ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN
Solvabiliteit (n)iets nieuws onder de zon?!
Door: drs. R.S. Adema – Steenwijk AA RA RO Postmaster Douane 2011/2012 Krimpen aan den IJssel, januari 2012
Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen ................................................................................................... 3 1. Inleiding................................................................................................................. 4 1.1 Introductie ....................................................................................................... 4 1.2 Aanleiding tot de verhandeling........................................................................ 4 1.3 Probleemstelling ............................................................................................. 5 1.4 Deelvragen...................................................................................................... 5 1.5 Leeswijzer ....................................................................................................... 5 1.6 Disclaimer ....................................................................................................... 6 2. AEO in het algemeen ............................................................................................ 7 2.1 Aanleiding wetswijziging ................................................................................. 7 2.2 Welke bedrijven komen voor de AEO-status in aanmerking? ........................ 8 2.3 Soorten certificaten ......................................................................................... 9 2.4 Criteria AEO-status ......................................................................................... 9 2.5 Voordelen AEO-status .................................................................................. 10 2.5.1 EU .......................................................................................................... 10 2.5.2 NL ........................................................................................................... 10 2.5.3 Indirecte voordelen AEO ........................................................................ 11 2.6 Conclusie ...................................................................................................... 12 3. Wet- en regelgeving solvabiliteit ......................................................................... 13 3.1 Inleiding......................................................................................................... 13 3.2 Wat is solvabiliteit? ....................................................................................... 13 3.2.1 Wetgeving EU ........................................................................................ 13 3.2.2 AEO-Guidelines...................................................................................... 14 3.2.3 Bedrijfsleven ........................................................................................... 16 3.3 Samenvatting en conclusies ......................................................................... 18 4. Solvabiliteit in de Nederlandse praktijk ............................................................... 20 4.1 Inleiding......................................................................................................... 20 4.2 Vaststellen gezonde financiële situatie ......................................................... 20 4.2.1 Beschikbare informatie binnen de Belastingdienst ................................ 20 4.2.2 Gebruik maken van werk verricht door anderen .................................... 20 4.2.3 Beoordeling van criterium solvabiliteit door de douane .......................... 24 4.2.4 Gebruik van garantieverklaringen .......................................................... 26 4.3 Samenvatting en belangrijkste conclusies .................................................... 27 5. Ontwikkelingen.................................................................................................... 29 5.1 Inleiding......................................................................................................... 29 5.2 Wereldwijd .................................................................................................... 29 5.3 EU ................................................................................................................. 29 5.4 Nationaal ....................................................................................................... 30 5.5 Conclusie ontwikkelingen op het gebied van solvabiliteit ............................. 31 6. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen ...................................................... 32 6.1 Samenvatting ................................................................................................ 32 6.2 Conclusies .................................................................................................... 32 6.3 Aanbevelingen .............................................................................................. 33 Literatuurlijst ............................................................................................................... 34 1
Bijlage 1: Berekenmethoden solvabiliteit(sratio) ........................................................ 36 Bijlage 2: Overzicht ratingscores................................................................................ 38 Bijlage 3: Schematische weergaven rating Midden- en Kleinbedrijf ......................... 39 Bijlage 4: Overzicht continuïteitsvraagstuk in de accountantsverklaring ................... 40 Bijlage 5: Voorbeeldtekst 403-verklaring ................................................................... 41 Bijlage 6: Tekst garantieverklaring ............................................................................. 42
2
Gebruikte afkortingen AEO BW CDW LCAEO MCC SSA TCDW
Authorised Economic Operator Burgerlijk Wetboek Communautair Douane Wetboek Landelijk Centrum AEO Gemoderniseerd douanewetboek Samenvatting AEO-self-assessment Toepassingsverordening Communautair Douane Wetboek
3
1. Inleiding 1.1 Introductie Slechts weinig momenten in het leven zijn zo ingrijpend dat bijna iedereen in de wereld zich na vele jaren nog kan herinneren waar hij/zij zich op dat moment bevond. De terroristische aanslagen op de Twin Towers in de Verenigde Staten van Amerika (hierna USA) op 11 september 2001 is zo’n moment. Wat velen wellicht niet weten, is de reactie van de USA op dat moment en de gevolgen daarvan voor de wereldwijde economie. Uit veiligheidsoverweging besloot de USA namelijk direct tot het sluiten van haar buitengrenzen. Al snel na de aanslagen ontstond de roep om veiligheidswetgeving. Dit heeft allerlei initiatieven tot gevolg gehad. In de USA ontstond o.a. C-TPAT (Customs Trade Partnership Against Terrorism)1 en CSI (Container Security Initiative)2. Ook de Europese Unie heeft in dit kader haar maatregelen getroffen. Hiertoe heeft zij het begrip Authorised Economic Operator (hierna AEO) geïntroduceerd. Dit heeft zij gedaan door middel van twee verordeningen: • Verordening (EG) Nr. 648/20053 van de Raad; • Verordening (EG) Nr. 1875/20064 van de Commissie. Verordening (EG) nr. 648/20055 ziet op wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/926 (hierna CDW), terwijl Verordening (EG) nr. 1875/20067 ziet op wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/938 (hierna TCDW). Hiermee heeft verankering in de communautaire douanewetgeving plaatsgevonden. 1.2 Aanleiding tot de verhandeling Door de invoering van AEO en de onderzoeken die in het kader daarvan plaatsvinden, krijg ik als accountant regelmatig vragen over de solvabiliteit van een bedrijf. Deze vragen richten zich voornamelijk op de vraag wanneer de solvabiliteit voldoende is teneinde aan de AEO-criteria te kunnen voldoen. Zeker nu het in Nederland voor de AEO-gecertificeerde mogelijk is bepaalde zekerheden te verminderen, wordt de roep om harde normen steeds groter. 1
http://www.c-tpat.co.uk/ - What is C-TPAT? CSI is een initiatief van de U.S. Customs Services tot het verhogen van de maritieme veiligheid in hun containerhavens. 3 Verordening (EG) Nr. 648/2005 van het Europees parlement en de Raad van 13 april 2005 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek. 4 Verordening (EG) Nr. 1875/2006 van de Commissie van 18 december 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek. 5 Zie 3. 6 Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het Communautair douanewetboek. 7 Zie 4. 8 Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek. 2
4
Zijn de ‘bekende’ normen overal toe te passen? Welke factoren kunnen de norm beïnvloeden? Welke rol heeft de verlaging van de zekerheid hierin? 1.3 Probleemstelling Inzicht krijgen in het begrip/criterium solvabiliteit zoals geformuleerd in de AEOwetgeving teneinde een uitspraak te kunnen doen over het wel/niet voldoen aan de voorwaarde solvabiliteit voor afgifte en/of behoud van een AEO-certificering. 1.4 Deelvragen Aan welke criteria dient een bedrijf te voldoen alvorens in aanmerking te komen voor een AEO-certificaat? Wat wordt verstaan onder het criterium solvabiliteit (wetgeving EU en het bedrijfsleven)? Welke normen worden bij AEO gesteld betreffende de solvabiliteit en waarom? Welke factoren kunnen de solvabiliteit van een bedrijf beïnvloeden? Welke ontwikkelingen zijn gaande op het gebied van AEO in het algemeen en voor solvabiliteit in het bijzonder? 1.5 Leeswijzer Deze verhandeling is opgebouwd uit de volgende onderdelen: In hoofdstuk 2 wordt het begrip AEO geïntroduceerd en een uitleg gegeven over de aanleiding tot het doorvoeren van deze wetswijziging. Bovendien wordt aangegeven welke bedrijven in aanmerking komen voor een certificaat en welke certificaten beschikbaar zijn. Daarnaast worden de criteria voor het behalen en behouden van de AEO-status uiteengezet, waarna de voordelen hiervan nader worden toegelicht. Ten slotte wordt een conclusie ten aanzien van de eerste deelvraag geformuleerd. In hoofdstuk 3 wordt het criterium solvabiliteit vanuit de wet- en regelgeving nader toegelicht, waarmee antwoord wordt gegeven op de tweede deelvraag. Ook zal inzicht worden gegeven in het begrip solvabiliteit zoals dit door het bedrijfsleven wordt geïnterpreteerd, waarmee deels antwoord wordt gegeven op de derde deelvraag. In hoofdstuk 4 wordt solvabiliteit benaderd vanuit de toetsing hiervan in de praktijk en de (on)mogelijkheden die zich daarbij voordoen. Hierbij zal tevens aandacht worden geschonken aan de factoren die de solvabiliteit van een bedrijf beïnvloeden. Hiermee wordt een antwoord gegeven op de derde en vierde deelvraag. In hoofdstuk 5 zal vervolgens inzicht worden gegeven in de huidige ontwikkelingen in de wet- en regelgeving op het gebied van AEO in het algemeen en voor solvabiliteit in het bijzonder. Ten slotte zal in hoofdstuk 6 een samenvatting worden gegeven, waarin de belangrijkste conclusies van deze verhandeling zijn opgenomen.
5
1.6 Disclaimer Deze verhandeling is geschreven op persoonlijke titel. Dit kan tot gevolg hebben dat eventuele ingenomen standpunten niet altijd conform de standpunten van de Nederlandse Douane zijn.
6
2. AEO in het algemeen 2.1 Aanleiding wetswijziging Zoals vermeld in de inleiding heeft de Europese Unie (hierna: EU) maatregelen getroffen in de strijd tegen het internationale terrorisme o.a. door de introductie van het begrip AEO in de communautaire douanewetgeving. Wellicht vraagt men zich af waarom deze maatregelen zijn verankerd in de communautaire douanewetgeving en niet in andere (nationale) wetgeving. Sinds de ondertekening van het ‘Verdrag betreffende de Europese Unie’ (Verdrag van Maastricht) in 1992 zijn naast de bestaande pijler ‘communautaire pijler (de interne markt)’, twee nieuwe pijlers toegevoegd. Eén van de nieuwe pijlers van de Europese samenwerking9 is “Het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB)”. Regelgeving betreffende dit gebied hoort hierdoor thuis in de EUwetgeving. Binnen de EU is de taak tot bescherming van de buitengrenzen van de EU en daarmee de controle van het grensoverschrijdende goederenverkeer van oudsher een taak van de douane. Verankering in de communautaire douanewetgeving is derhalve logisch. Zoals vermeld in de inleiding van deze verhandeling ziet Verordening (EG) nr. 648/200510 van de Raad op de wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/9211. In de Verordening van 2005 staan ook de overwegingen en ‘einddoelen’ van de wijziging geformuleerd. In deze overwegingen wordt de aandacht gevestigd op de gezamenlijke en geharmoniseerde uitvoering van controle op goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten. Dit teneinde de risico’s voor de Gemeenschap, haar burgers en haar handelspartners zoveel mogelijk te beperken. Hiertoe moeten de lidstaten en de Commissie een kader voor risicobeheer creëren, met als doel “ondersteuning van de gemeenschappelijke aanpak, (&), teneinde een juist evenwicht te handhaven tussen douanecontroles enerzijds en faciliteren van de legale handel anderzijds”. In bovengenoemde overwegingen wordt voor het eerst het begrip ‘geautoriseerde marktdeelnemer’ gelanceerd. Overweging 212 merkt op dat “Een dergelijk kader moet ook gemeenschappelijke criteria en geharmoniseerde vereisten voor geautoriseerde marktdeelnemers omvatten en garanderen dat dergelijke criteria en vereisten op geharmoniseerde wijze worden toegepast”. Het begrip geautoriseerde marktdeelnemer zelf wordt in deze Verordening niet toegelicht. Wel wordt aangegeven aan wie de lidstaten de status van ‘geautoriseerde marktdeelnemer’ kunnen verlenen.
