Eindrapportage
Evaluatie Maand van Liefde en Genot
dr. R.H. Bakker dr. G.J. Dijkstra prof. dr. J.W. Groothoff Sectie Toegepast Onderzoek Universitair Medisch Centrum Groningen
Roel Bakker Geke Dijkstra Johan Groothoff Sectie Toegepast Onderzoek Universitair Medisch Centrum Groningen A. Deusinglaan 1 9713 AV Groningen november 2005
Inhoudsopgave
1
Inleiding
3
1.1
Proces- en effectevaluatie
4
1.2
Methode
6
2
Resultaten
8
2.1
Vragenlijstonderzoek jongeren
8
2.1.1
Respons
8
2.2
Interviews met sleutelpersonen
15
2.2.1
Mondriaan
15
2.2.2
Hamrik
18
2.2.3
Belcampo
22
2.2.4
Star Numan
24
2.2.5
Simon van Hasselt
27
2.2.6
Verpleegkundige Jeugd GGD
30
2.2.7
Jeugd- en jongerenwerker MJD, locatie Beijum
31
2.2.8
Jeugd- en jongerenwerker MJD, locatie Oosterpark
34
2.2.9
Verslavingszorg Noord Nederland
36
2.2.10
Centrum voor Seksuele Gezondheid Noord Nederland
39
2.2.11
TOF Media-educatie en Videoproducties
42
3
Conclusies en discussie
45
3.1
Conclusies
45
3.2
Discussie
53
1
Inleiding
Als uitvloeisel van het gemeentelijk beleidsplan “Gezonder Zorgen” en als één van de maatregelen in het kader van de Sociale Wijkvernieuwing is in de maand april 2005 een “Maand van Liefde en Genot” georganiseerd door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD)Groningen. Het betrof een project dat gericht was op preventie en educatie ten aanzien van problemen rond seksualiteit en genotmiddelen (alcohol en tabak/drugs) onder jongeren in een aantal achterstandswijken in de stad Groningen. Het project was met name gericht op de jongeren zelf, maar daarnaast ook op hun ouders en op professionals (leerkrachten, buurt-clubhuismedewerkers, agenten). Binnen de groep jongeren is speciaal aandacht besteed aan allochtone jongeren, aan laag opgeleide jongeren en aan Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA’s) in de genoemde wijken. De aanleiding voor het organiseren van het project vormde het feit dat bij de GGD en bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), regelmatig verontrustende signalen binnenkwamen over risicovol seksueel gedrag en het gebruik van genotmiddelen door jongeren uit met name de oude wijken (Oosterparkwijk, Korrewegwijk, Indische buurt en De Hoogte). Mede op grond van een intermediairenonderzoek dat is uitgevoerd in december 2003 werd vervolgens besloten om het project in de vorm van een grote éénmaandelijkse publiciteitscampagne te organiseren, waarvan een aantal onderdelen structureel ingebed zou kunnen worden in het jongerenbeleid. Hiertoe werd op initiatief van de GGD een projectgroep ingesteld met leden vanuit professionele instellingen op het terrein van de jeugdzorg, zoals VNN, Centrum voor Seksuele Gezondheid Noord Nederland, MJD, het randgroepjongerenwerk, onderwijs en jeugdpolitie. De projectgroep had een initiërende, correctieve en meedenkende taak. Algemene doelstelling was dat in de genoemde wijken en ook binnen het politieke stadsbestuur de onderwerpen seksuele vorming en genotmiddelengebruik op de agenda komen en blijven. Binnen de Maand van Liefde en Genot werden vanuit verschillende invalshoeken activiteiten georganiseerd en werd gedurende een maand uiteenlopende informatie aangeboden aan de doelgroepen, variërend van organisatie van ouderavonden, markten op scholen, gastlessen over genotmiddelen, seksuele vorming en loverboys, weerbaarheidstrainingen, verspreiding van kranten, flyers en ander voorlichtingsmateriaal onder de doelgroep etcetera, waarbij waar mogelijk de SOA/AIDS-preventiebus werd ingezet.
1.1
Proces- en effectevaluatie
Om te achterhalen in hoeverre met het organiseren van al deze activiteiten tegemoet is gekomen aan de beoogde doelen van het project heeft de sectie Toegepast Onderzoek van het Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken een beknopte proces- en effectevaluatie uitgevoerd onder de jongeren en de bij de Maand betrokken professionals. De volgende vraagstellingen lagen aan dit onderzoek ten grondslag:
ONDERZOEK ONDER DE JONGEREN Procesevaluatie 1. In hoeverre sprak de gehele opzet van het project rond de maand van Liefde en Genot de jongeren aan? 2. Welke onderdelen van het project spraken hun meer en welke spraken hen minder aan? 3. Op welke wijze zouden naar het oordeel van de jongeren de onderdelen die hun minder aanspraken aangepast dienen te worden, zodat een meer aansprekend ‘product’ ontstaat? 4. Zijn er naar het oordeel van de jongeren binnen het kader van het project nog andere zinvolle activiteiten te ontplooien die aan de doelstellingen ervan tegemoet kunnen komen?
Effectevaluatie 1. In hoeverre waren de jongeren die de doelgroep van het project vormden bekend met de in het kader van de maand van Liefde en Genot ingezette activiteiten en middelen c.q. hebben de aankondigingen daarvan en de informatie daarover hen ook daadwerkelijk bereikt? 2. In hoeverre hebben de jongeren gebruik gemaakt van het aanbod aan activiteiten? 3. Indien er van (onderdelen van) het project geen gebruik is gemaakt, welke redenen geven de jongeren daarvoor dan aan? 4. Zijn de doelgroepjongeren van mening dat de maand van Liefde en Genot bij hen een houdingsverandering teweeg kan brengen? 5. Zijn de doelgroepjongeren van mening dat de maand van Liefde en Genot bij hen een gedragsverandering teweeg kan brengen? 6. Signaleren zij een houdings- en/of gedragsverandering bij de andere jongeren van de doelgroep? 7. Indien een dergelijke houdings- c.q. gedragsverandering uitblijft, wat is daarvan dan de oorzaak naar hun oordeel?
ONDERZOEK ONDER DE PROFESSIONALS Procesevaluatie 1. Is de uitvoering van de maand van Liefde en Genot volgens planning c.q. volgens het draaiboek verlopen en zo nee, op welke wijze is er dan van afgeweken? 2. Wat waren de redenen dat van deze planning is afgeweken? 3. Heeft het eventuele afwijken van het draaiboek naar het oordeel van de professionals een kwaliteitsverlies van het project tot gevolg gehad? 4. Welke knelpunten deden zich in de uitvoering van het project rond de maand van Liefde en Genot voor en op welke activiteiten c.q. onderdelen van het project hadden zij betrekking? 5. Welke oplossingen voor deze knelpunten zijn er gevonden? 6. Zijn de ervaren knelpunten aanleiding om een eventuele volgende keer voor een andere opzet van een dergelijk project te kiezen en onderdelen aan te passen c.q. te schrappen? 7. Welke randvoorwaarden achten de professionals van belang voor een succesvolle uitvoering van een dergelijk project? 8. Welke overige aanbevelingen kunnen de bij de organisatie en uitvoering van het project betrokken professionals doen voor de organisatie van eventuele vergelijkbare projecten in de toekomst?
Effectevaluatie 1. Wat is het oordeel van de professionals over de mate waarin het project de doelgroep heeft bereikt? 2. Kunnen de professionals ook uitspraken doen over een eventuele houdings- en/of gedragsverandering bij de leden van de doelgroep?
1.2
Methode
Voor het onderzoek onder jongeren is gebruik gemaakt van een reeds door de GGD ontwikkelde conceptvragenlijst, die is uitgebreid en aangepast. Deze vragenlijst is onder alle jongeren verspreid die via de scholen betrokken waren bij het project. Teneinde een zo hoog mogelijke respons te bereiken is de vragenlijst binnen de lessen ingevuld. In de vragenlijst werd jongeren de keuze gelaten om de vragen al of niet anoniem in te vullen. De jongeren die hun persoonsgegevens wèl hadden verstrekt, konden op de vragenlijst aangeven of zij bereid waren éénmalig een kort telefonisch interview te ondergaan, indien hun antwoorden op de vragen daartoe bij de onderzoeker aanleiding gaven. Voor het onderzoek onder professionals zijn bij vertegenwoordigers van alle betrokken organisaties mondelinge interviews afgenomen. Er is naar gestreefd om van iedere
organisatie één contactpersoon te interviewen. De interviews hadden een tijdsduur van circa 45 minuten. Behalve bij de professionals die betrokken zijn geweest bij de uitvoering van het project zijn eveneens interviews afgenomen bij professionals die verantwoordelijk waren voor de projectorganisatie.
2
Resultaten
2.1
Vragenlijstonderzoek onder jongeren
2.1.1
Respons
De vragenlijsten zijn op vijf scholen verspreid, te weten:
het Simon van Hasselt;
de Star Numanschool;
Belcampo;
het Mondriaan;
De Hamrik.
Om een 100% respons te realiseren zijn de vragenlijsten klassikaal door de betrokken leerkrachten afgenomen. Echter, niet alle leerlingen die aan het project hebben deelgenomen blijken door de projectverantwoordelijken van de scholen ook van een vragenlijst te zijn voorzien. Dat maakt een duidelijk beeld van de respons helaas niet mogelijk. Tabel 1 geeft per school het uiteindelijk aantal respondenten weer. TABEL 1.
RESPONS PER SCHOOL
Simon van Hasselt Star Numan Belcampo Mondriaan Hamrik Totaal
n
%
25 67 42 25 31
13.2 35.3 22.1 13.2 16.3
190
100.0
De leerlingen van de Star Numanschool blijken de meeste vragenlijsten te hebben ingevuld. Omdat alle 150 leerlingen van deze school iets met het project te maken hebben gehad zijn daar de meeste enquetes verspreid. Desalniettemin blijkt minder dan de helft van alle potentiële respondenten van die school een vragenlijst ingevuld te hebben ingeleverd. Bij de overige scholen is alleen een select aantal klassen, die veel met het project te maken hebben gehad, voor deelname benaderd (zie paragraaf interviews). In tabel 2 wordt de geslachtsverdeling van de ondervraagde kinderen per school aangegeven. TABEL 2.
GESLACHTSVERDELING PER SCHOOL
Simon van Hasselt
Star Numan
jongen meisje
14 11
33 31
16 25
1 24
16 14
80 105
Totaal
25
64
41
25
30
185
Geslacht
Belcampo Mondriaan De Hamrik
Totaal
Uit de tabel blijkt dat de het aantal participerende jongens en meisjes per school min of meer evenredig verdeeld is. Een uitzondering vormt het Mondriaan, het overgrote merendeel van de respondenten van deze school was van het vrouwelijke geslacht. De maand van Liefde en Genot bestond uit een aantal uiteenlopende activiteiten. In tabel 3 wordt aangegeven hoeveel scholieren deze activiteiten hebben bezocht, wat ze ervan vonden en of ze er naar hun eigen idee iets aan hebben gehad. TABEL 3.
DEELNAME DIVERSE ACTIVITEITEN
GEWEEST
VOND LEUK
WAT AAN GEHAD
n
%
%
%
De opening van de maand van Liefde en Genot in de kantine van het Mondriaan met het toneelstuk
60
31.6
68.0
48.9
De seksuele voorlichting en voorlichting over anticonceptie door iemand van de Rutgerstichting
75
39.5
80.0
82.0 -
De voorlichting over anticonceptie en het gebruik van condooms door studenten van Scora
109
57.4
73.5
66.0 -
De voorlichting over alcohol, drugs en loverboys van iemand van de VNN
89
46.8
70.9
70.1
De kraampjes bij de opening van de maand
43
22.6
73.7
61.1
Het maken van een video (op school)
43
22.6
97.6
82.9
Het bezoek van de twee acteurs (toneelspelers) op school
51
26.8
84.0
52.6
Het eindfeest in Simplon
13
6.8
81.8
57.1
Nergens
19
10.0
-
-
190
100.0
Totaal
Uit Tabel 3 blijkt dat de deelname aan de verschillende activiteiten van de maand van Liefde en Genot wisselend is geweest. De voorlichting over anticonceptie en het gebruik
van condooms door studenten van Scora is door een relatief groot aantal scholieren bijgewoond. Aan het eindfeest in Simplon heeft echter slechts een zeer klein deel van de ondervraagde scholieren deelgenomen, nog geen zeven procent. Tien procent van de ondervraagde scholieren geeft aan nergens aan deel te hebben genomen. Alle onderdelen blijken door het merendeel van de respondenten positief te worden gewaardeerd. Daarnaast geeft een relatief hoog percentage aan ook daadwerkelijk iets aan de Maand gehad te hebben. De seksuele voorlichting door het Rutgershuis en het maken van videofilmpjes sprongen er daarbij het meest positief uit. In tabel 4 wordt aangegeven hoeveel scholieren de krant over de de maand van Liefde en Genot hebben gelezen. TABEL 4.
HEB JE DE KRANT GELEZEN OVER DE MAAND VAN LIEFDE EN GENOT?
n
%
ja nee
61 127
32.4 67.6
Totaal
188
100.0
Iets minder dan éénderde van de respondenten blijkt de krant te hebben gelezen. In tabel 4a wordt het oordeel van de scholieren die de krant hebben gelezen weergegeven. TABEL 4A. ZO JA, HOE VOND JE DIE KRANT?
n
%
heel duidelijk duidelijk onduidelijk heel onduidelijk
11 44 3 3
18.0 72.1 4.9 4.9
Totaal
61
100.0
Het merendeel (ruim 90%) van de scholieren beoordeelt de krant als heel duidelijk of duidelijk. De scholieren die de krant als onduidelijk betitelden hebben daarbij het volgende commentaar gegeven:
de vragen waren een beetje vaag allemaal, ook niet veel informatie enzo;
het was dom, heel erg dom;
‘ik niet lezen’;
ze moeten het gewoon beter uitleggen, teveel moeilijke woorden.
Van de krant maakte ook een quiz onderdeel uit. Iets minder dan de helft van de scholieren die de krant ook hebben gelezen heeft deze quiz ingevuld. Ruim 80% van de invullers vond de quiz ook leuk. Iets minder dan éénvijfde vond er ‘niets aan’.
1
Voor de maand van Liefde en Genot is tevens een website ontwikkeld. Deze website blijkt echter nauwelijks te zijn bezocht door de scholieren die de vragenlijst hebben ingevuld; slechts zeven scholieren gaven aan de website te hebben gezien. Het aantal hits gedurende de gehele maand april, de maand waarbinnen het project liep was 205. Tabel 5 verschaft een beeld van de mate waarin de scholieren die de vragenlijst hebben ingevuld iets hebben opgestoken van alle informatie die hun binnen het kader van het project is verstrekt. TABEL 5.
HEB JE IETS OPGESTOKEN VAN ALLE INFORMATIE?
ja, ik heb er erg veel van opgestoken ja, ik heb er wel iets van opgestoken nee, ik heb er niet erg veel van opgestoken nee, ik heb er helemaal niets van opgestoken Totaal
n
%
30 78 39 35
16.5 42.9 21.4 19.2
182
100.0
Ruim 60% van de respondenten geeft aan ‘erg veel’ of ‘iets’ van alle informatie die binnen de Maand van Liefde en Genot is verstrekt te hebben opgestoken. Eénvijfde van de ondervraagde scholieren zegt ‘niets’ van het project opgestoken te hebben. Bij de toelichting op de vraag konden de scholieren aangeven wat ze dan precies van het project hebben opgestoken. Hierop is een veelheid aan positieve reacties gekomen, waaruit vanwege de grote overlap in de boodschap ervan de meest kenmerkende hier zullen worden weergegeven:
alle informatie die ze gaven wist ik bijna niet;
alles is mij veel duidelijker dan eerst;
nu is mij duidelijk dat alles niet zo gemakkelijk is als je denkt;
mij is nu duidelijk dat je altijd bescherming moet gebruiken als je geen kind wilt;
dat je altijd veilig moet vrijen als je niet weet wat die ander allemaal doet met zijn seksleven;
wat de gevolgen zijn van het gebruik van drugs en alcohol;
dat je erg voorzichtig moet zijn, vooral als je onder invloed bent van drugs of alcohol;
dat je leert filmen;
dat je moet oppassen met loverboys en dat drugs en alcohol niet goed voor je zijn;
dat je altijd een condoom bij je moet hebben;
‘nou, dat je niet zonder condoom moet gaan neuken’;
dat je veilig moet gaan vrijen want zwanger zijn op jongere leeftijd is niet leuk;
dat je verschillende soorten ziektes enzo kunt krijgen;
ken nu de namen van soa’s en voorbehoedsmiddelen;
hoe dat nou precies zit met soa’s, de pil en condooms enzo;
1
hoe je een condoom gebruikt;
ik heb geleerd dat je je vrouw niet alleen moet laten met haar kindje;
dat ik totdat ik kinderen wil altijd veilige seks heb en welke spullen je dan allemaal kan gebruiken;
dat je een video leert maken!!
ik heb geleerd meer voor mezelf op te komen.
