeg conform planning is uitgevoerd waarbij de doelstelling is gerealiseerd voor wat betreft de voorlopersrol van de biologische landbouw voor verduurzaming van de gangbare landbouw (door de adoptie van biologische innovaties). De groei in biologisch areaal en het aantal bedrijven is achtergebleven bij de doelstelling. Wel blijkt dat de groei in Noord-Brabant, sinds de provincie in 2000 begon met haar eerste plan van aanpak, ver boven het landelijk gemiddelde ligt. Een expliciete ondersteuning van de biologische landbouw (met een geoormerkt fonds) door de (provinciale) overheid lijkt niet meer opportuun. Dit vanwege de solide positie die deze sector heeft verworven in de markt, onderzoeks- en kennisinstellingen en de maatschappelijke discussie rond verduurzaming van de voedselproductie en verwerking. De voorwaarden lijken gunstig voor de biologische bedrijfstak om zich op eigen kracht verder te ontwikkelen en haar voorlopersrol in de verduurzaming van de landbouw ook in de toekomst te vervullen. Onderscheid tussen de biologische en de gangbare landbouwproductiemethode en verwerking De biologische landbouw begon naar aanleiding van een toenemende zorg bij een kleine groep consumenten en ondernemers over de ontwikkelingen in de gangbare landbouw met een negatief effect op het milieu, de natuur, de voedselkwaliteit en het dierenwelzijn. Naderhand is dit concept door een toenemend aantal agrarische ondernemers en ketenpartijen omarmt als een nieuwe bedrijfsstrategie. De biologische landbouw onderscheidt zich van de gangbare landbouw door de wijze waarmee men omgaat met de natuurlijke omgeving. Deze intenties vinden hun weerslag in een aantal principiële regels voor de productie en verwerking. De meest bekende regels zijn géén gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen, aandacht voor het sluiten van kringlopen, specifieke huisvestingsnormen voor dieren en géén gebruik van genetisch gemanipuleerde organismen. Biologische landbouw juridisch vastgelegd, gecertificeerd en producten internationaal verhandelbaar De productie en verwerking van biologische producten is wettelijk vastgelegd en gecontroleerd door SKAL via de EKO-licentie. Deze controle vindt plaats door de Nederlandse instantie SKAL, die opereert binnen de Europese en internationale (IFOAM) richtlijnen voor de biologische landbouw. Biologische landbouw is daarmee een goed gecontroleerde en concreet uitgewerkte vorm van duurzame landbouw, waarvan de gecertificeerde producten internationaal verhandelbaar zijn.
2
1.
Aanleiding, doel en opzet evaluatie
Het provinciale plan van aanpak biologische landbouw 2008 – 2011 (kortweg plan van aanpak) schrijft voor het eind van de periode een evaluatie voor. De evaluatie dient ter verantwoording van de ingezette publieke middelen. Het biedt inzicht in de realisatie van de voorgenomen acties en de mate waarin deze effectief hebben bijgedragen aan de geformuleerde doelen en ambities. De evaluatie draagt ook leerpunten aan die nuttig zijn voor de verdere invulling van de provincie nieuwe stijl zoals verwoord in de Agenda van Brabant, uitgewerkt in het koersdocument Transitie Stad en Platteland, resp. uitwerking Advies commissie van Doorn. De evaluatie richt zich in eerste instantie op de periode 2008 – 2011 van het onderhavige plan van aanpak. Maar de provincie stimuleert de biologische landbouw al sinds 2000 met een expliciete aanpak. Daarom zijn in de evaluatie ook de resultaten en bevindingen uit de vorige twee planperiodes meegenomen. Daarmee biedt deze evaluatie tevens een overzicht op hoofdlijnen van 12 jaar actieve provinciale betrokkenheid in de biologische landbouw en waartoe dit heeft geleid. Er is gekozen voor een interne evaluatie op basis van: - Een deskstudie: verslagen van ondersteunde biologische projecten en externe bronnen zoals publicaties en cijfers van: EL&I (inzake rijksbeleid biologische landbouw), het CBS, stichting SKAL (de certificerende organisatie) en Bionext (branche organisatie biologische landbouw en afnemers). - De bevindingen van de externe evaluatie van het LIB1 2007 – 2010 (door prof. dr. ir. V. Zacchariasse) waar de realisatie van het plan van aanpak voor een groot deel plaatsvond. - Gesprekken met externe deskundigen en betrokkenen bij de biologische landbouw (ondernemers, ZLTO, EL&I, Landelijke Taskforce Marktontwikkeling Biologische Landbouw) en resultaten van regionale en landelijke (slot)bijeenkomsten rond biologische landbouw.
2.