9
Verdrag betreffende de Europese Unie, publicatieblad van de Europese Unie, C191/01, 29 juli 1992. Zie 3. 11 Zie 6. 12 Zie 3. 10
7
2.2 Welke bedrijven komen voor de AEO-status in aanmerking? Verordening (EG) nr. 648/200513 van de Raad stelt, bij overweging 3, hierover het volgende: “Een lidstaat dient de status van “geautoriseerde marktdeelnemer” te verlenen aan marktdeelnemers die voldoen aan bepaalde gemeenschappelijke criteria in verband met de controlesystemen, de financiële solvabiliteit en de staat van dienst op het gebied van naleving van verplichtingen door de marktdeelnemer”. Teneinde in aanmerking te komen, moet dus sprake zijn van een marktdeelnemer. Dit begrip is ingevolge de wijzigingsverordening (EG) Nr. 1875/200614 als punt 12 toegevoegd aan artikel 1 TCDW. Onder marktdeelnemer wordt verstaan: “een persoon die zich in het kader van zijn bedrijf bezighoudt met activiteiten waarop de douanewetgeving betrekking heeft”. Volgens artikel 4 lid 1 van het CDW15 wordt onder persoon verstaan: • “een natuurlijk persoon, of • een rechtspersoon, of • wanneer de geldende voorschriften in deze mogelijkheid voorzien, een vereniging van personen die als handelingsbekwaam wordt erkend zonder de wettelijke status van rechtspersoon te bezitten.” Gezien de bovenstaande definitie wordt een groep van rechtspersonen dus niet gezien als marktdeelnemer in de definitie zoals genoemd in de TCDW, tenzij deze gezamenlijk een vereniging vormen. Hierdoor is het niet mogelijk een aanvraag in te dienen als groep van rechtspersonen. Iedere rechtspersoon dient afzonderlijk zijn aanvraag voor AEO in te dienen. Een marktdeelnemer kan verschillende rollen in de internationale toeleveringsketen vervullen. Een nadere uitwerking van deze rollen is te vinden in document TAXUD/2006/145016 (hierna: AEO-guidelines). Bovendien staat hierin een aanvulling op het begrip marktdeelnemer geformuleerd, namelijk: “De gegeven definitie, (&) , betekent niet dat het om personen moet gaan die zich uitsluitend rechtstreeks bezighouden met dergelijke activiteiten”. In het kader van de status ‘AEO-veiligheid’ volgt een aanvulling. “Bedrijven die zich bezighouden met goederen die onder douanetoezicht staan of met de verwerking van gegevens over zulke goederen kunnen ook het AEO-veiligheidscertificaat aanvragen”.
13
Zie 3. Zie 4. 15 Zie 6. 16 Europese Commissie, TAXUD/2006/1450, Gecertificeerde bedrijven (bedrijven met een AEOcertificaat). Gids, 2007. 14
8
2.3 Soorten certificaten Een geautoriseerde marktdeelnemer kan in aanmerking komen voor één van de volgende AEO-certificaten (art. 14 bis, lid 1 TCDW)17: • “AEO-certificaat – douane (AEO-C) – voor marktdeelnemers die voor vereenvoudigingen volgens de douanewetgeving in aanmerking wensen te komen (a). • AEO-certificaat – veiligheid (AEO-S) – voor marktdeelnemers die in aanmerking wensen te komen voor faciliteiten bij de douanecontroles betreffende de veiligheid bij de binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap of bij het verlaten van goederen uit dit douanegebied. (b). • AEO-certificaat – douanevereenvoudigingen/veiligheid (AEO-F) – voor marktdeelnemers die voor de onder a) bedoelde vereenvoudigingen en voor de onder b) bedoelde faciliteiten in aanmerking wensen te komen (c)”. De criteria voor verlenen van de status geautoriseerde marktdeelnemer zijn afhankelijk van het soort certificaat dat een marktdeelnemer aanvraagt. 2.4 Criteria AEO-status De criteria voor het verlenen van de AEO-status worden genoemd in artikel 5 bis, lid 2 CDW18. Deze criteria omvatten: • “een passende staat van dienst op het gebied van de naleving van douanevereisten; • een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie die passende douanecontroles mogelijk maakt; • in voorkomend geval, het bewijs van financiële solvabiliteit; en • indien van toepassing, passende veiligheidsnormen”. De concrete uitleg van de criteria voor het verkrijgen van het AEO-certificaat – douane zijn vastgelegd in de artikelen 14 nonies (de staat van dienst), 14 decies (de controlesystemen) en 14 undecies (de financiële solvabiliteit ) TCDW 19. Voor het certificaat – veiligheid en douanevereenvoudigingen/veiligheid gelden zowel de voorwaarden van het certificaat – douane als de aanvullende voorwaarden uit artikel 14 duodecies TCDW. Aangezien de bedrijven hun aanvraag per rechtspersoon moeten indienen, vindt de toetsing van de criteria ook per rechtspersoon plaats. In verband met het onderwerp van deze verhandeling zal het criterium ‘de financiële solvabiliteit’ zoals opgenomen in artikel 14 undecies TCDW in het volgende hoofdstuk nader worden toegelicht.
17
Zie 4. Zie 3. 19 Zie 4. 18
9
2.5 Voordelen AEO-status De AEO kan als gevolg van zijn status van een aantal wettelijke faciliteiten genieten. Indien een lidstaat een marktdeelnemer de AEO-status heeft verleend, dient deze status ook in de andere lidstaten te worden erkend. Dit houdt concreet in dat de EUfaciliteiten voor de AEO dus ook in de andere lidstaten gelden. 2.5.1 EU De EU-faciliteiten zijn verwoord in Verordening (EG) nr. 1875/200620. Binnen de EU gelden de volgende faciliteiten: • hergebruik onderzoekgegevens bij een latere vergunningaanvraag (art. 14 ter, lid 1) • vooraf in kennis stellen van fysieke controle binnenbrengen/uitgaan (art. 14 ter, lid 2)21 • beperkt aantal aan te leveren gegevens betreffende de summiere aangifte (art. 14 ter, lid 3)22 • minder fysieke controles en minder controles van bescheiden (art. 14 ter, lid 4) • voorrang bij fysieke controles (art. 14 ter, lid 4) • op verzoek verlegging van fysieke controles (art. 14 ter, lid 4) De mate waarin de AEO gebruik kan maken van de faciliteiten is afhankelijk van zijn rol in de internationale goederenketen. 2.5.2 NL Naast deze faciliteiten heeft Nederland nog aanvullende voordelen geformuleerd, welke uitsluitend in Nederland aan de orde zijn. Na de invoering van AEO binnen Nederland zijn regelmatig opmerkingen gemaakt, door AEO-gecertificeerden en belangenorganisaties, over de beperkte voordelen van de AEO-status. Hierop heeft de Nederlandse douane is overleg met het bedrijfsleven gezocht naar aanvullende voordelen. Tijdens de uitreiking van het 100ste AEO-certificaat in Nederland (april 2009) heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën Jan Kees de Jager aangegeven dat het voor de AEO-gecertificeerde mogelijk moet zijn de gestelde zekerheden te verlagen.
20
Zie 4. Voor deze faciliteit was een ingangsdatum voorzien van 1 juli 2009, maar als gevolg van de temporisering van de invoering van e-Customssystemen is deze pas sinds 1 januari 2011 beschikbaar. 22 Zie 21. 21
10
Sinds mei 2009 kan de AEO met een certificaat douane of douanevereenvoudigingen/veiligheid in Nederland23 dan ook verlaging vragen van de zekerheid. Het percentage waarmee de zekerheid kan worden verlaagd is afhankelijk van de soort zekerheid. Nederland maakt hierbij gebruik van de wettelijke ruimte die binnen het (T)CDW24 is geformuleerd. Uitgangspunt bij de toepassing van de verlaging van de zekerheid is, dat de eisen die in het (T)CDW gesteld worden ter verlaging van de zekerheid geacht worden te zijn getoetst bij het onderzoek tot afgifte van de AEO-status. De verlaging van de zekerheid is een voordeel dat niet automatisch wordt verleend aan de AEO. Hiertoe moet de AEO een gemotiveerd verzoek indienen bij de desbetreffende klantcoördinator of contactpersoon van de Belastingdienst/Douane. Naast het genoemde voordeel tot verlaging van de zekerheid, heeft Nederland vanaf mei 2009 nog twee aanvullende voordelen. Het betreft de vermindering van ILPcontrole (industriële landbouwproducten) bij export tot 0,5%. Daarnaast krijgt, sinds de januari 2010, uitsluitend de AEO met een certificaat veiligheid of douanevereenvoudigingen/veiligheid toestemming voor het transport richting de douanescan via de externe baan (lees: openbare weg) in Rotterdam. Naast de bovengenoemde directe faciliteiten van AEO binnen de EU en de directe voordelen in Nederland is nog een aantal indirecte voordelen te noemen. 2.5.3 Indirecte voordelen AEO Aangezien bedrijven in het kader van AEO veelal hun veiligheidsnormen verhogen en tevens de interne beheersmaatregelen op hun processen doorlichten en zo nodig verbeteren levert dit gunstige neveneffecten op. In de AEO-guidelines25 worden de volgende indirecte voordelen genoemd: • “minder diefstal en verlies • minder vertraagde zendingen • verbeterde planning • trouwere klanten; • beter gemotiveerd personeel; • minder incidenten op veiligheidsgebied; • minder kosten voor controles bij leveranciers en meer samenwerking; • minder criminaliteit en vandalisme; • minder problemen door erkenning van personeel; • meer veiligheid en communicatie tussen partners in de toeleveringsketen”.
23
Het betreft hier een nationaal besluit. Een buitenlandse AEO kan hierop geen beroep doen. Voor de buitenlandse AEO, die een vestiging (filiaal) heeft in Nederland geldt echter een uitzondering. Voor dit filiaal is verlaging van de zekerheid in Nederland vooralsnog uitsluitend mogelijk voor zover de Nederlandse douane competent is tot het vaststellen van het zekerheidsbedrag. 24 De hoogte van de zekerheidstelling betreffende economische douaneregelingen is opgenomen in het CDW, terwijl de zekerheidstelling in het kader van douanevervoer is geregeld in de TCDW. 25 Zie 16.