Negatieve reacties waren er echter ook en ook hierin bestond een aanzienlijke inhoudelijke overlap. Daarom worden de meest voorkomende reacties hier weergegeven:
‘het boeit mij niet’;
ik heb wel wat opgestoken, maar ik vond het saai en het duurde te lang;
ik wist alles al;
omdat ik me daar nog weinig voor interesseer;
we hebben er bijna niets van meegekregen;
ze zeggen niet alles duidelijk, ze moeten niet van die moeilijke woorden gebruiken.
Nagenoeg tweederde van alle respondenten is van oordeel dat er op hun school vaker aandacht moet worden besteed aan onderwerpen zoals seks, drugs en alcohol. De overige respondenten vinden dit niet nodig. In Tabel 6 is weergegeven hoe vaak, naar het oordeel van de scholieren die vinden dat er vaker aandacht aan deze onderwerpen moet worden besteed, hun school deze onderwerpen dan voor het voetlicht zou moeten brengen.
TABEL 6.
HOE VAAK ZOU NAAR JOUW MENING JE SCHOOL AANDACHT MOETEN BESTEDEN AAN ONDERWERPEN ALS SEKS, DRUGS EN ALCOHOL?
één keer in de paar jaar ieder jaar ieder half jaar vaker dan ieder half jaar Totaal
n
%
15 33 37 33
12.7 28.0 31.4 28.0
118
100.0
Over het antwoord op deze vraag blijken de meningen van de scholieren verdeeld. Duidelijk is wel dat het merendeel van de leerlingen van mening is dat dit vaker dan één keer in de paar jaar dient te geschieden. In de vragenlijst is tevens gevraagd in hoeverre de scholieren zelf persoonlijk problemen hebben met drugs en alcohol, onveilige seks of loverboys. Als ze die problemen niet hadden konden ze daarbij aangeven of ze wel kinderen uit hun thuisomgeving of op hun
1
school kenden die dergelijke problemen wel hebben. Tabel 7 verschaft een indruk van de antwoorden op deze vraag. TABEL 7. HEB JE PROBLEMEN MET:
Drugs en alcohol Onveilige seks of seks die ik liever niet wil Loverboys Totaal
PERSOONLIJK
OMGEVING THUIS
OP SCHOOL
n
%
n
%
n
%
2
1.1
22
11.6
22
11.6
8
4.2
16
8.4 -
11
5.8
-
4
2.1
12
6.3 -
6
3.2
-
190
190
190
Twee scholieren geven aan persoonlijk problemen met drugs en alcohol te hebben, acht met onveilige seks en/of seks die ze liever niet willen en vier scholieren hebben persoonlijk problemen met loverboys. Het aantal scholieren dat in de thuisomgeving of op school kinderen kent die hier problemen mee hebben is echter groter, zo blijkt uit de tabel. Vooral drugs en alcoholgebruik wordt door een een behoorlijk aantal scholieren als een probleem van kinderen beschouwd, ruim 11% van de respondenten signaleert deze problematiek in de thuisomgeving en eveneens ruim 11% geeft aan hier op school mee geconfronteerd te worden. Onveilige of ongewilde seks en loverboys worden eveneens als een probleem aangemerkt door een deel van de scholieren, zij het in mindere mate. Ten slotte is gevraagd of de Maand van Liefde en Genot iets heeft betekent voor die scholieren die wèl problemen ervaren met drugs en alcohol, onveilige of ongewilde seks en/of loverboys. Zeven scholieren hebben deze vraag ingevuld. Slechts één gaf daarbij aan dat de maand van Liefde en Genot hem of haar bij de ondervonden problematiek wat had geholpen. De volgende opmerking stond bij de toelichting geplaatst: ‘Ik ben zekerder van mijzelf geworden. Heb geleerd mij er niets aan te trekken als jongeren zeggen dat je drugs moet gebruiken’.
Aan het einde van de vragenlijst konden de scholieren opmerkingen of aanvullingen kwijt. Hier is in ruime mate gebruik van gemaakt. Niet alle opmerkingen die zijn geplaatst vallen echter te vertalen naar concrete suggesties ten aanzien van de organisatie van de maand van Liefde en Genot. Daarom zijn de opmerkingen waarbij die link echt volstrekt onduidelijk was hier weggelaten. De meest in het oog springende en meest voorkomende reacties, die wel met de maand in verbad kunnen worden gebracht, worden hier kort weergegeven:
dat voorlichting best wel voor jongens en meisjes samen mag;
dat er meer gepraat wordt onder elkaar en niet alleen leren voor een proefwerk;
dat ze alle kinderen ook alle onderdelen laten doen;
informatie kan best een jaar eerder worden gegeven;
een keer een grote voorlichting geven over drugs, omdat nog steeds veel mensen verslaafd zijn aan drugs;
gewoon net zo als deze keer en weer met een film maken;
grote en leuke evenementen organiseren, dan raak je de jeugd echt! Veel succes!;
het filmpje maken was ontzettend leuk! Dat moeten ze erin houden;
het is erg interessant voor de leerlingen. Maar als je het zelf allemaal al weet is er niets meer aan. Maar wel goed dat er voorlichtingen zijn!;
het was erg leuk dat ze het georganiseerd hebben. Dat kunnen ze nog wel eens doen!;
ik vind dit maar raar!;
vooral blijven doen en wat meer praktijkopdrachten doen;
in ieder geval een stuk leuker dan gewoon les! Ik vond dat je er veel van kon leren en leuk dat er verschillende mensen kwamen om iets te vertellen;
zoiets zouden ze vaker moeten doen, ik heb veel informatie gekregen;
ik wou even zeggen dat ik het heel gezellig vond;
ik zou graag willen dat er vaker over seks en drugs gepraat wordt, sowieso 1 x per week;
ja, een seksparty! (grapje);
jammer genoeg waren we er niet bij omdat we moesten bakken. We waren niet ingelicht;
meer scholen betrekken, nog meer informatie over drugs;
t-shirts gratis geven zonder een vraag te stellen;
misschien volgende keer in een grotere ruimte want ik vond het echt opgepropt;
volgende keer een toneelstuk bij Simplon dat echt te begrijpen is;
voordoen hoe je seks moet hebben!;
meer praten over dingen, een hokje voor kinderen op school waar ze alles kunnen vragen zonder dat ze bekend worden of ze hun naam moeten zeggen;
ze moeten meer condooms uitdelen voor iedereen zijn/haar veiligheid;
ze moeten meer drugs gebruiken, omdat mensen niks weten over wat voor soorten er zijn, en je moet iedereen eens een joint laten nemen, dan weten ze hoe dat voelt. Bij drank hetzelfde.
we moeten meer video’s maken, dan denk je er meer over na.
2.2
Interviews met sleutelpersonen
Behalve een vragenlijstonderzoek onder de betrokken scholieren zijn er ook interviews gehouden met sleutelperonen op het terrein van de organisatie en het verloop van de maand van Liefde en Genot. Een deel van deze sleutelpersonen maakte deel uit van een door de GGD in het leven geroepen stuurgroep die ter voorbereiding en uitwerking van het project diverse keren bij elkaar is geweest. De volgende sleutelpersonen en bij het project betrokken instanties zijn voor een interview benaderd:
vijf leerkrachten van de bij het project betrokken scholen, allen binnen hun eigen school coördinator van de ‘Gezonde en Veilige School’;
een persoon van de Rutgerstichting (inmiddels opgegaan in het Centrum voor Sexuele Gezondheid Noord-Nederland);
twee opbouw- c.q. jeugdwerkers van de Stichting Maatschappelijke en Juridische Dienstverlening (MJD);
een medewerker van TOF Media-educatie en Videoproducties;
een preventiemedewerker van Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN).
De interviews duurden gemiddeld drie kwartier. Zij richtten zich op de betrokkenheid van alle sleutelpersonen binnen het project, alsmede op eventuele knelpunten en mogelijke verbeterpunten binnen het project.
2.2.1
Het Mondriaan
Beknopte achtergrondinformatie school Mondriaan maakt onderdeel uit van het Rölingcollege, een gecombineerde school, die bestaat uit Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs (VMBO) basis en kader, een Internationale Schakelklas (ISK), onderwijs in het kader van Nederlands als tweede taal (NT2), en Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (VWO). De school heeft drie vestigingen. De ISK is speciaal opgezet voor leerlingen tussen 12 en 18 jaar die geen of weinig Nederlands spreken en zich willen voorbereiden op een (voorlopige) toekomst in Nederland, waarin het gebruik van de Nederlandse taal een belangrijke rol speelt. De klassengrootte varieert van zo’n 13-14 leerlingen bij kinderen waar ook een grotere sturing op gedrag noodzakelijk is tot zo’n 25 bij een ‘gemiddeld’ niveau.
Doelgroep Doelgroep voor dit project was het derde leerjaar VMBO basis en kader met zo’n 120130 leerlingen. Deze doelgroep is door het Mondriaan zelf gekozen. Basis en kader zijn binnen het VMBO het laagste niveau en bestaan uit de onderdelen Techniek, Economie, Metaal, Bouw, Zorg en Welzijn. De uitstroom hiervan gaat naar het Middelbaar Beroeps
Onderwijs (MBO). Vijftien leerlingen van de doelgroep hebben intensief meegewerkt aan het project van TOF Media-educatie en Videoproducties, waarbinnen filmpjes zijn gemaakt over de onderwerpen die binnen de Maand werden aangeboden en die uiteindelijk op DVD zijn gezet.
Aansluiting op bestaande problematiek Volgens de woordvoerder van het Mondriaan richtte het project zich zeer zeker op daadwerkelijk bestaande problemen binnen de doelgroep. Dat kan eveneens worden opgemaakt uit een onderzoek van de GGD naar de ‘oude wijken’ waar een verhoogd risico gesignaleerd is voor seksueel overdraagbare aandoeningen, alcohol en drugs. Hoewel het primair gaat om een wijkgebonden verhoogd risico speelt het probleem ook op alle niveau’s binnen het onderwijs. Bij VMBO-leerlingen is dit echter nadrukkelijker het geval. Het grootste probleem is dat deze kinderen zich minder bewust zijn van grenzen op het terrein van de geschetste problematiek. Daardoor kunnen zij moeilijk inschatten welke gevaren zij lopen en bovendien komen ze uit gezinnen waar die gevaren ook niet zo erkend worden. Al met al blijkt het echter om een zeer beperkte groep leerlingen te gaan waarbij dit echt tot problemen leidt, zo’n 10-15%. Maar die bepalen wel de sfeer en het niveau van de ‘peer-group’.
Projectonderdelen Het Mondriaan heeft in het kader van de Maand van Liefde en Genot meegedaan aan de volgende onderdelen:
de startmanifestatie + stands, welke op het Mondriaan zelf plaats vond;
de gastlessen drugs en alcohol door een medewerker van het VNN;
het verspreiden van folders;
het maken van filmpjes onder leiding van TOF Media-educatie en Videoproducties;
het verspreiden van T-shirts;
de quiz uit het krantje (‘test je theorie’) en
het eindfeest (met een beperkt aantal leerlingen, zo’n 30).
Loverboys en tienermoederproblematiek zijn derhalve niet meegenomen bij het Mondriaan.
Verloop van het project per onderdeel DE INTRODUCTIE De woordvoerder van het Mondriaan is – als coördinator Veilige en Gezonde School – door de GGD voor deelname aan het project benaderd. Daarna heeft hij deelgenomen
aan de meeste stuurgroepvergaderingen en heeft hij het project overgedragen aan de leerkrachten c.q. mentoren op zijn school. Hij geeft in dat verband een knelpunt aan, namelijk dat deze mentoren die de activiteiten op het Mondriaan verder gestalte moesten geven – mede door hun deelname aan meerdere projecten in het verleden – veelal onvoldoende enthousiast zijn geworden. Dat heeft in zijn optiek beslist gevolgen gehad voor het project, kinderen hadden beter ‘geënthousiasmeerd’ kunnen worden. Volgens de woordvoerder van het Mondriaan heeft dit niets te maken gehad met een vermeende ‘abruptheid’ van het project, het was immers ruim op tijd aangekondigd. Een suggestie in dat verband zou kunnen zijn om de volgende keer alle docenten die bij het project betrokken dienen te worden bij elkaar te roepen om het project in gezamenlijkheid neer te zetten. Aldus kan het beter worden gedragen. Ter voorbereiding van het project is er overigens ook aandacht aan besteed door de jongerenwerkers binnen de ‘chill-out kamer’ op school. Daarnaast is het project ook in de leerlingenraad geweest.
DE OPENING De opening liep naar het oordeel van de woordvoerder heel goed. Het Mondriaan was wat dat betreft wellicht een beetje in het voordeel omdat deze opening op deze school zelf plaats vond. De standjes waren prima en trokken voldoende aandacht, en ook de folder was mooi en uitdagend. Op het Mondriaan werd deze zeker niet als aanstootgevend beschouwd, wellicht houdt dit verband met het openbare karakter van de school?
FILMPRODUCTIE, GASTLESSEN, WEBSITE EN EINDFEEST De filmproductie onder leiding van TOF was perfect. Er hebben niet meer dan 15 leerlingen aan mee kunnen doen maar die waren zeer enthousiast. Ook de gastlessen zijn goed gewaardeerd. Ze sloten goed aan op de belevingswereld van de leerlingen. Van de website is echter nauwelijks gebruik gemaakt. Ook het eindfeest op het Simplon was een mislukking, met name door de geringe opkomst. De woordvoerder van het Mondriaan heeft geen duidelijk beeld waaraan dat lag. Wellicht sloot de muziekkeuze niet aan op de wensen van de leerlingen? Het project als geheel is door de leerlingen goed ontvangen. Men heeft ook wel enig effect van het project gezien: de kinderen praten erover zonder er lacherig over te doen, alles lijkt ‘gewoner’ geworden. De communicatie tussen de school en de GGD verliep uitstekend, mede omdat de afgevaardigde van het Mondriaan zelf in de stuurgroep zat.
AANBEVELINGEN De scholen hebben geen uren voor het project gekregen en er is ook geen financiële tegemoetkoming verstrekt. De redenering was in dat verband dat het project immers in het eigen belang van de scholen was. Daarmee houdt volgens het Mondriaan wel het belangrijkste knelpunt verband dat binnen dit project viel te signaleren: op welke wijze kun je ervoor zorgen dat de mentoren en vakdocenten van de school het project gaan dragen? Volgens de woordvoerder van de school kun je de motivatie van de leerkrachten c.q. mentoren in positieve zin beïnvloeden door er ‘iets tegenover te zetten’, bijvoorbeeld een geld- of een urenvergoeding. Daarmee vergroot je het draagvlak; mentoren hebben immers maar een beperkte tijd. Maar in dat geval zou er wel een budget vanuit de GGD moeten zijn om dat te betalen, de scholen hebben daar zelf immers geen budget voor.
2.2.2
Het Hamrik
Beknopte achtergrondinformatie school Het Hamrik is een VMBO-school praktijk en kader met verschillende afdelingen, te weten Zorg en Welzijn, Uiterlijke Verzorging (UV), Motorvoertuigen en Metaal en Electro. Ze hebben hoofdzakelijk leerlingen van Basis Beroepsgerichte Leerweg (BBL)-niveau (87%) en een aantal kaderleerlingen. Het gaat derhalve om het eerste en tweede niveau binnen het VMBO praktische leerweg, bij de kader om het derde en het vierde niveau. Sommige scholen hebben zelf nog een afdeling theoretische leerweg in huis, maar het Hamrik heeft dat niet. De leeftijdsgroep is 12 – 17 en de leerlingen van het Hamrik zitten vier jaar op school. Ze mogen na afloop op het MBO instromen in niveau 2.