Doelen, actiepunten en middelen plan van aanpak
De provincie stimuleert sinds 2000 de ontwikkeling van de biologische landbouw omdat deze vorm van voedselproductie, blijkens een groot aantal internationale en nationale studies, aantoonbaar bijdraagt aan de verduurzaming van de landbouw. Daarmee draagt de biologische landbouw bij aan het realiseren van de provinciale beleidsopgaven op het terrein van milieu, natuur, landschap, biodiversiteit, optimaal ruimtegebruik en sociaal-economische ontwikkeling van het platteland. Doelen van het plan van aanpak 2008 – 2011 waren: a. Groei van de biologische sector qua omvang: dat wil zeggen jaarlijks 20% groei in areaal en 10% in aantal bedrijven. b. Toepassing van meer ‘biologische’ innovaties in de gangbare landbouw waardoor deze sneller verduurzaamt: Dat wil zeggen 15% van de gangbare Brabantse agrariërs heeft kennis genomen van technieken uit de biologische landbouw. Voor de ontwikkeling van de biologische landbouw is in eerste instantie het bedrijfsleven aan zet. De voorgenomen rol van de provincie hierin was het scheppen van de juiste randvoorwaarden. Dat wil zeggen het bijeenbrengen en mobiliseren van (regionale) actoren en daarbij het ondersteunen van
Het LIB staat voor Landbouw Innovatie Noord-Brabant en is een samenwerking tussen de provincie en de ZLTO. 1
3
projecten. Ingezet was het slim inspelen op landelijke initiatieven voor een grotere spin-off. Binnen het RO-kader kent de provincie nagenoeg geen mogelijkheden voor de biologische landbouw. Voor de uitvoering van dit vierjarig plan heeft de provincie in totaal bijna 928 duizend euro gereserveerd, 0,5 fte op beleidsmedewerkerniveau en een belangrijke rol aan het LIB toebedeeld. In LIB-verband is dit bedrag met 227 duizend euro ZLTO-middelen verhoogd en een LIB-coördinator biologische landbouw aangesteld (0,5 fte) voor het werven en coördineren van projecten. In de vorige planperiodes (2000 – 2003 en 2004 – 2007) had de provincie minder middelen gereserveerd en ingezet voor de biologische landbouw (2 a 300.000 euro minder per planperiode). Het plan van aanpak kende drie speerpunten: I. Robuustere ketens voor biologisch voedsel met Brabantse initiatieven. “De biologische bedrijfstak is door haar omvang nog fragiel waardoor zij moeite heeft om adequaat in te spelen op de veranderde marktomstandigheden. Via het LIB worden initiatieven gegenereerd en ondersteund die, naast marktontwikkeling, leiden tot robuustere ketens waarbij afnemers gangbare agrariërs beter kunnen motiveren tot omschakeling naar biologisch. Daarnaast worden de eerder ingezette activiteiten voortgezet voor een actieve promotie en een provinciale voorbeeldfunctie (duurzame inkoop)”. II. Versterking van de biologische landbouw in Brabantse Landschappen. “In gebieden met een grote functieverweving (landbouw, natuur, landschap, recreatie, drinkwaterwinning, etc.) kan de biologische landbouw vanwege haar prestaties bijdragen aan het realiseren van gebiedsdoelen. Er wordt daarom vooral ingezet om het multifunctionele karakter van de biologische sector beter te benutten en daarbij natuurterreinbeheerders te betrekken”. III. Meer spin-off van biologische innovaties naar de gangbare landbouw. “Verschillende duurzame ‘biologische’ innovaties zijn interessant voor de gangbare landbouw, maar ook vice versa. De provincie zal de communicatie en overname van innovaties tussen beide werelden stimuleren. Ook zal de innovatieve kracht van de biologische landbouw worden ondersteund, zodat zij haar prestaties verder verbetert, zich blijft onderscheiden van de gangbare landbouw en zij haar aanjaagfunctie goed kan vervullen”. Voor deze drie speerpunten, plus enkele uitvoeringsaspecten, zijn totaal 12 actiepunten geformuleerd met prestatiedoelstellingen waarop de provincie wordt afgerekend (zie overzichtstabel in bijlage I). De provincie ambieerde met deze aanpak om de Brabantse biologische landbouw een robuustheid te geven waarmee zij haar rol in de verduurzaming van de landbouw op eigen kracht kan vervullen. De provincie wilde daarmee actief bijdragen aan het vervullen van de rijksdoelstelling van jaarlijks 5% groei in biologisch landbouwareaal en 10% groei in marktwaarde van biologisch voedsel (LNV-nota biologische landbouwketen 2008 - 2011).
3.
Realisatie van de geplande activiteiten
De laatste twee kolommen van tabel I geven per speerpunt en actiepunt een overzicht van de realisatie versus geplande prestatie. Deze wordt hieronder per actiepunt toegelicht. 1e speerpunt ‘Robuustere ketens voor biologisch voedsel met Brabantse initiatieven’ In vergelijk met de vorige 2 planperiodes is er binnen dit speerpunt wat verschuiving opgetreden van ketengerichte biologische projecten naar projecten die de afzet van biologische maar ook andere
4
duurzame producten bevorderen door voorlichting, promotie en marketing. Sprekende voorbeelden hiervan zijn: - Het 8-delige biologische kookprogramma ‘Puur Smaak’ uitgezonden op RTL4 in najaar 2008 (en 2x herhaald) met totaal ruim 2 miljoen kijkers (plus circa 1 mln gratis publiciteit en winkelacties bij 600 filialen van Coop, Plus en Jumbo); - De Week van de Smaak 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 dat snel is uitgegroeid naar circa 100 Brabantse initiatieven jaarlijks en veel publiciteit; - ’s-Hertogenbosch Hoofdstad van de Smaak 2010 (spin-off Week van de Smaak) met veel communicatie en publiciteit (met een media-waarde van meer dan 600.000 euro) en meer dan 150 initiatieven in stad en regio waaronder; - Het Beter Eten Festival in de Brabanthallen (140 stands en 17.000 bezoekers) en idem Congres voor ondernemers (350 bezoekers) en veel publiciteit. Beide