Cornips, L. Etnisch Nederlands in Lombok (2002). In: Een buurt in beweging Talen en Culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal. Hans Bennis, Guus Extra, Pieter Muysken en Jacomine Nortier (red.). Amsterdam, Stichting Beheer IISG.
Etnisch Nederlands in Lombok Leonie Cornips
Veel allochtone jongeren die in Nederland geboren en getogen zijn, spreken vloeiend Nederlands. In de Utrechtse wijk Lombok is een vriendengroep gevolgd van acht allochtone (Marokkaanse, Turkse en één Surinaamse) jongens van ongeveer twintig jaar oud.1 Deze vriendengroep is vrij uniek zij onderling hechte vriendschappen onderhouden en daarvoor het Nederlands als omgangstaal gebruiken. Deze jongens spreken inderdaad vloeiend Nederlands maar toch verschillen zij in hun Nederlands op minimale wijze van hun autochtone leeftijdgenoten. Het verschil zit 'm in de kleine woordjes. Het maakt niet uit of deze jongeren van huis uit Marokkaans-Arabisch, Berber of Turks spreken;2 zij laten in meer of mindere mate op dezelfde wijze kleine woorden weg of zij gebruiken talige elementen op geheel eigen wijze. Dit eigen gebruik van talige elementen is van groot belang in het ontstaan van etnische variëteiten van het Nederlands. Etnische groepen kunnen een eigen variëteit van het Nederlands ontwikkelen als zij langzamerhand op het Nederlands overstappen ten koste van de taal die zij van hun ouders geleerd hebben zoals het Berber of het Turks. Zij kunnen hun gesproken variëteit van het Nederlands dan als drager van hun etnische identiteit beschouwen. Zij kunnen aan dit eigen gebruik van talige elementen herkend worden en zij wìllen ook aan dit gebruik herkend worden. In dit artikel laat ik zien dat deze jongens een etnische variëteit van het Nederlands spreken. Bovendien spreken zij ook in meerdere of mindere mate Utrechts dialect. Het is interessant dat de jongens die in meerdere mate een etnische variëteit van het Nederlands spreken, ook in meerdere mate Utrechts spreken. Etnisch Nederlands: kleine woorden Cengiz3 van Turkse herkomst zegt over zijn vrienden: Nou, de meeste ken ik wel van basisschool. en hij zegt over zijn opleiding: Ik begon eerst met assistentopleiding
1 2 3
Boumans e.a. 2001. Cornips en Jongenburger 1999. De namen van de informanten zijn om redenen van privacy gewijzigd.
Het valt op dat Cengiz geen lidwoord gebruikt vóór de naamwoorden basisschool en assistentopleiding. Ook zegt hij assistentopleiding - dus assistent in het enkelvoud - in plaats van het correcte assistentenopleiding. Cengiz laat dus kleine woordjes, als het bepaald lidwoord de voor een naamwoord, weg. Misschien doet Cengiz dit wel omdat je in het Nederlands ook het lidwoord de weglaat als je geen basisschool maar school zegt: Nou, de meeste ken ik wel van school. Maar dit verklaart dan niet waarom Cengiz in het bovenstaande voorbeeld ook het lidwoord voor opleiding weglaat want dit naamwoord heeft wel een lidwoord nodig. Een andere verklaring is wellicht dat Cengiz het bepaald lidwoord weglaat omdat hij naast vloeiend Nederlands ook vloeiend Turks spreekt en het Turks géén bepaald lidwoord, zoals de of het heeft. In het Turks betekent ev 'huis' zonder