Profiel Leader+
K3-AF-07-002-NL-C
Naam: Leader („Links between Actions for the Development of the Rural Economy”)
Type programma:
Europese Commissie
communautair initiatief
Doelgebieden:
,EADER .BHB[JOF
Leader+ is opgebouwd rond drie onderdelen: r POEFSEFFM4UFVOWPPSHFCJFETHFCPOEFOHFÐOUFHSFFSEFFOFYQFSJNFOUFMFTUSBUFHJFÌOWPPSQMBUUF MBOETPOUXJLLFMJOH PQCBTJTWBOFFOtCPUUPNVQuCFOBEFSJOH r POEFSEFFM4UFVOWPPSTBNFOXFSLJOHTWFSCBOEFOUVTTFOQMBUUFMBOETHFCJFEFO r POEFSEFFM/FUXFSLWPSNJOH
Prioritaire strategische thema’s: de volgende prioritaire thema’s zijn door de Commissie voor Leader+ vastgelegd: r IFUDSFÌSFOWBONFFSXBBSEFWPPSEFOBUVVSMJKLFFODVMUVSFMFSJKLEPNNFO NFUJOCFHSJQWBOEFHFCJFEFO WBODPNNVOBVUBJSCFMBOH r IFUWFSCFUFSFOWBOEFMFWFOTLXBMJUFJUJOEFQMBUUFMBOETHFCJFEFO r IFUDSFÌSFOWBONFFSXBBSEFWPPSQMBBUTFMJKLFQSPEVDUFO NFUOBNFEPPSWJBDPMMFDUJFWFNBBUSFHFMFOEF UPFHBOHUPUEFNBSLUFOWPPSLMFJOTDIBMJHFQSPEVDUJFTUSVDUVSFOUFWFSHFNBLLFMJKLFOFO r IFUHFCSVJLWBOOJFVXFLOPXIPXFOWBOOJFVXFUFDIOPMPHJFÌOPNEFQSPEVDUFOFOEJFOTUFOWBOEF QMBUUFMBOETHFCJFEFODPODVSSFSFOEFSUFNBLFO
Begunstigden en projecten die voor subsidiëring in aanmerking komen: ñOBODJÌMF CJKTUBOE EPPS -FBEFS XPSEU UPFHFLFOE BBO QBSUOFSTDIBQQFO FO MPLBMF BDUJFHSPFQFO -"(T XBBSWBOEFMFEFOBGLPNTUJH[JKOVJUEFPQFOCBSF QBSUJDVMJFSFFOOPOQSPñUTFDUPSFOFOEJFUPUUBBLIFCCFO MPLBMFPOUXJLLFMJOHTQSPHSBNNBTJOIVOSFHJPUFOVJUWPFSUFMFHHFO-FBEFS JTPQHF[FUPNEFCFUSPLLFO partijen in de plattelandsgebieden te helpen om zich vanuit een langetermijnperspectief te bezinnen op het POUXJLLFMJOHTQPUFOUJFFM WBO IVO HFCJFE .FU IFU JOJUJBUJFG XPSEU PPL CFPPHE HFÐOUFHSFFSEF LXBMJUBUJFG IPPHXBBSEJHFFOPSJHJOFMFTUSBUFHJFÌOWPPSEVVS[BNFPOUXJLLFMJOHUFCFWPSEFSFO BMTNFEFOBUJPOBMFFO HSFOTPWFSTDISJKEFOEFTBNFOXFSLJOH5FOFJOEFEFDPNNVOBVUBJSFNJEEFMFOBBOEFNFFTUWFFMCFMPWFOEF WPPSTUFMMFOUFCFTUFEFOFOIFUIFGCPPNFíFDUFSWBONBYJNBBMUFCFOVUUFO [BMTMFDIUTFFOCFQFSLUBBOUBM HFCJFEFO OBFFOPQFOFOTUSFOHFTFMFDUJF WPPSDPNNVOBVUBJSFTUFVOJOBBONFSLJOHLPNFO Binnen elk lokaal ontwikkelingsprogramma kunnen afzonderlijke projecten die passen binnen de lokale TUSBUFHJF JOBBONFSLJOHLPNFOWPPSTVCTJEJÌSJOH-FBEFS TUFVOUBMMFNBBUSFHFMFOEJFJOBBONFSLJOHLPNFO WPPSñOBODJFSJOHVJUIFU&VSPQFFT0SJÌOUBUJFFO(BSBOUJFGPOETWPPSEF-BOECPVX &0('-
IFU&VSPQFFT 'POETWPPS3FHJPOBMF0OUXJLLFMJOH &'30 FOIFU&VSPQFFT4PDJBBM'POET &4' 0QIFUOJWFBVWBOEFCFTMVJUWPSNJOHWBOEF-"(TNPFUFOEFFDPOPNJTDIFFOTPDJBMFQBSUOFSTFOWFSFOJHJO HFOUFONJOTUFQSPDFOUWBOIFUQMBBUTFMJKLFQBSUOFSTDIBQVJUNBLFO
IN DE SCHIJNWERPERS: Governance binnen Leader+
Duur van de programmeringsperiode:
Communautaire subsidie: FUPUBMFCFHSPUJOHWPPSEFQSPHSBNNBTJT NJMKPFO&63 XBBSWBO NJMKPFO&63 NJM E KPFOOBEFUVTTFOUJKETFJOEFYFSJOH BGLPNTUJHJTVJUIFU&0('-0SJÌOUBUJFFOIFUSFTUFSFOEFCFESBHVJUPQFO CBSFFOQBSUJDVMJFSFCJKESBHFO
ISSN 1830-110X
NL t
Leader+ Magazine 3 4
8
In vogelvlucht… r (PWFSOBODF
Leader+ Magazine Leader+ Magazine XPSEUESJFNBBMQFSKBBSVJUHFHFWFOEPPSEF8BBSOFNJOHTQPTUWPPSQMBUUFMBOET HFCJFEFO
Leader+ in actie r %VJUTMBOE8BBSFOFSHJFFFOFSWBSJOHXPSEU r *FSMBOE*OOPWBUJFJOFFOCFESJKGPQIFUQMBUUFMBOE r ;XFEFO4BMUÅOHTMBNNMBOETDIBQTCFIPVEFOLXBMJUFJUTWPFETFMHBBOIBOEJOIBOE r -VYFNCVSH1*3PQSFHJPOBBMOJWFBVXFSLFONFUKPOHFNFOTFO In de schijnwerpers r 3FHJPOBMFHPWFSOBODF(FWPMHFOWPPS-FBEFS
12
Het verbeteren van de levenskwaliteit in plattelandsgebieden r /FEFSMBOE'PDVT,SPNNF3JKOLXBMJUFJUWBOIFUEPSQTMFWFO r 0PTUFOSJKL)FS[UÕOFWSPVXFOOFUXFSL-BNNFSUBM
18
Het creëren van meerwaarde voor plaatselijke producten r 7FSFOJHE,POJOLSJKL0OUXJLLFMJOHWBOEFDPÕQFSBUJF)FTLFU/FXNBSLFU#SFXFSZ r 'SBOLSJKL&FOJOWFOUBSJTBUJFWBOLFOOJT
Leader („Links between Actions for the Development of the Rural Economy”) is een communautair JOJUJBUJFGXBBSUPFEF&VSPQFTF$PNNJTTJFEFBBO[FUIFFGUHFHFWFOFOEBUHFDPÕSEJOFFSEXPSEUEPPS IBBSEJSFDUPSBBUHFOFSBBM-BOECPVXFOQMBUUFMBOETPOUXJLLFMJOH EJFOTU' %FJOIPVEWBO-FBEFS .BHB[JOFHFFGUOJFUOPPE[BLFMJKLEFPQWBUUJOHFOXFFSWBOEFJOTUFMMJOHFOWBOEF&VSPQFTF6OJF Redactie: &VSPQFTF8BBSOFNJOHTQPTUWPPSQMBUUFMBOETHFCJFEFO Juridisch verantwoordelijke functionaris: +PTFñOF-PSJ[)PíNBOO &VSPQFTF$PNNJTTJF %(-BOE CPVXFOQMBUUFMBOETPOUXJLLFMJOH EJFOTU' 8FUTUSBBU ##SVTTFM Aan dit nummer hebben bijgedragen: OBUJPOBMFOFUXFSLFOFOMPLBMFBDUJFHSPFQFOWBO-FBEFS
24
Een optimaal gebruik van natuurlijke en culturele rijkdommen r ;XFEFO#F[PFL0MPGTUSÕNNBBUXFSLNFUOJFVXFUFDIOPMPHJF r (SJFLFOMBOE0OUEFLEFWFSCPSHFOOBUVVSHFIFJNFOWBO;BLZOUIPT
31
De toepassing van nieuwe knowhow en nieuwe technologieën r %FOFNBSLFO#SFFECBOEWFSCJOEJOHFOWPPSEFLMFJOFFJMBOEFOWBO%FOFNBSLFO r #FMHJÌ0OUXJLLFMJOHWBOFFOJOUSBHFNFFOUFMJKLJOTUSVNFOUWPPSSFHJPOBMFPOUXJLLFMJOH
38
Samenwerking bij plattelandsontwikkeling r 1PSUVHBMFO4QBOKF3PVUFT[POEFSCBSSJÍSFT r *UBMJÌ 4QBOKF 'SBOLSJKL 1PSUVHBMFO;XFEFO&VSPQFTFQFMHSJNTSPVUFTEF7JB'SBODJHFOBFO de Camino de Santiago de Compostela
46
Vrouwen en jongeren in Leader+ r 0PTUFOSJKL*OUFSWJFXNFU6STVMB.BSJOHFS -"(NBOBHFS r 'JOMBOE1MBUUFMBOETKPOHFSFOBBO[FU
53
Nieuwe lidstaten r )FU1SFQBSFQSPHSBNNB;JKOSPMJOEFWFSTUFSLJOHWBOOFUXFSLFOWPPSIFUQMBUUFMBOE
56
Leader+ Nieuws r 7FSHBEFSJOHWBOIFUTUVVSDPNJUÊWBO-FBEFS FOBBOTMVJUFOEIFUTFNJOBSWBOEF -FBEFS 8BBSOFNJOHTQPTU KBOVBSJGFCSVBSJ
#SVTTFM
Foto’s: GPUPT[JKOIFUBVUFVSTSFDIUFMJKLFJHFOEPNWBOEF&VSPQFTF$PNNJTTJF UFO[JKBOEFSTJTBBOHF HFWFO Leader+ Magazine XPSEUVJUHFHFWFOJOPî DJÌMFUBMFOWBOEF&VSPQFTF6OJFFOIFFGUFFOPQMBHF WBOFYFNQMBSFO Nadere informatie: 8FCTJUFIUUQFDFVSPQBFVMFBEFSQMVT &VSPQFTF(FNFFOTDIBQQFO ¥ 0WFSOFNJOHNFUCSPOWFSNFMEJOHUPFHFTUBBO 5FLTUWPMUPPJEJOKVOJ Printed in Belgium GEDRUKT OP WIT CHLOOR VRIJ
PAPIER
Voor extra exemplaren van het Leader+ Magazine De Europese Commissie wil er met dit magazine voor zorgen dat het publiek gemakkelijker toegang krijgt tot — correcte en actuele — informatie over het communautaire initiatief Leader+. Gesignaleerde fouten worden zo snel mogelijk gecorrigeerd. U dient er wel rekening mee te houden dat de Commissie niet verantwoordelijk is voor de informatie in dit magazine, met name waar het de financiële gegevens over de beschreven projecten en de subsidiabiliteit van de uitgaven betreft. Elk gebruik van de informatie gebeurt dus op eigen verantwoordelijkheid. De lezer wordt dan ook geadviseerd uiterst omzichtig met deze gegevens om te gaan.
Leader+ Magazine
2
8 • 2007
LVOUVFFOFNBJMTUVSFOOBBS"(3*Ŭ-&"%&31-64Ŭ16#-*$"5*0/4!FDFVSPQBFV 6EJFOUJOEFFNBJM GBYPGCSJFGVXWPMMFEJHF/"8HFHFWFOTUFWFSNFMEFOFOIFUBBOUBMHFXFO TUFFYUSBFYFNQMBSFOFOEFUBBMWFSTJFWBOIFU-FBEFS .BHB[JOF
IN VOGELVLUCHT …
Governance door de heer José Manuel Sousa Uva, directeur programma’s voor plattelandsontwikkeling, directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling, Europese Commissie
G
den beoordeeld door onderzoek te doen naar veranderingen in het gedrag van de relevante partners: r EFCFHVOTUJHEFO QSPKFDUMFJEFST
r IFUHFCJFETHFCPOEFOQBSUOFSTDIBQ EF-"(FOBBOWFSXBOUF structuren, bijv. regionale netwerken), r EF VJUWPFSJOHTJOTUBOUJF MBOEFMJKLFSFHJPOBMF BVUPSJUFJUFO JO de lidstaten) en aanverwante bemiddelende organisaties, bijv. nationale netwerken.
overnance, een woord dat steeds vaker opduikt, is een begrip dat in veel opzichten het dagelijks leven van iedere Europese burger beïnvloedt. De rol van governance, met name op het gebied van de plattelandsontwikkeling, wordt nog al eens vergeten of onderschat en daarom wordt er in deze editie van het Leader+ Magazine speciale aandacht aan besteed. Dat gebeurt met name vanuit het perspectief van professor Dietrich Fürst, die dit onderwerp ook al ter sprake bracht op het Europese Leader+-seminar dat in november 2006 in Tihany werd gehouden. In algemene zin kunnen we governance beschouwen als een middel om beleid te beheren en te controleren met het oog op de verwezenlijking van een langetermijnstrategie. Daarbij houden we rekening met de wijze waarop aan burgers een stem wordt gegeven bij zaken van openbaar belang. Het behoeft geen betoog dat dit een centraal aspect is in de rol die de Europese Unie vervult en in de verschillende beleidsvormen en programma’s onder haar beheer. De Europese Commissie heeft haar eigen concept van governance verwoord in het witboek inzake Europese governance Witboek inzake Europese governance van 2001, waarin zij stelt dat „Governance” betrekking heeft op de regels, processen en gedragingen die van invloed zijn op de manier waarop bevoegdheden op Europees niveau worden uitgeoefend, waarbij het met name gaat om openheid, betrokkenheid, verantwoordingsplicht, doeltreffendheid en samenhang. Deze vijf „beginselen van governance” versterken het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel. Uit hoofde van het beleidskader voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013 en overeenkomstig het partnerschapsbeginsel (1) betrekken de lidstaten alle geschikte institutionele, economische en sociale partners en niet-gouvernementele organisaties bij de verschillende stadia van de programmering. Lokale actiegroepen (LAG’s), ook wel PG’s (plaatselijke groepen) genoemd, worden aangewezen als de uitvoerende organen. Verder is het zwaartepunt Leader (2) in horizontaal opzicht van groot belang voor de verbetering van governance, met name op lokaal niveau. De operationele beginselen van de Leader-methode zijn in feite governancebeginselen doordat ze eerder fungeren als richtsnoeren voor HOE er moet worden gehandeld dan als visie op WAT er moet worden bereikt. Ze zijn volledig in overeenstemming met het Europese concept van governance en kunnen wor-
De in dit verband genoemde lokale actiegroep speelt een cruciale rol en op het niveau van de besluitvorming dienen de economische en sociale partners derhalve een evenwichtige samenstelling te kennen. Zij zijn het immers die de strategieën voor lokale ontwikkeling opstellen en uitvoeren. Een verbetering van de lokale governance vereist de aanwezigheid van nationale en regionale instrumenten die ervoor zorgen dat Europa’s plattelandsgebieden en de mensen die er wonen de kansen kunnen benutten die hun programma’s voor plattelandsontwikkeling in zich bergen. Zoals hierboven vermeld zien we ook dat de Leader-methode op het vlak van governance tot op projectniveau in praktijk kan worden gebracht; er kunnen plaatselijk sterke banden worden gesmeed die zorgen voor de benodigde wisselwerking tussen de projectdeelnemers. In verschillende projecten die in dit Magazine worden beschreven, komt dat duidelijk naar voren. Voor Finse jongeren is een duidelijke rol weggelegd in hun samenwerking met de gemeenten van de regio voor het beheer van het project, waarin zij bepalen wat hun regio in de toekomst nodig heeft. In België zien we hoe nieuwe technologie een impuls kan geven aan de regionale ontwikkeling, doordat er wordt voorzien in een supragemeentelijke structuur ter versterking van het platform voor lokale governance. Op dit idee is voortgeborduurd in Italië, waar met verschillende internationale partners een voorbeeld wordt gegeven van de manier waarop ingewikkelde projecten kunnen worden beheerd aan de hand van interne managementprocedures. Tevens zien we in de nieuwe lidstaten hoe het Prepare-netwerk heeft gefungeerd als partner in governance om de rol van het maatschappelijk middenveld bij plattelandsontwikkeling te versterken. Het behoeft geen betoog dat een uitgebreide Europese Unie en de integratie van de Leader-methode zorgt voor uitdagingen waaraan plattelandsgebieden het hoofd moeten bieden. Met de juiste niveaus en vormen van governance beschikken we echter over uitstekende perspectieven om de gunstige voorwaarden te scheppen die de economieën van Europa’s plattelandsgebieden zullen versterken in de nieuwe programmeringsperiode en daarna.
(1) Zie artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1698/2005. (2) Communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007-2013), aangenomen bij Besluit 2006/144/EG van de Raad van 20 februari 2006.
Leader+ Magazine
3
8 • 2007
Leader+ IN ACTIE
Waar energie een ervaring wordt door Ute Vieting, directeur Entwicklungsgesellschaft Region Hesselberg mbH Dit project, uitgevoerd in de Beierse regio Hesselberg, is in hoofdzaak bedoeld om te laten zien hoe het milieu kan worden beschermd en hoe kosten kunnen worden verminderd door energie op een slimme manier toe te passen. De LAG Altmühl-Wörnitz voorziet in 32 energiestations waar bezoekers kunnen bekijken hoe hernieuwbare en alternatieve energiebronnen, zoals wind, zonne-energie en biomassa, worden toegepast en hoe energie wordt bespaard bij de renovatie van oude gebouwen. De kleine energiestations zijn opgezet door particulieren en de lokale overheid. Informatieborden geven grafische uitleg over de stations. Zo kunnen bezoekers kijken wat de energiekarakteristieken van elk station zijn en wat die voor het milieu betekenen. Informatie over lokale boerderijwinkels, kaasmakerijen en andere attracties in de buurt maakt het voor de bezoeker nog eens extra aantrekkelijk. De energiestations, een overzichtskaart van het gebied, een website, speciaal gedrukte gidsen en de marketingactiviteiten die via de verenigingen voor toerisme worden verricht, vormen samen een combinatie waarin de vijf essentiële elementen van de „Hesselberger EnergieErlebnisWeg” (de energieroute van Hesselberg) verenigd zijn. De LAG richtte een werkgroep op, „Nieuwe technologieën/ Rurale energie-industrie op het platteland”, die het idee ontwikkelde maar aanvankelijk niet van de grond kreeg. Pas toen sponsors hun steun toezegden, kon het project van start gaan. De plaatselijke VVV stelde zich beschikbaar als projectmanager, maar kon als vereniging geen financiële bijdrage leveren. De oplossing werd gevonden toen vier bedrijven besloten financieel bij te springen. Vervolgens hielp de LAG met de indiening van de Leader+-aanvraag. Na goedkeuring werd de projectgroep „EnergieErlebnisWeg” (energieroute) opgericht en met de deelneming van de belangrijkste partijen: de VVV, particulieren, een ontwikkelingsbedrijf van de regio Hesselberg, een grafisch ontwerper, sectorale planners en de eigenaren van de energiestations, kon het werk beginnen. De projectkosten omvatten de kosten voor planning en organisatie; lay-out van bewegwijzering en infoborden; produceren
Leader+ Magazine
en drukken van projectmaterialen, certificering van de energiegidsen, promotie en marketing. Circa 50 % van de kosten werd gefinancierd met de subsidie van Leader+. In ieder geval was één ding zonneklaar: zonder de vrijwillige inzet en financiële ondersteuning van particulieren en de positieve opstelling van de VVV van Hesselberg (http://www.hesselberg.de) was het project nooit van de grond gekomen.
Lidstaat: Duitsland Regio, district: Beieren Naam van de LAG: Altmühl-Wörnitz Inwoners: 76 000 Oppervlakte: 739 km2 Totale kosten van het project: 66 600 EUR EU: 33 300 EUR Andere openbare middelen: 2 900 EUR Particuliere middelen: 30 400 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 2004-2005 Contactpersoon: Ute Vieting E-mail:
[email protected] Website: www.region-hesselberg.de www.energieerlebnisweg.de
Foto’s beschikbaar gesteld door de LAG Altmühl-Wörnitz
4
8 • 2007
Innovatie in een bedrijf op het platteland Inishowen Rural Development Ltd (IRDL) is gevestigd op een afgelegen schiereiland in het noordoosten van Donegal. Het uiterste zuiden van dit schiereiland, dat aan drie zijden wordt omgeven door de zee, reikt tot aan de landgrens met Noord-Ierland. In haar werkatelier te Glendowen ontwerpt en vervaardigt Ann McGonigle handgemaakte kledingstukken van tweed. Ze is gespecialiseerd in traditioneel handwerk dat van generatie op generatie in de familie is doorgegeven. Met haar kunstvaardigheid weet ze haar producten, die eruit springen door hun stijl, kwaliteit, ontwerp en individualiteit, een geheel eigen karakter te geven. Het tweed koopt ze van lokale bedrijven en met garen van lokaal materiaal maakt ze haakpatronen die de geproduceerde kledingstukken nog verder verfraaien. Aanvankelijk had ze een werkplaats achter haar huis waar ze de kleding in deeltijd maakte. De geproduceerde kleding werd dan in najaar en winter op ambachtsmarkten verkocht. Later besloot ze haar bedrijfje uit te breiden en een atelier te bouwen met een tentoonstellingsruimte om meer ontwerpruimte te creëren en om meer productie aan te kunnen. Anne McGonigle werkt momenteel als kleine zelfstandige maar aangezien haar werk groeit, is ze van plan om minstens één andere parttimer uit de streek in dienst te nemen. Dit project biedt toegang tot de markt voor exclusieve ambachtelijke producten en heeft een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het traditionele weefambacht in Donegal, waarbij stoffen en garen worden gebruikt voor het ontwerpen en fabriceren van modieuze en kwalitatief hoogstaande kleding. IRDL doet nu pogingen om voor Inishowen de status te verwerven van Ierlands tweede „Greenbox” (een geïntegreerde bestemming voor ecotoerisme). Zo wordt getracht een ecotoeristisch product te ontwikkelen dat de aantrekkingskracht van het schiereiland vergroot. Leader+ gaf subsidie voor de bouw en inrichting van de nieuwe ruimtes. Dit project beantwoordt aan de doelstellingen van het Leader+-programma, omdat het meerwaarde geeft aan een in Donegal vervaardigd product. Bovendien zal de werkruimte de levenskwaliteit verbeteren van de
Leader+ Magazine
mensen die er werken en de werknemers die vanuit huis werken, vrouwen van boeren bijvoorbeeld, meer afwisseling bieden.
Lidstaat: Ierland Regio, district: westen van Donegal Naam van de LAG: Inishowen Rural Development Ltd Inwoners: 32 000 Oppervlakte: 890 km2 Totale kosten van het project: 88 028 EUR EU: 28 609 EUR Andere openbare middelen: 15 405 EUR Particuliere middelen: 44 014 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 2005-2006 Contactpersoon: Andrew Ward E-mail:
[email protected] Website: www.inishowen.ie
Foto’s beschikbaar gesteld door het Ierse nationale netwerk
5
8 • 2007
Leader+ IN ACTIE
Saltängslamm: landschapsbehoud en kwaliteitsvoedsel gaan hand in hand! De westkust van Zweden staat bekend om zijn karakteristieke zoutmoerassen, die goed moeten worden beheerd om de kwaliteit ervan in stand te houden. Niet alleen voor de vele toeristen en dagjesmensen kunnen veranderingen in het landschap vervelend zijn; voor de mensen die er wonen en werken vormt het landschap namelijk ook een bron van inkomsten en dat is een van de redenen om dit bijzondere kustlandschap in stand te houden. De zoutmoerassen worden van oudsher voornamelijk begraasd door schapen en de grassen en kruiden die er groeien geven het vlees van deze dieren een karakteristieke smaak. In dit Leader+-project „Saltängslamm — att möta marknaden med kvalitet” (Zoutmoeraslam — naar de markt met kwaliteit) heeft de vereniging van schapenhouders in Hallsvik het probleem van een overwoekerde kustlijn aangepakt door een nieuw product te introduceren: zoutmoeraslam. Vanuit het eiland Styrsö, dat deel uitmaakt van een eilandengroep ten zuiden van Gothenburg, is de vereniging een samenwerking aangegaan met de gemeente om te kijken naar de mogelijkheden voor uitbreiding van de veestapel in de regio. Een van de doelstellingen van het project is te onderzoeken of de bouw van een lokale slachterij haalbaar is. Om de markt op te kunnen, moet er eerst een marketingplan en een sterk merk worden gecreëerd. Daarom moet er marktonderzoek worden gedaan en een marketingstrategie worden uitgestippeld, gericht op de sectoren voor voedingsmiddelen en catering. Lammeren leveren de mens wol, vlees, leer en bont, waar nieuw op te richten bedrijfjes ambachtelijke producten van kunnen maken. De LAG Carpe Mare heeft met de subsidie van Leader+ een projectleider aangesteld en heeft de algemene verantwoordelijkheid op zich genomen voor wat betreft de lokale scha-
Leader+ Magazine
penhouderij op de eilanden. Doel is om nieuwe bedrijvigheid te creëren, duurzaam landschapsbeheer te bevorderen én... te zorgen voor een lekker stukje vlees!