evenementen zijn in 2011 herhaald, waarvan het festival door tegenvallende resultaten waarschijnlijk geen vervolg krijgt in 2012. Het ketengerichte project Biologisch Ondernemen werd gestart (en landelijk opgeschaald) naar aanleiding van een LIB biologische ketenbijeenkomst in 2007 waar agrariërs en grote afnemers tot consensus kwamen hoe omschakeling naar biologisch bij een aantrekkende markt op een evenwichtige wijze kan plaatsvinden. Het project richtte zich op de open teelten, waar de drempel voor omschakeling erg hoog lig omdat omschakelende agrariërs, voor hun bouwplan, meerdere nieuwe afnemers moeten zoeken (i.t.t dierlijke sectoren). Bijzonder was dat deze afnemers (zoals ARDO, Oerlemans en Baltussen) actief in dit project participeerden. Buitenlandse concurrentie leidde er mede toe dat dit project uiteindelijk weinig omschakelaars opleverde, maar wel een groep van potentiële omschakelaars en agrariërs die kennis heeft genomen van biologische innovaties (zie speerpunt 3). Een ander groot (3-jarig) ketenproject was ‘Een Mooie Maaltijd in Brabant’ als spin-off van de 1e Week van de Smaak in 2007. Met succes is de kwaliteit van de catering in zorginstellingen (>100 locaties en >45.000 maaltijden dagelijks) verbeterd doordat meer dan 20 Brabantse zorgkeukens biologische en streekproducten in hun aanbod opnamen. De ambitie van minimaal 1 mln omzet in 2011 werd ruimschoots gehaald. Dit gaf een impuls aan de grote cateraars om biologische en streekproducten in hun assortiment op te nemen. Dit project krijgt een landelijk vervolg dat vooral door de zorginstellingen en de leveranciers zelf wordt getrokken. Bijzonder is dat het project leidde tot een landelijk onderzoek waaruit is gebleken dat meer aandacht voor eten in zorginstellingen ontzorgt waardoor de extra investering in de maaltijd zich terugverdient. Voor het mobiliseren en verbinden van Brabantse actoren zijn diverse excursies en bijeenkomsten op locatie georganiseerd. De jaarlijkse Biofachbeurs in Neurenberg (grootste internationale beurs voor biologische producten met 2700 stands en 47.000 bezoekers) in 2009 (naast 2006 en 2007) én naar de Biovak (de snel groeiende Nederlandse evenknie van de Biofach met 280 stands en 14.000 bezoekers) in 2010 en 2011. Aan de excursies namen 30 - 40 Brabanders deel, cq bestuurders en uitvoerders provincie, bedrijfsleven, onderwijs, zorginstellingen en natuurterrein-beheerders, biologische en gangbare agrariërs. Hetzelfde geldt voor enkele LIB-themabijeen-komsten waar de biologische landbouw al dan niet expliciet aan de orde is gekomen (bezoek Udea in Veghel en diverse biologische boerenbedrijven) en de jaarlijkse ketenbijeenkomsten van het LIB om gezamenlijk met het bedrijfsleven kansen te benoemen die de basis vormden voor nieuwe projecten. Sinds 2000 zijn voor versterking ketens, marketing en promotie in totaal 46 projecten ondersteund (47% van totaal). Een belangrijk deel daarvan had een landelijk karakter en kreeg door een bescheiden LIB-ondersteuning een Brabants accent of speerpunt. Zo heeft het LIB aan de wieg gestaan van de ontwikkeling van het merk ‘Bio+’ dat nu voor de verschillende productgroepen in veel supermarkten
5
(zoals Jumbo, Coop, Emté, Jan Linders, Plus) is terug te vinden en een aantoonbare impuls heeft gegeven aan de verkoop. Bio+ is op 6 oktober 2011, met een groei-index van 143, is door de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) verkozen tot ‘Merk met de grootste maatschappelijke bijdrage’. 2e speerpunt ‘Versterking van de biologische landbouw in Brabantse Landschappen.’ In de vorige planperiode zijn naar aanleiding van een IPO-studie Brabantse gemeenten benaderd om hun (ruimtelijke) instrumenten te benutten (zoals pacht) om de biologische landbouw te bevorderen in gebieden waar deze bedrijfsvorm extra bijdraagt aan het realiseren van de gebiedsdoelen. Dit heeft nauwelijks geleid tot concrete resultaten als gevolg van gebrek aan ambtelijk draagvlak voor dit thema bij de meeste gemeenten. Initiatieven met grondbanken (zoals Gemeente Tilburg met Stichting Duinboeren) bleken om dezelfde redenen ook terughoudend voor de biologische landbouw. Enkele gemeenten (zoals Boxtel, Schijndel en Sint Anthonis) zijn, evenals de provincie, wel actief aan de slag gegaan met de aanplant van biologisch groen langs wegen en in plantsoenen. Aan het eind van de vorige planperiode zijn voor hetzelfde doel de drie natuurterreinbeherende organisaties (Natuurmonumenten, Brabants Landschap en Staatsbosbeheer) in Brabant benaderd. Uit een door de provincie ondersteunde BMF-studie bleek dat deze drie organisaties tezamen circa 10.000 ha areaal in agrarisch gebruik hebben. Bovendien toonden ze belangstelling om een groter deel hiervan door biologische agrariërs te laten beheren, die op hun beurt ook geïnteresseerd waren. Dit omdat de biologische teelt over het algemeen beter aansluit op de natuurdoelen en vice versa. Deze bevindingen en de ervaringen van een al in 2005 gestart samenwerkingsproject tussen Brabants Landschap en een Brabantse afnemer van biologische granen (De Halm), heeft geleid tot het driejarig project ‘Best Practices’ (2009 – 2011) waarbij met demo’s, bijeenkomsten en studies de samenwerking tussen beide werelden succesvol is bevorderd op het terrein van pacht, beheer en kringloopsluiting. Dit tot wederzijds economisch en imago voordeel. Dit project heeft geleid tot een Green Deal tussen de betrokkenen, het Rijk en de provincie om deze Brabantse successen op te schalen. Op veel biologische agrarische bedrijven zijn commerciële neven-activiteiten ontwikkeld zoals recreatie, toerisme, educatie, huisverkoop en zorg: 86% en 