Doelgroep Als doelgroep voor dit project had het Hamrik ervoor gekozen om de videoproductie en de centrale opening van de maand aan de UV-meiden aan te bieden en al de andere projectonderdelen, inclusief de decentrale opening (toneelstuk) aan de jongens van Motorvoertuigen, Metaal en Electro. Het ging om 15 UV-meiden en 30 jongens van de 260 leerlingen die in totaal op het Hamrik zitten. De seksuele voorlichting was daarbij gericht op de derde klas jongens, omdat die geen biologie meer hebben. Binnen UV zit wel gezondheidskunde als vak en omdat daarvan seksuele voorlichting onderdeel uitmaakt is besloten de meiden van UV dit niet aan te bieden. Aansluiting op bestaande problematiek De Maand van Liefde en Genot sloot volgens de coördinator van de Gezonde en Veilige School van het Hamrik zeker aan op daadwerkelijk bestaande problematiek. Zo is er op deze school sprake van risicovol seksueel gedrag, met soms tienerzwangerschap en
tienermoederschap tot gevolg. Het gaat dan uiteraard bijna nooit om bewust geplande zwangerschappen. Seks is bij de kinderen op deze school, zo geeft de coördinator aan, veelal niet gekoppeld aan een relatie; dat hoort er gewoon bij. Veel kinderen koppelen het los van verder contact en zien het uitsluitend als genotmiddel, net zoals een joint of als alcohol. Daardoorheen speelt het feit dat het voor dit type VMBO-kinderen en dan vooral voor meisjes erg moeilijk is hun eigen grenzen op het terrein van seks te bewaken. Het zijn kwetsbare kinderen die veelal uit een verre van ideale thuissituatie komen. Eigenlijk zijn ze op zoek naar ‘een arm om hun heen’. Dat dat uiteindelijk in seks resulteert, hoort er bij; je moet er als meisje (want het speelt meer bij meisjes dan bij jongens) ook wat voor ‘terug doen’ als je door een jongen aardig wordt gevonden. Het gaat vaak om de positieve aandacht en niet per se om de seks. De coördinator heeft het dan vooral over de lagere groepen dan groep 4. Daar komt bij dat er op het Hamrik veel jongens rondlopen met een behoorlijk machogedrag die meiden als ‘hun chick’ zien. Bezittersdrang speelt daarbij eveneens een rol. Het loverboy-probleem bestaat dan ook ècht op het Hamrik. Dat is een moeilijk aan te pakken probleem omdat de meisjes die er slachtoffer van worden alleen maar oog hebben voor die arm om hun heen en er pas veel later achter komen dat een dergelijke persoon foute bedoelingen heeft. Onbeschermd vrijen is eveneens een probleem, maar daar wordt – los van het project – binnen een aantal lessen op het Hamrik zeer veel aandacht aan besteed. Alcohol speelt minder op het Hamrik, maar de coördinator Gezonde en Veilige School geeft aan dat ze daar ook geen zicht op hebben, omdat het alcoholgebruik buiten de schooltijden plaatsvindt. Drugsproblematiek speelt zeker wel; dat houdt ook verband met het feit dat er een koffieshop achter de school staat waar softdrugs worden verkocht. Anderhalf jaar geleden hebben ze er zelfs een project aan gewijd omdat de helft van de klassen in ‘redelijk hoge sferen was’ tijdens de lessen, en dan met name na de pauzes. Toen zijn er ook wijkagenten ingezet teneinde de koeriers te onderscheppen.
Projectonderdelen Het Hamrik heeft de volgende onderdelen van de Maand van Liefde en Genot gevolgd:
de startmanifestatie + stands en (openings)toneelstuk, welke op het Mondriaan plaats vond;
een decentrale opening op het Hamrik zelf, die bestond uit het (openings)toneelstuk dat ook op het Mondriaan was aangeboden;
het verspreiden van folders c.q. het krantje;
het maken van filmpjes onder leiding van TOF Media-educatie en Videoproducties;
het verspreiden van T-shirts;
de peer-education van Scora;
sexuele voorlichting van de voormalige Rutgersstichting;
de quiz uit het krantje (‘test je theorie’) en
het eindfeest.
Voorlichting over loverboys maakte geen onderdeel van de door het Hamrik ‘afgenomen producten’ uit, omdat dat al standaard in het pakket zit dat het Hamrik jaarlijks in samenwerking met het VNN aan haar leerlingen aanbiedt. De centrale opening op het Mondriaan is door de UV-(Uiterlijke Verzorging)leerlingen bezocht. Deze hebben het openingstoneelstuk aldaar gezien. Het totaalpakket, de dagsessie sexualiteit is aan groep 3 van de jongens aangeboden (Motorvoertuigen en Metaal en Electro: MME). Aan die jongens is het openingstoneelstuk op het Hamrik zelf als ‘opwarmer’ aangeboden (decentrale opening). De seksuele voorlichting van de voormalig Rutgerstichting en de peer-education van Scora zijn daarna aan de jongens aangeboden. Het ging bij elkaar om 15 deelnemende UV-meiden en 30 deelnemende jongens van de 260 leerlingen die in totaal op het Hamrik zitten.
Verloop van het project per onderdeel INTRODUCTIE De introductie verliep vanuit de GGD prima, maar de introductie op school verliep wat moeizaam, omdat de school aan een aantal onderwerpen al structureel aandacht schonk. Ze hadden het graag in team 2 willen doen, een proeftuin die met een nieuwe vorm van onderwijs experimenteert, maar de leerkrachten die de proeftuin leiden zagen het niet zitten, wellicht omdat ze het een moeilijk onderwerp vonden. ‘Team 2 heeft twee weken discussie gevoerd of ze de krant wel of niet zouden verspreiden. Uiteindelijk is dat niet gebeurd omdat hij als aanstootgevend werd aangemerkt.” De introductie van het project via de krantjes is mede daarom niet geheel naar wens verlopen. De woordvoerder van het Hamrik heeft de indruk dat deze krantjes door de leerkrachten zonder al te veel begeleidende informatie zijn uitgedeeld. Het gevolg was dat veel krantjes vrij snel daarna in de prullenbak werden aangetroffen. Wellicht is dit ook de reden voor het feit dat de quiz op slechts kleine schaal is ingevuld. De respons op de quiz liet nu dusdanig te wensen over dat er ook - mede op aangeven van de GGD - nog een tweede ronde is geweest waarin krantjes werden verstuurd, omdat er te weinig ingevulde vragenlijstjes werden opgestuurd. De coördinator denkt dan ook dat het beter is dat de volgende keer iemand vanuit de Veilige en Gezonde school zelf verantwoordelijk is voor het verspreiden van de krantjes en voor het toezien op het invullen van de quiz en dat het niet aan de leerkrachten gedelegeerd moet worden. Nog beter was wellicht geweest om de quiz niet alleen maar uit te delen, maar deze aan het
einde van de lessen en aan het einde van de Maand gewoon in te laten vullen, als een soort test van wat de leerlingen ervan opgestoken hebben. Dan had de introductie gewoon mondeling gekund, zonder krant.
OPENING De opening heeft, zoals uit bovenstaande blijkt, voor wat betreft het Hamrik op twee plekken plaatsgevonden; op het Mondriaan (voor 15 UV-leerlingen) en op het Hamrik zelf (voor 30 MME-leerlingen). Volgens de coördinator Gezonde en Veilige school is de opening prima verlopen en waren er geen speciale punten die met het oog op verbetering de aandacht verdienen.
GASTLESSEN, KRANTJE, FILMPJES, SCORA EN EINDFEEST De seksuele voorlichting van de voormalige Rutgerstichting is door de leerlingen prima ontvangen. De enige kritiek van de coördinator is dat deze voorlichting af en toe wat rommelig verliep. Dat hield verband met het feit dat mensen bij een duo-presentatie vaak wat door elkaar heen gaan praten. Juist bij dit type leerling moet je veel structuur aanbieden, anders sluiten ze zich af of worden ze onrustig. Toch is dat al met al zeker meegevallen. Het maken van filmpjes onder leiding van TOF was perfect. De coördinator van het Hamrik is onder de indruk van de medewerkster van TOF en de wijze waarop ze het heeft aangepakt. ‘Onze kinderen staan nou niet echt bekend als kinderen die zich heel lang kunnen concentreren, maar de medewerkster heeft dat echter fantastisch begeleid en de kinderen hebben langdurig hard gewerkt met een mooi eindresultaat en in een prima sfeer.’ De peer-education (Scora) is in aanwezigheid van de docenten gegeven. Wat hierbij naar zeggen van de coördinator opviel is dat het voor medische studenten moeilijk is om zich in te leven in het (lage) niveau van VMBO-studenten. Daarnaast reageren VMBOkinderen ook heel direct, ze flappen er van alles uit en dat kan ‘shocking’ zijn. Medische studenten komen uit een veel beschermder onderwijssituatie waar men een veel indirectere manier van communiceren gewend is. Peer-educators zouden eigenlijk, voordat ze voor de klas gaan staan om hun voorlichting te geven, eens een lager niveau VMBO-school moeten bezoeken.
2.2.3
Belcampo
Beknopte achtergrondinformatie school Het Belcampo maakt evenals het Mondriaan onderdeel uit van het Rölingcollege. Het is een gecombineerde school met een VMBO theoretische leerweg, havo en atheneum.
Het Mondriaan is alleen VMBO-kader-beroepsgericht en basis-beroepsgericht. Het gehele Rölingcollege heeft een rector, daaronder vallen de locatiedirecteuren en de conrectoren. De woordvoerder van Belcampo is de locatiedirecteur, tevens coördinator van de Gezonde en Veilige School.
Doelgroep Volgens de coördinator waren er drie docenten bij de uitvoering van het project betrokken. Eén docent heeft zich bezig gehouden met de externe voorlichters in de school, een andere is bezig geweest met het filmproject. Het project is aan de laagste groepen binnen het Belcampo aangeboden, het VMBO.
Aansluiting op bestaande problematiek De problematiek die binnen de Maand van Liefde en Genot aan de orde komt herkent de coördinator van het Belcampo wel degelijk op school. Tegen alle in de Maand genoemde onderwerpen lopen een aantal kinderen op het Belcampo aan; wat dat betreft sloot de inhoud van het project zeker aan op wat er leeft bij de kinderen. Als voorbeeld noemt de coördinator het feit dat er signalen worden ontvangen dat bij een bepaalde categorie kinderen seksualiteit en seksuele normen worden beïnvloed onder groepsdruk.
Projectonderdelen Belcampo heeft volgens de coördinator aan de volgende onderdelen meegedaan:
de startmanifestatie;
het verspreiden van de krant;
‘voorlichtingsactiviteiten’;
het maken van filmpjes onder leiding van TOF Media-educatie en Videoproducties;
de slotmanifestatie.
INTRODUCTIE De coördinator van het Belcampo is bij het begin van de Maand van Liefde en Genot betrokken geweest, omdat hij deel uitmaakte van de stuurgroep en bij een aantal bijeenkomsten daarvan aanwezig was. Toen de opzet van de Maand duidelijk was moest hij deze echter nog intern op het Belcampo ‘zien te verkopen.’ Toen merkte hij bij zijn collega’s en kernteamleden een zekere terughoudendheid. Die terughoudendheid had met name te maken met het vermeende éénmalige karakter van de Maand van Liefde en Genot. Dit terwijl er juist binnen het Zorgteam, dat zich richt op de specifieke problematiek van leerlingen binnen de school, een roep ontstond voor meer continuïteit van dergelijke initiatieven. Met de Maand maak je misschien van alles los, maar
vervolgens gebeurt er niets mee; dat was de gedachte. Het breed gedragen idee op school is dat initiatieven zoals de Maand van Liefde en Genot eigenlijk ingebed zouden moeten worden in het gehele schoolbeleid, terwijl dat bij dit project niet het geval was. Zo speelden er vóór de Maand reeds initiatieven om peer mediation, gericht op de enorme groepsdruk die er bij een aantal VMBO-leerlingen bij het thema seksualiteit speelt, binnen de school op touw te zetten. Hierbij was echter sprake van een meer structurele opzet en niet van een eenmalig project. De coördinator is het in grote lijnen eens met de kritiek van de leerkrachten op de opzet van de Maand van Liefde en Genot. Een consequentie daarvan was dat het project van de Maand niet ‘groots’ is neergezet, maar dat meer aan leerkrachten werd gevraagd waar het nog een beetje in te passen viel.
OVERIGE PROJECTONDERDELEN De coördinator Gezonde en Veilige School is met betrekking tot de Maand bij geen enkele concrete activiteit direct betrokken geweest. Bij het beantwoorden van de vraag hoe deze activiteiten precies zijn verlopen kan hij alleen maar varen op enkele signalen die hem via collega’s hebben bereikt. Wel heeft hij ervoor gezorgd dat een aantal collega’s informatie over het project ontvingen. Deze collega’s bleken zeer zeker enthousiast te maken voor een aantal specifieke werkzaamheden die uit de Maand voortvloeiden. Dat had er ongetwijfeld ook mee te maken dat ze zelf konden kiezen waar ze aan mee zouden doen. De school heeft deelgenomen aan het TOF-filmproject en aan ‘voorlichtingsactiviteiten’ en de verhalen waren daarover positief. Eén docent heeft zich bezig gehouden met de externe voorlichters in de school, een andere is bezig geweest met het filmproject. Daarnaast is ook de krant onder de deelnemende leerlingen verspreid, maar een krant werkt niet goed bij deze doelgroep, volgens de coördinator, ‘ze worden immers doodgegooid met allerlei brochures’. De communicatie met de GGD verliep gedurende het gehele project uitstekend. De Slotmanifestatie ten slotte is volgens de coördinator van Belcampo ‘niet goed weggezet’. Of het project goed is aangekomen bij de leerlingen kan de coördinator niet met zekerheid zeggen; wel hoorde hij van één van de betrokken docenten dat de leerlingen geïnteresseerd waren en het leuk vonden. ‘Maar wat het verder precies met hun doet is niet helemaal helder.’
Aanbevelingen De belangrijkste aanbeveling die de coördinator met betrekking tot eventuele volgende projecten doet is dat het de voorkeur verdient om de scholen zelf activiteiten te laten initiëren en in gang te zetten, zodat er ruimere aandacht kan zijn voor de continuïteit en het jaarlijks terug laten komen van thema’s. In de huidige opzet was de Maand van
Liefde en Genot te éénmalig en te docent-afhankelijk. De coördinator had het dan ook interessanter gevonden als het een project betrof waarbij de scholen geld hadden gekregen om iets structureel op te zetten en het daarbij initiatief bij de school te laten, zodat de continuïteit meer gewaarborgd had kunnen worden.
2.2.4
De Star Numanschool
Beknopte achtergrondinformatie school De Star Numanschool is een openbare school voor praktijkonderwijs. Deze onderwijssoort
is bedoeld voor leerlingen die niet of nog niet de capaciteiten hebben om toegelaten te worden tot het leerwegondersteunend onderwijs. Praktisch werken staat bij de Star Numanschool centraal. De leerlingen leren door doen; praktijkvakken en stages maken het belangrijkste onderdeel van de opleiding uit. Het praktijkonderwijs heeft als doelstellingen: 1. bevorderen van de sociale redzaamheid en zelfstandigheid; 2. leiden naar de arbeidsmarkt en/of vervolgopleiding.
In de wet is vastgelegd voor welke leerlingen het praktijkonderwijs is bedoeld. Het gaat om leerlingen waarvan verwacht wordt, dat zij niet in staat zijn een VMBO - diploma te halen, ook niet met leerwegondersteuning. Zij hebben veelal een orthopedagogische en orthodidactische aanpak nodig. De toelating wordt bepaald door een onafhankelijke regionale verwijzingscommissie (RVC.) De vastgestelde criteria zijn:
een IQ tussen de 60 en 80;
een leerachterstand van meer dan 3 jaar.