Lidstaat: Zweden Regio: Västra Götaland Naam van de LAG: Carpe Mare Inwoners: 37 000 Oppervlakte: onbekend* Totale kosten van het project: 93 866 EUR EU: 18 948 EUR Andere openbare middelen: 28 424 EUR Particuliere middelen: 46 494 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 3/2005-12/2006 Contactpersoon: Marianne Gustafsson E-mail:
[email protected] * bestaat uit een smalle kuststrook en een groot aantal eilandjes Foto’s beschikbaar gesteld door het Zweedse nationale netwerk
6
8 • 2007
PIR: op regionaal niveau werken met jonge mensen PIR (Point d’information régional) is een in 2005 gestart proefproject in NoordLuxemburg waarmee werd beoogd „jongerenwerk” positief onder de aandacht te brengen. Daarbij werden verschillende media- en pr-instrumenten gebruikt, zoals regionale posters, promotiefilmpjes in bioscopen, het internet en zelfs een televisieprogramma! In 2005 en 2006 is steun verleend aan verschillende mediaprojecten en workshops van en voor jongeren (film, muziek en fotografie). Zo is er in 2005 in zes maanden tijd een documentaire gemaakt over het werk van de „jonge brandbestrijders” in de regio. In 2006 maakten jongeren in de regio met steun van de Europese Vrijwilligersdienst het eerste maandelijkse regionaal tv-programma „T9TV”. In het kader van de regionale informatieverstrekking werd samen met nationale partners in 2005 met veel succes een nieuwe landelijke uitwisseling van vacatures opgezet. Daarnaast is er een regionaal jongerencentrum opgericht waar jongeren worden geholpen met advies op allerlei gebied. Eind 2006 werden twee nieuwe regionale organisaties op poten gezet: „Het babysitplatform”, waar babysitters worden opgeleid en in de regio aan werk worden geholpen, en „do-u-2”, een trendsettend jongerennetwerk met het unieke potentieel om jonge mensen in de regio met gemeenschappelijke interesses met elkaar in contact te brengen en te ondersteunen. Ten slotte kunnen regionale verenigingen dit project gebruiken om hun regionale diensten te promoten. Afgezien van de subsidie die afkomstig is van Leader+, draagt het ministerie van Landbouw, Wijnbouw en Plattelandsontwikkeling voor 40 % bij in de kosten van het project. Eenzelfde percentage komt uit de particuliere sector via Jugendtreff asbl. Een groot voordeel van het project is dat het gehele concept probleemloos naar elders overdraagbaar is. Zo kunnen ook andere regionale sociale diensten op jongerengebied profiteren van de resultaten en de ervaringen die het proefproject heeft opgeleverd.
Leader+ Magazine
Lidstaat: Luxemburg Regio, district: Noorden, Clervaux-Vianden Naam van de LAG: LAG Clervaux-Vianden Inwoners: 17 000 Oppervlakte: 440 km2 Totale kosten van het project: 106 195 EUR EU: 21 239 EUR Andere openbare middelen: 42 478 EUR Particuliere middelen: 42 478 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 2005-2006 Contactpersoon: Dif Differding E-mail:
[email protected] Website: www.t9t.lu www.cv.leader.lu Foto’s beschikbaar gesteld door het Luxemburgse nationale netwerk
7
8 • 2007
In de schijnwerpers Regionale governance — Gevolgen voor Leader door professor Dietrich Fürst (1), Hannover, Duitsland
Regionale governance in perspectief
Het ontbreekt echter nog steeds aan een algemeen aanvaarde definitie (vgl. Kooiman 1999, Blumenthal 2005). Voorts is het zo dat de discussie zich toespitst op het gegeven dat nieuwe regionale uitdagingen onvoldoende door de bestaande instellingen worden aangegaan. Een van de dingen die nodig zijn is dat openbare en private organisaties zich afhankelijker van elkaar opstellen en meer gaan samenwerken (openbare-private partnerschappen, maatregelen voor duurzame ontwikkeling). Voorts is het belangrijk dat meer werk wordt gemaakt van een regionalisering van hetgeen men in het Engels de „enabling state” noemt, een overheid die mensen de mogelijkheden wil bieden om mee te kunnen blijven doen. De eenvoudigste manier om aan deze behoeften te beantwoorden is het opzetten van netwerkachtige samenwerkingsstructuren. Meer geïnstitutionaliseerde vormen van samenwerking zouden aanzienlijke financieringskosten met zich brengen (op zowel politiek als organisatorisch gebied), vooral omdat ze de autonomie van de betrokken organisaties zouden beknotten. In theoretische zin is regionale governance nauwelijks als iets nieuws te bestempelen; er kon hiervoor een beroep worden gedaan op bestaande theorieën, het neocorporatisme, netwerken, clubs of zelfs economische clusters. Wel nieuw is de paradigmawisseling die neigt naar regionaal zelfbestuur, de „kracht van zwakke verbindingen”, intersectorale samenwerking enzovoort. Er wordt samengewerkt door actoren met een verschillende actielogica: politieke actoren zijn territoriaal gebonden — zij laten zich leiden door territoriaal gezag en hun achterban. Economische actoren zijn functioneel georiënteerd en afhankelijk van markten en winstgevendheid, terwijl vrijwilligersorganisaties weliswaar functionele en territoriale oriëntaties in zich verenigen die zijn afgestemd op collectieve taken (functionele benadering), maar afhankelijk zijn van gebiedsgebonden lidmaatschappen en persoonlijke contacten. De regionale governance opereert dus tussen de gevestigde instellingen en vormt geen vervanging maar een aanvulling op bestaande bestuursmodi. Regionale governance is weliswaar aan regels gebonden maar die berusten op maatschappelijke normen (cultuur, traditie), op overeenkomsten en/of gewoonten en gebruiken. Regionale governance wordt wel als „horizontale interactie” gekenschetst om aan te geven dat de overheersende wijze van wisselwerking bestaat uit onderhandelingen tussen gelijkwaardige partners (niet noodzakelijkerwijs actoren met gelijkwaardig gezag) en dat hiërarchische besturingswijzen formeel ontbreken, zelfs al zijn georganiseerde actoren afhankelijk van netwerkoverstijgende besluitvormingsstructuren (governance op diverse niveaus).
Op 20 februari 2006 werden de strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling aangenomen door de Landbouwraad — vijf maanden nadat het nieuwe Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) goedkeuring had gehecht aan de verordening van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling. Vervolgens, in 2001, bracht de Europese Commissie haar eigen witboek (2) inzake Europese governance uit voor het bredere publiek, waarin aanbevelingen zijn vervat over hoe de democratie in Europa en de legitimiteit van de instellingen kunnen worden versterkt. Voor de Leader-programma’s betekent dat het volgende: ze moeten op een gebiedsgebonden aanpak, een „bottom-up”-organisatie en lokale/regionale openbare-private partnerschappen berusten en op een geïntegreerde, multisectorale wijze zijn uitgewerkt. Het zijn deze aspecten die aan de basis liggen van „regionale governance”. Regionale governance heeft betrekking op vormen van regionale zelfsturing en samenwerking die zich laten kenmerken door: r FFOCFIPFGUFCJKSFHJPOBMFBDUPSFOPNHFNFFOTDIBQQFMJKLF problemen of doelstellingen op te lossen respectievelijk te verwezenlijken, r OFUXFSLFOEJFNPHFMJKLIFEFOCJFEFOWPPSFFOXJTTFMXFSLJOH tussen verschillende actoren (op beleidsmatige, economische en verenigingsbasis), r IPSJ[POUBMFWPSNFOWBOXJTTFMXFSLJOHPQCBTJTWBOEJBMPPH en onderhandelingen, r FFO QBLLFU WBO PWFSFFOHFLPNFO WPPSTDISJGUFO FO BGTQSBken, r NBBSEJFHFEFFMUFMJKLWFSBOLFSE[JKOJOEFCFTUBBOEFJOTUJUVUJP nele kaders die grenzen stellen aan de autonomie van het netwerk (governance op diverse niveaus). Voor regionale governance is een bepaald minimum aan institutionalisering vereist (voorschriften) die betrekking heeft op de werving van leden, de mogelijkheid om uit te stappen, besluitvorming, naleving enz., alsmede een organisatie-eenheid die belast is met de dagelijkse administratie.
(1) Fürst, Dietrich, Prof. Dr. Rerum Politicarum Dipl.-Vw. (staathuishoudkunde), 1940, opgeleid als econoom (Kiel, Keulen), 1968 proefschrift, 1974 habilitatie, 1974-1981 hoogleraar in Konstanz, 1981-2003 hoogleraar in Hannover (ruimtelijke ordening), sinds 2003 gepensioneerd. Belangrijkste onderzoeksthema’s: ruimtelijke ordening, planningorganisatie, regionaal beheer, regionale governance, planningtheorie, stedelijke ontwikkeling. (2) http://ec.europa.eu/governance/white_paper/index_en.htm
Leader+ Magazine
8
8 • 2007
Professor Dietrich Fürst Twee basisconcepten staan bij regionale governance centraal: functionele tegenover territoriale wisselwerkingen. Een wisselwerking is functioneel als die gericht is op een probleem of taak — de ruimte is van minder belang. Een wisselwerking wordt territoriaal genoemd als het gebied de gemeenschappelijke noemer is voor de organisatie van de samenwerking, dat wil zeggen dat territoriale grenslijnen, lokale identiteit, regionale solidariteit en regionale collectieve goederen bepalend zijn voor de collectieve maatregelen. Regionale governance begint normaal gesproken op een functionele basis, omdat de financieringskosten van genoemde samenwerkingen daarbij lager zijn dan bij gebiedsgebonden wisselwerkingen. Bij territoriale wisselwerkingen is het nodig dat er een representatieve selectie van actoren plaatsvindt (alle regionaal relevante aandachtspunten moeten erbij betrokken zijn). Dit impliceert de aanwezigheid van een groot aantal actoren met heterogene belangenstructuren die het aantal en de intensiteit van conflicten (over belangen, waarden en ideologieën) doen toenemen. Daarnaast worden de patronen van territoriale governance sterk beïnvloed door lokale en regionale beleidsvormen (regionale governance wedijvert met juridische territoriale besluitvormingsorganen). Die combinatie leidt gewoonlijk tot meer legalistische regelgeving die dan weer gevolgen heeft voor de heersende organisatiestructuur (zie onder).
selwerking te bevorderen (informele bestuurlijke maatregelen en dergelijke). Ten tweede ontstaan er steeds meer onderlinge verbanden tussen actoren die beleidsprocessen omvormen in governance zonder overheid (Rhodes 1997) — we leven immers in een netwerkmaatschappij. Ten derde zijn zelfs tussenliggende vormen van governance tot op zekere hoogte gestructureerd. Daarom wordt governance in de literatuur in brede en nauwe zin opgevat: de brede opvatting heeft betrekking op de totaliteit van de politiek-bestuurlijke sturingsactiviteiten; in dat geval behelst de overheid enkel het geïnstitutionaliseerde deel. In de nauwere definitie wordt „regionale governance” meer beschouwd als een aanvullend concept op de reeds bestaande overheidsstructuren. Het tweede concept is meer afgebakend en preciezer in zijn probleemstructuur: r IFUIFFGUCFUSFLLJOHPQIFUGFJUEBUSFHJPTJOCJKOBBMMF&VSPpese lidstaten slechts in beperkte mate geïnstitutionaliseerd zijn (als bestuurslaag tussen lokale en landelijke overheden) maar in belang toenemen, niet in de laatste plaats door de Europese structuurfondsen, die op een geïnstitutionaliseerd regionaal niveau opereren; r IFUPNWBUUVTTFOMJHHFOEFWPSNFOWBOTBNFOXFSLJOHUVTTFO lokale en regionale instellingen; r IFUGVODUJPOFFSUPQFFOOFUXFSLBDIUJHOJWFBVWBOXJTTFMXFSking die berust op vrijwillige samenwerking zonder sancties en met een a priori ongedefinieerd leiderschap. Nochtans is leiderschap van vitaal belang bij afwezigheid van voldoende maatschappelijk kapitaal. Het ontwikkelt zich vanuit de kern van de netwerksamenwerking maar kan ook aan externe bemiddelaars worden overgelaten; r PQ JOUFSO OJWFBV UJMU IFU EF TUSBUFHJTDIF DBQBDJUFJU WBO FFO groep actoren naar een hoger plan; op extern niveau stelt het de groep in staat een proactieve houding aan te nemen tegenover zijn institutionele omgeving.
Governance versus overheid In algemene zin wordt de term overheid in verband gebracht met organisatiestructuren en governance meer met organisatieprocessen. In de praktijk vervaagt dat onderscheid vanwege de volgende drie aspecten: om te beginnen zijn ze namelijk nauw met elkaar verbonden. Gedurende de laatste decennia is de overheid minder log en flexibeler geworden door enerzijds te snoeien in de hiërarchieën en anderzijds netwerkachtige vormen van wis-
Leader+ Magazine
9
8 • 2007
m
Regionale governance is selectief ten opzichte van belangen, onderwerpen en oplossingen. Wie sluit zich aan bij de netwerken, welke vraagstukken worden aangepakt (over het algemeen heeft governance een keerzijde bij onderwerpen die veel stof voor conflicten bieden), welke oplossingen worden toegelaten? Voorts neemt zij op drie niveaus een kwetsbare positie in: ze is gebonden aan de externe institutionele structuur en zou „gegijzeld” kunnen worden door territoriale actoren, te weten politici en bestuurders die meer controle willen uitoefenen over bestuurlijke patronen die bedreigend zijn voor hun autonomie. Ook bestaat er een informeel vetorecht waarmee bestaande organisaties het resultaat van governance (governance op diverse niveaus) kunnen beïnvloeden. Ten tweede is governance intern afhankelijk van hulpbronnen (in natura (acties van vrijwilligers) of in financieel opzicht) en zou ze minder stabiel kunnen worden door veranderingen bij leden als gevolg van verkiezingen of andere gebeurtenissen. Ten derde is voor het beheer van governanceregelingen bekwaam leiderschap nodig dat de doeltreffendheid van taken in evenwicht kan brengen met groepscohesie en positieve individuele kosten-batenverhoudingen. Vaker wel dan niet slaat de balans bij governanceregelingen echter door naar meer doeltreffendheid, wat ten koste gaat van de groepscohesie of van een sterker „groepsgevoel”. De mate waarin governance neigt naar institutionalisering hangt in hoge mate af van de heersende politieke cultuur. De druk in de richting van institutionalisering is in Duitsland waarschijnlijk groter dan in Engeland. In Duitsland is een juridischpolitieke cultuur ontstaan (cultuur van wantrouwen), terwijl de Engelse politieke cultuur meer berust op overleg en politieke onderhandelingen. Zij lijkt beter toegerust te zijn om met netwerkachtige structuren om te gaan.
ties in de weg kunnen staan, waarbij de zwakste schakels de snelheid en intensiteit van de samenwerking dicteren. Daarnaast zou ze kunnen leiden tot collectieve onaansprakelijkheid, bijvoorbeeld doordat elk lid zijn verantwoordelijkheid afschuift op de groep. Ook kan de grote afhankelijkheid van contextsituaties het beeld beïnvloeden, waarbij het omliggende institutionele bestel zijn invloed doet gelden door zijn stempel te drukken op governanceregelingen of de resultaten te beïnvloeden door financiële prikkels (de structuurfondsen van de EU bijvoorbeeld), of door middel van algemene paradigmaveranderingen in denkrichtingen van actoren (angst voor regionale concurrentie bijvoorbeeld), „enabling state”-concepten enzovoort.
1. Handelwijzen bij regionale governance Netwerken zijn verbindingen tussen personen ontstaan op basis van vrijwillige samenwerking. Leden zijn volledig vrij om naar believen uit het netwerk te stappen. Dat betekent dat elk lid binnen het netwerk samenwerkt voor zolang als de individuele kostenbatenverhouding positief blijft. Het gebruik van macht is beperkt om te voorkomen dat minderheden onevenredig met het kostendeel worden belast. Gezaghebbende actoren beschikken evenwel over een impliciet vetorecht. Als het netwerk hun belangen doorkruist zullen ze de besluitvorming aanvechten of uit het netwerk stappen. Er kunnen zich daarom netwerkachtige patronen van governance voordoen die: r BMUIBOTJOIFUCFHJO FFOJOUFSOFESVLNFU[JDICSFOHFOJOEF richting van een op „unanimiteitsregels” berustende cohesie, waarbij er een sterke tendens is naar de kleinste gemeenschappelijke deler; r HPFE[JKOUPFHFSVTUWPPSEFPQMPTTJOHWBOQSPCMFNFONBBS slecht zijn toegerust voor de oplossing van conflicten; r FFSEFSOFJHFOOBBSPQQSPKFDUFOHFCBTFFSEFTBNFOXFSLJOH en bilaterale verbanden dan naar gebiedsbrede activiteiten en multilaterale verbanden. Regionale governance is dus geen wondermiddel voor een betere toekomst en zou zelfs onbedoelde bijwerkingen kunnen hebben. Zo zouden de cohesie bevorderende krachten innova-
Leader+ Magazine
10
2. Regionale governanceregelingen in het Leaderprogramma kunnen succesvol zijn Dankzij verschillende programmabeoordelingen beschikken we over voldoende kennis over hoe regionale governance binnen het Leader-raamwerk in de praktijk functioneert. Leader is een leerinstrument waarbij de LAG’s en Leader+-netwerken de leerprocessen versterken door mensen op te leiden en ervaringen uit te wisselen. Behalve op procedurele vereisten om de regionale governance in goede banen te leiden (vgl. Benz/Fürst 2003, Moseley 2003) moet de aandacht worden gericht op de volgende aspecten: 1) Moeten functionele wijzen van governance de boventoon voeren? Theoretische discussies leiden tot de conclusie dat regionale governance enkel als functioneel kan worden beschouwd, omdat ze anders sterk zou wedijveren met gevestigde politieke besluitvormingsorganen die in het algemeen gebiedsgebonden zijn. Leader geeft echter de voorkeur aan een gebiedsgebonden aanpak. Dat betekent dat leden op een representatieve basis moeten worden geworven. De hogere financieringskosten die hieruit voortvloeien zouden gecompenseerd kunnen worden door in te spelen op sociaalemotionele banden die voortvloeien uit „de macht van de plek”. Naarmate Leader-groepen verantwoordelijkheid nemen voor hun gebied kan het bindende vermogen van de plek toenemen. 2) Moeten governanceregelingen tot bindende besluiten leiden? Daar wordt doorgaans ontkennend op geantwoord, omdat hiervoor meer formele instellingen en een betere legitimatie nodig zijn en een en ander conflicten zou kunnen oproepen met lokale overheden. Governancenetwerken zullen echter enkel hooggekwalificeerd personeel kunnen aantrekken als men de netwerken relevant acht, dat wil zeggen, ze moeten in staat zijn problemen op te lossen en derhalve besluiten voor te bereiden die daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. De oplossing van het probleem is dat de betrokken actoren uitgaan van een verplichting die ze zelf aangaan. 3) Is de op output gebaseerde legitimatie afdoende of is er behoefte aan een aanvullende, op input gebaseerde legitimatie? De westerse democratieën kennen een op input georiënteerde legitimatie (rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers), terwijl netwerken hun bestaansrecht ontlenen aan hun output. Toch blijft het zelfs met een op output gebaseerde legitimatie nodig om de besluiten van netwerken te koppelen
8 • 2007
4)
5)
6)
7)
8)
aan de uitvoeringsinstellingen (governance op diverse niveaus). Hoe voorkomt men dat bepaalde aandachtspunten (op economisch, maatschappelijk en milieugebied) verschillend worden behandeld? Over het algemeen wordt aan economische aandachtspunten hogere prioriteit verleend, omdat zij de meeste invloed uitoefenen op de ontwikkeling en het welzijn van de regio en daarnaast sterk verbonden zijn met maatschappelijke aandachtspunten (werkgelegenheid). Milieuonderwerpen worden van minder belang geacht. Eén methode om dit verschil op te heffen kan bijvoorbeeld bestaan uit de vaststelling van beheersinstrumenten of de invoering van reflexieve besluitvormingspatronen (bijv. milieubeoordelingsprocedures, ruimtelijke-evaluatieprocedures en procedures voor maatschappelijke beoordeling). Een ander instrument zou de werving kunnen behelzen van de „juiste” personen met een brede visie en gerichtheid op samenwerking om tot „rechtvaardige” oplossingen te komen. De benaderingen die in de praktijk uit de bus komen, zijn sterk afhankelijk van de zelfbeheersing en zelfdiscipline van de betrokken actoren alsmede op zelfevaluatie. Hoe past een intersectorale regionale benadering (Leader) in een verticaal en sectoraal gecompartimenteerde bureaucratische structuur? De intersectorale integratie kan het best op projectbasis worden bereikt. Dergelijke benaderingen bereiken echter hun grenzen als prioriteiten van projecten niet in regionale programma’s zijn vervat en als de regionale coördinatie wordt belemmerd door sectorale hiërarchieën. Leader biedt derhalve ruimte voor pogingen tot intersectorale coördinatie op nationaal niveau. Druisen Leader-groepen niet in tegen de noodzaak van autonomie voor lokale overheden? Dat conflict is inherent aan het mechanisme, doch met de Leader-methode kan het probleem worden overwonnen door lokale overheden stevig in de governanceregelingen in te bedden. Door de gebiedsgebonden aanpak kan er echter een situatie ontstaan waarin de gemeenten hun stempel op de regelingen drukken, met name als de representanten van de economische sector en het maatschappelijk middenveld zich minder betrokken opstellen. Lossen Leader-groepen op als sneeuw voor de zon zodra de geldkraan wordt dichtgedraaid? Bij veel governanceregelingen op regionaal niveau is dit het geval, maar Leader is een langetermijnprogramma dat is afgestemd op integratie. Dat houdt in dat groepen in staat worden gesteld om te leren, dat succesvolle projecten de interesse wekken van meer actoren en dat de wisselwerking tussen de betrokken actoren steeds verder in kracht toeneemt (vorming van maatschappelijk kapitaal): succes genereert succes en navolgers. Hebben Leader-groepen behoefte aan een sterkere institutionalisering? Het lijkt van wel, omdat door het groeiend aantal deelnemers de doorzichtigheid, aansprakelijkheid en formele vertegenwoordiging meer aandacht vragen.
In hoofdzaak is regionale governance echter een leermechanisme dat is afgestemd op het collectief vergaren van kennis met het perspectief om aansluitend verandering te brengen in het bestaande institutionele kader teneinde vraagstukken op het vlak van regionale ontwikkeling doeltreffender aan te pakken. Literatuur Benz, Arthur/Fürst, Dietrich/Kilper, Heiderose/Rehfeld, Dieter: Regionalisation. Theory, practice and prospects in Germany, Stockholm: SIR 2000 Benz, Arthur/Fürst, Dietrich: Region — „Regional Governance” — Regionalentwicklung, in: Bernd Adamaschek, Marga Pröhl, eds., Regionen erfolgreich steuern, Gütersloh: Bertelsmann 2003, 11-66 Blumenthal, Julia v.: Governance — eine kritische Zwischenbilanz, in: Zeitschrift für Politikwissenschaft 15(2005), 1149-80 Cameron, Greta/Danson, Mike: The European partnership model and the changing role of Regional Development Agencies: A regional development and organisation perspective, in: Mike Danson/Henrik Halkier/Greta Cameron, eds., Governance, institutional change and regional development, Aldershot et al.: Ashgate 2000, 11-36 Fürst, Dietrich: The role of experimental regionalism in rescaling the German state, in: European Planning Studies 14(2006), 923-38 Fürst, Dietrich: Metropolitan governance in Germany, in: H.Heinelt, D.Kübler, eds., Metropolitan governance. Capacity, democracy and the dynamics of place, Miton Park/Abingdon: Routledge (Engeland) 2005, 151-68 Keating, Michael, 1997: The Political Economy of Regionalism, in: M. Keating, ed: The Political Economy of Regionalism, Londen: Frank Cass, 17-40. Kooiman, Jan: Social-political governance. Overview, reflections and design, in: Public Management Review 1(1999), 67-92 Moseley, Malcolm J., ed.: Local partnerships for rural development: The European experiences, Wallingford 2003 Pierre, Jon, ed: 2000: Debating Governance. Authority, Steering, and Democracy, Oxford: Oxford University Press Rhodes, Roderick A.W.: Understanding governance, Buckingham 1997
Kortom, regionale governance is bovenal een proces om de wisselwerking tussen de actoren binnen een gefragmenteerd en gecompartimenteerd institutioneel kader te bevorderen. Regionale governance kan echter ook worden opgevat als een concept voor duurzame ontwikkeling, aangezien duurzame ontwikkeling berust op de interdisciplinaire en intersectorale samenwerking tussen verschillende actoren die uitstijgt boven de dagelijkse standaardprocedures.
Leader+ Magazine
11
8 • 2007
HET VERBETEREN VAN DE LEVENSKWALITEIT IN PLATTELANDSGEBIEDEN
r / FEFSMBOE Focus Kromme Rijn: kwaliteit van het dorpsleven r 0 PTUFOSJKL Herztöne: vrouwennetwerk Lammertal
Leader+ Magazine
12
8 • 2007
HE T V ER B E TER EN VAN DE LE VENSK WALITEIT IN PLAT TELANDSG E BIE D E N
NEDERLAND
Focus Kromme Rijn: kwaliteit van het dorpsleven Dorpsontwikkeling met een „bottom-up”-aanpak; het gaat erom dorpelingen te betrekken bij de toekomst van hun regio en hun kwaliteit van leven veilig te stellen. Inleiding
Met regionale verantwoordelijkheid in het achterhoofd
De regio dankt zijn naam aan de Kromme Rijn die door het landschap meandert. De noordzijde grenst aan nationaal park de Utrechtse Heuvelrug. Het is een gebied waar al sinds oudsher fruit wordt geteeld en waar weidevelden en traditionele dorpen elkaar afwisselen. De streek wordt gekenmerkt door kleine ondernemingen, stroompjes en beken, windmolens en landhuizen. Deze landhuizen, waarvan er veel permanent worden bewoond, zijn gelegen op de hogere gedeelten, terwijl het laaggelegen land (richting de rivier) is aangewezen als landbouwgrond. Sinds 2002 zijn ongeveer twintig projecten gedeeltelijk met subsidies van Leader+ gefinancierd. Het ging daarbij onder meer om buurtactiviteiten waarbij scholen, gemeenten en het bedrijfsleven waren betrokken. Met deze projecten is het al gelukt om de culturele en landschappelijke rijkdommen voor een breder publiek toegankelijk te maken. De plaatselijke groep Kromme Rijn houdt zich vooral bezig met projecten die een bijdrage leveren aan de kwaliteit van leven en het regionale karakter van de streek. De PG is tevens betrokken bij de ontwikkeling van regionale samenwerking en van netwerken tussen de openbare en private sector.