bepaald lidwoord het huis. In het Turks hoef je dus geen bepaald lidwoord te gebruiken. Alleen wanneer je 'n huis in het Turks wil zeggen, zet je het woord bir ervóór, dus bir ev betekent ’n huis.4 Misschien denkt Cengiz dus dat het Nederlands in dit opzicht op het Turks lijkt. Maar bij nader inzien blijkt dat niet zo te zijn want Cengiz gebruikt wel degelijk het bepaald lidwoord de bijna altijd goed. Hij gebruikt dit bepaald lidwoord in het volgende voorbeeld correct. Het naamwoord Marokkaanse jongens is meervoudig: Ik vind het ook een beetje schuld van de Marokkaanse jongens moet ik zeggen Cengiz gebruikt het lidwoord de ook correct bij speciale gevallen zoals voorafgaand aan de vorm van het adjectief meeste en jongste in de overtreffende trap: Nou, de meeste ken ik wel van basisschool en Ik ben de jongste thuis Ook gebruikt Cengiz het bepaald lidwoord de correct indien het naamwoord niet in het meervoud kan voorkomen: En het is gelijk verpest voor de rest. Uhh &d dan ga je de verzorging in ofzo Dat gebeurt ook, dat wordt rechtstreeks uit de Koran gehaald. Ten slotte gebruikt Cengiz het lidwoord de correct wanneer het naamwoord zowel bepaald als onbepaald kan voorkomen. In het eerstgenoemde geval, zoals in de volgende voorbeelden, veronderstelt Cengiz dat het bij de hoorder bekend is om welke CD en grondwet het gaat. In het laatstgenoemde geval, dus wanneer Cengiz gekozen zou hebben voor het onbepaald lidwoord een, is dat niet het geval: Maar ook echt echt gewoon een nummer uit de hele CD he. Ongeacht ras, huidskleur, geloof zoals het in de grondwet staat, he. 4
Zie Boumans e.a. 2001: 116
Al met al is er weinig aanleiding dat Cengiz het Nederlands op het Turks vindt lijken. Immers in het Turks gebruik je nooit een bepaald lidwoord en dat doet Cengiz wel degelijk en op correcte wijze. Soms laat hij het bepaald lidwoord weg òf - en dat is heel interessant - soms gebruikt Cengiz het lidwoord de waar in het Nederlands het bepaald lidwoord het, afhankelijk van het grammaticaal geslacht van het zelfstandig naamwoord, vereist is. Cengiz maakt een onderscheid tussen de- en het-woorden maar hij gebruikt veel woorden die in het Nederlands onder het-woorden vallen, als dewoorden. Zo zegt Cengiz: Aan de uitgaansleven in Utrecht? Dan is eh zitten we in de laatste jaar. Cengiz is niet de enige die dit doet. Ook de andere jongens gebruiken vaker de in plaats van het. Hieruit blijkt dat dit verschijnsel niets met het Turks spreken van Cengiz te maken heeft aangezien de andere jongens niet het Turks maar het Berber en/of het Marokkaans-Arabisch spreken. Zo zegt Abdelkhalek [Marokkaans, spreekt Berber]: We vinden wij toch altijd da's altijd de de serieuze type, da's altijd de meest serieuze type. En Anouar [Marokkaans]: Maar ja wij noemen hem ook eh zeg maar de man met de boek. en Jit [Surinaams] doet het ook; hij gebruikt de aanwijzende voornaamwoorden die en deze die aan de-woorden voorafgaan in plaats van het correcte dat en dit die bij hetwoorden horen: En toen zeiden ze we zijn met zijn drieën maar we moeten die optreden doen. en Ja, deze gedeelte hoeft dus eigenlijk niet in het boek. De andere jongens geven