Lettend op deze criteria is het praktijkonderwijs bedoeld voor leerlingen met beperkte verstandelijke vermogens. De leerling van het praktijkonderwijs heeft als kenmerken:
beperkte opname van informatie;
moeite om het geleerde toe te passen in andere situaties;
neemt beter informatie op door te doen, veel te oefenen en veel te herhalen in praktische situaties;
een korte spanningsboog;
(soms) sociaal - emotionele problematiek.
De Star Numanschool is echter geen specifieke school voor leerlingen met gedragsproblemen. Kinderen worden indien mogelijk naar het MBO (Noorderpoort) begeleid. In het instroomjaar zitten alle leerlingen door elkaar. Daarna gaan ze door in een V- of een T-gedeelte, waarbij V staat voor verzorging (80% meisjes) en T voor techniek (100% jongens). Het Star Numan biedt uitstromende leerlingen de mogelijkheid
om het eerste schooljaar van het Noorderpoort in twee jaar te doen. Doorstromen door het MBO en afronden van deze opleiding lukt echter bijna geen enkele leerling; het niveau hiervan is gewoon te hoog, bovendien kunnen ze alleen zo’n prestatie leveren met een zeer intensieve begeleiding en zo’n begeleiding kan het Noorderpoort niet e
geven. Kinderen stromen in op hun 11 jaar en de gemiddelde klassengrootte is 12 leerlingen.
Doelgroep Alle 150 leerlingen zijn met het project in aanraking gekomen: iedere groep heeft een onderdeel ervan gehad, maar geen enkele groep heeft alle onderdelen gehad. De eindgroep is over drugs voorgelicht, de meiden over loverboys. De leerlingen vonden trouwens dat loverboys ook aan de jongens aangeboden had moeten worden.
Aansluiting op bestaande problematiek Het project sloot volgens de coördinator zeer goed aan op de problematiek die binnen de school bestaat. Seks is in de ogen van veel kinderen iets ‘dat je gewoon doet’. Er zijn zelfs kinderen die vanuit de thuissituatie seksueel ‘misbruikt’ worden, maar dat niet als zodanig betitelen; ze vinden dat ‘normaal’. Ook onbeschermd vrijen komt veel voor, met soms Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA’s) als gevolg. Daarnaast komen op de Star Numanschool in beperkte mate tienermoederschappen voor; het probleem is dat de leerlingen daar soms zelf van tevoren de problematiek niet van inzien. Signalen voor het voorkomen van ongewilde seks zijn er beperkt en lang niet zo vaak als je bij deze doelgroep zou verwachten, want zo stelt de coördinator ‘meestal is het niet eens zo heel ongewild.’ Loverboy-problematiek komt nauwelijks voor naar de inschatting van de woordvoerder van de Star Numanschool, dat komt onder andere omdat de school vrij goed is afgesloten. Drugsgebruik komt eveneens voor, maar de school zegt dit evenwel redelijk onder controle te hebben. Met bovengenoemde problematiek op de achtergrond kwam de Maand van Liefde en Genot, naar zeggen van de coördinator ‘als geroepen.’
Projectonderdelen De Star Numanschool heeft aan alle onderdelen van de Maand van Liefde en Genot meegedaan, behalve aan de oudervoorlichting, welke wèl onderdeel van het project was.
Verloop van alle projectonderdelen INTRODUCTIE De woordvoerder van de Star Numanschool is als coördinator van de Gezonde en Veilige School door de GGD benaderd voor deelname aan het project. De keuze is
daarnaast op haar gevallen omdat ze zowel leerkracht, stagecoördinator als mentor is. Het enthousiasmeren van de leerkrachten voor deelname aan het project verliep redelijk, maar toen het op de daadwerkelijke uitvoering van het project neerkwam ging dat wat moeizamer. Uiteindelijk hebben de mentoren een mentor-uur aan de introductie van het project besteed. Voor de videoproductie is iemand twee dagen uitgeroosterd.
OVERIGE PROJECTONDERDELEN De projectcoördinator van de Star Numanschool acht het niet nodig om alle projectonderdelen ter evaluatie bij langs te lopen. Ze is over de gehele linie zeer enthousiast over het project en haar schieten geen onderdelen te binnen waarvan ze vindt dat ze verbeterd hadden kunnen worden, of het moet wel de foto op het krantje zijn geweest die door veel leerlingen als onsmakelijk is ervaren. Ze heeft wel het gevoel dat het project enig effect heeft gehad; leerlingen lijken wat wakker geschud te zijn. Ze beklemtoont echter dat herhaling erg belangrijk is bij dit type leerlingen; ze zou het dan ook erg toejuichen als er ieder jaar een dergelijk project georganiseerd zou worden.
AANBEVELINGEN Het meest kenmerkende van deze groep leerlingen is volgens de coördinator van de Star Numanschool de beperkte weerbaarheid; ze zijn gemakkelijk over te halen om iets te doen ‘om bij de groep te horen’. Daaraan zijn ook de problemen toe te schrijven die MSN-gebruik bij somige leerlingen tot gevolg heeft. Via MSN worden tussen leerlingen veel dreigementen uitgewisseld, waarop vervolgens zeer primair wordt gereageerd. Veel wordt daarbij als waarheid geïnterpreteerd en dat leidt soms tot vervelende problemen. De coördinator van de Star Numanschool stelt in dat kader voor om MSN-gebruik c.q. –misbruik onderdeel te laten zijn van een eventueel toekomstig project. De gemeenschappelijke noemer van alle projectonderdelen van de Maand van Liefde en Genot is immers het ‘gebrek aan weerbaarheid’ waar leerlingen van de doelgroep aan leiden. Juist dit gebrek aan weerbaarheid leidt tot problemen, waar nagenoeg alle onderdelen van de Maand van Liefde en Genot mee in verband kunnen worden gebracht.
2.2.5
Het Simon van Hasselt
Beknopte achtergrondinformatie school Het Simon van Hasselt is een leerwegondersteunende schakelschool. Kinderen worden binnen een dergelijke school weer ‘rijp’ gemaakt voor het VMBO, door óf een leerachterstand weg te werken, óf aan een gedragsprobleem te werken dat de achterstand teweeg heeft gebracht. Het gaat om kinderen in de leeftijd van 12 t/m 14
jaar. Vaak komen deze kinderen van het basis-onderwijs af of ze stromen in van het VMBO omdat het daar niet goed ging. Ze kunnen op het Simon van Hasselt geen diploma halen, het streven is dat alle leerlingen uiteindelijk terug gaan naar het VMBO. Lukt dat niet dan komen ze in de wat oudere groepen terecht en kunnen ze een praktijkgerichte stage gaan lopen. Ze stromen dan gelijk door naar het Regionaal Opleidings Centrum (ROC, werken en leren tegelijk). De lengte van een traject binnen het Simon van Hasselt is afhankelijk van de leerling. Meestal is na één à twee jaar een leerachterstand weggewerkt. Bij gedragsproblemen hangt de doorlooptijd van de sociaalemotionele ontwikkeling van een kind af. De reden dat leerlingen niet gewoon op hun eigen school doubleren, maar naar het Simon van Hasselt overgeplaatst houdt verband met de kleinere klassen op het Simon van Hasselt (maximaal 14 leerlingen) en de mogelijkheid van een mentoraat. Daarnaast krijgen ze op het Simon van Hasselt wat meer aandacht. Bovendien is er bij de keuze voor leerwegondersteunend onderwijs meestal sprake van een grotere leerachterstand dan bij kinderen waarbij de keuze wordt gemaakt om op het VMBO te doubleren.
Doelgroep Het project is op het Simon van Hasselt niet aan alle klassen aangeboden. Er zijn acht groepen op de school en de coördinator heeft in de lerarenvergadering gevraagd welke mensen belang hadden bij het project. Daarnaast onderstreept ze dat het voor het Simon van Hasselt een ‘uitprobeersel’ was. Zou het goed bevallen, dan zouden er het volgend jaar meerdere groepen kunnen meedoen. Al met al heeft iedere groep wel ergens mee te maken gehad, maar geen enkele met het totale pakket.
Aansluiting op bestaande problematiek De door de Maand van Liefde en Genot behandelde problematiek speelt wel degelijk bij deze doelgroep, aldus de coördinator; ‘je schrikt ervan.’ Als je hoort wat kinderen in de leeftijd van 12 t/m 15 allemaal doen: daar is ‘zoenen’ helemaal niets meer bij. Ongeremd seksueel gedrag en onveilig seksueel gedrag zijn ook zeker aan de orde. Geen condooms gebruiken, en de daaruit voortvloeiende angst om zwanger te zijn, zijn vaak gesignaleerde problemen op de school. Alcohol- en drugsproblemen zijn minder aan de orde, hoewel blowen c.q. softdrugsgebruik wel voorkomt. Alcohol speelt voornamelijk in de weekenden, denkt de coördinator. Het loverboy-probleem lijkt nauwelijks aan de orde te zijn op deze school. Misschien houdt dat verband met het feit dat kinderen om die reden niet bij school mogen blijven hangen maar direct na afloop naar huis moeten gaan. In ieder geval is ze nooit met leerlingen geconfronteerd die erover praatten of aangaven dat ze er problemen mee hadden.
Projectonderdelen Het Simon van Hasselt heeft volgens de coördinator aan de volgende onderdelen meegedaan:
de startmanifestatie + stands en (openings)toneelstuk, welke op het Mondriaan plaats vond;
het verspreiden van folders c.q. het krantje;
het maken van filmpjes onder leiding van TOF Media-educatie en Videoproducties;
de peer-education van Scora;
seksuele voorlichting van de voormalige Rutgersstichting;
de quiz uit het krantje (‘test je theorie’) en
het eindfeest.
Verloop van alle projectonderdelen INTRODUCTIE Het hoort bij haar takenpakket als coördinator Gezonde en Veilige School dat dit project bij haar als leerkracht en tevens mentor van groep 2 van het Simon van Hasselt terecht kwam. Het Simon van Hasselt had al in de planning om Scora een keer te bellen om voorlichting te geven over loverboys, toen ze het project opeens kregen aangereikt door de GGD. Het was een goede voorbereiding, qua organisatie hoefde het Simon van Hasselt daar weinig mee te doen: alles was al kant en klaar, ze moesten alleen hun roosters erop aan laten sluiten. Wel signaleerde de coördinator dat sommige leerkrachten even moesten slikken: er was namelijk in het verleden op dit terrein al het een en ander gebeurd en dit project betekende dat daar opnieuw energie in gestoken moest worden. Beter zou dan ook geweest zijn als je er aan het begin van het schooljaar mee geconfronteerd zou zijn geweest, zodat je alles tijdig had kunnen inplannen. Nu moest ze de leerkrachten daar ‘midden in het jaar’ nog een keer mee confronteren. Als zij eerder had geweten dat dit project zich zou aandienen dan had de alcohol- en drugspreventie erin meegenomen kunnen worden, en kunnen worden geïntegreerd met alle andere activiteiten die de school in december op eigen initiatief had georganiseerd. Dat is veel duidelijker naar ouders, kinderen en collega’s toe. Bovendien: structuur is voor dit type kinderen nou juist zo belangrijk en die moet je halverwege het traject zo min mogelijk aanpassen.
OVERIGE PROJECTONDERDELEN Het onderdeel ‘loverboys’ van het project bleek op het Simon van Hasselt goed aan te slaan, dat is dan ook zeer zeker voor herhaling vatbaar. Bij voorkeur zou dit onderdeel
volgend jaar aan een jongere klas meiden aangeboden moeten worden. Dit jaar is de voorlichting over anticonceptie bij verschillende groepen aan geboden, terwijl Scora weer bij andere groepen is geïntroduceerd. Ondanks het wat ongelukkige startmoment van het project (midden in het jaar) is het wel goed verlopen. Wellicht houdt dat verband met het feit dat het beperkt is gehouden en dat niet alle groepen alles hebben ‘gekregen’. Überhaupt is niet van het gehele aanbod van de Maand gebruik gemaakt. Aan het toneelspelen is bijvoorbeeld niet mee gedaan. De opening van de Maand had beter decentraal gekund, met standjes op alle deelnemende scholen. Het is vervelend bij een centrale openingsmanifestatie als deze dat allerlei kinderen van verschillende scholen door elkaar lopen. Het was dan ook een ‘rommeltje’, vond de coördinator, ‘zonde van de tijd.’ Het toneelstukje heeft daarom bijna iedereen misgelopen. Zij heeft zich vooral geërgerd aan andere scholen, het was heel onrustig en er werd ook mobiel gebeld. De reden was vermoedelijk dat er zo’n vijftig tot honderd kinderen aanwezig waren, terwijl er nauwelijks leerkrachten zijn op komen dagen. Scora was heel leuk, maar de coördinator vond het jammer dat er geen leerkrachten bij mochten zitten. Sommige Scora-studenten misten toch een stukje ‘didactische ervaring’. Bovendien wilden ze zelf helemaal niets kwijt over hun eigen seksuele ervaringen, terwijl ze wel van de scholieren verwachtten dat ze aangaven wie er nog maagd was. Juist als ‘peer educator’ moet je daar zelf ook over kunnen praten. Aan de workshops is niet deelgenomen, wel aan het videoproject; er waren verschillende kinderen uit verschillende klassen gehaald om daaraan mee te doen. Dat was echt een groot succes, maar de leerkrachten hadden toen wel met een kleinere klas te doen, waaruit enkele kinderen ontbraken. De kinderen waren uitverkozen op basis van interesse. Er bleek best veel animo voor te zijn, en er waren ook kinderen verbolgen dat er geen plaats meer voor hen was. Het mooie van het project was ook dat het tot een echt resultaat in de vorm van een heuse film leidde. Zelf was de coördinator er niet bij, maar ze heeft wel de indruk dat het maken van zo’n filmpje er ook toe aanzette om over de problematiek na te denken. De enquêtes en vragenlijstjes op de standjes en de quiz van het krantje waren heel leuk, die spraken de kinderen aan.
2.2.6
Verpleegkundige Jeugd GGD Groningen
Aanleiding betrokkenheid De aanleiding dat de verpleegkundige jeugd van de GGD in Groningen is gevraagd om deel te nemen aan de Maand van Liefde en Genot houdt verband met het feit dat zij in het kader van de stimulering van de wijkgezondheid werkzaam is geweest binnen het
verslavingspreventieproject ‘Ik wait wat ik dou’. Naast haar werkzaamheden als Verpleegkundige Jeugd op de GGD heeft zij als verslavingsdeskundige van het basisonderwijs de meeste voorbereidingsgesprekken van de Maand bijgewoond.
Concrete inzet Gaande de vormgeving van het project bleek dat het project veel meer gericht zou worden op het voortgezet onderwijs dan op het basisonderwijs. Toch bleek er beperkte ruimte om activiteiten voor het basisonderwijs aan te bieden. In dat kader heeft zij tezamen met de politie lessen gegeven over alcohol in de Oosterpark, gekoppeld aan fitheidtesten. Ze hebben het daarbij in het kader van genot geplaatst; genot van alcohol en genot van sport: iets ongezonds en gezonds. Alcohollessen vormden het ongezonde deel binnen het project, fitheidtesten het gezonde. In totaal is anderhalf uur met de politie voorlichting over verslaving gegeven in twee groepen 8 van het basisonderwijs op de S.J. Boumaschool in de Oosterpark. Tevens zijn pubergidsen verspreid van EMGZ, gericht op groep 7 en 8 van het basisonderwijs, met voorlichting door twee seksuologen. Hoewel verslavingsproblematiek nog niet zo speelt binnen het basisonderwijs, wordt wel getracht al in een vroeg stadium te bereiken dat het denken erover wordt gestimuleerd en dat de kinderen de gevaren ervan kennen. Behalve dat de coördinator bij de afsluiting van de Maand aanwezig was heeft zij ook meegeholpen die te organiseren. De slotmanifestatie is echter weinig bezocht. Simplon was volgens haar geen handige locatie; de weg erheen was niet gemakkelijk voor de jongeren en men had wellicht beter voor een school kunnen kiezen. Ook de Ska-band sloot niet goed aan op de wensen van de leerlingen.