11
Bedrijven die AEO zijn, worden door de douane als betrouwbare partner26 in de logistieke keten gezien. Dit heeft uiteraard ook zijn uitstraling richting de handelspartners van de AEO en daarmee diens reputatie. Zoals hiervoor vermeldt, wordt de AEO-status in de gehele EU erkend. Ook wordt gewerkt aan erkenning buiten de EU, teneinde te voorkomen dat veiligheidsgerelateerde controles dubbel worden uitgevoerd27. Inmiddels is met Zwitserland (01-07-2009), Noorwegen (01-07-2009) en Japan (2406-2010) wederzijdse erkenning tot stand gekomen. Met China, de USA28 en India zijn de onderhandelingen hierover nog in volle gang. 2.6 Conclusie Teneinde in aanmerking te komen voor de AEO-status moet allereerst worden vastgesteld dat het bedrijf kan worden aangemerkt als marktdeelnemer. Vervolgens moet de marktdeelnemer voldoen aan een aantal criteria. Deze criteria (artikel 5 bis, lid 2 van het CDW) luiden als volgt: • “een passende staat van dienst op het gebied van de naleving van douanevereisten; • een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie die passende douanecontroles mogelijk maakt; • in voorkomend geval, het bewijs van financiële solvabiliteit; en • indien van toepassing, passende veiligheidsnormen”. Een marktdeelnemer die uitsluitend het certificaat ‘douane’ aanvraagt, hoeft niet aan het laatstgenoemde criterium te voldoen. Het geëigende certificaat is afhankelijk van de rol dat het bedrijf heeft in de internationale goederenketen en de faciliteiten waarvan het bedrijf gebruik wenst te maken. Door wederzijdse erkenning van de AEO door landen buiten de EU is het mogelijk ook elders in de wereld voordelen van AEO te krijgen.
26
Zie 4, overweging (5). World Customs Organisation, WCO SAFE Framework of Standards, Brussel, juni 2007. 28 In- en uitvoernieuws meldde op 5 december 2011 dat de wederzijdse erkenning met de USA naar verwachting in juli 2012 een feit zal zijn. 27
12
3. Wet- en regelgeving solvabiliteit 3.1 Inleiding Zoals is vermeld in hoofdstuk 2 van deze verhandeling is financiële solvabiliteit één van de criteria van toetsing ter verkrijging van de AEO-status. Teneinde dit criterium te kunnen toetsen is het van belang te weten wat onder ‘solvabiliteit’ wordt verstaan en hoe wordt vastgesteld of een bedrijf solvabel is. 3.2 Wat is solvabiliteit? Wie het begrip solvabiliteit intypt in de zoekmachine van Google krijgt ongeveer 451.000 resultaten29. Kiest men voor het begrip ‘financiële solvabiliteit’ dan verschijnen zelfs ongeveer 586.000 resultaten30. Wie zich concentreert op dit begrip uit online Nederlandse encyclopedieën krijgt 14 resultaten31. Het is dus belangrijk te weten wat de EU-wetgever bedoeld heeft met ‘solvabiliteit’. Daarnaast zal gekeken worden wat in de AEO-guidelines over ‘solvabiliteit’ geschreven staat. Ten slotte wordt onderzocht wat het bedrijfsleven hieronder verstaat. 3.2.1 Wetgeving EU Het criterium ‘financiële solvabiliteit' en de definitie daarvan is opgenomen in artikel 14 undecies, lid 1, tweede volzin TCDW32 en luidt als volgt: “In dit artikel wordt onder financiële solvabiliteit verstaan, een gezonde financiële situatie die de aanvrager in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen, de kenmerken van zijn zakelijke activiteiten in aanmerking genomen”. In de definitie komen de twee belangrijke begrippen naar boven, ‘gezonde financiële situatie’ en ‘in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen’. In de wetgeving worden deze begrippen niet verder uitgewerkt. Wel wordt in de wetgeving duidelijk aangegeven dat rekening moet worden gehouden met de ‘kenmerken van zijn zakelijke activiteiten’. Dit zou impliceren dat de norm voor vaststelling van een gezonde financiële solvabiliteit per bedrijf kan verschillen. Dat bij de beoordeling van de AEO-aanvraag rekening moet worden gehouden met het feit dat bedrijven verschillend zijn blijkt verder uit artikel 14 bis lid 2 TCDW33, namelijk: “De douaneautoriteiten houden terdege rekening met de bijzondere kenmerken van de marktdeelnemers, en met name van kleine en middelgrote ondernemingen”.
29
Peildatum 2 december 2011. Zie 29. 31 http://www.encyclo.nl/begrip/solvabiliteit peildatum 2 december 2011. 32 Zie 4. 33 Zie 4. 30
13
3.2.2 AEO-Guidelines Aangezien de wetgeving ons onvoldoende houvast geeft, zoeken we verder in de AEO-guidelines34. Voor de definitie van solvabiliteit sluiten de AEO-guidelines, afdeling IV solvabiliteit, aan bij de definitie uit de TCDW. In deze afdeling wordt uitgebreid ingegaan op de wijze waarop getoetst kan worden of een bedrijf solvabel is. De hoeveelheid te verzamelen informatie is afhankelijk van de vraag of het bedrijf al bij de douane bekend is35. Mogelijkheden van toetsing Bij de mogelijkheden van toetsing worden, in de AEO-guidelines36, zowel interne bronnen als externe bronnen van het bedrijf genoemd. De keuze tot het al dan niet benutten van deze mogelijkheden van toetsing (bronnen) is voorbehouden aan de douane.
• •
• • •
Interne bronnen Toetsing van de balans en het financiële verkeer van de aanvrager teneinde na te gaan of de aanvrager zijn wettelijke schulden kan voldoen. Bewijs van de aanvrager zelf over diens solvabiliteit, waarbij doorverwijzing naar externe bronnen mogelijk is. Externe bronnen Verklaring van de bankrelatie over de solvabiliteit van het bedrijf. Informatie van de nationale centrale bank of andere financiële instellingen van de aanvrager. Raadplegen van kredietbewakinginstellingen.
Als onderdeel van het bewijs van de aanvrager zelf wordt een verwijzing naar een accountantsverslag genoemd. Dit is een externe bron, die in paragraaf 4.2.2 ‘Informatie van en door derden’ van deze verhandeling nader wordt toegelicht. Tijdens het raadplegen van de bovenstaande interne en externe bronnen, zijn de volgende indicaties voor de douane aanleiding te veronderstellen dat de aanvrager solvabel is37: • “De aanvrager is niet geregistreerd als zijnde in betalingsmoeilijkheden of in faillissement. • De aanvrager is geen betalingsplan overeengekomen. (&.) • De aanvrager werd de afgelopen drie jaar niet door een deurwaarder bezocht en maakte geen bezwaar tegen de zekerheid voor uitstel van betaling. • De aanvrager heeft de afgelopen drie jaar zijn schuld bij de douane niet te laat betaald (met uitzondering van bedragen die niet wettelijk zijn verschuldigd of waartegen beroep is aangetekend)”.
34
Zie 16. Zie 16. 36 Zie 16. 37 Zie 16. 35
14
Teneinde vast te kunnen stellen of de aanvrager ook in staat is zijn schulden aan derden te betalen, geven de AEO-guidelines38 de volgende aanwijzingen. “De douane zou de volledige jaarrekeningen van de aanvrager over de laatste drie jaar kunnen onderzoeken en rekening houden met het volgende: • of de rekeningen binnen de wettelijke termijnen zijn gedeponeerd; • opmerkingen over de voortzetting van het bedrijf als een “going concern” door bijvoorbeeld accountants of directeuren; • het bedrijfskapitaal; • de netto-activapositie en de immateriële activa zijn inbegrepen”. In hoofdstuk 4 van deze verhandeling zal de wijze waarop de douane in Nederland omgaat met het beoordelen van de financiële situatie van de aanvrager nader worden toegelicht. Opmerkingen betreffende bijzonderheden bedrijven In de AEO-guidelines39 zijn aanvullende opmerkingen opgenomen over middelgrote en kleine bedrijven, over concerns (moedermaatschappijen/ dochtermaatschappijen) en over pas opgerichte bedrijven. Als opmerking bij middelgrote en kleine bedrijven wordt vermeld dat het aanvragen van betalingsfaciliteiten door deze bedrijven niet direct hoeft te betekenen dat het bedrijf insolvabel is. Voor concerns geldt dat rekening moet worden gehouden met het feit dat dochters onder garantie van de moeder kunnen werken. Voor bedrijven die minder dan 3 jaar geleden zijn opgericht40 geldt dat zij beoordeeld worden aan de hand van de beschikbare documentatie en informatie (artikel 14 undecies, lid 2 TCDW). Hierbij kan eveneens onderscheid worden gemaakt tussen intern beschikbare informatie zoals cashflow overzichten, prognoses, bedrijfsplannen en externe informatie zoals informatie van de bank. Daarnaast wordt in de AEO-guidelines41 aandacht gevraagd voor het feit dat het bij sommige bedrijven normaal is dat sprake is van negatieve netto-activa. Bijvoorbeeld een bedrijf dat zich bezig houdt met onderzoek en ontwikkeling en hiervoor door een moedermaatschappij of financieringsmaatschappij wordt gefinancierd. In dit geval kan de douane aanvullende gegevens (bewijsmateriaal) opvragen van het moederbedrijf en/of de financieringsmaatschappij, waaruit blijkt dat het bedrijf solvabel is.