17% bij biologische resp gangbare boerenbedrijven in 2003 (LEI-cijfers). Hierdoor heeft de biologische bedrijfstak in verhouding veel geparticipeerd in projecten (zoals het 3 jarige Interregproject Groeikans) die zijn gericht op professionalisering van agrarische bedrijven met neven-activiteiten, het vermarkten van hun producten en diensten (met nieuwe concepten zoals de TV-kookwedstrijd Lekker van de Streek van Omroep Brabant) en het versterken van de relatie stad-platteland. Het betreft projecten die hoofdzakelijk met middelen zijn ondersteund binnen de provinciale regeling multifunctionele landbouw en geen onderdeel vormen van de middelen van onderhavig plan van aanpak. In het plan van aanpak was opgenomen om het provinciale Groen Blauwe dienstenkader expliciet communiceren bij biologische agrariërs omdat zij door hun biologische bedrijfsvoering over het algemeen gemakkelijk voldoen aan de voorwaarden van dit dienstenkader en daarmee een voorlopersrol zouden kunnen vervullen bij de verdere uitrol ervan in Brabant. Dit is niet gerealiseerd door gebrek aan draagvlak bij en concrete aanknopingspunten voor de uitvoerders. 3e speerpunt ‘Meer spin-off van biologische innovaties naar de gangbare landbouw’ Er zijn 11 relatief kleine (vaak teelttechnisch georiënteerde) projecten ondersteund ter versterking van de innovatieve kracht van de Brabantse biologische ondernemers zodat ze hun koppositie behouden en hun voorlopers functie kunnen blijven vervullen. Het betreft studies, kennisuitwisseling, validaties en opschaling van innovaties met betrekking tot kringloopsluiting, energie, klimaatvriendelijk produceren,
6
nieuwe gewassen (Meekrap), gewasbescherming en stadslandbouw. Zo heeft de biologische varkenssector een project opgezet om hun klimaatprestaties te verbeteren naar aanleiding van een LIB-studie naar de klimaateffecten bij de biologische in vergelijk met de gangbare varkendhouderijketen. Voor alle bovengenoemde projecten geldt dat de resultaten zijn gecommuniceerd door bijeenkomsten, demonstraties en artikelen in vaktijdschriften waarbij, nog meer dan in de vorige planperiodes, ook expliciet gangbare agrariërs actief zijn betrokken. Daarnaast hadden 8 projecten een mix van biologische en gangbare agrariërs als doelgroep. Voorbeelden zijn: het vervolg van de genoemde studie naar het broeikaseffect in de varkensketen; voorkomen van verenpikken bij pluimvee; gewasbescherming in kleinfruit; verbetering lupineteelt voor vleesvervangers; en boeren en biodiversiteit. Ook het onder speerpunt 1 genoemde project Biologisch Ondernemen heeft ertoe geleid dat ondernemers, die (nog) niet de stap nemen tot omschakeling, zijn bewogen tot het toepassen van duurzame innovaties uit de biologische bedrijfstak. Organisatie en uitvoering Er is conform planning 0,5 fte gerealiseerd op het niveau van beleidsmedewerker als projectleider biologische landbouw. Binnen de organisatie was voldoende bekendheid met de aanpak biologische landbouw om kansen te benutten. Voorbeelden daarvan zijn projecten als Best Practices (directie Ecologie/Natuur & Landschap), Real Food Festival (Economie&Mobiliteit), Een Mooie Maaltijd (Sociaal Culturele Ontwikkeling); Boeren en Biodiversiteit (Ecologie/programma biodiversiteit); Webwinkel HaiboerHai (ROH/Reconstructie); Week resp. Hoofdstad van de Smaak (alle directies en diverse bestuursprogramma’s zoals Schoon en Dynamisch met aandacht voor biologisch bij evenementen als Indoor Brabant en Circo Circolo); biologische bomen langs provinciale wegen (Economie&Mobiliteit/Infra) en 50% biologisch bedrijfscatering (Middelen/inkoop). De meerderheid van de projecten is via het LIB behandeld en ondersteund uit het LIB EKO-fonds waarbij de projecten door de LIB-coördinator biologische landbouw zijn behandeld en begeleid. Deze werden vervolgens 4 maal per jaar voorgelegd aan de biologische adviescommissie (met de voorgenomen samenstelling: LIB, provincie, ZLTO, EL&I, BMF en landelijke Bio-connect) en vervolgens aan de LIB-stuurgroep voor finale besluitvorming. Dit verliep doelmatig en volgens planning. Er is extern afgestemd via ondermeer het landelijke overleg provinciale contactpersonen biologische landbouw waaraan ook het EL&I en Bionext (de branchevereniging voor het biologische bedrijfstak, voorheen Biologica) deelnamen en via relevante bijeenkomsten door het LIB of derden georganiseerd. Geplande en gerealiseerde middeleninzet Van het gereserveerde budget van 927.938 euro voor uitvoering van het plan van aanpak 2008 – 2011 voor de gehele planperiode is in totaal 904.724 euro aan provinciale middelen uitgegeven en een klein deel verplicht aan projecten die nog niet financieel zijn afgerond. Deze besteding verliep grotendeels via het EKO-fonds van het LIB (waaraan de ZLTO met 226.807 euro bijdroeg). Daarnaast zijn extra middelen ingezet is voor het TV biologisch kookprogramma Puur Smaak (50.000 euro uit budget ‘Duurzaamheidsimpuls Landbouw’) en voor het themajaar ’s-Hertogenbosch Hoofdstad van de Smaak (100.000 euro uit budget ‘Projectgewijze bijdrage verbrede landbouw’). Deze bedragen zijn niet allemaal exclusief ingezet voor de doelen van dit plan van aanpak. Bijvoorbeeld ondersteuning van het Bossche themajaar was niet alleen voor promotie van biologisch, maar ook van streek- en seizoensproducten en voor innovatie van de voedselproductie en verwerking
7
in en rond de stad. Deze projecten sloten aan op de verduurzaming van landbouw en droegen bij aan de daaraan verbonden provinciale beleidsopgaven. Vanaf 2000 tot eind 2011 heeft de provincie in het kader van drie planperiode’s biologische landbouw in totaal circa 2 miljoen euro ingezet.
4.
