Europese fondsen voor de steden in het OP Zuid 2014-2020 Innovatie, duurzaamheid en inclusieve groei
1. Inleiding De steden in Zuid-Nederland, verenigd in de de B5, L4 en Z4, hebben aangegeven een nadrukkelijke rol te willen spelen bij de totstandkoming van de Operationele Programma’ s in het kader van de EFRO-middelen voor de periode 2014-2020. Ook bij de uitvoering van het programma via in aanmerking komende acties en projecten is een rol weggelegd voor de steden. Om de visie van de steden in Zuid Nederland op het in ontwikkeling zijnde OP-Zuid helder te maken is deze notitie opgesteld. De visie wordt gedragen door alle steden in Zuid- Nederland. Reeds eerder hebben de steden in Nederland, in G32-verband aangegeven hoe vanuit de steden het beste bijgedragen kan worden aan de Europese doelstellingen. De steden concentreren zich op de 4 thema’ s (flagships) zoals aangegeven in het bidbook van de G32. Centrale vraag is hoe beleid en strategie van de steden en de daarbij behorende projecten een plek kunnen krijgen binnen de nieuwe Operationele Programma’ s in Nederland, in het bijzonder in ZuidNederland. Onder meer voortbouwend op de strategie uit het bidbook zullen de voorstellen vooral nauw moeten aansluiten bij de houtskoolschets Zuid- Nederland, de S3 strategie en het position paper van de EU. Hieronder wordt een en ander uitgewerkt. Eerst wordt ingegaan op de kaders en vervolgens op de ambities van de steden. Vervolgens komen de prioriteiten en voorgestelde maatregelen aan bod, en tot slot wordt aangegeven hoe het vervolgtraject er uit ziet.
2. Kaders voor het nieuwe programma Algemeen De eerste ideeën voor de nieuwe programma’ s 2014-2020 stammen al uit 2011. Duidelijk werd dat de programma’ s meer focus moeten krijgen en de Europese doelstellingen zoals verwoord in Europa 2020 een belangrijkere rol in de regionale programma’ s moeten hebben. De steden (G32) hebben de handschoen opgepakt met een bidboek “ Steden startklaar voor Europa” waarbij de steden in willen spelen op 4 Europese thema’ s: Innovatie unie, efficiënt gebruik van hulpbronnen, nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen en de digitale agenda. De landsdelen waren inmiddels ook gestart met hun programmering waarbij naast het opstellen van een Smart Specialisation Strategy (RIS3, een voorwaarde voor de op te stellen
1
programma’ s) een begin werd gemaakt met de operationele programma’ s in de vorm van houtskoolschetsen. In december 2012 heeft de Europese Commissie haar (voorlopige) wensen ten aanzien van de Nederlandse programma’ s geformuleerd via een “ position paper” en onlangs is het financieel kader voor de inzet van de Europese middelen in de periode 2024-2020 vastgesteld.
RIS 3 Zuid-Nederland De RIS3 voor Zuid-Nederland biedt een duidelijk kader. Aansluiting is gezocht met het Nederlandse topsectoren beleid. Het accent ligt op Agro & Food, High Tech Systemen & Materialen en Chemie. Daarnaast is er ook in interregionaal en grensoverschrijdend verband aandacht voor Bio-based, Maintenance, Logistiek en Life Sciences & Health. In het bijzonder de cross-overs van deze sectoren verdienen aandacht. Om de gekozen strategie ook tot een succes te maken wordt aanbevolen de (Europese) middelen vooral in te zetten voor de versterking van het organiserend vermogen binnen en tussen de gekozen sectoren en daarmee de versterking van het economische ecosysteem. Voor een meer individueel gerichte bedrijfsmatige ondersteuning worden al veel bestaande middelen ingezet.
Houtskoolschets: Schatgraven in eigen tuin De houtskoolschets voor Zuid-Nederland van juni 2012, “ Schatgraven in eigen tuin” geeft 4 prioriteiten weer voor het nieuwe OP: Versterken onderzoek, technologie en innovatie, verbeteren concurrentiekracht van het MKB, overgang naar een koolstofarme economie en een eigen nader te formuleren prioriteit. Deze prioriteiten zullen vooral ingevuld moeten worden via de keuzes van RIS3. In de houtskoolschets worden ten aanzien van de stedelijke inbreng een aantal speerpunten onderscheiden: -
Campusontwikkeling ter ondersteuning van RIS3
-
Incubatoren ten behoeve van starters ter ondersteuning v an de MKB stimulering;
-
Stedelijke projecten voor de overgang naar een koolstofarme economie.