Leader+ Magazine
Het platteland langs de Kromme Rijn (in de provincie Utrecht) ligt in de buurt van een groot en zich uitbreidend stedelijk gebied. Hoewel dat vragen oproept over de toekomst is er tot nu toe nog maar weinig communicatie geweest tussen de drie belangrijkste gemeenten in kwestie. In 2005 zette de lokale Leader+-PG met steun van de provincie een proces in gang waarbij gemeenten, ondernemers en maatschappelijke organisaties rond de tafel werden gebracht. Op die manier wilde de PG invloed uitoefenen op mogelijke activiteiten die uit de projecten voortvloeiden, en meer vaart zetten achter de procedures voor de aanvraag van subsidies. Haar inspanningen mondden uit in het project Focus Kromme Rijn, dat uiteindelijk werd opgezet met geld van Leader+. Het project Focus had vier doelstellingen en subprojecten. Het project Focus en de gelijktijdige ontwikkeling van een strategie voor regionale samenwerking tussen openbare en private organisaties kregen steun van het netwerk Plattelandsontwikkeling, dat eenzelfde visie had op de toekomst van de Kromme-Rijnstreek. Het project bevatte alle elementen voor het op-
13
8 • 2007
m
starten van een regionaal proces dat op zichzelf nieuw was voor het gebied. Voor de verschillende groepen die erbij betrokken waren, betekende het dat er gebieden van wederzijds belang moesten worden vastgesteld en dat er wederzijds vertrouwen moest worden gekweekt. Eind 2005 werd de stuurgroep Focus gevormd, bestaande uit lokale politici en maatschappelijke organisaties. De stuurgroep wilde een toekomstplan voor het gebied ontwikkelen en al in het eerste jaar komen met een actieplan. De PG speelde een prominente rol bij het in gang zetten en stimuleren van dit proces. Een van de activiteiten behelsde een lobby onder plaatselijke politieke partijen tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. Het resultaat dat uit de bus rolde was dat het project Focus in de gemeentelijke actieprogramma’s voor het voorjaar van 2006 werd ondersteund.
rijnloket.nl). Dit loket, dat nog verder wordt ontwikkeld, is bedoeld om initiatieven van burgers en ondernemers te ondersteunen. Daarnaast is geld van Leader+ gestoken in het project voor het opzetten van een regionaal beheersysteem. Ten behoeve van een derde subproject worden vergaderingen gehouden waarbij RO-ambtenaren van de gemeenten, de provincie en de stuurgroep om de tafel zitten om ideeën te bespreken over de toekomst van plattelandsgebieden en van gedachten te wisselen over de vraag hoe deze in het beleidsplaatje een plek kunnen krijgen.
Dorpsontwikkelingsplannen In de Kromme-Rijnstreek liggen zes kleine dorpen dicht in de buurt van drie stedelijke kerngebieden (Houten, Bunnik en Wijk bij Duurstede). Door de jaren heen hebben deze dorpen door hun band met het omliggende landbouwgebied en geholpen door de ontwikkelingen die zich voltrokken, hun eigen unieke identiteit en kwaliteit van leven tot stand gebracht. Nieuwe ontwikkelingsplannen zouden naar verwachting het aantal beschikbare diensten in de dorpen doen afnemen en de bevolkingssamenstelling veranderen, omdat de plannen meer mensen van buiten de regio zouden aantrekken. Het Leader+-project „Levenskwaliteit in kleine dorpen” is gericht op de belangen van deze dorpen. Het project is goedgekeurd door het bestuur van de provincie Utrecht. Aan de hand van de dorpsontwikkelingsplannen kunnen plaatselijke inwoners hun mening kwijt over: r WFSCFUFSJOH WBO EF DPNNVOJDBUJF FO TBNFOXFSLJOH UVTTFO gemeenten en inwoners; r [PSHFOWPPSPGIBOEIBWFOWBOFFOQBTTFOEFOEVVS[BBNOJveau van dienstverlening of diensten die beantwoorden aan de behoeften van de plaatselijke bevolking.
Beantwoorden aan lokale behoeften In juni 2006 is op een regionale conferentie een lijst opgesteld van onderwerpen die bepalend worden geacht voor de toekomst van het gebied, zoals: de kwaliteit van leven in kleine dorpen, stimuleren van toerisme en recreatie, verschillende vormen van landgebruik, de kernkwaliteiten van het landschap, lokale communicatie en de invoering van een uitvoeringsstructuur. In dat kader werd binnen de gemeenten afgesproken plannen van aanpak op te stellen gericht op de kwaliteit van leven in een aantal kleine dorpen in het gebied. In Schalkwijk was al begonnen met de ontwikkeling van een project voor de vaststelling van een gemeentelijk plan. De uitdaging was te zorgen dat andere dorpen daarvan konden leren. Voor een ander subproject was ter voorbereiding al een „denktank” van boeren in het leven geroepen die zich boog over toekomstige uitdagingen voor de landbouw in het gebied. Met subsidie van Leader+ heeft de stuurgroep een virtueel gebiedsloket geopend (www.kromme-
Leader+ Magazine
14
8 • 2007
HE T V ER B E TER EN VAN DE LE VENSK WALITEIT IN PLAT TELANDSG E BIE D E N
Dorpsontwikkelingsplannen bieden inwoners, lokale organisaties en gemeenten de gelegenheid tot samenwerking waarbij rekening wordt gehouden met de identiteit en de wensen van de plaatselijke bevolking. Om een bepaalde richting te geven aan de uitvoering zijn er drie fasen vastgesteld: een analysefase, een ontwikkelingsfase en een planningsfase.
Focus op de Kromme-Rijnstreek Lidstaat: Nederland Regio, district: Westen Naam van de PG: Kromme-Rijnstreek Inwoners: 17 500 Oppervlakte: 161 km2 Totale kosten van het project: 195 000 EUR EU: 70 000 EUR Andere openbare middelen: 125 000 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 1/2006-6/2007
Op 18 april 2007 belegde de Kromme-Rijnstreek een vergadering voor alle dorpsinwoners, gemeenteraden en provincieambtenaren om over deze dorpsontwikkelingsplannen te praten. Er werden vragen gesteld, antwoorden gegeven en ervaringen gedeeld die elders waren opgedaan. Vervolgens bleek dat bij de uitvoering van hun plannen in de regio de drie dorpen Langbroek, Werkhoven en Schalkwijk de spits zullen afbijten.
Kromme Rijn — Uitdagingen en resultaten Tijdens de uitwerking van het strategisch plan werd afgesproken om: r EFHFNFFOUFOFOQSPWJODJFXBSNUFNBLFOWPPSIFUJOJUJBUJFG van de PG; r FFOMJOLUFMFHHFOOBBSEFBNCJUJFTWBOPOEFSOFNFST r IFU NPNFOUVN EBU POUTUBBO JT EPPS EF BBOXJK[JOH WBO EF Kromme-Rijnstreek als „Nationaal landschap” aan te grijpen om strategische toekomstplannen te ontwikkelen en de samenwerking tussen gemeenten, de PG en andere uitvoeringsorganisaties te bevorderen, met behoud van onafhankelijkheid; r EF1(PNUF[FUUFOJOFFOSFDIUTQFSTPPONFUWFSBOUXPPSEFlijkheid voor de regio en zeggenschap over de financiering.
Contactpersoon: Marieke Leentvaar Projectmanager Waaloord Initiatief Waaloord 15 3448 BD Woerden Nederland Tel. (31-348) 55 71 98 Fax (31-348) 69 07 97 E-mail:
[email protected] Website: www.leaderpluskrommerijn.nl http://www.krommerijnloket.nl Foto’s beschikbaar gesteld door Winfried Leeman
Begin 2007 heeft Focus de belangstelling gewekt van zowel gemeenten als ondernemers en er is een aantrekkelijke regionale agenda opgezet voor de aanpak van regionale problemen. Er wordt gewerkt aan de volgende stap: nakoming van de afspraken over een speciaal beheersysteem voor de regio dat zal uitmonden in een betere samenwerking tussen de gemeenten en private partijen in de regio.
Leader+ Magazine
15
8 • 2007
OOSTENRIJK
Herztöne: vrouwennetwerk Lammertal In het Lammertal in Salzburgerland wordt de toegang tot ondersteuningsdiensten verbeterd en dat is voor vrouwen een bron van kansen en inspiratie. door Claudia Schönegger, adviseur bij de LAG Tennengau, en Heike Guritzer-Maurer, directeur van Herztöne Inleiding
r FWFOFNFOUFO FO QSPKFDUFO NFU KBBSMJKLT UFSVHLFSFOEF UIFma’s, bijvoorbeeld gezondheid; r TOFMMF FO óFYJCFMF GBDJMJUFJUFO WPPS TQFDJñFLF QSPKFDUFO FO evenementen (indien gewenst).
Hoewel het Lammertal niet zo heel ver ligt van het centrale deel van Salzburgerland is het voor veel vrouwen die aan de randen van de regio wonen, nog steeds lastig om toegang te krijgen tot diensten die bedoeld zijn om hun en hun gezinnen ondersteuning te bieden. De oorzaak is dat er een hoge graad van mobiliteit is vereist om te kunnen profiteren van de adviezen die door de verschillende ondersteuningsbureaus worden verleend. Om dit probleem aan te pakken heeft het voor gelijke kansen strijdende vrouwennetwerk „Herztöne” zich de laatste jaren in dienst gesteld van het idee om een centrum voor vrouwen en hun gezinnen op te richten. Daarmee heeft het bezieling gewekt en de regio nieuw leven ingeblazen.
Een enquête gaf de aanzet In 1997 werd een enquête gehouden om na te gaan op welke problemen vrouwen in de regio stuiten. Een van de belangrijkste bevindingen was het ontbreken van netwerkactiviteiten door vrouwen over de gemeentegrenzen en -partijen heen. Om hier wat aan te doen, werd „Herztöne — Vrouwennetwerk Lammertal” opgericht. De krachten van bestaande organisaties en instellingen werden gebundeld in een netwerk om hun gezamenlijk aanbod van diensten aan vrouwen te verbeteren. De volgende grote stap werd op 20 september 2003 gedaan, toen een advies- en ontmoetingscentrum voor vrouwen en gezinnen zijn deuren opende. Hiervoor werden twee ruimten gehuurd in het hart van de gemeente Abtenau: een klein kantoor en een ruimte voor adviesbijeenkomsten die ook door andere instanties kan worden gebruikt. Sinds april 2004 is er een algemeen manager die zich twintig uur in de week voor „Herztöne” inzet. Hoofdzakelijk dankzij de samenwerking van verschillende instellingen kon gestalte worden gegeven aan een gevarieerd aanbod van diensten. Het centrum biedt onder andere: r FFSTUFJOGPSNBUJFFOBEWJFTBBOWSPVXFO XBBSOB[FXPSEFO doorverwezen naar specifieke instellingen en deskundigen; r NPHFMJKLIFEFO WPPS WFSWPMH PQMFJEJOH PN FFO CFSPFQTEJploma te halen of voor persoonlijke ontwikkeling; r FFOJOGSBTUSVDUVVSWPPSBEWJFTEJFOTUFOEJFBOEFSFJOTUBOUJFT verlenen gericht op vrouwen van alle leeftijden;
Leader+ Magazine
16
Eind 2006 konden er vanuit het programma tien projecten per maand worden aangeboden, waaronder cursussen op het gebied van informatietechnologie, talen en gezondheid, die worden gegeven in samenwerking met het Centrum voor volwassenenonderwijs in Hallein en het Instituut voor beroepsonderwijs in Salzburg. Daarnaast biedt het centrum vrouwelijke docenten die aan het begin van hun loopbaan staan, de kans om er werkervaring op te doen. Toen het programma in 2004 van start ging, waren er 22 leden en daar zijn sindsdien 48 nieuwe leden bijgekomen. Verder is de vereniging goedgekeurd door het federale ministerie voor Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur vanwege haar prestaties als instelling voor hoger onderwijs. De projecten die als een succes worden beschouwd hebben het aanbod aan andere cursussen in het Lammertal enorm verbeterd. Dat betekent dat de lange reizen naar Salzburg of Hallein nu tot het verleden behoren en de drempel voor vrouwen om aan de cursussen deel te nemen een stuk lager is geworden.
Door vrouwen van de regio voor vrouwen van de regio Een ander belangrijk onderdeel van dit project is het aanbod van advies- en begeleidingsdiensten die kunnen helpen om moeilijke situaties die zich in het leven voordoen, het hoofd te bieden. De nadruk ligt daarbij op de verlening van gepast juridisch advies. Daarnaast echter zijn mensen steeds vaker op zoek naar persoonlijke ondersteuning en hulp in de eerste fasen van hun carrière; in 2006 zijn al circa 65 vrouwen voorzien van adviezen en/ of doorverwezen naar deskundigen. Sinds 2004 profileert het adviescentrum van de vereniging Herztöne zich als een regionaal instituut. De vrouwen van het Lammertal maken frequent gebruik van het contactpunt waarin het centrum voorziet. Een belangrijke succesfactor in het werk van de vereniging Herztöne is dat er nauw contact wordt onderhouden met de vrouwen in de regio, waardoor een vertrouwens-
8 • 2007
HE T V ER B E TER EN VAN DE LE VENSK WALITEIT IN PLAT TELANDSG E BIE D E N
basis met de vrouwelijke adviseurs is ontstaan en de toewijding om elkaar zonder veel omhaal bij te staan. Alle beslissingen, met inbegrip van die over het dienstenprogramma, worden samen genomen door de aangesloten leden. Voorts heeft het werk een professioneel fundament gekregen. Dankzij het werk van een algemeen manager wordt er een jaarlijkse omzet geboekt van circa 40 000 EUR. Vrouwen op het platteland, in casu het Lammertal, zien zich gesteld voor problemen die niet zo veel verschillen van die in de stad, waar meer en gevarieerdere diensten beschikbaar zijn. Het is er echter veel moeilijker om her in te treden op de arbeidsmarkt of om nieuwe netwerken te vormen, bijvoorbeeld na een scheiding.
De vereniging hoopt voor de toekomst dat de financiering van het adviescentrum voldoende is veiliggesteld om de komende jaren haar in eigen beheer bepaalde „bottom-up”-werkzaamheden voort te kunnen zetten.
Samen plezier maken en kunnen lachen is van grote betekenis voor de kwaliteit van leven
Herztöne: vrouwennetwerk
De vrouwen die in het adviescentrum werken vinden het heel belangrijk dat ze naast hun werk — het bieden van hulp aan vrouwen van alle leeftijden — veel plezier kunnen maken. Zo werd er een geheel uit vrouwen bestaande muziekgroep uitgenodigd met de naam „Die welken Nelken” (de verlepte anjers), die kwam optreden in de bioscoop van Abtenau ter gelegenheid van de viering van Vrouwendag in 2005. Er werd actief deelgenomen aan de repetities voor het vrouwencabaret en de deelnemers lieten zien dat ze met de nodige zelfspot naar hun eigen sociale omgeving kunnen en willen kijken. Door een toename van hun zelfvertrouwen en de ontplooiing van hun eigen creatieve talenten ontstaat er een situatie waarin de vrouwen hun dagelijkse taken op het gebied van werk en gezin makkelijker aankunnen. De actieve deelname aan evenementen in de omgeving heeft de vereniging behoorlijk wat media-aandacht opgeleverd, in die mate dat nieuws over het centrum en de activiteiten aldaar nu heel gewoon zijn. In de woorden van Barbara Ortner, voorzitter: „Het gaat er niet zozeer om dat je weet hoe je iets moet opstarten; waar het om gaat is de dingen zo te doen dat ze tot een positief einde komen.”
Lidstaat: Oostenrijk Regio, district: Salzburg, Tennengau Naam van de LAG: Tennengau Inwoners: 53 735 Oppervlakte: 668 km2 Totale kosten van het project: 99 500 EUR EU: 32 570 EUR Andere openbare middelen: 44 170 EUR Particuliere middelen: 22 760 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 1/2003-6/2007
Met dank aan Leader+
Foto’s beschikbaar gesteld door het Oostenrijkse nationale netwerk
Contactpersoon: Barbara Ortner Adres: Markt 50 A-5441 Abtenau Tel. (43-6243) 410 99 Fax (43-6243) 410 99 E-mail:
[email protected] Website: www.herztoene.at, www.tennengau.at
De steun van Leader+ voor het project speelde op verschillende gebieden een belangrijke rol. Er werd hulp geboden bij: het vervullen van behoeften op personeel gebied en op het vlak van persoonlijke ontwikkeling (cursussen voor vervolgonderwijs); het inhuren van een algemeen manager voor 20 uur in de week; voldoening van de kosten van seminars (sprekers, apparatuur) en van adviesdiensten; regelen van apparatuur voor en de inrichting van het centrum (ruimtes, telefoon etc.); en public relations, zoals werk aan de website en een open dag.
Leader+ Magazine
17
8 • 2007
HET CREËREN VAN MEERWAARDE VOOR PLAATSELIJKE PRODUCTEN
r 7FSFOJHE,POJOLSJKL Ontwikkeling van de coöperatie Hesket Newmarket Brewery r ' SBOLSJKL Een inventarisatie van kennis
Leader+ Magazine
18
8 • 2007
H E T C R E Ë R E N VA N M E E R WA A R D E V O O R P L A ATS E L I J K E P R O D U C T E N
VERENIGD KONINKRIJK
Ontwikkeling van de coöperatie Hesket Newmarket Brewery Inleiding
peratie nogal sceptisch tegenover de processen die kwamen kijken bij het binnenhalen van subsidie via Leader+. Nadat de Leader+-medewerkers regelmatig in rechtstreeks overleg hun steun aan het project hadden betuigd, had de coöperatieve brouwerij het vertrouwen om het project via Leader+ uit te voeren.
Het Leader+-gebied Cumbria Fells and Dales is een uitgebreid hooglandgebied dat landschappelijk waardevol is maar ook te boek staat als minder ontwikkeld. De lokale economie, die zwaar leunt op landbouw en toerisme, is ernstig getroffen door de uitbraak van mond-en-klauwzeer, die de al ongunstige landbouwsituatie nog verder heeft verslechterd. De strategie van de lokale actiegroep (LAG) van Leader+ is gericht op bedrijven en werknemers op het platteland die door herstructureringen worden getroffen. Het creëren van meerwaarde voor plaatselijke producten speelt daarin een belangrijke rol.
De bedrijfsmatige insteek vanuit de gemeenschap Het begon allemaal toen de oorspronkelijke eigenaren van de brouwerij door de gemeenschap werden uitgekocht. Dit was een echte reactie van onderop op een probleem van een lokale gemeenschap die niet wilde dat de brouwerij met haar lokale karakter en de smaak van haar producten teloor zouden gaan bij overname door een grote onderneming. Maar enkel een lokale brouwerij uitbaten vond de coöperatie niet voldoende; ze had zich ook voorgenomen te herinvesteren in maatschappelijke en liefdadigheidsprojecten die ten goede zouden komen aan het dorp. In de eerste fase, die met geld van Leader+ en van de aandeelhouders van de coöperatie werd gefinancierd, is een nieuw bijgebouw opgericht waarmee 38 m2 nieuwe werkruimte werd geschapen. Er werd een klimaatgeregelde opslagruimte in gevestigd en een ruimte voor het reinigen en vullen van de vaten. Dit bijgebouw werd in februari 2003 plechtig geopend door ZKH Prince Charles. In fase twee werd een groot deel van de brouwerijruimte uitgebreid en om efficiencyredenen heringericht. Dit onderdeel werd gefinancierd in het kader van het programma „Distinctly Cumbria” onder de hoede van de Britse North West Development Agency. Fase drie is nog in uitvoering. In deze fase wordt gewerkt aan een uitbreiding van de ruimte voor bezoekers en van de capaciteit voor de verkoop van bier op flessen. Dankzij de investeringen zijn er drie banen gered en zijn nog twee andere mensen in dienst genomen. De brouwcapaciteit is verdubbeld en de kwaliteit en consistentie van het bier is toegenomen. Dat heeft er weer voor gezorgd dat de zaken goed bleven gaan en nieuwe verkooppunten konden worden gevestigd.
Het project Toen de vorige eigenaars van de Hesket Newmarket Brewery aankondigden met pensioen te gaan, werd gevreesd dat het bedrijf voor het dorp verloren zou gaan, met alle consequenties van dien. Een groep lokale en enthousiaste inwoners stak toen de koppen bij elkaar om te kijken hoe de brouwerij voor het dorp kon worden behouden. Hieruit kwam de coöperatie Hesket Newmarket Brewery voort. In deze lokale onderneming, die wordt gerund op basis van democratische en vrijwillige principes, hebben zich circa zeventig liefhebbers van „real ale” (traditioneel gebrouwen bier) verenigd, die gelijke aandelen in de brouwerij hebben. Het zijn allemaal mensen die in de omgeving wonen of er banden hebben. Na een beginfase waarin op kleine schaal bier werd gebrouwen, merkte de coöperatie dat ze eigenlijk beter drie keer per week konden brouwen in plaats van vier keer. Ook kwamen ze erachter dat de vraag veel groter was dan het aanbod! De brouwerij had een ontwikkelingsplan voor de lange termijn uitgestippeld dat voorzag in verbeteringen aan het gebouw en de inrichting en, misschien, de vestiging van een bottelarij, maar op de korte termijn was het zaak om de capaciteit te verhogen.
De LAG raakt erbij betrokken De LAG wilde de toekomst van de brouwerij veiligstellen en de rol ervan in het dorp en de wijdere omgeving van Cumbria vergroten door middel van productverkoop, publiciteit en toerisme. Om dit te verwezenlijken werd besloten steun te verlenen aan investeringen waarmee de productie van de gewilde bieren kon worden opgeschroefd, een klimaatgeregelde omgeving werd gecreëerd, de brouw- en bezoekerscapaciteit kon worden uitgebreid en de installatie van een bottelarij mogelijk werd gemaakt. Toen de coöperatie Hesket Newmarket Brewery de LAG voor het eerst benaderde, in juni 2003, waren ze van plan een nieuw ontwerp voor de brouwerij op te stellen en de productie effectiever en duurzamer te maken. De coöperatieve brouwerij had een ontwikkelingsplan opgesteld bestaande uit drie fasen, waarbij vooropgesteld was dat er „geen aanzienlijk verlies van productietijd” zou optreden. Het bleek echter moeilijk om op korte termijn lokale financiële steun te verwerven en aanvankelijk stond de coö-
Leader+ Magazine
De Leader-methode in de praktijk… De sleutel tot het succes van dit project was de opsplitsing in fasen: een investering werd gevolgd door consolidatie, die weer werd gevolgd door een nieuwe investering gefinancierd uit de opbrengsten uit bedrijf. Het project had de belofte nodig dat de financieringsstroom niet zou opdrogen, zonder dat alle financieringsmiddelen vanaf het begin al beschikbaar zijn. De voorzitter, Julian Davey, zei „Dat is niet iets waar subsidieverleners gewoonlijk in meegaan, maar het was voor ons van vitaal belang om van start te gaan met ons ontwikkelingsplan.” Hij voegde daaraan toe „Medewerkers van Leader+ beloofden ons ook andere financiële middelen via de LAG te coördineren. Ik was blij met die toezegging, al keek ik er wat sceptisch tegenaan. Ze hebben echter precies gedaan wat ze beloofden, zo niet meer”.
19
8 • 2007
m
De contacten tussen de projectontwikkelingscommissie, de LAG-leden en de staf van Leader verliepen in een oprechte en open sfeer die ervoor zorgde dat problemen konden worden opgelost. Een belangrijke factor in de ontwikkeling en consolidatie van de werkrelatie was de snelle reactie en de bereidheid aan beide zijden om „de juiste maatregelen te nemen” en het project te realiseren. Julian Davey heeft openlijk zijn dank uitgesproken voor de „sympathieke en efficiënte wijze waarop de programmamedewerkers met de groep hebben samengewerkt”.
Hesket Newmarket Brewery
... levert resultaten op voor iedereen
Lidstaat: Verenigd Koninkrijk Regio, district: Engeland, regio in het noordwesten Naam van de LAG: Cumbria Fells and Dales Inwoners: 99 955 Oppervlakte: 3 713 km2 Totale kosten van het project: 168 402 EUR EU: 25 260 EUR Andere openbare middelen: 42 101 EUR Particuliere middelen: 101 041 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 2003-2006
In 2006 meldde de Hesket Newmarket Brewery een winststijging van 50 % en een omzetstijging van 33 % over 2005, en dat in weerwil van alle aanpassingen die aan de brouwerij zijn verricht. Brouwerijbeheerder Mike Parker gelooft dat het succes in hoofdzaak te danken is aan de verscheidenheid, kwaliteit en consistentie van de bieren, een meer professionele benadering van de verkoop en marketing en een flink toegenomen brouwcapaciteit. Dit alles kon worden verwezenlijkt door de investeringen die zijn gedaan met de subsidie van Leader+ en het geld van de andere kapitaalverschaffers. Enkele wapenfeiten die in 2005 en 2006 zijn gerealiseerd: een aanzienlijk gestegen productievolume; de introductie van „Haystacks”, een licht zomerbier dat wandelaars als doelgroep heeft en dat inmiddels heel populair is geworden; een aantal successen op concurrentiegebied; en de introductie van proefleveringen van bier op flessen aan retailklanten. De bieren van de brouwerij worden op dit moment geschonken in vijftig pubs verspreid over de regio. Als coöperatie verplicht de brouwerij zich tot uitbetaling van een deel van haar winst aan de leden. In de Hesket Brewery wordt dat deel uitbetaald in bier en op een onlangs gehouden jaarvergadering is overeengekomen een verbeterd dividend uit te keren bestaande uit twee vaatjes van 144 pints (circa 65,5 liter). Verder wordt 2 800 EUR van de winst van de brouwerij gebruikt voor lokale projecten. Een van de belangrijkste successen van het project is dat het laat zien hoe het coöperatiemodel dat is voortgekomen uit de lokale gemeenschap, kan worden gebruikt om lokale bedrijvigheid in stand te houden.
Contactpersoon: Adrian Banford Adres: Cumbria Fells and Dales Leader+-Programme The Old Stables, Redhills, Penrith, Cumbria CA11 0DT United Kingdom Tel. (44-1768) 86 95 33 Fax (44-1768) 24 21 34 E-mail:
[email protected] Website: http://www.hesketbrewery.co.uk/
Foto’s beschikbaar gesteld door het Britse nationale netwerk
Leader+ Magazine
20
8 • 2007
H E T C R E Ë R E N VA N M E E R WA A R D E V O O R P L A ATS E L I J K E P R O D U C T E N
FRANKRIJK
Een inventarisatie van kennis Door ontwikkeling van de waarde van lokale producten kwam niet alleen een tastbare inventaris van tradities tot stand, maar ook een gevoel van verbondenheid met een regio.