Politieke ontwikkelingen Repondente geeft aan dat vanuit de gemeente Groningen de subsidie is stopgezet voor de Gezonde School en Genotmiddelen, terwijl in dezelfde tijd de GGD heeft besloten dat de VNN het voortgezet onderwijs op zich gaat nemen in het kader van de preventieprojecten en de GGD het basisonderwijs. Een en ander heeft volgens haar tot gevolg dat de continuïteit op dit soort belangrijke voorlichtingsterreinen ernstig in gevaar komt. Zij geeft dan ook aan dat in continuering van de Maand van Liefde en Genot het gevaar schuilt dat scholen kunnen nu te gemakkelijk zeggen dat zij die gezonde school en genotmiddelenpreventie niet meer zo nodig vinden. Ten eerste moeten zij er nu zelf voor betalen en te tweede er is nu immers een Maand van Liefde en Genot?
Overige aandachtspunten Respondente geeft aan het niet zo goed te vinden dat de scholen niet intensief genoeg bij het project betrokken waren. Dat is volgens haar wel vaker een fout die de GGD maakt, ze luisteren te weinig naar het veld. Er hadden meer ideeën vanuit de scholen moeten worden ingebracht. Bij de Maand was er maar één coördinator die dit project droeg vanuit de scholen: de centrale coördinator van het Mondriaan. In dat kader geeft zij enkele adviezen voor eventuele volgende projecten:
meer gebruik maken van peer mediation. In de huidige opzet van het project voel je je toch een beetje een moralist met een opgestoken vingertje die om zijn doelgroep te bereiken maar een aantal keer de term ‘vet cool’ laat vallen;
de scholen er nog meer bij betrekken in het voortraject. Dat wil zeggen dat ze actief mee moeten denken;
ook jongeren zelf mee laten denken, bijvoorbeeld jongeren uit de leerlingenraad van scholen.
Nawoord van de interviewer Toen de eerste gedachten over de Maand van Liefde en Genot ontstonden was het aanvankelijk de bedoeling dat de maand zowel op de basisschool als op het voortgezet onderwijs betrekking zou hebben. Gaandeweg is het project echter geëvolueerd tot een project dat nagenoeg uitsluitend op het voortgezet onderwijs betrekking had. Het feit dat de preventiemedewerkster van de GGD toch in het kader van de Maand enkele activiteiten heeft verricht binnen het basisonderwijs in de Oosterpark is een gevolg van het aanvankelijk hinken op twee gedachten (integraal of alleen voortgezet onderwijs). Daarmee is dit onderdeel echter wel een min of meer ‘ondergeschoven kindje’ geworden. Het verdient dan ook aanbeveling om bij toekomstige projecten direct al duidelijkheid te creëren over de doelgroep en het is in dat kader wellicht verstandig om het project schoolbreed aan te bieden, zowel aan het basisonderwijs als aan het voortgezet onderwijs.
2.2.7
Opbouwwerker MJD, locatie Beijum
Voorinformatie Op 1 oktober 1994 is stichting WING (Welzijn In Groningen) ontstaan uit een fusie van Delta, SWOG en Bureau Bewonersdeskundigen. In de zomer van 2004 gaat de welzijnsinstelling echter failliet en wordt WING ‘verkaveld’. De taken gaan over naar het Centraal Orgaan Peuterspeelzalen (COP), Stichting Maatschappelijke en Juridische Dienstverlening (MJD), Stichting Stiel, Werkprojecten Groningen (WPG) en Koks
Herberg. Het jongerenwerk, en daar valt ook de Maand van Liefde en Genot onder, wordt dus sinds 2004 bij het MJD ondergebracht.
Taken opbouwwerker binnen MJD Sinds de werkzaamheden van respondent bij het MJD zijn ondergebracht is hij meer allround geworden. MJD doet voornamelijk maatschappelijk werk, randgroepenwerk, straathoekwerk, soms in een projectopzet. Respondent heeft ‘een ochtend Mondriaancollege’ van 10-2 en heeft daar een soort alternatieve kantine waar kinderen kunnen tafeltennissen, spelcomputeren etcetera. Daarnaast legt hij er contacten op het schoolplein en probeert een vertrouwensband op te bouwen met probleemkinderen, zoals kinderen die vaak uit de les worden gestuurd of kinderen die drugs gebruiken. Hij zit één keer per maand in een ‘soort van zorgoverleg’ met docenten om probleemgevallen te bespreken, of aandacht te vragen voor specifieke problemen bij kinderen van de school. Bovendien organiseert hij iedere middag in het Trefpunt in Beijum een tienerproject, organiseert hij een soos voor 20 tot 40-jarigen, alsmede een avondsoos voor de doelgroep 14 t/m 24 jaar.
Aansluiting op bestaande problematiek De opbouwwerker is van mening dat de binnen de Maand van Liefde en Genot behandelde problematiek zeker op de scholen, die binnen het project worden bereikt, speelt. Loverboys wellicht het minst, maar dat houdt eveneens verband met het feit dat je daar het minst grip op hebt. Hij verwacht echter niet dat het probleem in ruime mate tot problemen leidt. Wat wel voorkomt zijn jongens die ervoor zorgen dat meisjes verliefd op hun worden, maar die alleen maar uit zijn op een sekscontact. In sommige gevallen kunnen deze jongens langzaam veranderen in autoritaire ‘partners’ die die meisjes soms slaan. Dat kan soms tot gevolg hebben dat die meisjes niet meer bij zo iemand weg durven te gaan . Dat is een enigszins vergelijkbaar probleem, maar toch ook een ander probleem dan ‘echte’ loverboys die proberen die meisjes ook ‘achter het raam te krijgen’. Daarnaast merkt hij dat er veel 13-14-jarige meisjes zijn die volledig seksueel actief zijn maar de meest naïeve gedachten hebben over seks en de risico’s ervan. Daar sloot het project zeker goed op aan. De kracht van opbouwwerkers die op schoolpleinen en binnen scholen actief zijn is gelegen in het feit dat ze niet als leraar, maar meer als een vertrouwenspersoon worden gezien, die ze bovendien ook in de wijk tegenkomen. De kinderen weten dan ook dat ze daarnaast een jeugdhonk bemensen.
Betrokkenheid project Respondent is ter voorbereiding van de Maand van Liefde en Genot bij een aantal projectvergaderingen van de stuurgroep geweest. Daar werd over diverse potentiële onderdelen van het project gesproken. Daarnaast is hij betrokken geweest bij het zogenaamde Safe Seks Promotie Team (SSPT), georganiseerd door medisch studenten. Ook is hij betrokken geweest bij Vrouw Holle, twee dames die bij de buurtsoos toneel kwamen doen met een ‘seksvoorlichtingsaspect’, waar de jongeren zelf in konden participeren. Tenslotte heeft hij meegewerkt aan het gestalte geven aan de krant en heeft hij de slotmanifestatie bijgewoond.
Verloop van het project Het Safe Seks Promotie Team op de soos was volgens ondervraagde een groot succes. Zowel in Beijum als in Lewenborg is een dergelijke sessie georganiseerd, welke heel goed viel. Een veel minder groot succes was Vrouw Holle. Het ging over seks, maar werd op een veel te kinderachtige manier gebracht. Dat slaat niet aan bij randgroepjongeren. Hij had door de telefoon nog aan de dames doorgegeven dat het een moeilijke doelgroep betrof, maar ze hebben het vermoedelijk onderschat. Binnen een kwartier was het een chaos. Na een half uur trokken de dames ook zelf de conclusie dat ‘dit het niet was’ en ze hebben vervolgens hun optreden gestaakt. Naar hij had horen zeggen was Vrouw Holle ook in andere wijken niet zo’n groot succes. Zowel Vrouw Holle als het Safe Sex Promotion Team zijn beiden op de soos georganiseerd, Vrouw Holle voor de doelgroep 10-14-jarigen, en het SSPT voor de doelgroep 14-24. Hij vindt het wel jammer dat hij niet altijd even goed ‘gehoord’ is. Hij heeft bijvoorbeeld een aantal dingen aangegeven waar vervolgens helemaal niets mee is gebeurd. Zo was de muziekkeuze van de bandjes op het eindfeest (Ska) volkomen misgekleund. Hiphop was een veel betere keuze geweest. Hij had hier al voor gewaarschuwd, want hij kende de muziekvoorkeur van de jeugd vanuit zijn soos. Maar hier is helaas niets mee gedaan. Ten tweede heeft hij tijdig aangegeven dat het formaat van de krant van Liefde en Genot te groot was. Als iemand erin zat te lezen in de kantine dan kon iedereen zien dat hij op bladzijde vier of vijf bezig was, die bijvoorbeeld over homo’s ging. Iedereen gaf aan het een goed idee te vinden om hem op tijdschriftformaat te maken, maar er is vervolgens niets mee gebeurd. Verder vond ondervraagde het een uitstekende samenwerking, en is hij van mening dat het project opnieuw moet worden georganiseerd.
Effecten van het project Op de vraag of de opbouwwerker enig effect bij de doelgroep signaleert, laat hij weten dat dit moeilijk is vast te stellen, maar dat hij de indruk heeft van wel. Zo heeft hij veel met de krant in het jeugdhonk gezeten en hij nodigde daarbij kinderen uit om de daarin afgedrukte test in te vullen. Zo kwam hij er opnieuw achter dat toch veel kinderen niet weten dat je bijvoorbeeld van orale seks niet zwanger kunt raken. Er kwam soms ook echt een discussie op gang in de jeugdsoos. Dat mag echt een succes worden genoemd.
2.2.8
Opbouwwerker MJD, locatie Oosterpark
Taak binnen de Maand van Liefde en Genot Ondervraagde is niet direct vanaf begin (april) in de stuurgroep aanwezig geweest; ze heeft slechts aan de laatste drie vergaderingen deelgenomen. Toen stond het project er al in grote lijnen. en luidde de vraag veeleer: wat is er bij de GGD in de aanbieding dat binnen ons team gebruikt kan worden. De GGD had reeds een aantal onderdelen ontwikkeld die het MJD in kon huren, zoals de voorlichting over voorbehoedsmiddelen en geslachtziekten. Uiteindelijk is voor de volgende onderdelen gekozen:
een workshop binnen de jeugdsociëteit over ‘grenzen stellen’ (Vrouw Holle), aangeboden aan de groep van 10 meiden die wekelijks de soos bezoeken;
een training door de GGD aan opbouwwerkers;
twee keer voorlichtingsstandjes op de soosavonden op twee locaties: bij elkaar bezocht door zo’n 40 jongeren, waaronder de 10 eerder genoemde meiden.
De maand van Liefde en Genot werd dus vooral geïmplementeerd in de soosavonden. De activiteiten zijn een paar dagen van tevoren bij de jongeren aangekondigd. Gemiddeld bezoeken zo’n 10 tot 25 jongeren in de leeftijd van 9 tot 15 jaar de soosavonden. Veel daarvan hebben geen hobbies en hun ouders zijn vaak blij als ze even de deur uitgaan. Er is binnen de bewuste gezinnen overigens ook vaak weinig geld. Tijdens de soosavond is twee maal een stand neergezet met allerlei voorlichtingsmateriaal. Voor deze opzet is bewust gekozen: voorlichting in de vorm van een voorlichtingsles werkt bij deze doelgroep niet zo goed. Los van de Maand geeft het MJD al jaarlijks in samenwerking met de GGD en de vensterschool een training seksuele voorlichting en een weerbaarheidstraining.
Aansluiting op de doelgroep Het project sloot volgens respondente zeker aan op bestaande problematiek in de Oosterparkwijk. Het project kwam immers mede voort uit een onderzoek binnen de
oudere wijken, waarin een verhoogd risico voor dergelijke problematiek is aangetoond. Op jonge leeftijd alcohol gebruiken, roken, blowen, en meiden die zich laten gebruiken door oudere jongens, dat zijn echt grote problemen en die spelen in dit soort wijken zeer zeker. Kinderen die in de soos komen behoren vaak echt tot de onderlaag van de maatschappij. Problemen als ouders die nooit thuis zijn als kinderen uit school komen zijn aan de orde van de dag. Bij jeugdactiviteiten die door het MJD in deze wijk wordt e
e
georganiseerd is er een categorie jongeren dat op hun 4 , 5 al zelfstandig over straat gaat en de soos bezoekt. Zo is ook een probleem dat er 18-jarigen zijn die al kinderen krijgen en dan zie je de problematiek zich herhalen, want hoe kun je van kinderen verwachten, die zich op geen enkele manier van hun situatie hebben kunnen losmaken, dat ze zelf kinderen opvoeden? Een project als de Maand van Liefde en Genot is slechts een eerste aanzet om daar iets aan te doen. Loverboy-problematiek komt eveneens voor, maar niet geheel duidelijk is op welke schaal dat gebeurt want het is een zeer ongrijpbaar probleem. Zitten meiden eenmaal in het circuit dan kun je ze er bijna niet meer uithalen. Buurtwerkers zijn de enige die soms nog wat contact met deze meiden hebben, de politie bijvoorbeeld al helemaal niet meer. Loverboy-problematiek speelt reeds vanaf 12 jaar. Ze komen de jongens tegen op scholen en in het uitgaansleven. Sommige meiden worden overgeplaatst naar Amsterdam en komen daar ‘achter de ramen’ te zitten. Ongewilde seks komt ook veel voor, vooral omdat seks als een verkapte vorm van aandacht kan worden beschouwd en het wordt als ‘stoer’ ervaren. Voor onveilige seks geldt hetzelfde en genotmiddelen kunnen tot gevolg hebben dat van een goede anticonceptie wordt afgezien.
Hoe is de Maand van Liefde en Genot verlopen? De voorlichtingsbijeenkomsten c.q. standjes waren prima; de jongeren vonden het hartstikke leuk. Er zat ook een vragenlijst bij die ze ter plekke konden invullen, daar werd volgens ondervraagde zeer serieus mee omgegaan. De workshop Vrouw Holle liep niet zo goed; de meiden hadden zich er iets anders bij voorgesteld en hadden zeker niet verwacht dat het interactief zou zijn. Het was tijdens de workshop heel druk en alles moest in nog geen anderhalf uur tijd afgerond zijn, zodat alles veel te snel moest. De opbouwwerker kon er ook niet bijzitten en kon het derhalve niet al te best voorbereiden. Al met al was Vrouw Holle in meerdere opzichten geen succes. Ondervraagde is niet bij het eindfeest geweest, maar had wel gehoord dat het heel slecht is bezocht. Het was naar haar idee te groots opgezet als afsluiting van een project. Voor de jeugd leeft de Maand van Liefde en Genot niet als een groot integraal project; ze kregen immers allemaal maar een paar kleine onderdeeltjes aangeboden.
Een groot afsluitend feest haakt eigenlijk in op het idee dat kinderen het project ook in zijn gehele omvang hebben kunnen ervaren, maar daarvan was eigenlijk helemaal geen sprake. Bij alle onderdelen van het project ging het om kleine groepjes deelnemende jongeren en dat is ongetwijfeld ook een oorzaak geweest voor de slechte opkomst bij de slotmanifestatie: de daadwerkelijke grootte van het project zat veel meer ‘in de hoofden van de bedenkers’ ervan dan van de doelgroep.
Aanbevelingen De belangrijkste aanbeveling die ondervraagde doet betreft het feit dat MSN-gebruik moet worden opgenomen in de Maand. Door MSN-gebruik ontstaan heel veel ruzies. Het gaat echt ver wat er via de computer allemaal voor ellende wordt uitgewisseld, sommige chat-sites worden om die reden zelfs uit de lucht gehaald. MSN kan daarnaast ook nog eens worden gebruikt om kinderen te benaderen. ‘Als je beseft dat ze soms lijsten van wel 150 contactpersonen op de computer open hebben staan, dan kunnen ze onmogelijk precies doorhebben met wie ze chatten.’ En als ze thuis geen computer hebben, dan gaan ze ergens anders wel achter het internet, zoals op de buurtcentra.
Samengevat is ondervraagde zeker voorstander van het jaarlijks laten terugkomen van de Maand van Liefde en Genot omdat ‘herhaling bij deze doelgroep van groot belang is’. Als je bovendien iemand van 12 voorlichting geeft die er nog niet aan toe is kan hij of zij de stof ook nog niet goed plaatsen, ze zijn er dan wellicht ook nog nooit mee geconfronteerd. Doe je dat een of twee jaar later nog eens dan kan alles heel anders zijn en valt de informatie op zijn plek.