Daarnaast zal over ICT en cultureel erfgoed nog nader overleg moeten plaatsvinden. In het verlengde van een koolstofarme economie verdient ook biobased economy aandacht. In de houtskoolschets wordt de ambitie uitgesproken om vier grootschalige 2
proeftuinen op te zetten): Slimme zorg, Slimme mobiliteit, Duurzame energie en Demografie.
Position paper Europese Commissie De position paper van de EC bevestigt in grote lijnen de keuze die in de Houtskoolschets wordt gemaakt. Een sterk accent op innovatie en R&D en meer aandacht voor maatregelen en (innovatieve) acties op het gebied van de reductie van CO2 uitstoot. In de position paper neemt het MKB een belangrijke plaats in. Er wordt opgeroepen tot meer synergie tussen de inzet van middelen en het gebruik van de fondsen. Tot slot wordt aandacht gevraagd voor nieuwe financieringsmethoden. In een ambtelijke toelichting op dit paper worden de regio’ s opgeroepen nog meer het accent te leggen op innovatie bij de invulling van de programma’ s.
Meerjarig financieel kader Onlangs is overeenstemming bereikt over het Meerjarig Financieel Kader voor de Europese Middelen. De totale begroting 2014-2020 kent een plafond van 959 miljard Euro, iets minder dan in de vorige periode. Voor de Structuurfondsen is 325 miljard Euro beschikbaar tegen 354 in de huidige periode. Echter de consequenties per lidstaat zijn verschillend. Zo zal het bedrag dat voor Nederland beschikbaar is voor de OP’ s uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) aanzienlijk lager zijn dan in de huidige periode en dalen met 45% tot in totaal ca. 450 mln Euro. Wel nemen de middelen voor grensoverschrijdende samenwerking toe met ca. 40%. Al met al veel minder geld voor de komende periode.
3. De (stedelijke) thema’ s, ambitie en middeleninzet
Thema’ s De stedelijke thema’ s vervullen een minder expliciete rol in de nieuwe programma’ s. Los van de eis dat minimaal 5% van de middelen ingezet moet worden voor (integrale) stedelijke ontwikkeling – aan deze eis zal door de G4 invulling worden gegeven - is geen sprake van een stedelijke prioriteit of aparte aandacht zoals in de huidige OP’ s. De stedelijke dimensie zal terug moeten komen in de gekozen thema’ s van innovatie, duurzaamheid en arbeidsmarktontwikkeling, waarbij voor het laatstgenoemde thema vooral ESF-middelen moeten worden 3
ingezet. Waar liggen kansen voor de stedelijke thema’ s?
Op het gebied van innovatie kunnen de steden bij uitstek het klimaat scheppen voor succesvolle vernieuwing en stimulering van nieuwe innovatiegerichte MKBbedrijven. Versterken van het organiserend vermogen en het creëren van nieuwe ecosystemen voor economie en innovatie staan daarbij centraal. De steden vervullen daarbij een belangrijke rol. Innovatie zal in toenemende mate gekoppeld worden aan maatschappelijke doelstellingen en daar spelen de steden op in door het ontwikkelen van stedelijke proeftuinen. Daarnaast scheppen de steden de fysieke voorwaarden voor nieuwe bedrijven via Campussen en incubatorcentra. Gelet op de beperkte middelen zal hier een verdere focus noodzakelijk zijn. Aansluiting bij de gekozen sectoren uit het RIS 3 voor Zuid-Nederland is evident.
Koolstofarme economie is ook een thema waar de stedelijke invalshoek een grote rol kan spelen. Immers het gaat om maatregelen die een zo groot mogelijk effect hebben en de doelstellingen van CO2-reductie binnen bereik brengen. Waar anders dan in de dichtbevolkte stedelijke omgeving is dit haalbaar? Niet alleen hebben de maatregelen hier de grootste effecten, ook de bijzondere samenstelling van de steden en de aanwezige netwerken en kennis vormen een uitstekende voedingsbodem. De reeds in gang gezette stedelijke projecten kunnen met Europese middelen op korte termijn vruchten afwerpen. Echter ook hier zijn keuzes nodig gelet op de beschikbare middelen. De Europese Commissie is er voorstander van om de (beperkte) middelen vooral in te zetten op kennisontwikkeling en vernieuwing op het gebied van duurzaamheid. De steden willen echter ook inzetten op maatregelen die daadwerkelijk leiden tot CO2reductie (het zgn. uitrollen) zodat bijgedragen wordt aan de streefwaarden voor CO2-reductie voor 2020. Uiteraard zal daarbij gekeken moeten worden naar de maatregelen die in de steden het meest effect sorteren.