Inleiding
producten van generatie op generatie overgeleverd: via de familie, in werksituaties of door opleiding? De eerste constatering was dat kennis en tradities vooral mondeling aan de volgende generatie worden doorgegeven. Voorts is het belangwekkend om te constateren dat de rol van de familie in de productiesector lijkt te verdwijnen. Ook de leden van de zogeheten „plattelandsuniversiteit” (een vereniging van rurale actoren die bijeenkomen om zich te buigen over praktijken en uitwisseling op het vlak van plattelandsontwikkeling) werden uitgenodigd om te onderzoeken hoe dit proces kon worden geformaliseerd. Ze besloten een boek samen te stellen dat een beeld geeft van de voornaamste „kennisgebieden” die aanwezig zijn in de valleien van Cruzinu, Gravona en Prunelli. Het onderzoek voor dit boek werd betaald door de universiteit en Leader+ droeg bij aan de lokale reiskosten. Het idee behelsde echter meer dan het behoud van traditionele vaardigheden. Het voornemen was ze aan te passen aan bestaande tendensen en productiemethoden en om de valleien te laten participeren in geavanceerde processen.
De kennis en tradities van een regio vormen een ware weerspiegeling van haar identiteit. In Pays des trois vallées, gelegen in het hart van Corsica, constateerden de LAG-leden een teloorgang van lokale tradities. Om het tij te keren, besloten verschillende producenten, ondernemers, ambachtslieden en academici samen te zoeken naar manieren om oude kennis levend te houden. In eerste instantie besloten ze een boek te schrijven dat een beeld geeft van heden en verleden alsmede een blik in de toekomst. Maar daar hield hun verhaal niet op.
Doorgeven aan de volgende generatie Het oorspronkelijke idee nam gestalte aan na een „brainstormsessie” die geleid werd door leden van de LAG. Maar liefst tachtig lokale inwoners deden hieraan mee: ambachtslieden, producenten, zangers en zangeressen, gepensioneerden, jonge werknemers, enzovoort. Allereerst werden de manieren waarop kennis momenteel wordt overgedragen onder de loep genomen. Hoe worden bijvoorbeeld de vervaardigingsmethoden voor lokale
Leader+ Magazine
21
8 • 2007
m
Het was belangrijk om uit de vele producten die in de streek worden vervaardigd de meest representatieve te kiezen. Het boek, dat is geschreven door een schrijverscollectief, kreeg als titel„L’anima di a terra” (de geest van het land). Acht voorbeelden van regionale kennis zijn terug te vinden in verhalen over kastanjes, varkens, herders, aromatische en medicinale planten, honing, wijngaarden, vijgen en messen.
met het studievak „Corsicaanse taal en beschaving” de mogelijkheid om vragenlijsten op te stellen, productiefaciliteiten te bezoeken en een verslag uit te brengen over de ambachtelijke industrie in de regio. Dat betekende dat mensen met totaal verschillende sociale en professionele achtergronden maar met dezelfde geestdrift voor de tradities van Pays des trois vallées aan een en hetzelfde project samenwerkten. Het was die grootschalige samenwerking die deze „inventarisatie van kennis” zonder twijfel tot een opmerkelijk project heeft gemaakt.
Een actieve en collectieve investering Leader+ heeft een groot aantal vergaderingen en workshops gefinancierd die gewijd waren aan de voorbereidingen voor het boek. De LAG riep ook de hulp in van sociologen en ingenieurs. De mensen die over de nodige kennis beschikten droegen niet alleen materiaal aan, maar wisselden ook van gedachten over de kennis zelf en hoe die zou moeten worden doorgegeven. De coördinatie was in handen van een onderzoeker van het Instituut voor ontwikkelingsonderzoek (IRD) (1), die ook een aantal interviews hield en de eerste versie uitbracht. Die werd vervolgens doorgelezen door alle betrokkenen die op alle niveaus van het project hadden samengewerkt. In afspraak met de universiteit van Corte kregen vijftien studenten
Openen van nieuwe perspectieven Er werden eind 2005 vijfhonderd exemplaren van het boek uitgebracht. Het boek werd eerst verspreid op landbouwscholen en -universiteiten en later onder adviseurs en lokale overheden in de gehele regio. Het eindproduct geeft een helder en getrouw beeld van de inbreng van producenten en ambachtslieden. Dat was echter niet het enige resultaat. Het project heeft een diepgaande uitwerking gehad op de gehele regio en deed onder de deelnemers een gevoel van verbondenheid ontstaan met elkaar en met hun omgeving. Het kwam er simpelweg op neer dat de drie valleien meer tot elkaar zijn gekomen en zo hadden de LAGleden het ook bedoeld. De Leader+-subsidie heeft iets helpen gebeuren dat symbolisch is voor de innovatieve aanpak van regionale planning, waardoor de mensen in de regio de koppen bij elkaar konden steken en zich ten behoeve van het project konden organiseren. Tijdens de verschillende besprekingen bundelden producenten hun krachten om samen te werken, na te denken over een op kwaliteit gebaseerde aanpak, specificaties op te stellen en een „zintuiglijke reis” uit te stippelen langs een route waar bezoeken konden worden gebracht aan werkplaatsen en productielocaties. Het verzamelen van kennis is geleidelijk uitgegroeid tot een be-
(1) Het IRD is een Frans openbaar wetenschappelijk en technologisch instituut dat valt onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Franse ministeries die belast zijn met onderzoek en overzeese ontwikkeling, http://www.ird.fr/us/index.htm
Leader+ Magazine
22
8 • 2007
H E T C R E Ë R E N VA N M E E R WA A R D E V O O R P L A ATS E L I J K E P R O D U C T E N
schouwing op het „weten hoe we samenleven” in een verenigd gebied. Nu het project een succes is geworden, werkt de LAG aan een herdruk van vijfhonderd exemplaren van „L’anima di a terra”. Er zijn voor 2007 ook plannen om een „dag van kennis” te organiseren in samenwerking met de plattelandsorganisatie „U Castagnu”.
Op die dag zijn alle LAG’s van de EU welkom. Het zal een dag zijn waarop alle betrokkenen bij het project graag bereid zijn om aan anderen uit te leggen hoe met plattelandstradities kan worden gewerkt en hoe ze kunnen worden behouden. Exemplaren van het boek zijn gratis op te vragen bij de LAG Trois vallées.
Een inventarisatie van kennis Lidstaat: Frankrijk Regio: Corsica Naam van de LAG: GAL Trois vallées Inwoners: 12 447 Oppervlakte: 642 km2 Totale kosten van het project: 45 734 EUR EU: 22 867 EUR Andere openbare middelen: 22 867 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 1/2004-12/2005 Contactpersoon: Marie-José Bonné Adres: GAL Trois vallées Mairie annexe de Peri, lieu dit Ustavia F20 167 Peri F-20167 Corsica Tel. (33) 495 53 72 72 Fax (33) 495 53 72 73 E-mail:
[email protected] Website: www.itrevalli.com Foto’s beschikbaar gesteld door het Franse nationale netwerk
Leader+ Magazine
23
8 • 2007
EEN OPTIMAAL GEBRUIK VAN NATUURLIJKE EN CULTURELE RIJKDOMMEN
r ; XFEFO# F[PFL0MPGTUSÕN maatwerk met nieuwe technologie r ( SJFLFOMBOE0 OUEFLEF verborgen natuurgeheimen van ;BLZOUIPT
Leader+ Magazine
24
8 • 2007
EEN OP TI MA A L GE B RUIK VAN NATUURLIJKE EN C ULTURELE RIJKD OMME N
;8&%&/
Bezoek Olofström: maatwerk met nieuwe technologie Dankzij de bouw van een regionale website beschikken lokale bedrijven nu over een interactief platform waarop ze het hele jaar hun toeristische en zakelijke diensten kunnen aanbieden. Inleiding
Meer dan alleen een website
De toeristische en aanverwante zakelijke sectoren in de gemeente Olofström hebben dankzij de steun van Leader+ Blekinge een flinke impuls gekregen. In het kader van een Leader+-project is een nieuwe website gebouwd die eind 2005 in de lucht ging. Op www.visitolofstrom.se kun je niet alleen toeristische informatie vinden, maar ook online hotels, restaurants en amusement boeken. De website is gesteld in vijf talen: Zweeds, Engels, Duits, Deens en Nederlands. Op deze site is het prettig zoeken naar interessante bestemmingen en evenementen en je kunt er ook een vakantiehuisje boeken, een visvergunning aanvragen of gewoon informatie inwinnen over autoverhuur. Bezoekers van de website kunnen met het grootste gemak hun eigen vakantie samenstellen — zelfs een zakelijk congres behoort tot de mogelijkheden.
De website bevat niet alleen de gebruikelijke informatie voor toeristen, maar ook een omvangrijke database met aan het toerisme verwante bedrijven, zoals makelaars in onroerend goed, banken, benzinestations enzovoort. Daarnaast kent de website een geavanceerd zoek-en-vind-systeem waarmee alle bedrijven in Olofström gemakkelijk te lokaliseren zijn. Loris Andersson, die veertien jaar actief was als IT-consultant en hiervoor werkte bij de plaatselijke VVV, werd tot projectleider benoemd. De VVV werkt samen met de gemeente Olofström en vijftien verschillende toeristenbedrijven aan het project. „De website beschikt over een groot aantal functionaliteiten en het komt er eigenlijk op neer dat Olofström 24 uur per dag en zeven dagen per week de klant terzijde staat.”
Leader+ Magazine
25
8 • 2007
m
Aan de oorspronkelijke functionaliteiten is nu de mogelijkheid toegevoegd om kant-en-klare vakantie- of congresaanbiedingen te doen. Met behulp van de aanstipvakjes die bij elk evenement of product staan, kan de VVV al tijdens het telefoongesprek eenvoudig een algemeen aanbod genereren met een specificatie van alle kosten en dat via e-mail versturen. Dit concept wordt nu op de markt gebracht als product dat ook nuttig kan zijn voor andere bedrijven met vergelijkbare systemen voor serviceverlening aan klanten.
Achter het concept De meeste toeristenbedrijven in Olofström zijn plattelandsbedrijven die moeite hebben om in contact te komen met hun marktpotentieel. Door samen te werken in een netwerk kunnen zij de capaciteit verwerven die nodig is om hun markten te bereiken en dus begonnen de bedrijven eendrachtig te werken aan de opstelling van aantrekkelijke vakantie- en congresarrangementen. In het najaar van 2004 staken tien toeristenbedrijven in Olofström de koppen bij elkaar om goede voorstellen voor congressen uit te werken. Iedereen wilde samenwerken aan een gemeenschappelijk doel maar er was niemand die het voortouw nam. Het keerpunt kwam toen Loris Andersson, manager bij de VVV in Olofström, zich beschikbaar stelde. Zij nam de handschoen op maar tijdens het eerste zomerseizoen was het slecht weer en regende het vaak. „We hadden onvoldoende aanbod van activiteiten en attracties. Ik had te vaak het gevoel dat ik nee moest verkopen door te zeggen „Nee mijnheer, helaas kunnen we dat niet verzorgen”, of „Sorry mevrouw, maar dat is gesloten”, aldus Loris. „We zijn maar een kleine gemeente met een beperkt aantal attracties en daarom moeten we de kwaliteit van wat we hebben verbeteren en daar vervolgens samen mee de boer opgaan”, zo voegt ze eraan toe. Het begon allemaal toen alle toeristenbedrijven voor een vergadering bijeenkwamen en werd gevraagd of ze tevreden waren met het huidige systeem en of ze wilden samenwerken om nieuwe media en methoden aan te boren en daarmee potentiële klanten te bereiken. Tien van hen (de congresgroep) stemden hiermee in, waarna de stichting voor het project „Ontwikkeling van producten en technologie in Olofström” werd goedgekeurd voor financiering door de LAG Leader+ Blekinge.
van de VVV. Als mensen bijvoorbeeld vragen naar de openingstijden van bepaalde winkels kunnen de medewerkers dat eenvoudig opzoeken en doorgeven. Daar staat tegenover dat sinds de komst van de website het aantal telefoontjes naar de VVV fors is afgenomen, omdat mensen accommodatie en activiteiten nu gemakkelijk zelf kunnen boeken. Als je nu bijvoorbeeld een visvergunning voor een dag of een week wilt aanvragen hoef je alleen maar het gewenste meer te selecteren, de datum te kiezen en het aantal vergunningen. Als een boeking online wordt gedaan worden er automatisch drie e-mailberichten gegenereerd: een voor de klant, een voor de VVV en een voor het bedrijf. Voor de betaling kan de klant kiezen tussen een creditcard, een girobetaalkaart of betaling bij aankomst. Alle administratie en betalingen worden via de VVV afgewikkeld, die 10 % kosten voor dienstverlening in rekening brengt. De kosten voor creditcarddiensten en reisgarantie worden gedekt door de VVV. De website gebruikt een geavanceerd klantenrelatiesysteem waarmee informatie over bezoekers van de site kan worden verzameld. Zo kan er worden nagegaan welke zoekmachines en zoektermen er gebruikt zijn en ook wanneer de klanten de site hebben bezocht. „Op die manier kunnen we nagaan hoe klanten onze informatie vinden en onze marketing nog gerichter maken”, zegt Loris Andersson.
Een website voor administratie en marketing op toeristisch gebied Beoogd werd om de verschillende toeristenbedrijven in het gebied van Olofström te coördineren en een website te bouwen die kwalitatief hoogwaardige producten biedt. De ondernemers waren echter ontevreden over de doorsnee toeristische website. Ze wilden liever een site waar iedereen die interesse had in een bezoek aan Olofström, voor wat voor reden dan ook, mee uit de voeten kon. Er werd een technisch platform aangeschaft en een lay-out gemaakt, aangepast aan de reikwijdte van het project. De informatievoorziening op de website is veel completer geworden en heeft nu een inhoud die varieert van te huren vakantiehuisjes of bungalows tot kleine kiosken die versnaperingen verkopen, en overal staan afbeeldingen bij. De website bevat ook videomateriaal met opnamen van bezienswaardige locaties. Er zijn op dit moment bijna 250 bedrijven in het systeem opgenomen die elk met hun eigen password kunnen inloggen om hun eigen informatie te beheren. De website bevat eveneens een evenementenkalender die gedeeld wordt met de gemeentelijke afdeling voor cultuur en vrijetijdsbesteding. Verder zijn er plannen om sportclubs en verenigingen te benaderen met de vraag om zich aan te sluiten. Loris Andersson verkondigt dat de website zowat alle evenementen bevat die Olofström te bieden heeft en dat maakt de website tot een uitstekend stuk gereedschap voor het personeel
Leader+ Magazine
Ontwikkeling van andere technologie na het project Hoewel er aan de behoeften van het project is voldaan, is de samenwerking en de technologische ontwikkeling verder voortgeschreden. Zo is er binnen de groep een systeem, „Confirm” geheten, uitgewerkt voor het genereren van zakelijke aanbiedingen. Dit systeem bewijst zijn diensten wanneer bijvoorbeeld touringcarbedrijven opbellen voor de planning van een toeristisch uitstapje. Alle verschillende evenementen of aanbiedingen van de deelnemende bedrijven worden gerangschikt in de vorm van modulen met specifieke prijzen. Tijdens het telefoongesprek kan de VVV-medewerker eenvoudig door het modulenmenu scrollen en een aanbieding samenstellen met bijv. gids, lunch, toegangs-
26
8 • 2007
EEN OP TI MA A L GE B RUIK VAN NATUURLIJKE EN C ULTURELE RIJKD OMME N
kaartjes, koffie enzovoort. De verschillende modulen worden rechtstreeks in het systeem geplaatst en de totale som wordt automatisch berekend. Direct na het telefoongesprek wordt een bevestiging van de aanbieding naar de klant en alle betrokken bedrijven verzonden. Als de klant op de aanbieding ingaat, kan deze probleemloos worden omgezet in een boekingsbevestiging. Er wordt aan gedacht het systeem in meerdere talen te vertalen en het idee is om het „Confirm”-systeem samen te voegen met het eerder ontwikkelde boekingssysteem op de website. Het totaalconcept van de website met het systeem van boekingen en aanbiedingen wordt als product op de markt gebracht en aan andere bedrijven te koop aangeboden.
Bezoek Olofström Lidstaat: Zweden Regio, district: Blekinge Naam van de LAG: Leader+ Blekinge Inwoners: 64 400 Oppervlakte: 2 814 km2 Totale kosten van het project: 122 450 EUR EU: 24 450 EUR Andere openbare middelen: 36 778 EUR Particuliere middelen: 61 222 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 9/2004-1/2006
Andere resultaten van het project Hoewel de hoofdactiviteit van het project bestond uit het bouwen van de website is er ook gewerkt aan bepaalde kwaliteitsdiensten en -producten voor toerisme op het platteland. De activiteiten bestonden uit: r IFU TBNFOTUFMMFO WBO [FT XBOEFM FO ñFUTSPVUFT DPNQMFFU met nieuwe plattegronden en nieuwe huurfietsen verkrijgbaar bij de VVV; r IFUDSFÌSFOWBOFFOHFNFFOTDIBQQFMJKLMPHPWPPSUPFSJTNF in natuurgebieden; r IFUNBLFOWBOFFOWJFSLMFVSFOCSPDIVSF EJF[POHSPPUTVDDFT bleek dat na beëindiging van het project een herziene versie werd gedrukt die betaald werd door de bedrijven zelf; r IFUNBLFOWBOFFOSFDMBNFDESPN r IFU PQCPVXFO WBO FFO OFUXFSL WBO DJSDB WJKGUJFO CFESJKWFO die samenwerken op het gebied van producten en logistiek.
Contactpersoon: Tommy Svensson Adres: Thornska villan S-370 10 Bräkne-Hoby Tel. (46-457) 818 84 Fax (46-457) 814 90 E-mail:
[email protected] Website: www.leaderblekinge.se www.visitolofstrom.se Foto’s beschikbaar gesteld door het Zweedse nationale netwerk
Loris Andersson betoogt dat zonder de steun van Leader+ Blekinge deze resultaten nooit zouden zijn behaald. De Leader+subsidie maakte deel uit van de algemene begroting die enerzijds werd gebruikt voor de technische ontwikkeling van de webtool voor het boeken en adverteren en anderzijds voor de kwaliteitsbeoordeling van de toeristenbedrijven en hun producten. Een rechtstreeks gevolg van de website www.visitolofstrom. se is de oprichting van vijf nieuwe toeristenbedrijven.
Leader+ Magazine
27
8 • 2007
GRIEKENLAND
Ontdek de verborgen OBUVVSHFIFJNFOWBO;BLZOUIPT De plannen van het eiland om zijn toeristisch aanbod verder te ontwikkelen hangen nauw samen met de kwaliteit van leven van zowel de inwoners als de toeristen. Inleiding
productie van, het omgaan met en het op de markt brengen van producten en diensten met gebruikmaking van nieuwe technologie. De hoofdattractie van het gebied is het nationaal maritiem park bij Laganas. Hier, in het ondiepe water van de baai, komen de zeldzame karetschildpadden (Caretta caretta) om hun eieren te leggen. Het gebied is ook de thuishaven van grote aantallen monniksrobben (Monachus monachus), een bedreigde diersoort in de Middellandse Zee. Bovendien is het eiland, zowel in het voorjaar als najaar, een van de belangrijkste pleisterplaatsen voor trekvogels.
Zakynthos is een van de vier prefecturen van de Ionische eilanden. Het eiland vormt in zijn totaliteit één provincie. Vervoer van en naar het eiland geschiedt hoofdzakelijk via een veerdienst tussen Zakynthos en Kyllini (op 15 km afstand van het vasteland) en een luchtverbinding. Voor de totstandkoming van het „lokale programma” is eerst een inventarisatie gemaakt van de specifieke identiteit, hulpbronnen en knowhow, waarbij het accent werd gelegd op de ontwikkeling, bescherming en uitbreiding van de natuurlijke en culturele rijkdommen. Dit bood tevens ruimte voor de ontwikkeling van Natura-2000-gebieden, gebieden van communautair belang. Met dit in het achterhoofd zijn in het lokale programma van Leader+ voor Zakynthos twee hoofdaandachtsgebieden opgenomen die betrekking hebben op de ontwikkelingsplannen voor het eiland. Allereerst wordt beoogd om het concurrentievermogen van het gebied op alle niveaus van het economisch en maatschappelijk leven te vergroten en tegelijkertijd de natuurlijke omgeving en culturele rijkdommen te beschermen, uit te breiden en verder te ontwikkelen en de kwaliteit van leven te verbeteren. Het tweede doel is de netwerkvorming en samenwerking te versterken om te komen tot gemeenschappelijke structuren voor de
Leader+ Magazine
Natuurlijke omgeving, cultureel erfgoed en verbetering van de levenskwaliteit Versterking en ontwikkeling van het natuurlijk milieu en het rijke culturele erfgoed van het gebied leidt als vanzelf tot een toename van het aantal toeristen en een groei van het toerisme in de landelijke gebieden. Dat betekent dat aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan: r LXBMJUBUJFGIPPHXBBSEJHFEJFOTUFOPQIFUHFCJFEWBOBDDPNmodatie en rondleidingen, r FFOHFWBSJFFSEQSPEVDUBBOCPE
28
8 • 2007
EEN OP TI MA A L GE B RUIK VAN NATUURLIJKE EN C ULTURELE RIJKD OMME N
r NPEFSOFNBSLFUJOHNFUIPEFOWPPSIFUPQEFNBSLUCSFOHFO van lokale producten.
merking kwamen voor financiering door Leader+ en die voldoen aan de vereisten van de „lokale kwaliteitsovereenkomst” (1).
Zakynthos wordt ieder jaar van april tot en met oktober overspoeld door toeristen die weinig andere keus hebben dan een verblijf aan de kust. Om de kwaliteit van de toeristische diensten te verbeteren hanteerde de lokale actiegroep een strategie gericht op een vergroting van het aantal agrotoeristische activiteiten en het creëren van de benodigde infrastructuur. Zo moesten bureaus in staat worden gesteld specialistische activiteiten te ondernemen en zorg te dragen voor een systematische marketing en promotie van de verschillende toeristische producten. Dit was nodig om te voorzien in een verscheidenheid van interessante activiteiten en een juiste planning van toeristische routes om te verzekeren dat de toeristische activiteiten doorgang konden vinden!
… en het opzetten van een museum Een van de eilandbewoners, Panayiotis Helmis, beschikte over een persoonlijke collectie van insecten, reptielen, wilde fauna, vissen, schelpen, mineralen en stenen. Het ging om een verzameling van in totaal maar liefst drieduizend exemplaren! De LAG hielp bij de zoektocht naar accommodatie om de verzameling onder te brengen en zo een museum voor natuurhistorie te creëren. Het museum voor natuurhistorie Helmis bevindt zich in Ayia Marina, een fraai dorp gelegen in het hart van Zakynthos met een schitterend uitzicht op zowel de stad als de baai van Laganas, die op 15 minuten afstand van Zakynthos-stad ligt. De multifunctionele ruimte van het museum kan voor educatieve en audiovisuele programma’s worden gebruikt. Jonge bezoekers krijgen educatief materiaal mee waar ze op een speelse manier wat van opsteken. Het is bovenal een plaats waar je de verborgen natuurgeheimen van Zakynthos kunt ontdekken — zijn indrukwekkende kusten, de olijfgaarden en de altijd groene plattelandsgebieden! Mensen die het museum bezoeken kunnen: r JOGPSNBUJF PQEPFO PWFS IFU OBUVVSMJKL FSGHPFE WBO ;BLZOthos, r LFOOJT OFNFO WBO EF WFSTDIJMMFOEF FJMBOEUPDIUFO EJF HFmaakt kunnen worden, r MFSFOPWFSIFUMFWFOPQIFUMBOEFOJOEFXBUFSFOSPOEIFU eiland.
Leader+ steunt nieuwe toeristische activiteiten... Het creëren van geschikte alternatieve opties voor een verbetering van de kwaliteit van het toeristische aanbod was iets dat de LAG zeer na aan het hart lag. Daarom financierde zij een studie gewijd aan het opzetten van nieuwe „toeristische routes”. Doel is dat toeristen meer uit hun verblijf op het eiland kunnen halen en de unieke natuur van Zakynthos kunnen ontdekken. Dat betekende dat routes uitgestippeld en op kaart gezet moesten worden. De routes verbinden voornamelijk de mooie natuurgebieden, beschermde gebieden, oude dorpjes, de omgeving van het nationaal maritiem park en het museum voor natuurhistorie Helmis. De kaarten zijn verspreid onder toeristische bureaus, aanbieders van traditionele accommodatie en restaurants. Het gaat hierbij vooral om ondernemingen die al in aan-
(1) Begunstigden van de Leader+-middelen moeten een „lokale kwaliteitsovereenkomst” sluiten waarin het soort materialen wordt vermeld dat bijvoorbeeld kan worden toegepast voor de bouw van hotels en dergelijke. Het accent hierbij ligt op het gebruik van lokale producten.
Leader+ Magazine
29
8 • 2007
m
; BLZOUIPTPOUEFLLFO
Toegevoegde waarde met Leader+ Dankzij de activiteiten die met het lokale Leader+-programma zijn gefinancierd, kunnen bezoekers van Zakynthos traditionele accommodatie boeken aan zee of in het binnenland; genieten van de verfijnde lokale keuken in traditionele restaurants; wandelend over uitgezette routes de natuur ontdekken; meer te weten komen over het eiland door een bezoek te brengen aan het museum voor natuurhistorie. De resultaten zijn veelbelovend en het aantal bezoekers van het museum neemt gestaag toe. Daarnaast tekent zich een verandering af in de samenstelling en kwaliteit van de toeristen op Zakynthos. Als het gaat om de verwezenlijking van haar doelstelling voor de toekomst ligt de LAG goed op koers.
Lidstaat: Griekenland Regio: Ionische eilanden Naam van de LAG: Samenwerkingsverband Lokale Overheid Zakynthos SA (S.A.Z. SA) Inwoners: 39 000 Oppervlakte: 406 km2 Totale kosten van het project: 366 687 EUR EU: 157 667 EUR Andere openbare middelen: 57 333 EUR Particuliere middelen: 151 687 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 2003-2006 Contactpersoon: Antioxou Stella Adres: Martinegou 7 GR-29100 Zakynthos Tel. (30) 26 95 04 39 31 Fax (30) 26 95 04 39 32 E-mail:
[email protected] Foto’s beschikbaar gesteld door het Griekse nationale netwerk
Leader+ Magazine
30
8 • 2007
DE TOEPASSING VAN NIEUWE KNOWHOW EN NIEUWE TECHNOLOGIEËN
r % FOFNBSLFO Breedbandverbindingen voor de kleine eilanden van Denemarken r # FMHJÌ0 OUXJLLFMJOHWBOFFO intragemeentelijk instrument voor regionale ontwikkeling
Leader+ Magazine
31
8 • 2007
DENEMARKEN
Breedbandverbindingen voor de kleine eilanden van Denemarken Een draadloos breedbandnetwerk biedt circa 200 bedrijven en huishoudens snelle internettoegang en zorgt voor een geavanceerde verbinding met acht van de 27 eilanden in de regio. door Morten Priesholm, LAG-coördinator Kleine eilanden van Denemarken
Inleiding
kleine eilanden ten zuiden van Funen. Circa driehonderd huishoudens en bedrijven zouden dan bij het project betrokken zijn.