2.2.9
Verslavingszorg Noord Nederland
Achtergrondinformatie Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) is ontstaan uit een fusie (sinds november 2004) van drie provinciaal werkende Consultatie Bureau’s voor Alcohol en Drugs (CAD) in Friesland, Groningen en Drenthe. Het CAD zelf bestaat niet meer als instituut. VNN bestaat uit een aantal onderdelen, te weten: preventie, hulpverlening, opname, werkprojecten, dagbehandeling en 24-uurszorg. De woordvoerder van VNN is preventiemedewerker verslavingsproblematiek en dan met name op het terrein van alcohol. Qua preventie zit VNN dicht tegen de GGD aan, zij het dat de GGD de collectieve gezondheidspreventie doet en VNN de verslavingspreventie. Ondervraagde is begonnen binnen de methadonverstrekking als sociaal verpleegkundige, later is hij als preventiewerker bij VNN gekomen. Voorbereiding van de Maand
Ondervraagde is bij de projectbesprekingen ter voorbereiding van de Maand geweest, enwel bij nagenoeg allemaal. Hij is van mening dat hij goed werd gehoord tijdens de voorbereidingsbijeenkomsten en dat er ruimte genoeg voor ideeën was. De ‘liefdepoot’ van het project lag wat meer bij de GGD en ‘genotspoot’ bij de VNN, vandaar dat de VNN als instituut bij de Maand betrokken is.
Concrete invulling van de Maand VNN is binnen het project verantwoordelijk geweest voor het geven van gastlessen over drugs, alcohol en loverboys. Deze zijn gegeven door drie collega’s van ondervraagde. Niet op alle scholen is exact hetzelfde programma aangeboden, maar daarin konden de scholen zelf kiezen. Zo koos de ene school alleen voor voorlichting over loverboys, de andere loverboys en alcohol etcetera.
Verloop van de Maand De gefragmenteerde en niet uniforme afname van producten door de scholen zorgde ervoor dat het verband tussen alle onderdelen van het project niet goed uit de verf kwam, zo stelt ondervraagde. Beter zou zijn geweest dat alle scholen alles hadden afgenomen, dan was het verband tussen de verschillende onderdelen duidelijk geweest en had het project wellicht (nog) meer effect gehad. Zo zit er een soort overlap tussen de peer-education van Scora en de voorlichting van het Rutgershuis, waardoor deze twee onderdelen in samenhang hadden kunnen worden aangeboden. Ook de volgorde waarin onderdelen worden aangeboden had men dan zorgvuldig kunnen vaststellen. Het mooie van dit project was overigens dat nu eindelijk een keer genotmiddelen werden gekoppeld aan veilig vrijen. De verantwoordelijkheid voor het ene onderdeel ligt weliswaar bij de VNN (genotmiddelen en alcoholvoorlichting), terwijl die voor het andere bij de GGD ligt (veilig vrijen) maar dat is in feite een uitstekende combinatie; immers onveilig vrijen gebeurt vaak onder invloed. Maar nu was alles te ‘los’ georganiseerd. Respondent had de scholen dan ook minder vrijheid willen geven in hun keuze van onderdelen van het project. Die hadden een compleet pakket af moeten nemen, desnoods door te bezien of er een cobinatie mogelijk was van verschillende projectonderdelen. Hij zou er dan ook beslist niet tegen zijn geweest een andere organisatie als in dat kader zijn onderdeel (alcoholvoorlichting) had meegenomen. Hij had dan toch immers wel aanwijzingen over de inhoud van zo’n voorlichting kunnen geven? De drie docenten van VNN die de gastlessen gaven hadden reeds ruime ervaring met het geven van voorlichting aan deze doelgroep; het ‘product’ lag dus al kant en klaar in de kast. Zo bestaat er in de gemeente Groningen het project Gezonde en Veilige School. Dat is een project dat alle scholen in het voorgezet onderwijs aangeboden wordt, waarbij
HALT zich bezig houdt met veiligheid (o.a. peer-education) en waarin de GGD en de VNN samen allebei verantwoordelijk waren voor een aantal scholen waarbij het project Gezonde School en Genotmiddelen draaide. Gezonde School en Genotmiddelen is een landelijk project en er zijn ook op landelijk niveau materialen voor ontwikkeld. Binnen het project wordt in de eerste klas van het voortgezet onderwijs ’roken’ aan de orde gesteld, in de tweede klas het onderwerp ‘alcohol’ en in de derde klas het onderwerp ‘softdrugs’. Overigens neemt niet elke school deze voorlichtingsproducten ook af; het is facultatief. De kosten voor de voorlichting worden op gemeentelijk niveau betaald, met uitzondering van het VMBO, terwijl daar wel de belangrijkste doelgroep zit. Op het VMBO wordt daarom door VNN over deze onderwerpen voorlichting gegeven, maar dan niet onder financiering van de gemeente, maar van de school zelf en wel wat minder grootschalig. Overigens geven de docenten van de scholen zelf de lessen, maar VNN begeleidt hun daarbij en geeft hun lesmaterialen. Daarnaast is in het project opgenomen dat er iets gebeurt op het terrein van regelgeving rond genotmiddelen op school en dat er ouderavonden worden georganiseerd. Om niet alleen van de docenten van de scholen afhankelijk te zijn heeft VNN gezegd dat ook zij gastlessen kunnen geven. Dat deden zij al voor de tweede (alcohol) en derde klassen (drugssmokkel). Kortom: VNN kon naadloos bij de Maand van Liefde en Genot aansluiten, de inhoud van alle lessen hoefden zelfs niet te worden aangepast. Het contact met de GGD teslotte, verliep uitstekend.
Aanbevelingen Er is naar het idee van ondervraagde binnen de Maand teveel inzet gedaan op het onderwijs en te weinig naar andere methoden van informatie-overdracht gekeken. Hij is daarnaast van mening dat de Maand veel beter bekend gemaakt had moeten worden binnen de wijken die meespelen, zodat iedereen c.q. elke inwoner het weet. Er dienen daarom simultaan activiteiten te worden georganiseerd op zowel de straat, in het winkelcentrum, als bij de jongerenwerkers. Wil je preventie goed neerzetten, dan moet je op drie domeinen nadrukkelijk inzetten, te weten het domein school, het domein vrijetijd en het domein thuis. Binnen de huidige opzet van de Maand is echter hoofdzakelijk het domein school aan de orde geweest. Zo had de krant ook huis aan huis verspreid kunnen worden en er had zelfs een apart krantje voor ouders gemaakt kunnen worden. Het gaat weliswaar om de jongere, maar deze moet er ook in de thuissituatie over kunnen praten. Ondervraagde vond het krantje echt fantastisch, maar de eindmanifestatie was daarentegen een grote flop. Hij had voorzien dat Simplon niet de juiste locatie was, immers jongeren uit drie verschillende wijken vallen niet op één locatie te mengen.
Bovendien was de doelgroep dusdanig jong dat ze naar alle waarschijnlijkheid van hun ouders veelal geen toestemming kregen om naar Simplon te gaan. MSN-gebruik is goed te koppelen aan de onderwerpen die in de Maand worden behandeld. Bovendien wordt dat echt een probleem in de toekomst denkt ondervraagde. VNN neemt dit dan ook wel eens op in hun voorlichting over loverboys. Er is namelijk een bepaalde connectie tussen MSN-gebruik en loverboys, omdat via MSN tegenwoordig steeds vaker de eerste contacten tussen loverboys en ‘hun slachtoffers’ worden gelegd. Ondervraagde zou ook méér scholen bij het project willen betrekken, hij is voorstander van een integrale aanpak bij alle scholen uit de bewuste wijken en betreurt het in dat kader dat het Alpha-college is buitengesloten en het Wessel Gansfoort heeft geweigerd. Ten slotte is hij van mening dat het project omwille van het feit dat ‘er in korte tijd iets grootschaligs moet worden neergezet’ beter beperkt had kunnen worden tot één wijk, maar dan met extra inzet. Een wijk-voor-wijk-aanpak heeft bij hem de voorkeur boven het combineren van wijken in één project, waarin de opzet van de Maand dit maal voorzag. Hij had derhalve graag gezien dat het project was beperkt tot een kleiner gebied, maar dan wel met meer diepte en met een breder aanbod van onderdelen. Ondervraagde is er tegenstander van om het project elk jaar te herhalen in dezelfde omgeving; dan heeft het ook geen effect meer. Weliswaar ‘ververst’ het leerlingenbestand zich om de zoveel tijd, maar een jaar is daarvoor te kort. Het is meer dan voldoende om één keer in de drie à vier jaar een dergelijk project op te zetten; dan blijft het ook iets bijzonders. En ten slotte is het ook financieel aantrekkelijker als men de frequentie naar beneden toe bijstelt en om de drie jaar een andere wijk neemt, maar dan wel met een intensief en geïntegreerd aanbod.
2.2.10 Centrum voor Seksuele Gezondheid Noord Nederland Achtergrondinformatie Het Centrum voor Seksuele Gezondheid Noord Nederland (CSGNN) is ontstaan uit een fusie die ruim twee jaar geleden plaatsvond tussen Stimezo en het Rutgershuis. Aldus is een combinatie van abortushulpverlening en seksuologische hulpverlening ontstaan. Bij de Maand van Liefde en Genot is alleen de ‘Rutgerspoot’ van de CSGNN betrokken geweest. CSGNN-Rutgers richt zich op medische hulpverlening, zoals:
anticonceptie;
SOA’s;
uitstrijkjes voor screening op baarmoederhalskanker, etc.
alsmede op seksuologische hulpverlening, zoals:
erectieproblemen;
orgasmeproblemen;
twijfel over seksuele identiteit etc.
CSGNN-Rutgers kan een breed pakket aan voorlichting en workshops aanbieden, zoals voorlichting over:
anticonceptie;
seksueel overdraagbare aandoeningen;
seksuele vorming;
weerbaarheid, etc.
Betrokkenheid bij het project CSGNN-Rutgers heeft voorlichtingslessen op de scholen gegeven over anticonceptie. Deze lessen zijn zowel door ondervraagde (als beleidsmedewerker bij CSGNN-Rutgers) als door een collega van haar gegeven. Zij zelf heeft zes lessen verzorgd, drie bij de Star Numanschool, twee bij Simon van Hasselt en één bij het Hamrik. De scholen konden daarbij zelf aangeven welk type voorlichting ze graag wilden ontvangen, evenals aan welke scholieren die voorlichting moest worden gegeven.
Verloop van het project De voorlichtingslessen zijn goed verlopen. Wel is ondervraagde van mening dat het niet de voorkeur verdient om lessen over uitsluitend anticonceptie te geven. Een dergelijk onderwerp zou eigenlijk in een breed verband aangeboden moeten worden, immers alle onderwerpen die tot het potentiële pakket van CSGNN-Rutgers behoren hebben iets met anticonceptie te maken. Dat bleek ook uit de vragen die er tijdens de lessen door de leerlingen werden gesteld. Bij één school heeft ze alleen maar les aan jongens gegeven. Ze werd hier gelukkig wel van tevoren door de school over ingelicht, want jongens hebben op het terrein van anticonceptie veelal een andere belangstelling dan meisjes en zijn meer ‘technisch’ dan ‘belevings-‘gericht. De voorlichting ging daarom al gauw de richting uit van SOA’s. Ondervraagde vond het een ‘gemiste kans’ dat alles zo gefragmenteerd was aangeboden aan de leerlingen. Ze had verwacht dat als een klas door CSGNN-Rutgers over anticonceptie was voorgelicht, een andere instantie de voorlichting over bijv. SOA’s op zich had genomen, maar dat bleek niet zo te zijn; alle betrokken scholen hebben slechts kleine stukjes van het project ‘hapsnap’ aan hun leerlingen aangeboden en dan ook nog aan een selectie van leerlingen. De samenhang die binnen het project tussen de verschillende onderwerpen bestond ging daardoor volkomen verloren. Daar droeg in negatieve zin aan bij dat een school maar drie lessen anticonceptie in kòn huren, en dat had volgens respondente veel meer moeten zijn. In
die zin hebben de randvoorwaarden van het project er ook aan bijgedragen dat door de scholen slechts gefragmenteerd gebruik is gemaakt van het gehele aanbod binnen de Maand; er waren slecht drie lesuren per school ‘te verdelen’. Het is echter niet zo dat ondervraagde van mening is dat alle onderwerpen per se in één voorlichtingssessie gestopt moeten worden, als maar wordt georganiseerd dat al die onderwerpen allemaal op enig moment binnen de Maand bij dezelfde leerlingen terechtkomen, desnoods door verschillende organisaties. In dat geval dienen er vooraf duidelijke afspraken tussen de betrokken organisaties te worden gemaakt. Het is overigens haar ervaring dat alle onderwerpen wel in één sessie zijn te behandelen, dus verdeling van de onderwerpen over meerdere organisaties is niet beslist noodzakelijk. Wel miste zij een onderdeel binnen het project dat gericht was op de ouders van scholieren. Daarin had kunnen worden voorzien door het verspreiden van huis-aanhuisblaadjes, maar wellicht ook door het organiseren van ouderavonden. Ouders hadden ook benaderd kunnen worden voor de slotmanifestatie. Bij de slotmanifestatie was onvoldoende nagedacht over de te bereiken doelgroep. Muziek, locatie en de Terry Tingershow spraken het publiek onvoldoende aan. De slotmanifestatie had volgens ondervraagde beter decentraal aangeboden kunnen worden, waarbij iedere school kraampjes had kunnen opstellen. Deze kraampjes kunnen ook tijdens de looptijd van het project worden aangeboden; dan geef je kinderen ook de gelegenheid om er rustig naar te kijken. Ondervraagde is van mening dat het ook goed mogelijk zou zijn om het programma van het project geleidelijk over te dragen aan de docenten van de scholen en de jeugdwerkers, zodat zij op den duur zelf de voorlichtingen zouden kunnen geven en het project aldus structureel zou worden ingebed binnen de scholen en het buurtwerk. In dat geval zou het project nog een aantal maal in dezelfde opzet (aangestuurd vanuit de GGD) kunnen draaien, om het op den duur over te dragen. Eén probleem speelt daarbij echter wel. De docenten zouden dan vrijgeroosterd moeten worden en daar staan kosten tegenover. Moet de school of moet de GGD die kosten betalen? In de huidige situatie hebben de scholen echter nog onvoldoende kennis om dergelijke voorlichtingen te geven. Biologiedocenten hebben weliswaar een aantal onderwerpen die binnen de Maand worden behandeld (zoals anticonceptie en seksuele voorlichting) in hun pakket, maar het bespreekbaar maken van een aantal aspecten van die onderwerpen – vooral aspecten op het belevingsniveau – wordt door docenten veelal moeilijk gevonden, zodat ze er meestal vanaf zien. Een technische uitleg over de werking van de pil is geen probleem voor een leraar, maar een verhandeling over normen en waarden ten aanzien van seks komt al een stuk dichterbij. Misschien moet je voor dit soort aspecten van voorlichting wel altijd externe instanties benaderen; docenten
blijken toch te ervaren dat ze zich dan te kwetsbaar moeten opstellen en dat verhoudt zich volgens een aantal van hen niet tot hun rol van docent. Ook onderdelen als het oefenen met condooms – een belangrijke en nuttig onderdeel volgens ondervraagde – zijn voor docenten om die reden lastig. Ondervraagde kan zich overigens goed voorstellen dat docenten het lastig vinden om zich op het terrein van deze onderwerpen open op te stellen, maar het is niet per defintie onverenigbaar met een docentenrol. De samenwerking met de GGD ging prima. Ondervraagde is ook bij een aantal voorbereidende vergaderingen aanwezig geweest, 6 tot 8 in totaal. Wel was voor haar niet altijd geheel duidelijk wat de status was van de voorstellen van de GGD tijdens die vergaderingen en in hoeverre de externe deelnemers niet alleen ideeën konden inbrengen, maar ook daadwerkelijk mee konden beslissen. Dat was soms onvoldoende duidelijk. ‘Is dit nou al besloten of wordt hier naar mijn eigen inbreng gevraagd en kan er nog wat met mijn inbreng gebeuren?’ Die vraag is af en toe wel door haar hoofd gegaan tijdens de stuurgroepbijeenkomsten. En ook al werd haar tijdens de vergaderingen duidelijk dat er nog geen besluit was gevallen over een voorstel dat ter tafel lag, dan nog had ze graag geweten of het de bedoeling was dat ze alternatieven zou aandragen of dat ze van het GGD-voorstel zelf het beste moest maken. Kortom: mocht je verder denken dan het kader dat de GGD aanbood?
