Een eigen huis….. Ervaringen van mensen met verstandelijke beperkingen of psychiatrische problemen met zelfstandig wonen en deelname aan de samenleving
M.H. Kwekkeboom (red.) A.H. de Boer (SCP) C.van Campen (SCP) A.E.G. Dorrestein (PON)
m.m.v. A.M.H. van Lange-Frunt (Avans), M.T. van Reijen (Avans), G.F.A.M. Wajon (Avans), K.J.B. de Winter (Avans)
Sociaal en Cultureel Planbureau
Avans Hogeschool
Instituut voor advies, onderzoek en
ontwikkeling in
Den Haag, januari 2006
Vragenlijst Ervaringen van mensen met een verstandelijke handicap met vermaatschappelijking van de zorg
PON Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord Brabant Avans Hoge School Sociaal en Cultureel Planbureau november 2004
Datum van interview
……………………………………………………………….………………….
Naam interviewer
………………………………………………………..……..…………………..
Introductie (afhankelijk van de situatie bepaal je de volgorde) - Iets vertellen over het onderzoek (je bent met een aantal dingen geholpen, we willen graag weten hoe je dat bevalt, zodat de mensen hiervan kunnen leren.) - Vertellen wie jij bent. - Toestemming om gesprek op te nemen/uitleggen waarom opname plezierig is. Dat het bandje na het uitwerken meteen gewist wordt. (makkelijker om met elkaar te praten. Anders moet ik steeds schrijven). - Alles is vertrouwelijk. Er worden geen namen genoemd en we staan los van de instelling, de mensen die jou ondersteunen. - Controleer of alle vragen zijn beantwoord. Als dat niet zo is, moet je proberen om de informatie alsnog te achterhalen. - Wie zij/hij is (leeftijd, hoe lang woon je hier). - De vragen zijn een richtlijn. Stem je af op het woordgebruik van de respondent. Stem de volgorde van de vragen af op wat de respondent ter berde brengt. Belangrijk is dus dat je weet wat je te weten wilt komen, waarover en waarom je iets wilt weten.
PON-vragenlijst: EVALUATIE VERMAATSCHAPPELIJKING
DE EERSTE VRAGEN GAAN OVER WONEN Je maakt een inleidend praatje over hoe lang iemand er woont, hoe dat hiervoor was en dergelijke. (Weet je ook uit de voorinformatie, maar het is goed om het van de persoon zelf te horen. Zo voorkom je aannames en stel je de persoon centraal, en het biedt aanknopingspunten om een gesprek te voeren.) a) Achterhaal het verschil in wonen tussen toen en nu Eerst woonde je …….. en nu hier. Wat is het verschil? Denk aan: - alleen wonen of in kleinere groep - samenstelling van de groep/zelf de mensen kiezen - privacy/brievenbus, deurbel - de omgeving waar huis staat (woonwijk, voorzieningen, dichtbij ouders of familie, vervoer) b) Nagaan of iemand zelf zijn wens heeft geuit of dat het op initiatief van de instelling is, de leiding, of beiden en hoe familie het vindt. Heb je zelf bedacht dat je op jezelf wilde wonen? Aan wie heb je dat gezegd? En wist je ook zelf hoe je dat wilde, b.v. met een paar mensen of helemaal alleen? Of: Hebben ze het aan jou gevraagd of je dit wil? Wie heeft jou dat gevraagd? Hoe vindt jouw familie het dat je hier woont? c) Nagaan wat iemand fijn vindt aan deze manier van wonen Zou je terug willen naar ….. (vorige situatie)? Waarom niet? Wat is er zo fijn aan om hier te wonen? d) Nagaan wat iemand niet fijn vindt aan deze manier van wonen Vind je alles fijn hier? Mis je wel eens hoe je vroeger woonde? Wat mis je dan?