Het thema arbeidsmarkt mag niet ontbreken in de stedelijke context. Niet voor niets is het thema nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen genoemd in het bidbook van de steden. De steden herbergen relatief meer mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en/of maatschappelijk zijn uitgesloten. De steden claimen dan ook uitdrukkelijk een rol bij het oplossen van deze vraagstukken . Het ESF biedt hiertoe de mogelijkheden. Daarnaast kunnen onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld onvoldoende instroom van gekwalificeerd personeel, de economische ontwikkeling van de prioritaire sectoren belemmeren. Een flankerend 4
arbeidsmarktbeleid is dan ook dringend nodig. Een dergelijk beleid dat zich richt op een brede doelgroep (bijv. "kies techniek") en een beter werkende arbeidsmarkt is moeilijker met met ESF-middelen te financieren maar past wel in EFRO.
Met de hierboven genoemde thema’ s is het beschikbare budget grotendeels op. ICT is als apart thema niet mogelijk maar kan wel een rol spelen bij de selectie van projecten in het kader van de eerder genoemde thema’ s. ICT dus een horizontaal thema of criterium. Datzelfde geldt voor cultureel erfgoed. Dit neemt niet weg dat deze thema’ s via cross overs in de programma’ s terug kunnen komen. De steden pleiten hier nadrukkelijk voor en zien hier uitstekende kansen om de maatschappelijke vraagstukken aan te pakken.
Ambitie De steden in Zuid-Nederland hebben een belangrijke rol gespeeld in het huidige programma en het succes hiervan. Tientallen projecten zijn ingediend en gehonoreerd. Naast de versterking van de economische infrastructuur in de steden is daarmee ook een belangrijke impuls gegeven aan de innovatie van het bedrijfsleven in de steden. In het huidige programma is ruim 20% van het budget bestemd voor stedelijke projecten. Overigens, daarnaast kunnen de steden direct en indirect profiteren van de overige middelen op basis van ingediende goede projecten. De steden willen ook in het nieuwe programma een voortrekkersrol spelen. Enerzijds door ruimte voor de stedelijke thema’ s en anderzijds door goede projecten en ideeën aan te dragen. Uitgaande van hetzelfde aandeel als in het huidige programma betekent dit voor de steden een budget van ca. 20 tot 25 miljoen Euro. Nadrukkelijk wordt daarbij het woord ambitie gebruikt omdat een eigen stedelijk budget of prioriteit niet mogelijk is. De steden zullen door goede en passende projecten zoveel mogelijk gebruik moeten maken van het nieuwe programma. Daarbij is onderlinge samenwerking en het maken van keuzes belangrijk.
Middeleninzet Het programma 2014-2020 zal naar verwachting een aanzienlijk lager budget kennen als het huidige programma. Voor alle (landsdeel)programma’ s in Nederland samen is een budget beschikbaar van ca. 450 mln. Euro. Voor Zuid zou dit bij dezelfde verdeling over de landsdelen neerkomen op een bedrag van ca. 100 tot 125 miljoen Euro. Samen met de cofinanciering betekent dit een 5
programmaomvang van ca. 250 mln. Euro voor het OP Zuid. Voor de besteding van deze middelen heeft de EC richtlijnen opgesteld. Deze “ Lijst van investeringsprioriteiten EFRO” is als bijlage bijgevoegd. Minimaal 80% van de middelen is bestemd voor innovatie, MKB-beleid en koolstofarme economie. Voor Nederland pleit de EC voor een verder accent op innovatie. De steden zijn van mening dat stimulansen voor het MKB al voor een belangrijk deel via het beleid op het gebied van innovatie en op dat van duurzaamheidbeleid hun beslag krijgen. Ook vinden de steden dat gebruik gemaakt moet worden van de vrije ruimte die de EC biedt (20%). De steden in Zuid-Nederland willen op de volgende thema's inzetten:
Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie Investeren in onderwijs, vaardigheden en een leven lang leren
In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de door de steden gekozen insteek. De steden zijn van mening dat toepassing van nieuwe financieringsmethoden zoals revolverende fondsen zeker prioriteit hebben. Anderzijds moet goed nagegaan worden in welke situatie dergelijke fondsen gebruikt kunnen worden. In veel gevallen zijn subsidies nodig om ontwikkelingen aan te kunnen jagen die vervolgens via revolverende fondsen uitgerold kunnen worden. In Zuid-Nederland zijn, buiten het OP, al veel plannen en maatregelen met een revolverend karakter. Bij ontwikkeling en de invulling van het OP zal daar ook rekening mee gehouden moeten worden.