2.2.11 TOF Media-educatie en Videoproducties Achtergrondinformatie TOF TOF is een instelling die zich richt op media-educatieprojecten op onder andere scholen, waarbij leerlingen wordt geleerd hoe je ideeën vertaalt naar beeldtaal. Ook montage van filmmateriaal maakt hier onderdeel van uit. Daarnaast richt het centrum zich er op hoe je film als middel kunt inzetten om iets te bereiken of om een boodschap over te brengen. Jongeren en middelbare scholen zijn de grootste, maar niet de enige afnemers van de producten van TOF. Zo geven ze ook cursussen voor volwassenen en richten ze zich op het HBO-onderwijs. Er werken drie mensen bij TOF, die Minerva hebben gedaan en een specifieke cameraopleiding. Twee medewerkers hebben ook een onderwijs-achtergrond. Daarnaast bestaat er nog een onderdeel video-producties binnen TOF; het maken van filmpjes in opdracht (bijvoorbeeld van de gemeente), om iets voor het voetlicht te brengen.
Achtergrond deelname TOF aan het project TOF had vorig jaar een project via de GGD in Delfzijl gedaan, gericht op verslavingsproblematiek bij Antilliaanse jongeren. De coördinator van de Maand van
Liefde en Genot van de GGD had het filmpje gezien dat TOF met die jongeren had gemaakt en kwam op het idee dat te koppelen aan het GGD-project.
Voorbereiding Respondente heeft voor de GGD op papier gezet wat de scholen aan voorbereiding moesten doen als voorwaarde voor een succesvolle deelname. Vervolgens kreeg TOF per school een groep van 15 leerlingen toegewezen, die het project aangeboden hebben gekregen. De scholen bepaalden zelf welke leerlingen uitverkozen werden; soms was dat een (deel van) een bestaande groep, soms was dat een groep die bestond uit een afvaardiging van leerlingen van verschillende groepen. De benodigde voorbereiding van de scholen was beperkt, maar deze is toch niet goed verlopen, zo geeft de ondervraagde aan. De meeste leerlingen wisten niet eens wat de Maand van Liefde en Genot was. Er bleken wel stencils over de Maand te zijn uitgedeeld, maar die waren blijkbaar niet gelezen. En dat gold voor alle vijf de scholen. Respondente heeft de indruk dat scholen het gemakkelijk vinden als een project van buitenaf komt; ze denken dan al snel: ‘dan kunnen wij ons met iets anders bezighouden.’ TOF voert veel projecten op scholen uit en stuit voortdurend op dit probleem. Bij het GGD project viel het haar op dat er veel geld was gestoken in foldermateriaal etcetera, maar dat het project niet leefde op de scholen zelf, ondanks de informatie die op de scholen was verspreid. Gevolg was dat zij vaak op de scholen een introductie over de Maand van Liefde en Genot moest geven – soms zelfs aan de hand van het krantje dat al wel op de scholen lag – waarvan ze eigenlijk verwachtte dat die al gegeven was. Het zou overigens wel zo kunnen zijn dat haar signalering dat scholen geen voorbereiding hadden gedaan voortkwam uit het feit dat de leerlingen die voor het maken van de video geselecteerd waren andere leerlingen waren dan de leerlingen die een krantje en voorlichting over de maand ontvingen; hierop heeft zij onvoldoende zicht. Zo zijn onderdelen van de Maand van Liefde en Genot op sommige scholen alleen maar aan meisjes aangeboden, zoals de voorlichting over loverboys. Maar dan nog lijkt er iets te zijn misgegaan in de voorbereiding. Zij heeft overigens nooit in de stuurgroep ter voorbereiding van de Maand gezeten.
Werkverdeling Alle drie de medewerkers van TOF hebben een aandeel gehad in de uitvoering van de Maand van Liefde en Genot; ze zijn alle drie naar verschillende scholen geweest. Een en ander is uitgemond in 15 filmjes die allemaal op de later verschenen DVD te zien zijn. Respondente heeft zelf vier scholen gedaan. Soms werden de scholen ook verdeeld ‘naar dagen’, met andere woorden dan deed de ene TOF-medewerker de eerste dag en een collega van haar de tweede (het project bestond uit twee dagen). Het Simon van
Hasselt is de enige school die zij niet heeft bezocht, dat deed een collega. De twee dagen dat het project liep had TOF alleen maar met de 15 geselecteerde kinderen te doen, soms aangevuld met een docent van school. Bij het Mondriaan was er niemand van de leerkrachten bij, maar dat komt volgens haar bij deze school wel vaker voor.
Werkwijze Tijdens de uitvoering van het mediaproject werd steeds een vaste werkwijze gehanteerd. Eerst werd aan de leerlingen uitgelegd wat het project inhield, vervolgens werd gerichte filminstructie gegeven (o.a. hoe schrijf je een scenario). TOF-medewerkers zijn gewend om met laag-niveaugroepen te werken. Ze werken daarom in kleine stapjes met niet al te veel informatie (‘laten zien en aan het werk’). Er zijn drie films per school gemaakt, met groepjes van drie tot vijf leerlingen. Ze mochten zelf kiezen over welk onderwerp het filmpje moest gaan, waarbij de keuze bestond uit seks, drugs, alcohol of loverboys.
Verloop van het project Het bedenken van een filmpje bleek het zwaarst voor de leerlingen, het uitvoeren bleek aanmerkelijk gemakkelijker. Verdere knelpunten heeft het project niet laten zien, volgens respondente. Vooral de loverboys-problematiek bleek heel herkenbaar voor een heleboel meiden, evenals het blowen en drinken. Seks vonden ze naar alle waarschijnlijkheid te eng, dit onderwerp werd nauwelijks voor een filmpje gekozen. De meeste films gingen over loverboys, alcohol, blowen en ongewenste zwangerschappen. Er ontstonden geen gesprekken over de onderwerpen tussen de leerlingen en de medewerkers van TOF. Ze wisten in ieder geval wel dusdanig veel van de te behandelen problematiek dat ze in staat waren om er een filmpje aan te wijden, ondanks de slechte voorbereiding vanuit de scholen. Het eindfeest was geen succes. Het was georganiseerd op een donderdagavond en het is zeker niet gemakkelijk om leerlingen op zo’n moment vanuit hun wijk naar een andere wijk te doen bewegen. De GGD hebben er tevergeefs een enorme hoeveelheid folders en flyers aan gewijd, maar ze hadden veel beter met een publiekstrekker (bijvoorbeeld Katja Schuurman) kunnen werken en de eindmanifestatie groepsgewijs met begeleiding van leerkrachten moeten bezoeken. Nu zag je alleen de oudere kinderen, en het feest was een domper. De samenwerking met de GGD ten slotte, ging zeer soepel en was duidelijk en snel.
3
Conclusies en discussie
3.1
Conclusies
Bij de aanvang van de evaluatie van de Maand van Liefde en Genot is er een aantal vraagstellingen geformuleerd dat aan het slot van dit rapport, als uitgangspunt voor het formuleren van conclusies, opnieuw wordt weergegeven.
Procesevaluatie 1. In hoeverre sprak de gehele opzet van het project rond de maand van Liefde en Genot de jongeren aan?
De Maand van Liefde en Genot is door de leerlingen goed ontvangen. Ten eerste blijkt dat uit het vragenlijstonderzoek onder leerlingen, waarbij alle onderdelen van het project overwegend als positief zijn gewaardeerd. Ten tweede kan dat worden opgemaakt uit de interviews met de sleutelpersonen, die hebben gesignaleerd dat de leerlingen het project in grote lijnen als leuk en nuttig hebben ervaren. Wel kan per onderdeel van het project een nuancering worden aangebracht.
2. Welke onderdelen van het project spraken de jongeren meer en welke spraken hen minder aan?
Een aantal onderdelen van het project is zeer enthousiast ontvangen. Dat geldt met name voor de filmpjes die onder begeleiding van TOF zijn gemaakt. Zowel uit het vragenlijstonderzoek als uit de interviews blijkt dat dit onderdeel van het project een groot succes was. Bij de peer-education door Scora zijn weliswaar door de docenten enkele kritische kanttekeningen geplaats,t maar deze is over het geheel genomen toch positief ontvangen. Hetzelfde geldt voor de voorlichtingsbijeenkomsten van de VNN en het voormalig Rutgerhuis. De openingsbijeenkomst is wisselend ervaren. De standjes en het toneelstuk werden leuk gevonden, maar de leerkrachten klaagden over veel rumoer in de zaal en een tekortschietende begeleiding van de scholen. Ook over het krantje is wisselend geoordeeld. Een aantal leerlingen vond de voorpagina aanstootgevend, zoals de leerlingen van de Star Numanschool, andere leerlingen hadden er minder moeite mee. De quiz in het krantje is wel door een aantal leerlingen ingevuld, maar is lang niet altijd ook naar de GGD opgestuurd, reden waarom er nog een tweede appèl op de scholen is gedaan. Onderdelen die niet succesvol waren, zijn Vrouw Holle, een interactieve voorlichting in de buurtsociëteiten die halverwege is gestaakt, de website, die nauwelijks lijkt te zijn bezocht en de eindmanifestatie, die eveneens een beperkte opkomst kende.
3. Op welke wijze zouden naar het oordeel van de jongeren de onderdelen die hun minder aanspraken aangepast dienen te worden, zodat een meer aansprekend ‘product’ ontstaat?
Vrouw Holle was naar het oordeel van de jongeren veel te kinderachtig en sloot niet goed aan op hun belevingswereld. Er zijn door hen geen suggesties gedaan voor aanpassing van dit onderdeel. De reden dat de website onvoldoende is bezocht kon binnen deze evaluatie niet goed worden achterhaald. Vermoedelijk is te weinig ruchtbaarheid gegeven aan het bestaan van de website. Wellicht is een website geen geschikt medium om de aandacht te vestigen op de onderwerpen die binnen dit project aan de orde waren. De eindmanifestatie werd vooral een mislukking door de muziekkeuze en wellicht ook door de keuze van het moment en de plek waarop deze werd georganiseerd. Wellicht had voor een publiektrekker gekozen moeten worden. Bovendien was er onvoldoende begeleiding bij de kinderen aanwezig. Wellicht zou een decentrale afsluiting van het project een betere keuze zijn geweest.
4. Zijn er naar het oordeel van de jongeren binnen het kader van het project nog andere zinvolle activiteiten te ontplooien die aan de doelstellingen ervan tegemoet kunnen komen?
Uit het vragenlijstonderzoek onder de leerlingen van de vijf deelnemende scholen blijkt dat leerlingen in dat kader een aantal suggesties hebben:
kinderen zouden meer moeten praten over de dingen die binnen de Maand van Liefde en Genot zijn behandeld, bijvoorbeeld in een hokje voor kinderen op school waar ze alles kunnen vragen zonder dat ze bekend worden of ze hun naam moeten zeggen. Het is echter vooralsnog niet duidelijk hoe aan deze wens in een projectmatige opzet, zoals binnen de Maand van Liefde en Genot, gehoor kan worden gegeven;
niet alle leerlingen waren tevreden over de ruimten waarin de projectactiviteiten werden uitgevoerd, het werd door een aantal van hen als ‘te opgepropt’ ervaren. Onduidelijk blijft om welke ruimte(n) het precies gaat;
een aantal leerlingen is van mening dat voorlichting over drugs, alcohol en loverboys voor jongens en meisjes samen gegeven moet worden. Naar alle waarschijnlijkheid
wordt hierbij gedoeld op het feit dat enkel projectonderdelen, zoals voorlichting over loverboys, bij sommige scholen alleen aan meisjes is gegeven;
meerdere leerlingen geven aan het op prijs te stellen dat er op hun school nog meer gepraat zal worden over de onderwerpen die binnen de Maand aan de orde waren Onduidelijk is of ze daarmee bedoelen dat de Maand ook vaker (dan één keer per jaar) georganiseerd moet worden;
een aantal leerlingen vindt dat alle kinderen op hun school ook alle onderdelen van de Maand aangeboden moeten krijgen en dat er niet, zoals nu het geval was een selectie wordt gemaakt van zowel kinderen die aan het project meedoen als van activiteiten;
een enkele leerling is van mening dat de informatie die binnen de Maand wordt aangereikt best een jaar eerder (dus aan jongere leerlingen) kan worden gegeven.
Effectevaluatie 1. In hoeverre waren de jongeren die de doelgroep van het project vormden bekend met de in het kader van de maand van Liefde en Genot ingezette activiteiten en middelen c.q. hebben de aankondigingen daarvan en de informatie daarover hen ook daadwerkelijk bereikt?
Bij de mate waarin de jongeren van de doelgroep ook daadwerkelijk zijn bereikt kunnen kanttekeningen worden geplaatst. Ten eerste hebben de meeste scholen, met uitzondering van de Star Numanschool, het project aan een beperkte selectie van leerlingen aangeboden. Ten tweede hebben lang niet alle deelnemers aan de Maand ook aan alle projectonderdelen meegedaan. En ten derde zijn er signalen uit deze evaluatie naar voren gekomen dat de introductie van het project te wensen overliet. Zo blijkt de krant slecht te zijn gelezen, mede ten gevolge van een tekortschietende begeleiding van mentoren c.q. leerkrachten op de scholen. Ook de website is nauwelijks bezocht. En de medewerkers van het TOF-team gaven aan dat ze de indruk hadden dat de leerlingen met wie ze filmpjes zouden gaan maken, nauwelijks of helemaal niet op de hoogte waren van de komst van een Maand voor Liefde en Genot. Veel scholen geven dan ook aan eerder op de hoogte gebracht te willen worden van de organisatie van dergelijke projecten zodat zij zoveel mogelijk in het reguliere schoolprogramma kunnen worden ingebed, met als vermoedelijk gevolg dat ze dan beter zullen worden gedragen.
2. In hoeverre hebben de jongeren gebruik gemaakt van het aanbod aan activiteiten?
Door de jongeren is zeker gebruik gemaakt van het aanbod aan activiteiten. Echter, aan lang niet alle jongeren zijn alle activiteiten ook aangeboden. Zo maakten de scholen veelal een selectie welke leerlingen wel en welke leerlingen niet in aanmerking zouden komen voor onderdelen van het project. Daarnaast is van enkele projectonderdelen te weinig of nauwelijks gebruik gemaakt, zoals de website, de krant en de slotmanifestatie.
3. Indien er van (onderdelen van) het project geen gebruik is gemaakt, welke redenen geven de jongeren daarvoor dan aan?
Op deze vraag konden de jongeren moeilijk een antwoord formuleren, omdat zij veelal geen invloed konden uitoefenen op de keuze aan welke activiteiten zij wel en aan welke zij niet zouden deelnemen. Dit werd grotendeels door de leerkrachten bepaald.
4. Zijn de doelgroepjongeren van mening dat de Maand van Liefde en Genot bij hen een houdingsverandering teweeg kan brengen?
Zestig procent van de jongeren geeft aan iets te hebben gehad aan alle informatie die zij binnen de Maand van Liefde en Genot aangeboden hebben gekregen. Ook per onderdeel worden deze activiteiten door het merendeel van de leerlingen positief gewaardeerd en geeft men aan dat men er wat aan heeft gehad. Of daardoor ook een houdingsverandering bij de leerlingen teweeg is gebracht kan moeilijker worden beoordeeld. Een aantal opmerkingen, dat in de vrije velden van de vragen is geplaatst, lijkt echter wel op een houdingsverandering te duiden. Zo geven enkele respondenten aan dat zij nu anders omgaan met ongewilde en onveilige seks en zich meer bewust zijn van de gevaren van drugs en alcohol. Deze bevindingen worden ondersteund door de reacties van enkele sleutelpersonen, die wel degelijk een effect van het project hebben geconstateerd.