dus ook de voorkeur aan het bepaald lidwoord de in plaats van het. De voorkeur voor de in plaats van het is niet zo verwonderlijk als we weten dat in het Nederlands slechts één op de vier zelfstandige naamwoorden een het-woord is en dat naamwoorden in het meervoud alleen met het lidwoord de (of met géén lidwoord) gecombineerd kunnen worden.5 Wat nog meer is, zij gebruiken ook de in plaats van het onbepaalde lidwoord een. Zo zegt Noureddine [Marokkaans, spreekt Arabisch]: Ja, dat is toch de beetje volwassenheid. én gebruiken zij de daar waar geen lidwoord nodig is. Orhan [Turks] zegt: Eh nee, ze heeft eh HAVO hier gestudeerd de Atheneum
5
Zie Extra 1978
Al met al vertonen deze jongens een tendens om het gebruik van de uit te breiden naar gevallen waarin in het Nederlands het of geen lidwoord gebruikt wordt. We zien zelfs aanwijzingen dat de gebruikt wordt op plaatsen waar een onbepaald lidwoord zou moeten staan. Etnisch Nederlands wordt gekenmerkt door een overgeneralisatie van de. Het grammaticaal geslacht van het naamwoord is in het Nederlands niet alleen te zien aan het bepaald lidwoord de of het maar onder andere ook aan het adjectief als het zelfstandig naamwoord onbepaald is. Opvallend is dat Aziz [Marokkaan] een uitgangs-e achter het adjectief Marokkaans plakt. Aziz zegt het volgende over zijn toekomst: Als ik ooit met een Marokkaanse meisje ga trouwen. Anouar [Marokkaans] doet dat ook bij klein en verkeerd: Als ze maar een kleine verkeerde ding doen, dan ben ik meteen pissig. Net als Jit [Surinaams] bij goed: Ik hoop dan zelf dat ik mijn doel heb bereikt, dus een eigen zaak en een goeie diploma Ook deze toevoeging van het kleine element -e laat zien dat de jongens het- als dewoorden behandelen. Immers, in het Nederlands krijgt een adjectief een -e opgeplakt, tenzij het naamwoord een enkelvoudig, onbepaald het-woord is: groot/grote:
het-woord een groot huis (een grote huis) een goed huis (een goeie huis)
de-woord een grote tafel (een groot tafel) een goede tafel (een goed tafel)
Ook uit dit verschijnsel blijkt het Nederlands van de jongens een etnische variëteit te zijn. Ze spreken vloeiend Nederlands maar zij doen dat anders dan hun autochtone leeftijdgenoten. Naamwoorden met een (on)bepaald lidwoord(en) spelen ook een belangrijke rol bij zogenaamde 'er-zinnen'.6 In er-zinnen mogen wel onbepaalde naamwoorden zoals een kleine koning voorkomen: 'Er was eens een kleine koning...' maar geen bepaalde naamwoorden zoals 'Er was eens de kleine koning... (fout). We weten uit taalverwervingsliteratuur hoe moeilijk dit verschijnsel is voor iedereen die het Nederlands als tweede taal moet leren. Hoezeer de jongens vloeiend Nederlands spreken blijkt wel uit het feit dat zij dit onderscheid tussen bepaalde en onbepaalde naamwoorden in er-zinnen probleemloos toepassen. Dus hoewel ze soms het verschil tussen het/de-woorden (bepaalde naamwoorden) en een-woorden (onbepaalde naamwoorden) neutraliseren, doen zij dat niet als de grammatica van de er-zin dat eist: Nee, nog niet, maar er zal een tijd komen. [Cengiz, Turks] Of er een uhh zaaltje is waar wij zondags kunnen trainen. [Osman, Turks]
6
Zie Muysken 1999.