38
Zie 16. Zie 16. 40 De AEO-guidelines spreken over pas opgerichte bedrijven. 41 Zie 16. 39
15
Opmerkingen bij betalingsmoeilijkheden en navorderingsprocedures De AEO-guidelines42 geven ook opmerkingen voor het geval wordt vastgesteld dat een bedrijf in betalingsmoeilijkheden verkeert of betrokken is bij navorderingsprocedures. Het uitsluitend vaststellen dat een bedrijf in bovengenoemde omstandigheden verkeert is niet voldoende voor het afwijzen van het certificaat. In deze situatie moet worden nagegaan in hoeverre de betalingsmoeilijkheden van nadelige invloed kan zijn op de naleving van de douanevoorschriften en de zakelijke activiteiten van de aanvrager. Hierbij moet worden nagegaan wie de voornaamste schuldeisers zijn en of zij douane- of veiligheidsrisico’s met zich meebrengen. Een andere belangrijke opmerking die wordt geplaatst in de AEO-guidelines43 is dat betalingsmoeilijkheden niet hetzelfde is als min of meer failliet. Indien sprake is van een faillissement (conform artikel 1, lid 1 faillissementwet) 44 wordt de aanvraag, op basis van artikel 14septies TCDW direct afgewezen. 3.2.3 Bedrijfsleven Solvabiliteit(sratio) Aan het begin van dit hoofdstuk is al aangegeven dat in het bedrijfsleven verschillende definities bekend zijn van het begrip solvabiliteit. Over het algemeen sluiten deze definities aan bij de definitie zoals geformuleerd in de EU-wetgeving, namelijk het vermogen van een onderneming om aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Daarbij wordt soms de toevoeging ‘bij liquidatie’ gebruikt. Bij één van de definities45 wordt opgemerkt, dat de solvabiliteit gunstiger is naarmate het eigen vermogen groter is ten opzichte van het vreemd vermogen. In een aantal gevallen wordt bovendien aangegeven dat solvabiliteit wordt uitgedrukt in een kengetal/percentage. De wijze waarop dit kengetal voor solvabiliteit wordt berekend is opgenomen in ‘Bijlage 1: Berekenmethoden solvabiliteit(sratio)’. Dit kengetal kan vervolgens worden vergeleken met andere bedrijven uit de branche of de kengetallen van hetzelfde bedrijf door de jaren heen. Naast de in de bijlage genoemde berekenmethoden voor solvabiliteit, zijn ook berekenmethoden beschikbaar voor de solvabiliteitsratio of debt ratio. Deze ratio’s, opgenomen in ‘Bijlage 1: Berekenmethoden solvabiliteit(sratio)’, worden ook gebruikt om een indruk te krijgen van de solvabiliteit van een onderneming. Banken eisen bij de kredietverstrekking vaak een bepaald solvabiliteitspercentage dat afhankelijk is van het soort bedrijf. Hierbij wordt, volgens Wikipedia46, vaak gebruik gemaakt van gecorrigeerde balanscijfers. In bovengenoemde bijlage worden percentages genoemd waaraan een bedrijf dient te voldoen teneinde solvabel te zijn.
42
Zie 16. Zie 16. 44 http://wetten.overheid.nl/BWBR0001860/TitelI/Eersteafdeling/Artikel1/geldigheidsdatum_05-12-2011 45 http://www.ru.nl/mercator/trainingen_workshops/begrippen/vm/begrippenlijst_s/ 46 http://nl.wikipedia.org/wiki/Solvabiliteit 43
16
In de volgende paragraaf wordt uitgebreider ingegaan op de wijze waarop banken de kredietwaardigheid van bedrijven en overheden beoordelen. Ratings In binnen- en buitenland zijn verscheidene kantoren actief op het gebied van toetsing van de financiële gezondheid (kredietwaardigheid) van bedrijven en overheden. Bekende buitenlandse kantoren zijn: Fitch, Moody’s Investors Service en Standard & Poor’s. In Nederland zijn Dun & Bradstreet en Graydon bekende (wereldwijd opererende) kantoren. Ook dichter bij huis zijn ratingkantoren te vinden. In de Accountant47 is een uitgebreid artikel gewijd aan de OK-score van het OK-rating Institute, die zijn werkzaamheden uitvoert in de Benelux. Ieder kantoor werkt met een eigen ratingmodel voor de bepaling van het kredietrisico. Deze ratingmodellen zijn niet openbaar. De ratings worden vastgesteld naar uitgebreid onderzoek. Bij dit onderzoek wordt gekeken niet alleen naar de financiële positie van het bedrijf gekeken, maar ook naar zaken zoals door derden verstrekte garanties, concernverhoudingen en invloed van eigenaren48. De gebruikte modellen verschillen per ratingbureau, hetgeen de transparantie niet ten goede komt. Een voorbeeld van de gebruikte scores en de daarbij behorende betekenis vindt u in ‘Bijlage 2: Overzicht ratingscores’. In het eerder genoemde artikel over de OK-score49 wordt een tipje van de sluier opgelicht over hoe de OK-score wordt berekend. In dit artikel wordt beschreven dat de OK-score is bepaald door het gemiddelde van twee beoordelingen. In deze beoordelingen wordt een oordeel gegeven over de “financiële gegoedheid van een onderneming (de ‘OK-solvabiliteit’), en de mate waarin een bedrijf rendement op zijn investeringen – waaronder ook overnames – maakt (de ‘OK-ratio’)”50. Voor het berekenen van de OK-score zijn de gegevens van een bedrijf over vijf boekjaren nodig. De beschikbare cijfers worden “gecorrigeerd voor stelselwijzigingen, veranderingen van afschrijvingstermijnen en consolidaties c.q. deconsolidaties” 51. Naast de bovengenoemde externe kredietbeoordelaars, voeren ook banken kredietbeoordeling voor haar klanten uit. Teneinde hierin meer inzicht te krijgen, heeft de Europese Commissie een onderzoek laten uitvoeren naar de interne MKBrating van banken. Dit heeft, in 2007, geresulteerd in een handleiding van de Europese Commissie ten behoeve van het Midden- en Kleinbedrijf over hoe om te gaan met de nieuwe credit rating52. In deze handleiding wordt ingegaan op de wijze waarop banken tot een rating van de kredietnemer komen. Belangrijk hierbij is dat naast de kwantitatieve factoren ook kwalitatieve factoren bij de bepaling van de rating worden meegenomen. 47
Bakker, B., Hoe OK is de OK-score, De Accountant, september 2011, p.18-22 http://nl.wikipedia.org/wiki/Obligatierating 49 Zie 47. 50 Zie 47. 51 Zie 47. 52 Europese Commissie, Rapport hoe omgaan met nieuwe credit ratings, 2007. 48
17
Een schematische weergave van deze factoren treft u aan in ‘figuur 2’ van ‘Bijlage 3: Schematische weergaven rating Midden- en Kleinbedrijf’. In de genoemde handleiding geeft bovendien inzicht in welke bronnen geraadpleegd worden bij de totstandkoming van de rating. Het blijkt (zie ‘figuur 14’ in ‘Bijlage 3: Schematische weergaven rating Midden- en Kleinbedrijf’) dat banken in het kader van de kwantitatieve inputfactoren niet uitsluitend naar het jaarverslag (terug)kijken, maar ook kijken naar het ondernemingsplan (vooruit). Bovendien blijkt dat de bepaling van de solvabiliteit (gepresenteerd onder het blok ‘activa/schulden/hefboomwerking’ onderdeel ‘hefboomwerking’) slechts een beperkt onderdeel vormt van de totale inputfactoren. Naast deze factor zijn dus ook de liquiditeit, rentabiliteit, groei/omvang en efficiency/omloopsnelheid van kapitaal belangrijk. Mede als gevolg van de kredietcrisis en de invloed van de ratingbureaus op de financiële markten zijn de ratingbureaus de laatste jaren erg in opspraak geraakt. Discussiepunt hierin is vooral dat deze bureaus private ondernemingen zijn die gefinancierd worden door de ondernemingen die zij beoordelen en/of door de gebruikers van deze informatie. Hiermee zou de onafhankelijkheid van deze partijen in het geding kunnen zijn. 3.3 Samenvatting en conclusies In de EU-wetgeving wordt gesproken over het begrip solvabiliteit. Voor het verkrijgen van de AEO-status moet de aanvrager zijn solvabiliteit over de afgelopen drie jaar aantonen. In dit kader wordt onder solvabiliteit verstaan “een gezonde financiële situatie die de aanvrager in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen, de kenmerken van zijn zakelijke activiteiten in aanmerking genomen” 53. Wanneer kan worden gesproken van een gezonde financiële situatie blijft echter in de wetgeving onbesproken. Wel worden in de AEO-guidelines handvatten aangereikt voor het toetsen van de solvabiliteit van een bedrijf. Deze handvatten bevatten zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens (o.a. betalingsgedrag en tijdige publicatie van jaarstukken). Via internet zijn meerdere bronnen geraadpleegd waarin een indicatie wordt gegeven wanneer kan worden gesproken van een financieel gezond bedrijf. Hierbij wordt o.a. gebruik gemaakt van de zogenoemde solvabiliteitsratio. Over de percentages waaraan de solvabiliteitsratio moeten voldoen verschillen echter de meningen. Wanneer deze meningen worden gecombineerd tot een gezamenlijk percentage gelden de volgende richtlijnen:
Het gewenste percentage ligt tegen de 200% aan. 53
Zie 4.
18
Het percentage dient minimaal 50% te bedragen met een voorkeur richting de 100%.
Dit benodigde percentage bedraagt gemiddeld tussen de 33% en 40%. Ook zijn in de wereld ratingbureaus actief, die elk een eigen ratingmodel hanteren. Opvallend is dat bij de toepassing van de OK-score wordt gemeld dat voor een goede berekening de gegevens over vijf boekjaren nodig zijn, terwijl in de AEOguidelines wordt uitgegaan van drie jaren. Uit de handleiding van de Europese Commissie54 wordt duidelijk dat bij het beoordelen van de financiële situatie van een bedrijf of overheid met meerdere factoren rekening moet worden gehouden. De handleiding van de Europese Commissie geeft aan welke kwantitatieve en kwalitatieve aspecten door banken worden meegenomen bij de bepaling van de kredietwaardigheid van bedrijven en overheden. Totaalconclusie: het begrip solvabiliteit is dus voor meerdere uitleg vatbaar. Als sprake is van bovenstaande percentages wordt aan de kwantitatieve aspecten van een gezonde financiële situatie voldaan. In het oordeel over de gezonde financiële situatie van een bedrijf moeten ook de kwalitatieve aspecten worden meegewogen.
54
Zie 52.
19
4. Solvabiliteit in de Nederlandse praktijk 4.1 Inleiding In hoofdstuk 3 is een nadere toelichting op het begrip solvabiliteit vanuit de wet- en regelgeving gepresenteerd. Daarbij is geconcludeerd dat bij de bepaling van de solvabiliteit(ratio) rekening moet worden gehouden met de zakelijke activiteiten (het soort bedrijf) van de aanvrager. De AEO-guidelines (zie paragraaf 3.2.2) hebben handvatten aangereikt voor het toetsen van de solvabiliteit. Hoe vindt deze toetsing vervolgens plaats in de praktijk? Tegen welke mogelijkheden en/of onmogelijkheden loopt de aanvrager van AEO en/of de medewerker van de douane die belast is met het onderzoek (bij afgifte of bij toezicht) in het kader van AEO aan? Op deze vragen zal in dit hoofdstuk een antwoord worden geformuleerd. 4.2 Vaststellen gezonde financiële situatie 4.2.1 Beschikbare informatie binnen de Belastingdienst Zoals vermeld bij de behandeling van de regelgeving uit de AEO-guidelines (zie paragraaf 3.2.2) is het voor de hoeveelheid opgevraagde informatie belangrijk te weten of de aanvrager reeds bij de douane bekend is. In Nederland is de aanvraagprocedure als volgt ingericht. Na ontvangst van de aanvraag door het Landelijk Centrum (LCAEO) voert zij een zogenoemde pré-toets uit. Dit houdt in dat binnen de Belastingdienst informatie wordt opgevraagd uit de diverse geautomatiseerde systemen. Dit betreft zowel informatie beschikbaar bij de douane als bij de zogenoemde ‘blauwe’ dienst55. In het kader van de beoordeling van de solvabiliteit betreft dit o.a. de gegevens over het betalingsgedrag van de klant en eventueel over lopende bezwaar- en beroepsprocedures. Onderdeel van deze pré-toets is te bepalen of een bedrijf in staat van faillissement verkeert. Mocht sprake zijn van een faillissement dat wordt de aanvraag conform artikel 14septies TCDW direct afgewezen. 4.2.2 Gebruik maken van werk verricht door anderen Inleiding Binnen de Belastingdienst wordt voor zover mogelijk gebruik gemaakt van werk dat reeds door anderen is verricht.