Doelrealisatie en effectiviteit
Tabel 1 geeft een overzicht hoezeer de biologische bedrijfstak is gegroeid sinds 2000. De jaarlijkse groei van het Brabants biologisch areaal en aantal gecertificeerde agrarische bedrijven bedroeg 3% resp. 5%. Daarmee wordt de doelstelling van 20% jaarlijkse groei qua areaal en 10% qua aantal bedrijven van het plan van aanpak niet gehaald. Wel valt de snelle groei van het aantal biologische handels en verwerkingsbedrijven op. De Brabantse biologische sector is sinds 2000 qua areaal meer dan verdrievoudigd en qua aantal bedrijven meer dan verdubbeld. Voor beiden is dit ver boven het landelijk gemiddelde. In 2010 was 2,2% van het totale Brabantse landbouwareaal biologisch gecertificeerd. In Nederland is dit 2,9% Daarmee heeft Noord-Brabant haar achterstand grotendeels ingehaald. Het marktaandeel in Nederland voor biologische voeding groeit na een afvlakking in de periode 2003 – 2005 weer goed met waarden rond de 10 – 15% jaarlijks. In 2010 is een omzet aan biologische voeding geregistreerd van 752 mln euro ofwel 2,7% marktaandeel. De (Brabantse) biologische boeren hebben daar helaas minder van kunnen profiteren, met name door de groeiende import van biologische producten (zoals melkproducten van Arla uit Denemarken). De verdeling van de omzet in 2010 was: supermarkten 45%, speciaalzaken 35%, out-of-home (catering, restaurants) 13%, overig 7%. TABEL 1. Groei biologische landbouw in Nederland en Brabant (bronnen: SKAL, Bionext, EL&I) Jaar 2000 2002 2004 2006 2008 2010 (2011)* % groei 2000 - 2010 Voedingsmarkt Mln euro ca 300 ca 375 409 458 583 752 150% Aandeel in totaal ca 1,1% ca 1,4% 1,7% 1,9% 2,1% 2,7% Biologisch areaal (ha) Nederland 26.874 Brabant 1.791
2009 35.599 2.729
48.155 4.909
Aantal biologische agrarische bedrijven Nederland 906 1088 1.469 Brabant 86 114 165
48.425 5.309
50.435 5.378
53.948 (57.000) 5.613
101% 213%
1.448 154
1.478 172
1.570 (1643) 193 (200)
73% 124%
Aantal overige biologische bedrijven (gecertificeerd) Nederland nb nb nb nb 1.213 1.566 (1741) Brabant nb nb nb nb 212 285 (316) * Markt en areaalcijfers over 2011 komen naar verwachting pas in april – mei beschikbaar.
8
2008 -2011
44% 49%
De doelstelling dat 15% van de gangbare agrariërs in 2008 – 2011 kennis heeft genomen van biologische innovaties is belangrijk omdat de biologische sector daarmee haar voorlopersfunctie vervult zodat de landbouw als geheel sneller verduurzaamt. Sinds 2000 heeft de provincie de kruisbestuiving tussen biologisch en gangbaar als doelstelling in haar aanpak opgenomen en gerealiseerd via een groot aantal projecten, direct of indirect. In de evaluatie van het plan 2000 – 2003 (uitgevoerd door Land&Co) is aan de hand van deelname projectbijeenkomsten, ed geschat dat in die periode circa 15% van de Brabantse agrariërs (ofwel 2500 ondernemers) kennis hebben genomen van innovaties uit de biologische sector. Evaluatie van de daaropvolgende planperiode (Spruijt, 2007) leverde eenzelfde schatting. Voor de huidige planperiode is dit niet uitgezocht, maar naar verwachting is deze 15% doelstelling ruimschoots gerealiseerd. In de ondersteunde projecten uit onderhavig plan van aanpak is nog meer aandacht geschonken aan uitwisseling van kennis tussen beide werelden. Enerzijds door het type projecten met dit aspect expliciet als doelstelling (8 stuks, zie 3e speerpunt), anderzijds doordat communicatie van de resultaten richting gangbare agrariërs als voorwaarde voor honorering van veel projecten gold en bij de eindrapportages is beoordeeld. Deze kennisoverdracht (die ook in omgekeerde richting plaatsvindt) is makkelijker geworden omdat de biologische landbouw serieuzer wordt genomen door gangbare agrariërs en hun afnemers dan voorheen (zie onder effectiviteit). Effectiviteit De mate waarin het plan van aanpak heeft bijgedragen aan haar doelstellingen is lastig vast te stellen. Er spelen veel factoren een rol die de ontwikkeling van de Brabantse biologische landbouw en haar effect op de verduurzaming van de gehele Brabantse landbouw bepalen. Dominant zijn maatschappelijke en consumenten trends, economische en internationale ontwikkelingen, het Rijksbeleid voor de (biologische) landbouw en de response van het bedrijfsleven daarop (zie hoofdstuk 5). De effectiviteit van de provinciale inspanningen is indirect in te schatten aan de hand van (1) de projectresultaten, (2) de ontwikkeling van de Brabantse biologische landbouw in vergelijk met die in Nederland (als benchmark) en (3) de mate waarin biologische innovaties door de gangbare landbouw is overgenomen. Dit wordt hieronder toegelicht. In de huidige planperiode zijn in totaal 36 (deels meerjarige) projecten ondersteund die bijdroegen aan een of meerdere van de drie speerpunten van het plan van aanpak. De grote meerderheid daarvan heeft geleid tot de beoogde resultaten (zie voorbeelden in hoofdstuk 3). In de eerste jaren na 2000 was de aanpak, door de snel groeiende marktvraag, vooral gericht op de productie (stimuleren van omschakeling en verbeteren van bedrijfsvoering). Rond 2003 ontstond een situatie met een te groot productaanbod en een afvlakkende marktgroei. Als reactie zette het rijks- en provinciale beleid in op professionalisering van biologische agrofoodketens en vermarkting om de consumentenvraag te stimuleren. Sinds 2007 groeit de markt gestaag met professionele ketens maar die door hun beperkte omvang de schommelingen in vraag en aanbod moeilijk kunnen opvangen. Potentiële omschakelaars bleven daardoor terughoudend. Vervolgens is projectmatig ingezet op marktonwikkeling enerzijds en op robuuste biologische agrofoodketens waarin zowel gangbare agrariërs als grote afnemers participeerden om de drempel voor omschakeling te verlagen. In de periode 2000 – 2011 heeft de provincie in het kader van haar aanpak biologische landbouw in totaal ruim 2 miljoen euro ingezet ter bevordering van de biologische landbouw door middel van in totaal circa 97 projecten en andere initiatieven zoals in hoofdstuk 3 geschetst. Door het vaak bescheiden steunpercentage (10% - 30%) heeft deze investering naar verwachting geleid tot een financiële spin-off van minimaal een factor vijf op projectniveau en nog veel meer op effectniveau.