Er zijn er een paar hoor alleen ik vergeet ze ook meestal hoor. [Orhan, Turks] Dat er een adviseur bij hun langs kan komen. [Jit, Surinaams] Ook plaatsen zij in de er-zin -geheel correct- geen bepaald lidwoord vóór het meervoudig naamwoord: Want er zijn echt waar, er zijn genoeg buurthuizen [Aziz, Marokkaans] Zijn er dan bepaalde redenen.[Cengiz, Turks] Tuurlijk zijn er vrienden langsgekomen en weer weggegaan. [Orhan, Turks] Maar er zitten ook Turken en dinges er tussen. [Jit, Surinaams] Slechts één keer gebruikt Aziz een er-zin in combinatie met een bepaald naamwoord, namelijk die zwarte magie dat niet geoorloofd is: Zo Cengiz, is er die zwarte magie thuis? [Aziz, Marokkaans] Werkwoordsvolgorde Naast het afwijkend lidwoord en adjectief gebruik kan ook de volgorde in de zin anders zijn dan in het Nederlands van de autochtone leeftijdgenoten. Zo zet Anouar de persoonsvorm heb op de derde plaats in de hoofdzin in plaats van op de tweede: Daarom ik heb dat probleem niet want ik weet niet wat het probleem is. Anouar doet dit slechts één keer en ik kom dit verschijnsel bij de andere jongens niet tegen. Uit veel onderzoek blijkt dat moedertaalsprekers van het Frans en het Engels die Nederlands spreken ook vaak dit soort zinnen zeggen.7 Dit verschijnsel kan dus thuishoren in het Nederlands van tweetalige sprekers maar het komt in het Nederlands van deze jongens te weinig voor om het tot het Etnisch Nederlands van deze vriendengroep te rekenen. Hoe meer de jongens gemotiveerd zijn om het Nederlands vloeiend te spreken en/of hoe positiever zij ten opzichte van het Nederlands staan, hoe groter de kans dat deze jongens het Nederlands gaan spreken zoals hun autochtone leeftijdgenoten dit doen. Vanuit deze invalshoek kan het gebruik van talige karakteristieken wijzen op mindere motivatie en/of een negatievere houding ten opzichte van het Nederlands waardoor een permanente blokkade in het verwervingsproceskan ontstaan. Echter, de vriendengroep kan deze taalkenmerken ook (onbewust) inzetten om voor zichzelf een specifieke sociale identiteit te markeren in een dynamische multiculturele setting veroorzaakt door migratie en minderheidsvorming. Zij willen aan hun eigen gebruik van talige elementen als etnische groep herkend worden en zij kunnen daaraan ook herkend worden door andere sprekers van het Nederlands. Deze talige karakteristieken van een etnische minderheidsgroep kunnen op hun beurt weer een talige verandering in gang zetten die het Nederlands en/of het Utrechts dialect van de hele taalgemeenschap en dus ook van de sprekers uit de sociologisch dominante meerderheidsgroep beïnvloeden.8
7 8
Zie Appel en Muysken 1987. Zie Horvath 1985.
In de literatuur zijn genoeg voorbeelden van etnische variëteiten te vinden, bijvoorbeeld bij Italiaanse Amerikanen die Engels spreken. Deze Italiaanse Amerikanen gebruiken vaak geen onderwerp, zoals I 'ik' in de onderstaande zin.9 Andere Amerikanen gebruiken het onderwerp wel: Go to a movie (in plaats van: I go to a movie) 'ga naar een film' Uitdrukkingen Naast het eigen gebruik van kleine woorden en elementen, gebruikt de vriendengroep ook veel vaststaande uitdrukkingen of gezegden net even anders dan autochtone leeftijdgenoten. Vaststaande uitdrukkingen worden pas laat in het verwervingsproces geleerd. Dat komt omdat de figuurlijke betekenis apart geleerd moet worden als een op zichzelf staande combinatie. De betekenis ervan is niet een resultaat van het toepassen van grammaticaregels. De Engelse uitdrukking It's raining cats and dogs betekent niet letterlijk dat er katten en honden uit de lucht vallen, maar dat het heel erg hard regent. Het Nederlands van de vriendengroep bevat vele uitdrukkingen die net even van het Nederlands afwijken. Zo zegt Cengiz de kam in plaats van één kam: Bijna allemaal, ik scheer ze niet allemaal over de kam. en: 'Toen ben ik op de laagste trap begonnen op de assistentopleiding' in plaats van 'toen ben ik op de onderste tree begonnen'. Jit [Surinaams] zegt: 'Ik zou haar denk ik ook niet meer zo recht in haar gezicht kunnen aankijken' in plaats van 'ik kijk haar recht in het gezicht' of 'ik kijk haar recht aan'. Abdelkhalek[Marokkaans] heeft het over een dom en niet over een lui oog: In het ziekenhuis gelegen voor mijn eh domme oog. En Aziz [Marokkaans] dwaalt weg in plaats van 'afdwalen' of 'wegdommelen, wegzakken of wegdoezelen' Ik dwaal steeds weg, omdat ik nog slaap heb De spreker kan dus een ander voorzetsel gebruiken, zoals weg voor af(dwalen), of een ander werkwoord zoals (weg)dwalen voor (weg)dommelen, (weg)doezelen of (weg)zakken, een voorzetsel invoegen zoals aan(kijken) of een ander adjectief gebruiken zoals dom voor lui, of net een andere combinatie van woorden gebruiken, die ongeveer hetzelfde betekenen, zoals laagste trap in plaats van onderste tree. 9
Zie Appel en Muysken 1987.