55
De ‘blauwe’ dienst handhaaft o.a. de regelgeving rondom de aangiften Vennootschapsbelasting, Omzetbelasting en Inkomstenbelasting.
20
Een schematische weergave van de onderzoeksinformatie die door anderen is verkregen, is het zogenoemde schillenmodel56.
het schillenmodel Ook tijdens de onderzoeken in het kader van AEO wordt gebruik gemaakt van het schillenmodel. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in werk dat door het bedrijf zelf is verricht, de zogenoemde zelfbeoordeling en werk verricht door of beschikbaar bij derden. In de hiernavolgende paragrafen zal, toegespitst op het criterium solvabiliteit, hieraan achtereenvolgens aandacht worden besteed. Zelfbeoordeling door bedrijf In Nederland wordt bij de aanvraag AEO gebruik gemaakt van de samenvatting AEO-self-assessment (SSA). Deze samenvatting is gebaseerd op de AEO-guidelines en heeft tot doel de douane snel inzicht te geven van de aanwezige risico’s. In deze SSA geeft het bedrijf, dat de aanvraag doet, zichzelf op de belangrijkste aandachtspunten van de AEO-guidelines een score. De scores variëren van nul tot vijf. Een score nul betekent geen beheersmaatregelen toegepast, terwijl bij een score vijf de interne beheersmaatregelen zijn geïntegreerd in de bedrijfsprocessen en voortdurend worden geëvalueerd. Bovendien bestaat de score ‘niet van toepassing’. Een voorbeeld van de SSA en een uitgebreide toelichting op de scores vindt u op de website van de Nederlandse douane57. Ook op het gebied van solvabiliteit moeten bedrijven zichzelf een score toekennen. Met deze score geeft het bedrijf een oordeel omtrent de bedrijfsprocessen en de daarin getroffen interne beheersmaatregelen op dit gebied. Deze score geeft dus geen oordeel over de solvabiliteit van het bedrijf op zich.
56
Belastingdienst, Leidraad Horizontaal Toezicht binnen de Individuele Klantbehandeling versie 1.0, 30 november 2010, p. 10.
57
http://download.belastingdienst.nl/douane/docs/samenvatting_aeo_self_assessment_do4421t5pl.pdf
21
Het komt dan ook regelmatig voor dat bedrijven waarvan door het LCAEO op basis van de gegevens van de Kamer van Koophandel heeft vastgesteld dat sprake is van een laag of negatief eigen vermogen, zichzelf in de SSA een score van 3 of hoger toekennen. Tijdens AEO-onderzoeken is door de auteur van deze verhandeling bovendien regelmatig geconstateerd dat bedrijven hun score bepalen op basis van de solvabiliteit van het concern waar de aanvrager deel van uitmaakt. Zoals eerder vermeld (zie paragraaf 2.4) moet echter per rechtspersoon worden getoetst of wordt voldaan aan de criteria. Gezien de bovenstaande constateringen is het belangrijk te allen tijde de onderbouwing van de score in de SSA met de aanvrager te bespreken. Informatie van en door derden Naast de informatie van de Belastingdienst en het bedrijf zelf, verzamelt het LCAEO ook externe informatie. Het betreft hier o.a. informatie van andere handhavers en informatie die verkrijgbaar is op het internet. Hierbij valt de denken aan informatie bij de Kamer van Koophandel, ratingbureaus en de website van het bedrijf zelf. Kamer van Koophandel Op het gebied van solvabiliteit zijn, bij de Kamer van Koophandel, de financiële gegevens van het bedrijf beschikbaar. Dit betreft naast de balanscijfers tevens de beschikbare kengetallen op het gebied van liquiditeit en solvabiliteit. Bij het verzamelen van informatie via de Kamer van Koophandel stuit het LCAEO o.a. op de volgende problemen: 1. de aanvrager is niet wettelijk verplicht tot openbaarmaking van zijn financiële stukken58; 2. de aanvrager maakt gebruik van de vrijstelling tot publicatie van de jaarstukken, de zogenoemde 403-verklaring (hierover later meer): 3. de aanvrager maakt gebruik van de mogelijkheid van uitstel tot publicatie. Publicatie dient wettelijk plaats te vinden binnen 7 maanden na afloop van het kalenderjaar. Het is mogelijk onder bijzondere omstandigheden deze termijn te verlengen met een halfjaar59. 4. de aanvrager heeft verzuimd zijn jaarstukken te publiceren.
58
http://www.kvk.nl/over-de-kvk/uw-inschrijving-bij-de-kamer-van-koophandel/deponerenjaarrekening/welke-organisaties-moeten-een-jaarrekening-deponeren/ Het betreft hier o.a. verenigingen en stichtingen die geen onderneming drijven of een omzet hebben van lager dan € 4,4 miljoen. In 2010 is op dit gebied een concept wetsvoorstel ingediend tot aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, waarmee alle stichtingen verplicht worden tot het publiceren van hun financiële cijfers. Uitbreiding BW2 met art. 299b. Dit wetsvoorstel is momenteel nog niet van kracht. 59 http://www.kvk.nl/over-de-kvk/uw-inschrijving-bij-de-kamer-van-koophandel/deponerenjaarrekening/wanneer-moet-u-de-jaarrekening-deponeren/
22
Over dit laatste punt zijn in de afgelopen jaren verschillende publicaties verschenen. Op 25 maart 2010 publiceerde Accountant.nl60 een artikel waarin gerefereerd wordt aan een onderzoek van Graydon in samenwerking met het Financieel Dagblad. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat “gemiddeld 15% van de ondernemingen nog steeds geen jaarstukken over de boekjaren 2005, 2006 en 2007 heeft gedeponeerd”. Over het boekjaar 2008 gold op dat moment dat “35,6% van de ondernemingen verzuimd heeft tijdig de jaarstukken te deponeren”. Ook over 2010 voerde Graydon een onderzoek uit. Op 3 november 2011 publiceerde Accountancynieuws.nl61 een interview met de algemeen directeur van Graydon Nederland waarin hij aangeeft dat maar liefst 58% van de deponeringsplichtige bedrijven op dat moment hun jaarcijfers 2010 nog niet openbaar hadden gemaakt. Ratingkantoren en banken In het vorige hoofdstuk is uitgebreid gesproken over de totstandkoming van ratings. Deze ratings zijn, al dan niet tegen betaling, openbaar en daardoor geschikt voor het bepaling van de solvabiliteit (gezonde financiële situatie) van de aanvrager. Nadeel is echter wel dat niet van elke kredietbeoordelaar bekend is op welke wijze de rating tot stand is gekomen. Hierdoor is niet (altijd) duidelijk hoe recent de gegevens zijn waarmee is gewerkt. Accountants Een deel van de bedrijven die de AEO-status aanvragen zijn, conform art. 2:393 van het Burgerlijk Wetboek (BW), onderworpen aan een wettelijke controle door accountants. Daarnaast kiezen bedrijven vrijwillig voor accountantscontrole. In het kader van deze controles dient de accountant zich een oordeel te vormen over de continuïteitsveronderstelling zoals gemaakt door het bestuur van de onderneming. De wijze waarop dit dient plaats te vinden is vastgelegd in Standaard 570 zoals opgenomen in het Handboek Regelgeving Accountancy. Daarnaast bepaald IAS 162 dat de periode waarover een continuïteitsveronderstelling wordt gemaakt tenminste 12 maanden moet duren na einde van de verslagperiode. Afhankelijk van de financiële situatie, de eventuele toelichting van het bestuur in de jaarrekening en de toegepaste waarderingsgrondslag wordt het soort verklaring bepaald. In Audit Alert nr. 2063 is een schematische voorstelling van de gevolgen van het continuïteitsvraagstuk voor de accountantsverklaring (inmiddels controleverklaring geheten) opgenomen. Dit overzicht treft u aan in ‘Bijlage 4: Overzicht continuïteitsvraagstuk in de accountantsverklaring’.
60
http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/Half+miljoen+jaarstukken+nog+niet+gedeponeerd.aspx 61 http://www.accountancynieuws.nl/actueel/branche/graydon-gebrekkige-uitvoeringdeponeringsplicht.105924.lynkx?PostedField%5Bkeyword%5D=deponering&Confirmed=Zoeken 62 IAS worden uitgevaardigd door de International Accounting Standard Board. IAS 1 heeft betrekking op de presentatie van de jaarrekening. 63 NIVRA/NOvAA, Audit Alert 20, de verklaring van de accountant in een verslechterd economisch klimaat, 2008.
23
Rekening houdend met het bovenstaande is het mogelijk, bij organisaties waarbij sprake is van controle en/of beoordeling door de accountant, te steunen op diens werkzaamheden. Gezien de richtlijnen is de accountant verplicht in zijn onderzoek rekening te houden met de continuïteitsaspecten van een bedrijf en zijn bevindingen hierover mee te wegen bij de bepaling van de strekking van zijn verklaring. De strekking van de verklaring geeft daardoor informatie over de continuïteit en daarmee de solvabiliteit van een bedrijf. In de praktijk blijken bedrijven regelmatig onderdeel te zijn van een concern. Een gevolg hiervan kan zijn dat de jaarrekeningen van de werkmaatschappijen niet elk afzonderlijk door de accountant van een oordeel worden voorzien. De oordeelsvorming vindt dan plaats op een hoger niveau (moedermaatschappij) van het concern. Een uitspraak over de continuïteit bij de moeder zegt dan onvoldoende of zelfs niets over de continuïteit bij de individuele dochtermaatschappij. Teneinde zekerheid te verkrijgen over de solvabiliteit van de aanvrager moeten diens jaarstukken alsnog afzonderlijk worden beoordeeld. Conclusie gebruik werkzaamheden van derden Uit de voorgaande paragrafen wordt geconcludeerd dat het voor sommige aanvragen mogelijk is te steunen op werkzaamheden van derden. Verder kan, gezien de opmerkingen die zijn gemaakt bij de behandeling van de gegevens van derden, geconcludeerd worden dat van veel aanvragers de informatie niet of onvoldoende beschikbaar is. 4.2.3 Beoordeling van criterium solvabiliteit door de douane Inleiding Aangezien het gebruik van gegevens van derden niet altijd (voldoende) mogelijk is, moet de onderzoeker die belast is met het onderzoek, zich op basis van de beschikbare gegevens (o.a. jaarstukken) zelf een oordeel vormen over de solvabiliteit van de aanvrager. De beoordeling van de jaarstukken is voor de gemiddelde onderzoeker echter geen dagelijkse bezigheid. Daarom worden in de hiernavolgende paragraaf aandachtspunten c.q. handvatten gegeven voor het beoordelen van de solvabiliteit op basis van jaarstukken. Aandachtspunten/handvatten bij beoordeling jaarstukken Bij de beoordeling van de solvabiliteit van een aanvrager is het van groot belang dat de onderzoeker de jaarrekening van de aanvrager heeft. Uitsluitend op basis van zijn vennootschappelijke64 jaarrekening heeft de onderzoeker inzicht in de vermogenspositie van de aanvrager. De (geconsolideerde) jaarrekening van het (groot)moederbedrijf geeft dit inzicht niet.