In de zee ten zuiden van Funen, in het meest zuidelijke deel van Denemarken, liggen acht kleine eilanden waaronder Lyø, Avernakø en Skarø. De kleinste eilanden, Hjortø en Birkholm, hebben respectievelijk tien en dertien inwoners. Op het grootste eiland, Strynø, wonen 218 mensen. Wie per veerdienst naar het vasteland reist, is een tot anderhalf uur onderweg. Tot begin 2006 waren de inwoners van vijf van deze acht kleine eilanden verstoken van breedbandtoegang en moesten ze zich behelpen met een modemverbinding. Op de drie andere eilanden boden de Deense telecomaanbieders slechts een beperkte breedbandverbinding (ADSL) aan inwoners en bedrijven. Vandaag de dag echter worden breedbandnetwerken net als veerdiensten beschouwd als een belangrijk onderdeel van het dagelijks bestaan. Het is ook heel moeilijk om zonder een breedbandverbinding een bedrijf fatsoenlijk te runnen! Voor alle eilandbewoners is internet een onontbeerlijke verbindingsader naar autoriteiten en overheidsdiensten.
De knoop wordt doorgehakt De acht bij het project betrokken eilanden vallen onder de districtsautoriteiten van Funen (sinds 1 januari 2007 maakt het district Funen deel uit van de bestuursregio „Zuid-Denemarken”, die zich in 2003 en 2004 richtte op de infrastructuur van perifere gebieden in de regio. In 2004 brachten de autoriteiten van het district Funen een rapport uit over de noodzaak van een breedbandverbinding voor de kleine eilanden ten zuiden van Funen. De districtsoverheid concludeerde in het rapport dat „de eilanders … er fors baat bij zouden hebben als er gezorgd wordt voor betere breedbandverbindingen met internet… Voorts wordt een betere toegang tot internet beschouwd als een belangrijke factor in het vasthouden van de aanwezige bevolking op het eiland en het aantrekken van nieuwe inwoners.” Daarnaast werd erop gewezen dat …„uit het gebruik door de eilanders van internet blijkt dat zij zich al van internet bedienen om het geografisch isolement van de eilanden te doorbreken.” Met dit rapport in het achterhoofd boog de LAG zich over mogelijkheden om breedbanddiensten naar de eindgebruikers te brengen. In haar zoektocht naar de juiste technische oplossingen, aanbieders en de nodige financiering nam de LAG contact op met verschillende telecommunicatiebedrijven, de districtsautoriteiten van Funen en plaatselijke organisaties. Uiteindelijk kwam één partij, StryNet, als meest realistische optie uit de bus. De LAG legde onder meer de nadruk op het feit dat op een van de eilanden al een lokale ondernemer actief was die over grondige kennis van de lokale omgeving beschikte en meer liet zien dan enkel commerciële betrokkenheid. Daarnaast heerste er het gevoel dat ze met StryNet te maken zouden krijgen met een kleinere onderneming met de benodigde flexibiliteit en de juiste kwalificaties.
Zoeken naar mogelijkheden Informatietechnologie en werkgelegenheid vormen een belangrijk aandachtsgebied voor de Deense LAG „Kleine eilanden van Denemarken”. Haar algemene doelstelling is de eilanden als woongebied aantrekkelijker te maken door te voorzien in nieuwe op IT gebaseerde werkplekken op de 27 eilanden die binnen het verantwoordelijkheidsdomein van de LAG vallen. Sinds 2004 zoekt de LAG naar mogelijkheden om de ontwikkeling van zakelijke ITomgevingen te bevorderen. Het stond buiten kijf dat goede breedbandverbindingen onontbeerlijk zijn voor het scheppen van nieuwe op IT gebaseerde werkplekken en de vraag rees dus hoe de LAG kon bijdragen aan de verbetering van de breedbandverbindingen op de kleine eilanden. Het antwoord kwam in 2005 toen een lokale ondernemer uit Strynø met het idee kwam een draadloos breedbandnetwerk (gegevens worden door de lucht verstuurd) op te zetten dat de kleine eilanden toegang bood tot het breedbandnetwerk op het vasteland. De ondernemer had zelf al iets dergelijks op poten gezet waarmee hij een 35-tal klanten bediende. Zijn idee was het draadloze breedbandnetwerk uit te breiden naar de resterende
Leader+ Magazine
Er wordt een technische oplossing gevonden Er moesten natuurlijk nog verscheidene moeilijkheden worden overwonnen, niet alleen op het gebied van technologie, financie-
32
8 • 2007
D E TO E PA S S I N G VA N N I E U W E K N O W H O W E N N I E U W E T E C H N O LO G I E Ë N
ring en gegevensbescherming, maar ook, en niet in de laatste plaats, op het vlak van de operationele betrouwbaarheid. Zou een kleine zakelijke en inventieve aanbieder even betrouwbaar zijn als de grote jongens? Zou het netwerk kunnen blijven draaien als StryNet om wat voor reden dan ook zijn operationele betrokkenheid zou beëindigen? De ondernemer stelde een oplossing voor op basis van een samenwerkingsovereenkomst met een groter IT-bedrijf dat toegang zou hebben tot de lokale breedband op de kleine eilanden en op korte termijn operationele verantwoordelijkheden op zich zou kunnen nemen. De LAG stemde in met het initiatief en adviseerde een bedrag van 33 333 EUR uit de subsidiepot van Leader+ ter beschikking te stellen. Verder lukte het haar te zorgen voor medefinanciering uit hoofde van de landelijke subsidieregeling in Denemarken ten behoeve van de kleine Deense eilanden (Deense wet betreffende steunverlening voor de kleine Deense eilandgemeenschappen). De Leader+-subsidie werd gebruikt voor het betalen van de hardwarekosten (satellietschotels), software voor de afwikkeling van gegevensverkeer via een draadloze LAN-infrastructuur (WLAN), ondersteuning van lokale deskundigen, reiskosten, vergaderingen en projectbeheer. Sinds oktober 2006 hebben tweehonderd huishoudens en bedrijven toegang tot het breedbandnetwerk, dat de naam ØNet heeft gekregen. Er zijn op alle eilanden masten en satellietschotels geplaatst en er is geïnvesteerd in software die alle verkeer over het lokale netwerk (WLAN) aankan. Er is in totaal circa 130 000 EUR uitgegeven. Verder zijn er via ØNet hotspots gecreëerd op verschillende veerdiensten binnen de eilandengroep ten zuiden van Funen en in de havens waar veel toeristenschepen tijdens de zomermaanden een stop maken. Bij een draadloos breedbandnetwerk worden gegevens door de lucht verstuurd door middel van radiosignalen (radioverbinding). Op elk van de kleine eilanden ten zuiden van Funen communiceren een of twee satellietschotels, opgehangen bovenaan een gevel van een hoog gebouw of op een mast, met de radio’s
Leader+ Magazine
op het vasteland binnen een backbone-netwerk. Hiermee wordt de verbinding tot stand gebracht tussen de netwerken van de eilanden en het vasteland. Voor de meeste eilanden volstond één satellietschotel maar op sommige eilanden moest er worden gezorgd voor twee satellietschotels en twee lokale netwerken om alle gebruikers te kunnen bedienen. Radiosignalen worden vanaf de satellietschotels van en naar iedere klant verstuurd via een kleine rondstraalantenne en een lokaal draadloos netwerk. De klant beschikt over een kleine doos met een ingebouwde antenne en radio en vanaf die doos worden de signalen via gewone kabels rechtstreeks doorgezonden naar een PC of router die het signaal kan verdelen over de verschillende computers. In dit systeem verloopt alle verkeer via een firewall en met een traffic log wordt de internetactiviteit bijgehouden. Alle signalen worden versleuteld.
Uitbreiding van het netwerk Via ØNet zijn er ook draadloze breedbandverbindingen tot stand gebracht met drie eilanden, Mandø (56 inwoners), Bågø (34 inwoners) en Årø (180 inwoners), die buiten het oorspronkelijke dienstenbereik voor de eilanden ten zuiden van Funen vallen. Een van de WLAN-gebruikers is Silke Vanselow, een kleine dienstverlener woonachtig op het eilandje Hjortø, dat 13 inwoners telt. Met haar eenmansbedrijf verleent zij diensten aan bedrijven die taken uitbesteden op het gebied van klantenservice, boeken van afspraken enzovoort. Ze is haar bedrijf begonnen vanuit het idee dat je met enkel een telefoon, een PC en een breedbandverbinding toch prima werk kunt leveren, ook als je op een klein eiland woont op een uur reisafstand van het op het vasteland gelegen Svendborg. Haar vorige internetaansluiting voldeed niet aan haar zakelijke eisen. Met de nieuwe verbinding heeft ze rechtstreeks toegang tot gegevens en databases van haar klant en kan ze communiceren met het personeel van de ondernemingen waar ze mee werkt.
33
8 • 2007
m
Een andere WLAN-gebruiker woont op het eiland Lyø. Christina Wagner werkt als vertaalster voor klanten in Denemarken en Noord-Duitsland. Daarnaast werkt ze voor grote vertaalbureaus en met haar snelle internetverbinding kan ze gebruikmaken van de databases en woordenboeken die online beschikbaar zijn.
Breedbandverbindingen voor de kleine eilanden van Denemarken Lidstaat: Denemarken Regio: Småøer Naam van de LAG: Danske Småøer (Kleine eilanden van Denemarken) Inwoners: 5 284 Oppervlakte: 196 km2 Totale kosten van het project: 129 333 EUR EU: 33 333 EUR Andere openbare middelen: 45 139 EUR Particuliere middelen: 50 861 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 7/2005-3/2006 Contactpersoon: Morten Priesholm Adres: Strynø Brovej 12 DK-5900 Strynø Tel. (45) 38 33 00 67 Fax (45) 62 51 39 96 E-mail:
[email protected] Website: www.danske-smaaoer.dk
Foto’s beschikbaar gesteld door het Deense nationale netwerk
Leader+ Magazine
34
8 • 2007
D E TO E PA S S I N G VA N N I E U W E K N O W H O W E N N I E U W E T E C H N O LO G I E Ë N
BELGIË
Ontwikkeling van een intragemeentelijk instrument voor regionale ontwikkeling In het kader van een plan voor een bredere regionale ontwikkeling werken diverse gemeenten samen met nieuwe technologie aan het opzetten van een gemeenschappelijk platform voor de uitwisseling van informatie. Inleiding
Een beleid van transgemeentelijke samenwerking
De lokale actiegroep La Botte du Hainaut bestrijkt een landelijk gebied in het zuidoosten van Wallonië dat grenst aan drie Franse „départements”. De bevolking is groeiende, waardoor het gevoel heerst dat het er beter gaat. Motor van deze ontwikkeling is de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen in het gebied door landbouw en toerisme. Verder staat een van de bekendste lokale producten, het trappistenbier Chimay, aan de basis van de ontwikkeling van een kleine agrovoedingsindustrie. De LAG zag in dat het van belang is om de groei in goede banen te leiden. Nieuw leven moet worden ingeblazen in kwijnende bedrijfstakken, maar tegelijkertijd is het zaak om gebieden van economische activiteit in stand te houden en nieuwe technologieën in te blijven zetten. In het verleden werd stedelijke ontwikkeling soms slecht georganiseerd en dat bracht de natuurlijke en culturele hulpbronnen van de regio in gevaar. Wallonië kwam tot het besef dat het voor het sturen van de economische ontwikkeling belangrijk is om lokale overheden meer bevoegdheden toe te spelen waarmee ze doeltreffend op de behoeften van de lokale bevolking kunnen inspelen. De streek La Botte du Hainaut kent een bestuurlijke structuur die zo’n dertig centra omvat die verdeeld zijn over vijf gemeenten en waarin de lokale autoriteiten hun plaats innemen.
Om de uitdagingen van duurzame ontwikkeling aan te gaan, besloten de partnergemeenten van La Botte du Hainaut hun krachten te bundelen. Op grond van de ervaringen die met Leader II waren opgedaan, kwamen de gemeenten overeen hun transcommunale samenwerking te versterken door een beroep te doen op verschillende lokale actoren. De LAG La Botte du Hainaut heeft in dit kader tien projecten onder haar hoede die door Leader+ worden gefinancierd. Met een van deze projecten, getiteld „Territoriale ontwikkeling en het milieu”, wordt beoogd nieuwe menselijke en technische vaardigheden te verwerven om lokale overheden in staat te stellen aan nieuwe vereisten te voldoen op zowel communautair als regionaal niveau. In het kader van dit project, dat in september 2005 van start ging, werd binnen de LAG een nieuw team samengesteld met de naam „Waarnemingspost voor de streek La Botte du Hainaut”. De waarnemingspost fungeert feitelijk als centrum voor uitwisseling van informatie en raadpleging ten behoeve van gemeentelijke diensten die werk aanbesteden en voor hen die in de gemeenten werkzaam zijn. De eerste prioriteit van de post was een lijst op te stellen van meest spoedeisende taken op lokaal en intergemeentelijk niveau. Al snel bleek dat het nodig was om de Geografische Informatie Systemen (GIS) in de verschillende gemeentelijke overheden te bundelen.
m
Leader+ Magazine
35
8 • 2007
GIS: een onontbeerlijk instrument voor de besluitvorming
met de basisfuncties en ze om te leren gaan met de verschillende gegevenslagen. Momenteel zijn de betrokken partners bezig met de planning van de volgende fase van het project, die bestaat uit een reeks van projecten voor de verwerving van lokale gegevens en de ontwikkeling van toepassingen. Voorts wordt het inmiddels onontbeerlijk gevonden dat er een procedure komt waar besluitvormers, bestuurders en gebruikers van het instrument bij worden betrokken om een goede werking van het systeem op de lange termijn te waarborgen.
Een onderzoek binnen de verschillende overheden leverde al snel de volgende resultaten op: r FMLFPWFSIFJEXBTFSWBOPWFSUVJHEEBUEFSHFMJKLFJOTUSVNFOten nuttig zijn; r EFPWFSIFEFOXBSFOFDIUFSTMFDIUPQEFIPPHUFWBOEFNPgelijkheden die het instrument biedt en hadden een gebrekkig inzicht in het nut van zijn toepassingen in het dagelijks beheer; r WFSTDIFJEFOF PWFSIFEFO IBEEFO EF (*4TPGUXBSF BBOHFschaft, maar het instrument werd te weinig gebruikt omdat er onvoldoende tijd en geld was om de medewerkers te leren met het instrument om te gaan.
Samenwerking via Leader+ als motor van lokale ontwikkeling
In partnerschap met de gemeenten begon de LAG met een monitoringprocedure waarin de volgende werkzaamheden werden uitgevoerd: r PQTUFMMFOWBOFFOJOGPSNBUJFCVMMFUJO FOWFS[FOEJOHEBBSWBO naar de gekozen raadsleden, waarin een helder beeld wordt geschetst van de vereiste menselijke en materiële investeringen, de vele voordelen van het instrument en de interne organisatie die nodig is om er gebruik van te maken; r IPVEFOWBOJOGPSNBUJFFOPQMFJEJOHTCJKFFOLPNTUFOWPPSEF betrokkenen op gemeentelijk niveau om te laten zien hoe bepaalde toepassingen werken; r JOWFOUBSJTFSFO WBO CFTDIJLCBSF HFHFWFOT JO FML WBO EF HFmeentelijke overheden. In de volgende fase moest wettelijke goedkeuring worden verkregen om de verschillende informatielagen via de GIS-systemen toegankelijk en vervolgens beschikbaar te maken voor de diverse overheden. Beoogd wordt de betrokkenen vertrouwd te maken
Leader+ Magazine
36
De bundeling van hulpmiddelen met behulp van een supragemeentelijke structuur en gebaseerd op een „bottom-up”-aanpak heeft grote voordelen bij het gebruik van nieuwe technologieën in plattelandsgebieden. r %PPSEFOBCJKIFJEFOCFTDIJLCBBSIFJEWBOIFU-"(UFBNXBT het mogelijk de verwerving van nieuwe technologie in kleine landelijke gemeenten te bespoedigen. Door de samenwerking konden nuttige vaardigheden worden verworven terwijl de investeringskosten voor elke partner werden beperkt. Rechtstreekse betrokkenheid van de gemeenten bij het project bevordert het gebruik van het dienstenaanbod voor zover dit is ontwikkeld met het oog op de behoeften van de gemeenten. r %FCFUSPLLFOHFNFFOUFO[JKOCFHPOOFOIVOCFIFFSWBOMPkale gegevens te moderniseren voor een beter bestuur. Dankzij GIS wordt het mogelijk zorg te dragen voor een snellere levering en hogere kwaliteit van de informatie ten behoeve van projecthouders en lokale inwoners. De GIS zullen fungeren als hulpinstrument bij de besluitvorming, doordat ze bijdragen aan kennisvergroting over het gebied, de knelpunten
8 • 2007
D E TO E PA S S I N G VA N N I E U W E K N O W H O W E N N I E U W E T E C H N O LO G I E Ë N
en de mogelijke effecten van de diverse projecten die ter analyse worden voorgelegd. Voorts zullen ze een rol spelen bij de instandhouding van het lokale erfgoed. r %FSFHJPOBMFFOJOUFSHFNFFOUFMJKLFTUSVDUVSFO[VMMFOEF(*4 beschouwen als verbindingspunt met de lokale autoriteiten. De LAG fungeert als ideale tussenpersoon, omdat ze bekend is om wat ze doet, door de lokale autoriteiten wordt erkend en over de benodigde technische knowhow beschikt die de betrokken lichamen in staat stelt de nieuw ontwikkelde technologieën te doen verspreiden. Leader+ heeft de netwerkvorming van verschillende lokale actoren bevorderd en een innovatieve aanpak in gang gezet voor het gebied. Het proces staat op de rails, maar er valt nog een boel werk te verrichten!
Ontwikkeling van een intragemeentelijk instrument Lidstaat: België Regio, district: Wallonië, Henegouwen Naam van de LAG: La Botte du Hainaut Inwoners: 29 820 Oppervlakte: 534 km2 Totale kosten van het project: 362 000 EUR EU: 162 900 EUR Andere openbare middelen: 162 900 EUR Particuliere middelen: 36 200 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 9/2005-8/2008 Contactpersoon: Thomas Puissant Adres: Place Albert Ier 38 B-6440 Froidchapelle Tel. (32-60) 41 14 07 E-mail:
[email protected]
Foto’s beschikbaar gesteld door het Belgische nationale netwerk
Leader+ Magazine
37
8 • 2007
SAMENWERKING BIJ PLATTELANDSONTWIKKELING
r 1PSUVHBMFO4QBOKF Routes zonder barrières r * UBMJÌ 4QBOKF 'SBOLSJKL 1PSUVHBM FO;XFEFO&VSPQFTF pelgrimsroutes: de Via Francigena en de Camino de Santiago de Compostela
Leader+ Magazine
38
8 • 2007
SAMENWERKING BIJ PLAT TELANDSONT WIKKELING
PORTUGAL EN SPANJE
Routes zonder barrières Rekening houden met de behoeften van gehandicapten opent nieuwe wegen naar samenwerking en maakt toeristische locaties op het Iberisch schiereiland die voor hen voorheen onbereikbaar waren toegankelijk. gelijkertijd een bijdrage wordt geleverd aan duurzame ontwikkeling, het creëren van welzijn en regionale ontwikkeling in het algemeen.
Inleiding In dit project wordt ervan uitgegaan dat toerisme een sociale activiteit is die toegankelijk moet zijn voor alle burgers, met inbegrip van personen met een handicap, die ook het recht hebben om regelmatig een beroep te doen op toeristische goederen en diensten. De cultuur, het erfgoed en het klimaat van de regio’s Alentejo (Portugal) en Extremadura (Spanje) bergen een groot
Het project en de doelstellingen Het recht op recreatie en ontspanning is in hoge mate in overeenstemming met de beginselen van gelijke rechten, gelijke kansen en non-discriminatie. In Spanje en Portugal daarentegen, maar ook in andere lidstaten, hebben veel mensen met een bepaalde handicap of verminderde mobiliteit (blinden, doven, motorisch gehandicapten, ouderen, zwangere vrouwen enz.) beperkt of geen toegang tot een reeks van toeristische faciliteiten en diensten. Volgens gegevens van internationale organisaties leven in Europa 50 miljoen mensen met een handicap. Wereldwijd zijn het er 500 miljoen. Deze cijfers zullen naar verwachting stijgen als gevolg van sociaaldemografische en fysieke veranderingen en veranderende leefgewoonten. Een hoog percentage van het toeristisch aanbod is niet voor iedereen toegankelijk. Mensen met een verminderde mobiliteit worden bij het plannen van een reis geconfronteerd met vele obstakels. Enerzijds krijgen ze te maken met fysieke barrières (in gebouwen, steden, het vervoer, enz.) die hun bewegingsvrijheid inperken, en anderzijds zijn er maatschappelijke en communicatieve barrières die een zware psychologische en sociale wissel trekken op de betrokken individuen. Het is daarom noodzakelijk om deze barrières weg te nemen door aanpassing van fysieke structuren, opleiding van medewerkers in de toeristische sector en verbetering van de communicatiekanalen, zodat toeristische faciliteiten volledig toegankelijk worden en ten volle kunnen worden benut. Hoofddoel van het project „Routes zonder barrières” is het uitstippelen van een volledig toegankelijke grensoverschrijdende toeristische route die alle toeristen in staat stelt de vier gebieden te ontdekken. De reis omvat bezoeken aan historische gebouwen en plaatsen, mooie natuurgebieden, activiteiten in de natuur, overnachting in accommodatie op het platteland en mogelijkheden om te proeven van de lokale keuken. Beoogd wordt de volgende projectdoelstellingen te verwezenlijken: r CFWPSEFSFOWBOHFMJKLFLBOTFOFOTPDJBMFJOUFHSBUJFWBONFOsen met een beperkte mobiliteit of verminderd zicht of gehoor door middel van toerisme en recreatie; r [PSHFO WPPS FFO NFFS HFWBSJFFSE UPFSJTUJTDI BBOCPE XBBSmee wordt ingespeeld op het potentieel van dit nieuwe marktsegment; r CFWPSEFSFOWBOUPFSJTNFJOEFCFUSPLLFOSFHJPTFOEFBBOMFH daarin van infrastructuur en faciliteiten die bijdragen aan een evenwichtige en duurzame ontwikkeling;
toeristisch potentieel in zich en dat heeft vier lokale actiegroepen ertoe bewogen een transnationaal project te ontwikkelen, te weten „Routes zonder barrières” (Rotas sem barreiras). De betrokken LAG’s, Terras Dentro en Esdime in Portugal en Cedeco en Aderco in Spanje, werken samen aan het opheffen van discriminatie bij de toegang tot toerisme. Dat betekent dat er waarde wordt toegevoegd aan bestaande toeristische faciliteiten en te-
Leader+ Magazine
39
8 • 2007
m
r VJUTUJQQFMFO WBO FFOtNPEFMSPVUFu PQ IFU *CFSJTDI TDIJFSFJland die overdraagbaar is naar andere regio’s in Europa.
dankzij de deelname van allerlei organisaties die zich alle inzetten voor het idee „toerisme voor iedereen”. Deze vruchtbare samenwerking geeft blijk van de ware geest waarin de lokale „bottom-up”-ontwikkeling en een versterking van de territoriale samenhang, die beide behoren tot de primaire doelstellingen van de Leader-aanpak, tot stand komen. Een andere bepalende factor bij de uitvoering van het project was de ongedwongenheid waarmee de meeste LAG’s met elkaar omgingen en die haar oorspring vindt in eerdere gelegenheden waarbij werd samengewerkt. Doordat de regio’s zo dicht bij elkaar liggen, kunnen geregeld bijeenkomsten worden gehouden waarop de ontwikkeling van het project en de besluitvorming systematisch worden aangepakt. Hierdoor verloopt het hele proces op rolletjes. Gegeven de complexiteit van het project en de aantrekkingskracht die het initiatief uitoefent, moeten de betrokken groepen niet alleen gecoördineerd worden, maar ook beschikbaar zijn om de aanvangsdoelstellingen te verwezenlijken en aan de verwachtingen te beantwoorden van alle partijen die een bijdrage hebben geleverd aan het project. In Spanje is de toegankelijkheid binnen de toeristische sector anders dan in Portugal. Dit gaf aanleiding tot kennisoverdracht en de uitwisseling van diverse modellen tussen de betrokken regio’s.
Van denken naar doen Er is onderzoek gedaan naar de toegankelijkheid van de toeristische infrastructuur (accommodatie, restaurants, musea, monumenten, enz.) in de vier regio’s die de deelnemende LAG’s bestrijken. Er werd onderscheid gemaakt naar toegangsvriendelijke gebouwen (een minderheid) en gebouwen die aanpassing behoefden. Voor de laatste categorie zijn rapporten opgesteld waarin vermeld wordt welke aanpassingen verricht moesten worden om te beantwoorden aan de toegankelijkheidscriteria. Als aan de criteria werd voldaan, konden ze opgenomen worden in het project „Routes zonder barrières”. Er worden opleidingen ontwikkeld voor werkgevers en personeel in de toeristenbranche die de kwaliteit van de diensten zullen verhogen en ervoor zorgen dat mensen met een handicap beter worden behandeld in de gebouwen die voor de routes zijn uitgekozen. Daarnaast zullen er tal van initiatieven worden ontplooid gericht op de plaatselijke bevolking, zoals bewustmakingscampagnes in samenwerking met scholen, lokale overheden en de media. Het project zal uitmonden in de publicatie van een gids in drie talen (Portugees, Spaans en Engels) die breed wordt verspreid op alle grote specialistische beurzen en tentoonstellingen en die ook op een website wordt gezet. Het subsidiegeld van Leader+ is voornamelijk gebruikt voor het verrichten van de fysieke aanpassingen op de verschillende locaties op de route, maar ook voor opleiding en promotiemateriaal (met inbegrip van de website).