PON-vragenlijst: EVALUATIE VERMAATSCHAPPELIJKING
DE VOLGENDE VRAGEN GAAN OVER ONDERSTEUNING BIJ HET WONEN a) Nagaan wat iemand zelf doet en waar iemand hulp bij krijgt van instelling of thuiszorg Doe jij al het werk in huis zelf? Echt alles? Denk aan: huishoudelijke activiteiten (koken, wassen, strijken, boodschappen, schoonmaken en dergelijke) Wie helpt jou daarbij? Is die hulp van de instelling? Waar je toen woonde was ook leiding, je kreeg ook wat steun van hen. Waar steunden ze jou bij? - financiële zaken - uiterlijke verzorging, combinatie van kleding - kleding kopen, kapper; pedicure - denken aan afspraken - regelen van afspraken Doen ze dat nu nog? Kun je het nu allemaal zelf? Wie helpt jou daarbij? Is die van de instelling? b) Nagaan of de hulp die ze krijgen fijn is Zou je de hulp die je vroeger had weer willen hebben? Wat is er nu anders aan dan vroeger? Vind je dat fijn? Je kunt de volgende punten gebruiken om erachter te komen wat iemand er fijn aan vindt - Als iets je dwars zit kun je het makkelijk tegen ondersteuner(s) zeggen. - Je kunt altijd jouw mening geven. - Ondersteuners zoeken met jou naar een oplossing. - Je kan zoveel mogelijk zelf doen en dat wil je ook graag. - Men helpt jou om (op den duur) zoveel mogelijk zelf te kunnen
PON-vragenlijst: EVALUATIE VERMAATSCHAPPELIJKING
c) Nagaan van wie iemand hulp krijgt (naast professionele hulpverlening) en waarbij de hulp wordt gegeven. Dit doe je in relatie met het sociaal netwerk Heb je broers en zussen? Of ouders? Komen ze wel eens langs? Komen ze elke dag? Hoe vaak dan? Helpen ze jou wel eens? En waarmee helpen ze je? Denk aan: huishouden/inrichten; kleding kopen,; financiën. Deden ze dat ook toen je nog daar woonde? Kwamen ze toen ook zo vaak en hielpen ze je met de dingen? Heb je ook vrienden? Of een vaste vriendin/vriend. Hoe vaak zie je die? Waar zie je die? Komen ze wel eens hier? Ga jij naar hen? Wat doen jullie? Helpen jullie elkaar? Waarmee? Deden ze dat ook toen je nog daar woonde? Kwamen ze toen ook zo vaak en deden jullie dezelfde dingen? d) Nagaan of iemand voor zijn emoties ook bij iemand terecht kan en of dat vroeger anders was (mogelijk deze vraag stellen bij eenzaam voelen) Als jij je naar voelt kun je dat dan met iemand delen? Met wie dan? Voel je je wel eens naar? Voel je je altijd vrolijk of blij? Bel je die dan op, of ga je er naartoe, of komt die bij jou? Deed je dat ook toen je daar (vroeger) woonde? Voelde je je vroeger ook wel eens rot of somber of naar? Of juist blij? Is dat nu meer? Is dat nu minder? e) Nagaan wie belangrijk voor iemand is, wiens mening voor hem of haar belangrijk is Heb je iemand die heel belangrijk voor jou is? Waarom is die belangrijk? Wat doet die persoon voor jou? Doe jij wat die persoon zegt?
PON-vragenlijst: EVALUATIE VERMAATSCHAPPELIJKING
f) Nagaan of iemand van gewone voorzieningen gebruikmaakt en wat hij of zij daarvan vindt Nu iets heel anders. Ga je wel eens naar de tandarts? Naar wie ga je? Had je die ook toen je daar woonde? Is die aardig/lief voor je? Helpt die jou goed? Ga je wel eens naar de huisarts? Naar wie ga je? Had je die ook toen je daar woonde? Is die aardig / lief voor je? Helpt die jou goed? DE VOLGENDE VRAGEN GAAN OVER JOUW WERK OF JOUW DAGBESTEDING a) Nagaan wat voor werk iemand doet (staat ook op feitenlijstje), hoe iemand daar naartoe gaat, met wie wordt gewerkt, is het nu meer in de samenleving Wat voor werk doe je? Doe je dat al lang? Een jaar of nog langer? Waar is jouw werk? Hoe ga je daar naartoe? Werk je met meer mensen? Of in je eentje? Denk aan: - dagactiviteiten - sociale werkplaats - instellingsgerelateerde arbeid (post, boerderij, tuin en dergelijke) - begeleid werken in het vrije bedrijf zonder productienorm - begeleid werken in bedrijf met productienorm - werkzaam in vrije bedrijf b) Nagaan wat iemand fijn vindt aan zijn werk en wat hij of zij niet fijn vindt Ga je altijd vrolijk naar je werk? Of heb je soms ook geen zin? En vind je je werk leuk? Wat vind je er leuk aan? Denk aan: - werk sluit aan op persoonlijke belangstelling - behoefte aan bijvoorbeeld structuur of afwisseling, eenvoudige terugkerende handelingen of juist meerdere handelingen - er wordt gelet op de kwaliteiten/je kan er je ontwikkelen - eigen inbreng is goed mogelijk - werk en wonen zijn gescheiden (men komt andere mensen tegen) - werken met niet-gehandicapten Zijn er ook wel eens dagen dat je het niet zo leuk vindt? Wat vind je dan niet zo leuk?
PON-vragenlijst: EVALUATIE VERMAATSCHAPPELIJKING
c) Nagaan wat het verschil is met wat iemand hooguit drie jaar geleden deed. Of het vroeger anders was. Is het nu meer in de samenleving? Deze vragen alleen stellen als er sprake is van vroeger werk Wat voor werk deed je vroeger? Waar was dat? Nu doe je dit werk. Heb jij dat uitgekozen? Zou je terug willen naar jouw vorig werk? Waarom niet? NU WAT VRAGEN OVER JOUW INKOMEN a) Nagaan wat voor soort inkomen iemand heeft, hoe hoog het inkomen is en of iemand er van rond kan komen Je woont zelfstandig. Moet je ook van alles betalen hé? Doe je dat zelf? Wat moet je allemaal betalen? Gas, elektra, huur. Boodschappen Krijg je voor jouw werk salaris? Weet je ook hoeveel geld je elke maand hebt? Kun je daar van rondkomen? Kun je kopen wat je nodig hebt? Denk je wel eens, ik wou dat ik meer geld had? Wat wil je er dan mee doen? Koop je wel eens cadeautjes voor iemand? Verjaardag of zo? Geef je wel eens een feestje? Ga je wel eens uit? Heb je daar het geld voor? Ga je wel eens op vakantie? Heb je daar geld voor? b) Nagaan of iemand zelfstandig kan beschikken over het geld of hier toezicht op nodig heeft Als jij geld nodig hebt, haal je het dan van de bank? Je hebt een pasje? Of krijg je elke keer wat geld? Van wie krijg je dat? c) Nagaan hoe dat vroeger was, het verschil er tussen en hoe dat ervaren wordt Toen je daar (vroeger) woonde kon je toen ook geld van de bank halen? Of kreeg je toen ook elke week of zo geld? Zou je het weer zo willen?