64
Ook wel enkelvoudige jaarrekening genoemd.
24
Bij de beoordeling van de jaarrekening is het zinvol de volgende kwantitatieve aspecten te beoordelen: • de hoogte van het beschikbare eigen vermogen. • toegepaste waarderingsgrondslagen. Het gepresenteerde vermogen kan sterk worden beïnvloed door de gekozen waarderingsgrondslag. Wordt gewaardeerd via IFRS65 (fair value) dan geeft de waardering van de activa een beeld dat aansluit bij de waarde op de markt. Vindt echter waardering tegen kostprijs verminderd met afschrijving plaats, dan is het mogelijk dat de activa in werkelijkheid meer waard zijn. In dit geval wordt gesproken van stille reserves. De gepresenteerde eigen vermogenspositie is in dit geval te laag. • is de balans opgesteld voor of na winstbestemming. Indien sprake is van een balans voor winstbestemming moet worden nagegaan in hoeverre het bedrijf voornemens is de winst uit te keren aan de aandeelhouders. Een voorstel tot winstbestemming is veelal opgenomen in het jaarverslag. • hoogte van de langlopende schulden in samenhang met eigen vermogen. • verhouding kortlopende schulden ten opzichte van vorderingen, debiteuren en voorraden. In dit geval wordt ook weleens gesproken over de liquiditeit van de onderneming. Het is belangrijk te bepalen in hoeverre de kortlopende schulden betaald kunnen worden uit het verkopen van voorraden en innen van vorderingen. • aan- en afwezigheid van materiële vaste activa, zoals gebouwen, terreinen, etc. Bovendien is de staat waarin deze materiële vaste activa verkeren van belang. Indien bijvoorbeeld het onderhoud van de gebouwen en terreinen te wensen overlaat, kan dit gevolgen hebben voor de veiligheidscriteria van AEO. • niet uit de balans blijkende verplichtingen. Dit zijn verplichtingen die niet zijn opgenomen in de balanscijfers, maar die van invloed zijn op het vermogen van het bedrijf op korte en lange termijn. Hierbij valt te denken aan huur- en operational leasecontracten. Ook worden hier vaak hypotheken, verpandingen, garanties en borgstellingen (w.o. borgen i.v.m. zekerheidverstrekking van douanevergunningen) vermeld, die van invloed zijn op de beschikbare kredietcapaciteit en een indicatie zijn voor de financiële gezondheid van de onderneming. Ook wordt hierin meestal aangegeven of het bedrijf hoofdelijk aansprakelijk is voor het krediet van andere bedrijven uit het concern66. • off-balance financieringen zoals factoring. • concernverhoudingen. Vorderingen op en schulden aan verbonden partijen (moeder-, dochter-, en/of zustermaatschappijen) kunnen een indicatie zijn voor de mate waarin het bedrijf afhankelijk is van het concern. Zie tevens het voorgaande punt.
65
IFRS zijn International Financial Reporting Standards uitgevaardigd door de International Accounting Standard Board. 66 Mocht sprake zijn van hoofdelijke aansprakelijkheid voor schulden van derden, dan dient een oordeel te worden gevormd omtrent de kredietwaardigheid van deze derde.
25
Naast de bovengenoemde kwantitatieve aspecten is ook een aantal kwalitatieve aspecten van belang: • afhankelijkheid van een beperkt aantal opdrachtgevers. Indien bedrijven afhankelijk zijn van één of een beperkt aantal opdrachtgevers zijn zij eerder bereid zich aan de eisen van deze opdrachtgever(s) te conformeren. • in het jaarverslag van de onderneming is (veelal) een verklaring van het bestuur opgenomen over de gang van zaken van het bedrijf in het afgelopen jaar, waarbij tevens een blik richting de toekomst wordt geworpen. Dit directieverslag kan extra informatie opleveren met betrekking tot de financiële situatie. In geval van een concern wordt dit verslag vaak op het niveau van de moedermaatschappij samengesteld. Hiermee dient bij de beoordeling rekening te worden gehouden. Na de bovenstaande beoordelingen kan een inschatting worden gemaakt van het benodigde vermogen. De benodigde solvabiliteit is sterk afhankelijk van de branche van de onderneming en de grootte van het bedrijf. Indien het eigen vermogen laag of zelfs negatief is, heeft het bedrijf onvoldoende reserves voor het doen van investeringen. Ook onvoldoende liquiditeit kan gevolgen hebben voor eventuele investeringsbeslissingen. Investeringen kunnen nodig zijn teneinde te kunnen (blijven) voldoen aan de AEO-criteria. Daarnaast zijn deze bedrijven wellicht kwetsbaarder voor omkoping. Bij de beoordeling of voldoende vermogen aanwezig is, moeten de mogelijk risico’s voor het naleven van de douanevoorschriften (inclusief de veiligheid) worden meegewogen. Indien de onderzoeker concludeert dat sprake is van een onvoldoende gezonde financiële situatie dan moet worden onderzocht of het mogelijk is gebruik te maken van een garantieverklaring. Mocht het gebruik van een garantieverklaring niet mogelijk zijn, dan dient de aanvraag te worden afgewezen. 4.2.4 Gebruik van garantieverklaringen Inleiding In paragraaf 3.2.2 ‘AEO-guidelines’ werd gesproken over de mogelijkheid tot het opvragen van bewijsmateriaal bij het moederbedrijf en/of de financieringsmaatschappij, waaruit blijkt dat de aanvrager voldoende solvabel is. In Nederland wordt dit veelal vormgegeven door middel van een zogenoemde 403verklaring en/of een garantieverklaring (letter of comfort). Op beide verklaringen wordt hieronder verder ingegaan. Gebruik van een 403-verklaring De 403-verklaring ontleend zijn naam aan de wetgeving waaruit zij voortvloeit. Een tot een groep behorende rechtspersoon kan worden vrijgesteld van de verplichting om de jaarrekening te publiceren indien aan de voorwaarden van artikel 2:403 BW is voldaan. Eén van de voorwaarden is dat het moederbedrijf zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor schulden van haar dochter door het afgegeven van een schriftelijke verklaring, de zogenoemde 403-verklaring.
26
Uit de beschikbare rechtspraak volgt dat de aansprakelijkheid uit hoofde van de 403verklaring geldt voor zowel schulden die ten tijde van het afleggen of deponeren van de verklaring al bestaan, als voor op dat moment nog toekomstige schulden. Voor de vraag voor welke schulden de verklaring werkt, zal niet de wettekst maar de tekst van de gedeponeerde verklaring doorslaggevend zijn. Voor de Belastingdienst is het belangrijk te weten hoe de tekst luidt. Veelal geeft de tekst aan dat het moederbedrijf zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de schulden van de dochter die voortvloeiend uit rechtshandelingen. Het is voor de Belastingdienst echter belangrijk dat de moeder ook de aansprakelijkheid aanvaard voor de schulden die voortvloeien uit de wet en uit feitelijke handelingen. Anders is het moederbedrijf niet aansprakelijk voor de fiscale schulden van de dochter. De dochtermaatschappij moet instemmen met het gebruik van de 403-verklaring door middel van een zogenoemde instemmingverklaring. Deze verklaring moet jaarlijks worden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Een voorbeeld van een 403-verklaring treft u aan in ‘Bijlage 5: Voorbeeldtekst 403verklaring’. Intrekken van de 403 verklaring (404-verklaring) Een 403-verklaring kan na afgifte door het moederbedrijf worden ingetrokken door, conform artikel 2:404 BW een daartoe verstrekkende verklaring bij de Kamer van Koophandel te deponeren. De dochtermaatschappij moet dan weer zelfstandig een jaarrekening deponeren. Verplichtingen ontstaan na intrekking van de verklaring komen voor rekening van de dochtermaatschappij. In het kader van de afgifte en monitoring van de AEO-status is het dus van belang te bepalen of de afgegeven 403-verklaring nog van kracht is. Gebruik Comfortletter In de praktijk constateert de onderzoeker regelmatig dat de aanvrager een laag of zelfs negatief eigen vermogen bezit. Het betreft hier niet de categorie bedrijven (onderzoek- en ontwikkeling) zoals genoemd in de AEO-guidelines (zie paragraaf 3.2.2 ‘AEO-guidelines’). In dit geval wordt gekeken in hoeverre de eventueel van kracht zijnde 403-verklaring voldoende aansprakelijkheidskracht bezit, waardoor deze als garantstelling door de moedermaatschappij kan worden gezien. Mocht geen sprake zijn van een 403-verklaring of indien de strekking naar mening van de douane onvoldoende is, wordt de (groot)moedermaatschappij gevraagd zich garant te stellen door middel van een garantieverklaring. Een voorbeeld van deze garantieverklaring (comfort letter) treft u aan in ‘Bijlage 6: Tekst garantieverklaring’. 4.3 Samenvatting en belangrijkste conclusies Op basis van het voorafgaande wordt geconcludeerd dat bij de beoordeling van de solvabiliteit (gezonde financiële situatie) van bedrijven geen sprake kan zijn van harde kwantitatieve normen. De benodigde solvabiliteit van een onderneming is sterk afhankelijk van het soort bedrijf en de grootte ervan.
27
Bij de beoordeling of sprake is van een financieel gezonde situatie kan (in sommige gevallen) gebruik worden gemaakt van de informatie beschikbaar bij derden. Indien dit niet mogelijk is, resteert beoordeling door de douane zelf. Bij de beoordeling van de solvabiliteit moet de onderzoeker rekening houden met vermogensbeïnvloedende factoren zoals de toegepaste waarderingsgrondslagen, off-balance financiering en/of niet uit de balans blijkende verplichtingen. Hiermee moet bij het berekenen van ratio’s rekening worden gehouden. Bij de beoordeling of voldoende vermogen aanwezig is, moeten de mogelijke risico’s voor het naleven van de douanevoorschriften (inclusief de veiligheid) worden meegewogen. Dit betreft zowel de mogelijkheid tot het doen van investeringen als de mogelijkheid tot omkoping/infiltratie. Naast kwantitatieve factoren zijn ook kwalitatieve factoren van belang. Het uitsluitend berekenen van ratio’s is te beperkt.