Actieve medewerking Dit project met zijn innovatieve karakter is mogelijk gemaakt door een groot aantal overheidsorganen, niet-gouvernementele belangenorganisaties voor gehandicapten en organisaties voor de ontwikkeling van het toerisme in de regio’s (regionale toeristische bureaus, lokale autoriteiten, gemeentelijke verenigingen, bedrijven enz.). Deze brede betrokkenheid was van meet af aan een strategische keuze. De deskundigheid en vermogens van de betrokken belanghebbenden hebben de weg voor het project gebaand. Benadrukt moet worden dat dit partnerschap in kracht is toegenomen en dat de omvang van het project is gegroeid
Leader+ Magazine
40
8 • 2007
SAMENWERKING BIJ PLAT TELANDSONT WIKKELING
Conclusie
Routes zonder barrières
Het project „Routes zonder barrières” is al een flink eind gevorderd en zal naar verwachting in juni 2007 worden afgerond. Er moet echter nog heel wat gedaan worden om alle ambitieuze doelstellingen te verwezenlijken. De producten die uit dit project zijn voortgekomen hebben echter al een verbetering te zien gegeven in de samenhang tussen de verschillende regio’s, waarbij ook de gedeelde verantwoordelijkheid tussen de betrokken groepen een rol heeft gespeeld. Dat heeft weer een impuls gegeven aan het organisatorisch bewustzijn dat, in dit geval, verband houdt met maatschappelijke en economische verantwoordelijkheid en in hoge mate gekoppeld is aan het governanceconcept.
Lidstaten: Portugal, Spanje Regio: Alentejo, Extremadura Naam van de coördinerende LAG: Terras Dentro — Associação para o Desenvolvimento Integrado de Micro-Regiões Rurais Inwoners: 38 036 Oppervlakte: 3 218 km2 Andere LAG: Portugal Esdime — Agência para o Desenvolvimento Local no Alentejo Sudoeste Andere LAG’s: Spanje Asociación para el Desarrollo Rural de la Comarca de Olivenza (Aderco) Centro de Desarrollo Comarcal de Tentudia (Cedeco) Projectkosten Portugal: 151 525 EUR EU: 86 900 Andere openbare middelen: 55 939 EUR Particuliere middelen: 8 686 EUR Totale kosten van het project Spanje: 121 131 EUR EU: 80 752 EUR Andere openbare middelen: 40 379 EUR Totale kosten van het project: 272 656 EUR EU: 167 652 Andere openbare middelen: 96 318 EUR Particuliere middelen: 8 686 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 1/2002-9/2008 Contactpersoon: Manuela Fialho Adres: Rua Rossio do Pinheiro P-7090-049 Alcáçovas Tel. (351) 266 94 80 70 Fax (351) 266 94 80 71 E-mail:
[email protected];
[email protected] Website: www.terrasdentro.pt Foto beschikbaar gesteld door het Portugese nationale netwerk
Leader+ Magazine
41
8 • 2007
*5"-*¯ 41"/+& '3"/,3*+, 10356("-&/;8&%&/
Europese pelgrimsroutes: de Via Francigena en de Camino de Santiago de Compostela Een grensoverschrijdend samenwerkingsproject waarin een strategie wordt ontwikkeld gericht op het bevorderen van geïntegreerd toerisme en waarin governance een belangrijke rol speelt bij de uitvoering. door Catia Zumpano en Barbara Zanetti, INEA (Istituto nazionale di economia agraria), Italië Inleiding
tela, maar ook voor alle gebieden waar de routes doorheen lopen. „Europese pelgrimsroutes: de Via Francigena en de Camino de Santiago de Compostela” is een grensoverschrijdend samenwerkingsproject dat door twee lokale actiegroepen, een Italiaanse en een Portugese LAG, is bedacht en georganiseerd in het kader van het initiatief Leader II. Ze wilden hun gebieden promoten die door de genoemde pelgrimsroutes worden doorkruist. Het is inmiddels uitgegroeid tot een gevestigd project waarbij diverse Europese landen betrokken zijn. Het is ook een perfect voorbeeld van een samenwerkingsproject; het laat zien hoe lokale actiegroepen het beheer voeren over complexe projecten die gepaard gaan met veel deelnemende partners, uiteenlopende activiteiten en een variatie aan toegekende financiële hulpbronnen.
Twee van de beroemdste pelgrimsroutes in de westerse wereld zijn die naar Santiago de Compostela (ook bekend als de Camino de Santiago) en de route van Canterbury naar Rome (de Via Francigena). Het zijn routes die jaarlijks op een groeiende populariteit kunnen bogen bij zowel pelgrims als toeristen. Dat is deels te danken aan uitgebreide promotieactiviteiten en de aanleg van nieuwe infrastructuur die de internationale belangstelling voor de pelgrimage naar Santiago de Compostela al aanwakkerden in het jubeljaar 2000. De pelgrimage is een mogelijkheid bij uitstek om de aandacht te vestigen op territoriale en culturele ontwikkeling, uitwisseling van ervaringen en een verdieping van de vriendschap tussen de volkeren van Europa. Dat geldt niet alleen voor de steden van bestemming, Rome en Santiago de Compos-
Leader+ Magazine
42
8 • 2007
SAMENWERKING BIJ PLAT TELANDSONT WIKKELING
Doelstellingen van het project: van Leader II naar Leader+ Voorheen waren de promotieactiviteiten van het Leader-initiatief gericht op de verdere ontwikkeling van geïntegreerd toerisme, stimulering van de lokale economie en het lokale bedrijfsleven, versterking van het sociaal en cultureel erfgoed en het creëren en ontwikkelen van contacten tussen instellingen, burgers en het bedrijfsleven. Kortweg hielden de projectactiviteiten verband met: r EFQSPNPUJFWBOIFUHFCJFEBBOEFIBOEWBOHFTDISFWFONBteriaal en multimedia en via gezamenlijke deelname aan internationale beurzen en dergelijke; r EFPOUXJLLFMJOHWBOJOTUJUVUJPOFMFCFUSFLLJOHFOEPPSIFUPQstellen van protocollen, jumelageprojecten tussen gemeenten en provincies en het organiseren van gemeenschappelijke evenementen; r IFUCPVXFOWBOXFCTJUFTUFSPOEFSTUFVOJOHWBODVMUVVSFO educatie. Onder Leader II waren het project en alle aanverwante activiteiten vervat in een nieuw concept, „I Cammini della fede” (de routes van het geloof ), waaraan gestalte werd gegeven door samenvoeging van twee bestaande concepten, de „Pelgrim” voor de Via Francigena en de „Schelp” voor de route naar Santiago de Compostela. Het is belangrijk te vermelden dat de activiteiten verder werden ontwikkeld door de opname in „Raphaël”, een communautair actieprogramma op het gebied van het cultureel erfgoed, wat zou leiden tot de bouw van twee websites. Bij het begin van de samenwerking in het kader van het initiatief Leader+ besloten de twee betrokken LAG’s, Soprip (Italië) en Portodemouros (Spanje), dat de opgedane ervaringen niet verloren mochten gaan. In dit kader stelden zij de volgende doelen: r POUXJLLFMJOHWBOIFUQBSUOFSTDIBQTOFUXFSLEPPSEFFMOBNF van binnen- en buitenlandse LAG’s waarvan het werkgebied langs de twee routes ligt, en door nauwe samenwerking met de Associazione dei comuni della Via Francigena (een verband van steden op de route Via Francigena) om het project voor de lange termijn te consolideren; r QSPNPUJF WBO MPLBMF IVMQCSPOOFO EPPS FFO BBOUBM SFDIUstreekse acties gericht op de ondersteuning van lokale productie; r CFWPSEFSFOWBOSFMBUJFTUVTTFOQSJWBUFFOPQFOCBSFPSHBOJTBties.
Leader+ Magazine
43
Sinds de opname van het project in Leader+ zijn de activiteiten aanzienlijk opgevoerd, uitmondend in een omvangrijk partnerschap van twintig LAG’s. Daarbij wordt ook samengewerkt met de Opera Romana Pellegrinaggi, het officiële organisatiebureau van het Vaticaan voor pelgrimages naar heilige steden. Verdere uitbreiding van het partnerschapsnetwerk ligt voor de hand, omdat talrijke LAG’s interesse hebben getoond in het project nadat zij de resultaten hadden gezien.
Beheer van het project aan de hand van partnerschappen en activiteiten Om de activiteiten van dit steeds complexer wordende project in goede banen te leiden, is een gedetailleerde governancestructuur op poten gezet. Daarbij zijn twee partnertypen vastgesteld: een „volledige partner”, die zich committeert aan het gehele project (gemeenschappelijke acties, route en lokale activiteiten) en een „geassocieerde partner”, die met een beperkt budget enkel deelneemt aan een specifieke en/of routegebonden activiteit. De verhoudingen tussen beide partnertypen worden weergegeven in de samenwerkingsovereenkomst. Om een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen en om te zorgen dat de samenwerking op de lange termijn stabiel blijft, besloot het partnerschap een Europees economisch samenwerkingsverband (EESV) op te zetten met de naam „De Europese pelgrimsroutes”. Dit in januari 2004 tot stand gekomen verband beoogt de consolidatie van het partnerschap door steun te verlenen aan het creëren van gemeenschappelijke internationale projecten, het vergroten van promotionele en commerciële capaciteiten van afzonderlijke gebieden en het leggen van de basis voor een gemeenschappelijke post-Leader+benadering voor de lange termijn. Dankzij alle hulpmiddelen van het EESV profiteren de leden van schaalvoordelen en verbeterde projectresultaten. De belangrijkste taken van het EESV zijn: r DSFÌSFOWBOHFNFFOTDIBQQFMJKLFUPFSJTUJTDIFQSPEVDUFOEJF de gebieden waar de Europese pelgrimsroutes doorheen lopen, in kaart brengen en promoten; r TBNFOTUFMMFOWBOEPFMHFSJDIUFUPFSJTUJTDIFQBLLFUUFO r WFSWBBSEJHFO FO PQ EF NBSLU CSFOHFO WBO WPFEJOHTNJEEFlen, ambachtelijke producten enz.; r QSPNPUFOWBOQSPEVDUFO FOFS[JKETPQCFVS[FOFOJODBUBMPHJ en ander promotiemateriaal en anderzijds via conceptbeheer; r PQ[FUUFOWBOPOUWBOHTUGBDJMJUFJUFOMBOHTEFUXFFSPVUFT
8 • 2007
m
Het EESV maakt het beheer van de activiteiten eenvoudiger en neemt deel aan het project ten behoeve van hen die geïnteresseerd zijn in de inhoud ervan (zelfs voor niet-Leader+-gebieden). Tot besluit, maar daarom niet minder belangrijk, werd het EESV belast met de uitwerking van nieuwe projectvoorstellen om continuïteit te brengen in de gemeenschappelijke inspanningen, en met het aanboren van nieuwe financieringsbronnen op nationaal en communautair niveau.
Door deze communicatieactiviteit zijn aanverwante instrumenten tot stand gekomen en activiteiten gepland voor het promoten van de verschillende gebieden via strategisch gepositioneerde informatiepunten. Naast gemeenschappelijke acties voorziet het project in specifieke activiteiten die gericht zijn op het promoten van de routegebieden. Aan de hand van een gemeenschappelijke methodiek worden gebieden verzocht op zoek te gaan naar synergieën met vergelijkbare activiteiten die in dezelfde sector worden uitgevoerd. Tegelijkertijd moet daarbij het beginsel van volledige operationele autonomie worden geëerbiedigd. Het streven is om het bewustzijn en de betrokkenheid van lokale gemeenschappen, lokale en landelijke autoriteiten en andere actoren te vergroten. Daarnaast wordt beoogd het niveau van het lokaal toerisme naar een hoger plan te tillen en gerichte evenementen te organiseren. Elke LAG heeft dit specifieke projectonderdeel ontwikkeld indachtig hun eigen behoeften en het potentieel van hun gebied. In dit kader zijn er afspraken gemaakt met lokale overheden, toeristische pakketten samengesteld, paden geopend, promotiematerialen verspreid, bedrijven gesteund via de organisatie van evenementen enzovoort. Voor de Via Francigena hebben de bevoegde Italiaanse regio’s een aantal promotionele activiteiten verricht (organisatie van evenementen, ontwikkeling van informatiemateriaal enz.) in nauwe samenwerking met de Associazione italiana dei comuni attraversati dall’itinerario (de Italiaanse vereniging van steden waar de route doorheen gaat).
Geplande acties en de stand van zaken Het project is sterk gericht op de ontwikkeling van een netwerk, enerzijds voor hen die geïnteresseerd zijn in het promoten van de twee culturele routes en anderzijds voor de geplande activiteiten die het partnerschap zullen uitbreiden en consolideren. Het voornemen was dan ook om binnen de routegebieden informatie te verspreiden, wat geleid heeft tot de vorming van een netwerk van achttien LAG’s waarin ook andere autoriteiten en instellingen participeren. Een ander aspect van de strategie behelst de ontwikkeling van een efficiënte marketingcampagne voor de Europese pelgrimsroutes. Dat gebeurt met hulp van de Opera Romana Pellegrinaggi, het pelgrimagebureau van het Vaticaan. Er worden toeristische pakketten samengesteld alsmede catalogi en ander promotiemateriaal voor de routes en er wordt deelgenomen aan Europese toeristische beurzen. Er zijn al twee catalogi gepubliceerd die informatie bevatten over toeristische routes langs de Via Francigena en de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela: „Itinerari culturali e artistici” (culturele en kunstroutes) en „Gran Tour weekend” (een uitgebreide weekendtour). Het volgende is verwezenlijkt: een communicatieprogramma voor het promoten van de gebieden waar de twee routes doorheen lopen; een reeks van activiteiten ter ondersteuning van de verkoop van toeristenpakketten; en lokale producten die gekoppeld zijn aan de routes zelf (catalogi en Italiaanse touringclubgidsen). Daarnaast zijn er omvangrijke initiatieven ontplooid en evenementen opgezet, zoals het Cammino d’Europa — Francigena Festival in 2006. Er is een website ontwikkeld (www.camminideuropageie.com) en er wordt gewerkt aan een informatieportal.
Leader+ Magazine
Verwachte resultaten en toekomstperspectieven De Europese pelgrimsroutes, die heel Europa doorkruisen van noord naar zuid en van west naar oost, bieden de Europese landen en burgers de uitzonderlijke mogelijkheid elkaar te ontmoeten in hun zoektocht naar gemeenschappelijke wortels van culturele, historische, godsdienstige of eender welke aard. Het zou daarom zonde zijn als met het einde van het Leader+-programma ook een einde komt aan dit initiatief. De samenwerking die een belangrijke rol in het bovengenoemde project heeft gespeeld, is een evident voorbeeld van hoe een efficiënte gebiedsgebonden marketingstrategie moet
44
8 • 2007
SAMENWERKING BIJ PLAT TELANDSONT WIKKELING
Aangemoedigd door de bereikte resultaten zijn alle partners overeengekomen om de samenwerking na afloop van Leader+ voort te zetten en het partnerschap verder te versterken. Bovendien zijn alle partners van plan te zoeken naar nieuwe financieringsmogelijkheden om de operationele aspecten van het project te handhaven en van verdere impulsen te voorzien.
worden gepland en uitgevoerd. Bovendien hebben de partners bewezen het beheer van grote en complexe samenwerkingsprojecten aan te kunnen. De oprichting van het EESV bijvoorbeeld heeft de organisatie en uitvoering van veel geplande activiteiten bespoedigd. Hoewel sommige acties nog steeds gaande zijn, kan met enige zekerheid worden gesteld dat dit project een gunstig effect zal uitoefenen op de ontwikkeling van het lokale toerisme in de betrokken regio’s, zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht.
Europese pelgrimsroutes
Andere partners (totale kosten) Spanje: 1 373 627 EUR Frankrijk: 81 200 EUR Portugal: bijdrage nog niet vastgesteld ;XFEFO bijdrage nog niet vastgesteld Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 9/2003-12/2007
Lidstaten: Italië, Spanje, Frankrijk, Portugal, Zweden Naam van de coördinerende LAG: Gal Soprip (Italië) Inwoners: 99 916 Oppervlakte: 3 704 km2 *UBMJÌ Gal Appennino Bolognese Gal Antico Frignano Gal Valle d’Aosta Gal Garfagnana Gal Sviluppo Lunigiana Gal Vastese Inn Gal Titerno Gal Basento Camastra Gal Sviluppo Vulture Gal Akiris Gal dei Cimini Gal degli Etruschi
Contactpersoon: Giovanni Pattoneri Adres: Via Sandro Pertini, 10 I-43100 Parma Tel. (39) 05 21 24 76 56 Fax (39) 05 21 24 39 99 E-mail:
[email protected] Website: www.camminideuropageie.com
Spanje Gal Portodemouros Gal Val do Limia de Celanova Gal Ribeira Sacra Lucense Gal Pais do Bibei Ribeira Sacra de Orense Frankrijk Gal Artois Lys Portugal Gal Adril ;XFEFO Gal Intryck Halsingland Totale kosten van het project: 5 289 579 EUR Kosten van het project: *UBMJÌ Totale kosten van het project: 3 819 752 EUR EU: 2 673 826 EUR Overige middelen: 1 145 926 EUR
Leader+ Magazine
Foto’s beschikbaar gesteld door de partner-LAG’s
45
8 • 2007
VROUWEN EN JONGEREN IN LEADER+
r 0 PTUFOSJKL Interview met Ursula Maringer, projectmanager voor een LAG r ' JOMBOE Plattelandsjongeren aan zet
Leader+ Magazine
46
8 • 2007
VROUWEN EN JONGEREN IN LEADER+
OOSTENRIJK
Interview met Ursula Maringer Projectmanager voor een LAG, Verein Südburgenland plus, Oostenrijk
Inleiding Ursula Maringer is in 1976 geboren in Zuid-Burgenland. Na de middelbare school ging ze naar de universiteit van Wenen. Tijdens haar studie aan de universiteit voor Bodemcultuur nam ze deel aan leergangen over regionale planning waar ze leerde dat kleine dingen niet alleen de waarde van een regio kunnen veranderen, maar ook de identiteit van de mensen die er leven. Toen bedacht ze dat het beroep van regionale planner wel iets voor haar leek. Na afloop van haar studie solliciteerde ze bij de lokale Leader+-actiegroep en ze had het geluk dat ze werd aangenomen. Er zijn in Oostenrijk namelijk zeventien vrouwelijke LAGmanagers actief op een totaal van 56. In de periode 2002-2005 was er echter een thematische werkgroep actief die aandacht besteedde aan het belang van vrouwen in die rol. Zuid-Burgenland is een plattelandsregio met een oppervlakte van circa 1 400 km2. De regio telt drie districten en bijna 100 000 inwoners. Het is tevens een grensregio met aan de oostgrens Hongarije en aan de zuidgrens Slovenië. Westelijk ligt de deelstaat Stiermarken. Door deze grensligging is de economische ontwikkeling van de regio wat achtergebleven. Zo is er maar een handvol bedrijven die werk bieden aan grote aantallen werknemers.
Ik vind het leuk om met mensen te werken, vooral als ze creatief, positief en innovatief zijn ingesteld: mensen die gemotiveerd zijn en doelen hebben. Ik vind het fijn om ze te helpen de subsidies van Leader+ zo te gebruiken dat ze hun ideeën kunnen realiseren. Soms zou ik wel meer contact willen hebben met alle projectmanagers om meer te weten te komen over de projecten waar zij mee bezig zijn. $1;VJE#VSHFOMBOEJTFFOXJKOSFHJPJOPOUXJLLFMJOH8FML effect heeft dat gehad op het soort projecten waarbij uw LAG betrokken is?
Leader+ Contact Point: Hoe kwam je aan een baan in de LAG Südburgenland? Wat vind je het leukste aan je werk? Wat zou je graag meer willen doen?
UM: Zuid-Burgenland is niet alleen een wijnregio in ontwikkeling. Het wordt steeds bekender om zijn goede regionale voedingsproducten. Daarom voerden en voeren we nog steeds een groot aantal projecten uit die zijn reputatie als „regio van voortreffelijke wijnen en delicatessen” versterken. Er loopt een groot marketingproject genaamd „Südburgenland — A piece of paradise®”, dat draait om een samenwerkingsverband van verschillende voedselproducenten en wijnboeren. „The Best of Buschenschank” (waarbij wijnbouwers brood en wijn serveren) wordt gepromoot via het project „Qualitätsbuschenschank”. Verder promoten we met het initiatief „Pannonische Schmankerlwirte” de beste herbergen die regionale maaltijden en dranken serveren en zijn er twee marketingprojecten voor wijn uitgevoerd. De website www.ein-stueck-vom-paradies. at heeft een link met meer informatie hierover en over andere werkzaamheden die we uitvoeren om de kwaliteit van de wijn in Zuid-Burgenland verder te ontwikkelen.
Ursula Maringer: Zoals ik al zei kreeg ik na mijn studie een grote kans op een baan als regionale planner. Ik zag de vacature staan en ik solliciteerde, waarna ik meteen naar de plaats (Güssing) ging waar het werk gedaan moest worden voor een eerste indruk. Ik werd uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek en ik kan me herinneren dat me toen werd gevraagd wat ik van de regio vond. Ik zei, „Het is een prachtige regio met veel mogelijkheden. De mensen die er wonen willen dingen veranderen en bij de zaken betrokken worden; ze zijn enkel op zoek naar iemand die ze kan helpen!” Aanvankelijk had ik er wat moeite mee om een praatje te houden over Leader+, maar na vijf jaar ervaring als projectmanager weet ik dat ik aardig goed ben in het geven van presentaties en meestal geniet ik er ook van: het praten over regionale planning, de fascinerende aspecten van het Leader+-programma en het plezier dat ik ontleen aan een goed functionerend project.
Leader+ Magazine
47
8 • 2007
m
$1"MTHSFOTSFHJPCFWJOEU;VJE#VSHFOMBOE[JDIJOFFOHPFde positie om met de nieuwe lidstaten samen te werken. Kunt u iets zeggen over eventuele grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten die hebben plaatsgevonden of op stapel staan, en hoe die gestalte zijn gegeven? Hoe verloopt de samenwerking in vergelijking met andere Oostenrijkse LAG’s?
zakelijk in en rond Güssing. Ook is er een Europees centrum voor hernieuwbare energie opgericht. De milieueffecten zijn belangrijk maar ook voor de regionale economie is het goed geweest om met dit project te beginnen. Er zijn nu een paar honderd mensen werkzaam in de sector voor hernieuwbare energie en er valt op dit punt veel meerwaarde te behalen voor de regio.
UM: Zuid-Burgenland is een grensregio en Slovenië en Hongarije zijn onze buren. Er zijn vanuit het Interreg-programma heel wat van dat soort projecten geëntameerd, maar we hebben momenteel geen grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten onder de vlag van Leader+. We hebben er wel een gehad, „Alpe Pannonia”, waarin een wandelroute van circa 100 km werd uitgestippeld die drie gebieden in Oostenrijk en één Hongaarse regio met elkaar verbindt. Het is niet zomaar een simpele wandelroute want onderweg zijn er voor de wandelaars diverse gelegenheden voor ontspanning en genot. Hoe dan ook, we hebben heel goede contacten met onze buren en vooral in Hongarije zijn die goed — een stuk beter dan voor de tijd dat de EU-programma’s liepen.
CP: U bent betrokken bij het grote strategische project „Een stukje paradijs” (Ein Stück vom Paradies). Kunt u iets over dit project vertellen en wat zijn uw verwachtingen ervan? Denkt u dat het project voorziet in een „goede praktijk” die andere SFHJPTNPHFMJKLLVOOFOLPQJÌSFO
$1;VJE#VSHFOMBOELFOUFFOHPFEPOUXJLLFMECFMFJEWPPS hernieuwbare energie. Wat ligt daaraan ten grondslag volgens u en wat is, voor zover u weet, het economisch en milieueffect van energiegerelateerde projecten? UM: Rond 1990 wilden de lokale autoriteiten van Güssing de energiekosten in hun overheidsgebouwen omlaag brengen. Ze lieten nieuwe vensters aanbrengen en overwogen de aanleg van nieuwe verwarmingsystemen. Een van de medewerkers was een technisch ingenieur met grote bevlogenheid op het terrein van hernieuwbare energie. Ik denk dat het door zijn argumenten kwam dat de lokale overheid besloot een districtverwarmingsstation te bouwen waarmee Güssing zichzelf van energie kon voorzien. Dit markeerde het begin van een omvangrijke ontwikkeling op het gebied van hernieuwbare energie in onze regio. Sindsdien zijn er in het zuiden van Burgenland allerlei soorten hernieuwbare energiesystemen ontwikkeld en gebouwd, hoofd-
Leader+ Magazine
48
UM: „Südburgenland — Ein Stück vom Paradies®” is een groot samenwerkingsproject van circa dertig voornamelijk kleine voedingsmiddelenbedrijven, zoals zuivelbedrijven en producenten van wijn en fruit, bakkers en banketbakkers en meelfabrieken. Elk jaar in mei, in 2007 valt het evenement op de 19e en de 20e, wordt het evenement „Kom naar het paradijs!” georganiseerd. De bedrijven openen dan hun poorten en leggen hun producten voor aan geïnteresseerde fijnproevers. Met een speciale brochure, het „paradijskompas”, worden de gasten door de verschillende maanden van het jaar naar de producenten geleid waar ze informatie kunnen vragen, producten kunnen proeven en „een stukje paradijs” kunnen kopen als souvenir. Voor dit project is een uitstekende website gebouwd waar je terecht kunt voor nog veel meer informatie over hoe je kunt genieten in de „Genuss”-regio Zuid-Burgenland. Dit initiatief ging van start in 2003. Er zijn circa dertig bedrijven bij betrokken in zo’n twintig plaatsen in drie gebieden en dat maakt het zonder twijfel tot een van onze voornaamste projecten. Het is echter heel moeilijk om het project te kopiëren. Waarom? Je hebt te maken met een uiteenlopende grootte van bedrijven en met ondernemers die verschillende belangen en financieringsmogelijkheden hebben. Vandaar dat het onmogelijk is een groep met het juiste budget te organiseren. Wij hadden het geluk dat we dit obstakel hebben overwonnen. Nu hebben we de mogelijkheid om goede promotiecampagnes te voeren. Naast geld
8 • 2007
VROUWEN EN JONGEREN IN LEADER+
en geïnteresseerde producenten heeft dit project een projectmanager nodig die het geen punt vindt om meer dan veertig uur in de week aan dit initiatief te werken, want de ontwikkeling en uitwerking van kleine projectideeën kost zeeën van tijd. Als je succes hebt, kun je dat beschouwen als een groot resultaat voor de bedrijven en de betrokken manager en dat is een belangrijke motivatie om door te gaan. Elke regio is verschillend, maar dat doet er niets aan af dat het verstandig kan zijn om op een of andere wijze tot samenwerking te komen.