PON-vragenlijst: EVALUATIE VERMAATSCHAPPELIJKING
NU WAT VRAGEN OVER JOUW VRIJE TIJD a) Nagaan wat voor hobby’s iemand heeft, waar en met wie deze gedaan worden en of dat veranderd is sinds iemand zelfstandig woont Heb je hobby’s? Zit je op een club of zo of een vereniging? Waar is dat? Zijn daar ook andere mensen? Zijn dat mensen die net als jij (vroeger) wat begeleiding krijgen? Had je die hobby ook toen je nog daar woonde? Zat je ook op die club of vereniging toen je nog daar woonde? b) Nagaan wat iemand fijn en er niet fijn aan vindt (irt vermaatschappelijking) en of dat vroeger anders was Ga je er graag naar toe? Wat is er zo leuk aan? Denk aan: - soort activiteiten - waar iemand de dingen doet (instelling of gewoon op een plek waar iedereen kan komen) - met wie persoon de dingen doet (met bekenden of juist met mensen die hij/zij nauwelijks ziet, met niet-gehandicapten, solistisch, vriend/familielid of ‘buddy’ of in groep) Als het op de instelling is: Is het fijn dat het op de instelling is? Zou je ook wel eens wat anders willen? Wat wil je dan? Zou je ook wel eens andere mensen willen ontmoeten om dingen mee te doen? Mensen die je nog niet kent? c) Nagaan of iemand zich veilig voelt in buurtje om dingen te doen Kun je hier in jouw buurtje ook dingen / clubs vereniging doen? Zou je dat ook willen? Voel je je hier in het buurtje thuis? Ken je jouw buren? d) Nagaan of het vroeger leuker was of niet en waarom Voel je hier in dit buurtje net zo prettig als waar je vroeger woonde?
PON-vragenlijst: EVALUATIE VERMAATSCHAPPELIJKING
NU WAT VRAGEN OVER JOUW VERVOER (zie feitenlijst voor info) a) Nagaan of er belemmeringen zijn in vervoersmogelijkheden om deel te nemen aan de samenleving/of activiteiten te doen Je hebt verteld dat je bij broers/zus/ouders/vrienden op bezoek gaat. Hoe ga je dan? Loopt dat goed? En als je naar de club gaat hoe doe je dat? Loopt dat goed? b) Nagaan of dat vroeger anders was Deed je dat ook zo toen je ….. daar woonde? Ging je toen ook met ….. (misschien deden ouders meer, of zat het dichterbij) NU WAT VRAGEN OVER MENSEN DIE JE ONTMOET Het contact met niet-gehandicapte mensen a) Nagaan of er contact is met niet-gehandicapte mensen, waaruit het contact bestaan, waarom het er niet is, of iemand het wel wil. Gebruik de informatie die je al hebt Je gaat om met mensen die net als jij wat begeleiding krijgen of hebben gekregen. Ontmoet je mensen die helemaal geen begeleiding krijgen? Waar ontmoet je die? Zou je die willen ontmoeten? Met wie heb je liever contact: met mensen die net als jij wat begeleiding krijgen, of die dat niet hebben, zoals je broer en zus. Nu woon je ook tussen mensen die helemaal nooit speciale begeleiding krijgen, is dat nou leuk? Wat vind je daar leuk aan? IETS HEEL ANDERS Voel je nu je hier woont wel eens eenzaam? Wanneer voel je je eenzaam? Voel jij je hier vaker eenzaam dan waar je eerst woonde? Hoe komt dat?
PON-vragenlijst: EVALUATIE VERMAATSCHAPPELIJKING
NOG EEN LAATSTE VRAAG Het is nu anders dan vroeger, je woont nu zelfstandig Wat vind je fijner, zoals het vroeger was of zoals het nu is? Wat vind je het allerfijnst? Wat vind je er niet zo fijn aan?
AFSLUITEN Wat vond je van het gesprek? Danken voor de tijd en inzet.
Om na het interview te noteren
Wie is/zijn geïnterviewd:
betrokkene en/of
……………………………………………………………….
…………………………………………………………………………
Wil wel/niet onderzoeksresultaten vernemen:
PON-vragenlijst: EVALUATIE VERMAATSCHAPPELIJKING
naam:
………………………………………………….…………………….
adres:
………………………………………………………………………..