De uiting van Anouar [Marokkaans] lijkt op het eerste gezicht op de Nederlandse uitdrukking 'iets niet door de keel kunnen krijgen': Je mag niks door je keel hebben Maar Anouar bedoelt dat je niets mag eten tijdens de ramadan. Deze betekenis is voor de jongens van de vriendengroep helder terwijl het de autochtone sprekers die niets van de ramadan afweten of niet bekend zijn met uitdrukkingen in het Etnisch Nederlands voor raadsels stelt. Jongerentaal Het Nederlands van de allochtone jongens komt overeen met hun autochtone leeftijdgenoten in het gebruik van jongerentaalwoorden. Allochtone en autochtone jongeren tussen de veertien en zeventien jaar oud ontwikkelen en spreken een eigen register waarmee ze zich met de eigen leeftijdgroep of generatie identificeren.10 Na hun zeventiende verdwijnen langzamerhand de kenmerken van jongerentaal, hoewel bepaalde woorden en uitdrukkingen beklijven en zo een generatiekenmerk worden. Voor de jongeren is hun groepstaal een uiting van hun eigen leefwereld. De identificatie met de leeftijdsgroep is een essentieel onderdeel van het groepsvormingsproces. Het gaat om het wij-gevoel, het idee ergens bij te horen en je te onderscheiden van andere groepen in de samenleving, zoals de volwassenen. Het begrip jongerentaal is een verzamelnaam, want niet elke groep jongeren spreekt natuurlijk hetzelfde. De verscheidenheid heeft te maken met de sociale situatie, zoals de etnische samenstelling van de groep en/of de woonplaats van de jongeren: in Amsterdam ziet de jongerentaal er waarschijnlijk anders uit dan in Heerlen. In het laatste geval zal het dialect of het regionale Nederlands een rol spelen in de Heerlense jongerentaal. Jongerentaal is te herkennen aan specifieke woorden en uidrukkingen. Een aantal woorden en uitdrukkingen is in alle 'jongerentalen' in heel Nederland gangbaar zoals het voorvoegsel super- 'heel erg'. Cengiz zegt het voorvoegsel super- vele malen in zijn gesprekken met zijn vrienden Aziz en Osman terwijl hij super niet zegt in het interview met de hem onbekende oudere interviewer van de universiteit: Cengiz tegen Aziz: “dat Utrecht een uhh een wereldstad zou worden, echt superbekend” Cengiz tegen Osman: “supergezellig” Cengiz tegen onbekende interviewer van de universiteit: geen gebruik van superAziz en Osman horen duidelijk bij de groep van Hasab, bij zíjn groep (wij-groep) en de onbekende interviewer maakt daar geen deel van uit (zij-groep). In dit geval vertonen de gesprekken van Cengiz in verschillende settings, namelijk die met zijn vrienden en die met de interviewer, stilistische variatie.