5. Zijn de doelgroepjongeren van mening dat de Maand van Liefde en Genot bij hen een gedragsverandering teweeg kan brengen? 6. Signaleren zij een houdings- en/of gedragsverandering bij de andere jongeren van de doelgroep? 7. Indien een dergelijke houdings- c.q. gedragsverandering uitblijft, wat is daarvan dan de oorzaak naar hun oordeel?
Op deze laatste drie vragen heeft deze evaluatie geen antwoord kunnen formuleren. De belangrijkste reden hiervoor is dat de onderzoekers en opdrachtgevers er lopende het
project steeds meer van overtuigd raakten dat dit project niet in termen van effecten op gedragsniveau kon worden geëvalueerd. Ook voor de voor jongeren te construeren vragenlijsten zouden vragen op het terrein van gedragsverandering te ver hebben gevoerd. Toch stemt de reactie van sommige leerlingen en sleutelpersonen ten aanzien van een door hen gesignaleerde attitudeverandering hoopvol, immers gedrag kan pas dan veranderen als daar een attitudeverandering aan vooraf gaat.
ONDERZOEK ONDER DE PROFESSIONALS Procesevaluatie 1. Is de uitvoering van de Maand van Liefde en Genot volgens planning c.q. volgens het draaiboek verlopen en zo nee, op welke wijze is van dat draaiboek afgeweken? 2. Wat waren de redenen dat van deze planning is afgeweken? 3. Heeft het eventuele afwijken van het draaiboek naar het oordeel van de professionals een kwaliteitsverlies van het project tot gevolg gehad?
Het is op basis van de procesevaluatie moeilijk om te beoordelen in hoeverre de Maand van Liefde en Genot van de aanvankelijke planning is afgeweken en zo ja, om welke redenen dat is gebeurd. In dat verband kan wèl worden opgemerkt dat het aanvankelijk in de bedoeling lag om zowel de basisscholen als het middelbaar onderwijs voor het project te benaderen, maar het project gedurende de voorbereiding is geëvolueerd tot een project dat hoofdzakelijk op de praktische leerweg van de middelbare scholen was gericht. De enige activiteit die ten behoeve van het basisonderwijs heeft plaatsgevonden betreft het aanbieden van alcohollessen en fitnesstesten aan twee groepen 8 van een basisschool in de Oosterparkwijk. Wat de beoordeling van de vraag of van de aanvankelijke planning is afgeweken vooral moeilijk maakt is het feit dat aan de scholen zelf overgelaten werd op welke manier invulling werd gegeven aan het project. Daarbij ging het om de keuze:
hoeveel kinderen voor onderdelen van het project in aanmerking zouden komen;
voor welke onderdelen deze precies in aanmerking zouden komen;
op welke wijze de gekozen onderdelen van het project aan de gekozen doelgroep zou worden aangeboden (bijvoorbeeld wel of niet onder begeleiding van een docent).
De conclusie kan derhalve worden getrokken dat bij een project waarvan met name de contouren vaststaan en de concrete invulling veel minder, niet goed valt vast te stellen in hoeverre van de planning is afgeweken; die planning gebeurde namelijk voor een belangrijk deel ad hoc, binnen de scholen zelf en zonder aansturing van de GGD.
4. Welke knelpunten deden zich in de uitvoering van het project rond de Maand van Liefde en Genot voor en op welke activiteiten c.q. onderdelen van het project hadden zij betrekking? 5. Welke oplossingen voor deze knelpunten zijn er gevonden? 6. Zijn de ervaren knelpunten aanleiding om een eventuele volgende keer voor een andere opzet van een dergelijk project te kiezen en onderdelen aan te passen c.q. te schrappen?
Er heeft zich met betrekking tot de Maand van Liefde en Genot een aantal knelpunten voorgedaan. Deze knelpunten vallen grofweg in twee categorieën in de delen:
onderdelen van het project die niet zo zijn verlopen als van tevoren was ingeschat;
knelpunten binnen het proces.
Onderdelen binnen het project die anders zijn verlopen als van tevoren was ingeschat betreffen onder andere Vrouw Holle, een interactieve voorlichting over seks voor jongeren die binnen de sociëteiten werd georganiseerd, de website, die niet of nauwelijks blijkt te zijn bezocht en de eindmanifestatie, die eveneens een zeer gering aantal deelnemers trok. Zowel uit het vragenlijstonderzoek als uit de interviews zijn goede suggesties naar voren gekomen om bij een toekomstig project aan deze knelpunten het hoofd te bieden. Het belangrijkste procesmatige knelpunt betreft het feit dat het moeilijk bleek te zijn om leerkrachten c.q. mentoren voor het project te interesseren en aan het project te binden. Dat had enerzijds te maken met een gebrek aan draagvlak – leerkrachten participeren in vele projecten en er was geen vergoeding in uren of van financiële aard aan het project verbonden – anderzijds met de aard van het project; het ging namelijk aanvankelijk om een éénmalig project dat halverwege het schooljaar werd aangeboden en niet werd ingebed in de reguliere na- en bijscholingsstructuur binnen de scholen. Het niet structurele karakter van de Maand van Liefde en Genot heeft bij een aanzienlijk aantal leerkrachten het draagvlak versmald. Ook ten aanzien van de oplossing van dit knelpunt zijn door de sleutelpersonen een aantal suggesties gedaan, zoals het vroegtijdig betrekken van de leerkrachten (en niet alleen de coördinatoren Gezonde en Veilige School) bij het project, het onderzoeken van de mogelijkheden voor het verstrekken van een vergoeding in uren en in geld en het optimaal rekening houden met de reguliere naen bijscholingsplanning binnen de scholen.
7. Welke randvoorwaarden achten de professionals van belang voor een succesvolle uitvoering van een dergelijk project?
8. Welke overige aanbevelingen kunnen de bij de organisatie en uitvoering van het project betrokken professionals doen voor de organisatie van eventuele vergelijkbare projecten in de toekomst?
De belangrijkste aanbevelingen die door professionals zijn gedaan met betrekking tot de randvoorwaarden zijn van toepassing op de aard van het project en de wijze waarop de scholen erbij zijn betrokken. Het aanvankelijk éénmalige karakter van het project heeft het draagvlak niet in positieve zin beïnvloed. Het gaf met name de leerkrachten het gevoel dat het om een project ging dat in de meest gunstige zin slechts een tijdelijk effect zou hebben. In dat kader is de suggestie gedaan dat het voor het bereiken van meer structurele resultaten wellicht beter zou zijn geweest om de projectgelden onder de scholen te verdelen zodat zij binnen hun eigen reguliere projectplanning aandacht aan de binnen de Maand behandelde onderwerpen zouden kunnen besteden. Andere aanbevelingen richtten zich op de wijze waarop de leerkrachten bij het project betrokken zouden moeten worden. Dat zou eerder moeten geschieden, ze zouden daarbij een duidelijke verantwoordelijkheid moeten krijgen en overwogen moet worden om een tegemoetkoming in tijd of in geld aan te bieden teneinde het draagvlak te vergroten. Het is echter de vraag of binnen de opzet van de Maand van Liefde en Genot aan deze suggesties tegemoet gekomen kan worden. De GGD heeft een budget voor het uitvoeren van wijkgezondheidsprojecten en dat kan niet zomaar worden aangewend om doorgesluisd te worden naar de scholen teneinde hun eigen projectactiviteiten te ondersteunen. Een andere aanbeveling betrof de wijze waarop het project is aangeboden. Twee sleutelpersonen geven aan dat het de voorkeur had verdiend om het project veel meer als een integraal geheel aan de scholen aan te bieden en minder als een aantal losse onderdelen, waaruit de scholen konden kiezen wat van hun gading was. Eén van deze personen vond dat het project in dat kader desnoods een voor de scholen verplicht karakter moest hebben. Door het project integraal aan te bieden zou de samenhang tussen de verschillende onderdelen van het project veel beter naar voren zijn gekomen. Een andere suggestie die een sleutelpersoon doet houdt verband met de omvang van het project. Het is volgens hem raadzaam om het project niet aan meerdere wijken tegelijk aan te bieden, maar aan één wijk tegelijk, maar dan wel met een volledig en integraal af te nemen pakket aan activiteiten. In dat kader kan de frequentie waarmee de Maand georganiseerd moet worden ook naar beneden worden bijgesteld; niet één keer per jaar in eenzelfde groep wijken zoals nu ter overweging ligt, maar één keer per 3 à 4 jaar in één wijk.
Eén sleutelpersoon doet de suggestie om de Maand van Liefde en Genot nog een aantal keer op jaarlijkse basis te organiseren, met de bedoeling om deze geleidelijk ‘over te dragen’ aan de docenten en jongerenwerkers. Het gaat immers voor een belangrijk deel om kennisoverdracht en daarop kunnen mensen worden bijgeschoold door de externe organisaties die de relevante onderwerpen nu in hun pakket hebben. Er blijft dan echter wel een knelpunt bestaan: onderwerpen die ‘gevoeliger’ liggen, zoals waarden en normen met betrekking tot onderwerpen die binnen de Maand worden behandeld, worden door leerkrachten niet graag ter hand genomen.Het is daarom de vraag of volledige overheveling van de Maand naar de docenten en jongerenwerkers strategisch wenselijk is, los van het feit dat hier dan ook financiële kaders voor gezocht moeten worden.
Effectevaluatie 1. Wat is het oordeel van de professionals over de mate waarin het project de doelgroep heeft bereikt?
De professionals zijn optimistisch over de mate waarin dit project de doelgroep heeft bereikt. Wel dient hier opgemerkt te worden dat dit project op de meeste scholen aan slechts een beperkte selectie van de leerlingen is aangeboden. Bovendien hebben niet alle participanten ook aan alle onderdelen van het project deelgenomen. Binnen de groep deelnemers bleek sprake van een redelijk groot enthousiasme; onduidelijk is echter wat de leerlingen die aan geen enkel onderdeel deelnamen van het project hebben meegekregen.
2. Kunnen de professionals ook uitspraken doen over een eventuele houdings- en/of gedragsverandering bij de leden van de doelgroep?
Een aantal sleutelpersonen heeft een effect van het project gesignaleerd. Die effecten vallen samen te vatten als:
een meer open houding ten aanzien van de onderwerpen die in de Maand aan de orde kwamen;
een betere kennis van een aantal zaken;
meer discussie over sommige onderwerpen die onderwerp van de Maand waren;
leerlingen waren minder ‘lacherig’ als er over de onderwerpen werd gepraat, het werd ‘gewoner’ gevonden.
3.2
Discussie
Geldigheid van de resultaten Bij het begin van deze discussie zal kort worden stilgestaan bij de geldigheid van alle resultaten die deze projectevaluatie heeft opgeleverd. De vragen die daarbij gesteld kunnen worden zijn:
is de uiteindelijke keuze van leerlingen die aan het vragenlijstonderzoek hebben deelgenomen a-selectief geweest, of was er sprake van een selectieve steekproef, zodat geen uitspraken kunnen worden gedaan over het effect van het project bij leerlingen die niet zijn ondervraagd?
is de vragenlijst dusdanig geconstrueerd dat valide informatie kan worden verkregen over de vragen waarop de evaluatie onder scholieren zich richtte?
hebben de sleutelpersonen voldoende inzicht in het verloop van het project om daarover een oordeel te vellen?
In principe stelden de onderzoekers zich ten doel om alle scholieren die iets met het project te maken hebben gehad met een vragenlijst te benaderen. Daartoe zijn de scholen uitgenodigd om de vragenlijsten klassikaal af te nemen bij alle bij het project betrokken scholieren. Het is niet geheel duidelijk of dit ook daadwerkelijk bij alle scholen is gebeurd; de indruk bestaat dat er een minder groot aantal vragenlijsten is teruggekomen dan het aantal aan het project deelnemende scholieren. Zo zijn 67 vragenlijsten van de Star Numanschool ontvangen, terwijl in principe alle 150 leerlingen van deze school met het project in aanraking zijn gekomen. Wellicht hebben de scholen zelf keuzes gemaakt over welke groep leerlingen zij met de vragenlijsten zouden benaderen, bijvoorbeeld aan de hand van een inschatting van welke leerlingen goed in staat zouden zijn om deze in te vullen. Het gevolg is wel geweest dat van een selectieve steekproef sprake is en dat de uitspraken die in het kader van het vragenlijstonderzoek zijn gedaan uitsluitend betrekking hebben op de respondenten zelf. Het is overigens de vraag hoe erg dat is. Het belangrijkste doel van de evaluatie onder scholieren was immers om een globaal beeld te krijgen van het succes van het project en niet om een gedegen wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Eenzelfde opmerking kan worden gemaakt ten aanzien van de constructie van de vragenlijsten; er kon binnen dit onderzoek uiteraard geen gebruik worden gemaakt van bestaande en valide meetinstrumenten. Wel zijn de vragenlijsten inhoudelijk aan alle coördinatoren van de scholen voorgelegd. De belangrijkste vraag ten aanzien van de geldigheid van de antwoorden die op de vragen in de enquête zijn gegeven is wellicht of de vragen voor de leerlingen voldoende duidelijk waren en of zij begrepen waar zij informatie over moesten geven. Uit de antwoorden kan worden opgemaakt dat dat
overwegend het geval was, maar ten aanzien van sommige antwoorden kan worden gesteld dat geen logisch verband kon worden gevonden met de gestelde vraag. Het merendeel van de sleutelpersonen had zeker voldoende zicht op het verloop van het project omdat zij dit zelf binnen de scholen aanstuurde. Een nuancering is hier echter op zijn plaats; bij sommige scholen – zoals bij Belcampo – lag de directe verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het project nadrukkelijker bij de mentoren c.q. leerkrachten zodat de coördinator Gezonde en Veilige School slechts een globale indruk kon verschaffen van het verloop van het project. In dat kader zou het aan te bevelen zijn geweest om ook leerkrachten bij de interviews te betrekken, maar hiervan is omwille van de beperkte omvang van de evaluatie afgezien.
Wel of geen nieuwe Maand? Tot slot zal kort worden ingegaan op vraag of een project als de Maand van Liefde en Genot in de toekomst zou moeten worden herhaald of zelfs structureel jaarlijks moeten worden aangeboden. Afgaande op de resultaten van deze evaluatie dan lijkt het project zeker succes te hebben gehad. Het merendeel van de leerlingen geeft aan de meeste projectonderdelen te hebben gewaardeerd en laat tevens weten iets aan het project te hebben gehad. Door sommige van die leerlingen zelf wordt de suggestie gedaan het project vaker aan te bieden. Ook de sleutelpersonen geven aan dat het project goed is verlopen, dat de meeste scholieren het project goed hebben ontvangen en dat – zij het met de nodige omzichtigheid – enig resultaat van het project zichtbaar lijkt. Bij de discussie of het project herhaald zou moeten worden spelen echter niet alleen argumenten die te maken hebben met het succes van het project een rol. Het gaat daarbij immers tevens om een afweging of van de GGD een stimulans moet uitgaan om aandacht aan de in het project behandelde onderwerpen te schenken, of dat aandacht voor deze onderwerpen structureel onderdeel uit moet maken van het na- en bijscholingsprogramma binnen de scholen. Duidelijk is wel dat GGD-projecten als het onderhavige nooit tot gevolg mogen hebben dat deze onderwerpen binnen het programma van de scholen worden geschrapt, vanuit de gedachte dat ‘de GGD er toch al aandacht aan besteedt’. Eén van de sleutelpersonen die in het kader van de evaluatie is ondervraagd uitte wel enige vrees daarvoor. Wellicht is een tussenoplossing dat projecten zoals de Maand van Liefde en Genot in nog nauwere samenwerking met de scholen structureel jaarlijks worden aangeboden, zodat zij zelf onderdeel van het schoolprogramma kunnen uitmaken. Dat vergt van zowel de GGD als van de scholen een forse investering, maar dient twee doelen: zo kan enerzijds worden voorkomen dat dergelijke projecten teveel ad hoc worden uitgevoerd en anderzijds kan worden bereikt
dat deze onderwerpen structureel op de agenda van de scholen komt te staan. Wat daar de financiële ruimte voor is is in het kader van de evaluatie echter niet onderzocht.