28
5. Ontwikkelingen 5.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken is achtereenvolgens het begrip solvabiliteit vanuit de wet- en regelgeving en de praktijk bij de aanvraag van en/of toezicht op de AEO behandeld. In het hoofdstuk wet- en regelgeving is gerapporteerd over de wet- en regelgeving zoals op dit moment van kracht. Inmiddels wordt gewerkt aan de aanpassing van de wet- en regelgeving op het gebied van douane en vennootschapsrecht. Dit heeft uiteraard gevolgen voor hetgeen is gerapporteerd in de voorgaande hoofdstukken. In dit hoofdstuk zullen een aantal van deze ontwikkelingen de revue passeren, waarbij een toespitsing op het criterium solvabiliteit zal plaatsvinden. 5.2 Wereldwijd Zoals reeds vermeldt in paragraaf 2.5.3 is de EU in onderhandeling met o.a. de USA, China en India over de wederzijdse erkenning van AEO in deze landen. De verwachting is dat in de toekomst nog meer landen zullen volgen. 5.3 EU Met de inwerkingtreding van Verordening (EG) Nr. 450/200867 (gemoderniseerd douanewetboek) is een aantal wijzigingen doorgevoerd op het gebied van AEO68. Zo wordt een vijfde criterium toegevoegd aan de toekenning van de AEO-status. Dit criterium vastgelegd in artikel 14, letter d van het gemoderniseerd douanewetboek luidt als volgt: “ingeval een geautoriseerde marktdeelnemer krachtens artikel 13, lid 2, gebruik wenst te maken van de vereenvoudigingen waarin overeenkomstig de douanewetgeving wordt voorzien, de praktische vakbekwaamheid of beroepskwalificaties die rechtstreeks samenhangen met de verrichte activiteit”. Daarnaast wordt het criterium “in voorkomend geval, het bewijs van financiële solvabiliteit;”69 vervangen door het criterium “aangetoonde solvabiliteit”70. Momenteel wordt gewerkt aan de Uitvoeringsbepalingen ten behoeve van het gemoderniseerd douanewetboek. Van deze uitvoeringsbepalingen is momenteel via de site van de Ierse71 en Engelse72 douane een draft (TAXUD/MCCIP/2010/100-2)73 beschikbaar. In deze draft wordt aan het artikel inzake aangetoonde solvabiliteit het volgende lid toegevoegd (artikel 14j CCIP): 67
Verordening (EG) Nr. 450/2008 van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek). 68 De toepasbaarheid van deze Verordening is voor een deel van de bepalingen afhankelijk van de in werking treding van de bijbehorende uitvoeringsbepalingen (zie artikel 188 lid 2 van deze Verordening). 69 Zie 3, artikel 5 bis, lid 2, derde gedachtestreepje. 70 Zie 67, artikel 14 letter c. 71 www.revenue.ie/ 72 http://customs.hmrc.gov.uk/ 73 Europese Commissie, TAXUD/MCCIP/2010/100-2, Consolidated preliminary draft of the MCCIP, 2011.
29
“To enable the competent authority to establish that the applicant has proven solvency as referred to in Article 14(c) of the Code, the following requirements shall be in particular fulfilled: (a) the applicant is not subject to bankruptcy proceedings at the time of submission of the application; (b) during the last three years preceding the submission of the application the applicant has fulfilled his financial obligations regarding payments of customs duties and all other duties, taxes or charges which are collected on or in connection with the importation or exportation of goods; (c) the applicant can demonstrate sufficient financial resources to meet his obligations; (d) the applicant has no negative assets, except when it can be proved that they can be covered; “ In dit lid worden dus extra eisen geformuleerd. Het betreft hier het geheel van eisen die in de huidige AEO-guidelines74 waren opgenomen. Onder (a) heeft echter de toevoeging plaatsgevonden dat op het moment van aanvaarding moet worden vastgesteld dat de aanvrager geen onderwerp is van een procedure in verband met faillissement. Naar mijn mening is hetgeen gesteld onder letter (d) een verzwaring van de eisen. In de huidige AEO-guidelines wordt immers wel aandacht gevraagd voor bedrijven met een negatief netto-activa, maar meer vanuit het feit dat dit geen indicator hoeft te zijn dat het bedrijf zijn wettelijke schulden niet kan betalen. Nu wordt duidelijk aangegeven dat geen negatief netto-activa mag bestaan, tenzij kan worden aangetoond dat dit afgedekt kan worden. Naast de hiervoor genoemde wijzigingen wordt momenteel door de Commissie gewerkt aan nieuwe AEO-guidelines. Met de komst van de nieuwe AEO-guidelines zullen de vragenlijsten die onderdeel zijn van de huidige AEO-guidelines worden vervangen door een bijlage “Threats, risks and possible solutions”. Naar verwachting zullen de toelichtingen in de nieuwe AEO-guidelines uitgebreider zijn dan in de huidige75. De verwachting is dat de wijzigingen begin 2012 definitief worden. Het strekt tot aanbeveling, zodra de wijzigingen definitief zijn geworden, de invloed hiervan op de beoordeling van de solvabiliteit nader te onderzoeken. 5.4 Nationaal In hoofdstuk 4 is gerapporteerd inzake een ‘wetsvoorstel publicatieplicht voor stichtingen’76. Ten behoeve van dit wetsvoorstel heeft een consultatie plaatsgevonden. De reacties over het wetsvoorstel waren niet erg lovend77. Een oorzaak hiervan is dat het wetsvoorstel in strijd lijkt met het door het Europees Parlement aangenomen voorstel tot het vrijstellen van micro-ondernemingen van de jaarrekeningplicht op 10 maart 201078. 74
Zie 16. Zie 16. 76 Zie 58. 75
77
http://www.accountant.nl/Accountant/Opinie/Meningen/Publicatieplicht+voor+stichtingen+schiet+doel+ voor.aspx en http://www.internetconsultatie.nl/publicatieplicht_stichtingen 78 http://m.europa-nu.nl/9353000/1/j9vviaekvp0oeyh/vi4870cx8izk
30
In de vaststelling van de rijksbegroting voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie79 wordt gerapporteerd dat de verwachte datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel 1 juli 2012 is. De inwerkingtreding zal gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van jaarstukken voor bepaalde stichtingen die nu nog niet onderhevig zijn aan de publicatieplicht. Daarnaast zijn momenteel bij de Eerste Kamer het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht80 en het wetsvoorstel Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht81 aanhangig. Het voorlopig verslag is voorzien voor 20 december 2011. Met de invoeringswet “krijgen aandeelhouders meer vrijheid voor de inrichting en een evenwichtig systeem van crediteurenbescherming. Het minimumkapitaal van 18.000 euro wordt afgeschaft”82. In het wetsvoorstel worden artikel 2:216 lid 2 en lid 3 BW aangepast. In lid 2 wordt opgenomen dat: “Een besluit dat strekt tot uitkering heeft geen gevolgen zolang het bestuur geen goedkeuring heeft verleend. Het bestuur weigert slechts de goedkeuring indien het weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden”. In lid 3 worden bestuurder die “ten tijde van de uitkering wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien jegens de vennootschap hoofdelijk verbonden voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan”. Deze beoordeling door het bestuur wordt in de volksmond wel de ‘uitkeringstest’ genoemd. De laatste jaren zijn verscheidene publicaties verschenen over deze uitkeringstest83. Doordat bij de uitkeringstest wordt gekeken in hoeverre de vennootschap nog kan voldoen aan haar verplichtingen, ziet deze test niet zozeer op de solvabiliteit als wel op liquiditeit van de vennootschap. 5.5 Conclusie ontwikkelingen op het gebied van solvabiliteit Zowel internationaal als nationaal zijn ontwikkelingen gaande op het gebied van AEO en solvabiliteit. De invoering van de nationale wetgeving zal naar verwachting gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van gegevens en bescherming van schuldeisers.
79
http://www.rijksbegroting.nl/2012/kamerstukken,2011/9/7/kst801020_3.html http://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/31058_wet_vereenvoudiging_en 81 http://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/32426_invoeringswet 82 Zie 80. 83 O.a. http://www.accountancynieuws.nl/actueel/branche/flexibilisering-van-het-bv-recht-deuitkeringstest.105636.lynkx en Capelle, C. van, Uitkeringstest ‘nieuwe’ manier van dividendbepaling, De Accountant, maart 2010, p. 48-49. 80
31
6. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 6.1 Samenvatting In het kader van deze verhandeling heb ik de volgende probleemstelling geformuleerd: Inzicht krijgen in het begrip/criterium solvabiliteit zoals geformuleerd in de AEOwetgeving teneinde een uitspraak te kunnen doen over het wel/niet voldoen aan de voorwaarde solvabiliteit voor afgifte en/of behoud van een AEO-certificaat. Het begrip solvabiliteit heeft heel veel verschillende definities met evenveel verschillende interpretaties. Binnen het bedrijfsleven zijn verschillende modellen ontwikkeld voor de beoordeling van de financiële situatie van bedrijven. Deze modellen zijn echter niet openbaar. Wel is bekend dat bij de totstandkoming van de informatie van derden vaak meer (kwalitatieve en kwantitatieve) criteria meegewogen worden dan uitsluitend de solvabiliteit. Ook de AEO-guidelines besteden aandacht aan kwalitatieve criteria, zoals bijv. tijdige publicatie van jaarstukken en betalingsgedrag. Bij de beoordeling of sprake is van een financieel gezonde situatie kan (soms) gebruik worden gemaakt van de informatie beschikbaar bij derden. Het gebruik van deze externe informatie wordt ook in de AEO-guidelines als mogelijkheid tot toetsing van de solvabiliteit genoemd. Indien geen externe informatie beschikbaar is, resteert beoordeling van de jaarstukken door de douane zelf. Voor deze beoordeling zijn handvatten aangereikt, die de onderzoeker kunnen helpen bij zijn/haar werkzaamheden. In het kader van AEO moeten, bij de beoordeling of voldoende vermogen aanwezig is, de mogelijke risico’s voor het naleven van de douanevoorschriften (inclusief de veiligheid) worden meegewogen. Dit betreft zowel de mogelijkheid tot het doen van investeringen als de mogelijkheid tot omkoping/infiltratie. 6.2 Conclusies Op basis van deze verhandeling wordt geconcludeerd dat bij de beoordeling van de solvabiliteit (gezonde financiële situatie) van bedrijven geen sprake is (kan zijn) van harde kwantitatieve normen. De benodigde solvabiliteit van een onderneming is namelijk sterk afhankelijk van het soort bedrijf en de grootte ervan. Om te komen tot een verantwoord oordeel heb je naast cijfermatige onderbouwing ook kwalitatieve informatie nodig. Alleen ratio’s uitrekenen is veel te beperkt. Het zal hierdoor altijd maatwerk zijn voor elke aanvrager. Hiervoor kan eventueel aansluiting worden gezocht bij informatie van derden.