10
Zie Hoppenbrouwers 1991
In de Nederlandse jongerentaal in een multiculturele setting horen ook Arabische en Turkse woorden thuis.11 De autochtone jongeren die in het TCULTproject bestudeerd zijn, nemen bewust elementen over uit de andere talen die in de wijk gesproken worden. Isa van Nederlandse herkomst neemt bewust het Arabische en Turkse woella over dat ik zweer je betekent:12 Isa [Nederlands]: Ik bedoel als ik iets moet zweren - ik zweer nooit, ik zeg nooit van: ik zweer - ik zeg altijd zo van woella, serieus ja, woella woella, ech waar weet je wel. Jongeren willen met het bewust gebruiken van specifieke woorden twee doelen bereiken. Ten eerste bestempelen ze zichzelf ermee als lid van de eigen, leeftijdsgebonden groep. De uitdrukkingen en creaties worden in de eigen groep positief gewaardeerd. Ten tweede drukken zij er negatieve attitudes mee uit tegenover individuen of groepen die niet tot de eigen groep behoren. Het Nederlands van de jongens uit de vriendengroep is zoals ik heb laten zien een etnische variëteit van het Nederlands die leeftijdsgebonden is wat betreft het gebruik van jongerentaalwoorden. Dit etnisch Nederlands kent ook heel veel talige elementen die lokaal gekleurd zijn, namelijk elementen die tot het westelijk substandaard Nederlandsof tot het Utrechts dialect behoren. Hoe Utrechts is het Etnisch Nederlands van de multiculturele vriendengroep in Lombok? Het etnisch Nederlands van de vriendengroep vertoont kenmerken van het gesproken westelijk of Randstedelijk substandaard Nederlands. Je zou kunnen zeggen dat zij in meer of mindere mate een Utrechtse variant van het Randstedelijk substandaard spreken. Wat valt er in Utrecht te beluisteren?13 Utrechtenaren vervangen het meervoudig onderwerp zij door hun. Zo kunnen ze zeggen: • Wat hun deeje, moste hun wete In het Utrechts gebruik je ze eige voor zelf of zich(zelf): • Dat he'k me eige noait kenne begrijpe en zeg je hij/zij heb voor hij/zij heeft: • Hij het (heb) ze eige bezeerd en toe (heb) het-ie 't in ze rug gekrege Het werkwoord kunnen ('in staat zijn tot') heeft eigen vormen: • Da ken'k me eige nog goed herindere En het werkwoord kennen ('bekend zijn met') heeft eigen vormen: • Of kunne de here elkaar al?
11
12 13
Zie Nortier 2001 en Nortier in deze bundel. Zie Cornips 2000. Zie Martens van Vliet 2000.
Al deze bovenstaande dialectkenmerken behoren tot het Utrechts dialect hoewel deze kenmerken niet tot het Utrechts beperkt zijn; ze zijn te beluisteren in het hele westen van Nederland. De allochtone jongens gebruiken al deze dialectvormen. Anouar [Marokkaans] vertelt hoe anderen uitgaan: Maar hun gaan echt met elkaar uit en eh doen dingen samen, een groep Nederlanders en een groep Marokkanen. Jit [Surinaams] zegt: Iemand hoeft niet voor mijn part, nou, iedereen leeft voor zijn eigen. Noureddine [Marokkaans] zegt 'hij heb' in: 'ja hij heb dit of dat gedaan'. Jit gebruikt de Utrechtse vorm van het werkwoord kunnen ('in staat zijn tot') in: Ik ken nu niet eh bijvoorbeeld naar buiten gaan en vrienden zoeken. terwijl Anouar de Utrechtse vorm van het werkwoord kennen ('bekend zijn met') gebruikt: Maar ja dan moet je een vaste klant zijn, dat ze jou kunnen. Het is niet zo dat de Turkse jongens meer Utrechts spreken dan de Marokkaanse jongens of omgekeerd. De volgende figuur laat zien dat het etnisch Nederlands van de jongeren in mindere of meerdere mate Utrechtse dialectkenmerken bevatten. De index in figuur 1 is een hele grove methode om te bepalen wie van de vriendengroep de meeste Utrechtse dialectkenmerken heeft. Voor elke individuele spreker is een 1 genoteerd indien hij een specifieke dialectvariant één of meerdere keren zegt en een 0 is genoteerd indien hij die variant nooit produceert:14 Figuur 1: Utrechtse vormen in het Etnisch Nederlands. 0=nooit Utrechtse vorm, 1 =Utrechtse vorm wordt één of meerdere keren gezegd. [M]=Marokkaans, [T] = Turks en [S]= Surinaams kunnen in staat tot
kennen bekend met
hij heb
hun
eigen
totaal
Anouar [M] Cengiz [T] Jit [S] Orhan [T] Osman [T] Aziz [M] Abdelkhalek [M] Noureddine [M]
1 0 1 1 1 1 0 0
1 1 1 1 0 1 0
1 1 0 0 1 0 0 1
1 1 1 0 0 0 0 0
0 0 1 1 1 0 0 0
4 4 4 3 3 1 1 1
Totaal
6
5
3
3
3
21
14
De autochtone jonge vrouwen Lea en Isa gebruiken geen enkel Utrechts dialectkenmerk. Ze scoren in Figuur 1 bij alle kenmerken een 0.