CP: Welke boodschap heeft u, als jonge vrouw die werkzaam is binnen Leader+, voor andere vrouwen die werken aan plattelandsontwikkeling? Wat kan nog meer worden gedaan om vrouwen en jongeren warm te maken voor dit soort werk? UM: Denk mondiaal, handel lokaal! Problemen bestaan niet; we staan enkel voor taken die verricht moeten worden. Binnen Leader+ proberen we altijd nieuwe methoden uit om obstakels te overwinnen. Het is belangrijk om niet bij de pakken neer te zitten als er eens iets fout gaat. We moeten niet bang zijn om fouten te maken. Nieuwe producten en ideeën die bedrijven lanceren zijn lang niet altijd even succesvol. Waarom zou dat bij regionale planning anders zijn?! Dus vrouwen, geloof in jezelf, je werk en je ideeën en ga ervoor. Als iets niet werkt geraakt het vanzelf in de vergetelheid, maar successen zijn blijvend en zullen uiteindelijk dingen veranderen! Wel moet ik zeggen dat er speciale platforms nodig zijn om vrouwen en jongeren bij regionale planning te betrekken. Ze houden zich namelijk op in hun eigen vertrouwde omgeving waar ze zich op hun gemak voelen. Je moet dus naar ze toe gaan en hun eigen taal spreken om succes te boeken.
CP: Kunt u zich, met wat u weet over het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), er een voorstelling van maken hoe uw werk over twee jaar veranderd zal zijn door dit fonds? UM: Door de integratie van Leader in het mainstream plattelandsbeleid zal er heel wat veranderen. In Burgenland wordt het een heel belangrijk steunprogramma. De subsidiepot van Leader zal rijkelijker worden gevuld en meer geld betekent meer projecten. Dat is goed, maar aan de andere kant ben ik bang dat de kwaliteit van de projecten achteruit zal gaan. En er is nog iets dat ik kwijt wil. We raken ook steunprogramma’s kwijt, zoals Babbi, een samenwerkingsprogramma voor steunverlening aan boeren, en de hoofdprogramma’s die we in Burgenland hadden. Ik ben er dan ook zeker van dat veel organisaties zullen proberen de nieuwe Leader-middelen binnen te halen om hun doelen te bereiken. Leader is altijd bedoeld geweest als „bottom-up”-programma. Nu vrees ik dat de „top-down”-benadering de overhand zal krijgen. Dat kan een verandering betekenen van het werk dat ik doe: van samenwerken met mensen aan ontwikkeling naar tegemoetkomen aan politieke wensen, maar we zullen zien…
Leader+ Magazine
49
8 • 2007
Informatiebijeenkomst in de Sarlin-school te Parainen; foto Jani Waldén
FINLAND
Plattelandsjongeren aan zet Leader-methoden bieden jongeren op een regionale eilandengroep de middelen om vorm te geven aan hun eigen toekomst en die van de gemeenten waar ze wonen.
Inleiding
De jongeren in de regio activeren en erbij betrekken
De lokale actiegroep „I Samma Båt” in Zuidwest-Finland neemt in veel opzichten een bijzondere positie in. De regio waarin de LAG opereert is sterk tweetalig: 49 % van de bevolking heeft het Zweeds als moedertaal, voor de overige inwoners is dat het Fins. De regio, gekenmerkt door zijn ruige kustgebieden, kent veertien gemeenten en 20 000 eilanden, waarvan er 150 zijn bewoond. De onherbergzame natuur maakt de regio moeilijk toegankelijk en een reis met de veerboot — er zijn diverse veerdienstverbindingen — duurt erg lang. Het wekt dan ook geen verbazing dat jongeren die in dat soort weinig comfortabele omstandigheden moeten leven, staan te popelen om hun heil elders te zoeken. De jongeren op deze eilandengroep vormen voor de LAG een compleet nieuwe uitdaging, omdat de gebruikelijke jongerenactiviteiten die gewoonlijk door gemeenten worden georganiseerd niet op elk eiland en in elke bewoonde uithoek kunnen worden aangeboden. Daarom moeten jongeren worden gevraagd een bijdrage te leveren, hun mening te geven over de actuele situatie in de gemeente en ideeën aan te dragen over hoe de gemeente er in de toekomst uit zou kunnen zien.
Leader+ Magazine
Doel van het project „Plattelandsjongeren aan zet”, www.nuori.fi, is jongeren warm te maken om mee te doen aan nuttige activiteiten. Het uitgangspunt is dat er gekeken wordt naar wat de jongeren zelf willen. Het project is uitgevoerd in nauwe samenwerking met actieve regionale organisaties. Projectmanager Jani Lastuniemi heeft met zijn oude auto heel wat kilometers afgelegd in de regio om het project onder de aandacht te brengen. Hij heeft inmiddels bijna veertig informatiebijeenkomsten gehouden op scholen in de regio, wat hem al veel bekendheid heeft opgeleverd. Hij gaat geregeld naar de jongeren toe, helpt ze met de planning en uitvoering van projecten en is ook verantwoordelijk voor het beheer van het project. Met de subsidie worden het salaris van de projectmanager en de communicatie-, reis- en telefoonkosten betaald. In principe wordt het project uitgevoerd in de vorm van een concours met de titel „Give me 5”. Het embleem voor het concours is een „open hand” die bezig is met plannen, creëren en opbouwen. De „open hand” gebruikt op de juiste plaatsen ener-
50
8 • 2007
VROUWEN EN JONGEREN IN LEADER+
Persconferentie; het startsein is gegeven; foto Marcus Lepola
... en de projecten
gie en hij helpt zelfs mee dromen te laten uitkomen. Het concours wordt ieder jaar gehouden en de inschrijvingsperiode is vijf tot zes weken. In die periode legt de projectmanager een bezoek af aan alle scholen in de regio (scholen voor lager en hoger voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs — in totaal achttien tot twintig onderwijsinstellingen) en aan andere organisaties om het concours te promoten en de mogelijkheden die het biedt onder de aandacht brengen. Hij probeert altijd een volledige dag op elk van de scholen door te brengen zodat hij het in alle rust met de jongeren kan hebben over de planning en uitvoering van projecten. In de inschrijvingsperiode kunnen geïnteresseerde jongeren een deelnameformulier invullen waarin vragen beantwoord moeten worden. De twee belangrijkste vragen zijn: „Wat zou je willen doen?” en „Waarom?” Het plannen van de praktische uitvoeringsmethode van het project en de financiële aspecten kunnen samen worden verricht als jongeren het te moeilijk vinden om het beheer zelf te doen.
De website voor het project, www.nuori.fi, is natuurlijk in zowel het Fins als het Zweeds gesteld. De site biedt algemene informatie over het project, over manieren waarop subsidie kan worden aangevraagd en voorbeelden van activiteiten die al gefinancierd zijn, waaronder: r CFUFS POEFS EF BBOEBDIU CSFOHFO WBO FFO KPOHFSFOEBOTgroep en het verzamelen van materialen voor nieuwe danskleding; r BBOLPPQWBOFFOOJFVXFTFSWFSWPPSFFONBBOEFMJKLTFWFOFment ten behoeve van de jongeren op de eilandengroep (www.pargas.net); r SFQBSBUJF WBO FFO TQPPSMJKOUKF WPPS FMFLUSJTDIF NJOJBUVVSBVto’s in het centrale park van het stadje Parainen, waar zowel jongeren als hun ouders bij werden betrokken; r WPPS[JFOJOIFUNBUFSJBBMWPPSFOIFUQSPNPUFOWBOFFOCBMsport die gewoonlijk alleen door visueel gehandicapten wordt uitgeoefend, maar die het enthousiasme van jongeren op het eiland Kemiö had gewekt; r CFTDIJLCBBSTUFMMFOWBONBUFSJBBMBBOKPOHFSFOPQEFFJMBOden Velkua en Iniö waarmee ze kunnen „vloerballen”; r QMBBUTFOWBOñUOFTTBQQBSBUFOWPPSEFJOXPOFST WBOBMMFMFFGtijden) op het eiland Iniö; r BBOLPPQWBONBUFSJBMFOWPPSEFWFSWBBSEJHJOH EPPSWSJKXJMligers) van kostuums voor een volksdansgroep in Parainen die nieuwe kostuums nodig had om deel te kunnen nemen aan een Noords evenement; r HFCSVJL WBO IFU QSPKFDU EPPS FFO BOEFSF HSPFQ JO 1BSBJOFO voor de organisatie van „paintball”-evenementen in heel de regio.
Het proces... Na sluiting van de inschrijvingsperiode neemt de projectmanager alle inschrijvingen onder de loep en vraagt zo nodig bij de groepen om aanvullende informatie. Omdat het inschrijfformulier is opgesteld in de vorm van een ansichtkaart, hoeven belangstellenden dus alleen maar een postzegel te kopen en de inschrijving vervolgens rechtstreeks naar het LAG-kantoor te sturen. Als alle inschrijvingen zijn beoordeeld houdt de stuurgroep voor het project een bijeenkomst waarin de inschrijvingen nogmaals tegen het licht worden gehouden. Daarna volgt er een afsluitende bijeenkomst waarin de stuurgroep bepaalt welke projecten aan de voorwaarden voor financiering voldoen. De projectmanager staat de jongeren met raad en daad terzijde bij de uitvoering van hun projecten. Het is de bedoeling dat alle kosten rechtstreeks worden betaald door de LAG, zodat jongeren niet met eigen geld kosten hoeven te maken die ze later moeten terugvorderen. Er is in totaal 10 000 EUR uitgetrokken voor de financiering van de „subprojecten”. De totale kosten van een project bedragen circa 100 tot 500 EUR. Tot dusver zijn er 24 jongerenprojecten gefinancierd. De deelnemende jongeren zijn tussen 13 en 22 jaar oud. In totaal 120 jongeren, plus natuurlijk de volwassenen die hen hebben bijgestaan, hebben aan de activiteit deelgenomen.
Leader+ Magazine
Uit deze voorbeelden blijkt duidelijk dat activiteiten waar niet alleen jongeren voordeel van hebben maar ook inwoners uit andere leeftijdsgroepen, met betrekkelijk weinig geld kunnen worden uitgevoerd. Door het onherbergzame karakter van het gebied en de moeilijke vervoerssituatie in de regio is het essentieel dat jongeren zich actief opstellen. De inwoners weten zelf het beste wat voor soort activiteiten de eilandengroep nodig heeft om een aantrekkelijke leefomgeving te kunnen vormen voor jongeren en volwassenen.
51
8 • 2007
m
De hoofdarchitecten van het elektrische spoorlijntje: Tobias Eriksson (links) en Mathias Gustafsson; foto Jani Lastuniemi
Governance in actie
Plattelandsjongeren aan zet
In dit project is de Leader-methode heel ver doorgevoerd; jongeren beheren hun eigen „subprojecten” en er worden alleen activiteiten opgezet als de jongeren zich actief opstellen en goed duidelijk weten te maken wat ze nodig hebben en waarom projecten nodig zijn. Hoewel de inschrijvingsprocedure vereenvoudigd is, moeten ze nog steeds de projectbehoeften op schrift stellen, een begroting maken en aangeven waarom er aanvullende financiering nodig is. Het is onwaarschijnlijk dat een project als dit zonder financiering van Leader+ gerealiseerd zou kunnen worden. Veel belangrijker dan de financiering echter is het model waarin de Leadermethode voorziet. Het is moeilijk voor te stellen dat een dergelijk project zonder dit model van de grond zou zijn gekomen. Het project „Plattelandsjongeren aan zet” is niet het enige in zijn soort in Finland, want ook andere Finse LAG’s (Suupohjan Kehittämisyhdistys ry, Pirityiset ry, Yhyres-Kyrönmaan Kehittämisyhdistys ry, Pohjois-Kymen Kasvu ry) voeren vergelijkbare projecten uit.
Lidstaat: Finland Regio, district: VarsinaisSuomi Naam van de LAG: Samassa Veneessä, I samma Båt Inwoners: 30 000 Oppervlakte: 10 000 km2 (waarvan 2 000 km2 land) Totale kosten van het project: 79 930 EUR EU: 35 968,50 EUR Andere openbare middelen: 35 968,50 EUR Particuliere middelen: 7 993 EUR Periode waarin de projectuitgaven subsidiabel zijn: 11/2004-5/2007 Contactpersoon: Jani Lastuniemi Adres: Fredrikaplan 1 FI-21600 Pargas Tel. (358) 445 86 69 04 E-mail:
[email protected] Website: www.nuori.fi Foto’s beschikbaar gesteld door het Finse nationale netwerk
Leader+ Magazine
52
8 • 2007
NIEUWE LIDSTATEN Het Prepare-programma — ;JKOSPMJOEFWFSTUFSLJOHWBO netwerken voor het platteland door Michael Dower, Prepare-coördinator 2000-2006, en Urszula Budzich-Szukala, Prepare-coördinator 2006
I
n dit artikel wordt de rol beschreven van het Prepare-partnerschap voor het platteland van Europa en zijn bijdrage aan de vorming en versterking van netwerken voor het platteland in de nieuwe lidstaten van de EU en de toetredingslanden van Midden-Europa. Prepare beoogt het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol toe te bedelen en als partner te laten fungeren van overheden bij de ontwikkeling van plattelandsgebieden. Dit draagt bij aan een versterking van de „participerende democratie” en staat in nauw verband met de snelle groei die het initiatief Leader in Midden-Europa doormaakt.
kennis te nemen van initiatieven die daar op dorpsniveau worden ontplooid.
Het Prepare-programma en netwerken voor het platteland De oorspronkelijke Prepare-partners besloten samen te werken om de netwerkvorming of -versterking van maatschappelijke organisaties op het platteland in de toetredingslanden van Midden-Europa te bevorderen. Het Hongaarse plattelandsparlement, dat in 1998 in het leven werd geroepen, sloot zich met hulp van opnieuw Zweden hier al snel bij aan. De partners kwamen een programma overeen met een dubbele insteek: de ondersteuning van opkomende netwerken in bepaalde landen en de organisatie van multinationale evenementen om mensen uit allerlei landen bij elkaar te brengen zodat ze ideeën en ervaringen kunnen uitwisselen. Al spoedig bleek dat er geen standaardmodel voor nationale netwerken of bewegingen voor het platteland bestaat. Landen verschillen in grootte, in dorpsstructuren en in sociale, culturele en politieke tradities. De Prepare-partners wilden geen specifiek concept van een maatschappelijk middenveld opleggen. In plaats daarvan namen zij in elk land contact op met bestaande maatschappelijke organisaties en boden zij hulp aan bij het opbouwen of versterken van een nationale structuur met (waar mogelijk) sterke lokale wortels. In de afgelopen zes jaar hebben mensen in zeven MiddenEuropese landen, aangemoedigd en geholpen door Prepare, nationale netwerken voor het platteland opgezet. De netwerken variëren van „samenwerkingsfora” van allerlei uiteenlopende ngo’s tot netwerken van lokale plattelandsorganisaties en/of Leader-groepen. Deze zijn (in volgorde van oprichting): r IFU 4MPXBBLTF QMBUUFMBOETQBSMFNFOU PQHFSJDIU JO waarin nationale en regionale ngo’s bij elkaar komen en dat een sterke regionale structuur kent met vertakkingen naar microregio’s en groepen van het Leader-type; r IFU1PPMTFQMBUUFMBOETGPSVN PQHFSJDIUJOBMTCBTJTWPPS formele samenwerking tussen de rurale en milieu-ngo’s die over dit zeer uitgestrekte land verspreid zijn; r IFU 4MPWFFOTF OFUXFSL WPPS QMBUUFMBOETPOUXJLLFMJOH PQHFzet in 2002, waarin individuen, ngo’s en (meer recent) groepen van het Leader-type verenigd zijn;
Gebruikmaken van Prepare voor lokale activiteiten Het initiatief Prepare ging van start in 1999. Hieraan was een succesvolle „ambulante workshop voor Estland en Zweden” voorafgegaan die was opgezet naar aanleiding van een verslag aan het Europees Parlement over de perspectieven voor de ontwikkeling van het platteland in de toetredingslanden. De oorspronkelijke partners binnen het initiatief waren: Forum Synergies, een grensoverschrijdend netwerk voor duurzame ontwikkeling; Ecovast (European Council for the Village and Small Town — een Europese raad opgericht om de leefomgeving in plattelandsgemeenschappen te bevorderen en het rurale erfgoed te behouden); de Zweedse raad voor burgerinitiatieven (Folkrörelserådet Hela Sverige ska leva); en de Estse belangenorganisatie voor de dorpen (Kodukant). Deze organen streven ernaar de actieve betrokkenheid van plattelandsgemeenschappen te bevorderen met het oog op een verbetering van hun welzijn. In Zweden bijvoorbeeld kent het netwerk van de Zweedse raad voor burgerinitiatieven circa vierduizend groepen die in hun eigen dorpen activiteiten ontplooien en op regionaal en nationaal niveau een verbond vormen. Met hulp van Zweden startte Estland in 1992 in twee districten een initiatief om de betrokkenheid van de lokale bevolking te vergroten. Dit leidde tot de oprichting van Kodukant in 1997. De ambulante workshop die deze twee landen in 1999 aandeed, werd bezocht door vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) en overheidsinstanties uit alle toetredingslanden van Midden-Europa en maakte aanschouwelijk hoe mensen op het platteland eendrachtig de schouders eronder kunnen zetten om hun bestaan te verbeteren. Verder is gebleken hoe stimulerend het kan werken om een ander land te bezoeken en
Leader+ Magazine
53
8 • 2007
m
r EF -JUPVXTF CPOE WBO QMBUUFMBOETHFNFFOUFO PQHFSJDIU JO 2002: een onafhankelijke organisatie van actieve plattelandsgemeenten waarvan meer dan 350 lokale verenigingen lid zijn; r IFU-FUTQMBUUFMBOETGPSVN PQHFSJDIUJO XBBSJOOHPTFO partnerschappen van het Leader-type verenigd zijn; r EF5TKFDIJTDIFOBUJPOBMFXBBSOFNJOHTQPTU PQHF[FUJO door twaalf individuen/organisaties. Het netwerk daarvan omvat de landelijke vereniging voor plattelandsvernieuwing en meer dan veertig Leader-groepen; r IFU,SPBUJTDIFOFUXFSLWPPSQMBUUFMBOETPOUXJLLFMJOH PQHFricht in 2006, dat bestaat uit een groep van rurale ngo’s. De oprichting van elk van de vier laatstgenoemde instellingen is door de Prepare-partners bekostigd met genereuze subsidies van de C.S. Mott Foundation (1) die voor Prepare beschikbaar zijn gesteld. De eerste zes van de bovengenoemde netwerken zijn partners geworden in het Prepare-programma, net als de in 1997 opgerichte landelijke vereniging voor acties op dorpsniveau (Suomen Kylätoiminta ry), die een netwerk heeft waarbij een kleine vierduizend dorpsverenigingen zijn aangesloten. De partners richten zich momenteel op een versterking van het maatschappelijk middenveld in Roemenië, Bulgarije, de nieuwe buurlanden van de EU op de Balkan, te weten Bosnië-Herzegovina, Servië, Albanië en Macedonië, en het westelijk deel van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten, waaronder Oekraïne.
De uiteenlopende situatie op het gebied van de lokale overheden is van invloed op de vorm en het werk van de diverse nationale netwerken en fora. Al deze actoren streven naar capaciteitsopbouw bij hun aangesloten organisaties. In dat opzicht is de komst van Leader — als optioneel onderdeel van het communautaire beleid voor plattelandsontwikkeling dat in de nieuwe lidstaten vanaf mei 2004 van toepassing is — voor hen van grote betekenis geweest. Deze betekenis berust op drie punten: Leader-partnerschappen stellen het maatschappelijk middenveld in de gelegenheid om op een gestructureerde wijze met openbare en private organisaties samen te werken; Leader-groepen kunnen bouwen op een fundament van microregionale structuren waarbij ngo’s betrokken zijn; en Leader treedt op als tussenpersoon die actiegroepen op dorpsniveau en andere lokale ngo’s in contact brengt met nationale en Europese beleidsvormen en middelen. 1. Opleidingsprogramma’s. Met het oog hierop hebben verschillende Prepare-partners veel werk gestoken, in sommige gevallen met medefinanciering vanuit Prepare zelf, in opleidingsprogramma’s voor initiatiefnemers of organisatoren van Leaderprojecten. Een voorbeeld van een actie die op tijd kwam is een project uit 2003 genaamd „Voorbereiding van lokale gemeenschappen op acties van het Leader-type” van het Pools plattelandsforum, dat gezamenlijk werd gefinancierd door het Poolse fonds voor samenwerking en het Prepare-programma. De nadruk lag daarbij op de opleiding van docenten die op hun beurt de initiatiefnemers of lokale partnerschappen kunnen opleiden die in aanmerking komen voor Leader-subsidie. Het programma voorzag in een aantal opleidingsworkshops en twee studiebezoeken aan Ierland en Duitsland om te kijken hoe de Leaderwerkzaamheden daar worden aangepakt. Zowel de opleidingsworkshops als de studiebezoeken werden georganiseerd door het Prepare-netwerk.
De stem van plattelandsgemeenschappen Elke Prepare-partner streeft ernaar om op een wijze die past in de context van zijn land op te treden als spreekbuis voor plattelandsgemeenschappen tegenover met name de overheid, en rechtstreekse initiatieven van plattelandsgemeenschappen te bevorderen. De noodzaak van deze lokale niet-gouvernementele initiatieven verschilt per land en hangt met name af van de gemeentelijke structuren. Zo kennen Zweden, Finland en Estland grote gemeenten met vaak veel dorpen per gemeente. Dan is het heel nuttig als dorpen actiegroepen hebben die een soort „participerende democratie” vormen en de basisorganisaties zijn van nationale netwerken voor het platteland. In Hongarije, Tsjechië en Slowakije daarentegen zijn de gemeenten klein en de burgemeesters actief, waardoor er minder behoefte is aan een actiegroep per dorp. In deze landen is er structureel behoefte aan microregio’s die kleine of grote aantallen gemeenten in staat stellen samen te werken en daarbij ook samenwerken met of via een subregionale ngo.
Soortgelijke cursussen zijn gepromoot door het Slowaakse plattelandsparlement en vooraanstaande leden van het Hongaarse plattelandsparlement in hun respectieve landen. 2. Het Tsjechische voorbeeld. Tsjechië biedt een goed voorbeeld van de verbanden tussen Prepare en het initiatief Leader. Hier was Prepare de medefinancierder van twee fasen van activiteiten die werden verricht door twee regionale ngo’s, Omega Liberec en CpKP, voor de opleiding van initiatiefnemers om zo bij te dragen aan de totstandkoming en de tenuitvoerlegging van de eerste fase van de werkzaamheden van groepen van het Leader-type. Dankzij het Tsjechische Leader-programma, dat al van start ging zelfs voordat het land tot de EU was toegetreden, zijn deze groepen snel in aantal toegenomen. Vervolgens heeft de overheid intensief gebruikgemaakt van de Leader-voorziening in het kader van de tweede pijler van het Europees landbouwbeleid. Het resultaat is dat de ngo’s en andere actoren die bij de opleiding van initiatiefnemers betrokken waren, de nationale landbouwpost hebben opgericht die onderdak biedt aan het netwerk van Tsjechische Leader-groepen.
(1) De Charles Stewart Mott Foundation is een liefdadigheidsorganisatie die in 1926 is opgericht door Charles Stewart Mott. De organisatie beheert middelen ten behoeve van vier programma’s: „Civil Society” (maatschappelijk middenveld); „Environment” (milieu); „Flint Area” (de omgeving van de Amerikaanse stad Flint, waar de organisatie werd opgericht); en „Pathways Out of Poverty” (armoedebestrijding). De stichting legt zich toe op het steunen van projecten die een rechtvaardige, gelijke en duurzame samenleving bevorderen, alsmede van non-profitprogramma’s in heel de Verenigde Staten en, in beperkte mate, in het buitenland.
Leader+ Magazine
Het verband met Leader
54
8 • 2007
3. Multinationale evenementen. Prepare’s rol in de werkzaamheden op nationaal niveau is de activiteiten te bevorderen, deskundigen uit andere landen beschikbaar te stellen en waar nodig medefinanciering te verlenen. Aanvullend op deze nationale werkzaamheden heeft Prepare jaarlijks een of twee multinationale evenementen georganiseerd die mensen bij elkaar brengen uit alle nieuwe lidstaten en andere landen binnen en buiten de EU, zodat zij kennis kunnen nemen van de activiteiten van ngo’s en Leader-groepen en van gedachten kunnen wisselen over de snelle ontwikkeling van beleidspatronen en praktijken op het vlak van de plattelandsontwikkeling in de EU. Onderdeel van deze evenementen waren: een „ambulante workshop” die in 2000 en 2002 werd gehouden in Hongarije en Finland; de organisatie door REDR, het Spaanse Leader-netwerk, van een samenwerkingsforum in de stad Cáceres in Spanje, waaraan vijftig personen uit Midden-Europa deelnamen; en de belegging van een aantal Prepare-bijeenkomsten in de afgelopen vier jaar.
te kweken bij plattelandsgemeenschappen en om vertrouwensrelaties op te bouwen tussen overheden en maatschappelijke organisaties. Wij zijn dan ook zeer ingenomen met de bepaling in de ELFPOverordening (1) dat in elk nationaal programma voor plattelandsontwikkeling een belangrijk Leader-element en het opzetten van een nationaal netwerk voor het platteland moeten zijn vervat. Wij hopen dat er in alle nieuwe lidstaten en toetredingslanden een wijdverspreid net van Leader-groepen ontstaat dat ruimte biedt voor partnerschappen tussen overheden en maatschappelijke organisaties op subregionaal niveau en mensen op het platteland en actiegroepen op dorpsniveau helpt bij het vinden van kanalen naar landelijke en Europese beleidsvormen en fondsen. Ook hopen we dat formele netwerken voor het platteland zich zullen ontwikkelen tot en beheerd worden als open en dynamische entiteiten waarin alle belanghebbenden op het gebied van plattelandsontwikkeling, met inbegrip van maatschappelijke organisaties, volledig kunnen participeren, en die op samenhangende wijze aansluiten op de bestaande netwerken die opgezet zijn door de mensen zelf.