32
6.3 Aanbevelingen Betrokkenheid deskundige bij vaststellen van gezonde financiële situatie Gezien de bovenstaande conclusie is het bepalen of sprake is van een gezonde financiële situatie maatwerk per aanvrager. Voor de bepaling of sprake is van een gezonde financiële situatie zijn handvatten aangereikt, die de onderzoeker kunnen helpen bij zijn/haar werkzaamheden. Het strekt tot aanbeveling binnen de douanekantoren over een aantal deskundigen te beschikken die de onderzoekers bijstaan bij de uitvoering van hun werkzaamheden op het gebied van solvabiliteit en de interpretatie van de ontvangen stukken kunnen toetsen op eenheid van beleid en uitvoering. Gebruik werkzaamheden van derden Gezien de conclusie in paragraaf 6.2 strekt het tot aanbeveling uit oogpunt van efficiency zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij informatie beschikbaar gesteld door derden. Het is daarbij van belang als douane inzicht te krijgen in welke elementen onderdeel zijn van deze externe beoordeling, zodat kan worden bepaald of deze uitsluit bij de vereisten van de AEO-guidelines. Tijdvak van toetsing In paragraaf 3.2.3 is melding gemaakt van het feit dat bij de OK-score gebruik wordt gemaakt van gegevens over vijf boekjaren in plaats van de drie jaren uit de AEOguidelines. Zoals bekend verkeert de wereld al enige tijd in een crisis. Dit heeft uiteraard ook zijn weerslag in de financiële cijfers van bedrijven. Het strekt tot aanbeveling te onderzoeken wat de gevolgen kunnen zijn van een uitbreiding van de beoordelingstermijn naar vijf boekjaren. Invloed ontwikkelingen wet- en regelgeving Zowel internationaal als nationaal zijn ontwikkelingen gaande die van invloed kunnen zijn op de verdere ontwikkeling van AEO in het algemeen en solvabiliteit in het bijzonder. Het strekt tot aanbeveling deze ontwikkelingen nauwlettend te volgen en de eventuele impact van deze ontwikkelingen op de beoordeling van solvabiliteit te onderzoeken.
33
Literatuurlijst Publicaties Bakker, B., Hoe OK is de OK-score, De Accountant, september 2011, p.18-22 Belastingdienst, Leidraad Horizontaal Toezicht binnen de Individuele Klantbehandeling versie 1.0, 30 november 2010 Capelle, C. van, Uitkeringstest ‘nieuwe’ manier van dividendbepaling, De Accountant, maart 2010, p. 48-49 Europese Commissie, Rapport hoe omgaan met nieuwe credit ratings, 2007. Europese Commissie, TAXUD/2006/1450, Gecertificeerde bedrijven (bedrijven met een AEO-certificaat). Gids, 2007. Europese Commissie, TAXUD/MCCIP/2010/100-2, Consolidated preliminary draft of the MCCIP, 2011. Litjens, R., Continuïteit en accountantsverklaring, De Accountant, maart 2010, p. 2427 NIVRA/NOvAA, Audit Alert 20, de verklaring van de accountant in een verslechterd economisch klimaat, 2008. World Customs Organisation, WCO SAFE Framework of Standards, Brussel, juni 2007. World Customs Organisation, WCO Compendium of Authorized Economic Operator (AEO) Programmes, July 2010. Verordeningen en verdragen Publicatieblad L 253 van 11 november 1993, blz. 1-766 Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek.
Publicatieblad Nr. L 360 van 19/12/2006 blz. 0064 - 0125 Verordening (EG) Nr. 1875/2006 van de Commissie van 18 december 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek.
Publicatieblad Nr. L 117 van 04/05/2005 blz. 0013 – 0019 Verordening (EG) Nr. 648/2005 van het Europees parlement en de Raad van 13 april 2005 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek.
34
Publicatieblad PB (EU) L 145 van 4 juni 2008 Verordening (EG) Nr. 450/2008 van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek). Verdrag betreffende de Europese Unie, publicatieblad van de Europese Unie, C191/01, 29 juli 1992. Publicatieblad L 302 van 19 oktober 1992 Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het Communautair douanewetboek. Websites http://customs.hmrc.gov.uk http://ec.europa.eu/ http://eur-lex.europa.eu/ http://members.fortunecity.com http://m.europa-nu.nl http://nl.wikipedia.org http://wetten.overheid.nl http://www.accountancynieuws.nl http://www.accountant.nl http://www.c-tpat.co.uk/ http://www.douane.nl http://www.eerstekamer.nl http://www.encyclo.nl http://www.kvk.nl http://www.mkbservicedesk.nl http://revenue.ie http://www.rijksbegroting.nl http://www.ru.nl
35
Bijlage 1: Berekenmethoden solvabiliteit(sratio) Voor solvabiliteit meestal twee berekeningsmethoden genoemd: Berekeningsmethode 1:
en Berekeningsmethode 2:
Wikipedia84 spreekt van een solvabel bedrijf bij een percentage voor formule 1 van 200% en voor formule 2 van 100%. Een andere site ‘Members.fortunecity.com’85 (hierna Members) noemt voor formule 1 een percentage tussen de 150% en 200% en voor formule 2 een percentage van minimaal 50%. Daarnaast worden o.a. de solvabiliteitsratio en debt ratio gebruikt voor de bepaling of een bedrijf solvabel is. Hiervoor gelden de volgende berekenmethoden:
Bij de bovenstaande methode wordt gekeken in hoeverre activa zijn gefinancierd met eigen vermogen. Ook wordt hierbij een norm genoemd: “Afhankelijk van de directe opbrengstwaarde van de activa ligt de minimumnorm van de waarde tussen de 0,25 en 0,50. Vanwege de eventuele waardevermindering van de activa bij liquidatie wordt er geen norm van 1 gehanteerd”86. De MKBServicedesk van MKB Nederland87 geeft echter aan dat een onderneming door de bank als financieel gezond wordt gezien bij een percentage van tussen de 25% en 40%. Ook Members88 doet een uitspraak over het benodigde percentage, te weten minimaal 33%. Bij berekeningsmethode 2 vindt weging plaats van de activa ten opzichte van het vreemd vermogen, waarbij de solvabiliteit van de onderneming toeneemt naarmate
84
http://nl.wikipedia.org/wiki/Solvabiliteit http://members.fortunecity.com/formules/ratio_formules_marketing.html 86 Zie 84. 87 http://www.mkbservicedesk.nl/2335/wat-zijn-financiele-ratio.htm 88 Zie 85. 85
36
de uitkomst van de ratio toeneemt. Deze methode stemt overeen met de eerste methode van berekening van de solvabiliteit.
Indien sprake is van een geconsolideerde jaarrekening, waarbij een andere aandeelhouder eveneens vermogen heeft gestort in de onderneming, wordt de solvabiliteitsratio als volgt berekend:
Deze ratio vertoont grote overeenkomsten met solvabiliteitsratio I. Het totale aandeelhoudersvermogen wordt immers getoetst aan het totale vermogen. Op Wikipedia89 is bovendien de volgende formule voor debt ratio (ook wel schuldratio genoemd) beschikbaar.
Deze ratio vertoont overeenkomsten met solvabiliteitsratio II. Hierbij wordt echter het vreemd vermogen gerelateerd aan het totaal vermogen in plaats van omgekeerd.
89
http://nl.wikipedia.org/wiki/Debt_ratio
37
Bijlage 2: Overzicht ratingscores90 Moody's Lange termijn
Korte termijn
S&P Lange termijn
Aaa
AAA
Aa1
AA+
Fitch
Korte termijn
Lange termijn
Korte termijn
AAA
Uitzonderlijke kwaliteit (prime)
AA+ A-1+
Aa2
Kwaliteit
A1+
AA
AA
Aa3
AA-
AA-
A1
A+
Uitstekende kwaliteit (high grade)
P-1
A+ A-1
A2
A
A3
AP-2
Baa1
A2 BBB+
BBB P-3
Goede kwaliteit (upper medium grade)
AA-2
BBB+
Baa2
A1 A
BBB A-3
Aanvaardbare kwaliteit (lower medium grade) A3
Baa3
BBB-
BBB-
Ba1
BB+
BB+
Ba2
BB
BB
Ba3
BB-
Labiel (non investmentgrade speculative)
BBB
B+
B+
B2
B
B
B3
B-
B-
Caa
Not Prime
Ca
CCC
C
CCC-
/ /
Zwak (highly speculative)
CCC+
Zeer zwak (substantial risks) C
CCC
C
Zeer zwak (extremely speculative) Intrestbetalingen zijn gestaakt (in default with little prospect for discovery)
/
90
B
B1
DDD D
/
DD
/
D
Zie 48.
38
Alle betalingen zijn gestaakt (in default)
Bijlage 3: Schematische weergaven rating Middenen Kleinbedrijf Het onderstaande figuur (2) ontleend aan de handleiding van de Europese Commissie91 geeft schematisch weer, welke elementen worden meegenomen bij de bepaling van de rating.
De onderstaande figuur (14), ontleend aan deze handleiding geeft een nadere toelichting op deze bronnen, voor zover betrekking op de kwantitatieve gegevens. Bovendien wordt in dit figuur inzicht gegeven in de toegepaste wegingcoëfficiënten. De gepresenteerde wegingcoëfficiënten zijn gebaseerd op het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de handleiding.
91
Zie 52.
39
Bijlage 4: Overzicht continuïteitsvraagstuk in de accountantsverklaring
40
Bijlage 5: Voorbeeldtekst 403-verklaring Op briefpapier van het moederbedrijf met vermelding van de afgiftedatum:
BV Moeder Ten deze vertegenwoordigd door haar bestuurder(s)
verklaart zich hiermee tot wederopzegging hoofdelijk aansprakelijk voor de uit met in gang van heden aangegane rechtshandelingen van BV (aanvraagster) dochter voortvloeiende schulden in de zin van artikel 2:403 lid 1, sub f BW.
Datum en Plaats
Handtekening/ naam bestuurder van Moeder BV
41
Bijlage 6: Tekst garantieverklaring Op briefpapier van de Moedermaatschappij met vermelding van de afgiftedatum: Garantieverklaring inzake AEO-status
Geachte heer/mevrouw, Hierbij verklaren wij dat wij de enig aandeelhouder zijn van XXXX BV, met het hoofdkantoor op (adres van het bedrijf). Wij zijn ons volledig bewust van de verplichtingen van de onderneming in het kader van art 5bis, lid 2 van de Verordening 2913/92 en 648/2005 van (het Europees Parlement en) de Raad en van art 14 undecies van de Verordening 2454/93 en 1875/2006 van de Europese Commissie. Het is ons beleid dat onze dochtermaatschappij te allen tijde aan die verplichtingen zal kunnen blijven voldoen en om er voor zorg te dragen dat er bij die dochtermaatschappij altijd voldoende financiële middelen beschikbaar zullen zijn om aan de verplichtingen te kunnen blijven voldoen. Op deze garantieverklaring is Nederlands recht van toepassing. De verklaring is geldig zolang het bedrijf de AEO-status heeft.
Hoogachtend,
Getekend door de directeur van de moedermaatschappij
42