We zien dat veel jongens de Utrechtse vormen van de werkwoorden kunnen ('in staat tot') en kennen ('bekend met') zeggen (respectievelijk 6 en 5 van de 8 jongens). De Utrechtse vormen hij/zij heb, hun als onderwerp en eigen voor (zich)zelf worden minder gezegd. Er lijkt een tendens te zijn dat Anouar en Cengiz die het meest etnisch Nederlands spreken, zoals ik dat hierboven besproken heb, ook de meeste westelijke substandaardverschijnselen of Utrechtse kenmerken hebben, namelijk 4 van de 5 dialectkenmerken. De jongens die het minst etnisch Nederlands spreken zoals Abdelkhalek en Noureddine gebruiken ook het minst de Utrechtse vormen, namelijk slechts 2 van de 5. De jongeren spreken het meest dialect indien zij de werkwoorden kunnen (in staat zijn tot) en kennen (bekend zijn met) gebruiken. Om meer inzicht te krijgen hoe zij de werkwoordsvormen van kennen en kunnen gebruiken, wordt eerst het werkwoordsrijtje van kennen (bekend zijn met = kunne in het Utrechts) besproken en later van kunnen (in staat zijn tot = kenne in het Utrechts). • Werkwoordrijtjes van kennen (Utrechts: kunne) De werkwoordsrijtjes van kennen 'bekend zijn met' wijken sterk van elkaar af in het Nederlands en in het Utrechts dialect. In het algemeen is er waarschijnlijk geen sprake van twee systematisch te onderscheiden Nederlandse- en Utrechtse werkwoordsvormen zoals het Utrechts woordenboek het presenteert maar gebruiken sprekers in Utrecht beide vormen door elkaar: Nederlands kennen
Utrechts dialect kunne
enk.
ik jij hij
t.t. ken kent - ken jij kent
mv.
wij jullie zij
kennen kennen kennen
v.t. kende kende kende kenden kenden kenden
ik jij hij
t.t. kan kan – ken kan – ken
v.t. kon kon kon
wij jullie zij
kunne kunne kunne
konde konde konde
Noureddine [M] en Abdelkhalek[M] gebruiken als enigen uitsluitend Nederlandse en dus geen Utrechtse varianten van het werkwoord kennen. Daarentegen komen jongens die uitsluitend Utrechtse vormen van het werkwoord kennen gebruiken niet voor en dat geldt waarschijnlijk voor alle inwoners van Utrecht. Alle overige jongeren gebruiken zowel Utrechtse als Nederlandse vormen van het werkwoord kennen. Zij onderscheiden zich in dit gebruik niet naar herkomst. Jit [Surinaams] is zich van de variatie tussen het Nederlands en het Utrechts bewust maar weet niet goed welke variant te kiezen: Want die mensen, die wij konden, eh (pauze) kennen (gelach) (pauze) die wij kennen, die konden wij van school. • Werkwoordsrijtjes van kunnen. Ook de werkwoordsrijtjes van kunnen 'in staat zijn tot' in het Nederlands en in het Utrechts volgens het Utrechts woordenboek verschillen van elkaar.