4. Ambulante workshops. Elk van deze bijeenkomsten, in Slowakije in 2003, in Bulgarije in 2004, in Litouwen in 2005 en in Tsjechië in 2006, ging gepaard met een „ambulante workshop” in het gastland en soms in de aangrenzende landen en met een driedaagse conferentie van een hoogst participatief karakter. De ambulante workshops vinden gewoonlijk plaats in minibusjes die plaats bieden aan maximaal vijftien personen. Deze workshops zijn om drie redenen van groot belang: ze smeden een hechte band tussen deelnemers uit verschillende landen; ze bieden de deelnemers inzicht in praktische projecten op lokaal niveau; en ze zorgen voor internationale erkenning van de lokale en subregionale gastheren. Prepare streeft er te allen tijde naar dat deelnemers afkomstig zijn van zowel ngo’s als overheden, omdat de partners (evenals Leader) erop gebrand zijn begrip te kweken en partnerschappen te smeden tussen deze twee sectoren.
Referentie In het rapport „The Rural Movements of Europe” wordt een beschrijving gegeven van nationale organisaties en netwerken voor het platteland in achttien Europese landen. Prepare heeft het rapport, geschreven door Vanessa Halhead, in 2005 gepubliceerd. De tekst van dit rapport en andere informatie over Prepare kunt u nalezen op de website www.preparenetwork.org.
5. Leader-groepen als gastheren. De Prepare-bijeenkomst in 2006 werd gehouden in Velehrad, in Zuidoost-Moravië, waarbij de Tsjechische nationale plattelandspost en het Tsjechische Leader-netwerk optraden als gastheer. Thema van de bijeenkomst was „De ontwikkeling en activiteit van lokale actiegroepen en hun rol in programma’s voor plattelandsontwikkeling”. De bijeenkomst werd voorafgegaan door vijf ambulante workshops met elk zo’n twaalf deelnemers. Praag was het startpunt waarvandaan elke minibus een verschillende route aflegde en daarbij drie, vier of zelfs vijf lokale actiegroepen aandeed. De bezoekers en gastheren toonden zich zeer enthousiast over de bezoeken. 6. Toekomstige uitdagingen. Vooruitkijkend naar het volgende EU-programma voor de periode 2007-2013 blijft Prepare zich inzetten voor een sterkere rol van het maatschappelijk middenveld en van de plattelandsgemeenschappen zelf alsmede voor een verbetering van het welzijn van de plattelandsbevolking, met name in de armste regio’s van Midden- en Oost-Europa. Wij geloven dat het maatschappelijk middenveld via ngo’s en nationale plattelandsorganisaties en -netwerken een vitale rol kan spelen bij de bevordering van zelfhulp onder rurale gemeenschappen en van doeltreffende partnerschappen tussen overheden en de bevolking. Het zal veel tijd en moeite kosten om zelfvertrouwen
Leader+ Magazine
(1) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).
55
8 • 2007
NIEUWS — NIEUWS — NIEUWS
Vergadering van het stuurcomité
van Leader+ en aansluitend het seminar van de Leader+Waarnemingspost (31 januari-1 februari 2007, Brussel)
Inleiding
volgende seminar werden workshops gehouden waarbij gedelegeerden de kans kregen om thema’s aan te snijden zoals: de uitvoering van de as Leader, toekomstige samenwerking binnen Leader en netwerkvorming op nationaal en Europees niveau. De belangrijkste punten, boodschappen en conclusies van de vergadering en het seminar zijn hieronder beknopt weergegeven. Nadere informatie, waaronder alle documentatie over het seminar, kunt u vinden op de website van Leader+: http://ec.europa.eu/ agriculture/rur/leaderplus/steercom/index_en.htm.
Het stuurcomité van Leader+ is als volgt samengesteld: vertegenwoordigers van de Europese Commissie; de Leader+-Waarnemingspost en zijn Contact Point; nationale overheidsinstanties, zoals nationale programmabeheerders of nationale bevoegde autoriteiten op het vlak van regionale programmering; de nationale netwerken; en uitgenodigde deskundigen. Deze vergaderingen zijn in de eerste plaats bedoeld om de vorderingen te volgen en te bespreken die op lidstaatniveau gemaakt zijn bij de tenuitvoerlegging van het initiatief Leader+, en om toezicht te houden op de afwikkeling van bepaalde onderdelen, bijvoorbeeld onderdeel 2: steun voor samenwerking tussen plattelandsgebieden. De zevende vergadering van het stuurcomité vond plaats in de ochtend van 31 januari 2007 en werd gevolgd door een anderhalve dag durend seminar van de Leader+-Waarnemingspost. Aan zowel de vergadering als het seminar werd deelgenomen door vertegenwoordigers uit de twee volgende lidstaten: Bulgarije en Roemenië. Op de vergadering van het stuurcomité ontvingen de circa honderd genodigden die de EU-27 vertegenwoordigden, recente informatie over de tenuitvoerlegging van Leader+ en de stand van zaken wat betreft de toekomstige programmeringsperiode. Een en ander geschiedde op basis van een plenaire vergadering waarbij een aantal presentaties werd gegeven. Op het daarop-
Leader+ Magazine
Het stuurcomité: de stand van zaken De plenaire vergadering werd geopend door José Manuel Sousa Uva, directeur Programma’s voor plattelandsontwikkeling van het DG Landbouw en plattelandsontwikkeling. Hij heette de aanwezigen welkom en leidde het thema van deze zevende vergadering in. Hij wees in het bijzonder op de aanwezigheid van vertegenwoordigers van de nieuwe lidstaten Bulgarije en Roemenië en moedigde hen en de anderen aan om te profiteren van de ervaring die met Leader+ is opgedaan. Ook bracht hij de deelnemers in herinnering dat het concept van Leader een wijze van experimenteren met nieuwe benaderingen van plattelandsontwikkeling behelst en wees hij op het belang van samenwerking en de rol van netwerken in dat kader. Er werd bij de deelnemers op aangedrongen de kansen die zich voordoen, ten volle te benutten en, niet in de laatste plaats, zich op de hoogte te stellen
56
8 • 2007
r UFS [BLF WBO BT NJMJFV FO OBUVVSWFSCFUFSJOH XPSEFO EF milieuactiviteiten over het algemeen als positief beoordeeld, doordat ze stevig gekoppeld zijn aan levenskwaliteit en projecten voor economische diversificatie, bijvoorbeeld toerisme- en recreatieprojecten.
van nuttige informatie over vorige en huidige programmeringsperioden. Jean-Michel Courades van de Leader+-Waarnemingspost gaf een samenvatting van de verslagen van de lidstaten (beschikbaar gesteld door de overheidsinstanties en nationale netwerken). Hij gaf te kennen dat de meeste lidstaten al ver gevorderd waren in het besteden van de toegewezen begrotingsmiddelen voor onderdeel 1 (geïntegreerde modelacties) en dat hun programma’s enig succes uitwezen in termen van nieuwe bedrijvigheid en gecreëerde banen. De optimistische toon hield aan bij onderdeel 2, aangezien in de meeste lidstaten, en met name in België, Denemarken, Frankrijk, Ierland, Italië en het VK, alle of vrijwel alle lokale actiegroepen aan samenwerkingsprojecten deelnemen. Een groot aantal nationale netwerken werkt al aan de ontwikkeling van gidsen, casestudies, databanken enzovoort om te voorzien in een kennisbestand dat mensen mede in de gelegenheid stelt om lering te trekken uit eerdere ervaringen met het oog op de nieuwe programmeringsperiode. Vermeldenswaardig zijn: onderwijs en opleiding inzake Leader en lokale methoden voor plattelandsontwikkeling; ervaringsoverdracht door vaststelling van goede praktijken (de succesvolle projecten); en goede samenwerkingspraktijken, die ook door verscheidene LAG’s worden gehanteerd. Veel nationale netwerken zijn met het oog op de nieuwe programmeringsperiode al bezig met de organisatie van opleidingsseminars en technische bijstand met een duidelijke nadruk op de toepassing van de Leader-methode voor as 3 van de nieuwe verordening. Verder werd erop gewezen dat er een selectie is gemaakt van LAG’s in Estland, Letland en Polen en dat er in Litouwen begonnen is met de tenuitvoerlegging van strategieën. Elena Saraceno gaf als uitgenodigde deskundige een presentatie over het belang dat er lessen worden getrokken uit Leader met het oog op de nieuwe verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling (ELFPO). De eerste bevindingen van een lopend onderzoek naar Leader+-projecten die getuigen van goede praktijken, laten zien in hoeverre de Leader-methode vruchten zou kunnen afwerpen voor de toekomstige assen. Het onderzoek zal in een nog te verschijnen eindrapport worden opgenomen. De bevindingen komen op het volgende neer: r EF-FBEFSNFUIPEFMJKLUIFUNFFTUWFFMCFMPWFOEWPPSBDUJWJteiten met betrekking tot het prioritaire strategische thema „levenskwaliteit” en de bevordering van diversificatie (as 3). Hierbij is sprake van een merkbaar sterkere band in NoordEuropese landen en met bepaalde doelgroepen, zoals vrouwen en jongeren;
Leader+ Magazine
In nog twee andere presentaties werden i) de contouren aangegeven van bevindingen uit een lopend onderzoek naar de voordelen van samenwerking in het kader van Leader+ voor de lokale gebieden en ii) de gedachten van de Europese Commissie uiteengezet over samenwerking voor de as Leader van de ELFPOverordening.
Een seminar voor het verkennen en begrijpen van de Leader-methode In het kader van dit seminar zijn drie workshopbijeenkomsten gehouden om de deelnemers in de gelegenheid te stellen standpunten en ervaringen uit te wisselen en relevante vragen te stellen. Een en ander was gestructureerd op basis van een vragenlijst die werd gebruikt om inzicht te verschaffen in belangrijke vraagstukken die het onderwerp van workshops zouden kunnen vormen en om de relevante aandachtspunten voor elk onderwerp in kaart te brengen. De resultaten werden tijdens de plenaire eindzitting gepresenteerd waarna het tijd was voor vragen en antwoorden. Hieronder volgt een overzicht van de resultaten die de discussies in de drie workshops hebben opgeleverd. Nadere details kunt u nalezen op de eerdergenoemde website. Workshop A, waarin de uitvoering van de as Leader zou worden behandeld, werd opgesplitst in twee subworkshops, in de ene werd gekeken naar praktische aspecten in verband met methodieken en beheer en in de andere werd onderzocht hoe verbanden konden worden gelegd tussen de as Leader en andere assen van de ELFPO-verordening enerzijds en andere programma’s anderzijds. Er werd opgemerkt dat LAG’s te veel tijd besteden aan administratieve zaken en om dat probleem te ondervangen zouden niet zij betalingen moeten verrichten (als ze niet over voldoende mensen en middelen beschikken, wat soms het geval is), maar het nationale betaalorgaan. Het werk van de LAG’s, en dat geldt vooral voor nieuwe LAG’s, kan het best worden gesteund door de nationale netwerken die seminars en doelgerichte workshops organiseren voor het verstrekken van informatie en opleiding. Deze aanpak houdt tevens verband met capaciteitsopbouw en het vermogen dat de LAG’s hieruit putten om de lo-
57
8 • 2007
m
kale ontwikkelingsstrategie ten uitvoer te leggen. Wat integratie betreft, werd het vanzelfsprekend geacht dat de situatie in de lidstaten verschilde afhankelijk van de aanpak die wordt gehanteerd. In sommige gevallen moet Leader in alle assen worden geïntegreerd en in andere gevallen slechts in een of twee assen, hetgeen vanzelfsprekend inhoudt dat sommige sectoren/actoren worden uitgesloten van de nieuwe verordening. Landbouwers en hun organisaties werden beschouwd als belangrijk voor plattelandsnetwerken (zie onder) en gepoogd moet worden om ze bij plattelandsontwikkeling niet alleen maar als „objecten” maar ook als „subjecten” te zien. Het creëren van verbanden met andere programma’s leidt tot afbakeningsproblemen en dat geldt niet in het minst voor het Europees Visserijfonds (EVF), dat ook de Leader-methode zal toepassen. Dit brengt het risico met zich mee van overlappende programma’s voor as 3 waarbij de kans bestaat dat LAG’s in het vaarwater komen van het ELFPO en EVF. In workshop B werd gekeken naar de toekomst van de samenwerking binnen Leader. Enkele punten hieromtrent in het kader van Leader+ blijven de aandacht vragen, niet in de laatste plaats het verschil in ervaring en het ontbreken van gemeenschappelijke procedures, met name op nationaal niveau, bij de uitvoering van samenwerkingsprojecten. Er is in de nieuwe lidstaten grote behoefte aan capaciteitsopbouw, die het best kan worden verwezenlijkt door ervaringen uit te wisselen (personeel) en specifieke financiële bijstand te verlenen (door de programmabeheerder) om de kosten te dekken van eerste bijeenkomsten (waarin in sommige lidstaten al wordt voorzien). Daarnaast werd geopperd dat de Europese Waarnemingspost in een vroeg sta-
dium samenwerkingsevenementen moet organiseren waarbij gebruik wordt gemaakt van ondersteunende instrumenten (gidsen, projectideeën enz.) en nauw moet samenwerken met de programmabeheerders voor de opstelling van een samenwerkingshandboek. Voorts moeten de verschillende partijen op regionaal, nationaal en Europees niveau beter met elkaar communiceren. Workshop C was gericht op vraagstukken die verband hielden met nationale en Europese netwerkvorming. In de discussies kwam naar voren dat er duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen de rollen van de nationale netwerken en het Europese netwerk voor het platteland. Verder was het overduidelijk dat de oude en de nieuwe lidstaten niet alleen moeten samenwerken maar ook ervaringen moeten uitwisselen en dat het Europees netwerk voor het platteland in een vroeg stadium operationeel moet zijn. Er werd gezegd dat alle belanghebbenden (de landbouwgemeenschap in het bijzonder) bij een breder netwerk moeten worden betrokken en dat er horizontale acties moeten komen om te voorkomen dat er segmentatie in het netwerk optreedt langs de lijnen van de vier ELFPO-assen. In dat opzicht kan samenwerking met informele netwerkverbanden van LAG’s een welkome aanvulling zijn op diensten, waarvoor op zichzelf een bepaalde organisatorische link nodig kan zijn. Voorts werden er enkele gedachten gewijd aan de positie van de nationale netwerken, die in bepaalde lidstaten organen binnen het ministerie zijn terwijl andere nationale netwerken juist zijn geëxternaliseerd. In beide gevallen kunnen sterke argumenten vóór of tegen worden aangevoerd.
Veel extra informatie over Leader+ en een aantal handige interactieve tools kunt u vinden op de website: http://ec.europa.eu/leaderplus
Leader+ Magazine
58
8 • 2007
Leader+ Magazine 3 4
8
In vogelvlucht… r (PWFSOBODF
Leader+ Magazine Leader+ Magazine XPSEUESJFNBBMQFSKBBSVJUHFHFWFOEPPSEF8BBSOFNJOHTQPTUWPPSQMBUUFMBOET HFCJFEFO
Leader+ in actie r %VJUTMBOE8BBSFOFSHJFFFOFSWBSJOHXPSEU r *FSMBOE*OOPWBUJFJOFFOCFESJKGPQIFUQMBUUFMBOE r ;XFEFO4BMUÅOHTMBNNMBOETDIBQTCFIPVEFOLXBMJUFJUTWPFETFMHBBOIBOEJOIBOE r -VYFNCVSH1*3PQSFHJPOBBMOJWFBVXFSLFONFUKPOHFNFOTFO In de schijnwerpers r 3FHJPOBMFHPWFSOBODF(FWPMHFOWPPS-FBEFS
12
Het verbeteren van de levenskwaliteit in plattelandsgebieden r /FEFSMBOE'PDVT,SPNNF3JKOLXBMJUFJUWBOIFUEPSQTMFWFO r 0PTUFOSJKL)FS[UÕOFWSPVXFOOFUXFSL-BNNFSUBM
18
Het creëren van meerwaarde voor plaatselijke producten r 7FSFOJHE,POJOLSJKL0OUXJLLFMJOHWBOEFDPÕQFSBUJF)FTLFU/FXNBSLFU#SFXFSZ r 'SBOLSJKL&FOJOWFOUBSJTBUJFWBOLFOOJT
Leader („Links between Actions for the Development of the Rural Economy”) is een communautair JOJUJBUJFGXBBSUPFEF&VSPQFTF$PNNJTTJFEFBBO[FUIFFGUHFHFWFOFOEBUHFDPÕSEJOFFSEXPSEUEPPS IBBSEJSFDUPSBBUHFOFSBBM-BOECPVXFOQMBUUFMBOETPOUXJLLFMJOH EJFOTU' %FJOIPVEWBO-FBEFS .BHB[JOFHFFGUOJFUOPPE[BLFMJKLEFPQWBUUJOHFOXFFSWBOEFJOTUFMMJOHFOWBOEF&VSPQFTF6OJF Redactie: &VSPQFTF8BBSOFNJOHTQPTUWPPSQMBUUFMBOETHFCJFEFO Juridisch verantwoordelijke functionaris: +PTFñOF-PSJ[)PíNBOO &VSPQFTF$PNNJTTJF %(-BOE CPVXFOQMBUUFMBOETPOUXJLLFMJOH EJFOTU' 8FUTUSBBU ##SVTTFM Aan dit nummer hebben bijgedragen: OBUJPOBMFOFUXFSLFOFOMPLBMFBDUJFHSPFQFOWBO-FBEFS
24
Een optimaal gebruik van natuurlijke en culturele rijkdommen r ;XFEFO#F[PFL0MPGTUSÕNNBBUXFSLNFUOJFVXFUFDIOPMPHJF r (SJFLFOMBOE0OUEFLEFWFSCPSHFOOBUVVSHFIFJNFOWBO;BLZOUIPT
31
De toepassing van nieuwe knowhow en nieuwe technologieën r %FOFNBSLFO#SFFECBOEWFSCJOEJOHFOWPPSEFLMFJOFFJMBOEFOWBO%FOFNBSLFO r #FMHJÌ0OUXJLLFMJOHWBOFFOJOUSBHFNFFOUFMJKLJOTUSVNFOUWPPSSFHJPOBMFPOUXJLLFMJOH
38
Samenwerking bij plattelandsontwikkeling r 1PSUVHBMFO4QBOKF3PVUFT[POEFSCBSSJÍSFT r *UBMJÌ 4QBOKF 'SBOLSJKL 1PSUVHBMFO;XFEFO&VSPQFTFQFMHSJNTSPVUFTEF7JB'SBODJHFOBFO de Camino de Santiago de Compostela
46
Vrouwen en jongeren in Leader+ r 0PTUFOSJKL*OUFSWJFXNFU6STVMB.BSJOHFS -"(NBOBHFS r 'JOMBOE1MBUUFMBOETKPOHFSFOBBO[FU
53
Nieuwe lidstaten r )FU1SFQBSFQSPHSBNNB;JKOSPMJOEFWFSTUFSLJOHWBOOFUXFSLFOWPPSIFUQMBUUFMBOE
56
Leader+ Nieuws r 7FSHBEFSJOHWBOIFUTUVVSDPNJUÊWBO-FBEFS FOBBOTMVJUFOEIFUTFNJOBSWBOEF -FBEFS 8BBSOFNJOHTQPTU KBOVBSJGFCSVBSJ
#SVTTFM
Foto’s: GPUPT[JKOIFUBVUFVSTSFDIUFMJKLFJHFOEPNWBOEF&VSPQFTF$PNNJTTJF UFO[JKBOEFSTJTBBOHF HFWFO Leader+ Magazine XPSEUVJUHFHFWFOJOPî DJÌMFUBMFOWBOEF&VSPQFTF6OJFFOIFFGUFFOPQMBHF WBOFYFNQMBSFO Nadere informatie: 8FCTJUFIUUQFDFVSPQBFVMFBEFSQMVT &VSPQFTF(FNFFOTDIBQQFO ¥ 0WFSOFNJOHNFUCSPOWFSNFMEJOHUPFHFTUBBO 5FLTUWPMUPPJEJOKVOJ Printed in Belgium GEDRUKT OP WIT CHLOOR VRIJ
PAPIER
Voor extra exemplaren van het Leader+ Magazine De Europese Commissie wil er met dit magazine voor zorgen dat het publiek gemakkelijker toegang krijgt tot — correcte en actuele — informatie over het communautaire initiatief Leader+. Gesignaleerde fouten worden zo snel mogelijk gecorrigeerd. U dient er wel rekening mee te houden dat de Commissie niet verantwoordelijk is voor de informatie in dit magazine, met name waar het de financiële gegevens over de beschreven projecten en de subsidiabiliteit van de uitgaven betreft. Elk gebruik van de informatie gebeurt dus op eigen verantwoordelijkheid. De lezer wordt dan ook geadviseerd uiterst omzichtig met deze gegevens om te gaan.
Leader+ Magazine
2
8 • 2007
LVOUVFFOFNBJMTUVSFOOBBS"(3*Ŭ-&"%&31-64Ŭ16#-*$"5*0/4!FDFVSPQBFV 6EJFOUJOEFFNBJM GBYPGCSJFGVXWPMMFEJHF/"8HFHFWFOTUFWFSNFMEFOFOIFUBBOUBMHFXFO TUFFYUSBFYFNQMBSFOFOEFUBBMWFSTJFWBOIFU-FBEFS .BHB[JOF
Profiel Leader+
K3-AF-07-002-NL-C
Naam: Leader („Links between Actions for the Development of the Rural Economy”)
Type programma:
Europese Commissie
communautair initiatief
Doelgebieden:
,EADER .BHB[JOF
Leader+ is opgebouwd rond drie onderdelen: r POEFSEFFM4UFVOWPPSHFCJFETHFCPOEFOHFÐOUFHSFFSEFFOFYQFSJNFOUFMFTUSBUFHJFÌOWPPSQMBUUF MBOETPOUXJLLFMJOH PQCBTJTWBOFFOtCPUUPNVQuCFOBEFSJOH r POEFSEFFM4UFVOWPPSTBNFOXFSLJOHTWFSCBOEFOUVTTFOQMBUUFMBOETHFCJFEFO r POEFSEFFM/FUXFSLWPSNJOH
Prioritaire strategische thema’s: de volgende prioritaire thema’s zijn door de Commissie voor Leader+ vastgelegd: r IFUDSFÌSFOWBONFFSXBBSEFWPPSEFOBUVVSMJKLFFODVMUVSFMFSJKLEPNNFO NFUJOCFHSJQWBOEFHFCJFEFO WBODPNNVOBVUBJSCFMBOH r IFUWFSCFUFSFOWBOEFMFWFOTLXBMJUFJUJOEFQMBUUFMBOETHFCJFEFO r IFUDSFÌSFOWBONFFSXBBSEFWPPSQMBBUTFMJKLFQSPEVDUFO NFUOBNFEPPSWJBDPMMFDUJFWFNBBUSFHFMFOEF UPFHBOHUPUEFNBSLUFOWPPSLMFJOTDIBMJHFQSPEVDUJFTUSVDUVSFOUFWFSHFNBLLFMJKLFOFO r IFUHFCSVJLWBOOJFVXFLOPXIPXFOWBOOJFVXFUFDIOPMPHJFÌOPNEFQSPEVDUFOFOEJFOTUFOWBOEF QMBUUFMBOETHFCJFEFODPODVSSFSFOEFSUFNBLFO
Begunstigden en projecten die voor subsidiëring in aanmerking komen: ñOBODJÌMF CJKTUBOE EPPS -FBEFS XPSEU UPFHFLFOE BBO QBSUOFSTDIBQQFO FO MPLBMF BDUJFHSPFQFO -"(T XBBSWBOEFMFEFOBGLPNTUJH[JKOVJUEFPQFOCBSF QBSUJDVMJFSFFOOPOQSPñUTFDUPSFOFOEJFUPUUBBLIFCCFO MPLBMFPOUXJLLFMJOHTQSPHSBNNBTJOIVOSFHJPUFOVJUWPFSUFMFHHFO-FBEFS JTPQHF[FUPNEFCFUSPLLFO partijen in de plattelandsgebieden te helpen om zich vanuit een langetermijnperspectief te bezinnen op het POUXJLLFMJOHTQPUFOUJFFM WBO IVO HFCJFE .FU IFU JOJUJBUJFG XPSEU PPL CFPPHE HFÐOUFHSFFSEF LXBMJUBUJFG IPPHXBBSEJHFFOPSJHJOFMFTUSBUFHJFÌOWPPSEVVS[BNFPOUXJLLFMJOHUFCFWPSEFSFO BMTNFEFOBUJPOBMFFO HSFOTPWFSTDISJKEFOEFTBNFOXFSLJOH5FOFJOEFEFDPNNVOBVUBJSFNJEEFMFOBBOEFNFFTUWFFMCFMPWFOEF WPPSTUFMMFOUFCFTUFEFOFOIFUIFGCPPNFíFDUFSWBONBYJNBBMUFCFOVUUFO [BMTMFDIUTFFOCFQFSLUBBOUBM HFCJFEFO OBFFOPQFOFOTUSFOHFTFMFDUJF WPPSDPNNVOBVUBJSFTUFVOJOBBONFSLJOHLPNFO Binnen elk lokaal ontwikkelingsprogramma kunnen afzonderlijke projecten die passen binnen de lokale TUSBUFHJF JOBBONFSLJOHLPNFOWPPSTVCTJEJÌSJOH-FBEFS TUFVOUBMMFNBBUSFHFMFOEJFJOBBONFSLJOHLPNFO WPPSñOBODJFSJOHVJUIFU&VSPQFFT0SJÌOUBUJFFO(BSBOUJFGPOETWPPSEF-BOECPVX &0('-
IFU&VSPQFFT 'POETWPPS3FHJPOBMF0OUXJLLFMJOH &'30 FOIFU&VSPQFFT4PDJBBM'POET &4' 0QIFUOJWFBVWBOEFCFTMVJUWPSNJOHWBOEF-"(TNPFUFOEFFDPOPNJTDIFFOTPDJBMFQBSUOFSTFOWFSFOJHJO HFOUFONJOTUFQSPDFOUWBOIFUQMBBUTFMJKLFQBSUOFSTDIBQVJUNBLFO
IN DE SCHIJNWERPERS: Governance binnen Leader+
Duur van de programmeringsperiode:
Communautaire subsidie: FUPUBMFCFHSPUJOHWPPSEFQSPHSBNNBTJT NJMKPFO&63 XBBSWBO NJMKPFO&63 NJM E KPFOOBEFUVTTFOUJKETFJOEFYFSJOH BGLPNTUJHJTVJUIFU&0('-0SJÌOUBUJFFOIFUSFTUFSFOEFCFESBHVJUPQFO CBSFFOQBSUJDVMJFSFCJKESBHFO
ISSN 1830-110X
NL t