4. Prioriteiten en strategie De steden hebben veel goede plannen die in aanmerking kunnen komen voor Europese financiering. Onlangs is een inventarisatie uitgevoerd waarbij aan de steden is gevraagd hun prioritaire projecten die naar verwachting passen binnen het nieuwe programma aan te geven. Op basis van deze inventarisatie is een goed beeld verkregen van de mogelijkheden. Rekening houdend met de resultaten van deze inventarisatie en de investeringscategorieën die door de Europese Commissie zijn genoemd hebben de steden duidelijke ideeën over de invulling van het programma en de besteding 6
van de middelen. De steden kiezen daarbij voor de thema’ s innovatie, koolstofarme economie en investeren in onderwijs en vaardigheden. . Binnen deze thema’ s zijn een aantal investeringsprioriteiten uitgewerkt:
1. Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie Binnen dit thema zal het accent liggen op maatregelen en steun voor het MKB zoals het opzetten van een innovatiefonds voor het bedrijfsleven. De steden zijn echter van mening dat deze maatregelen alleen effect hebben als een optimale ondersteunende infrastructuur bestaat. De steden willen hier hun bijdrage op richten en onderscheiden daarbij 4 mogelijke steunmaatregelen die ook benoemd zijn in de lijst van de Europese Commissie (bijlage): - Bijdrage aan de ontwikkeling van campussen in Zuid-Nederland. Bij voorkeur de financiering van gezamenlijke ontwikkelen onderzoeksfaciliteiten op deze campussen (steuncategorie 1.a.). De steden pleiten ervoor om de middelen niet in te zetten voor het uitvoeren van onderzoeksprogramma’ s van de kennisinstellingen maar juist voor de noodzakelijke infrastructuur met een publiek karakter waar onderzoeksinstellingen en bedrijven kunnen samenwerken. De steden kunnen daarbij een faciliterende rol spelen. - Bijdrage aan de ontwikkeling en exploitatie van incubatorcentra voor startups in de gekozen sectoren voor Zuid-Nederland en de cross-overs (steuncategorie 1.a en 1.b). Incubatorcentra vormen de motor voor innovatie en nieuwe bedrijvigheid. De samenwerking tussen kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven staat centraal. Het streven is dat enkele nieuwe centra dan wel uitbreiding van bestaande centra gerealiseerd kunnen worden. Bij de keuze hiervan zal naast het thematische karakter (S3sectoren) ook het innovatieve karakter en de voorbeeldfunctie voor andere centra centraal staan. - Bijdrage aan de organisatie en implementatie van innovatieve activiteiten van netwerken voor de gekozen sectoren en cross-overs (steuncategorie 1.b). Deze activiteit grijpt rechtstreeks in op steun aan het organiserend vermogen en het uitbouwen van nieuwe ecosystemen waarin overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen samenwerken. Gelet op de middelen zal het accent liggen op steun voor het ontwikkelen en in stand houden van de netwerken (de organisatie) en het aanjagen van nieuwe ideeën en projecten. - Bijdrage aan de ontwikkeling en exploitatie van living labs (steuncategorie 1.c). De stedelijke omgeving is bij uitstek geschikt voor het ontwikkelen en 7
toepassen van living labs waar overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen nieuwe technieken, producten en productieprocessen uit kunnen testen op een realistisch schaalniveau. Ook hier weer het accent op producten en diensten vanuit de prioritaire sectoren.
2. Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken De steden hebben een bijzondere rol bij deze investeringscategorie. Veel van de maatregelen hier zullen immers in de steden hun beslag krijgen. Daarbij wordt aangesloten bij de reeds ontwikkelde strategieën en aanwezige kennis in de steden. De steden opteren zowel voor maatregelen ter bevordering van innovatie op dit terrein als de meer uitvoeringsgerichte maatregelen. De volgende voorstellen voor investeringen worden gedaan: Bijdrage in de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën op het gebied van energiebesparing (steuncategorie 4.a-4.d). De steden vormen een broedplaats voor nieuwe technologieën en methoden op het gebied van energiebesparing. In het kader van deze steuncategorie staat de ontwikkeling van deze nieuwe technologieën in samenspraak met het bedrijfsleven centraal. Innovatie speelt daarbij een hoofdrol. Bijdrage aan concrete uitvoeringsprojecten op het gebied van energiebesparing (steuncategorie 4.c). Toepassing van nieuwe energiezuinige technieken in de openbare infrastructuur leidt tot een aanzienlijke besparing in de CO2 uitstoot. Ook hier levert toepassing in stedelijke gebieden het grootste effect op. Vernieuwende technieken en methodieken kunnen op een aanvaardbare schaal toegepast worden. Bijdrage aan de integrale gebiedsaanpak gebaseerd op duurzame maatregelen met een innovatief karakter (steuncategorie 4.5). Het accent ligt op maatregelen met een duurzaam en innovatief karakter die eveneens leiden tot verminderde uitstoot van CO2 en via een integrale gebiedsaanpak effect sorteren.
3. Investeren in onderwijs, vaardigheden en leven lang leren door het ontwikkelen van infrastructuur voor onderwijs en opleiding Thema 10 behoort niet tot de verplichte thema’ s waarvoor 80% van de middelen moet worden ingezet maar vormt onderdeel van de vrije keuze van de lidstaten. De steden hechten aan dit thema omdat hiermee bijgedragen wordt aan het oplossen van de arbeidsmarktproblematiek in de steden. 8
Weliswaar biedt het ESF mogelijkheden voor het volgen van trainingen en opleiding voor werkzoekenden en werkenden, vaak wordt hier echter onvoldoende en niet optimaal gebruik van gemaakt omdat een goede infrastructuur ontbreekt. Infrastructuur is overigens een breed begrip en beperkt zich niet tot de harde infrastructuur (bijv. trainingsfaciliteiten en lesmaterialen) maar ook de “ zachte” infrastructuur, zoals acties en organisaties die het gebruik van faciliteiten en een juiste keuze moeten stimuleren. De steden kiezen binnen deze categorie vooral voor steun aan de zachte infrastructuur zoals het bouwen van netwerken voor onderwijs en arbeidsmarkt, het voeren van campagnes en andere activiteiten om te kiezen voor perspectiefvolle beroepen en sectoren, het ontwikkelen van programma’ s voor de perspectiefvolle sectoren, etc. In alle gevallen wordt nauw aangesloten bij het innovatiebeleid zoals naar voren komt in de RIS 3.
5. Hoe nu verder Voorliggend document is vooral een discussiepaper die de steden in willen brengen voor het uiteindelijke Operationele Programma. Samen met de andere partners van het OP willen de steden er op inzetten om de ambitie die uit deze paper spreekt ook te realiseren. Het accent ligt op dit moment op de (steun)maatregelen die opgenomen zouden moeten worden in het OP en waarbij de steden een duidelijke rol hebben. Nadat hiervoor een keuze is gemaakt willen de steden graag meedenken aan de uitwerking in de vorm van projectcriteria en selectiemechanismen. De steden realiseren zich dat niet alle projecten, acties en ideeën een plek kunnen vinden in het OP. Vandaar de uitnodiging aan alle betrokkenen om ook te kijken naar andere bronnen van financiering voor bovenstaande thema’ s en projecten.
9
Bijlage: Lijst met thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten EFRO 2014-2020 (artikel 5 EFROverordening). De vetgedrukte thema’ s zijn voor NL verplicht (min. 80% van de EU-middelen, waarvan min. 20% op prioriteit 4 moet worden ingezet).
1. Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie a. Verbetering van de infrastructuur voor onderzoek en innovatie (O&I) en van de capaciteiten voor de ontwikkeling van topprestaties op dit gebied, en bevordering van kenniscentra, met name van die van Europees belang; b. Bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie; c. Ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle productvalidatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleutel technologieën en verspreiding van universeel inzetbare technologieën. 2. Verbetering van de toegang tot en de kwaliteit van ICT a. Uitbreiding van de uitrol van breedband- en snelle netwerken; b. Ontwikkeling van ICT producten en – diensten, e-handel en bevordering van de vraag naar ICT; c. Stimulering van ICT-toepassingen voor e-overheid, e-leren, e-insluiting en egezondheid; 3. Verbetering van het concurrentievermogen van het MKB a. Bevordering van het ondernemerschap, met name door de economische exploitatie van nieuwe ideeën te vergemakkelijken en door het oprichten van nieuwe bedrijven aan te moedigen; b. Ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen voor het MKB, met name met het oog op internationalisering; 4. Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken a. Het bevorderen van de productie en distributie van hernieuwbare energiebronnen; b. Het bevorderen van energie efficiency en het gebruik van hernieuwbare energie in het MKB; c. Het ondersteunen van energie efficiency en het gebruik van hernieuwbare energie in openbare infrastructuur en in de woningbouwsector; d. Het ontwikkelen van slimme systemen voor distributie bij een laag spanningsniveau; e. Het bevorderen van koolstofarme strategieën voor stedelijke gebieden; 5. Bevordering van de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie 10
en risicobeheer a. Het ondersteunen van specifieke investeringen voor de aanpassing aan de klimaatverandering; b. Het bevorderen van investeringen waarmee specifieke regio’ s het hoofd kan worden geboden, het waarborgen van de capaciteit tot herstel na rampen en het ontwikkelen van systemen voor rampenbeheersing; 6. Bescherming van het milieu en bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen a. Het aanpakken van de grote behoeften aan investeringen in de afvalsector, om te voldoen aan de vereisten van het milieu acquis; b. Het aanpakken van de grote behoefte aan investeringen in de watersector, om te voldoen aan de vereisten van het milieu acquis; c. Het beschermen, bevorderen en ontwikkelen van het cultureel erfgoed; d. Het beschermen van de biodiversiteit, bodembescherming en het bevorderen van ecosyteemdiensten (met inbegrip van Natura 2000 en groene infrastructuur); e. Maatregelen tot verbetering van het stadsmilieu, met inbegrip van de sanering van oude bedrijfsterreinen en de vermindering van de luchtverontreiniging; 7. Bevordering van duurzaam vervoer en opheffing knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren a. Het ondersteunen van een multimodale interne Europese vervoersruimte door middel van investeringen in het Trans- Europese vervoersnetwerk (TEN-T); b. Het versterken van de regionale mobiliteit door het aansluiten van secundaire en tertiaire knooppunten op de TEN-infrastructuur; c. Het ontwikkelen van milieuvriendelijke en koolstofarme vervoerssystemen en het bevorderen van duurzame stedelijke mobiliteit; d. Het ontwikkelen van fijnmazige, kwalitatief hoogwaardige en interoperabele spoorwegsystemen; 8. Bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning arbeidsmobiliteit a. Het ontwikkelen van starterscentra en investeringssteun voor het werken als zelfstandige en bij het opzetten van een bedrijf; b. Initiatieven voor lokale ontwikkeling en steun voor de structuur voor lokale dienstverlening met het oog op het scheppen van nieuwe banen, wanneer dergelijke acties buiten de werking van de ESF-verordening vallen; c. Investeringen in infrastructuur voor diensten voor arbeidsvoorziening; 9. Bevordering van sociale insluiting en bestrijding van armoede a. Investeringen in de gezondheids- en sociale infrastructuur die bijdragen tot de nationale, regionale en lokale ontwikkeling, het verminderen van ongelijkheden wat de gezondheidsstatus betreft en de overgang van institutionele naar gemeenschappelijke diensten; b. Steun voor fysieke en economische sanering van achtergestelde stedelijke en rurale gemeenschappen; c. Steun voor sociale ondernemingen; 10. Investeringen in onderwijs, vaardigheden en een leven lang leren door het ontwikkelen van infrastructuur voor onderwijs en opleiding. 11
11. Verbetering van de institutionele capaciteit en een efficiënt openbaar bestuur door het versterken van de institutionele capaciteit en het verhogen van de doeltreffendheid van het openbaar bestuur en de openbare diensten in verband met de uitvoering van het EFRO en ter ondersteuning van maatregelen ter zake van de institutionele capaciteit en de doeltreffendheid van het openbaar bestuur in het kader van ESF.
12