Nederlands kunnen
Utrechts dialect kenne
enk.
ik jij hij
t.t. kan kan - kunt kan
v.t. kon kon kon
ik jij hij
t.t. ken ken ken
v.t. kon kon kon
mv.
wij jullie zij
kunnen kunnen kunnen
konden konden konden
wij jullie zij
kenne kenne kennen
konne konne konne
Weer gebruiken Noureddine en Abdelkhalekgebruiken uitsluitend Nederlandse vormen. En weer is er niemand die uitsluitend het Utrechtse werkwoordsrijtje zegt. De verhouding van de Utrechtse vormen ten opzichte van de Nederlandse vormen is pragmatisch bepaald. Aziz, Anouar, Cengiz en Orhan - van zowel Marokkaanse als Turkse herkomst - zeggen allen de Utrechtse vorm uitsluitend bij de tweede persoon enkelvoud dus, je/jij ken of ken je/jij: Je ken niet zeggen of je, je ken niet zeggen of je, ja, jullie lopen hier nog twintig jaar achter. [Aziz, Marokkaans] en: Je ken ook roddelen over iemand. [Anouar, Marokkaans] en: Want daar gebeuren huh, daar ken je wel zien welke meisjes goed zijn om mee te trouwen en welke niet. [Cengiz, Turks] en: Als je getrouwd bent of als je een vriendin hebt, ken je je wel beheersen [Orhan, Turks] De tweede persoon enkelvoud je is in de bovenstaande zinnen, geen persoon die men echt kan aanwijzen, maar het voornaamwoord refereert aan een algemeen niet nader gespecificeerde persoon zoals 'men'.14 Naast de jongens in de vriendengroep zijn er ook gesprekken tussen twee autochtone vrouwen van dezelfde leeftijd opgenomen. Zij zeggen geen enkele keer een Utrechtse vorm van het werkwoord kunnen (in staat tot) zodat er geen vergelijking mogelijk is. Tot slot De jongens van de vriendengroep spreken vloeiend Nederlands maar toch verschillen zij in hun Nederlands op minimale wijze van hun autochtone leeftijdgenoten. Het verschil zit 'm in de kleine woordjes. Het maakt niet uit of deze jongeren van huis uit Marokkaans-Arabisch, Berber of Turks spreken; zij gebruiken kleine talige elementen op geheel eigen wijze wijze. De jongens kunnen hun gesproken variëteit van het Nederlands als drager van hun etnische identiteit beschouwen. Zij kunnen aan dit eigen
gebruik van talige elementen herkend worden en zij wìllen ook aan dit gebruik herkend worden. Het etnisch Nederlands van de jongens met overwegend Turkse en Marokkaanse herkomst is voor een deel een variant van het gesproken westelijk of Randstedelijk substandaard Nederlands. De tendens is aanwezig dat de jongens die relatief veel etnisch Nederlands spreken, ook veel Utrechts spreken terwijl jongens die nauwelijks etnisch Nederlands spreken ook geen Utrechtse dialectkenmerken gebruiken. Referenties Appel, R. en P. Muysken (1987). Language contact and bilingualism. Londen: E. Arnold. Boumans, Louis, Hester Dibbits en Margreet Dorleijn (2001). Jongens uit de buurt. Een ontmoeting met Rachid, Badir, Youssef, Hasan, Naraen, Mustafa, Azzadine en Güray Amsterdam: Het Spinhuis. Cornips, L. en W. Jongenburger (1999). Het TCULT-project. In E. Huls en B. Weltens (red.) Artikelen van de Derde Sociolinguïstische Conferentie. Delft: Eburon. 99110. Cornips, L. (2000). Inherente normen binnen de eigen groep “Hun doen allemaal van die rare woorden, weet je”. In: Taal en Tongval 52, 47-60 Extra, G. (1978). Eerste en Tweede taalverwerving. Muiderberg: Coutinho. Hoppenbrouwers, C. (1991). Jongerentaal. De tipparade van de omgangstaal. Hoogezand: Stubeg. Horvath, B. (1985). Variation in Australian English. Cambridge: Cambridge University Press. Martens van Vliet, B. J. met medewerking van Harrie Scholtmeijer (2000). De vollekstaol van de stad Uterech. Utrecht: Stichting Publikaties Oud -Utrecht. Muysken, P. (1999). Talen. De toren van Babel. Amsterdam: Amsterdam University Press. Nortier, J. (2001). Murks en straattaal. Vriendschap en taalgebruik onder jongeren. Amsterdam: Prometheus.