9
Ook kon, door met bescheiden bijdragen aan te haken bij grote landelijke projecten, relatief veel projectactiviteiten naar Brabant worden gehaald. De groei van de Brabantse biologische landbouw, qua areaal en aantal bedrijven (consumentenbestedingen worden alleen landelijk bijgehouden) was sinds 2000, ofwel gedurende de drie het afgelopen planperiodes, fors hoger dan het Nederlandse gemiddelde (tabel 1). Dat is vooral een prestatie van de Brabantse agrariërs maar deze inhaalslag wijst erop dat dit mede mogelijk is gemaakt door de provinciale inzet. Naar verwachting zal dit effect zich nog tijdelijk doorzetten omdat sommige projecten hun vruchten nog afwerpen waarbij omschakeling naar biologisch een meerjarig traject is voor agrariërs. De voortrekkersrol van de biologische landbouw in de verduurzaming van de gehele landbouw wordt bevestigd door veel duurzame innovaties uit de biologische wereld die door de gangbare sector zijn opgepakt. Bij veel van deze innovaties is de provincie, in LIB-verband, in de huidige of in de vorige planperioden, projectmatig betrokken geweest. Voorbeelden hiervan zijn: - Teelt en bedrijfsmaatregelen, zoals GPS-besturing tractoren, mechanisch wieden, kringloopsluiting, verhogen natuurlijke weerbaarheid van dieren (reductie antibioticagebruik), geen snavelbranden bij kuikens en niet castreren van biggen (dierenwelzijn). - Afgeleide concepten en producten zoals Milieukeur, De Hoeve Varkensvlees, Beter Leven kenmerk (dierenbescherming), Volwaard kip en Rondeel eieren. - Inovatie in vermarkting en promotie zoals merkvorming ‘Gijs-streekproduct’ (analoog aan Bio+) en diverse supermarktconcepten zoals AH Puur en Eerlijk, Jumbo Bewust en Eerlijk & Heerlijk. Dit geldt ook voor de koppeling van eten met beleving zoals in de catering bij zorginstellingen en evenementen. - Nieuwe samenwerkingsvormen en maatschappelijke inbedding zoals de diverse vormen van multifunctionele landbouw (zorg, recreatie, huisverkoop, groenblauwe diensten) zie zich snel ontwikkelen en waarin de biologische agrariërs een belangrijke pioniersrol hebben vervuld (zie beleidsevaluatie multifunctionele landbouw). Een ander voorbeeld is de samenwerking met natuurterreinbeheerders voor kringloopsluiting en extensief bodembeheer.
5.
Biologisch in maatschappelijke context
De biologische landbouw is na afsluiting 12 jaar rijks- en provinciaal stimuleringsbeleid nog relatief klein met een omvang van tegen de 3%, qua areaal, aantal bedrijven en marktvolume, van de totale landbouw resp de levensmiddelenomzet. Daarmee is de biologische agrofoodketen nog fragiel en heeft zij nog moeite om schommelingen in vraag en aanbod goed op te vangen. De nog beperkte marktvolumes zorgen er ook voor dat de kosten voor logistiek en verwaarding relatief groot zijn ten opzichte van gangbaar voedsel, wat zich doorvertaalt naar hogere consumentenprijzen voor biologische producten. Agrariërs blijken nog afwachtend voor omschakeling en veel biologische agrariërs hebben door grondgebrek moeite om uit te breiden. Dit is jammer, want bij verschillende productgroepen zoals zuivel wordt het tekort aan biologisch op de Nederlandse markt opgevangen door de import uit naburige landen. Desondanks kent de Nederlandse biologische sector de afgelopen 2 decennia een geleidelijke maar gestage en geheel marktgedreven groei. De economische crisis vanaf 2008 en ook de huidige tweede dip lijken daar geen invloed op te hebben (met een marktgroei van 10 – 15% jaarlijks). Biologisch heeft daarmee een solide plek verworven in de winkelschappen. In Europees verband is Nederland,
10
qua biologisch, een middenmoter. In 2009 is het biologisch areaal met bijna 11% gestegen naar 4,7% van het totale landbouwareaal. Ook wereldwijd groeit het biologisch areaal gestaag. De biologische sector heeft haar profilering richting consument met succes verbreed van milieuvriendelijk (‘goed gedrag’ motivatie) naar diervriendelijk, beter voor het landschap en de biodiversiteit, gezonder en lekkerder (‘genieten’). Het label biologisch komt in de vermarkting minder centraal te staan en wordt geleidelijk een ingrediënt en conceptversterker van een goed product. De biologische sector heeft meer aandacht gekregen voor integrale duurzaamheid waarbij naast de prestaties met betrekking tot de bovengenoemde genoemde thema’s ook die van energie en klimaat worden meegenomen. Dit omdat qua energiegebruik en klimaateffecten de biologische sector vaak slechter presteert dan de gangbare landbouw. Daarnaast verduurzaamt de gangbare landbouw (mede getriggerd door haar biologische evenknie) voortdurend, waardoor de koppositie van de biologische sector, qua duurzaamheidsprestaties, een welkome bron van discussie en stimulans blijft. De stichting SKAL, circa 20 jaar geleden door het bedrijfsleven opgericht als onafhankelijke controlerende en certificerende organisatie voor de productie en verwerking van biologische producten, is een mooi voorbeeld voor het onafhankelijk orgaan dat de Commissie Van Doorn voor ogen heeft. Een instelling voor het controleren van de gangbare keten op de gefaseerde invulling van duurzaamheids-kwaliteiten (zoals antibioticavrij vlees) en waarvan de opzet door de provincie (financieel en met menskracht) wordt ondersteund. Voeding is de laatste jaren een belangrijk item geworden bij het publiek, getuige het groeiend aantal initiatieven rond voeding zoals kookprogramma’s en de publiciteit die het krijgt, met kernwaarden als puurheid, authenticiteit, uit de streek en eerlijk. De biologische sector sluit daarop aan en profiteert ervan. Ze is als voorbeeld niet meer weg te denken in de maatschappelijke discussie over de voedselproductie en –verwerking. De biologische sector is goed georganiseerd geraakt en ingebed bij onderzoeks-, kennisinstellingen en het agrofoodbedrijfleven, zowel nationaal als internationaal. De voorwaarden lijken daarom gunstig dat de biologische bedrijfstak zich op eigen kracht verder zal ontwikkelen en haar voorlopersrol in de verduurzaming van de landbouw ook in de toekomst zal vervullen.
6.
Conclusies en vooruitblik
Conclusies Ø De uitvoering van het plan van aanpak via het LIB met een EKO-fonds, waaraan naast de provincie ook de ZLTO bijdroeg, functioneerde goed. Daarbij speelde het LIB, met een coördinator biologische landbouw en ondersteund door de biologische adviescommissie (met vertegenwoordigers uit verschillende betrokken organisaties), niet alleen de rol van financier, maar ook als waardevolle bron van kennis en netwerk. Daardoor is expertise en steun vanuit diverse terreinen ontsloten. Dit heeft geleid tot een grote kwaliteitsverbetering van het innovatieproces (conclusie LIB-evaluatie door prof. dr. ir. V. Zacchariasse, voormalig directeur Landbouw Economisch Instituut). Ø Het valt op dat er steeds minder specifiek biologische projecten zijn. De biologische initiatieven krijgen steeds vaker een verbinding met of andere thema’s of de gangbare landbouw. Over en weer valt waarschijnlijk meer te leren voor innovaties dan in de afzonderlijke trajecten (idem uit LIB-evaluatie). Ø Het huidige plan van aanpak heeft grotendeels beantwoord aan de verwachtingen, zowel qua uitvoering als de effecten op het terrein van kennisuitwisseling met de gangbare sector. De
11
beoogde groei in biologische areaal en aantal bedrijven is niet gehaald. De provinciale aanpak sinds 2000 lijkt flink bijgedragen te hebben aan de ontwikkeling van de Brabantse biologische landbouw en haar voorlopersrol in de verduurzaming van de gehele landbouw. Dit is af te leiden uit: het groot aantal ondersteunde projecten die de deelnemers vaak met veel enthousiasme tot een goed resultaat brachten; de groei van het biologische areaal en aantal biologische bedrijven in Noord-Brabant die ver boven het landelijke gemiddelde uitstak; en de vele voorbeelden van duurzame innovaties uit de biologische wereld die door de gangbare landbouw zijn opgepakt. Ø Een expliciete ondersteuning van de biologische landbouw (met een geoormerkt fonds) door de (provinciale) overheid lijkt niet meer opportuun. Dit vanwege de solide positie die deze sector heeft verworven in de markt, onderzoeks- en kennisinstellingen en de maatschappelijke discussie rond verduurzaming van de voedselproductie en verwerking. De voorwaarden lijken thans gunstig voor de biologische bedrijfstak om zich op eigen kracht verder te ontwikkelen en haar voorlopersrol in de verduurzaming van de landbouw ook in de toekomst te vervullen. Dit was ook een van de belangrijkste conclusies van het eindcongres Task Force Marktontwikkeling Biologische Landbouw (10-10-11). Een conclusie die door de daar aanwezige staatsecretaris Bleeker werd onderschreven. Vooruitblik Ø Sinds begin 2012 levert de provincie géén specifieke inzet meer voor bevordering van de biologische landbouw. Dit is conform PS-besluit van voorjaar 2011 in het kader van de kerntakendiscussie. Ook de duurzaamheidsimpuls landbouw en de gerichte stimulering van de multifunctionele landbouw zijn afgesloten, geëvalueerd en na behandeling in GS op 14-12-2011 middels een commissienotitie gecommuniceerd met de Cie ROW (ter bespreking), EH en EZB (beide ter kennisname). Ø Het samenwerkingsverband met de ZLTO voor innovatie van de Brabantse landbouw, ofwel het convenant LIB, is gecontinueerd op zowel doel en budget als op organisatie en werkwijze. Daarbij is het biologische (EKO) fonds bij het innovatiefonds gevoegd (met een totaal bedrag van 687.931 euro/jaar inclusief 30% ZLTO-bijdrage). Dit fonds dient voor het bevorderen van projectmatige innovaties ter verduurzaming en vermaatschappelijking van de landbouw. Projecten met een biologische component kunnen door het LIB ondersteund worden (mits er een duidelijke verbinding bestaat met de gangbare landbouw), maar er wordt niet meer nadrukkelijk ingezet op biologische initiatieven. Daarmee is biologisch (evenals het Rijksbeleid) een integraal onderdeel geworden van het innovatieproces in de landbouw en agrofoodsector.
12
Bijlage I. Overzicht actiepunten en realisaties plan van aanpak biologische landbouw 2008 - 2011 Nr.
Actiepunt
Partners
Doelgroepen
Rol provincie
Inzet instrumenten
Prestatiedoelstelling
Realisatie (sept 2010)
Faciliteren en Financieel en projectbeoordelin menskracht, g voornamelijk via het LIB
3 regionale integrale ketengerichte projecten jaarlijks met bedrijfsleven
Beïnvloeding en Financieel en projectbeoordelin menskracht, g voornamelijk via het LIB Informeren en Menskracht, gebruik mobiliseren bestaande overlegpartners, structuren, provinciale faciliteren media, financieel, projecten menskracht en inkoop biologische producten
2 ketengerichte projecten met Brabantse invulling van landelijke projecten
Een Mooie Maaltijd in Zorginstellingen; Distributie Zorginstellingen; Real Food op het Bossche Bord; Beter Eten Festival en Congres; Kwaliteitsimpuls Genneperhoeve; Stad-Platteland; Kostelijk Brabant; HaiboerHai webwinkel; Marktontw.Biogeitenzuivel; Duurz. catering bij gemeenten en waterschappen. Biologisch Ondernemen; Proef de Aandacht; Boergondische Maaltijden.
Speerpunt I. Robuustere ketens voor biologisch voedsel met Brabantse initiatieven
1.1
Stimuleren ZLTO, regionale van Brabantse maatschappelijke ketens organisaties
Brabantse biologische producenten en ketenpartijen
1.2
Aansluiten op landelijke initiatieven
LNV, Task Force, Brabantse biologische andere landelijke partijen producenten en en mede- provincies landelijke ketenpartijen
1.3
Actieve promotie
Biologische producenten, Task Force, SNM, BMF, Agro&Co, BBT, VVV. Intern: directie middelen en E&M
-
Regionale partneroverheden, zorginstellingen, maatschappelijke organisaties, terreinbeheerders en bedrijfsleven. Brabants publiek
Communicatieplan gereed begin 2008 dat vervolgens wordt uitgevoerd; versterken van landelijke en regionale evenementen zoals de Week van de Smaak
Week van de Smaak 2008/9/10/11; Hoofdstad van de Smaak 2010 met 150 initiatieven waaronder recordpoging biologische picknick; Excursies Biofach en Biovak 09/10/11; biol-catering op Incubate-festival; RTL4-kookprogramma Puur Smaak; mEATing; Glocal/Incubate; Voorbeeldfunctie provincie: biologische catering; artikelen via provinciale media zoals het BM
Inventarisatie mogelijkheden gevolgd door bijeenkomst (medio 2008), leidend tot kleinschalige toepassing en vervolgens opschaling.
Inventarisatie en bijeenkomst voor draagvlak gerealiseerd; gevolgd door 3-jarig project Best Practices voor meer samenwerking tussen terreinbeheerders en biologische boeren; gevolgd door landelijke Green Deal voor opschaling.
Speerpunt II. Versterking van de biologische landbouw in Brabantse landschappen
2.1
Mobiliseren terreinbeheerders
BMF, ZLTO
Terreinbeheerders (Brabants Landschap, Natuurmonumenten, ed.), biologische producenten en afnemers
Scheppen van Menskracht, gebruik gunstige bestaande randvoorwaarden overlegstructuren en faciliteren
13
Nr.
Actiepunt
Partners
Rol provincie
Inzet instrumenten
Prestatiedoelstelling
Realisatie (sept 2010)
2.2
Versterking bijdrage gebiedsdoelen
Reconstructiecommissies Biologische producenten en afnemers van hun , gemeenten, bedrijfsleven (toeristisch producten en diensten en recreatief), Agro&Co, maatschappelijke organisaties.
Doelgroepen
Scheppen van gunstige randvoorwaarden en faciliteren
Menskracht, gebruik bestaande overlegstructuren, financieel
Inventarisatie, gevolgd door bijeenkomst (eind 2008), leidend tot planning en (projectmatige) toepassing
Bijeenkomst heeft niet plaatsgevonden door gebrek concrete aangrijpingspunten. Wel input reconstructie via bestaande interne overlegstructuur (COMA en ATP). De biologische sector heeft meegelift op regeling voor stimulering multi-functionele landbouw middels project Groeikans.
2.3
Gebruik regelingen voor groenblauwe diensten
Gemeenten, waterschappen en ZLTO
Faciliteren
Provinciaal Groen Blauwe Stimuleringskader
Provinciaal stimuleringskader wordt vanaf 2008 expliciet gecommuniceerd naar biologische sector
Niet gerealiseerd door gebrek aan draagvlak en concrete aanknopingspunten bij de uitvoerders.
Biologische producenten
Speerpunt III. Meer spin-off van biologische innovaties naar de gangbare landbouw
3.1
Ondersteunin g innovatieve kracht biologische landbouw
ZLTO
Brabantse biologische ondernemers
Faciliteren en Financieel en projectbeoordelin menskracht, g voornamelijk via het LIB
3.2
Toepassing ‘biologische’ innovaties in de gangbare landbouw
ZLTO, LNV
Brabantse gangbare agrariërs
Faciliteren en Financieel en projectbeoordelin menskracht, g voornamelijk via het LIB
14
Jaarlijks 2 projecten gericht op kennisoverdracht en toepassing innovaties door biologische ondernemers
Grondontsmetting glastuinbouw; Precisiebemesting vollegrondsgroenteteelt; Klimaatvriendelijke varkensketen; Biologische kringlopen; Proefteelt Meekrap; Zonnestroom oogsten; Duurzaam biologisch melkvee; Biologische stadsboerderij Tilburg; Boer en Klimaat; Biologisch als strategische keuze. Jaarlijks 2 projecten gericht Studie broeikaseffect biologisch en gangbare op kennisoverdracht en varkensketen; toepas-sing innovaties in Biologisch kleinfruit; gangbare landbouw. Dit Van kuiken naar Kip; onderdeel krijgt ook Rode Klaver 2.0; aandacht in de pro-jecten Regionale voedselstrategieën; onder 1.1, 1.2 en 3.1. Aanpalende projecten (uit andere fondsen): Lupine; Residuvrije aardbei; Boeren en Biodiversiteit
Nr.
Actiepunt
Partners
Doelgroepen
Rol provincie
Inzet instrumenten
Prestatiedoelstelling
Realisatie (sept 2010)
Organisatie en uitvoeringsaspecten
4.1
Interne afstemming
Intern: directies ECL, ROH, E&M; Extern: LIB
Alle directies van de provinciale organisatie
Procesbewaking, interne communicatie en afstemming
Menskracht
Projectleider (0,5 fte) vanuit ECL en contactpersonen biologische landbouw bij betrokken directies
Conform planning. Contacten met andere directies / beleidsvelden goed en op ad-hoc basis. Input reconstructie via bestaande interne overlegstructuur (COMA en ATP).
4.2
Afstemming en projectondersteuning in LIB- verband Externe communicatie en afstemming
ZLTO, BMF, LNV-zuid en AKK
Biologische en gangbare agrariërs, en ketenpartijen
Bijdrage in communicatie en afstemming
Menskracht en financiën
Conform planning. Betrokkenheid is goed.
Gemeenten, partner provincies, LNV, maatschappelijke organisatie
Gemeenten, partner provincies, LNV, maatschappelijke organisaties
Verzamelen en uitwisselen van kennis, afstemming
Menskracht en financiën
Biologische adviescommissie operationeel en komt minimaal 4 maal per jaar bijeen. Adequate communicatie op lokaal, regionaal en landelijk niveau
Nvt.
Initiëren en deels uitvoering
Menskracht
4.3
4.4
Monitoring en LIB evaluatie
15
Evaluatie plan van aanpak medio 2011; jaarrapportages door LIB en projectleider
2/jaar landelijk overleg provincies, LNV, etc 1/jaar ketenbijeenkomst georganiseerd door LIB met boeren, ketenpartijen en andere betrokkenen zoals LNV, Biologica en Task Force MBL Evaluatie eerder uigevoerd dan gepland voor betere timing itr andere evaluatie en bezinningstrajecten mbt landbouw